* ligging plangebied
MAARSENBROEK
DE BILT
UTRECHT CENTRUM
DE MEERN
BUNNIK
IJSSELSTEIN
NIEUWEGEIN
HOUTEN
Bestemmingsplan Oog in Al
oktober 2005
DSO Stedenbouw en Monumenten – juridische zaken, gemeente Utrecht
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
pagina
7
1.1
Doel van het plan
7
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
7
1.3
Vigerende plannen
8
1.4
Planvorm
8
1.5
Opzet van de toelichting
9
2. 2.1
Beleidskader
11
Algemeen
11
2.2 Nationale en regionale plannen 2.2.1 Nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid 2.2.2 Streekplan provincie Utrecht 2.2.3 Intergemeentelijk structuurplan
11 11 13 14
2.3 Gemeentelijke plannen en beleid 2.3.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 2.3.2 Wijkperspectief Oog in Al 2.3.3 Hoofdlijnen verkeers- en vervoersbeleid Utrecht 2.3.4 Fietsnota 2.3.5 Wonen naar wens 2.3.6 Beleidskader integrale woningkwaliteit 2.3.7 Detailhandelsnota 'Boodschap aan winkels’ 2.3.8 Toerisme 2.3.9 Gemengde stad, sterke stad, eindrapport projectgroep functiemenging 2.3.10 Beleidsnotitie Prostitutie (1999) 2.3.11 Groenstructuurplan 2.3.12 Kadernota stadsnatuur 2.3.13 Water 2.3.14 Woonbotenbeleid 2.3.15. Welstandsbeleid 2.3.16 Overig beleid
14 14 15 15 16 16 17 17 17 18 18 19 21 21 22 23 24
3.
Ruimtelijk-functionele analyse 3.1
Inleiding
29 29
3.2 De wijk in de stad 3.2.1 De opbouw van Utrecht 3.2.2 Verkeersstructuur op stadsniveau 3.2.3 Herkenningspunten op stadsniveau 3.2.4 Morfologie
29 29 37 39 40
3.3 De structuur van de wijk Oog in Al 3.3.1 Stedenbouwkundige opzet 3.3.2 Openbaar groen en water
43 43 46
3.3.3 Wijkontsluiting 3.3.4 Herkenbare elementen 3.3.5 Parkeren
47 49 56
3.4 Buurten binnen de wijk 3.4.1 Algemeen 3.4.2 Halve Maan 3.4.3 Den Hommel 3.4.4 Oog in Al 3.4.5 Welgelegen
56 56 57 61 63 64
3.5 Clusters binnen de deelgebieden 3.5.1 Algemeen 3.5.2 Deelgebied 1: Halve Maan-Noord 3.5.3 Deelgebied 2: Halve Maan-Zuid 3.5.4 Deelgebied 3: Voormalig militair hospitaal en omgeving 3.5.5 Deelgebied 4: Den Hommel 3.5.6 Deelgebied 5: Oog in Al 3.5.7 Deelgebied 6: Welgelegen
67 67 67 68 68 68 69 70
4.
De visie
71
4.1 Inleiding 4.2.1 Structuur 4.2.2 Groen 4.2.3 Verkeer 4.2.4 Cultuurhistorie 4.2.5 Functiemenging
71 72 73 74 77 77
4.3 Wijkniveau 4.3.1 Structuur 4.3.2 Groen 4.3.3 Water 4.3.4 Verkeer 4.3.5 Cultuurhistorie 4.3.6 Voorzieningen
78 78 79 81 81 83 83
4.4 Buurtniveau 4.4.1 Halve Maan 4.4.2 Den Hommel 4.4.3 Oog in Al 4.4.4 Welgelegen
85 85 87 88 89
4.5 Gebouw en beheer 4.5.1 Aan- en bijgebouwen 4.5.2 Cultuurhistorie 4.5.3 Duurzame ontwikkeling en beheer
90 90 91 93
5.
Realiserings- en uitvoeringsaspecten 5.1
Inleiding
5.2 Milieuaspecten 5.2.1 Geluidhinder 5.2.2 Milieuhinderlijke bedrijven
97 97 97 97 98
5.2.3 Externe veiligheid 5.2.4 Luchtkwaliteit 5.2.5. Geur 5.2.6 Bodem 5.2.7 Duurzaamheid
100 101 103 104 104
5.3
Waterhuishouding en riolering
106
5.4
Kabels en leidingen
113
5.5
Economische uitvoerbaarheid
113
5.6
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
113
6.
Juridische planbeschrijving
117
6.1
Inleiding
117
6.2
Plansystematiek
117
6.3 Voorschriften algemeen 6.3.1 De voorschriften ten behoeve van wonen 6.3.2 Inleidende bepalingen 6.3.3 Bestemmingsbepalingen 6.3.4 Algemene bepalingen
117 118 119 120 122
Inleiding
128
Beoordelingskader
128
Aanpak
128
Resultaten
129
Resultaten rapportage luchtkwaliteit 2004
129
Resultaten 24-oktoberplein
130
Resultaten Majellaknoop
130
Beschouwing resultaten
130
Controleberekening
130
Conclusie
Bijlage 1: Rapportage luchtkwaliteit Oog in Al Bijlage 2: Geurimmissiecontouren Sara Lee/DE
131
1.
INLEIDING
1.1
Doel van het plan
Het voornemen tot het opstellen van het bestemmingsplan "Oog in Al" is opgenomen in de notitie "Meerjarenplanning bestemmingsplannen 2000-2010" van de afdeling Stedenbouw en Monumenten van de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Utrecht. In deze notitie wordt een meerjarenplanning gegeven voor het actualiseren van planologisch-juridische regelingen voor het gemeentelijk grondgebied. Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. In het plan worden de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent totstandgekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingslegging en regelgeving. Bij de actualisering van het bestemmingsplan wordt -waar mogelijk- duurzaamheid in het bestemmingsplan opgenomen. De wijk Oog in Al is in dit kader aangewezen als pilot om de mogelijkheden na te gaan om duurzaamheid in het bestemmingsplan in te brengen.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt aan de westkant van de stad Utrecht, tussen het centrum en de snelweg A2. Het gebied wordt begrensd door het Merwedekanaal in het oosten, inclusief bruggen en de onderdelen behorende bij het sluizencomplex (waaronder de dienstwoningen aan de Keulsekade, maar uitgezonderd de Abel Tasmanbrug). Aan de westzijde vormt het Amsterdam-Rijnkanaal de plangrens en in het zuiden de Weg der Verenigde Naties en de Ds. Martin Luther Kinglaan. Deze wegen, inclusief het 24 Oktoberplein en het tankstation nabij dit plein vallen buiten het plangebied. Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht voor de herontwikkeling van het Cereolterrein, eventueel in combinatie met het naastgelegen TPG- en KPN-terrein (tussen park Oog in Al en het Merwedekanaal). De uitgangspunten worden vastgelegd in een Stedenbouwkundig Plan en vervolgens in een afzonderlijk bestemmingsplan. Beide terreinen zijn niet opgenomen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Oog in Al heeft een totale omvang van ca. 89 ha. Ten oosten van het plangebied liggen de wijken Majellapark en Lombok, ten zuiden Kanaleneiland en Transwijk. Ten westen van de A2 wordt het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn gebouwd. Het plangebied wordt aangeduid als de wijk Oog in Al. Binnen deze wijk zijn vier buurten te onderscheiden, namelijk Oog in Al, Halve Maan, Welgelegen en Den Hommel.
bestemmingsplan Oog in al 7
1.3
Vigerende plannen
Het nieuwe bestemmingsplan voor de wijk Oog in Al betekent een (gedeeltelijke) herziening van de volgende bestemmingsplannen: Bestemmingsplan Weg der Verenigde Naties Uitbreidingsplan in onderdelen Den Hommel 1 e herziening uitbreidingsplan Den Hommel Ontwerp-bestemmingsplan Den Hommel Uitbreidingsplan Welgelegen Facetbestemmingsplan Woonwagenstand plaatsen 1998 Uitbreidingsplan De Halve Maan 1 e herziening uitbreidingsplan De Halve Maan 2 e partiële herziening uitbreidingsplan De Halve Maan Voorschriften bebouwde kom (VBK)
1.4
Vastgesteld 7-7-1983 11-12-1958 21-9-1961 17-4-1986 11-12-1958 3-9-1998 24-1-1957 11-12-1957 4-8-1960 27-3-1958
Goedgekeurd 9-10-1984 23-11-1959 (ged.) 23-7-1962 15-2-1987 (ged.) 23-11-1959 (ged.) 1-12-1998 8-7-1957 2-3-1959 5-12-1960 14-7-1958
Planvorm
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument in de ruimtelijke ordening. Weliswaar wordt de inhoud van het ruimtelijk beleid voor een groot deel bepaald op rijks- en provinciaal niveau, de burger heeft uiteindelijk te maken met het bestemmingsplan. Het is een beleidsstuk waarin de gemeenteraad de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor een bepaald gebied vastlegt en aan de burgers dwingend oplegt. In een bestemmingsplan kan men aflezen wat het gemeentebestuur met de ruimtelijke ordening in een bepaald gebied wil en waarvoor men de grond als eigenaar, of anderszins belanghebbende, mag gebruiken, waarvoor men de grond niet mag gebruiken en wat en hoe men mag bouwen. Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft het college van burgemeester en wethouders recent besloten dat deze veranderingen alleen in een op beheer gericht bestemmingsplan zullen worden meegenomen als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan dit soort gebieden een conserverende bestemming wordt gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik. Deze keuze hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht vóór 2011 voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen voor alle wijken. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen teveel op. Dit betekent overigens niet dat toekomstige initiatieven op voorhand worden afgewezen; dergelijke initiatieven volgen een afzonderlijk planvormingstraject en zullen via een afzonderlijke procedure planologisch-juridische worden verankerd. Uitvoering ervan zal dus te zijner tijd mogelijk gemaakt moeten worden met behulp van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de wet op de Ruimtelijke Ordening of een herziening van het bestemmingsplan.
bestemmingsplan Oog in al 8
1.5
Opzet van de toelichting
De toelichting van het bestemmingsplan gaat in hoofdstuk 2 in op het beleidskader. Hierin staat het beleid beschreven dat relevant is voor het bestemmingsplan. Vervolgens vindt een uitgebreide analyse plaats van de wijk. De kansen, knelpunten, sterke en zwakke punten van de wijk worden hierin benoemd. Hoofdstuk 4 zet de visie op de wijk uiteen. Dit is een brede visie, die tevens fungeert als toetsingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. In hoofdstuk 5 worden de relevante realiserings- en uitvoeringsaspecten benoemd voor enkele ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Het laatste hoofdstuk bevat een toelichting op de juridische regeling; de voorschriften en de plankaart.
bestemmingsplan Oog in al 9
bestemmingsplan Oog in al 10
2.
BELEIDSKADER
2.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader behandeld dat van belang is voor het plangebied en dat tevens het kader vormt voor het beleid zoals dat in dit bestemmingsplan is vastgelegd. Achtereenvolgens komen aan de orde: • nationale en regionale plannen; • gemeentelijke plannen. 2.2
Nationale en regionale plannen
2.2.1 Nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid Nota Ruimte 2004 In januari 2002 is deel 3 van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening verschenen (kabinetsstandpunt). De behandeling van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is gestaakt. Het (toenmalig demissionaire) kabinet Balkenende achtte de analyses en hoofddoelstellingen van de huidige Vijfde Nota, het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en het oude NVVP een goede basis voor de gewenste beleidsaanpassingen. De huidige Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte zijn geïntegreerd in de Nota Ruimte om het aantal rijksnota's te verkleinen en de eenduidigheid van het rijksbeleid te vergroten. In het Strategisch Akkoord is opgenomen in welke richting bijstelling van het nationaal ruimtelijk beleid nodig is. De Stellingnamebrief Nationaal Ruimtelijk Beleid (1 november 2002) geeft de richting aan van de hiervoor noodzakelijke aanpassingen. Utrecht is onderdeel van de zogenaamde ‘Deltametropool’. De Deltametropool is een nationaal stedelijk netwerk van internationaal niveau, dat concurreert met andere metropolitane gebieden in Europa. De stedelijke en landelijke diversiteit, metropolitane functies en het blauw-groene deltakarakter vormen de unieke kwaliteiten van dit gebied waarvan de belangrijkste steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere zijn. De nadruk ligt op versterking van de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur met als doel versterking van de synergie tussen de samenstellende delen en vergroting van de complementariteit van de steden. Dit betekent: • versterking van de water- en groenstructuur; • versterking van de bestaande netwerken van weg, spoor en water; • versterking van de verstedelijking door intensivering in bestaand gebouwd gebied en bundeling van nieuwe verstedelijkingsopties op en aan de Randstadring. Vooralsnog zorgt de Nota niet voor beleidswijzigingen met betrekking tot het plangebied.
bestemmingsplan Oog in al 11
Woningwet Op 13 juli 2002 heeft de toenmalige minister van VROM het besluit genomen over bouwvergunningvrije, lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken en welstand. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe Woningwet die op 1 januari 2003 van kracht is geworden. De wet biedt meer mogelijkheden om vergunningvrij te bouwen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor de wijk Oog in Al dient rekening te worden gehouden met deze nieuwe wet. Het heeft immers geen zin in het bestemmingsplan uit te spreken dat bepaalde bouwwerken ongewenst zijn, als deze vergunningvrij gebouwd kunnen worden. Deze bouwwerken kunnen immers niet worden tegengehouden. Het betreft vooral de regeling van aan- en bijgebouwen en dakkapellen. Aanbouwen worden vergunningvrij indien: • de achterzijde op meer dan 1 m¹ vanuit de weg of openbaar groen; • de zijkant op meer dan 1 m¹ van het voorerf en het naburig erf, indien deze niet grenst aan de weg of openbaar groen; • de aan- of uitbouw is minder dan 2,5 m¹ diep en mag niet hoger zijn dan de • bestaande woning • met een maximum van 4 m¹. De Woningwet staat het plaatsen van een bijgebouw vergunningvrij toe op: • het achtererf op meer dan 1 m¹ vanuit de weg of openbaar groen; • het zijerf op meer dan 1 m¹ van het voorerf en het naburig erf, indien deze niet grenst aan de weg of openbaar groen. Voor een bijgebouw van meer dan 10 m² geldt een afstand van 1 m¹ tot het naburig erf. Het bijgebouw mag niet hoger zijn dan 3 m¹. In totaal mag 30 m² aan vergunningvrije bijgebouwen (en overkappingen) worden gebouwd. Het zij- en achtererf mag in totaal voor niet meer dan 50 % bebouwd worden met aan– en bijgebouwen. Een erfafscheiding mag 2 m¹ zijn op 1 m¹ achter de voorgevel en meer dan 1 m¹ van de weg of openbaar gebied. In de overige gevallen mag de erfafscheiding niet hoger zijn dan 1 m¹. Voor het bouwvergunningvrij plaatsen van een dakkapel gelden de volgende voorwaarden: • de dakkapel moet op een bestaand gebouw worden geplaatst, mits het geen tijdelijk bouwwerk of bouwwerk dat niet bewoond mag worden betreft; • de dakkapel mag niet gebouwd worden op een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht; • de dakkapel wordt op het achterdakvlak of op een zijdakvlak worden gebouwd, mits het zijdakvlak niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd is; • de afstand tot de voorgevel van het gebouw bedraagt minimaal 1 m¹ en de zijkanten liggen meer dan 0,5 m¹ van de zijkanten van het dakvlak; • de onderkant van de dakkapel ligt tussen 0,5 m¹ en 1 m¹ boven de dakvoet 1 en de bovenkant van de dakkapel meer dan 0,5 m¹ onder de daknok ligt; De dakvoet is het laagste punt van een schuin dak
bestemmingsplan Oog in al 12
•
de dakkapel heeft een plat dak, ondoorzichtige zijwanden en een maximale hoogte van 1,5 m¹ (vanaf de voet van de dakkapel).
Indien niet aan (alle) genoemde voorwaarde voldaan wordt, betekent dit alleen dat de bouw vergunningplichtig is. Afwijkende situeringen en maten kunnen bijvoorbeeld zijn toegestaan, maar niet zonder vergunning.
2.2.2 Streekplan provincie Utrecht Het streekplan Utrecht voor de periode 1994-2004 schetst de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid. Dit beleid streeft naar duurzame ruimtelijke structuren en het aanbieden van verscheidenheid in vormen en functies. Op die manier biedt de provincie een goede ruimtelijke kwaliteit met toekomstwaarde. De hoofdlijnen van het beleid zijn: 1. de ruimtelijke mogelijkheden in de provincie Utrecht bepalen de verdere verstedelijking; 2. concentratie van verstedelijking in de stadsgewesten en restrictief beleid daarbuiten; 3. geleiden van (de groei van) de mobiliteit om de daaruit voortvloeiende bereikbaarheids- en leefbaarheidsknelpunten te beperken; 4. lange termijn-zonering van het landelijk gebied, met speciale aandacht voor duurzaamheid, kwetsbare functies, waterhuishouding en milieubeleid. Het plangebied is in het streekplan aangewezen als ‘stedelijk gebied’, met aan de Weg der Verenigde Naties ‘bedrijventerrein en kantoorruimte’. Het gebied op de grens van de Leidsche Rijn en het Amsterdam-Rijnkanaal is aangewezen als ‘restcapaciteit’. Op weg naar een nieuw streekplan De provincie geeft in dit ontwerp aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. GS willen zo de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk vermijden. Ook willen zij de contrastwerking tussen stad en land versterken. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren. Over het Ontwerp-Streekplan heeft in de periode van 20 januari tot en met 16 februari 2004 een inspraakprocedure plaatsgehad. De vaststelling van het Streekplan Utrecht 2005-2015 heeft eind 2004 plaatsgevonden.
bestemmingsplan Oog in al 13
2.2.3 Intergemeentelijk structuurplan De stad Utrecht en negen omliggende gemeenten die deel uitmaken van het Bestuur Regio Utrecht (BRU) hebben gezamenlijk in 1997 een intergemeentelijk structuurplan opgesteld. Achtergrond van dit plan is dat de regio haar goede positie in de Randstad wil behouden, zonder dat dit ten koste mag gaan van het kleinschalige karakter en de te onderscheiden identiteiten binnen de regio. Het karakter van het plangebied wordt in het plan aangegeven: een overwegend suburbaan woonmilieu. Het plangebied is echter van betekenis voor een groter gebied. Zo bevinden zich er twee regionale / stedelijke groencomplexen (de Noordpunt en park Oog in Al). Bovendien is aan de zuidzijde, aan de regioweg, sprake van een kantorenlocatie die geschikt is voor internationale of nationale zakelijke dienstverlening en een kantorenlocatie die bedoeld is voor regionaal georiënteerde dienstverlening. 2.3
Gemeentelijke plannen en beleid
2.3.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 De gemeente heeft een structuurvisie voor de stad Utrecht opgesteld. De Structuurvisie Utrecht 2015/2030 is medio 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. In de structuurvisie zijn de kernkwaliteiten van Utrecht verwerkt in drie ontwikkelingsperspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. Perspectief De Markt versterkt het economische, dynamische en hoogstedelijk karakter van Utrecht. Het Podium richt zich op de stad als ontmoetingsplaats voor kunst, cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie. Perspectief De Binnentuin geeft ruimte aan de specifieke identiteit van wijken en buurten. De perspectieven zijn deels vertaald naar ambities voor de korte en middellange termijn (2015) in het ontwikkelingsbeeld 2015. Het plangebied is aangemerkt als woon- en groenstedelijk woonmilieu. Tot 2010 zijn er zijn geen concrete groen of infrastructuurprojecten voorzien in het plangebied met uitzondering van de reconstructie van het 24 oktoberplein (gelegen direct grenzend aan het plangebied). In de omschrijving van de gebiedsperspectieven komt de Merwedekanaalzone aan de orde.
bestemmingsplan Oog in al 14
2.3.2 Wijkperspectief Oog in Al In 1998 is voor de wijk Oog in Al een wijkperspectief opgemaakt. Dit perspectief analyseert de situatie en besteedt aandacht aan de sterke en zwakke kanten. Vervolgens wordt een visie gegeven op de gewenste ontwikkelingen in de komende 10 tot 15 jaar. Het beschrijft de gewenste toekomst op sociaal-maatschappelijk, ruimtelijk-functioneel, fysiek-technisch en financieel-economisch opzicht. Het wijkperspectief onderscheidt zes speerpunten onder het centrale thema ‘Oog in Al, een (woon)wijk met pluspunten’. Deze speerpunten zijn: 1. bevorderen van de sociale samenhang in de wijk door ontmoetingsplaatsen te creëren en initiatieven te ondersteunen die gezelligheid en levendigheid stimuleren; 2. inspelen op de veranderende bevolkingssamenstelling door welzijnsvoorzieningen en ontspanningsmogelijkheden voor jongeren en ouderen te creëren; 3. streven naar verbetering van de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving waar deze dreigt af te zakken; 4. handhaven en versterken van het goede leefklimaat (vergroten verkeersveiligheid en sociale veiligheid en vervangen van niet-passende bedrijvigheid); 5. het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn mag niet leiden tot aantasting van het karakter van Oog in Al of de wijk verder isoleren. Oog in Al wordt geprofileerd als een open wijk waarbij de huidige barrières als de verbindingen van morgen worden beschouwd en ook op die wijze worden ingericht en/of herontwikkeld; 6. herontwikkeling van de openbare ruimte gericht op wijk-verbinding en recreatie met behoud van het voor Oog in Al zo typerende open en groene karakter.
2.3.3 Hoofdlijnen verkeers- en vervoersbeleid Utrecht De gemeente Utrecht werkt op vele fronten aan de bereikbaarheid van de stad, zowel voor het openbaar vervoer als voor de auto. De bouw van Leidsche Rijn, de verlegging van de A2 en de groeiende automobiliteit maken ingrepen in het autonetwerk in Utrecht West nodig wil de stad ook in de toekomst nog bereikbaar blijven. In het BOR-contract (Bereikbaarheids Offensief Randstad) zijn afspraken gemaakt met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Provincie Utrecht en het Bestuur Regio Utrecht over de uitvoering van bereikbaarheidsprojecten. De reconstructie van het 24 oktoberplein maakt hiervan deel uit. Hiervoor is een ontwerp gemaakt en wordt een afzonderlijke planologische procedure doorlopen. In het stedelijk bereikbaarheidsprogramma is een breed pakket aan maatregelen geformuleerd naast de autoprojecten, voor openbaar vervoer (netwerk van vrij busbanen en en Randstadspoor), voor flankerende maatregelen met de bouw van transferia (Westraven, Lage Weide en Hooggelegen), en voor de fiets. Hiermee ontstaan op termijn goede alternatieven voor de auto en blijft Utrecht bereikbaar voor alle vormen van verkeer. In het plangebied zelf wordt niet voorzien in de aanleg van nieuwe infrastructuur. Door de gemeente wordt op dit moment ook gewerkt aan een Gemeentelijk Verkeers-en Vervoerplan (GVVP). Dit GVVP behelst de visie op Verkeer en vervoer op de langere termijn (2020). Ontwikkelingen in de stad maar ook de autonome groei van het verkeer maken het noodzakelijk om het verkeer in Utrecht opnieuw te defi-
bestemmingsplan Oog in al 15
nieren. Naast het neerzetten van een eindbeeld waar de gemeente in 2020 wil staan, geeft het GVVP richting aan het in gang te zetten projecten in de komende jaren. Het GVVP schept kaders en geeft de ambitie van Utrecht weer. Op wijkniveau is in 2004 gestart met het opstellen van een Wijk Verkeers Plan.
2.3.4 Fietsnota De concept fietsnota Utrecht 2002 kent twee hoofddoelen: • opnieuw richting geven aan en bijstellen van het fietsbeleid voor de komende tien jaar en het aanpassen en completeren van het hoofdfietsnetwerk voor de stad Utrecht; • zorgdragen voor een goede aansluiting op en samenhang met het fietsnetwerk Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern vanuit het centrum van Utrecht. Op basis van deze doelen is het hoofdfietsnetwerk voor 2006 opgesteld en tevens het gewenste netwerk voor 2015 uitgewerkt. Het netwerk bestaat uit een verbindend fietsnet (langeafstandsroutes) en een verdelend net (wijkverbindingen). In aanvulling op de fietsroutes, is er een compleet netwerk van fietsparkeervoorzieningen. Om een goede fietsverbinding tussen Leidsche Rijn en de (binnen)stad te realiseren, wordt een nieuwe fietsroute aangelegd. Deze zal het plangebied doorkruisen en middels een nieuwe fietsbrug het Amsterdam-Rijnkanaal oversteken. Deze fietsbrug zal naar verwachting aanlanden op het Victor Hugoplantsoen. Realisering van dit project is voorzien op langere termijn (na verlegging van de A2). Er is nog geen definitief inrichtingsvoorstel.
2.3.5 Wonen naar wens In de nota ‘Wonen naar wens, wonen in Utrecht in de 21 ste eeuw’ (2000) worden drie stedelijke ambities voor 2010/2015 ten aanzien van het wonen geformuleerd: 1. er moeten meerdere huisvestingsmogelijkheden zijn in Utrecht voor alle bevolkingsgroepen, zowel kwalitatief als naar woonvorm; 2. Utrecht bestaat uit leefbare wijken en buurten met een aantrekkelijk woonklimaat; 3. de balans tussen wonen en werken in de stad moet aanzienlijk worden verbeterd. Om deze ambities te verwezenlijken zijn enkele concrete beleidsdoelstellingen geformuleerd: • gevarieerde uitbreiding van de woningvoorraad met kwalitatief goede woningen en complementair aan de kwalitatieve verbeteringen die noodzakelijk zijn in de bestaande voorraad; • kwaliteitsverbetering in de bestaande stad; • betere benutting van de aanwezige voorraad voor de doelgroep; • verbeteren van de leefbaarheid in wijken waar deze onder druk staat; • garanderen van voldoende voorraad sociale huurwoningen en het op peil houden van de kwaliteit; • verkleining van het verschil in opbouw van de woningvoorraad tussen Utrecht en de regio.
bestemmingsplan Oog in al 16
In samenhang met de woonvisie is een gemeentelijke woningmarktmonitor ontwikkeld. Elke twee jaar worden de gegevens die ten grondslag liggen aan de visie geëvalueerd.
2.3.6 Beleidskader integrale woningkwaliteit De gemeente streeft naar woningbouw op een wijze die voldoet aan de wensen van de (toekomstige) inwoners. Het beleid is gericht op duurzame, veilige en toegankelijke nieuwbouw. Voor de invulling van duurzaamheid wordt de maatlat van Tommel voor toepassing van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw gehanteerd. Dit houdt in dat alle vaste maatregelen uit het pakket en alle variabele maatregelen die minder, niets of slechts weinig meer kosten ook behoren tot de basismaatregelen in Utrecht. Het basispakket voor veiligheid sluit aan bij het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Alle eisen op kavel-, gebouw- en woningniveau uit het Politiekeurmerk zijn overgenomen als basismaatregelen. Daarnaast zijn nog enkele keuzemaatregelen opgenomen. Bij toegankelijkheid is gelet op de bezoekbaarheid en de aanpasbaarheid van woningen. Maatregelen die dit ondersteunen zijn opgenomen in het basispakket. Deze maatregelen zijn overgenomen uit het Handboek Toegankelijkheid en het Seniorenlabel (Woonkeur).
2.3.7 Detailhandelsnota 'Boodschap aan winkels’ De detailhandelsnota (2000) streeft naar een goed verspreid stelsel van buurt- en wijkcentra dat adequaat voorziet in de behoefte aan dagelijkse artikelen en diensten voor de inwoners van die buurt of wijk. Voor niet-dagelijkse artikelen en diensten zijn er onder andere stadsdeelcentra en de binnenstad. Binnen het plangebied bevinden zich twee buurtwinkelcentra: aan de Händelstraat en aan het Herderplein. Het centrum aan de Händelstraat is kwalitatief compleet, maar het economisch draagvlak nadert de kritische grens. Voorkomen moet worden dat de afvloei naar nabijgelegen gebieden, als de Kanaalstraat / Damstraat of Kanaleneiland, oploopt. Het winkelcentrum vervult een functie voor Oog in Al. Daarom wordt gestreefd naar behoud van de huidige branchemix en enige schaalvergroting van het supermarktaanbod. Het winkelcentrum aan het Herderplein is incompleet en kent een te gering economisch draagvlak. Er is onvoldoende perspectief voor een compleet buurtwinkelcentrum of versterkt buurtcentrum. De omgeving is echter verzorgd met een goede parkeer- en bereikbaarheidssituatie vanuit de buurt. Het Herderplein kan dan ook in beperkte mate een functie blijven vervullen voor andersoortige zaken en nietcommerciële voorzieningen voor de buurt.
2.3.8 Toerisme Het toeristisch beleid, zoals opgenomen in de nota’s ‘Zet ‘m op toerisme, meerjarenprogramma toerisme 2002-2004’ (2001) en ‘Welterusten, hotelnota Utrecht
bestemmingsplan Oog in al 17
2000-2004’ (2000), zet in op kwaliteitstoerisme. Hierbij ligt in de periode 2000 2004 het accent op: versterken cultuurhistorisch toerisme; versterken zakelijk toerisme; evenementen en festivals; watertoerisme. Toerisme mag uitsluitend groeien indien de randvoorwaarden ervoor aanwezig zijn. Dit betekent een goede kwaliteit van de openbare ruimte, als instrument om toeristenstromen te leiden en te sturen. Daarnaast moet sprake zijn van een veilige, schone, goed bereikbare en toegankelijke stad. Visitormanagement is een belangrijk item binnen het toeristisch beleid. Doel hiervan is om bezoekers te spreiden over de stad, waardoor de drukke binnenstad ontlast wordt en bezoekers ook kennis kunnen maken met andere interessante delen van Utrecht. In dit opzicht is (naast de aangrenzende wijk Lombok), de waterstructuur tussen Oog in Al en Lombok van grote waarde. De afgelopen periode is fors geinvesteerd in het versterken van de toeristische kwaliteiten van Lombok en het watergebied. In dit kader is onder andere het monumentale sluizencomplex tussen Lombok en Oog in Al gerenoveerd. Hoewel de wijk Oog in Al zelf geen echte toeristische bestemming zal worden, bieden de beschreven ontwikkelingen wel kansen voor een horecavestiging en een eventuele aanlegplaats voor boten bij het voormalige Cereolterrein.
2.3.9 Gemengde stad, sterke stad, eindrapport projectgroep functiemenging De gemeente Utrecht kent de volgende beleidsdoelstellingen met betrekking tot kleinschalige bedrijfshuisvesting: stimuleren van kleinschalige bedrijfshuisvesting in woonwijken; bevorderen van (wijk)werkgelegenheid; functiemenging door de integratie van wonen en werken; realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen; vergroten van de leefbaarheid; terugdringen van mobiliteit. Het mengen van functies heeft een aantal voordelen die het de moeite waard maken een actief beleid te voeren. Meersoortig gebruik biedt afwisseling en kan bijdragen aan extra draagvlak voor bepaalde voorzieningen. Daarnaast kunnen potenties in de stad worden benut met dubbel grondgebruik. Per buurt of wijk moet echter worden nagegaan in welke vorm en in welke mate functiemenging mogelijk is; de optimale balans moet gezocht worden.
2.3.10 Beleidsnotitie Prostitutie (1999) In verband met het afschaffen van het bordeelverbod in 2000, is door het college van burgemeester en wethouders op 16 november 1999 een gemeentelijke beleidsnotitie inzake prostitutie vastgesteld. Het prostitutiebeleid is zoveel mogelijk geformaliseerd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In hoofdstuk 3 van de APV is geregeld dat voor het drijven van seksinrichtingen en escortbedrijven een vergunning verplicht is.
bestemmingsplan Oog in al 18
Onder seksinrichting wordt op grond van de APV (artikel 69) in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. Een prostitutiebedrijf is volgens hetzelfde artikel een "voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines." Verder vermeld de APV dat onder deze definitie ook erotische massagesalons en prostitutiehotels vallen. Onder prostitutiebedrijf wordt niet verstaan (het kantoor) van een escortbedrijf, dat meestal telefonisch bemiddelt tussen de zich aanmeldende klanten en de prostituee. Wat betreft het formaliseren van de planologische situatie, is in de gemeentelijke beleidsnotitie aangegeven, dat alle prostitutiebedrijven met een vergunning de positieve bestemming "Prostitutiebedrijf" kunnen krijgen. Uitgangspunt is verder, dat daar waar niets geregeld is, een nieuw prostitutiebedrijf verboden is op basis van het bestemmingsplan. In de Beleidsnotitie prostitutie is voorts aangegeven, dat voor prostitutiebedrijven een maximumstelsel gehanteerd wordt, dat gebaseerd is op de situatie in 1999. Hiervoor is gekozen vanwege de op dat moment bestaande stabiele situatie die, over een langere periode bezien, beheersbaar is gebleken. Dit betekent dat de prostitutiebedrijven die voor 1 januari 1999 gevestigd waren in Utrecht, bekend waren bij de politie en in het verleden geen overlast hebben veroorzaakt in de omgeving, in principe een vergunning kunnen krijgen als zij voldoen aan bepaalde vergunningsvoorwaarden. Voor de overige seksinrichtingen, geen prostitutiebedrijven zijnde, en escortbedrijven geldt geen maximumstelsel, omdat daar geen specifieke overlast van te verwachten is. Als de vestiging van een dergelijk bedrijf een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of veiligheid, een onacceptabele aantasting van het woonen leefmilieu zal veroorzaken of als er een grote kans is op overlast voor de omgeving, kan een vergunning echter geweigerd worden.
2.3.11 Groenstructuurplan Het ‘Groenstructuurplan’ (1990) onderscheidt drie soorten routes in de groenstructuur: de groene aders, de spoorstroken en de autoroutes. Hieronder worden de routes besproken die in het plangebied te vinden zijn. De groene aders zijn veelal historische verbindingen met een ecologisch en recreatief karakter. In het plangebied betreft het: • de (oevers van de) rivier Leidsche Rijn; De groenstroken dienen het karakter van de rivier te begeleiden. Waar mogelijk moeten opgaande kleine bospercelen afgewisseld worden met open ruimten. Verspreide boomgroepen moeten het natuurlijke aanzien van de oevers verhogen. Op lange termijn wordt gestreefd naar verbreding van de groene ruimten. De oevers dienen zoveel mogelijk openbaar te zijn. • Merwedekanaal; De westelijke oever van het Merwedekanaal vervult nu al een functie voor fietsers. Plaatselijk komt intensief recreatief gebruik voor. Deze oever wordt bij voorkeur beplant met een strakke bomenrij.
bestemmingsplan Oog in al 19
•
Door een verbinding over de Noordersluizen in de monding van het Merwedekanaal te maken ontstaat een betere relatie met het buitengebied. Amsterdam-Rijnkanaal; De oeverbreedte van acht meter is in eigendom en beheer bij Rijkswaterstaat. Het gebruik van de groenstrook is over het algemeen extensief met hier en daar intensieve plekken in de vorm van trapvelden. Het karakter van een kanaalstrook met smalle bomenrijen wordt nagestreefd. Bij de meer intensieve plekken moet de gespreide boombeplanting gehandhaafd worden. Het AmsterdamRijnkanaal met haar groene oevers speelt wellicht een rol bij de noord-zuidtrek van dieren. Houtwallen en lijnvormige struwelen kunnen pleisterplaatsen vormen voor de vogel- en vleermuistrek.
De boombeplanting langs de autoroutes (zowel rondwegen als in- en uitvalswegen) is in grote mate bepalend voor het beeld van de route. Onderbrekingen in de bestaande bomenrijen dienen dan ook zoveel mogelijk aangevuld worden. In sommige gevallen moeten nieuwe rijen worden geplaatst. De door het plangebied lopende rondweg (Pijperlaan - Joseph Haydnlaan - Lessinglaan) is in de eerste plaats verkeersruimte. Het groen bevindt zich in de middenberm en/of in de zijbermen die verder geen verblijfskarakter hebben. Op de langere termijn dient het beeld van een doorgaand bomendak worden nagestreefd, bestaande uit meerdere rijen van maximaal drie soorten. Daarnaast worden in het groenstructuurplan enkele maatregelen voorgesteld die op de middellange tot lange termijn noodzakelijk zijn om de verbindingen voor het langzaam verkeer te verbeteren. In het plangebied gaat het om: • het op langere termijn weren van gemotoriseerd verkeer op de Kanaalweg vanaf Park Oog in Al naar het zuiden toe en het verkeersluw maken van de Kanaalweg vanaf Park Oog in Al naar het noorden toe; • het aanleggen van een verbinding voor fietsers en voetgangers bij de sluisjes in de Leidsche Rijn bij het Amsterdam-Rijnkanaal. In 1998 is onderzoek verricht naar de knelpunten en oplossingen voor de koppeling van stedelijke natuur en de natuur in het buitengebied (‘Natuur in de stadsrand van Utrecht’). De verbinding Rheijngaarde – Park Oog in Al functioneert voor vogels. De snelweg A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal vormen vermoedelijk een barrière voor alle kleine standvogels. Vermindering van de barrièrewerking is moeilijk en complex te verwezenlijken. De fysisch te overbruggen afstand verkleinen is onmogelijk, wel kunnen de bossages worden versterkt waardoor deze kunnen gaan functioneren als ‘stapstenen’. Voor het plangebied betekent dit dat de groene uitstraling van de hoek van het Amsterdam-Rijnkanaal en de Leidsche Rijn moet worden versterkt door aanplant van struiken en kenmerkende bomen. Dit gebied zal dan als stapsteen kunnen functioneren voor (bos)vogels. Versterking van de groene structuur langs de Leidsche Rijn is niet noodzakelijk; deze is al voldoende aanwezig. Ook de verbinding tussen de Debussystraat en Park Oog in Al volstaat in de huidige inrichting. Wel is het aan weerszijden van de Joseph Haydnlaan wenselijk dat de groene structuur wordt versterkt door aanplant van enkele kenmerkende bomen of struiken.
bestemmingsplan Oog in al 20
2.3.12 Kadernota stadsnatuur De ‘Kadernota Stadsnatuur’ werkt het groenbeleid van de gemeente Utrecht verder uit. Om een goed functionerende ecologische infrastructuur te bereiken, dient sprake te zijn van samenhang tussen groene plekken in de stad. Doelstellingen zijn: het verwezenlijken van een groene dooradering van de stad, een grotere soortenrijkdom aan planten, versterken van de ecologische samenhang tussen stad en buitengebied en het aanpassen van het groenbeheer en –inrichting zodat natuurlijke processen een kans krijgen en het bestaande groen natuurlijker wordt. In de Kadernota is een aanvullend instrumentarium ontwikkeld voor het realiseren van de doelstellingen en wordt ingegaan op de uitvoeringsaspecten, zoals afstemming binnen de gemeentelijke organisatie. Op basis van het groenstructuurplan en diverse ecologische onderzoeken is een ‘Ecologische Infrastructuur’ (EIS) ontwikkeld (1999). Het doel van deze EIS is het realiseren van een beleefbare stadsnatuur van hoge kwaliteit in de buurt voor elke inwoner van Utrecht. De structuur van de EIS is te karakteriseren als een samenhangend netwerk, dat enerzijds de bewoners de mogelijkheid biedt om via het groen naar het buitengebied te komen en anderzijds de natuur van buiten de stad binnenhaalt. Dit samenhangend netwerk is opgebouwd uit kerngebieden die onderling zijn verbonden door verbindingszones. Twee hoekpunten van het plangebied zijn ingevuld als een kerngebied. Park Oog in Al is een oud park dat gekenmerkt wordt door de bosstructuur met zeer oude bomen. De statigheid wordt gehandhaafd, een ecologische functie is nevenschikkend aan de landschappelijke functie. Het park dient verder ontwikkeld te worden als park-stinsenbos: oude bomen en stinsenplanten. Het groengebied op de kruising Amsterdam-Rijnkanaal en Leidsche Rijn is ingevuld als een mozaïek van moeras en vochtig loofbos. De minimaal noodzakelijke oppervlakte voor dit gebied is 2 tot 4 ha. De Noordpunt fungeert als een ecologische verbindingszone. De groenzone langs het Amsterdam-Rijnkanaal verbindt de Noordpunt en het ecologisch kerngebied op de kruising met de Leidsche Rijn. Tot slot wordt de boombeplanting aan de Pijperlaan - Joseph Haydnlaan - Lessinglaan aangemerkt als een dragende boomstructuur.
2.3.13 Water In het stedelijke waterbeheer zijn op dit moment een aantal knelpunten. Belangrijkste zijn de verspilling van (relatief) schone waterstromen (leiding- en regenwater) en verontreiniging van de stromen tijdens het verblijf in de stad. De gevolgen hiervan zijn zichtbaar, zowel in de stad als daarbuiten: verdroging, verontreiniging door het effluent van zuiveringsinstallaties en verontreiniging van oppervlaktewater. De nota ‘Utrecht Waterdicht?’ (1998) biedt strategische uitgangspunten voor het duurzaam omgaan met het stadswater. Er zijn drie duurzaamheidsprincipes geformuleerd, te weten: beperken van de instroom; verlengen van het verblijf van water in het stedelijk systeem; schoon afvoeren van water uit het systeem.
bestemmingsplan Oog in al 21
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft een ‘waterstructuurvisie’ opgesteld2, waarbij rekening is gehouden met het geldende beleid op landelijk en provinciaal niveau. De relevante hoofdlijnen van de structuurvisie zijn: • verbeteren van ecologische kwaliteit van water en oevers, ook in kleinschalige stedelijke ruimte; • benutten van mogelijkheden voor functiecombinatie. Verweving van recreatie en ecologie langs oevers, in relatie met omgeving (historische en recreatieve belevingswaarde).
2.3.14 Woonbotenbeleid In Utrecht is er voor gekozen de ligging de maatvoering van woonboten te regelen in de Havenverordening (met als uitvloeisel hiervan de Havenatlas). Er is dus niet gekozen voor het bestemmingsplan omdat dit niet het aangewezen instrument is om het beleid ten aanzien van woonboten volledig te regelen. Het bestemmingsplan is enerzijds een middel om sturing te geven aan het gebruik van grond, anderzijds een middel om de omvang van het bouwen te reguleren. De regeling in het bestemmingsplan krijgt werking via de Woningwet. De Woningwet eist dat voor bouwen een vergunning aangevraagd moet worden en dat die vergunning geweigerd moet worden als de beoogde bouw functioneel of bouwkundig niet in het bestemmingsplan past. Het vergunningvereiste van de Woningwet geldt echter niet voor woonboten, zodat bij het (ver-)bouwen van een woonboot niet getoetst kan worden aan de regels in het bestemmingsplan. Het opnemen van bouwvoorschriften voor woonboten in een bestemmingsplan is dan ook alleen mogelijk via een gekunstelde constructie, te weten door de maatvoering aan het gebruik te koppelen. Het bestemmingsplan kan namelijk wel het gebruik van woonboten regelen. Aan deze constructie kleven bezwaren, bijvoorbeeld dat een vrijstelling van een bepaalde bouwhoogte zou moeten worden gegoten in de vorm van een vrijstelling voor het gebruik, wat op zijn minst merkwaardig genoemd mag worden. Gezien het bovenstaande is er voor gekozen in nieuwe bestemmingsplannen wel het gebruik van het water in het algemeen in een bestemmingsplan te regelen, maar niet de voorschriften met betrekking tot zaken als bouwhoogte en omvang. Het bestemmingsplan stelt derhalve geen bouwvoorschriften aan woonboten. Voor het gebruik van de oevers gelden momenteel de volgende regels: • bouwwerken op de oever, grenzend aan ligplaatsen voor woonschepen mogen een maximumhoogte van 2,20 meter (met 10% vrijstelling) en een maximale oppervlakte van 6 m² hebben; • toegelaten bouwwerken op de oever zijn (voorzover het bestemmingsplan niet anders bepaalt) uitsluitend een berging en indien een regeling is getroffen met de eigenaar van de grond een erfafscheiding met een maximale hoogte van 1 meter; • de berging zal voor de boot moeten worden geplaatst zodat de volledige doorkijk tussen de boten op het water blijft bestaan;
2
Waterstructuurvisie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, deel 1, Visie op de lange termijn, oktober 2001
bestemmingsplan Oog in al 22
• •
de bouwwerken moeten voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening (o.a. welstand, onderhoud) en het bestemmingsplan; tuinen aan eenzelfde oeverdeel dienen op gelijke afstand te zijn gelegen van de openbare weg of, indien aanwezig, het voetpad. Dit kan consequenties hebben voor bouwwerken die buiten de toelaatbare tuingrens gebouwd zijn.
Momenteel is de gemeente bezig het beleid ten aanzien van de woonschepen te actualiseren. Directe aanleiding hiervoor is het momenteel gehanteerde beleid ten aanzien van de maximale hoogte van woonboten. Een nieuwe hoogtemaat is echter niet zo maar aan te geven. Er zal een goed beeld van de ruimtelijke situatie ter plaatse van de woonboten moeten worden gevormd voordat er uitspraken te doen zijn. Omdat er voor het bepalen van de hoogtes een integrale ruimtelijke analyse zal moeten plaatsvinden, is besloten om een integrale beleidslijn uit te zetten ten aanzien van de locaties, en maatvoering van woonboten, maar ook bijvoorbeeld het oevergebruik. Hieraan is behoefte omdat het huidige integrale stedenbouwkundige beleid, zoals verwoord in de nota "Woonschepen in de gemeente Utrecht" uit 1988 niet meer actueel is. In het voorliggend plan zal het huidige aantal woonschepen worden opgenomen (conform hetgeen nu in de havenatlas is bepaald). Ook de huidige regels ten aanzien van het oevergebruik worden opgenomen. Indien in de loop van het bestemmingsplantraject het thans in voorbereiding zijnde beleid wordt vastgesteld, zal dit beleid in dit bestemmingsplan worden doorvertaald. Wel worden in het voorliggend plan wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met eventueel toekomstig nieuw beleid. Hiervoor dient dan wel een procedure te worden gevoerd.
2.3.15. Welstandsbeleid In de Welstandsnota Utrecht, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria. Voor bouwvergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende: in de nota wordt op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven; voorts wordt er onderscheid gemaakt in ambities en worden deze vertaald in beleidsniveaus per gebied; deze beleidsniveaus zijn: Behoud, Respect en Open; de drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur; tenslotte worden er algemeen geldende beoordelingscriteria geformuleerd die alleen per Beleidsniveau verschillen en dus niet per gebied. De Welstandsnota is per gebied raadpleegbaar, de loketcriteria voor lichtvergunningplichtige bouwwerken vormen een apart onderdeel. Voor Oog in Al geldt dat de wijk grotendeels als ‘Open’ is gekenmerkt. Het park en de randen alsmede het militair hospitaal en enkele incidentele gebouwen zijn aangegeven met de typering ‘Behoud’. De zone langs de Haydnlaan en de Lessinglaan en de omgeving van het militair hospitaal hebben de typering ‘Respect’ meegekregen. Tenslotte is de Noordpunt voorzien van een aanduiding ‘Stimulans’.
bestemmingsplan Oog in al 23
De als stimulans aangeduide gebieden vragen – in het geval van nieuwe ontwikkelingen – vanwege hun bijzondere of markante karakter in het kader van welstand om extra aandacht voor versterking en stimulering van het beeld. Onder Open wordt verstaan dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld mogelijk is zowel naar structuur als naar architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden. Voor het gebiedstype Respect geldt dat essentiele eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristiek worden gerespecteerd. In het gebied dat is getypeerd als Behoud geldt dat het behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard centraal staat. Voor alle drie de beleidsniveaus (open, respect en behoud) geldt een negental criteria met betrekking tot de beoordeling van ‘redelijke eisen van welstand’. De beleidsniveaus ‘respect’ en ‘behoud’ zijn aangevuld met een viertal criteria en voor de beleidscategorie ‘behoud’ is daaraan nog eens een viertal criteria toegevoegd. Naarmate het aantal beoordelingscriteria afneemt, biedt het daarvoor geldende beleidsniveau meer ruimte. De historische groeiwijze van Oog in Al maakt dat de wijk uit twee delen bestaat die ieder een eigen karakter hebben. Het plan van Berlage en Holsboer uit 1920: in 1921 werden aan de rand van het park zeer ruime middenstandswoningen neergezet, waaronder de eerste van de zogenaamde componisten ontstonden. Stedenbouw en architectuur vertonen kenmerken van de Amsterdamse school: een strak horizontaal geleed beeld, verlevendigd met verticale accenten en schilderachtige doorzichten. In dit deel van de wijk is circa 80% van de dakkapellen meegenomen met de bouw van de wijk. Uitbreiding van 1940 tot 1950: dit gebied ligt evenwijdig aan het AmsterdamRijnkanaal. Laagbouw, portieketages in noord-zuidrichting en een opoen stempel en strokenverkaveling. De open terreinen werden ingevuld met openbare voorzieningen zoals scholen, kerken en een park. Ook hier zijn dakkappelen meegenomen met de bouw van de wijk Voor beide gebieden geldt dat aanvragen voor dakkapellen worden beoordeeld aan de stedenbouwkundige structuur.
2.3.16 Overig beleid Noordpunt Oog in Al Momenteel is een plan in uitvoering voor het ontwikkelen van een sportpark in het park ‘Noordpunt’ in Oog in Al. Op dit sportpark worden diverse sportverenigingen ondergebracht (voetbal, tennis, jeu de boules, korfbal en frisbee). De sportverenigingen waren voorheen gevestigd op het op te heffen sportpark Verthoren. Bij de locatiekeuze voor de te verplaatsen sportverenigingen heeft meegespeeld dat in de omgeving van de Vleutenseweg en de Kanaalstraat een tekort is aan sport- en recreatiemogelijkheden in clubverband. Het paviljoen van de sportclubs biedt daarnaast ruimte aan kinderopvang, zowel dagopvang als naschoolse opvang.
bestemmingsplan Oog in al 24
Voor realisering van het project is een tweetal woonwagenstandplaatsen verplaatst zodat drie rijen van drie woonwagens ontstaan. Bovendien krijgt het sportcomplex een groene invulling en mogelijkheden voor passieve recreatie. Hierdoor is het complex landschappelijk inpasbaar. Ontwikkelingskader Welgelegen Aan de zuidoostzijde van het plangebied, tussen het Merwedekanaal, de Leidseweg, de Weg der Verenigde Naties en de Pijperlaan, bevindt zich Welgelegen. Door de ligging aan de belangrijke verbindingsweg tussen de A2 en het centrum van Utrecht kent dit gebied een groot marktpotentieel. Dit uit zich in een groot aantal (particuliere) initiatieven. Om de initiatieven te toetsen is een visie opgesteld op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. De ontwikkelingsvisie onderscheidt drie relatief op zichzelf staande delen: het historisch lint langs de Leidsche Rijn, de campus langs de Weg der Verenigde Naties (kantoren en appartementen in een campusachtige, groene omgeving) en het bedrijfserf tussen de campus en het historische lint (gemengd bedrijfsmilieu). De ruimtelijke structuur kan op de volgende punten worden verbeterd. • Het herstellen en aanvullen van het historische bebouwingslint langs de Leidseweg en Leidsche Rijn. De woonfunctie heeft hierbij de voorkeur. • Het verbeteren van de samenhang en kwaliteit van de dwarsrelaties binnen Welgelegen, te weten de Bartoklaan en Kanaalweg. Langs de Bartoklaan kan een sterkere woonfunctie de beleving van de laan, als route naar de woonbuurt en park Oog in Al, aantrekkelijker maken. Gedacht wordt aan bebouwing in 3-4 bouwlagen, met incidenteel uitschieters tot 8 lagen, waarbij op de begane grond gemengde functies gehandhaafd blijven of worden toegevoegd. Langs de Kanaalweg liggen de kansen met name in het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte (zoals boombeplanting, de aanleg van een fietspad langs de oever van het Merwedekanaal en het gebruik van gebiedseigen straatmeubilair). De functies kunnen divers blijven, waarbij met name kansen worden gezien voor woonbebouwing. De bebouwing dient te worden afgestemd op de schaal van de woonbebouwing langs de Leidseweg. Incidenteel wordt langs het kanaal een zwaardere massa (tot 5-6 bouwlagen) aanvaardbaar geacht. • Voor de bedrijvigheid zijn verschillende ontwikkelingsopties voorhanden. De ontsluiting zal sterk gericht blijven op de Weg der Verenigde Naties en de Ravellaan. Deze oriëntatie moet worden verbeterd, zeker bij een toenemende woonfunctie langs de Bartoklaan en het verkeersluwer maken van de Leidseweg en delen van de Kanaalweg. Voor de bedrijfslocatie ten noorden van de Bartoklaan zijn diverse ontwikkelingsrichtingen denkbaar: - consolideren van de bestaande situatie; - uitbreiden bedrijven naar Ravellaan ten koste van huidige (onderwijs)instellingen; - uitbreiden wonen ten koste van huidige bedrijven; - uitbreiden instellingen ten koste van huidige bedrijven. Een keuze uit deze mogelijkheden wordt sterk bepaald door de toekomstige uitbreidings- en veranderingsbehoefte van de aanwezige ondernemers.
bestemmingsplan Oog in al 25
Voor de bedrijfslocatie ten zuiden van de Bartoklaan spelen hinderaspecten van aanwezige bedrijven een rol. Woningbouw is dan ook nauwelijks mogelijk. Alleen de villa-achtige (woon)bebouwing langs de Leidseweg zou, waar mogelijk, hersteld kunnen worden. Langs de Schönberglaan kan de bedrijvigheid zich handhaven. Uitbreiding ligt echter niet voor de hand vanwege de beperkte oriëntatie en de aanwezigheid van de woonflat langs de Ravellaan. Langs de Leidseweg en Leidsche Rijn vormt de woonbebouwing een karakteristiek totaalbeeld. Indien kansen zich voordoen zal de aanwezige bedrijvigheid worden omgezet in woonfuncties en wordt de bebouwingsstructuur in het zuidelijke gedeelte langs de Leidseweg versterkt. Met betrekking tot de ontwikkelingsrichting van bedrijvigheid laat de visie meerdere opties open. Ten zuiden van de Bartoklaan is verandering beperkt tot een strook langs de Leidseweg en de Bartoklaan. Incidenteel kunnen andere bedrijfsfuncties leiden tot een meer gemengd woon-werkmilieu. In dit bestemmingsplan is in hoofdzaak de bestaande situatie bestemd. Visie Merwedekanaalzone (concept 2002) Als toetsingskader voor nieuwe initiatieven is een samenhangende concept visie opgesteld voor de Merwedekanaalzone. De oorspronkelijk industriële functie langs dit kanaal verdwijnt langzaam en past ook niet meer op deze centraal gelegen locatie. Het Merwedekanaal lijkt nu uiteen te vallen in verschillende deelgebieden, maar de grote lijn is nog steeds herkenbaar. Versnippering en verstoringen van de herkenbaarheid zijn op sommige plekken groot, op andere delen valt het relatief mee. Hoewel het Merwedekanaal deel uitmaakt van een stedelijke en zelfs bovenstedelijke infrastructuur (provinciaal), kunnen diverse delen een eigen ‘sfeer’ krijgen. Nieuwe ontwikkelingen dienen de potentie van het kanaal en het oude profiel langs de westkant als uitgangspunt te nemen en de aanwezige monumenten en structuren op een goede manier in te passen. Overige uitgangspunten zijn onder meer: • het maken van goede oost-west verbindingen; • diversiteit in maat en schaal; • hogere kwaliteit en hogere dichtheid; • versterken woonfunctie, grotere menging van functies; • verbeteren openbare ruimte langs het kanaal; • kanaalzone als ecologische verbinding versterken; • beter benutting kanaal voor recreatie / toerisme / sport. Voor het plangebied is met name de ontwikkeling van het voormalig Cereolcomplex van belang. Bij de herontwikkeling worden onder meer de gebouwen die de status rijksmonument hebben, ingepast. Gezien de ligging van het voormalig Cereolcomplex naast het historisch sluizencomplex is het gewenst de openbare ruimte in overeenstemming te brengen met de aanwezige kwaliteiten. Voor het Cereolterrein wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.
bestemmingsplan Oog in al 26
Groene Kikkerplan In Oog in Al is in het kader van het ‘Groene Web’ een project in uitvoering. Het betreft het ‘Groene Kikkerplan’; de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone tussen park Oog in Al en het park Voorn in het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn. Het project beslaat de oever langs de Leidsche Rijn vanaf de sluis bij het Amsterdam-Rijnkanaal tot aan de woonboten, aan de kant van het voormalige Militair Hospitaalterrein (Richard Wagnerlaan). In deze zone is langs de Leidsche Rijn een nevengeul aangelegd van circa 5 meter breed en met een lengte van ongeveer 100 meter. De zone geeft de mogelijkheid om te schuilen in het riet en heeft open en relatief schoon water. Het biedt een ideale biotoop voor verschillende amfibieën. Daarnaast zullen ook watervogels, libellen en vissen meeprofiteren van een gevarieerde inrichting van oever en water. Een brede zone met oeverplanten en een geleidelijk oplopend talud uit het water zijn daarvoor noodzakelijk. Integraal Accomodatiebeleid In het kader van het Integraal Accomodatiebeleid wordt voor elke wijk in de stad Utrecht een wijkvoorzieningenplan gemaakt. Hierin wordt geinventariseerd welke voorzieningen er zijn, hoe de spreiding is en of de relatie tussen vraag en aanbod in balans is. Ook wordt naar de toekomst gekeken welke ontwikkelingen er gaan plaatsvinden in de wijk en wat daarvan de effecten zullen zijn op de sociale infrastructuur. Het plan wordt getoetst aan bestaande beleidskaders van Onderwijs, Sport, Cultuur, Welzijn en Zorg. De verwachting is dat het plan voor West medio 2005 afgerond wordt.
bestemmingsplan Oog in al 27
bestemmingsplan Oog in al 28
3.
RUIMTELIJK-FUNCTIONELE ANALYSE
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied. Het analyseert de wijk in ruimtelijk en functioneel opzicht. Hierbij wordt ingegaan op de sterke en de zwakke punten. Ook is de wijk geanalyseerd op de mogelijkheden voor een duurzame ontwikkeling. Deze analyse is opgenomen in de Gebiedsvisie Oog in Al 3. Het is de bedoeling de komende tijd de sterke punten te behouden en waar mogelijk verder te versterken en de zwakke punten te verbeteren. Kansen moeten opgepakt worden en knelpunten opgelost. Het volgende hoofdstuk geeft aan hoe dit gebeurt. Om uiteindelijk op dit gedetailleerde niveau uitspraken te kunnen doen, zijn diverse tussenstappen noodzakelijk. Achtereenvolgens komen aan bod: het stadsniveau, wijkniveau, buurtniveau en clusterniveau. 3.2
De wijk in de stad
3.2.1 De opbouw van Utrecht De uitbreiding van de stad buiten de middeleeuwse omwalling, begon in Utrecht vanaf 1860. In de eerste decennia werd vooral gebouwd langs de bestaande wegen en andere structuren; van een planmatige stadsuitleg met samenhangende wijken was geen sprake. Vanaf 1880 vonden de eerste (kleine) planmatige stadsuitbreidingen plaats (Lombok, Wilhelminapark). Met de invoering van de Woningwet (1901) werd de gemeente verplicht een stedenbouwkundige onderlegger te maken bij nieuwe wijken. De fase van grootschalige stadsuitbreidingen brak aan. Deze uitbreidingen vonden met name aan de westen zuidzijde plaats. Aan de oostzijde was de bebouwing namelijk al vrij ver gevorderd en werd verdere uitbreiding belemmerd door de aanwezigheid van de forten van de Nieuw Hollandse Waterlinie met hun verboden kringen (waarbinnen niet gebouwd mocht worden). Door de uitbreidingswijken als de Rivierenwijk, Transvaal en Lombok, naderde de bebouwing het eind 19 de eeuwse Merwedekanaal. De gemeente Utrecht liet de stedenbouwkundige H.P. Berlage een uitbreidingsplan maken waarin nieuwe stadswijken en nieuwe stedelijke infrastructuur werden toegevoegd en vele functies werden ver- of geplaatst. Slechts een klein deel van deze plannen is daadwerkelijk uitgevoerd. Oog in Al komt voort uit dit plan en was de eerste wijk die aan de overzijde van het Merwedekanaal werd gebouwd. In de jaren ´30 was de stad tot aan de gemeentegrens volgebouwd. Tot 1954 werden de laatste restanten open grond binnen de gemeentegrens volgebouwd. Daarbuiten (op het grondgebied met naburige gemeenten) waren in de jaren dertig enkele woonwijken ontstaan die tegen de stad vastgeplakt waren. Voorbeelden van deze parasitaire bebouwing zijn ten oosten van de Vaartse Rijn (grondgebied Jutphaas), in het noorden op grondgebied van Maartensdijk (Tuindorp) en in het noordwesten op grondgebied van de gemeente Zuilen. Op 1 januari 1954 werd de gemeentegrens gewijzigd; grote stukken van de omliggende gemeenten werden bij Utrecht gevoegd, waardoor de oppervlakte meer dan verdubbelde en het inwonertal steeg van bijna 200.000 tot 240.000. In 1954 maakte 3
Gemeente Utrecht, Gebiedsvisie Oog in Al, BRO, 2003
bestemmingsplan Oog in al 29
Utrecht een structuurplan waarin op basis van een verwachte bevolkingsgroei alle grote naoorlogse wijken werden vastgesteld. Stadsuitbreidingen 1860-1880: deze periode werd gekenmerkt door kleinschalige uitbreidingen in alle richtingen en met een onregelmatig karakter. De verkaveling van deze uitbreidingen werd voornamelijk bepaald door de bestaande structuren als wegen, dijken en waterlopen en de eigendomsverhoudingen. De snelste groei vond plaats aan de oostzijde van de stad. 1880-1900: ten oosten van de stad waren grote delen van de wijken Wittevrouwen en Oudwijk bebouwd. De oversteek over de oude Vecht werd gemaakt met de bouw van het Wilhelminapark. Deze buurt voor hoge inkomens werd gebouwd op grond van een stedenbouwkundig plan. Aan de westzijde was langs de Amsterdamsestraatweg een snelgroeiende bebouwing, die sterk verbonden was met de daar gevestigde industrieën. Ten zuiden daarvan werd het eerste door de gemeente ontworpen stedenbouwkundige deelplan uitgevoerd: Lombok. Overigens werd in dit uitbreidingsplan alleen het (hoofd)stratenpatroon vastgelegd. 1900-1910: in dit eerste decennium van de twintigste eeuw waren de bouwactiviteiten gespreid over een groot aantal kleine projecten her en der in de stad. Het westelijk stuk van Lombok (Transvaal) wordt bebouwd. Diverse arbeiderswoningbouwverenigingen waren actief. Een uitbreiding van enige omvang vond ook plaats in de Vogelenbuurt en Lauwerecht. 1910-1930: in deze periode worden de uitbreidingen op basis van stedenbouwkundige plannen uitgevoerd. De oppervlakte die in deze twintig jaar bebouwd werd overtrof die van de voorgaande veertig jaar. Rivierenwijk en Ondiep waren grote nieuwbouwprojecten in deze periode, al werden beiden pas in de jaren ´30 geheel afgerond. Tuinwijk werd aangelegd tot aan de gemeentegrens met Maartensdijk. Aan de oostzijde werd tot aan de (toenmalige) rijksweg gebouwd. Aan de noordwestzijde waren Zuilen en Utrecht bijna aan elkaar gegroeid. Aan de westzijde werd Oog in Al gebouwd als onderdeel van het uitbreidingsplan van Berlage. Op enkele open hoveniersgronden na waren alle plekken binnen de gemeentegrenzen opgevuld en was uitbreiding van enige omvang niet meer mogelijk. 1930-1941: In de jaren tot de Tweede Wereldoorlog werden enkele wijken voltooid, zoals Rivierenwijk, Zuilen en Ondiep, Transvaal (Majellapark) en Oog in Al (tot aan de rondweg). De belangrijkste bouwactiviteiten vinden plaats juist buiten de gemeentegrenzen, waar nabuurgemeenten handig gebruik maakten van het woonruimtegebrek in de stad zelf. 1941-1954: de laatste open gebleven plekken binnen de gemeentegrenzen worden bebouwd. Het zijn veelal hovenierslanden, die nu na onteigening worden opgevuld met strokenverkaveling en typische naoorlogse architectuur. Het betreft de zogenaamde Halve Maan (opvulling van Oog in Al), Pijlsweerd, Nieuw Zuilen, Lodewijk Napoleonplantsoen (bij de Kromme Rijn), Talmalaan e.o., Spinozaplantsoen en Thomas A. Kempisplantsoen. 1954-1970: achtereenvolgens kwamen tot stand Hoograven, Kanaleneiland en Overvecht. De wijken zijn opgezet volgens de naoorlogse stedenbouwkundige principes: grootschalig, veel hoogbouw, strokenverkaveling, veel groen, aandacht voor
bestemmingsplan Oog in al 30
het verkeer en voornamelijk huurwoningen. Het stedenbouwkundige patroon wordt gekenmerkt door de zogeheten stempelstructuur, waarbij strokenverkaveling, bouwhoogte en openbare ruimte op een mathematische manier tot repeterende eenheden zijn samengevoegd. 1970-2000: de afronding van de stedelijke bebouwing vindt plaats, opnieuw op de laatste plekken binnen de gemeentelijke grenzen. Het betreft wijken die beantwoorden aan de veranderde inzichten en de afkeer van hoogbouw. Lunetten is het voorbeeld van een wijk met woonstraten en kleinschaliger bebouwing. Rijnsweerd is bedoeld voor de beter gesitueerde middenklasse met een organisch stedenbouwkundige verkaveling. Voordorp als voorbeeld van nieuwe stedenbouw uit de jaren ´80 met hoge architectonische kwaliteiten. 2000- verder: de ‘Vinex-locatie’ Leidsche Rijn krijgt gestalte aan de westzijde van de stad. Het nieuwe stadsdeel heeft de omvang van een stad. Functies Binnen de stedelijke context is het plangebied te typeren als overwegend een woonwijk. Daarnaast komen de volgende functies voor: bedrijven; detailhandel; horeca; maatschappelijke dienstverlening; overheidsdoeleinden; publiekgerichte dienstverlening; recreatieve doeleinden; zakelijke dienstverlening; overig.
bestemmingsplan Oog in al 31
bestemmingsplan Oog in al 32
In de wijk zijn weinig bovenwijkse voorzieningen aanwezig. Wel zijn er twee concentraties van bovenwijkse werkgelegenheid te vinden, namelijk in Welgelegen en in Oog in Al.
bestemmingsplan Oog in al 33
bestemmingsplan Oog in al 34
Water De waterlopen in en rond het Oog in Al hebben een belangrijke invloed op de beleving van de wijk. Deze watergangen zijn ook op stadsniveau onderscheidende elementen, waarbij het Amsterdam-Rijnkanaal door zijn breedte de meest opvallende is. Het Merwedekanaal is eveneens van behoorlijke afmeting, terwijl de Leidsche Rijn aanzienlijk smaller is. Deze drie waterlopen beïnvloeden de grondwaterstand in Oog in Al sterk. De stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerende pakket is grotendeels 1 tot 2 meter onder maaiveld of lager. Het Amsterdam-Rijnkanaal begrenst de wijk in het westen en is bepalend voor het karakter van deze wijkrand. Vanuit de bebouwing heeft men uitzicht over het brede water, waar met regelmaat grote schepen voorbij gaan. Langs het water ligt een groenstrook waar gewandeld kan worden. Het Merwedekanaal begrenst de wijk in het oosten. Dit kanaal wordt in belangrijke mate voor pleziervaart gebruikt. De aanwezigheid van het water bepaalt het karakter van de oostrand die door de fietsroute hierlangs en de ligging van het Park Oog in Al hieraan een recreatief karakter heeft. Het monumentale sluiscomplex en het groen langs het water dragen bij aan de beeldkwaliteit van deze representatieve zone. Het groen en water sluiten goed aan bij de tuinwijkgedachte van waaruit het oostelijke deel van de wijk is gerealiseerd. Hoogstedelijke werkzone De Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties begrenst de wijk aan de zuidkant. Deze weg is van invloed op de omgeving door de breedte en de verkeersintensiteit. Langs de Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties staat kantoorbebouwing van grote afmeting met de representatieve zijde naar de weg. Deze zuidrand heeft daardoor een zakelijk en hoogstedelijk karakter, als opmars naar de stationszone verderop aan deze weg.
bestemmingsplan Oog in al 35
Figuurverkeersstructuur
bestemmingsplan Oog in al 36
Park Oog in Al Het Park Oog in Al heeft door zijn groene inrichting een belangrijke uitstraling op de omliggende bebouwing en is in gebruik van belang voor de aangrenzende wijken. De ligging van dit park aan de kruising van waterwegen (Merwedekanaal en Leidsche Rijn) versterkt deze uitstraling, door de combinatie van water en groen en het brede zicht vanuit de omgeving op het park. Conclusie Door de groei van de stad Utrecht krijgt de woonwijk Oog in Al een meer centrale positie in de stedelijke structuur. Hoewel de wijk geïntegreerd is in de stad, zorgen de brede waterlopen rond de wijk voor een relatief geïsoleerde ligging. De duidelijke ruimtelijke scheiding met de omliggende wijken maakt Oog in Al tot een ruimtelijk eenheid. De waterlopen binnen en rond de wijk hebben invloed op de beleving van de wijk en dragen bij aan de woon- en verblijfskwaliteit. Hierbij is de recreatieve waarde langs het Merwedekanaal het grootst, zeker in combinatie met het Park Oog in Al. Het stedelijk karakter van de zone rond de Ds. Martin Luther Kinglaan/ Weg der Verenigde Naties zorgt voor een goede overgang naar de hoogstedelijke stationsomgeving.
3.2.2 Verkeersstructuur op stadsniveau Utrecht is bijna omringd door snelwegen. Aan de oostkant ligt de A27 (Breda / ‘sHertogenbosch – Hilversum), aan de zuidkant de A12 (Den Haag / Rotterdam – Arnhem) en aan de westkant de A2 (’s-Hertogenbosch / Eindhoven – Amsterdam). De A2 wordt slechts door het Amsterdam-Rijnkanaal gescheiden van de wijk Oog in Al. Dit biedt goede ontsluitingsmogelijkheden, maar zorgt tevens voor geluidsoverlast in de wijk. De Ds. Martin Luther Kinglaan/ Weg der Verenigde Naties begrenst Oog in Al aan de zuidzijde. Deze weg loopt vanaf het centrum van Utrecht naar de A2. De verkeersader Lessinglaan - Joseph Haydnlaan - Pijperlaan (die het 24 Oktoberplein verbindt met de Majellaknoop) is de belangrijkste ontsluitingsweg van het plangebied en onderdeel van de stedelijke verdeelring van Utrecht. Aan de noordkant biedt deze weg de enige mogelijkheid om de wijk te bereiken, dan wel te verlaten. Aan de zuidkant bieden ook de Gershwinlaan en de Kanaalweg een mogelijkheid om met name Welgelegen te bereiken en te verlaten. Aan de randen van de wijk sluit de Pijperlaan bij het 24 Oktoberplein aan op de Weg der Verenigde Naties en de Ds. Martin Luther Kinglaan.
bestemmingsplan Oog in al 37
Figuur herkenningspunten op Stadsniveau
bestemmingsplan Oog in al 38
De openbaarvervoerlijnen die door de wijk lopen, vallen grotendeels samen met de genoemde hoofdwegen. De meeste bussen rijden over de Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties. Dit heeft te maken van de ligging van het Centraal Station in het verlengde van dezelfde weg. Over de Weg der Verenigde Naties rijdt ook een tram richting Nieuwegein/IJsselstein. Over de Lessinglaan - Joseph Haydnlaan - Pijperlaan rijden twee buslijnen. Het betreft een ringlijn en een verbinding tussen Kanaleneiland en Voordorp via het centraal station. Daarnaast loopt de buslijn van Overvecht-Noord richting Kanaleneiland-Zuid (eveneens via het centraal station) door een klein gedeelte van Welgelegen. Via de Gershwinlaan, Ravellaan en Kanaalweg gaat deze lijn onder de Weg der Verenigde Naties door. De spoorlijnen naar Rotterdam/ Den Haag en naar Amsterdam lopen ten noorden van Oog in Al. Langs het Merwedekanaal loopt een fietsroute (langzaamverkeersroute) van de noordpunt van Oog in Al in zuidelijke richting. De ligging langs het Merwedekanaal geeft deze route een recreatief karakter. Op sommige plaatsen is langs het Merwedekanaal ook autoverkeer mogelijk, maar er is geen doorlopende weg voor autoverkeer. Conclusie De nabijheid van enkele belangrijke verkeersaders, zoals de A2 en de Ds. Martin Luther Kinglaan/ Weg der Verenigde Naties, zorgt voor een goede ontsluiting en bereikbaarheid van de wijk, maar geeft ook geluidsoverlast. Oog in Al is met name aan de zuidzijde goed ontsloten met openbaar vervoer door de ligging van het Centraal Station aan het verlengde van de Ds. Martin Luther Kinglaan/ Weg der Verenigde Naties. Vanuit de wijk is het centrum van Utrecht met de fiets snel bereikbaar en er zijn tevens enkele doorgaande fietsroutes.
3.2.3 Herkenningspunten op stadsniveau Binnen de wijk bestaan enkele herkenningspunten (of gebieden) die zich op stadsniveau onderscheiden. De gebieden die reeds onder ‘invloedssferen’ zijn genoemd zullen nu buiten beschouwing worden gelaten. Tennispark en Aquacenter Den Hommel vormen samen een herkenningspunt vanwege de omvang van de bebouwing, de afzonderlijke ligging en het bovenwijkse gebruiksniveau. De geïsoleerde ligging aan de kruising van het AmsterdamRijnkanaal en de Leidsche Rijn maken dat Den Hommel slechts beperkt zichtbaar is. De gebouwen van de voormalige sojafabriek Cereol Benelux BV zijn herkenbaar op stadsniveau vanwege de omvang van deze fabriek en de hoge schoorsteen. Op het fabrieksterrein staat ook bebouwing die als Rijksmonument is benoemd. Het betreft het in 1908 gebouwde fabriekscomplex van de toenmalige Stichtse Olie- en Lijnkoekenfabriek, ter hoogte van het sluizencomplex. Het complex omvat het fabrieksgebouw met aanbouw aan de westzijde, Kanaalweg 91 en de directeurswoning annex kantoor aan de Everard Meijsterlaan 3.
bestemmingsplan Oog in al 39
Het fabriekscomplex is van belang vanwege de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een karakteristiek industriecomplex uit het eerste decennium van de 20 ste eeuw. Voorts is het van belang vanwege de stedenbouwkundige situering aan het sluizencomplex en de herkenbaarheid van begin 20 ste eeuwse industrievorming aan het Merwedekanaal. Aan de Joseph Haydnlaan 2 staat het in 1940 gebouwde militair hospitaal, genaamd Dr. A. Matthijsen. De rechtervleugel dateert uit 1962-63. Karakteristiek is de architectuur van de Nieuwe Zakelijkheid, de opbouw met een blokvormige bouwmassa met vooruitspringende delen, uitgevoerd in baksteen en beton met stalen ramen. Momenteel zijn in dit gebouw het Asielzoekerscentrum en een kantoor van de Samen Op Weg Kerken gevestigd. Dit complex is een herkenningspunt vanwege de uitgestrektheid, de vrije ligging en het statig karakter van de monumentale bebouwing, dat vele vleugels telt. In het zuiden van Oog in Al is het R.O.C. gelegen. Vanwege het bovenwijkse gebruiksniveau vormt dit complex een herkenningspunt. De bebouwing bestaat uit meerdere elementen die qua architectuur niet bijzonder zijn. Hierdoor is in ruimtelijk opzicht de herkenbaarheid gering. Weliswaar niet tot de wijk Oog in Al behorend, maar in de directe nabijheid van, ligt de Jaarbeurs. Door de enorme afmeting van dit complex is dit een belangrijk herkenningpunt. Duidelijk zichtbaar vanuit Oog in Al staat aan de overzijde van het Merwedekanaal De Munt. Dit statige en grote monument is een beeldbepalend herkenningspunt dat voor de beleving vanuit Oog in Al als onderdeel van de zone rond het Merwedekanaal van grote waarde is. De eveneens buiten het plangebied liggende koffiefabriek (Douwe Egberts) is vanuit de wijk duidelijk zichtbaar en de nabijheid daarmee bijna voelbaar. Op stadsniveau is dit een belangrijk herkenningpunt. Conclusie Alle genoemde herkenningspunten zijn van grote waarde voor de wijk Oog in Al of het beeld van de directe omgeving.
3.2.4 Morfologie De morfologische kaart is een schematische kaart waarop de verhouding tussen bebouwing en openbare ruimte inzichtelijk is gemaakt. Door deze kaart wordt inzicht gegeven in de structuur van Oog in Al en de aangrenzende wijken. De binnenstad heeft een klein concentrisch verkaveld hart dat zich bevindt rondom de Dom en de Janskerk, De Kromme Nieuwe Gracht is mede bepalend voor de concentrische structuur. Ten noorden en vooral ten zuiden van het hart van het centrum is de verkaveling hoofdzakelijk noord-zuid gericht. Dit wordt bepaald door de ligging van de Oude Gracht en de Nieuwe Gracht, waarop de bebouwing georienteerd is. Deze grachten zorgen tevens voor de langgerekte vorm van het gehele centrum van Utrecht.
bestemmingsplan Oog in al 40
Tussen het centrum en de uitbreidingswijken aan de westzijde ligt een noord-zuid gerichte zone met een grove verkaveling in een ruime setting. In deze zone staan veel grootschalige elementen los in de ruimte. Hieronder vallen Hoog Catherijne, het Centraal Station en de Jaarbeurs. De dichterswijk maakt onderdeel uit van deze overgangszone. Onder de uitbreidingswijken ten westen van het centrum vallen Oog in Al, Majellapark, Lombok, Kanaleneiland en Transwijk. Oog in Al heeft overwegend een noordzuid gerichte verkaveling met de Lessinglaan / Joseph Haynlaan als belangrijkste noord-zuidas. Welgelegen wijkt af met een oost-west gerichte verkaveling dat is ingegeven door de ligging van de Leidsche Rijn en de Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties. In Welgelegen is de bebouwingsstructuur gevarieerd en versnipperd. De openbare ruimte spoelt hier om de bebouwing heen. In de rest van Oog in Al is de openbare ruimte onderverdeeld in concentraties van verschillende afmeting. De noord-zuid gerichte verkaveling komt terug in Kanaleneiland en Transwijk, met de Beneluxlaan als belangrijkste noord-zuidas waaraan de bebouwing is gelegen. Hier zijn de bouwblokken echter veel groter van afmeting. De verkaveling is daar op basis van een orthogonaal patroon gerealiseerd, waarbij de openbare ruimten grotendeels onderdeel uitmaken van het grid. Lombok is een combinatie van noordzuid verkaveling aan de oostkant en een afwisselend gebied aan de westkant. Opvallend is de kleinschaligheid en dichtheid van de verkaveling aan de oostkant, met smalle straten en smalle bouwblokken. Lombok heeft buiten het stratenpatroon weinig openbare ruimte. Majellapark heeft weer een oost-west gerichte verkaveling parallel aan de Vleutenseweg en de Spoorlijn naar Den Haag/Rotterdam. Hier concentreert de openbare ruimte zich op een paar plaatsen, met het Majellapark als grootste onbebouwde ruimte. Conclusie Oog in Al heeft een hoofdzakelijk noord-zuid gerichte blokverkaveling, waarbij Welgelegen een duidelijke uitzondering vormt met een oost-west gerichte structuur. Welgelegen kenmerkt zich daarnaast door een versnippering van bebouwing en openbare ruimte, terwijl de openbare ruimte in Oog in Al verder uit geconcentreerde openbare ruimtes bestaat met een wisselende afmeting.
bestemmingsplan Oog in al 41
Figuur morfologie
bestemmingsplan Oog in al 42
3.3
De structuur van de wijk Oog in Al
3.3.1 Stedenbouwkundige opzet Oog in Al behoort van oudsher tot het stroomgebied van de Oude Rijn. Rond 1000 verlandde de rivier sterk en werd ter vervanging de Vleutense Wetering gegraven. Eén deel bleef in gebruik van de Oude Rijn, deze tak vinden we nu nog terug bij de Billitonkade. In de 12 de en 13 de eeuw werd het gebied in cultuur gebracht, de hoger en lager gelegen gronden langs de rivier werden daarmee bruikbaar gemaakt voor landbouw. De benamingen Hoge en Lage Weide getuigen nog van deze kom- en kleigebieden. Met het verkavelen is ook de Hogeweidse Dijk aangelegd. De Hogeweidse Dijk ging halverwege over in de Groeneweg. Deze kwam met een scherpe knik uit op de Heerenweg die parallel liep met de Oude Rijn. Precies in deze knik is in de 17 de eeuw het landgoed Oog in Al aangelegd. In de jaren 1663-1664 werd de Leidsche Rijn gegraven als verbindende trekvaart tussen Leiden en Utrecht. Tot op dat moment liep de gebruikelijke vaarroute vanaf Leiden via een wetering die bij Utrecht aansloot op de Oude Rijn (de restgeul langs Billitonkade) en zo op de Vleutense Wetering tot aan de Utrechtse binnenhaven van het Leidseveer. Het recht doortrekken van deze verbinding naar Utrecht maakte deel uit van een uitbreidingsplan gemaakt door burgemeester Hendrik Moreelse. Het grootse plan behelsde onder andere een uitbreiding met drie nieuwe woongrachten ten westen van de Catharijnesingel, het verbeteren van de verbinding met Leiden en de nieuwe trekvaart als één van de assen in het uitbreidingsplan. Op hetzelfde moment maakte de uit Amersfoort afkomstige jonker Everard Meijster ook een uitbreidingsplan voor de stad. In verwachting van de toekomstige stadsuitleg liet Meijster alvast een groot landgoed aanleggen in de knik van de zojuist gekanaliseerde Leidsche Rijn met uitzicht op de nieuwe stad. De strategische ligging van het landgoed en het uitzicht op de stad inspireerde Meijster tot de naam van zijn landgoed “ ’t Oog in Al” (d.i. alles in het zicht/ oog). Het landhuis was dan ook met de voorgevel gericht op de stad en lag met zijn zijgevel aan de Leidsche Rijn. In de zichtas werd ook een theekoepel gebouwd. Het grote uitbreidingsplan van de stad kwam niet tot stand op de drie grachten na (de zogeheten moesgrachten) en het doortrekken van de Leidsche Rijn naar de stad. Het landgoed Oog in Al bleef daarna nog geruime tijd midden tussen de weilanden liggen. In de periode 1883-1840 werd de buitenplaats verbouwd tot landhuis in een landschapspark. Langs de Vleutense Wetering en de Leidsche Rijn werden in 17 de, 18 de en 19 de eeuw tal van industrieën gevestigd, waaronder houtzaagmolens, scheepswerven en steenovens. Met de opening van het Merwedekanaal eind 19 de eeuw, werd de Leidsche Rijn interessant als vestigingsplaats en kwamen er vele fabrieken aan beide zijden van de Leidsche Rijn bij.
bestemmingsplan Oog in al 43
Aan het einde van de 19de eeuw onderging de omgeving van Oog in Al een ingrijpende verandering. Allereerst door het graven van het Merwedekanaal, dat net ter hoogte van het landgoed de Leidse Rijn kruiste. De uitbreiding van de stad was al op gang gekomen, maar voorlopig vormde het Merwedekanaal nog een grote barrière, slechts via enkele overhaalbruggen over te steken. In 1918 kocht de gemeente het landgoed Oog in Al aan ten behoeve van de uitbreiding van de stad. De woonwijk De eerste versie van het uitbreidingsplan van H.P. Berlage en N. Holsboer uit 1920 bevatte ook een ontwerp voor een nieuwe woonwijk ten westen van het Merwedekanaal. Hoewel het uitbreidingsplan aangepast diende te worden en er een tweede –meer bescheiden– versie volgde in 1924, was de gemeente al wel begonnen met de bouw van de woonwijk. Men had al in 1918 het landgoed Oog in Al opgekocht, met de bedoeling hier te gaan bouwen. De stedenbouwkundige opzet van de nieuwe wijk werd zoals deze in het plan van Berlage was voorgesteld. Dat betekent met name dat het stratenpatroon is overgenomen, evenals de incorporatie van het landgoed Oog in Al als nieuw park. Als reeds bestaande structuur heeft Berlage de Groeneweg als belangrijke as in het plan opgenomen. De Groeneweg kreeg nu de naam Everard Meijsterlaan. Ook de buitenplaats Rhijnlust werd opgenomen in het uitbreidingsplan. In 1921 werden door de woningbouwverenging “Buiten Thuis” aan de rand van het nieuwe park -voor die tijd- ruime middenstandswoningen neergezet. Er werd een aantal vernieuwende architecten ingehuurd zoals Klaarhamer en Rietveld. In het plan van Berlage zijn de industrieën aan het Merwedekanaal ten noorden van het park Oog in Al behouden en stokt het nieuwe stratenpatroon aan de rand van deze lange kavels. De Everard Meijsterlaan vormt de grens tussen woonbebouwing en industrie. De bebouwing in de jaren 1921-1930 volgt in grote lijnen de stedenbouwkundige opzet uit het plan van Berlage en Holsboer. In 1936 kwam het gedeelte ten noorden van de Everard Meijsterlaan tot stand, maar niet langer als een concrete uitwerking van de plannen van Berlage. Wel is de tuinstad-opzet met brede straten, openbaar groen en ruime middenstandswoningen voortgezet. De bereikbaarheid van de nieuwe wijk werd als een groot probleem ervaren. Het Merwedekanaal, het sluizencomplex en de enkele brugverbinding over het kanaal zorgden voor veel klachten over slechte bereikbaarheid. Naoorlogs Het stratenpatroon - in een rechthoekige opzet - was voor een groot deel al voor de oorlog aanbesteed en werd niet gewijzigd. De opzet met eengezinswoningen analoog aan het vooroorlogse deel werd wel gewijzigd. Nu werden er ook etagewoningen gebouwd, maar wel bestemd voor de betere middenklasse. Het middenstandskarakter van de etagewoningen komt naar voren in de extra voorzieningen in de woningen. Naast eengezinswoningen, zijn er overal speciale woningen voor ouderen gebouwd. Het tuinstad-concept is hier op een typisch naoorlogse wijze uitgewerkt met openbare groene ruimten tussen de open verkaveling. Verder zijn er twee parken. De groenstrook aan het Amsterdam-Rijnkanaal is bewust open gehouden ter recreatie van de bewoners.
bestemmingsplan Oog in al 44
Als grote openbare ruimte is het Herderplein ingericht met winkels, maar met name als plein met verdiept bassin waarin men naar believen water kon laten lopen (ijsbaan of bad) en als speelplaats te gebruiken. Rondom het plein zijn de bouwhoogten speciaal op de openbare ruimte afgestemd. In dit hele deel is veel aandacht besteed aan de architectuur van de etagewoningen, met enkele zeer aparte kapvormen en veel detaillering van de gevels. Op enkele plekken zijn bijzondere gebouwen geplaatst, soms in zichtassen. Conclusie De stedenbouwkundige structuur van Oog in Al is zeer waardevol. Oude elementen zoals de lintstructuur langs de Leidsche Rijn en het landgoed Oog in Al, zijn herkenbaar en vormen onderdeel van een (later) stedenbouwkundig plan. De herkenbare tuinstadopzet, zowel in de meer oorspronkelijk vorm (het vooroorlogse deel, Oog in Al) als in de vorm van de naoorlogse uitwerking (Halve Maan) maken van het plangebied een aantrekkelijke wijk.
bestemmingsplan Oog in al 45
3.3.2 Openbaar groen en water De openbare ruimte in de wijk is grotendeels groen ingericht. Langs de grote watergangen bevindt zich vrijwel overal een strook groen en in bijna alle straten staan aan weerszijden bomen. De afmetingen van de groenconcentraties bepalen voor een belangrijk deel het groene beeld van de wijk. Grote groenconcentraties De wijk Oog in Al kent een aantal groenconcentraties van zeer grote omvang, waarvan het Park Oog in Al de meest beeldbepalende is. De andere grote groenconcentraties waren de Noordpunt, de concentratie van groen rond Aquacentrum Den Hommel en het voormalig Militair Hospitaal en de aaneenschakeling van groen rond het Rusthuis Welgelegen en de kantoorbebouwing aan de Weg der Verenigde Naties. Deze groenconcentraties bevinden zich aan de randen van de wijk, maar wel aan verschillende zijden. Centraal in de wijk ligt de Joseph Haydnlaan. Deze laan heeft een brede groene berm, die met bomen is beplant. Omdat deze drukke verkeersas door de wijk loopt, is deze doorlopende groene strook van belangrijke invloed op de beleving van de ruimte.Daarnaast zijn de waterwegen rond (Merwedekanaal en AmsterdamRijnkanaal) en in (Leidsche Rijn) de wijk Oog in Al natuurlijk van invloed op de groenbeleving. Groenconcentraties per buurt Binnen Halve Maan is het Victor Hugoplantsoen een groene ruimte van behoorlijke omvang. Het overige groen in deze buurt bestaat uit kleine snippers tussen de hoogbouw (rond de Cervanteslaan en tussen de Johan Wagenaarkade en de Dickenslaan) en rond de twee kerken (aan de Lessinglaan en het Hendrik van Tussenbroekplantsoen). In de buurt Oog in Al zijn enkele verspreide concentraties groen van redelijke omvang aanwezig. Deze bevinden zich rond de kerken aan de Molièrelaan en de J. Winnubstlaan, op het Beethovenplein en aan de Schumanstraat rond het Cultureel Centrum. Een belangrijk deel van het groene karakter van deze buurt wordt bepaald door de vele voortuinen aan de straat. Aan de Mendelssohnstraat en aan de Goethelaan ligt op een enkele plaats de bebouwing terug in de rooilijn en is deze plaatselijke verbreding van de straat ingevuld met groen. In Welgelegen bestaat het groen uit de (reeds genoemde) concentraties langs de Weg der Verenigde Naties en de Pijperlaan. Het noordelijk deel van Welgelegen is daarentegen dicht bebouwd en kent weinig groen. Dit deel grenst echter aan de Leidsche Rijn en heeft het Park Oog in Al direct aan de overzijde. Conclusie Oog in Al is een groene wijk, wat het een aantrekkelijke woonomgeving maakt. De grote groenconcentraties zijn door de omvang en spreiding over de wijk zeer waardevol, zowel in ecologisch opzicht (kansen voor beschermde dieren- en plantensoorten, Flora- en faunawet 2002), en in recreatief opzicht (met name Park Oog in Al en de Noordpunt) en voor de beeldkwaliteit (met name rond de kantoorbebouwing aan de Weg der Verenigde Naties). Ook de overige groene ruimtes en de tuinen dragen bij aan het groene karakter van de wijk.
bestemmingsplan Oog in al 46
3.3.3 Wijkontsluiting Hoofdontsluiting Dwars op de Lessinglaan/ Haynlaan/ Pijperlaan liggen de Everard Meijsterlaan en de Beethovenlaan. Deze wegen doorsnijden de wijk van oost naar west en worden aan de oostkant van de wijk beëindigd door het park Oog in Al en aan de westkant door bijzondere bebouwing (kerk of school). Beide wegen onderscheiden zich door de kaarsrechte vorm en symmetrie. Een derde weg die de wijk op vergelijkbare wijze doorsnijdt is de Leidseweg. Deze as onderscheidt zich ruimtelijk door de ligging aan de Leidsche Rijn, waardoor een heel breed profiel is ontstaan. Echter in vergelijking met de andere twee wegen is de functie van deze weg beperkt doordat de weg alleen voor eenrichtingsverkeer toegankelijk is (met uitzondering van langzaam verkeer). Ter plaatse van de Pijperlaan wordt de Leidseweg onderbroken en gaat aan de westzijde verder als de Oude Leidseweg. Binnen de wijk heeft het noordwestelijk deel (de buurt Oog in Al) de meest consequente ontsluitingsstructuur, waarvan de wegen parallel lopen aan de Lessinglaan / Joseph Haydnlaan / Pijperlaan of haaks daarop parallel aan Everard Meijsterlaan en de Beethovenlaan. Ter plaatse van de bedrijvigheid aan de Kanaalweg is de bebouwing vanuit de buurt Oog in Al niet te doorkruisen. De ontsluiting van Halve Maan bestaat uit korte straten die geen van allen in elkaars verlengde liggen. Opvallend is dat slechts drie wegen rechtstreeks naar het Amsterdam-Rijnkanaal lopen, waarvan maar één in het midden in de wijk. De buurt Den Hommel wordt hoofdzakelijk ontsloten via één weg, waaraan de meeste functies gesitueerd zijn: de Kennedylaan. Het kleine woongebied tussen de Pijperlaan en Ds. Martin Luther Kinglaan takt hier via een zijweg op aan. Welgelegen wordt omringd door de twee hoofdassen (de Pijperlaan en de Weg der Verenigde Naties) en de Leidseweg. Door het gebied zelf loopt als belangrijkste ontsluitingslus de Ravellaan.
bestemmingsplan Oog in al 47
Figuur ontsluitingsstructuurIn Den Hommel bestaat het groen uit (de reeds
bestemmingsplan Oog in al 48
Langzaamverkeerroutes Binnen de wijk Oog in Al is een aantal langzaamverkeerroutes te onderscheiden. De hoofdfietsroutes worden gevormd door de Kanaalweg, de route via de Westelijke Verdeelring, de Leidseweg en de Everard Meijsterlaan. Daarnaast zijn enkele ontsluitende voorzieningen die veelal gescheiden van de auto-ontsluiting liggen. Zo loopt langs het Merwedekanaal een doorgaande fietsroute. Langs de Leidsche Rijn loopt eveneens een langzaamverkeerroute, waarvan het deel ten westen van de Debussystraat als fietspad is uitgevoerd en ten oosten van deze straat overgaat in een voetpad. Dit voetpad loopt door tot in park Oog in Al, waar het onderdeel uitmaakt van een verzameling voetpaden. In het verlengde van de Beethovenlaan en de Everard Meijsterlaan lopen eveneens voetpaden het park in. Langs het Amsterdam-Rijnkanaal ligt een afzonderlijk voetpad langs het groen. Dit voetpad gaat in het noorden over in meerdere voetpaden die de groene Noordpunt doorkruisen. Aan de zuidkant van de wijk, tussen de kantoren in Welgelegen, lopen eveneens enkele langzaamverkeerroutes door het groen, waaronder een vrijliggend fietspad langs de hoofdas Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties richting het centrum. Langs de andere hoofdas Lessinglaan / Joseph Haydnlaan / Pijperlaan liggen aan weerszijden vrijliggende fietspaden. Conclusie De wijk Oog in Al is goed ontsloten voor autoverkeer en langzaam verkeer. Wellicht kan de ruimtelijke structuur c.q. de wegenstructuur op onderdelen worden verbeterd, bijvoorbeeld om de nabijheid van het Amsterdam-Rijnkanaal vanuit de wijk beter te ervaren. Dit geldt eveneens voor de bedrijvigheid aan de Kanaalweg waar meer verbindingen naar het Merwedekanaal vanuit de wijk wenselijk zijn. In verkeerskundig opzicht zijn deze ingrepen echter niet noodzakelijk. De langzaamverkeerroutes vallen hoofdzakelijk samen met de groenstructuur in de wijk.
3.3.4 Herkenbare elementen Op de kaart zijn de elementen aangegeven die op het niveau van de wijk herkenbaar zijn. Hierin kan een onderscheid gemaakt worden in monumenten, beeldbepalende panden, oriëntatiepunten en herkenbare open ruimten. Onder monumenten (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) vallen panden die vanuit cultuurhistorisch oogpunt bijzonder en herkenbaar zijn. Beeldbepalende panden zijn panden die architectonisch bijzonder zijn, maar geen speciale status hebben. De oriëntatiepunten zijn de gebouwen die opvallen vanwege de afmeting en/of situering. De wijkoverstijgende elementen, zoals bijvoorbeeld Aquacenter Den Hommel of het Militair Hospitaal, zijn op deze kaart niet meer aangegeven. Bijna alle herkenbare open ruimten betreffen groene plekken binnen Oog in Al en zodoende al onder paragraaf ‘openbaar groen’ aan de orde geweest. De herkenbare ruimten die in deze paragraaf worden onderscheiden zijn de open ruimten die niet tot de groenstructuur behoren.
bestemmingsplan Oog in al 49
bestemmingsplan Oog in al 50
Rijksmonumenten • Het sluizencomplex aan het Merwedekanaal dateert van eind 19 de eeuw en omvat: twee schutsluizen met sluiskommen, een dubbele basculebrug, een dubbele ophaalbrug, een brug met schotbalkkering in de Kanaalweg, een ophaalbrug in de Kanaalweg, schutsluizen bij Park Oog in Al, een sluisje met brug in de Vleutense Wetering, de Muntbrug, de Goethebrug, de Abel Tasmanbrug, de dienstwoningen Kanaalweg 79-82, 88, 89, Leidseweg 90, 91, 92 , Everard Meijsterlaan 1, 2, 2A en Keulsekade 24-33 en twee schotbalkloodsen aan de Keulsekade 35. Het waterstaatkundige complex met bijbehorende sluizen, bruggen, dienstwoningen en andere (water)bouwkundige werken is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en de ruimtelijk-historische waarde en uit het oogpunt van de civiele techniek. Vanwege de vormgeving is het tevens van architectuurhistorisch belang. • Rechthoekig landhuis in Park Oog in Al 1/1A uit de 18 de eeuw met uitgebouwde halfronde kamer uit de aanvang van de 19 de eeuw met theekoepel. Het pand is van architectuurhistorisch en cultuurhistorisch belang vanwege de verbondenheid met de buitenplaats `t Oog in Al van Everard Meijster. • Blok van vier woningen aan de Robert Schumannstraat 13, 15, 17, 19 uit 1932 naar ontwerp van architect G.Th. Rietveld. Het blok is van belang vanwege de algehele architectonische (veel glas en lichte kleurstelling) en typologische (kernhuis met variabele ruimte-indeling door middel van schuifwanden) vormgeving en het doel waarvoor het blok werd ontworpen en uitgevoerd (gezinnen met lagere inkomens). De woningen zijn een representatief voorbeeld van het Nieuwe Bouwen uit de periode 1920-1940. • Gepleisterd landhuis `Rijnlust` uit de 18 de eeuw aan de Richard Wagnerlaan 22. Het pand is cultuurhistorisch en architectuurhistorisch van belang als buitenplaats gelegen aan de Leidsche Rijn. Gemeentelijke monumenten • Groep woonhuizen aan de J.S. Bachstraat 1-75 en aan de Mozartlaan 1-35 uit 1922 en een groep woonhuizen aan de Richard Wagnerlaan 1-15 uit 1923, ontworpen door P.C.J. Klaarhamer in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. De groep woonhuizen is van architectuurhistorisch belang vanwege zijn plaats in het oeuvre van P.C.J. Klaarhamer en van belang als een vroeg en origineel voorbeeld van Nieuwe Zakelijkheid. De woningen aan de Mozartlaan zijn tevens van belang vanwege hun ligging aan het park en passen binnen het door Berlage en Holsboer ontworpen stratenplan. • De Mattheüskerk aan het Hendrika van Tussenbroeckplantsoen is gebouwd in 1952 naar ontwerp van G. en T. van Hoogevest. De kerk is een gemeentelijk monument en voorbeeld van sobere naoorlogse protestantse kerkbouw met traditionele vormen en materialen. Door de situering van de kerk op de kop van de Beethovenlaan komt dit architectuurhistorisch waardevolle gebouw als herkenbaar element goed naar voren. • De Pniëlkerk aan de Lessinglaan is gebouwd in 1955 naar ontwerp van Ir. P. Dingemans en Sj. Wouda. De kerk is een opmerkelijk voorbeeld van centraalbouw en in Utrecht het eerste voorbeeld van moderne vormgeving (een zeshoekige koepelvorm) in de gereformeerde kerkbouw. De kerk is precies in de bocht van de Lessinglaan gesitueerd, vrij in de ruimte, waardoor deze vanaf het zuiden van de Lessinglaan duidelijk in het zicht ligt. • De Dominicuskerk, op de hoek van de Von Weberstraat – Palestinastraat. Deze kerk valt op door de situering op de kop van de Chopinstraat en door de vrije ligging aan het groen.
bestemmingsplan Oog in al 51
•
•
•
•
•
Duitse bunker gelegen aan de oostzijde van Park Oog in Al, nabij de vijver. De gewapend betonnen geschutsbunker is van belang als karakteristieke geschutsbunker uit de Tweede Wereldoorlog, gebouwd volgens een speciaal ontwerp voor de Kriegsmarine. Het geschut bestreek het Merwedekanaal. Oorspronkelijk maakte de bunker deel uit van één van de drie verdedigingslinies rond de stad, voornamelijk als bescherming van de commandocentra van de Duitse Kriegsmarine. Woonhuis aan de Petrarcalaan 34 uit 1938 van architect P.J. Koster in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid met Art-Deco interieur elementen. Het pand is van architectuurhistorisch belang als gaaf en daardoor zeldzaam voorbeeld van een Nieuwe Zakelijkheid exterieur met Art-Deco interieur. Serie van in totaal acht woonhuizen aan de Pijperlaan (15, 17) en Bizetlaan (210) gebouwd rond 1920. De serie woonhuizen is van belang als karakteristiek en gaaf voorbeeld van woningbouw uit de jaren ´20 van de 20 ste eeuw in de landelijke variant van de Amsterdamse Schoolstijl. Bedrijfspand aan Leidseweg 125. Het pand is een voorbeeld van vroegindustrieel erfgoed en van cultuurhistorisch belang voor het historische karakter van de Leidseweg (tussen Merwedekanaal en Joseph Haydnlaan/Pijperlaan) als voormalige invalsweg en de daar plaatsgevonden industrialisatie eind 19e en begin 20e eeuw. Leidseweg 124.
Beeldbepalende panden • Aan weerszijden van het Beethovenplein staan twee beeldbepalende basisscholen. Karakteristiek is de situering van beide scholen aan het Beethovenplein en de op elkaar afgestemde sobere architectuur. Aan het Beethovenplein 2 staat de Johan de Wittschool. Deze school is in 1932 gebouwd in opdracht van de Dienst Gemeentewerken van de Gemeente Utrecht. De school is in het stedenbouwkundige plan van Berlage en Holsboer opgenomen. Karakteristiek is de (sobere) architectuur van het langwerpige, rechthoekige gebouw met doorstekende kap. Aan het Beethovenplein 3 ligt de als pendant van de Johan de Wittschool gebouwde Dominicusschool uit 1954. Ook sobere architectuur en karakteristiek vanwege de harmonieuze plaatsing van de volumes; • Rij woningen aan de Leidseweg 94-116. Deze woningen zijn beeldbepalend door hun architectonische stijl en het ensemble. De ligging van de woningen aan de Leidsche Rijn, tegenover Park Oog in Al versterkt de uitstraling van de panden. Oriëntatiepunten • Op de hoek van de Racinelaan en Dantelaan ligt een schoolgebouw dat met name herkenbaar is door de situering van het solitaire gebouw op de kop van de Petrarcalaan/ Händelstraat, De ruimte rond de school (aan de Molièrelaan is onbebouwd en groen ingericht; • Op de hoek van de Everard Meijsterlaan met het Victor Hugoplantsoen ligt een schoolgebouw. Het is met name de situering van het gebouw (de bijzonderheid van de plek) die het tot een herkenbaar element maakt. De school bevindt zich namelijk op de zichtas vanuit de Everard Meijsterlaan en op de kop van het geheel groen ingerichte Victor Hugoplantsoen; • Rusthuis Welgelegen is een oriëntatiepunt vanwege de omvang, de opvallende vorm (halve cirkel) en de vrije ligging van het gebouw. Het gebouw ligt aan de hoofdas Pijperlaan op de hoek met de Leidseweg / Leidsche Rijn, waardoor het gebouw de aandacht trekt;
bestemmingsplan Oog in al 52
• • •
Hotel Ibis valt op vanwege de grote afmeting (6 bouwlagen) en prominente ligging aan de hoofdas Pijperlaan (tegenover Rusthuis Welgelegen) en de Leidsche Rijn. Rusthuis De Wartburg in Dudok-stijl is een oriëntatiepunt door de uitgestrektheid van de bebouwing en de ruime ligging in het groen. Met name aan de Kennedylaan heeft de bebouwing een riante groene voortuin; Het 24 Oktoberplein is vanuit het zuiden het enige punt waar de wijk betreden of verlaten kan worden. Dit geldt voor zowel de auto als voor langzaam verkeer. Zodoende is dit plein, naast dat het een duidelijke onderbreking is tussen de Weg der Verenigde naties en de Ds. Martin Luther Kinglaan, het belangrijkste oriëntatiepunt in de zuidelijke rand van Oog in Al.
Herkenbare open ruimten • Het Herderplein is als plein is ingericht, met de bijbehorende verstening. Het plein is een herkenbare open ruimte door de afmetingen, de oriëntatie van de omliggende bebouwing op het plein en de centrale ligging van het plein in het noordelijk deel van Halve Maan; • Het Beethovenplein is gedeeltelijk groen ingericht, maar wordt hier toch apart onderscheiden als herkenbare open ruimte omdat de omvang en beleving van de omvang van deze ruimte mede bepaald worden door de wegen rondom het plein. De situering van de twee (reeds genoemde) scholen aan het plein versterken de bijzonderheid en herkenbaarheid van de plek; • De Lessinglaan / Joseph Haydnlaan / Pijperlaan is een hoofdas door het gebied, maar tevens een herkenbare ruimte. De breedte van de weg (mede bepaald door de brede middenberm) en de centrale ligging van deze as in de wijk maken deze ruimte heel herkenbaar en van belang voor de oriëntatie binnen de wijk.
bestemmingsplan Oog in al 53
bestemmingsplan Oog in al 54
Archeologie Oog in Al is archeologisch zeer interessant. De wijk ligt namelijk op de stroomrugzijde van de Oude Rijnloop. Het gebied kende mogelijk bewoning vanaf de bronstijd. De archeologische waarde is vergelijkbaar met het stadsdeel Leidsche Rijn, waar bij de bouwwerkzaamheden een groot aantal archeologische vondsten worden gedaan. Wel kan verwacht worden dat het archeologisch bodemarchief in Oog in Al reeds is aangetast bij de aanleg van de huidige bebouwing en grond- en bodemwerken. Op dit moment zijn de volgende archeologische waarden bekend. • De Everard Meijsterlaan en verlengde: vroeg middeleeuwse routes door het gebied, verbinding met de Hogeweidsedijk, vermoedelijk 12 de –13 de eeuws. • Ook loopt een Romeinse weg door Oog in Al. Een deel van deze Romeinse weg is vorig jaar opgegraven in Leidsche Rijn. Uit archiefgegevens is bekend dat de oude weg in de 17 de eeuw opgeheven is in verband met de aanleg van de nieuwe Leidseweg. • De gehele strook langs de Leidsche Rijn en Leidsche weg, vroege bewoning, buitenplaatsen. • Park Oog in Al en aanliggende straten: buitenplaats van Everard Meijster in de 17 de eeuw. Bij ingrepen die de grond verstoren is in deze gebieden archeologisch onderzoek noodzakelijk. Conclusie Oog in Al kent een groot aantal herkenbare elementen, die overwegend een monumentale status hebben. De beeldbepalende panden geven plekken binnen de wijk een eigen identiteit en zijn om deze reden waardevol. De oriëntatiepunten zijn door de positie en/of afmeting van de bebouwing onderscheidend, maar als element op zich niet beschermingswaardig. De locaties van de oriëntatiepunten onderscheiden zich echter binnen de wijkstructuur en behoeven daarom een bijzondere invulling in ruimtelijk of functioneel opzicht. De herkenbare open ruimten in Oog in Al die geen groene invulling kennen (zoals het Herderplein) zijn van belang voor de afwisseling en oriëntatie binnen de wijk. De archeologische waardevolle gebieden hebben de potentie om herkenbaar elementen in de wijk te worden. Er dient in ieder geval rekening mee te worden gehouden bij nieuwe ontwikkelingen.
bestemmingsplan Oog in al 55
3.3.5 Parkeren In bijna heel Oog in Al vindt parkeren langs de straat plaats, in de meeste straten aan weerszijden van de weg. Door de smalle straatprofielen in delen van de wijk wordt de doorstroming van het verkeer belemmerd, hetgeen uit veiligheidsoverwegingen niet wenselijk is (toegankelijkheid van de wijk voor hulpdiensten bij eventuele calamiteiten). Bovendien bepalen de geparkeerde auto’s voor een belangrijk deel het beeld van de straat. Dit gaat ten koste van de beeldkwaliteit van de woonomgeving. Grote openbare parkeervoorzieningen komen in de wijk niet voor. Wel zijn er enkele parkeerpleintjes rond de garageboxen achter het Herderplein in Halve Maan, rond sportcomplex Den Hommel en rond de flats in Welgelegen. In enkele straten is het mogelijk om als bewoner op eigen terrein te parkeren. Dit is onder meer het geval aan de Brucknerlaan. In Welgelegen bevinden zich aan het Vivaldiplantsoen en Franz Lisztplantsoen grote afsluitbare parkeerterreinen ten behoeve van de werknemers aldaar. Verder bevinden zich in Welgelegen parkeervoorzieningen aan de achterzijde en op binnenplaatsen van verschillende bedrijven. Seniorencomplex Welgelegen heeft een eigen ondergrondse parkeergarage. Conclusie De parkeerdruk in delen van de wijk is hoog. Met name in de straten met een smal wegprofiel leidt dit tot een onaantrekkelijk beeld en een belemmering van de doorstroming en de toegankelijkheid.
3.4
Buurten binnen de wijk
3.4.1 Algemeen Het plangebied is onder te verdelen in vier buurten: Halve Maan, Oog in Al, Welgelegen en Den Hommel. Tussen de vier buurten bestaan functionele verschillen. Zo staat in de buurten Halve Maan en Oog in Al het wonen centraal, kent Welgelegen naast een woonfunctie vooral een concentratie van werkgelegenheid en zijn in Den Hommel recreatieve functies en maatschappelijk-verzorgende functies bepalend. Deze paragraaf gaat in meer detail in op de verschillende buurten. Binnen elke buurt is op basis van ruimtelijke kenmerken een onderverdeling naar deelgebieden. Een deelgebied onderscheidt zich ten opzichte van de aangrenzende deelgebieden als één of meer ruimtelijke kenmerken duidelijk verschillen. In deze paragraaf worden de meest opvallende kenmerken per deelgebied kort omschreven. Aan de hand van deze kenmerken en op basis van het geconstateerde bij de analyses op stads- en wijkniveau een waardering over het deelgebied wordt uitgesproken. Deze waardering ligt vervolgens aan de basis van het ruimtelijk/ stedenbouwkundig advies voor het gebied: conserveren (huidige situatie handhaven) of stimuleren (huidige situatie op onderdelen verbeteren). Elk criterium heeft een waardering gekregen tussen 1 en 5, die de schaal aangeeft waarin het kenmerk zich voordoet (1 komt nauwelijks voor, 5 komt veel voor). De criteria zijn:
bestemmingsplan Oog in al 56
• • • • • • •
oriëntatie/verkaveling: gelijk-divers; blokmaat/ritme: gelijk-divers; bouwhoogte: gelijk-divers; bebouwingstypologie/variatie: gelijk-divers; bebouwingspercentage: laag-hoog; groen: weinig-veel; profiel: breed-smal.
Op de kaarten ‘Deelgebieden’ en ‘Deelgebieden en clusters’ zijn de afwijkingen op de beschreven karakteristiek aangegeven. De kaarten zijn niet bedoeld om op kavelniveau uitspraken te doen, maar om concentraties te onderscheiden. Op basis van de kenmerken per cluster wordt in de volgende paragraaf aangegeven welke ontwikkelingen mogelijk/wenselijk zijn.
3.4.2 Halve Maan Halve Maan is in het algemeen te typeren als een woonbuurt. De buurt is in de jaren ‘50 direct aan het Amsterdam-Rijnkanaal gebouwd en heeft een groot aandeel middelhoge flatbouw. Naast de woonfunctie komen een aantal andere functies verspreid in de buurt voor. Het gaat met name om detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca in de winkelstrip op het Herderplein, een garagebedrijf aan de Dickenslaan en een scholencomplex aan het Victor Hugoplantsoen. Geen van deze functies zijn grootschalig van karakter. Bovendien heeft het Herderplein te maken met leegloop van winkels die onder meer verhuizen naar het centrum aan de Händelstraat. Aan de zuidkant van Halve Maan is het voormalig Militair Hospitaal deels ingericht als asielzoekerscentrum. Er zijn tevens enkele andere maatschappelijke dienstverleners gevestigd. Maatschappelijke dienstverlening is daarnaast te vinden aan de Lessinglaan en het Hendrika van Tussenbroekplantsoen. Het betreft hier respectievelijk de Pniëlkerk en de Dominicuskerk. Aan de achterzijde van het asielzoekerscentrum wordt aan de Johan Wagenaarkade een appartementencomplex gerealiseerd. Speciale aandacht in Halve Maan gaat uit naar de Noordpunt. Hier komen het Merwedekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal samen. Deze ‘groene’ punt is thans ingericht als park met langs het Merwedekanaal een woonwagenkamp. Om de potenties van de Noordpunt te gebruiken en zo de aantrekkelijkheid van dit gebied te vergroten is er een appartementencomplex gerealiseerd. In de buurt Halve Maan zijn in ruimtelijk opzicht drie deelgebieden te onderscheiden: Halve Maan-noord, Halve Maan-zuid en het voormalig militair hospitaal. Deze worden hieronder toegelicht.
bestemmingsplan Oog in al 57
Deelgebied 1 : Halve Maan-Noord Karakteristiek deelgebied oriëntatie/verkaveling blokmaat/ritme Bouwhoogte bebouwingstypologie/variatie bebouwingspercentage Groen Profiel
1
2
3
gelijk gelijk gelijk gelijk laag weinig breed
4
5 divers divers divers divers hoog veel smal
Typering Deelgebied 1 is een homogeen gebied met lange, hoge, bijna identieke stroken bebouwing van gemiddeld vier lagen, die bijna allemaal noord-zuid gesitueerd zijn. Het bebouwingspercentage is redelijk laag door de onderlinge afstand en de grote hoeveelheid groene ruimte binnen het deelgebied. Waardering Het gebied kent een duidelijke structuur. Het monotone karakter van de bebouwing in het gebied in combinatie met de matige bouwkundige staat van de bebouwing en de onlogische ontsluitingsstructuur maken het deelgebied voor verbeteringen vatbaar. Advies deelgebied 1:
overwegend stimuleren.
Ontwikkelingsmogelijkheden Bestaande situatie Gewenste situatie Opmerkingen Bouwhoogte • 4 bouwlagen • Bebouwing aan Lessinglaan hand• 2 bouwlagen met haven kap (eengezinswoningen) • Hoogbouw concentreren aan Johan • 1 bouwlaag met kap Wagenaarkade en (seniorenwoningen) rond Herderplein • Overige deel alleen laagbouw Bijgebouwen • Bij hoogbouw soms • Geen nieuwe bijge- • Bijgebouwen aan achterzijde bouwen bij hoogmoeten in situbouw, tenzij opgeering altijd on• Bij eengezinswonomen in het bouwdergeschikt zijn ningen aan achterblok aan hoofdbezijde bouwing • Bij seniorenwonin• Bij seniorenwoningen geen bijgebou- • Rond de seniogen niet wen renwoningen ligt collectief • Geen bebouwing in groen voortuinen • Voortuinen vrij houden van bebouwing Structuur • Overwegend helde- • Structuur handha-
bestemmingsplan Oog in al 58
•
Bebouwingstypologie Bebouwingspercentage
re structuur, enigszins onlogische • ontsluitingsstructuur Weinig relatie met • het AmsterdamRijnkanaal
ven Ontsluitingsstructuur verbeteren Waar kansen zich voordoen relatie met het Amsterdam-Rijnkanaal verbeteren Meer variatie in bebouwingstypologie
Strokenbouw n.v.t.
Deelgebied 2 : Halve Maan-Zuid Karakteristiek deelgebied oriëntatie/verkaveling blokmaat/ritme bouwhoogte bebouwingstypologie/variatie bebouwingspercentage groen profiel
1 gelijk gelijk gelijk gelijk laag weinig breed
2
3
4
5 divers divers divers divers hoog veel smal
Typering Deelgebied 2 is een homogeen gebied dat hoofdzakelijk bestaat uit gesloten bouwblokken met een eenheid in bebouwingstypologie en een bouwhoogte van 2 lagen met kap. De bouwblokken hebben bijna allen een zelfde afmeting met een wisselende verkavelingsrichting. Er is weinig groen binnen het deelgebied. De bebouwingsstructuur is redelijk dicht door de gesloten bouwblokken en relatief smalle straten. Waardering De homogene structuur en eenheid binnen het deelgebied zijn kwaliteiten binnen dit deelgebied, waarbij de matige doorkruisbaarheid van het gebied aan aandachtspunt is.
bestemmingsplan Oog in al 59
Advies deelgebied 2: overwegend conserveren, tevens stimuleren. Ontwikkelingsmogelijkheden Bestaande situatie Bouwhoogte 2 bouwlagen met kap Bijgebouwen • Aan achterzijde • Garageboxen tussen twee haaks op elkaar staande bouwstroken op hoeken
Structuur
Gewenste situatie • Handhaven
Opmerkingen
• •
•
Handhaven Geen bebouwing in voortuinen
•
Bijgebouwen moeten in situering altijd ondergeschikt zijn aan hoofdbebouwing Bijgebouwen aan achterzijde niet onbeperkt toestaan, dit kan leiden tot problemen met afwatering
• •
Besloten buurt
Bebouwings- Gesloten bouwblokken typologie n.v.t. Bebouwingspercentage
Handhaven Stimuleren doorkuisbaarheid Handhaven
Deelgebied 3 : Voormalig Militair Hospitaal e.o. Karakteristiek deelgebied oriëntatie/verkaveling blokmaat/ritme Bouwhoogte bebouwingstypologie/variatie bebouwingspercentage Groen Profiel
1
2
3
gelijk gelijk gelijk gelijk laag weinig breed
4
5 divers divers divers divers hoog veel smal
Typering Deelgebied 3 bestaat uit enkele grote elementen in de vrije ruimte. De bebouwingselementen die tot het voormalig Militair Hospitaal behoren vormen een eenheid in bebouwingstypologie en zijn ruimtelijk door aaneenschakeling met elkaar verbonden. Het net gerealiseerde verzorgingshuis/seniorencomplex aan de westkant van het deelgebied is een afzonderlijk element met eigen uitstraling dat niet aansluit bij de bebouwing van het Militair Hospitaal.
bestemmingsplan Oog in al 60
Door de vrije situering van de bebouwingselementen in de ruimte is het bebouwingspercentage relatief laag. Een groot deel van de omliggende ruimte is groen ingericht. Waardering Het statige karakter van de uitgestrekte bebouwing dat het voormalig Militair Hospitaal uitstraalt en de afzonderlijke situering van de bebouwing in de ruimte geven de plek een heel eigen karakter, dat zich positief binnen de wijk onderscheidt.
Advies deelgebied 3:
conserveren.
Ontwikkelingsmogelijkheden Bestaande situatie Gewenste situatie Handhaven Bouwhoogte Grotendeels 4 bouwlagen met kap Bijgebouwen Verspreid als losse entiteiten over het terrein n.v.t. Structuur Bebouwings- • Groot geboutypologie wencomplex met diverse vleugels • Losse elementen in ruimte Bebouwings- Ca. 30 % percentage
Opmerkingen
Geen nieuwe bijgebouwen
Handhaven
Het gebouw is ‘af’ in architectuur en opzet
Handhaven
3.4.3 Den Hommel De kleinste buurt, Den Hommel, herbergt twee grootschalige functies. Deze functies nemen samen ongeveer 70 % van het gebied in en zijn daarmee beeldbepalend. Het gaat om de recreatieve functie van sportcomplex Den Hommel (zwemmen, tennis) en om de maatschappelijke dienstverlening van verzorgingstehuis Wartburg. Het overige deel van Den Hommel heeft een woonfunctie die zich concentreert in een hoek aan de Pijperlaan en de Ds. Martin Luther Kinglaan. Opvallend is verder nog de aanwezigheid van een hotel aan de Pijperlaan en de nieuwbouw van het Nederlands Denksportcentrum in de hoek van het Amsterdam-Rijnkanaal en de Ds. Martin Luther Kinglaan. De buurt Den Hommel vormt in ruimtelijk opzicht één gebied. De ruimtelijke karakteristiek en ontwikkelingsmogelijkheden van het deelgebied worden hieronder toegelicht.
bestemmingsplan Oog in al 61
Deelgebied 4: Den Hommel Karakteristiek deelgebied oriëntatie/verkaveling blokmaat/ritme Bouwhoogte bebouwingstypologie/variatie bebouwingspercentage Groen profiel
1 gelijk gelijk gelijk gelijk laag weinig breed
2
3
4
5 divers divers divers divers hoog veel smal
Typering Deelgebied 4 is een gebied met een gevarieerde samenstelling in bebouwingstypologie, afmeting en oriëntatie van de bebouwing. Doordat een groot deel van het gebied onbebouwd is (ter plaatse van de tennisbanen) is het bebouwingspercentage laag. Rond het zwembad en de tennisbanen is redelijk wat groen aanwezig. Waardering Deelgebied 4 heeft enigszins het karakter van een restgebied, waar de in afmeting wisselende bebouwing met verschillende functies toevallig zijn samengekomen. Omdat echter het oostelijk deel van het gebied wel een zekere oriëntatie in bebouwing heeft, is de samenhang met de rest van het gebied onduidelijk. De samenhangende factor binnen het gebied is de Kennedylaan waaraan de diverse bebouwing gesitueerd is. Het is eventueel mogelijk dat nieuwe ontwikkelingen in de zuidstrook van dit deelgebied (en deelgebied 6) plaatsvinden. Advies deelgebied 4:
stimuleren (bevorderen van de samenhang).
Ontwikkelingsmogelijkheden Bestaande situatie Gewenste situatie Bouwhoogte Variërend van 1 tot Meer samenhang aan6 bouwlagen brengen tussen bebouwing/functies Bijgebouwen Verspreid als losse Geen entiteiten over het deelgebied
Structuur Bebouwingstypologie Bebouwingspercentage
n.v.t. Losse elementen in Handhaven ruimte Ca. 25 % Handhaven
bestemmingsplan Oog in al 62
Opmerkingen de mogelijkheden om meer samenhang aan te brengen zijn beperkt ‘Lege’ plekken in dit gebied zijn recent ingevuld. Er is geen nieuwe bebouwing mogelijk
3.4.4 Oog in Al Ook Oog in Al kan als een woonbuurt gekarakteriseerd worden. Het is qua stedenbouwkundige opzet en architectuur een typische jaren ‘30 buurt. Ruim opgezet, veel groen en gewaardeerd door de bewoners. Oog in Al geldt als het voorzieningencentrum voor de gehele wijk. Behalve deze winkelvoorzieningen bevinden zich in Oog in Al een aantal belangrijke maatschappelijke voorzieningen. Een concentratie hiervan bevindt zich eveneens aan de Händelstraat met twee basisscholen en een kerk. Daarnaast is een bibliotheek gevestigd in het wijkpark dat bovendien een belangrijke recreatieve waarde heeft. Een buurtcentrum bevindt zich op de hoek van de Joseph Haydnlaan en de Richard Wagnerlaan. Opvallende functies in Oog in Al zijn verder het leegstaande grote bedrijvencomplex van de voormalige sojafabriek Cereol, een aantal kleinere bedrijven aan de Kanaalweg en het distributiecentrum van TPG-post aan de Everard Meijsterlaan. Dit gebied zal op termijn een functionele verandering ondergaan bij de herontwikkeling van de voormalige sojafabriek. Tot slot heeft Oog in Al een opmerkelijke spreiding van allerlei kleine bedrijven en zakelijke en maatschappelijke dienstverleners aan huis, vooral aan de Beethovenlaan en de Joseph Haydnlaan. In ruimtelijk opzicht vormt de buurt Oog in Al één gebied. Hieronder worden de ruimtelijke karakteristiek en ontwikkelingsmogelijkheden van dit deelgebied toegelicht.
Deelgebied 5 : Oog in Al Karakteristiek deelgebied oriëntatie/verkaveling blokmaat/ritme bouwhoogte bebouwingstypologie/variatie bebouwingspercentage groen profiel
1 gelijk gelijk gelijk gelijk laag weinig breed
2
3
4
5 divers divers divers divers hoog veel smal
Typering Deelgebied 5 is een homogeen gebied dat hoofdzakelijk bestaat uit gesloten bouwblokken met een eenheid in bebouwingstypologie en een bouwhoogte van 2 lagen met kap. De bouwblokken hebben bijna allen een zelfde afmeting met een noordzuid-gerichte verkaveling. Er is veel groen binnen het deelgebied, mede door de aanwezigheid van Park Oog in Al. Ook de voortuinen dragen bij aan het groene beeld. De bebouwingsstructuur is redelijk dicht door de vele gesloten bouwblokken en relatief smalle straten. Dit wordt echter gecompenseerd door de open groene ruimtes binnen het deelgebied.
bestemmingsplan Oog in al 63
Waardering De homogene open structuur, eenheid en groen binnen het deelgebied zijn kwaliteiten die zorgen voor een harmonieus geheel, waarbij kleinschalige afwijkingen in blokmaat, oriëntatie en bebouwingstypologie zorgen voor een positieve afwisseling. Het oorspronkelijke karakter dient zoveel mogelijk behouden te blijven. Advies deelgebied 5:
conserveren.
Ontwikkelingsmogelijkheden Bestaande situatie Gewenste situatie Bouwhoogte 2 bouwlagen met • Handhaven kap • Alleen bij de twee winkelblokken aan de Händelstraat mag de bouwhoogte worden verhoogd naar 3 bouwlagen met kap Bijgebouwen • Hoofdzakelijk • Handhaven aan de achter• Geen bebouwing zijde in voortuinen • Soms aan de • Bij nietzijkant van de woonfuncties die hoofdbebougeïntegreerd zijn wing in een bouwblok kan op dezelfde wijze met bijgebouwen worden omgegaan als de vergunningvrije situering bij woonbebouwing Overzichtelijke Handhaven Structuur buurt met eenduidig verkaveling en stratenpatroon Handhaven Bebouwings- Gesloten bouwblokken typologie n.v.t. Bebouwingspercentage
Opmerkingen Een verhoging van de hoogte van de winkelblokken benadrukt de centrumfunctie (zie afbeelding ‘centrumfuncties’)
•
•
Bijgebouwen moeten in situering altijd ondergeschikt zijn aan hoofdbebouwing Aan de achterzijde tast dit het beeld vanuit de openbare ruimte niet aan
3.4.5 Welgelegen Welgelegen onderscheidt zich functioneel als buurt duidelijk binnen het plangebied. Dit is namelijk de enige buurt waar zich overwegend grootschalige (bovenwijkse) werkgelegenheid bevindt en waar de woonfunctie ondergeschikt is.
bestemmingsplan Oog in al 64
Tevens is Welgelegen een gevarieerde buurt. Dit is te danken aan de aanwezigheid van verschillende vormen van werkgelegenheid, maar ook door de functiemenging van werken, wonen en maatschappelijke voorzieningen. De werkgelegenheid kenmerkt zich door bedrijven, zakelijk dienstverlening en overheidsdoeleinden. Verschillende bedrijven concentreren zich met name aan de Schönberglaan en Bartoklaan, terwijl de zakelijk dienstverlening zich samen met overheidsdoeleinden van de gemeente Utrecht aan de Ravellaan en de Weg der Verenigde Naties concentreert. Tussen deze concentraties van werkgelegenheid bevinden zich aan de Ravellaan tevens een aantal maatschappelijke dienstverleners, namelijk het seniorencomplex Welgelegen en het ROC onderwijscomplex. De woonfunctie is verspreid over Welgelegen en mengt zich onder meer aan de Leidseweg en de Ravellaan met maatschappelijke dienstverlening, bedrijven en overheidsdoeleinden. In Welgelegen is sprake van sluipverkeer over de route Weg der Verenigde Naties – Gershwinlaan – Ravellaan – Leidseweg – Pijperlaan. Naar alle waarschijnlijkheid ligt de oorzaak van het sluipverkeer buiten het plangebied, bijvoorbeeld verkeersdruk op omliggende wegen als het 24 Oktoberplein. Om het sluipverkeer tegen te gaan zijn zowel in Welgelegen als in Oog in Al reeds maatregelen genomen. In Oog in Al hebben deze afdoende effect gehad, in tegenstelling tot Welgelegen. De ruimtelijke kenmerken en ontwikkelingsmogelijkheden van Welgelegen worden hieronder toegelicht. Deelgebied 6 : Welgelegen Karakteristiek deelgebied oriëntatie/verkaveling blokmaat/ritme bouwhoogte bebouwingstypologie/variatie bebouwingspercentage groen profiel
1 gelijk gelijk gelijk gelijk laag weinig breed
2
3
4
5 divers divers divers divers hoog veel smal
Typering Deelgebied 6 kent een zeer gevarieerde samenstelling in bebouwingstypologie, afmeting en oriëntatie van de bebouwing. Het grootste deel van de bebouwing staat als losse elementen in de ruimte (met uitzondering aan de Leidse Weg), waardoor het bebouwingspercentage laag is. Een groot deel van de open ruimte is groen ingevuld. Door de vrije situering van de bebouwing zijn de straatprofielen relatief breed.
bestemmingsplan Oog in al 65
Waardering De gevarieerde samenstelling van deelgebied 6 maakt dit gebied tot een dynamisch geheel, waarin de groene setting rond de gebouwen een belangrijke bindende factor is. Deze combinatie is de kwaliteit van dit deelgebied die de economische functie van het gebied onderstreept. Met name langs de Weg der Verenigde Naties kan dit concept nog verder worden versterkt/ uitgebreid. Vooralsnog wordt ingezet op handhaven van de bestaande situatie en stimuleren van de ecologische waarde van het groen. Bij ontwikkelingen in het Stationsgebied is het mogelijk dat nieuwe ontwikkelingen in de zuidstrook van dit deelgebied plaatsvinden. Advies deelgebied 6: conserveren, wellicht in relatie met ontwikkelingen in het Stationsgebied stimuleren Ontwikkelingsmogelijkheden Bestaande situatie Bouwhoogte
Gewenste situatie Handhaven
•
De dienstwoningen aan Kanaalweg 79-82, 88 en Leidseweg 91,92, alsmede de woning aan de Kanaalweg 87: 1-2 bouwlagen met kap • Variërend van 2-6 bouwlagen ten noordwesten van Ravellaan en Verdilaan • Variërend van 5-13 bouwlagen ten zuidwesten van Ravellaan en Verdilaan Geen nieuwe Bijgebouwen • Verspreid als losse bijgebouwen entiteiten over het deelgebied • Aan achterzijde woningen Onduidelijk ontsluitingsHandhaven Structuur structuur zuidstrook Bebouwings- Losse elementen in ruimte typologie 15 % Bebouwingspercentage
•
• •
Dienstwoningen zijn Rijksmonument en zodoende mag niets aan de hoogte worden veranderd Bij de overige bebouwing mag de hoogte variëren T.z.t. nieuwe ontwikkelingen uit te werken in een gedetailleerde visie samen met deelgebied 4 en 4A
Onduidelijke situatie handhaven ter voorkoming van sluipverkeer
Handhaven 25 %
bestemmingsplan Oog in al 66
Opmerkingen
Verdichting is met name mogelijk in de zuidstrook
3.5
Clusters binnen de deelgebieden
3.5.1 Algemeen Na een beschrijving van de algemene karakteristiek per deelgebied in de vorige paragraaf worden in deze paragraaf voor de zes onderscheiden deelgebieden de afwijkingen op de beschreven karakteristiek aangegeven. Hiermee onderscheiden we in elk deelgebied één of enkele clusters. Deze paragraaf beschrijft de karakteristiek van elk cluster en geeft in objectieve criteria aan welke afwijkingen van de deelgebiedkarakteristiek bij voorkeur gehandhaafd blijven, dan wel kunnen worden verstrekt of gewijzigd. Het bestemmingsplan geeft een vanuit ruimtelijke oogpunt wenselijke richting aan. Bij eventuele ontwikkelingen kan hier van worden afgeweken. Ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld mede afhankelijk van programmatische en functionele aspecten. De bebouwing in de grote groenconcentraties (Noordpunt en Park Oog in Al), zoals deze zijn onderscheiden in paragraaf ‘water en groen’ worden buiten beschouwing gelaten, omdat hiervoor reeds geconstateerd is dat uitbreiding of nieuwbouw hier niet wenselijk is. De ontwikkelingsmogelijkheden spitsen zich toe op de volgende ruimtelijke aspecten: • bouwhoogte; • bijgebouwen; • structuur; • bebouwingstypologie; • bebouwingspercentage.
3.5.2 Deelgebied 1: Halve Maan-Noord Cluster 1A Cluster 1A betreft de recent gerealiseerde bebouwing in de Noordpunt. Het gebouw staat los van de bebouwingsstructuur van het deelgebied en bevindt zich aan de rand van een groot groen gebied. Deze situering rechtvaardigt een bijzondere invulling, waarmee de beëindiging van de bebouwing aan de noordkant van het deelgebied met een ruimtelijk accent wordt benadrukt. Door de vrije ligging van de bebouwing in de groene ruimte is een grote bouwhoogte (13 bouwlagen) en omvang gerechtvaardigd. Cluster 1B Het cluster bestaat uit de bebouwing van de Pniëlkerk en de omliggende ruimte en onderscheidt zich binnen de ruimtelijke structuur van het deelgebied door de solitaire vorm en vrije ligging. De hoogte is relatief bescheiden. De ligging van de kerk op een zichtlocatie in de bocht van de Lessinglaan vraagt om een bijzondere invulling van de plek. Met de Pniëlkerk is deze invulling gewaarborgd. Aangezien de kerk tot de gemeentelijke monumenten behoort, is de handhaving van dit bijzondere element op zich gewaarborgd. Mocht er door calamiteiten echter ooit een nieuwe invulling aan de orde zijn, dan behoort een hogere bouwhoogte tot de mogelijkheden. Het bestemmingsplan gaat hier echter niet van uit.
bestemmingsplan Oog in al 67
Cluster 1C Dit cluster bestaat uit één strook hoogbouw (4 bouwlagen) en een bij de school (1 bouwlaag) aan het Victor Hugoplantsoen behorend gebouw. Beide gebouwen maken deel uit van de pleinwand rond het Victor Hugoplantsoen. De pleinwand wordt onderbroken door een open ruimte in de bebouwing aan de Johan Wagenaarkade. Deze onderbreking zorgt voor een directe relatie van de woonbuurt met het Amsterdam-Rijnkanaal. Voor het overgrote deel is deze relatie nauwelijks voelbaar: de buurt ligt als het ware met de achterkant aan het kanaal.
3.5.3 Deelgebied 2: Halve Maan-Zuid Cluster 2A Schoolgebouw, bestaande uit twee gelijkwaardige elementen die vrij in de ruimte staan. De bebouwing staat op een zichtas als beëindiging van de Everard Meijsterlaan. De bebouwing voegt zich niet naar de structuur van het deelgebied, maar onderstreept de bijzondere situering aan zowel het Victor Hugoplantsoen als op de kop van de Everard Meijsterlaan. De bebouwing op zich heeft geen bijzondere status maar onderscheidt zich wel ten opzichte van de omgeving, een andere bijzondere invulling van gelijke omvang is ook mogelijk. Hierbij fungeert één beeldbepalend element ruimtelijk als krachtiger markeringspunt op de kop van de Everard Meijsterlaan en het Victor Hugoplantsoen. Het bestemmingsplan gaat echter uit van handhaving van de bestaande situatie. Cluster 2B De Mattheüskerk fungeert als marker op de kop van de Beethovenlaan, waarmee deze as ruimtelijk wordt beëindigd. De kerk maakt ruimtelijk deel uit van het bouwblok aan het Hendrika van Tussenbroekplantsoen. De hoogte van de kerk komt overeen met 3 bouwlagen en kap. Het gebouw is een gemeentelijk monument waarmee het een beschermde status kent. Bij een calamiteit is een andere (wellicht hogere) invulling mogelijk, maar het bestemmingsplan gaat hier niet van uit.
3.5.4 Deelgebied 3: Voormalig militair hospitaal en omgeving Cluster 3A Tussen het voormalig Militair Hospitaal en het Amsterdam-Rijnkanaal is recent een verzorgingshuis/seniorencomplex opgericht. Dit complex is relatief hoog (maximaal 7 bouwlagen) en is vrij dicht op het complex van het voormalig militair hospitaal gebouwd. Het gebouw fungeert als ‘marker’ en presenteert zich naar het AmsterdamRijnkanaal en de Johan Wagenaarkade. Verdere invulling of verdichting is hier niet gewenst.
3.5.5 Deelgebied 4: Den Hommel Cluster 4A Dit cluster bestaat uit een kleinschalig verkaveld woongebied met rijbebouwing, vrijstaande- en geschakelde woningen. Het stratenpatroon loopt grotendeels parallel aan de Kennedylaan met een kromming in de Brucknerlaan. Het cluster wordt vanaf de Kennedylaan ontsloten.
bestemmingsplan Oog in al 68
Langs de Ds. Martin Luther Kinglaan staat geen bebouwing, maar bevindt zich een groen restgebied. Een invulling met bebouwing is hier echter goed mogelijk. Gezien de verkeersintensiteit van deze weg is een invulling met woonbebouwing waarschijnlijk niet mogelijk. Een uitwerking met eventuele nieuwbouw wordt in een afzonderlijk ontwikkelingsplan met de deelgebieden 4 en 6 samen bezien. 3.5.6 Deelgebied 5: Oog in Al Cluster 5A Temidden van het groen staat een schoolgebouw van 2 bouwlagen op de hoek van de Dantelaan/ Racinelaan. Dit gebouw staat op de zichtas vanuit de Petrarcalaan. Het gebouw zelf is niet behoudenswaardig, maar onderscheidt zich door de genoemde situering. Bij nieuwbouw op deze locatie zou een bijzonder gebouw eventueel in de noordwesthoek geplaatst kunnen worden, zodat de groene ruimte vanaf de zichtas voor het gebouw ligt. Het bestemmingsplan gaat hier echter niet van uit. Cluster 5B Aan de oostkant van het deelgebied bevindt zich een cluster met (kleinschalige) bedrijfsbebouwing, tussen de woningbouw in het deelgebied en de bedrijvigheid aan het Merwedekanaal. Dit cluster bestaat uit losse elementen, gegroepeerd rondom een centrale ontsluiting. De bebouwing rondt het woonblok aan de oostkant af met een bijpassende bouwhoogte van 2 à 3 bouwlagen. De locatie is voor gemotoriseerd verkeer alleen vanaf de Kanaalweg bereikbaar, waardoor een duidelijke scheiding bestaat tussen woon- en werkgebied. Door de geringe bouwhoogte en het uiterlijk van de gebouwen is de uitstraling naar het kanaal zeer beperkt. Bij eventuele herontwikkeling kan bekeken worden in hoeverre meer recht kan worden gedaan aan de bijzondere positionering. Het bestemmingsplan gaat hier echter niet van uit. Cluster 5C Aan het Merwedekanaal bevinden zich diverse bedrijven. De bebouwing bestaat uit losse elementen van verschillende afmeting en variërend van 1 tot 3 bouwlagen. Onder deze bedrijven bevinden zich de gebouwen van de voormalige sojafabriek Cereol, waarvan enkele gebouwen tot rijksmonument zijn benoemd. Voor deze bebouwing dient een nieuwe bestemming te worden gevonden, eventueel in relatie met de naastgelegen bebouwing van TPG en KPN. Voor de TPG-bebouwing bevindt zich een onbebouwde ruimte waar laden en lossen plaatsvindt. Het terrein is afgesloten met hekken aan de Everard Meijsterlaan, waardoor het cluster ruimtelijk van de omgeving is afgesloten. Deze herinvulling wordt in een apart traject bekeken. Vooralsnog valt dit gebied buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Cluster 5D Op de hoek van de Palestrinastraat en de Von Weberstraat is een kerk gesitueerd. Dit gebouw varieert in hoogte tussen 1 en 2 bouwlagen. Aan de Händelstraat en Johan Winubstlaan bevindt zich een onbebouwde ruimte voor de kerk die groen is ingericht. De vrije ligging van dit gebouw aan het groen verbijzonderen deze locatie. De rooms-katholieke kerk is een fraai voorbeeld van de Bossche School en is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. De ligging op de zichtas vanuit de Chopinstraat verbijzondert deze locatie. In het bouwblok tegenover de kerk zijn aan de Händelstraat winkels gevestigd.
bestemmingsplan Oog in al 69
Cluster 5E In het midden van het zuidelijk deel van deelgebied 5 ligt een cluster dat hoofdzakelijk bestaat uit schoolbebouwing. Twee scholen van twee bouwlagen zijn symmetrisch aan het Beethovenplein gesitueerd. Een derde school is opgenomen binnen hetzelfde bouwblok als waar ook de bebouwing met winkelfuncties onderdeel van uitmaakt. De centrumfunctie wordt benadrukt door de hoogte (3 bouwlagen). Dit bouwblok heeft aan de Händelstraat een aaneengesloten wand en aan de Franz Schubertstraat een grote opening in de straatwand. Aan de Franz Schubertstraat kan eventueel enige bebouwing worden toegevoegd. De voormalige Wim Sonneveldschool op de hoek met de Winnubstlaan is een bijzonder gebouw. Bij eventuele herontwikkeling in deze hoek wordt gestreefd naar behoud van dit gebouw. De invulling zal te zijner tijd worden bezien waarbij gedacht kan worden aan gebruik voor detailhandel en wonen. Cluster 5F Aan de Leidsche Rijn en tevens aan de rand van het groen tussen de Händelstraat en Debussystraat staan twee vrijstaande gebouwen. Eén gebouw is het 3 bouwlagen tellende landhuis ‘Rhijnlust’ uit de 18 de eeuw aan de Richard Wagnerlaan. Dit Rijksmonument is een passende invulling voor deze bijzonder gelegen plek. Het andere gebouw is het Cultureel Centrum, dat gelegen is op de hoek van de Joseph Haydnlaan met de Richard Wagnerlaan (Leidsche Rijn). Dit is een markante plaats die een bijzondere invulling behoeft. Het Cultureel Centrum is echter een verre van bijzonder gebouw van twee bouwlagen. Nieuwbouw (mogelijk met dezelfde functie) met meer allure en wellicht een grotere hoogte vormt een passende invulling voor deze locatie. De nieuwbouw mag echter niet te dominant worden ten opzichte van Rhijnlust.
3.5.7 Deelgebied 6: Welgelegen Cluster 6A Achter de woningen aan de Leidseweg zijn verschillende bedrijven gevestigd aan de Schönberglaan, de Strawinskylaan en de Bartoklaan. De bedrijfsbebouwing strekt zich veelal uit over de gehele breedte en loopt op sommige percelen zelfs door tot aan de Leidseweg. Hiermee is een menging ontstaan tussen woongebied en bedrijven. Gezien het type bedrijven, is de menging uit milieuhygiënisch oogpunt niet wenselijk. Het is beter om een duidelijke scheidslijn te bepalen waar het woongebied overgaat in bedrijfsgebied. Tussen de bedrijfsbebouwing aan de Bartoklaan en Strawinskylaan en de woonbebouwing aan de Leidseweg is een zekere afstand aangehouden. Op termijn moet deze afstand ook worden aangehouden bij de bedrijfsbebouwing aan de Schönberglaan. De percelen waar de bedrijfsbebouwing doorloopt tot aan de Leidseweg kunnen te zijner tijd worden ingevuld met woningbouw ten noorden van de scheidslijn. Bij herstructurering ligt het accent op wonen en combinaties met lichte vormen van bedrijvigheid. Daarbij is het van belang dat de nieuwe woningbouw als lintbebouwing (vrijstaand) aan de Leidseweg wordt gesitueerd met een open verkavelingsstructuur naar de Leidsche Rijn.
bestemmingsplan Oog in al 70
4.
DE VISIE
4.1
Inleiding
Oog in Al is een rustige, karakteristieke woonwijk in het westelijk deel van de gemeente. De wijk kent veel kwaliteiten – zoals het aanwezige groen (parken) en de rust - die het tot een aangename en gewilde woonwijk maken. Desondanks zijn verbeteringen mogelijk. Naast enkele bestaande knelpunten zijn tendensen zichtbaar en sectorale wensen uitgesproken die (mogelijk) andere kwaliteiten van de wijk bedreigen. Een voorbeeld van een dergelijke tendens is de afname van economische activiteiten aan het Herderplein. De visie voor Oog in Al is met name conserverend van aard. Het uitgangspunt is respect voor de bestaande situatie, ruimtelijk en functioneel, teneinde de kwaliteiten voor langere termijn veilig te stellen. Daarnaast worden kleinschalige ontwikkelingen voorgesteld die kansen bieden ter versterking van de kwaliteiten en verhoging van de duurzaamheid van de wijk. De voorgestelde ontwikkelingen hebben soms een concrete vertaling gekregen in voorliggend bestemmingsplan, maar soms ook niet. Niet alle aspecten zijn namelijk ruimtelijk relevant of voldoende concreet om op te nemen. De visie dient dan ook beschouwd te worden als een brede totaalvisie, die als toetsingskader dient voor toekomstige plannen in en nabij de wijk. De visie is gebaseerd op bestaand beleid, aangevuld met een ruimtelijke, een functionele en een duurzaamheidanalyse van de wijk. De visie vormt een kader waar al het relevante provinciale en gemeentelijk beleid wordt geïntegreerd. Het biedt samen met de resultaten van de gebiedsanalyse een integrale kijk op de wijk. Het Cereolterrein (inclusief naastgelegen TPG- en KPN-terrein) blijft buiten beschouwing. Hiervoor wordt een aparte visie opgesteld, die gevolgd zal worden. Dit neemt echter niet weg dat enkele kansen en bedreigingen bij eventuele herontwikkeling worden aangegeven. De visie voor Oog in Al heeft betrekking op de volgende schaalniveaus die in aangegeven volgorde worden behandeld: • stadsniveau; • wijkniveau; • deelgebiedniveau; • gebouw- en beheerniveau. Per schaalniveau worden de relevante aspecten (zoals verkeer, groen en cultuurhistorie) integraal behandeld.
bestemmingsplan Oog in al 71
4.2
Stadsniveau
4.2.1 Structuur De huidige wijk Oog in Al komt voort uit het uitbreidingsplan van H.P. Berlage en was de eerste wijk die in de jaren ´30 van de vorige eeuw aan de overzijde van het Merwedekanaal werd gebouwd. Door voortgaande groei van de stad ligt de wijk nu relatief centraal in Utrecht, zeker door het momenteel in aanbouw zijnde nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn. De drie belangrijke waterwegen die de wijk ontsluiten vormen één van de kwaliteiten van Oog in Al die ertoe bijdragen dat mensen hier graag wonen. De kanaaloevers en waterlopen kunnen (meer dan tot dusver het geval is) een gevarieerde en rijke groen-blauwe structuur vormen, waarlangs recreatief gewandeld kan worden en waar plaats is voor ‘stadsnatuur’. Het (waar mogelijk) autoluw maken van de langzaamverkeersroute langs het Merwedekanaal kan hieraan een bijdrage leveren. Daarnaast speelt de oriëntatie van bebouwing op het water alsmede de aanwezigheid van openingen tussen de bebouwing naar het water (zicht vanuit de wijk op het water) een rol bij nieuwe ontwikkelingen. In de huidige structuur van Oog in Al is de oorspronkelijke ontwikkeling van industrie langs het Merwedekanaal en aan de zuidkant van de Leidsche Rijn nog steeds zichtbaar. Inmiddels is de invulling breder dan de oorspronkelijke fabrieken en bevinden zich hier diverse bedrijven. De locatie Cereol zal worden herontwikkeld. Voor de locatie is het van belang de karakteristieke bebouwing als historisch herkenningspunt te handhaven. Aangezien hiervoor nog geen uitgewerkte plannen bestaan, valt de ontwikkeling buiten de werking van dit bestemmingsplan. Hoewel het Merwedekanaal deel uitmaakt van een stedelijke en zelfs bovenstedelijke infrastructuur (provinciaal), kunnen diverse delen een eigen ‘sfeer’ krijgen. Nieuwe ontwikkelingen dienen de potentie van het kanaal en het oude profiel (geen continue structuur, maar met verschillende verschijningsvormen) langs de westkant als uitgangspunt te nemen en de aanwezige monumenten en structuren op een goede manier in te passen. Overige uitgangspunten zijn onder meer: • het maken van goede oost-west verbindingen; • diversiteit in maat en schaal; • hogere kwaliteit en hogere dichtheid; • versterken woonfunctie, grotere menging van functies; • verbeteren openbare ruimte langs het kanaal; • kanaalzone als ecologische verbinding versterken; • betere benutting kanaal voor recreatie / toerisme / sport. Het is mogelijk het zakelijke en hoogstedelijk karakter van de bebouwing langs de Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties in combinatie met de werkfunctie verder te versterken, als opmaat naar het stationsgebied in het verlengde van deze weg. Hierbij kan men de bereikbaarheid via de Ds. Martin Luther Kinglaan / Weg der Verenigde Naties benutten. De exacte ontwikkeling is mede afhankelijk van een eventueel te zijner tijd op te stellen stedenbouwkundige visie voor het stationsgebied en de visie op de verbinding tussen Leidsche Rijn en de ‘oude stad’.
bestemmingsplan Oog in al 72
4.2.2 Groen In het structuurplan van de gemeente Utrecht is het plangebied van voorliggend bestemmingsplan grotendeels aangegeven als tuinstedelijk gebied. Dit heeft te maken met de grote hoeveelheid groen in de wijk. Het relatief grote oppervlak aan groen-blauwe gebieden leent zich uitstekend voor een binnenstedelijk gebied met hoge dier- en plantsoortenrijkdom. Het landgoed “’t Oog in Al”, in de 17 de eeuw door jonker Everard Meijster in de knik van de Leidsche Rijn aangelegd, ligt tegenwoordig als groot park midden in de wijk. Park Oog in Al is in het Intergemeentelijk Structuurplan 2015 samen met de Noordpunt aangegeven als regionaal/ stedelijk groencomplex en daarmee van betekenis voor een groter gebied. De waarde van het park is zo hoog dat nieuwe bebouwing in het park wordt uitgesloten.
Landhuis Park Oog in Al De wijk Oog in Al staat onder druk van verdergaande verstedelijking. Intensiever gebruik van de (buiten)ruimte op de verkeerde plekken kan het groene en ruime karakter van de wijk aantasten. De gemeente streeft intensivering en meervoudig ruimtegebruik na, mits dit niet ten koste gaat van het open karakter van de wijk en de groene en ecologische waarden. De Noordpunt is in de Gemeentelijke Structuurvisie aangemerkt als nieuw te ontwikkelen gebied. Hier wordt momenteel een sportpark gerealiseerd. Dit sportpark ‘Marco van Basten’ zal diverse sportverenigingen herbergen (voetbal, tennis, jeu de boules, korfbal en frisbee). Het sportcomplex krijgt een groene invulling door de aanwezige laan- en groenstructuren te behouden en te versterken en mogelijkheden voor passieve recreatie. Hierdoor is het complex landschappelijk inpasbaar. Het is wenselijk het overig verlies van groen elders in de stad te compenseren. De verbinding Park Voorn – Park Oog in Al heeft vooral een functie voor vogels. De snelweg A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal vormen vermoedelijk een barrière voor alle kleine standvogels. De hoek van het Amsterdam-Rijnkanaal en de Leidsche Rijn zal als stapsteen kunnen functioneren voor (bos)vogels. Met dit doel zal de
bestemmingsplan Oog in al 73
groene uitstraling van dit gebied versterkt kunnen worden door aanplant van struiken en bomen. Langs de Leidsche Rijn is deze groene structuur al voldoende aanwezig. Op de drie uiteinden van het plangebied ontstaan drie ecologisch betekenisvolle gebieden. De Noordpunt fungeert als een ecologische verbindingszone, het park Oog in Al en het gebied op de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal en de Leidsche Rijn zijn ecologische kerngebieden. Deze gebieden zijn met elkaar verbonden door de watergangen en oevers, die uitstekend geschikt zijn voor ecologische verbinding. Voorwaarde is echter een betere inrichting met een hogere ecologische waarde van de verbindingszones en de groene kerngebieden.
4.2.3 Verkeer De ligging van de rijksweg A2, direct ten westen van het plangebied, zorgt voor een goede aansluiting op het rijkswegennet en een goede bereikbaarheid van de wijk. De nabijheid van deze drukke verkeersader brengt ook geluidhinder met zich mee. Ter hoogte van het plangebied zal de rijksweg 150 meter verschuiven in westelijke richting, ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn en zal deze naar verwachting verdiept worden aangelegd. Hierdoor neemt de geluidshinder van de A2 in de wijk af. De verkeersader Lessinglaan - Joseph Haydnlaan - Pijperlaan maakt onderdeel uit van de stedelijke verdeelring. Volgens de wegtypering is de hele westelijke verdeelring binnen het wegenstelsel van de gemeente Utrecht een secundaire stadsas. Ten aanzien van de toegekende bestemming kan worden opgemerkt dat de functie en het profiel van de "Westelijke verdeelring" in het bestemmingsplan zijn vastgelegd, conform de bestaande situatie, waarmee tevens tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de wijk zoals deze in het kader van de inspraak kenbaar zijn gemaakt. In het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan is voorts de volgende tekst opgenomen: "De combinatie van bereikbaarheidsopgaven en opgaven voor het leefmilieu maakt de problematiek van Utrecht-West tot de belangrijkste opgave voor de personenauto voor de lange termijn. In een verkenning zal Utrecht onderzoeken welke structurele oplossingen effectief zijn om invulling te geven aan de opgaven voor Utrecht-West. Mogelijkheden die in elk geval worden onderzocht zijn verbetering van de toegang tot Utrecht voor autoverkeer in de noordwesthoek (bijvoorbeeld de NOUW 3), capaciteitsuitbreiding van de Vleutensebrug, gebruik van de route via Papendorp en de Prins Clausbrug als invalsroute en afleiden van het verkeer naar een weg parallel aan de route door Oog in Al. In het laatste geval zou wellicht ook de (parallelbaan van de) A2 of een weg daarnaast een mogelijkheid zijn".
Hieruit blijkt dat wordt nagedacht over structurele oplossingen om de verkeersdruk op de "Westelijke verdeelring" te verminderen. Aan de genoemde verkenning hecht
bestemmingsplan Oog in al 74
de gemeente veel waarde. Besluitvorming hierover zal evenwel niet op korte termijn kunnen plaatsvinden. Barrières als het Amsterdam-Rijnkanaal, het Merwedekanaal en de Leidsche Rijn delen het fietsnetwerk op stadsniveau in stukken. Voor de integratie van de verschillende stadsdelen is het noodzakelijk deze barrières letterlijk te overbruggen. In het ‘gewenste fietsnetwerk 2015’, zoals verwoord in de concept-fietsnota 2002, gaat het tracé over het Amsterdam-Rijnkanaal (de fietsbrug) een belangrijke rol spelen in de relatie tussen de zuidelijke en noordelijke wijken van de huidige stad met Leidsche Rijn, Papendorp en Lage Weide. De bouw van Leidsche Rijn aan de westzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal biedt mogelijkheden voor Oog in Al. De wijk krijgt hierdoor een andere positie binnen de stad Utrecht. Dit wordt vooral duidelijk na realisering van een nieuwe fietsbrug tussen Leidsche Rijn en Oog in Al. Deze brug zal op langere termijn worden gerealiseerd (na verlegging A2) en vermoedelijk uitkomen op het Victor Hugoplantsoen. Het noordelijk deel van de wijk profiteert van de HOV-verbinding tussen Leidsche Rijn en het centrum van Utrecht (over de Vleutenseweg). Buslijn 5 verbindt de wijk met het centraal station. Deze lijn heeft een frequente dienstregeling (iedere tien minuten). Door het ontbreken van enkele schakels in het wegennetwerk, is de reistijd tot het station (circa 15 minuten) relatief lang. De ligging vlakbij de Graadt van Roggenweg biedt een goede openbaar vervoerverbinding zoals de sneltramroute en de 19 buslijnen. Zodra de sneltramhalte Graadt van Roggenweg naar de Sowetobrug is verplaatst, zal de vervoersmogelijkheid van het noordelijk deel van Oog in Al verbeteren.
bestemmingsplan Oog in al 75
bestemmingsplan Oog in al 76
4.2.4 Cultuurhistorie De wijk Oog in Al kenmerkt zich binnen de structuur van Utrecht vanwege het tuinstadkarakter. Deze stedenbouwkundige opzet is waardevol en wordt in het bestemmingsplan behouden.
4.2.5 Functiemenging Oog in Al blijft in hoofdzaak een woonwijk. Er is echter gezocht naar mogelijkheden om meer diversiteit in functies aan te brengen. Meersoortig gebruik helpt de monotonie te doorbreken en draagt bij aan afwisselende en levendige woonmilieus. De centrale ligging van de wijk en de aanwezige hoofdwegen maken het gebied ook voor stedelijke functies en niet-wijkgebonden bedrijven aantrekkelijk. Vanuit het verleden is al sprake van enige menging van functies; het ‘stadse’ karakter maakt de wijk hiervoor geschikt. De mogelijkheid om een beroep/bedrijf aan huis te voeren is zeer belangrijk voor kleine en met name startende ondernemingen. Uit onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken blijkt dat zo’n 60% van alle bedrijven start in de woning. Gezien het belang van werkmogelijkheden in de woonfunctie wordt in dit bestemmingsplan veel waarde gehecht aan het faciliteren van functiemenging. Om te voorkomen dat functiemenging leidt tot (milieuhygiënische) hinder, is er alleen ruimte voor ‘schone’ bedrijven, passend bij de gevoeligheid van de omgeving. Er zijn er ruime mogelijkheden voor het uitoefenen van een beroep en bedrijf aan huis (tot een derde van de woning met een maximum van 40 m2). Langs de hoofdwegen, waar minder overlast ontstaat van extra verkeers- en parkeerdruk, zijn de mogelijkheden (nog) ruimer. Tennispark en Aquacenter Den Hommel en het R.O.C. vormen bovenwijkse functies die gehandhaafd blijven. Met beeldbepalende elementen in de directe omgeving van Oog in Al, zoals de Douwe Egbertsfabriek en de Rijksmunt, dient bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te worden gehouden en wel door het handhaven en versterken van zichtrelaties. In Welgelegen is reeds sprake van een behoorlijke mate van functiemenging. Op termijn zullen hier wellicht ontwikkelingen plaatsvinden; er zal gezocht worden naar creatieve intensiveringsmogelijkheden. De toekomstige invulling van de zone langs de Weg der Verenigde Naties zal apart worden bezien in relatie met de ontwikkelingen rondom het station. Vooralsnog legt het bestemmingsplan de bestaande situatie vast.
bestemmingsplan Oog in al 77
Woningen Klaarhamer
4.3
Wijkniveau
4.3.1 Structuur In de jaren ’20 en ’30 is de buurt Oog in Al (het oostelijke deel van de wijk) gerealiseerd naar de plannen van Berlage. De buurt Oog in Al kenmerkt zich door de tuinstadopzet met brede straten, openbaar groen en ruime middenstandswoningen en wordt om deze kwaliteiten binnen Utrecht zeer gewaardeerd. Wijzigingen in deze structuur zijn dan ook niet wenselijk en behoud staat voorop. Als reeds bestaande structuur heeft Berlage de Groeneweg (nu de Everard Meijsterlaan) als belangrijke as in het plan opgenomen, die de grens vormt tussen woonbebouwing en industrie. Daarnaast was er vroege bewoning in de vorm van buitenplaatsen in de gehele strook langs de Leidsche Rijn en Leidsche weg. De buitenplaats Rhijnlust en het voormalige landhuis van Meijster zijn daar voorbeelden van, die ook in de huidige structuur behouden zijn gebleven. In het westen van het plangebied ligt de buurt Halve Maan. Het tuinstadconcept is hier op een typisch naoorlogse wijze uitgewerkt met openbare groene ruimten tussen de open verkaveling en twee parken. Halve Maan kenmerkt zich door een rechthoekig stratenpatroon met eengezinswoningen in het zuiden en in het noorden met name etagewoningen. De structuur is helder en blijft behouden. In de wijk zijn diverse herkenbare ruimten te onderscheiden, zoals het Herderplein, het Beethovenplein, het Victor Hugoplantsoen en de hoofdas Lessinglaan - Joseph
bestemmingsplan Oog in al 78
Haydnlaan - Pijperlaan. Deze ruimtes moeten behouden blijven. Verdichting of versmalling met bebouwing is niet mogelijk.
4.3.2 Groen Het tuinstadkarakter is een van de meest kenmerkende kwaliteiten binnen Oog in Al. De grote en kleinere groene concentraties, alsmede de verschillende watergangen binnen de wijk moeten dan ook behouden en open blijven. Er is met name veel waardering voor de kanalen, de sluisjes en de Leidsche Rijn. Het park Oog in Al is één van de parels van de wijk, intensief gebruikt door bewoners van binnen en buiten de wijk. Het park bevat elementen van de Engelse landschapsstijl en de klassieke stijl. Het contact tussen het Merwedekanaal en het park op de Noordpunt wordt belemmerd door de woonwagens en de wijkpost van de (gemeentelijke) dienst ‘stadsbeheer’. Dit kan verbeterd worden, bijvoorbeeld door het verplaatsen van de wijkpost en de inrichting te relateren aan het Sportpark Marco van Basten of de woonwagens op een andere wijze te situeren (woonwagens in een parkachtig omgeving). Naar verwachting worden deze voorstellen niet op korte termijn gerealiseerd. De voorstellen worden dan ook niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan.
Woonboten De ‘zachte’ bestemming van het groen kan verder versterkt worden door combinaties met andere functies te leggen, bijvoorbeeld het watersysteem en de recreatie. Een ontwikkelingsplan voor de verbetering van de groene en ecologische kwaliteiten van Oog in Al kan hieraan ten grondslag liggen. De groenstrook aan het Amsterdam-Rijnkanaal is bij realisatie van Halve Maan bewust open gehouden voor recreatie van de bewoners. De ecologische betekenis van deze strook is hierdoor gering. De recreatieve betekenis van de strook kan versterkt worden met een andere inrichting van het openbaar groen. De inrichting kan
bestemmingsplan Oog in al 79
meer op het kanaal georiënteerd worden, wat het aantrekkelijker maakt om in het gebied te wandelen of anders te recreëren. Aan het Victor Hugoplantsoen staan etagewoningen met de ‘achterkanten’ naar het Amsterdam-Rijnkanaal. Herinrichting van de openbare ruimte ter plaatse van deze etagewoningen is hierbij gewenst.
Amsterdam-Rijnkanaal Het is mogelijk de herinrichting van het aanwezige pleintje aan de zuidzijde van de Johan Wagenaarkade in de herinrichting van de groenzone mee te nemen. Daarbij zou het een fraai beeld opleveren indien de achterkant en erfafscheiding van het sportpark Den Hommel aan de Leidsche Rijn ook een voorkant zou krijgen.
Lessinglaan
bestemmingsplan Oog in al 80
De door de wijk lopende rondweg Lessinglaan - Joseph Haydnlaan heeft een kenmerkende brede middenberm. De weg is beplant met de bomen Essen en Lindes, die ecologisch waardevol zijn. Deze groenelementen bepalen in belangrijke mate het beeld van de weg, waarmee deze strook naast een ecologische waarde ook een grote ruimtelijke waarde heeft. De Everard Meijsterlaan, vanaf de rondweg naar Park Oog in Al, is ingericht met een dubbele rij bomen van hetzelfde soort. Ook de Beethovenlaan en de Racinelaan hebben een dubbele bomenrij van Essen en Lindes. In het noordelijk deel van Halve Maan staan tussen de etagewoningen boombeplantingen langs de wegen die de lineaire verkaveling van de bouwblokken en wegen benadrukken. De straten eindigen op open ruimtes in de wijk: het Victor Hugoplantsoen en park de Noordpunt. Het groene karakter van Oog in Al wordt mede bepaald door de groene voortuinen met hagen. Daarom zal in deze voortuinen geen bebouwing mogelijk zijn.
4.3.3 Water In de wijk Oog in Al is het water slechts beperkt zichtbaar. Gestreefd wordt naar het versterken van de relaties tussen de wijk en het water aan de randen van de wijk. Dit kan in ruimtelijk opzicht, bijvoorbeeld door zichtrelaties met het water te creëren, en in functioneel opzicht, door het water een betekenis te geven voor het groen of de recreatie in de wijk. In grote delen van Oog in Al is de riolering recentelijk vervangen. De gemeente onderzoekt voor de gebieden rond de Molièrelaan en de Goethelaan en ten westen van de Lessinglaan – Joseph Haydnlaan de mogelijkheden van afkoppeling, infiltratie en berging in het groen. Deze kansen dienen bij vervanging van de gemengde riolering meegenomen te worden (afkoppelplan).
4.3.4 Verkeer Binnen de wijk Oog in Al zijn drie hoofdontsluitingswegen. De Everard Meijsterlaan is een wijkontsluitingsweg, de Beethovenlaan en Racinelaan zijn wijkverzamelstraten. Deze wegen zijn radiaal gericht vanaf park Oog in Al richting de Lessinglaan – Haydnlaan – Pijperlaan. Langzaam verkeer (wandelen en fietsen) behoort ruim baan te krijgen in het gebied, omdat dit bijdraagt aan de recreatiemogelijkheden binnen de wijk, de beleving van de woonomgeving en het beperken van het autogebruik. Daarom is het van belang het netwerk van afzonderlijke voet- en fietspaden binnen de wijk in stand te houden. De hoofdfietsstructuren zijn daarbij een ruimtelijke drager voor het gebied. De inrichting van het gebied als 30 km/u-gebied draagt bij aan de verkeersveiligheid en de verblijfskwaliteit in de woonbuurten. De parkeerdruk kan worden verminderd door het aanleggen van ondergrondse garages bij nieuwbouwprojecten en door het verbeteren van fietsvoorzieningen, bijvoorbeeld rond de Händelstraat.
bestemmingsplan Oog in al 81
Men kan denken aan stallingen en verbetering van de bereikbaarheid per fiets door onder meer de aanleg van de west-oost verbinding vanuit Leidsche Rijn. Het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen biedt mogelijkheden, maar mag niet ten koste gaan van bijvoorbeeld openbare groenvoorzieningen. Een andere mogelijkheid om de parkeerdruk te verminderen is het stimuleren van deelautoprojecten, hoewel in Oog in Al de bijdrage naar verwachting beperkt zal zijn.
bestemmingsplan Oog in al 82
4.3.5 Cultuurhistorie Naast de cultuurhistorisch waardevolle structuren zijn enkele delen van de wijk in archeologisch opzicht waardevol. De Groeneweg (nu de Everard Meijsterlaan) was oorspronkelijk een vroeg middeleeuwse route door het gebied en verbinding met de Hogeweidsedijk. De weg stamt vermoedelijk uit de 12 de–13 de eeuw en is archeologisch zeer waardevol, wat betekent dat bij ingrepen die de grond verstoren archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In deze zones zijn ingrepen in de bodem alleen toegestaan als is aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van archeologische waarden. Hetzelfde geldt voor de Leidscheweg en Leidsche Rijn en directe omgeving, inclusief het landgoed Oog in Al.
4.3.6 Voorzieningen De twee concentraties van voorzieningen, aan de Händelstraat en het Herderplein, zijn vanuit de wijk goed bereikbaar. Het economisch draagvlak voor de buurtwinkelcentra neemt af. Om te voorkomen dat beide winkelconcentraties uit de wijk verdwijnen, zet de gemeente in op één compleet centrum. Hiervoor is de concentratie van voorzieningen aan de Händelstraat aangewezen. Deze winkelstraat voorziet in verschillende vormen van detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en heeft de enige supermarkt van de gehele wijk. Uitbreiding van het supermarktaanbod aan de Händelstraat is wenselijk. Dit vergroot de trekkracht van het winkelcentrum en daarmee de kans op het voortbestaan van een winkelvoorziening voor de buurt. Mogelijk biedt de locatie van de Wim Sonneveldschool mogelijkheden voor het toevoegen van detailhandel evt gecombineerd met een woonfunctie.
Händelstraat
bestemmingsplan Oog in al 83
Herderplein Het Herderplein heeft te maken met leegloop van winkels die onder meer verhuizen naar het centrum aan de Händelstraat. Mede door deze leegloop is sprake van achterstallig onderhoud. Voor het Herderplein kiest de gemeente voor een nieuwe (functionele) invulling van de bestaande winkelstrip. Een mogelijkheid is om het Herderplein in plaats van een winkelfunctie een meer multifunctionele functie te geven met maatschappelijke dienstverlening, kleinschalige zakelijk dienstverlening, kleine bedrijven en een enkele detailhandelsvestiging. Oog in Al dient in te zetten op functieversterking en functiemenging. Hiermee kan het voorzieningenniveau aan de Händelstraat op peil blijven en kan het voorzieningenniveau in de gehele wijk worden uitgebouwd naar de ‘nieuwe vraag’ van onder meer maatschappelijke instellingen voor jongeren en kinderen. Het aanbod aan horeca in de wijk is beperkt. Er bestaat behoefte aan het toevoegen van voorzieningen op dit vlak zodat kan worden aangesloten bij de wens en behoefte van de bewoners. In het park Oog in Al bestaan wellicht mogelijkheden. Bovendien kan de schaarse ruimte voor nieuwbouw efficiënt worden gebruikt voor bijvoorbeeld maatschappelijke functies zodat uitbreidingen niet ten koste gaan van openbare groenvoorzieningen en het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de wijk. De zuidelijke zone van Oog in Al (Bartoklaan e.o.) biedt kansen voor een gemengd woon-werkgebied. Bedrijven kunnen hier (zelfstandig) naast de woonfunctie bestaan, maar ook wordt gedacht aan woon-werkcombinaties van bijvoorbeeld kleine ambachtelijke bedrijven aan huis.
bestemmingsplan Oog in al 84
4.4
Buurtniveau
4.4.1 Halve Maan De buurt Halve Maan heeft kenmerken van de tuinstadgedachte. Dit komt tot uitdrukking in het ‘knusse’ groene karakter van de woonstraten (huizen met voortuinen en heggen). Ook loopt een aantal zichtlijnen vanuit de buurt Oog in Al door in Halve Maan, wat pleit voor behoud van de bestaande structuur. De meest markante hiervan is de Beethovenlaan. In het noordelijk deel van Halve Maan hebben enkele gestapelde woonblokken een slechte onderhoudsstaat wat een negatieve weerslag heeft op de beleving van de woonomgeving. Te zijner tijd zal de gemeente bezien of, en zo ja, welke passende maatregelen zij kan nemen om de staat van de panden en woonomgeving te verbeteren. Halve Maan ligt met de westzijde aan het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit is tevens de rand van de hele wijk. Gezien de grote maat van het Amsterdam Rijnkanaal zou het passend zijn aan de Johan Wagenaarkade hogere bebouwing te situeren, die tevens de begrenzing van de wijk markeert. Vooralsnog wordt echter de bestaande hoogte van de bebouwing in deze buurt in het bestemmingsplan vastgelegd. De bijzondere situering van de Noordpunt rechtvaardigt een bijzondere invulling, waarmee de beëindiging van de bebouwing aan de noordkant van het deelgebied met een ruimtelijk accent wordt benadrukt. Het bestaande gebouw fungeert hier ruimtelijk als ‘marker’ of ‘landmark’ ter beëindiging van het deelgebied en als overgang naar het groengebied.
Pniëlkerk De locatie in de bocht van de Lessinglaan en daarmee vanaf deze hoofdas direct in het zicht (zichtas) vraagt om een bijzondere invulling. Met de Pniëlkerk, die tot de gemeentelijke monumenten behoort, is de handhaving van dit bijzondere element gewaarborgd. Het bestemmingsplan gaat uiteraard uit van behoud van de kerk.
bestemmingsplan Oog in al 85
Tussen de bebouwing aan de Johan Wagenaarkade bevindt zich een open ruimte die de pleinwand aan het Victor Hugoplantsoen onderbreekt. Deze onderbreking zorgt voor een directe relatie van de woonbuurt met het Amsterdam-Rijnkanaal. Voor het overgrote deel is deze relatie nauwelijks voelbaar: de buurt ligt als het ware met de achterkant aan het kanaal. Eveneens aan het Victor Hugoplantsoen staat een schoolgebouw op de zichtas van de Everard Meijsterlaan. De bebouwing op zich heeft geen bijzondere status maar onderscheidt zich in omvang ten opzichte van de omgeving. Het bestemmingsplan gaat dan ook uit van handhaving. De Mattheüskerk fungeert als marker op de kop van de Beethovenlaan, waarmee deze as ruimtelijk wordt beëindigd. Het gebouw is een gemeentelijk monument waardoor het een beschermde status kent. Het bestemmingsplan gaat uit van behoud van het gebouw.
Het voormalige Militair Hospitaal Het statige karakter van de uitgestrekte bebouwing dat het voormalig Militair Hospitaal uitstraalt en de afzonderlijke situering van de bebouwing in de ruimte geven de plek een heel eigen karakter, dat zich positief binnen de wijk onderscheidt en als zodanig behouden moet blijven. Uitbreidingen aan dit gebouwencomplex zijn niet wenselijk omdat het als complex een architectonisch eenheid vormt.
Voormalig militair hospitaal
Verzorgingshuis/seniorenwoningen Het recent gerealiseerde verzorgingshuis/seniorencomplex is een groot gebouw dat als afzonderlijke eenheid tussen het Militair Hospitaal en Halve Maan in ligt. Deze bijzondere positie onderstreept het geheel eigen karakter van het gebouw, dat zich tevens in hoogte van z’n omgeving onderscheidt en als zodanig behouden moet blijven.
bestemmingsplan Oog in al 86
4.4.2 Den Hommel Dit gebied kenmerkt zich door in afmeting wisselende bebouwing met verschillende functies, waarbij de Kennedylaan de samenhangende factor is; daaraan zijn de diverse gebouwen gesitueerd. Er is geen ruimte voor het toevoegen van nieuwe bebouwing. Het bestemmingsplan legt de bestaande bebouwing qua maat en schaal vast. Langs de Ds. Martin Luther Kinglaan staat geen bebouwing, maar ligt een groen restgebied. Gezien de verkeersintensiteit van deze weg is een invulling met woonbebouwing waarschijnlijk niet mogelijk. Uitwerking van eventuele nieuwbouw dient plaats te vinden in een afzonderlijk ontwikkelingsplan, waarbij het gebied rond Den Hommel eventueel samen met Welgelegen wordt bezien. Tot er meer duidelijkheid is over de lange termijninvulling, is inrichting van de open plek als (speelplek) voor de buurt mogelijk. De overgang tussen deze plek en de bestaande erfafscheidingen alsmede het mogelijk toezicht op de plek is bij eventuele herinrichting een aandachtspunt.
bestemmingsplan Oog in al 87
4.4.3 Oog in Al De buurt Oog in Al heeft kenmerken van zowel de Amsterdamse School, Tuinstadgedachte als Engelse landschapsstijl. Alle drie ‘stijlen’ spelen met zichtlijnen, verticalen en horizontalen, assen, doorzichten en looplijnen. In de buurt Oog in Al vindt dit zijn neerslag in een fijnzinnig vertakt netwerk van decors en doorkijkjes. Hechte verknopingen van bebouwing en beplanting geven de buurt een aantrekkelijk karakter en maken het tot één van de geliefdste woonbuurten van Utrecht. De homogene structuur en eenheid binnen het deelgebied zijn kwaliteiten die zorgen voor een harmonieus geheel, waarbij kleinschalige afwijkingen in blokmaat, oriëntatie en bebouwingstypologie zorgen voor een positieve afwisseling. Deze waarde in structuur en bouwhoogte moet behouden blijven door het vastleggen van de huidige bebouwing (hoogte, diepte) in het bestemmingsplan. Alleen bij de twee winkelblokken aan de Händelstraat is een verhoging van de bouwhoogte mogelijk van 2 naar 3 bouwlagen met kap, omdat de bebouwing zich daarmee ten opzichte van de omgeving in hoogte onderscheidt hetgeen de centrumfunctie benadrukt. Op de hoek van de Dantelaan/Racinelaan staat een schoolgebouw op de zichtas vanuit de Petrarcalaan. Het gebouw zelf is niet van bijzondere waarde maar past wel in de karakteristiek van Oog in Al. De bedrijfspaviljoens aan het Merwedekanaal rond het aangrenzende woonblok aan de oostkant af met een bijpassende bouwhoogte van 2 bouwlagen. De paviljoens zijn voor gemotoriseerd verkeer alleen vanaf de Kanaalweg bereikbaar, waardoor een duidelijke scheiding bestaat tussen woon- en werkgebied. Dit is gunstig voor de woonkwaliteit binnen Oog in Al en moet gehandhaafd blijven. Door de geringe bouwhoogte en het uiterlijk van de gebouwen is de uitstraling naar het kanaal zeer beperkt. Bij eventuele herontwikkeling kan worden bezien in hoeverre meer recht kan worden gedaan aan de bijzondere positionering. Aan het Merwedekanaal bevindt zich het terrein van de voormalige sojafabriek Cereol. Voor dit terrein wordt onderzocht welke ontwikkelingen mogelijk zijn. Hiervoor stelt men een afzonderlijk stedenbouwkundig plan op, die buiten dit bestemmingsplan valt. Grenzend aan dit terrein ligt het TPG/KPN-complex. De gemeente bekijkt of en hoe dit complex in dat stedenbouwkundig plan kan worden meegenomen. Bij de herontwikkeling kan tevens worden bezien of herstel van de oorspronkelijke historische lijnen, zoals de inrichting van de openbare ruimte (waterelementen, bomen) langs het Merwedekanaal en de bomenlanen langs de Vleutense Wetering, mogelijk is. Daarbij kan de inrichting van het aanwezige sluizencomplex worden opgewaardeerd. Op de zichtas vanuit de Chopinstraat is een kerk gesitueerd. Deze roomskatholieke kerk is een fraai voorbeeld van de Bossche School en is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. De ligging aan het groen verbijzondert deze locatie. In het bouwblok tegenover de kerk zijn aan de Händelstraat winkels gevestigd.
bestemmingsplan Oog in al 88
Merwedekanaal ter plaatse van het voormalige Cereolterrein Aan het Beethovenplein zijn symmetrisch twee scholen gesitueerd. Een derde school is opgenomen binnen hetzelfde bouwblok als de winkelfuncties aan de Händelstraat. Dit blok heeft aan de Franz Schubertstraat een grote opening in de straatwand. Deze opening wordt veroorzaakt door de bij de scholen behorende speelpleinen. Aan de Franz Schubertstraat kan enige bebouwing worden toegevoegd. De voormalige Wim Sonneveldschool op de hoek met de Winnubstlaan is een bijzonder gebouw. Bij eventuele herontwikkeling in deze hoek zou bekeken moeten worden of behoud van dit gebouw tot de mogelijkheden behoort. De invulling komt te zijner tijd aan de orde. Gedacht kan worden aan een detailhandelsfunctie gecombineerd met wonen. Het Cultureel Centrum ligt op de hoek van de Joseph Haydnlaan en de Richard Wagnerlaan (Leidsche Rijn). Dit is een markante plaats die een bijzondere invulling behoeft. Het Cultureel Centrum is echter een verre van bijzonder gebouw. Nieuwbouw (mogelijke met dezelfde functie) met meer allure en eventueel een grotere hoogte (afgestemd op het nabijgelegen landhuis ‘Rhijnlust’) zou wenselijk zijn. Door het gebouw bovendien dichter op de Joseph Haydnlaan te plaatsen, krijgt het een nog prominentere positie.
4.4.4 Welgelegen De gevarieerde samenstelling maakt dit gebied tot een dynamisch geheel, waarin de groene setting rond de gebouwen een belangrijke bindende factor is. Deze combinatie is de kwaliteit van dit deelgebied die de economische functie van het gebied onderstreept. Voor Welgelegen is een ontwikkelingsvisie opgesteld, die drie relatief op zichzelf staande delen onderscheidt: 1. het historisch lint langs de Leidseweg en Leidsche Rijn, waarbij wordt gedacht aan het herstellen en aanvullen van dit lint met het accent op wonen;
bestemmingsplan Oog in al 89
2. de campus langs de Weg der Verenigde Naties (kantoren en appartementen in een campusachtige, groene omgeving) waar het mogelijk is dat bij ontwikkelingen in het stationsgebied ook nieuwe ontwikkelingen in dit gebied plaatsvinden; 3. het bedrijfserf tussen de campus en het historische lint (gemengd bedrijfsmilieu) waar de nadruk ligt op het verbeteren van de samenhang en kwaliteit van de dwarsrelaties binnen Welgelegen door het aantrekkelijker maken van de Bartoklaan en Kanaalweg. Gezocht zal worden naar creatieve intensiveringsmogelijkheden, waarbij onder meer de huidige extensieve parkeervoorzieningen beter worden benut en de groene setting behouden blijft. Vooralsnog legt het bestemmingsplan de bestaande situatie vast, uitzondering vormt de bestemming voor het perceel Ravellaan 1. Het CNV gebouw aan de Ravellaan 1 is gepositioneerd op de hoek van de Ravellaan - Kanaalweg (een belangrijke ontsluiting van het gebied richting hoofdwegenstructuur) en ligt op een bijzondere plek aan het kanaal. Het gebied maakt deel uit van de toekomstige stedelijke ontwikkelingsas stationsgebied - Leidse Rijn en heeft hierdoor stedelijke potentie. Deze situering rechtvaardigt een markant gebouw, ondersteund door een grotere bouwhoogte en een markantere positie aan het kanaal. Waar het CNV kantoor nu vooral is gericht op de Ravellaan, zou het gebouw bij herontwikkeling ook gericht moeten worden op het kanaal. Nieuwe toevoegingen aan het kanaal zullen op het kanaal gericht moeten zijn op en een bijdrage moeten leveren aan een open structuur. Dat kan door losse bebouwing, met een markante architectuur, die aansluiting zoekt bij de aanwezige kwaliteiten van het gebied. Dit is met name in en rond de monumentale gebouwen zoals Cereol en de Munt een reeds ingang gezette koers. Dit wordt bevestigd in verschillende visies die voor dit gebied zijn opgesteld. In de ontwikkelingsvisie Welgelegen wordt een menging van functies nagestreefd, waarbij gesteld is dat met name langs het Merwedekanaal kunnen de functies divers zijn. Ook in de visie Merwedekanaalzone wordt gesproken van functiemenging langs dit deel van het kanaal. Gezien bovenstaande wordt voorgesteld voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor uitbreiding van de bestaande kantoorfunctie.
4.5
Gebouw en beheer
4.5.1 Aan- en bijgebouwen Aangezien de nieuwe Woningwet ruime mogelijkheden biedt voor het oprichten en situeren van vergunningvrije bouwwerken, rest voor het bestemmingsplan slechts om uitspraken te doen over de licht-vergunningplichtige en de vergunningplichtige bouwwerken. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het slechts mogelijk deze aan- en bijgebouwen over een hoogte van 1 bouwlaag te bouwen. Een uitbouw van de woning over meer dan 1 bouwlaag heeft een dusdanig groot effect op het hele bouwblok dat het daarmee het uniforme karakter van de woningen kan aantasten. Een dergelijke uitbouw vraagt daarom per geval om een afzonderlijke beoordeling.
bestemmingsplan Oog in al 90
Met het in werking treden van de nieuwe Woningwet is de ruimte die burgers op het achtererf krijgen dusdanig groot dat het niet wenselijk is om deze mogelijkheden veel verder te verruimen met mogelijkheden voor vergunningplichtige bouwwerken. Vanuit de ruimtelijke realiteit en wenselijkheid zijn echter enkele aanvullingen op de nieuwe Woningwet in het bestemmingsplan gebracht. Zo mag de erfafscheiding op zij- en achtererf, achter de voorgevelrooilijn 2 m¹ bedragen, aangezien dit reeds op veel plaatsen de praktijk is. De Woningwet houdt voor het vergunningvrij plaatsen van aan- en/of bijgebouw een afstand van 1 m¹ tot het naburig perceel aan en tot het achtererf indien grenzend aan openbaar gebied. Omdat een afstand van 1 m¹ in werkelijkheid weinig verschil in beleving vanuit het openbaar gebied zal opleveren en deze reststrook voor de gebruiker geen enkele functie meer heeft is het in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt tot op de erfgrens te bouwen (met vergunning). Dit is bovendien in veel gevallen reeds de bestaande situatie. Daar waar het zijerf echter grenst aan het openbaar groen of de openbare weg zal het bouwen van een aan- en of bijgebouw maar beperkt worden toegelaten. De Woningwet laat hier geen vergunningvrije bouwwerken toe. Een aan- of bijgebouw is in een dergelijke situatie ruimtelijk aanvaardbaar indien deze binnen de strook van drie meter tot de zijgevel wordt geplaatst. Daarbij moet men een afstand van minimaal 3 m¹ tot de naar de openbare weg of groenstrook gekeerde erfgrens aanhouden. Tevens mag een dergelijk aan- of bijgebouw niet voor de doorgetrokken voorgevelrooilijn liggen van de woningen die met de voorkant naar deze openbare weg liggen (de woningen aan de dwarsstraat). Dit is niet van toepassing voor gestapelde bouw, omdat de situering van een aan- of bijgebouw hier afbreuk doet aan het solitaire karakter van het totale gebouw. Bebouwing in voortuinen is nergens toegestaan. Het plaatsen van aan- en bijgebouwen bij niet-woongebouwen is vergunningvrij niet mogelijk. Omdat deze bebouwing meestal vrij in de ruimte ligt en vaak een architectonische eenheid vormt is het plaatsen van aan- en bijgebouwen niet wenselijk, omdat hiermee afbreuk wordt gedaan karakter van het gebouw. De vrije situering zorgt er tevens voor dat de scheiding tussen voor- en achterkant minder duidelijk is, waardoor een eventueel aan- of bijgebouw sneller in het oog springt. Alleen indien de bebouwing onderdeel uitmaakt van een bouwblok (zoals bijv de scholen aan het Beethovenplein) en er sprake is van een duidelijke achterkant situatie, mag het achtererf voor 50% bebouwd worden met aan- en bijgebouwen.
4.5.2 Cultuurhistorie In het plangebied bevinden zich een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen die zijn aangemerkt als ‘rijksmonument’. Deze elementen genieten bescherming op grond van de Monumentenwet 1988. Veranderingen aan rijksmonumenten kunnen pas worden aangebracht, indien een vergunning op basis van de Monumentenwet is verkregen. In het plangebied bevinden zich de volgende rijksmonumenten: • het sluizencomplex aan het Merwedekanaal; • het fabrieksgebouw op het voormalige Cereolterrein; • de Rietveldwoningen aan de Robert Schumannstraat; • het landhuis `Rhijnlust` aan de Richard Wagnerlaan;
bestemmingsplan Oog in al 91
• •
de bibliotheek in Park Oog in Al (voormalige huis Everard Meijster); de theekoepel in Park Oog in Al.
Historische panden Leidsche Rijn De gemeente heeft daarnaast een aantal waardevolle elementen aangemerkt als gemeentelijk monument. Deze monumenten genieten bescherming op grond van de gemeentelijke monumentenverordening. In het plangebied betreft het: • een groep woonhuizen van P.C.J. Klaarhamer aan de J.S. Bachstraat, aan de Mozartlaan en aan de Richard Wagnerlaan; • de Mattheüskerk aan het Hendrika van Tussenbroeckplantsoen; • de Pniëlkerk aan de Lessinglaan; • de Duitse bunker aan de oostzijde van Park Oog in Al; • een woonhuis van architect P.J. Koster aan de Petrarcalaan; • de Dominicuskerk op de hoek van de Von Weberstraat – Palestinastraat; • een serie van acht woonhuizen in de Amsterdamse Schoolstijl aan de Pijperlaan en Bizetlaan. Alle rijks- en gemeentelijke monumenten zijn volledigheidshalve met een aanduiding op de plankaart aangegeven. Deze aanduiding dient slechts als indicatie en geeft de situatie weer op de peildatum. Aan weerszijden van het Beethovenplein staan twee beeldbepalende basisscholen en aan de Leidseweg staat een rijtje woningen die beeldbepalend zijn door hun architectonische stijl en het ensemble. Beeldbepalende panden zijn panden die architectonisch bijzonder zijn, maar geen speciale status hebben. Om de uitstraling van deze panden zo goed mogelijk te behouden, zijn in het bestemmingsplan extra (bouw)voorschriften opgenomen. Daarnaast zijn er diverse oriëntatiepunten die van belang zijn als herkenningspunt binnen de bestaande structuur, zoals een schoolgebouw op de hoek Racinelaan/ Dantelaan, een schoolgebouw op de hoek Everard Meijsterlaan/Victor Hugoplantsoen, een kerk op de hoek Von Weberstraat/Palestinastraat, het Rusthuis Welgelegen en Hotel Ibis aan de Pijperlaan en Rusthuis De Wartburg aan de Kennedylaan.
bestemmingsplan Oog in al 92
Deze panden hebben in het bestemmingsplan geen bijzondere status, hoewel de situering –ook in de toekomst- vraagt om een bijzondere invulling op deze plek.
Rietveldwoningen
4.5.3 Duurzame ontwikkeling en beheer Ecologie Het groene karakter van de wijk is stevig verankerd in het bestemmingsplan, om duidelijkheid te scheppen over de (vanuit gebruik en ecologie) waardevolle en minder betekenisvolle groene gebieden en zones, teneinde stedelijke ontwikkelingen op ongewenste plekken te vermijden. Hierbij worden ook grote private groenpartijen en nu soms laagwaardige binnenruimten rond de flats meegenomen. De groenstroken aan de oevers van de waterloop Leidsche Rijn dienen het karakter van de rivier te begeleiden. Waar mogelijk moeten opgaande kleine bospercelen afgewisseld worden met open ruimten. Verspreide boomgroepen kunnen het natuurlijke aanzien van de oevers verhogen. Op lange termijn is het streven gericht op verbreding van de groene ruimten en een ecologische inrichting. De oevers dienen zoveel mogelijk openbaar te zijn. De westelijke oever van het Merwedekanaal vervult nu al een functie voor fietsers. Plaatselijk komt redelijk intensief recreatief gebruik voor. Voorgesteld wordt om deze oever met een strakke bomenrij te beplanten. Herstel van het oorspronkelijke profiel, met een wetering, is het doel. Deze zone speelt dus als zodanig ook een belangrijke rol voor ecologie.
bestemmingsplan Oog in al 93
Zone langs Merwedekanaal De oever van het Amsterdam-Rijnkanaal van acht meter is in eigendom en beheer bij Rijkswaterstaat. Het gebruik van de groenstrook is over het algemeen extensief met hier en daar intensieve plekken in de vorm van trapvelden. Het karakter van een kanaalstrook met smalle bomenrijen moet worden nagestreefd. Bij de meer intensieve plekken blijft de gespreide boombeplanting gehandhaafd. Het Amsterdam-Rijnkanaal met haar groene oevers speelt een rol voor migratie van dieren. Houtwallen en lijnvormige struwelen kunnen pleisterplaatsen vormen voor de vogelen vleermuistrek. Veel groen is betiteld als ecologisch groen, terwijl er vaak een andere betekenisvolle functie zoals een grote recreatieve waarde, aan vastzit. Dankzij deze combinatie van functies, wordt de ‘waarde’ van het groen vergroot. Ecologische waarden zijn beschermd door middel van een ecologische bestemming. In het plangebied is geen sprake van nieuwe bouwinitiatieven.
Water Tussen gemeente en waterbeheerders (Hoogheemraadschap en Rijkswaterstaat) is afstemming nodig over de gevolgen van een toekomstgerichte waterhuishouding: vanuit de functie water worden in de toekomst wellicht nieuwe inrichtings- en daarmee beheeraspecten aan de openbare ruimte toegevoegd, terwijl omgekeerd natuurvriendelijke oevers een nieuwe functie aan de waterlopen en oevers toevoegen. Bij het afkoppelen van regenwater is de verkeers- en parkeerdruk mede bepalend. Beheer woonomgeving Bij nieuwe bouwprojecten en eventuele renovatieprojecten fungeren Integrale woningkwaliteit, Duurzame gemeentelijke bouwprojecten en het Nationaal pakket utiliteitsbouw als uitgangspunten. Voor ieder project is de inzet bijzondere maatregelen in relatie tot de directe omgeving (zoals groen, water).
bestemmingsplan Oog in al 94
Een hoge energie-ambitie is bij elk project uitgangspunt, met de inzet van stadsverwarming als projectoverstijgend onderzoekspunt. De aanpak van de verkeersdrukte en barrièrewerking van de verkeersader Lessinglaan - Joseph Haydnlaan - Pijperlaan zal blijken uit de studie naar de verdeelring. In woonstraten zoals de J.S. Bachstraat is het autogebruik niet vanuit beheer op te lossen, wel vanuit de inrichting. Er komen veel opmerkingen van bewoners over te veel (sluip)verkeer en te hard rijden. Het aanpassen van de inrichting en handhaving kunnen een bijdrage leveren aan het terugdringen van de overlast. Het beheer van de openbare ruimten dient afgestemd te zijn op het gewenste functionele gebruik en inrichtingsprofiel. Door een typering vanuit het functionele gebruik van openbare ruimten kan het beheer meer gedifferentieerd – en kwalitatief passend - worden vormgegeven.
bestemmingsplan Oog in al 95
bestemmingsplan Oog in al 96
5.
REALISERINGS- EN UITVOERINGSASPECTEN
5.1
Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan is een beheerbestemmingsplan. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen als nieuwe woningbouw. De komende jaren vinden echter diverse ontwikkelingen plaats die als uitwerking van de totaalvisie beschouwd kunnen worden. Om deze reden gaat dit hoofdstuk in op enkele aspecten waar de nieuwe ontwikkelingen rekening mee dienen te houden. 5.2
Milieuaspecten
5.2.1 Geluidhinder Geluid beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van belang zijn, zijn wegverkeer, bedrijven en railverkeer. In diverse vormen van wetgeving is vastgelegd welke mate van geluid acceptabel wordt geacht, afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld de aard van het geluid en de functie van het geluidsbelaste object. In de wijk Oog in Al is met name de geluidsbelasting op de bestaande woningen langs de westelijke verdeelring (Pijperlaan, Joseph Haydnlaan en de Lessinglaan), de Ds. Martin Luther Kinglaan en de A2 (Johan Wagenaarkade) dusdanig hoog dat er sprake is van een saneringssituatie. Een deel van de urgente saneringswoningen langs de westelijke verdeelring zijn al voorzien van geluidsisolatie. In de toekomstige situatie worden in het bestemmingsplan woningen toegelaten langs de Leidseweg. Deze locatie is vanuit het gestelde in de Wet geluidhinder zonder meer te realiseren 4. Voor de woningen langs de westelijke verdeelring en de Ds. Martin Luther Kinglaan moet worden bezien hoe de sanering van de urgente gevallen vorm moet krijgen. De reconstructie van het 24 Oktoberplein heeft zijn invloed op de wijk Oog in Al. Voor de aanleg van de fly over (buiten het plangebied) is een akoestisch onderzoek opgesteld dat inzicht geeft in de toekomstige geluidbelasting. Twee delen van het plangebied liggen binnen de Wgh-zone van bedrijventerreinen. Het betreft het noordelijke deel van de ‘Noordpunt’, waar rekening dient te worden gehouden met geluid van bedrijventerrein Lage Weide. Het zuidwestelijke deel van het plangebied heeft te maken met een Wgh-zone als gevolg van de bedrijvigheid op industrieterrein Hooggelegen (rond knooppunt Papendorp, voornamelijk de bedrijven Nedal en KWStevin). Binnen deze zones worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen. De zones zijn op een bijlage kaart opgenomen.
4
Dienst Stadsontwikkeling, Afdeling Milieu en Duurzaamheid, Interne mededeling: geluid in Oog in Al, 28 januari 2002
bestemmingsplan Oog in al 97
Het plangebied ligt grotendeels buiten de zone van de spoorlijn Utrecht-Woerden. Op het gedeelte van de noordpunt dat binnen de zone ligt, mogen geen nieuwe gevoelige functies ontwikkeld worden. Overigens is het beleid van de gemeente erop gericht om bij de spoorverbreding zoveel mogelijk geluidsreducerende maatregelen (o.a. stillere brug, toepassing stille baanconstructie) te bewerkstelligen waardoor de leefkwaliteit op termijn mogelijk verbetert.
5.2.2 Milieuhinderlijke bedrijven Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. De gemeente Utrecht hanteert een indicatieve lijst van bedrijfsactiviteiten die lijkt op de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’5. De Utrechtse lijst is afgestemd op de gemeentelijke ervaring en de gemeentelijke visie, bijvoorbeeld het streven naar functiemenging. Met name deze laatste beoogt zoveel mogelijk lichte bedrijvigheid toe te laten in de stedelijke omgeving, mits technische inpassing mogelijk is. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de potentiële hinderafstand tot woonwijken is. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. I n het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Categorie 1 2 3 4 4a 5 6
: : : : : : :
Afstand 40 m 100 m 300 m 500 m 1.500 m
De bedrijven en installaties uit milieucategorie 1 en 2 zijn in principe passend binnen de woonomgeving. Hieronder worden de bedrijven en installaties genoemd die zich in het plangebied bevinden en een milieuhinderzone kennen op grond van de Utrechtse lijst van bedrijfsactiviteiten en vallen binnen de categorie 3 en hoger. In het bestemmingsplan worden deze bedrijven afzonderlijk aangeduid. Binnen de indicatieve hinderzones van deze bedrijven laat het bestemmingsplan geen nieuwe milieugevoelige functies toe.
5
Bedrijven en milieuzonering, derde geheel herziene uitgave, VNG, maart 1999 (geactualiseerd in 2002)
bestemmingsplan Oog in al 98
Naam Adres Welzorg Bartoklaan 5 Renault Leidseweg 120 St.Automobiel Mij. Leidseweg 128 Tersteege BV Ravellaan 211 Harting Bank Schonberglaan 12 Batenburg Schonberglaan 48a Waltmann Strawinskylaan 20
Omschrijving Autoreparatiebedrijven e.d. Handel/reparatie auto’s Handel/reparatie auto’s Autoplaatwerk en –spuiterij Revalidatiehulpmiddelen Autospuiterij Bouwcentrum
Categorie 3 3 3 4 3 4 3
Voor bouwcentrum Waltmann geldt, dat voor een gedeelte van het terrein wel categorie 3 bedrijvigheid is toegestaan. Dit gedeelte van het terrein is dan ook bestemd voor deze categorie bedrijven. Het verkooppunt voor motorbrandstoffen aan het 24 Oktoberplein (Texaco) valt buiten het plangebied. Aan de afstandscriteria zoals die gelden voor LPG stations wordt voldaan. Ook buiten het plangebied valt de vestiging van TPG Post aan de Everard Meijsterlaan. Dit bedrijf voldoet, gelet op het bestemmingsplan, aan de daaraan te stellen eisen. Deze twee buiten het bestemmingsplan vallende bedrijven zijn dus niet in conflict met de omliggende functies. Buiten het plangebied is het bedrijf Sara Lee Douwe Egberts (SLDE) gelegen. SLDE is via de Wet milieubeheer vergunning ingepast ten opzichte van de omliggende bebouwing (hoofdzakelijk woongebieden); zowel voor geluid als geur zijn de normen in de vergunning Wet milieubeheer afgestemd op de bestaande situatie. SLDE is niet voornemens een verzwaring van de milieubelasting te veroorzaken. In het plangebied wordt evenmin in de directe omgeving van het een toevoeging van woningbouw toegestaan, zodat voor een conflictsituatie niet hoeft te worden gevreesd. SLDE voldoet aan de geluidsvoorschriften die zijn opgenomen in de milieuvergunning. Deze zijn acceptabel voor zover het bestaande woningen betreft (op grond van Handreiking industrielawaai en vergunningverlening). Relevant is tenslotte de aanwezigheid van het sportpark Marco van Basten. Op het sportpark is een aantal lichtmasten aanwezig. In Nederland bestaat geen aparte wettelijke regeling inzake het voorkomen en beperken van lichthinder. Wel zijn in verschillende regelingen bepalingen opgenomen met betrekking tot verlichting. Voor inrichtingen (zoals een bedrijf of een sportcomplex) biedt de Wet Milieubeheer mogelijkheden tot het reguleren van lichthinder. Zo kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden ter beperking van lichthinder. Dit kan dan gaan om de richting van het licht, de wijze van afscherming en het tijdstip waarop de verlichting brandt. Daarnaast kunnen voorwaarden worden gesteld aan de sterkte van de lichtbron (uitgedrukt in aantal Lux). Het sportpark Marco van Basten valt onder het Besluit Horeca-, sport- en recreatie inrichtingen (een AMvB van de Wet Milieubeheer). In dit besluit zijn reeds voorschriften opgenomen ter beperking van lichthinder. Voorgeschreven is dat verlichting uitgeschakeld dient te zijn tussen 23.00 en 07.00 uur en indien er geen sport wordt beoefend of onderhoud plaatsvindt.
bestemmingsplan Oog in al 99
De lichtinstallatie dient voorts zodanig te worden uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen in gevels of daken van woningen niet voorkomt. Tenslotte kunnen op basis van nader onderzoek nadere eisen worden gesteld voor het treffen van aanvullende maatregelen of voorzieningen. Voor het Marco van Basten sportpark heeft daarnaast toetsing plaatsgevonden aan de algemene richtlijn (NSVV commissie lichthinder 1999). De huidige verlichting van het sportpark voldoet aan deze richtlijn. 5.2.3 Externe veiligheid De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico’s van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Op basis van de vigerende regelgeving voor de betreffende activiteit kan de aan te houden afstand tussen de activiteit en het dichtstbijzijnde gevoelige object worden bepaald. Deze afstand dient minimaal in acht te worden genomen in bestemmingsplannen. Het plangebied ligt in de directe nabijheid van enkele belangrijke (inter)nationale verbindingsroutes, zoals de rijksweg A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze routes worden intensief gebruikt ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De functie van de routes heeft invloed op het plangebied, met name op het gebied van externe veiligheid. Het betreft de volgende risicocontouren: De waarde 10 -6/jaar voor de plaatsgebonden risicocontour wordt A2: bij de A2 niet bereikt. Deze risiconorm heeft dus geen invloed op Oog in Al. De plaatsgebonden risicocontour 10 -6/jaar ligt ongeveer op de Amsterdamgrens van water en land, dus net op de oever. Deze contour heeft Rijnkanaal: dus geen invloed op Oog in Al. Het groepsrisico vanwege het vervoer over het AmsterdamRijnkanaal ligt ruim beneden de oriënterende waarde. Deze risiconorm heeft dus geen invloed op Oog in Al. Vanaf de oever van het Amsterdam-Rijnkanaal wordt door de gemeente Utrecht een veiligheidszone van 30 meter gehanteerd. De waarde 10 -6/jaar voor de plaatsgebonden risicocontour wordt Spoorlijn Utrecht-Woerden: bij de spoorlijn niet bereikt. Deze risiconorm heeft dus geen invloed op Oog in Al. Het groepsrisico vanwege het vervoer over deze spoorlijn ligt ver beneden de oriënterende waarde. Deze risiconorm heeft dus geen invloed op Oog in Al. Ontsluitingswegen Over de ontsluitingswegen (Lessinglaan, Haydnlaan) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. rond Oog in Al: Aan het 24 Oktoberplein bevindt zich een LPG-station, dat rechtstreeks vanaf de A2 wordt bevoorraad (vice versa). Het transport is zodanig gering dat beide risiconormen (plaatsgebonden en groepsrisico) ver onder de normwaarde blijven.
bestemmingsplan Oog in al 100
5.2.4 Luchtkwaliteit
Inleiding Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. Volgens het Besluit luchtkwaliteit nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht. De grenswaarden gelden in zijn algemeenheid, behoudens de werkplek. Daarnaast dient inzicht gegeven te worden in gevolgen voor de blootstelling van mensen, ecosystemen en vegetatie aan luchtverontreiniging als gevolg van deze stoffen. Omdat het bestemmingsplan zelf geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in Oog in Al (immers, het plan is gericht op het vastleggen van de bestaande situatie), is alleen inzicht in de blootstelling van mensen aan luchtverontreiniging van belang. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. Wegen die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit in Oog in Al zijn de A2, ds. Martin Luther Kinglaan, Weg der Verenigde Naties, Pijperlaan, Lessinglaan en Joseph Haydnlaan. Resultaten luchtonderzoek In de bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan is de "Rapportage luchtkwaliteit Oog in Al" opgenomen. In deze luchtrapportage is de luchtkwaliteit beschreven nabij de wegen die van directe invloed zijn op de luchtkwaliteit van het plangebied. Samengevat zijn de resultaten als volgt. 2004 Uit de luchtrapportage 2004 van de gemeente Utrecht blijkt dat langs de Weg der Verenigde Naties, het 24-oktoberplein, de Pijperlaan, de Lessinglaan en de Joseph Haydnlaan in 2004 de jaargemiddelde plandrempel voor stikstofdioxide (NO 2) niet wordt overschreden. Ook de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM 10) wordt in 2004 op deze wegen niet overschreden. Langs alle beschouwde wegen, behalve de Pijperlaan, geldt dat in 2004 de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor PM10 vaker dan het toegestane aantal van 35 maal wordt overschreden. 2010 en 2015 Uit het TNO windtunnelonderzoek dat voor de artikel 19 lid 1 procedure van het net buiten het plangebied gelegen 24 Oktoberplein is gedaan, blijkt dat in 2010 en 2015 langs de Martin Luther Kinglaan, Pijperlaan en Weg der Verenigde Naties geen overschrijdingen van de normen van stikstofdioxide en fijn stof zijn te verwachten. Langs alle beschouwde wegen geldt wel dat de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor PM 10 vaker dan het toegestane aantal van 35 maal wordt overschreden.
bestemmingsplan Oog in al 101
Uit de luchtrapportage die ten behoeve van de Majellaknoop is gemaakt blijkt dat op de Lessinglaan en de Joseph Haydnlaan in 2010 en 2015 naast overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde van fijn stof, ook overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide zijn te verwachten. Op de overige locaties van Oog in Al zal alleen sprake zijn van overschrijding van de 24uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM10) vaker dan het toegestane aantal van 35x. Overwegingen Overschrijdingen jaargemiddelde grenswaarden stikstofdioxide. Overschrijding van deze waarden vindt plaats op de Lessinglaan en de Joseph Haydnlaan. De verkeersader Pijperlaan, Lessinglaan en Joseph Haydnlaan maakt onderdeel uit van de stedelijke verdeelring. Overschrijdingen van de jaargemiddelde norm van stikstofdioxide zijn in het plan zelf niet op te lossen. Het verplaatsen van de weg tot op een grotere afstand tot de woningen of afscherming kan een oplossing zijn om de blootstelling te beperken, maar is uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst. Sanering van deze huizen is ongewenst vanwege het waardevolle karakter van de wijk met kwalitatief goede woningen. Een andere route voor een binnenstedelijke ring is bekeken, maar wordt niet mogelijk geacht. Oplossingen dienen daarom in bronbeleid en (landelijke) beperking van het autoverkeer gezocht te worden. Naast uitvoering van het Luchtkwaliteitsplan 2002-2010, is Utrecht bezig met het in gang zetten van maatregelen om op stedelijk niveau de luchtkwaliteit te verbeteren. Met de verdere uitwerking van het luchtkwaliteitsplan en specifieke onderzoek en maatregelen ten behoeve van de luchtkwaliteit. Bovendien wordt nagedacht over structurele oplossingen om de verkeersdruk op de "Westelijke verdeelring" te verminderen. In een verkenning zal Utrecht onderzoeken welke structurele oplossingen effectief zijn om invulling te geven aan de opgaven voor Utrecht-West. Aan de genoemde verkenning hecht de gemeente veel waarde. Besluitvorming over te nemen maatregelen in de verkeersstructuur is evenwel niet op korte termijn mogelijk. Mede daardoor neemt gemeente Utrecht tal van initiatieven om lokaal en regionaal maatregelen ten behoeve van de luchtkwaliteit te nemen (o.m. het stimuleren van gedeeld autogebruik, het aanleggen en uitbreiden van transferia (park & ride), het doseren van verkeer of het instellen van een 'groene golf', schonere bussen). Ook op landelijk gebied gebeurt op dit moment veel. Diverse maatregelen zijn aangekondigd en/of zijn in onderzoek om bronnen van luchtverontreiniging aan te pakken. Overschrijdingen 24-uursgemiddelde grenswaarden voor fijn stof Met betrekking tot de overschrijding van de grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie fijn stof wordt het volgende overwogen: - in vrijwel geheel Utrecht en een groot deel van Nederland vindt vanwege de hoge achtergrondconcentratie overschrijding van de 24-uurgemiddelde grenswaarde fijn stof plaats vaker dan het toegestane aantal van 35 keer; - op de locatie rust reeds een woonbestemming; - de achtergrondconcentratie in het gebied reeds zorgt voor een overschrijding van de grenswaarde voor fijn stof (24-uurgemiddelde). Zelfs zonder verkeersbewegingen in de omgeving wordt de grenswaarde overschreden; - ruimtelijke maatregelen kunnen niet leiden tot het voorkomen van een overschrijding van de grenswaarde. Maatregelen zoals een andere locatiekeuze, een andere inrichting of het aanhouden van een grotere afstand zijn in dat kader onvoldoende effectief;
bestemmingsplan Oog in al 102
-
de problematiek van de luchtverontreiniging door fijn stof wordt door de minister van VROM in (inter)nationaal verband aangepakt en het Ministerie van VROM heeft een plan van aanpak opgesteld om de luchtverontreiniging te verminderen. Daarnaast worden aanvullend hierop in de gemeente ook maatregelen genomen om de achtergrondconcentratie terug te dringen. De 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof zal daarom geen belemmering opleveren voor realisering van de bestemmingen in het bestemmingsplan Oog in Al. Conclusies In het plangebied vinden op enkele plaatsen overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide plaats. Het bestemmingsplan betreft een vastlegging van de bestaande bestemming en maakt echter geen initiatieven mogelijk die de luchtkwaliteit verslechteren. Oplossingen dienen daarom in bronbeleid en (landelijke) beperking van het autoverkeer gezocht te worden. Naast uitvoering van het Luchtkwaliteitsplan 2002-2010, is Utrecht bezig met het in gang zetten van maatregelen om op stedelijk niveau de luchtkwaliteit te verbeteren.
5.2.5. Geur Binnen het plangebied is sprake van geurhinder door een buiten het plangebied gelegen koffiebranderij. De geurhindercontouren van dit bedrijf zijn bekend op verschillende hoogten. In de milieuvergunning van het bedrijf is als voorschrift opgenomen dat het bedrijf niet meer dan 4,8 geureenheden (98 percentielwaarde) op de gevel van de dichtstbij zijnde woning mag veroorzaken. Op grond van inventarisatie van klachten is gebleken dat deze geurbelasting het volgende aantal klachten veroorzaakt: 2001: 4 klachten 2002: 4 klachten 2003: 1 klacht In de beleidslijn voor geurhinder, vastgelegd door de minister van VROM (30 juni 1995), is ondermeer aangegeven dat voor bepaalde bedrijven het hinderniveau kan worden vastgesteld door middel van bedrijfstakstudies. Voor koffiebranderijen is dit bepaald en zijn de resultaten vastgelegd in de NeR (Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht, april 2003). In deze bijzondere regeling voor geruhinder van koffiebranderijen wordt uitgegaan van maximaal 7 g.e. (98 percentielwaarde) voor bestaande bebouwing. In nieuwe situaties wordt gestreefd naar minder hinder. Op grond hiervan kan worden aangenomen dat een maximale geurbelasting van 4,8 geureenheden geen onacceptabele hinder veroorzaakt. Mogelijk wordt de vergunning Wet Milieubeheer in de toekomst aangepast en wordt het immissievoorschrift omgezet in een emissievoorschrift. De hoogte van de emissie wordt gerelateerd aan de 4,8 g.e. immissie zoals aangegeven in de geurhindercontouren. In dit bestemmingsplan zijn geen woningen of andere geurgevoelige bestemmingen aanwezig of projecteerd binnen de geurcontour van 4,8 geureenheden.
bestemmingsplan Oog in al 103
5.2.6 Bodem Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen (rechtstreeks) mogelijk waarvoor een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater dient te worden uitgevoerd.
5.2.7 Duurzaamheid Het begrip ‘duurzaamheid’ is geen op zichzelf staand milieuthema. Duurzaamheid heeft betrekking op een groot aantal aspecten van een bestemmingsplan. Het gaat om een duurzame verkeersstructuur, duurzaam waterbeheer, duurzame groenstructuur et cetera. Duurzaam kan hierbij staan voor maatschappelijk duurzaam (bijvoorbeeld een verkeersveilige verkeersstructuur) en duurzaam in milieuopzicht (een verkeersstructuur gericht op het beperken van de milieubelasting van mobiliteit). Duurzaamheid is uitgangspunt geweest bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Zo zijn bijvoorbeeld de kansen en knelpunten met betrekking tot duurzaamheid bij de analyse van de huidige situatie in het plangebied in kaart gebracht. Deze duurzaamheidsanalyse is opgenomen in de Gebiedsvisie Oog in Al 6. Hoewel duurzaamheid verweven is in alle paragrafen van het bestemmingsplan, is een aparte duurzaamheidsparagraaf opgenomen. In deze paragraaf zijn de duurzaamheidsmaatregelen die een vertaling hebben gekregen in het bestemmingsplan opgesomd. Een bestemmingsplan mag alleen ruimtelijk relevante aspecten regelen. Aspecten als materiaalgebruik of het onderhoud van het groen kunnen niet vertaald worden in de voorschriften of de plankaart van het bestemmingsplan. De maatregelen die een (juridische) vertaling hebben gekregen zijn:
Verkeer en vervoer • De hoofdfietsroutes zijn indicatief op de plankaart ingetekend. • Langs de hoofdfietsroute Leidseweg wordt gestreefd naar minder autoverkeer. Bestaande functies die veel autoverkeer aantrekken, zoals de aanwezige autobedrijven, zijn positief bestemd in het bestemmingsplan. • Een groot gedeelte van de wegen in het plangebied is aangemerkt als verblijfsgebied (bestemming verblijfsdoeleinden). De inrichting is hier primair gericht op duurzaam veilig en afgestemd op een maximale snelheid van 30 km/u. • Het bestemmingsplan laat het realiseren van een strategisch transferpunt in de vorm van een parkeerplaats voor deelautoprojecten (als Green Wheels) in combinatie met een fietsenstalling toe. • In de woongebieden worden nieuwe functies die een (sterk) verkeersaantrekkende werking kennen niet toegestaan. Langs de hoofdwegen worden meer mogelijkheden voor functiemenging toegestaan. • Het bestemmingsplan staat nieuwe bebouwing op het Victor Hugoplantsoen niet toe, zodat de eventuele toekomstige aanleg van een fietsbrug op deze locatie niet wordt gefrustreerd.
6
Gemeente Utrecht, Gebiedsvisie Oog in Al, BRO, 2003
bestemmingsplan Oog in al 104
Water • Het bestemmingsplan laat voor de bestaande waterlopen geen ontwikkelingen toe die de kwaliteit van het water en de natuurlijke of ecologische waarden aantasten. • Het bestaande groen is als zodanig bestemd en kent zeer beperkte mogelijkheden voor verharding. Er zijn in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die het groen aantasten. Natuur en landschap • Het bestaande groen is als groen bestemd. Binnen deze bestemming is geen bebouwing mogelijk, met uitzondering van bijvoorbeeld nutsvoorzieningen en bankjes. Er zijn in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die het groen aantasten. • Ecologische kerngebieden en verbindingen zijn als zodanig aangemerkt. Hier zijn in beginsel geen ontwikkelingen toegestaan die de natuurlijke of ecologische waarden aantasten. • Het bestemmingsplan laat in de ecologische kerngebieden, zoals Park Oog in Al, geen verdere verstedelijking toe. Ook geeft het plan ecologische zones aan die de ecologische gebieden verbinden. Ruimtegebruik • In het bestemmingsplan is gezocht naar de gewenste zonering van gebieden. De mate van menging van functies is afgewogen tegen mogelijke hinder. In woongebieden wordt passende bedrijvigheid toegestaan. Dit gaat verder dan alleen beroepen aan huis. Ook ‘lichte’ bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn mogelijk. Langs de hoofdontsluitingswegen kan een groter deel van de woning gebruikt worden voor een beroep of bedrijf aan huis. • Omdat gestreefd wordt naar één compleet buurtcentrum aan de Händelstraat en één aanvullend centrum aan het Herderplein, zijn aan het Herderplein ruimere mogelijkheden geboden voor nieuwe functies. Het betreft onder andere dienstverlening, culturele activiteiten en kleinschalige zakelijke dienstverlening. • Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheden om de gebouwen aan te passen aan de toegestane functies. Langs de hoofdontsluitingswegen zijn bijvoorbeeld ruimere uitbouwmogelijkheden dan in een woongebied. • Om te voorkomen dat het streven naar intensief ruimtegebruik ten koste gaat van groene plekken, zijn deze beschermd. De groene en ecologische waarden zijn specifiek bestemd. Deze bestemming laat geen verstedelijking toe op de gronden. Leefmilieu • De mate van functiemenging die het bestemmingsplan toelaat is afgestemd op de mogelijke hinder. In woongebieden wordt passende bedrijvigheid toegestaan. Dit gaat verder dan alleen beroepen aan huis. Ook bedrijven in milieucategorie 1 & 2 zijn mogelijk. Langs de hoofdontsluitingswegen kan een groter deel van de woning gebruikt worden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis. • Het streven om milieuhinderlijke bedrijven te verplaatsen is in het bestemmingsplan bijvoorbeeld terug te vinden aan de Leidseweg. • Binnen de veiligheidszone rondom het LPG tankstation aan het 24 Oktoberplein (direct buiten het plangebied) zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
bestemmingsplan Oog in al 105
Grond- en reststoffen • Binnen de bestemmingen verkeersdoeleinden en verblijfsdoeleinden is het toegestaan om (ondergrondse) inzamelplaatsen ten behoeve van afvalcontainers te realiseren. Betrokkenheid & levensduur • In belangrijke archeologische gebieden en vindplaatsen worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan die het bodemarchief kunnen aantasten. • De cultuurhistorisch waardevolle elementen, zoals groenstructuren en waardevolle panden zijn ter indicatie opgenomen op de plankaart van het bestemmingsplan. 5.3
Waterhuishouding en riolering
Sinds 1 november 2003 is het uitvoeren van een watertoets wettelijk verplicht door een wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro). De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de watertoets wordt beoogd de waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken waardoor het water een evenwichtige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. Een evenwichtige plaats houdt in dat in elk plan de negatieve effecten voor de waterhuishouding ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen -waar mogelijk- moeten worden voorkomen. De watertoetsprocedure omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen. De resultaten van de watertoets worden weergegeven in deze paragraaf. Deze paragraaf is opgesteld in overleg met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Beleidskader - 4 e Nota Waterhuishouding (rijksnota) - 5 e Nota Ruimtelijke Ordening (rijksnota-fase van beleidsvoornemen) - Waterhuishoudingsplan provincie - Streekplan provincie - Gemeentelijk Rioleringsplan - Waterplan - Stroomgebiedsvisie Amstelland - Waterstructuurvisie waterschap - Waterbeheerplan waterschap - Overige relevante kaders waterschap: • Keur • Nota Dempingen • Nota Oeverinrichting • Rioleringsnota Afkoppeling hemelwater, hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden • Peilbesluiten
bestemmingsplan Oog in al 106
Watersysteem en waterketen, knelpunten Binnen en nabij het plangebied van het bestemmingsplan komen vier watergangen voor: de Leidsche Rijn, de Vleutense Wetering, het Merwedekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal. De Leidsche Rijn is als primaire watergang opgenomen in de legger van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (waterschap) waarvan het beheer en onderhoud berust bij het waterschap. Het beheer en onderhoud van het Amsterdam-Rijnkanaal, het Merwedekanaal en de Vleutense Wetering berust bij Rijkswaterstaat. Het Merwedekanaal behoort tot het regionale watersysteem en het Amserdam-Rijnkanaal behoort tot het landelijke hoofdsysteem. Het gebied Oog in Al wordt vanuit de watersysteemanalyse van het waterschap gerekend tot het centraal stedelijk gebied, dat wordt gevormd door de kern van Utrecht en het landelijk gebied Maartensdijk. Het centrale stedelijk gebied wordt gekenmerkt door grote oppervlakten aaneengesloten bebouwde gebieden. Dit vraagt om een hierop afgestemde ont- en afwatering. Het handhaven van een juiste grondwaterstand is van belang voor de stabiliteit van gebouwen en infrastructuur en het voorkomen van grondwateroverlast. Als gevolg van stedelijke activiteiten wordt het oppervlaktewatersysteem zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin beïnvloed. Tevens vindt door industriële onttrekkingen beïnvloeding van de grondwaterstromingen en -standen plaats. De parken, stadswateren en groengebieden aan de stadsranden zijn zones met meer recreatieve grondgebruikvormen. Het watersysteem van het centrale stedelijke gebied wordt in belangrijke mate gedomineerd door het Merwedekanaal, de Vaartsche Rijn, de Kromme Rijn en de Stadsgrachten die deel uitmaken van het regionale watersysteem. De huidige situatie in het centraal stedelijk gebied hangt dan ook nauw samen met het functioneren van het regionale watersysteem. In de wijk Oog in Al zelf is weinig water aanwezig. In het stadspark ligt een vijver en langs de Kanaalweg loopt de Vleutensewetering. Laatstgenoemde watergang kampt nog al met achterstallig onderhoud (uitbaggeren) en geeft momenteel problemen met stankoverlast en de afvoer van water van afgekoppeld hemelwater uit de wijk. Grondwater Het stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerend pakket is grotendeels 1 tot 2 meter onder maaiveld, of lager. Vanouds vond in het stedelijk gebied veel wegzijging van water plaats. Uit onderzoek verricht naar de grondwaterstanden in Utrecht over de periode 1992-2001 is gebleken dat het gemiddelde van alle peilbuizen in de gemeente Utrecht vanaf 1992 een stijging laat zien van 4 cm over een periode van 10 jaar. De stijging van de grondwaterstand lijkt z’n oorzaak te hebben door beïnvloeding van externe factoren, zoals bijvoorbeeld rioolvernieuwingsprojecten, aangepast waterpeil in de watergangen, bemalingen en antiverdrogingsmaatregelen. De grondwaterstand in Oog in Al wordt sterk beïnvloed door het peil in het Amsterdam-Rijnkanaal, het Merwedekanaal en de Leidsche Rijn. Waterafvoer Het stadswater van Utrecht wordt onder normale omstandigheden hoofdzakelijk afgevoerd via de Weerdsluis naar de Vecht. In schutperioden wordt het primaat voor de afvoer verlegd via de Spuisluis Oog in Al naar het Amsterdam-Rijnkanaal. De stadsboezem van Utrecht, die grotendeels tot het regionale watersysteem behoort, heeft een waterpeil van NAP +0,58 m.
bestemmingsplan Oog in al 107
Het systeem van wateraan- en afvoer is erop gericht een waterstand te realiseren die niet lager is dan NAP +0.40 m en niet hoger is dan NAP +0.70 m, waarbij zoveel mogelijk peilschommelingen worden vermeden. Het laagste peil dient ter voorkoming van schade aan funderingen, wegen, scheefhangende woonboten en dergelijke, boven het hoogste peil kunnen er problemen optreden door onderlopende kelders en souterrains en is de doorvaarthoogte van de vaste bruggen te beperkt. Wateraanvoer In perioden van watertekort kan water aangevoerd worden via het regionale watersysteem (via de Kromme Rijn en het Merwedekanaal). Het aangevoerde water is afkomstig uit de Lek. Het stadswater wordt ook dagelijks ververst door wateraanvoer vanuit het hoofdwaterstelsel. Water- en waterbodemkwaliteit De waterkwaliteit in het centrale stedelijk gebied wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van het aangevoerde water. De kwaliteit van het water op de Kromme Rijn en van het ingelaten Lekwater is onvoldoende. Lozingen van RWZI's op de Kromme Rijn, diffuse verontreinigingen en, incidenteel, lozingen van riooloverstorten op de stadswateren van Utrecht, maken dat niet aan de grenswaarden wordt voldaan. Ondanks verversing van de stadswateren blijkt dat de grenswaarden voor het zuurstofgehalte en de eutrofiëringparameters met een factor 5 of meer respectievelijk worden onderschreden en overschreden. In de toekomst zal de "Europese Kaderrichtlijn voor Water" hierin een belangrijke rol kunnen spelen. In 2002 heeft het waterschap een inventarisatie uitgevoerd naar de vegetatie en een aantal abiotische parameters om een ecologische beoordeling van de stadswateren te kunnen maken. Uiteindelijk heeft dit geleidt tot drie kwaliteitsniveaus, te weten de ecologie van de oever, de ecologie van het water en de beleving. In Oog in Al is gemeten in de Oude Vleutensewetering en in het park. De Oude Vleutensewetering scoorde qua beleving en ecologie van de oever slecht en voor de ecologie van het water matig. Het meetpunt in het park scoorde voor de beleving slecht, voor de oever matig en voor de ecologie van het water goed. Opmerkelijk is daarbij de slechte beleving van het park, waar deze juist belangrijk is. Op dergelijke plaatsen verzamelen zich echter veel mensen, hetgeen zwerfvuil en eutrofiering (overvloed aan voedingsstoffen door bijvoorbeeld het voeren van eenden)met zich mee brengt. In 2001 is door de gemeente en het waterschap een baggerplan voor het stedelijke gebied van de gemeente Utrecht opgesteld (Baggerplan gemeente Utrecht, september 2001). Hieruit bleek dat de baggerspecie van de Leidsche Rijn voor de kwaliteit van de specie ingedeeld wordt in klasse 4 (ernstig verontreinigd) en het stadspark in klasse 2 (matig verontreinigd). Het Merwedekanaal, het AmsterdamRijnkanaal en de Oude Vleutense Wetering zijn buiten beschouwing gelaten, omdat het beheer daarvan bij Rijkswaterstaat berust. Het uitbaggeren van genoemde watergangen kreeg in het plan grote prioriteit. De uitvoering werd echter bemoeilijkt door gebrek aan voldoende depotruimte. In 2002 heeft de gemeente daarom een locatiestudie verricht naar kansrijke depotlocaties (Locatiestudie Baggerdepot gemeente Utrecht, juli 2002). Uit het onderzoek kwamen een aantal geschikte locaties naar voren. Momenteel vindt verdere uitwerking van de baggerlocaties en uitvoering van baggerwerkzaamheden plaats. Riolering
bestemmingsplan Oog in al 108
Het rioolstelsel van Oog in Al is van het gemengde type, dat wil zeggen dat afvalwater en hemelwater dat van verhardingen afstroomt, via dezelfde rioolleidingen worden ingezameld en naar de afvalwaterzuivering worden afgevoerd. Bij hevige neerslag raken de rioolleidingen geheel gevuld en treden overstorten in werking, om zodoende water op straat en wateroverlast te voorkomen. Het rioolstelsel in Oog in Al heeft twee overstorten. Beide lozen nu nog op de Leidsche Rijn. Een deel van het rioolstelsel wordt echter vervangen door een gescheiden stelsel, waarbij delen van de wijk worden afgekoppeld en aangesloten op een hemelwaterriool. De overstorten van het rioolstelsel worden verplaatst naar het Merwedekanaal. Knelpunten De waterkwaliteit in de stad Utrecht wordt negatief beïnvloed door riooloverstorten, diffuse bronnen en lozingen van RWZI's. Er bestaat een achterstand in het groot onderhoud (baggeren) van de watergangen in het stedelijk gebied. De achterstand heeft nog niet tot knelpunten geleid ten aan zien van afname in de diepgang (scheepvaart) of van het doorstroomprofiel, maar heeft een negatieve invloed op de zuurstofhuishouding van het oppervlaktewater. Aandachtspunt is de ruimte die voor water beschikbaar is. Vanouds kent het stede lijke gebied een te krap gedimensioneerd watersysteem. Een ander aandachtspunt zijn de woonschepen. Het gaat om de volgende aspecten: de legaliteit van ligplaatsen, het beheer van de watergang (o.a. baggeren), onderhoud aan taluds, beschoeiingen en kaden (bereikbaarheid), aansluiting van afvalwater op de riolering, inrichting van aanlegplaatsen in relatie tot beperkte peilfluctuaties (tot 10 cm boven of onder Utrechts stadspeil), uitlogende materialen van de woonschepen. De gemeente is bezig met de nota Woonbotenbeleid. Het waterschap heeft in reactie aangegeven dat op een aantal punten verbetertrajecten nodig zijn in relatie tot bovenstaande punten. Het gewenste veiligheidsniveau tegen overstromingen en wateroverlast is gegarandeerd. Langs het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal liggen regionale keringen. Het waterschap maakt onderscheid tussen risicovolle en niet-risicovolle regionale keringen. De keringen in Oog in Al zijn niet risicovol. Het waterschap is van mening dat op de plankaart van het bestemmingsplan de keringen echter wel moeten worden aangeduid. Daarnaast geldt de bebouwingsvrije zone langs het AmsterdamRijnkanaal. Zoals eerder aangegeven wordt door het waterschap momenteel gewerkt aan de wateropgave om inzicht te krijgen in de noodzakelijke maatregelen om wateroverlast in de toekomst te voorkomen.
bestemmingsplan Oog in al 109
De opgave voor Oog in Al is nu nog niet aan te geven. In hoeverre het gewenste veiligheidsniveau is gegarandeerd is daarom nog niet aan te geven. Omdat het vooral om het conserveren van bestemmingen gaat is geen sprake van frustratie van de doelstellingen. Wel dringt het waterschap er op aan om in het ontwikkelingsgebied (Cereolterrein), alsmede daar waar transformatie plaatsvindt meervoudig ruimtegebruik, bijvoorbeeld parkeren in combinatie met waterberging, en meer ruimte voor water mogelijk te maken. Om wateroverlast te voorkomen moeten de aan- en afvoerwatergangen voldoende op diepte zijn. Het wegwerken van de achterstand in het groot onderhoud (baggerwerk) blijft een aandachtspunt. Er is sprake van goede waterkwaliteit en herstel van de ecohydrologische variatie. Een goede ontwikkeling voor de waterkwaliteit is bij vernieuwing van rioolstelsels te streven naar verbeterd gescheiden stelsel met afkoppeling van extensief benutte plekken. Wel dringt het waterschap er op aan nader onderzoek te verrichten naar concrete mogelijkheden. Daarbij is het voor de waterkwaliteit van belang dat bij de bouwwerkzaamheden duurzame, niet uitloogbare materialen worden toegepast (nota “Integrale Woningkwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen”). Voor de ecohydrologische variatie zijn de beschreven ecologische verbindingen en de ontwikkeling van de natuurlijke functies van de watergangen en de daarbij behorende ruimtelijke reservering van belang. Uit het onderzoek voor de beoordeling van de ecologische waarde scoorden de Oude Vleutensewetering op het gebied van beleving oever en water niet goed en het park scoorde qua beleving en oever ook niet goed. Voor het park waarvoor de gemeente beheer en onderhoud voert, zijn wellicht verbeteringen op deze punten mogelijk. Aandachtspunt vormen de woonschepen op de Leidsche Rijn. Voor de waterkwaliteit gaat het vooral om de aansluiting op de riolering en de uitloogbaarheid van materialen. Het waterschap dringt er op aan bij concrete uitwerking van het beleid ten aanzien van de woonschepen, zowel ten aanzien van de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten voor de waterhuishouding. Ook voor dit aspect speelt het baggerprobleem, omdat het voor de waterkwaliteit en het ecohydrologisch systeem van belang is dat watergangen voldoende diep zijn. De bodemdaling is verminderd of zo mogelijk stopgezet. Binnen het plangebied speelt bodemdaling geen rol van betekenis. Er zijn goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies, er is voldoende water van voldoende kwaliteit beschikbaar om dit mogelijk te maken. Ook vanuit deze doelstelling is meervoudig ruimtegebruik voor water een belangrijke opgave voor deze wijk. De drie belangrijke wateren voor het gebied, te weten het Amsterdam-Rijnkanaal, het Merwedekanaal en de Leidsche Rijn, zijn met name gezichtsbepalend voor de randen van de wijk. De gebruiksmogelijkheden richten zich met name op de scheepvaart en de waterhuishouding.
bestemmingsplan Oog in al 110
De landschappelijke betekenis van water is behouden of versterkt Zoals gezegd heeft het water aan de randen een gezichtsbepalend karakter. Hoewel geen sprake is van een landelijk gebied heeft het water wel een belevingswaarde en betekenis die verbonden is met de wijk. Dit karakter blijft behouden.
Vertaling naar plankaart en voorschriften Watergangen Alle watergangen zijn als "water" bestemd. De daarbij behorende voorzieningen (bruggen, inlaten, taluds, duikers, gemalen e.d.) zijn binnen de bestemming eveneens toegelaten. De aangrenzende onderhoudsstrook van 5 meter voor primaire watergangen en 2 meter voor overige watergangen, dienen in principe vrij van obstakels te blijven. Deze gronden hebben de bestemming "waterstaatsdoeleinden" gekregen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding worden gebouwd, zoals oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen. De bedoelde gronden grenzend aan de watergang kunnen tevens een andere (secundaire) bestemming hebben, daarom is het bebouwen, het aanleggen van andere werken en het gebruik van de gronden volgens die (secundaire) bestemmingen, slechts toegestaan voor zover de waterstaatkundige belangen niet worden geschaad. In de voorschriften is tevens opgenomen, dat - alvorens de gemeente beslist over het verlenen van een bouw-/aanlegvergunning t.b.v. secundaire bestemmingen - eerst advies moet worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of de voorgenomen bouwactiviteiten niet het belang van de waterkering onevenredig schaden en de eventueel te stellen voorwaarden. Alle werken die gevolgen kunnen hebben voor de watergangen zijn vergunningplichtig bij de waterbeheerders. Waterkeringen Het waterschap heeft aangegeven dat alle waterkeringen op de plankaart primair als "waterkering" dienen te worden bestemd. Gronden met de bestemming "waterstaatsdoeleinden" zijn bestemd voor de instandhouding van waterkeringen met de daarbij behorende waterstaatswerken als taluds, dijken en onderhoudswegen, alsmede voor andere bouwwerken van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden en beschoeiingen. In de voorschriften dient rekening te worden gehouden met de functie ervan en moet worden aangegeven dat de waterkering met het oog op de veiligheidsaspecten vrij moet blijven van bebouwing. De bedoelde gronden kunnen tevens een andere (secundaire) bestemming hebben, daarom is het bebouwen, het aanleggen van andere werken en het gebruik van de gronden volgens die (secundaire) bestemmingen, slechts toegestaan voor zover de waterstaatkundige belangen niet worden geschaad. In de voorschriften is tevens opgenomen, dat - alvorens de gemeente beslist over het verlenen van een bouw-/aanlegvergunning t.b.v. secundaire bestemmingen eerst advies moet worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of de voorgenomen bouwactiviteiten niet het belang van de waterkering onevenredig schaden en de eventueel te stellen voorwaarden. Alle werken die gevolgen kunnen hebben voor de waterkeringen zijn vergunningplichtig bij de waterbeheerders.
bestemmingsplan Oog in al 111
Amsterdam-Rijnkanaal Door het waterschap zijn namens rijkswaterstaat een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot de externe veiligheid. Deze opmerkingen zijn door Rijkswaterstaat in het kader van het artikel 10 overleg reeds ingebracht en beantwoord. Volledigheidshalve is hieronder de volledige tekst uit de artikel 10 rapportage opgenomen. A. In het plan op pagina 9 is een kaart opgenomen, waar het noordelijk deel van het plangebied is aangemerkt als 'ontwikkelingsgebied'. Hiervoor is een bebouwingsvrije zone van minimaal 30 meter tot het Amsterdam Rijnkanaal nodig. Rondom het noordelijk deel is voor externe veiligheid inderdaad een bebouwingsvrije zone nodig van 30 meter. Hiermee is in het inmiddels opgestelde voorontwerp-bestemmingsplan rekening gehouden. B. Er wordt gewezen op de normen met betrekking tot externe veiligheid. Over het Amsterdam Rijnkanaal worden namelijk aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het plangebied zijn er zijn er bij een bebouwingsvrije zone van 30 meter geen problemen met het Plaatsgebonden Risico (PR). Hiervan wordt kennis genomen. Overigens kan worden opgemerkt dat de bebouwingsvrije zone van 30 meter is geadviseerd op grond van effectbenadering. Hiermee wordt een hogere veiligheid bereikt dan op grond van de rijksnormering strikt nodig is. C. Er wordt gesteld dat het aan de gemeente is om het GroepsRisico (GR) te berekenen. Het Ministerie is bereid hiervoor input te leveren. In het rapport "Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland" (d.d. 20 februari 2003 door Adviesbureau AVIV BV, in opdracht van RWS, adviesdienst Verkeer en Vervoer) is reeds onderzoek gedaan naar zowel het PR en het GR. De resultaten uit het onderzoek wijzen uit dat zowel het PR en het GR ruim voldoen aan de norm. D. Opgemerkt wordt dat er een herziening van de berekeningswijze van het PR en GR op handen is, welke naar verwachting zwaarder zal uitvallen. De provincie Utrecht is voornemens de PR normen aan te scherpen. De PR normen worden landelijk aangescherpt, dit wordt dus niet door de provincie Utrecht gedaan. De herziening van de berekeningswijze houdt in dat de berekeningswijze op details zal worden aangescherpt. In het bovengenoemd rapport is hier al rekening mee gehouden. Tevens is de verwachting dat in de toekomst de transportstroom over het Amsterdam Rijnkanaal nagenoeg constant blijft. De berekende risico's zullen daarmee nagenoeg niet wijzigen. De Risicoatlas wordt periodiek herzien en daarmee zullen de actuele risico's steeds bekend zijn. Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder Om tot een goede waterparagraaf te komen heeft het waterschap de gemeente geadviseerd aandacht te schenken aan de volgende punten: - reservering van ruimte voor water bij te krap gedimensioneerde watersystemen; - de mogelijkheden voor infiltratie en afkoppelen van hemelwater; - meervoudig ruimtegebruik en de veiligstelling daarvan in het bestemmingsplan; - benadrukken van het benutten van transformaties in de wijk voor duurzaam waterbeheer en reservering van ruimte voor water; - reguleren van de woonschepen in het gebied; - duurzaam materiaalgebruik ten behoeve van de waterkwaliteit.
bestemmingsplan Oog in al 112
Daarnaast is door het waterschap verzocht de watergangen, waterkeringen en de bijbehorende kunstwerken op de plankaart en in de voorschriften op te nemen. De door het HDSR aangeleverde gegevens over het plangebied hebben tot gevolg gehad dat enkele wijzigingen op de plankaart en in de voorschriften zijn aangebracht. Daarnaast is in voorkomende gevallen in de voorschriften opgenomen dat waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan in of op gronden waar ze zich nu ook al bevinden. Voor het overige hebben de geleverde gegevens geen consequenties gehad voor kaart of voorschriften. Aangezien bovenstaande feitelijk geen ruimtelijke consequenties heeft gehad voor het plangebied en er tussen het HDSR en de gemeente verder geen discussie bestond over interpretatie van de door het HDSR geleverde gegevens, is in samenspraak met de HDSR besloten dat een vervolgoverleg, over inpassing van deze gegevens in het bestemmingsplan, niet nodig is. 5.4
Kabels en leidingen
Er zijn geen structurele ingrepen voorzien die effect hebben op de kabels en leidingen in het plangbeid. 5.5
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen (rechtstreeks) mogelijk waar de financieel-economische haalbaarheid van dient te worden aangetoond. 5.6
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan. Vooroverleg en PPC Artikel 10 Bro 1985 geeft aan dat burgemeester en wethouders bij voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg dienen te plegen met besturen van andere gemeenten, met de provinciale commissie gemeentelijke plannen, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening, met de bij het plan betrokken waterschapsbesturen en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp bestemmingsplan is aan een aantal instanties toegezonden. De reacties van deze instanties zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage ‘samenvatting en beantwoording artikel 10 reacties’. Daarnaast is het plan om advies toegezonden aan de Provinciale planologische Commissie (PPC). In zijn advies merkte de Provinciale Planologische Commissie het volgende op:
bestemmingsplan Oog in al 113
•
Opgemerkt wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid (Streekplan en Regionaal Structuurplan). Van deze opmerking heeft de gemeente kennis van genomen.
•
De PPC gaat er van uit dat de waterparagraaf verder zal worden afgestemd en aangevuld voordat het plan als ontwerp terinzage gaat. Naar aanleiding van deze reactie heeft de gemeente de waterparagraaf verder aangevuld naar aanleiding van overleg met het Hoogheemraadschap.
•
Opgemerkt wordt dat een deel van de regionale waterkeringen nog niet juist op de plankaart is aangegeven. Naar aanleiding van deze reactie heeft de gemeente de ontbrekende delen van de waterkering op de plankaart opgenomen.
•
Verzocht wordt de geluidzones industrielawaai van Lage Weide en Hooggelegen op de plankaart op te nemen. Naar aanleiding van deze reactie heeft de gemeente geluidzones op de plankaart opgenomen.
•
Opgemerkt wordt dat in de begripsbepalingen van aan huis verbonden beroep en dienstverlening een beroep in de prostitutie is uitgesloten. Deze keuze is onvoldoende juridisch onderbouwd. Op basis van jurisprudentie moet iedere regeling die een gemeente op het gebied van prostitutie opneemt in een bestemmingsplan moet zijn gestoeld op een goede ruimtelijke onderbouwing. Hetzelfde geldt voor de verschillende toegestane vormen van dienstverlening ten opzichte van prostitutie. Verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan. Hierin is het gemeentelijk beleid op dit punt uitvoerig uiteen gezet.
•
Verzocht wordt om de oevers nabij de Goethebrug, Richard Wagnerkade en Keulsekade alsnog een bestemming ecologische verbindingszone of ecologisch kerngebied te geven. Naar aanleiding van deze reactie zijn aan de genoemde delen alsnog een ecologische bestemming toegekend.
bestemmingsplan Oog in al 114
Inspraak Op grond van artikel 6a WRO heeft het gemeentebestuur de ingezetenen van de gemeente en belang hebbende natuurlijke personen en rechtspersonen bij de voorbereiding van (herziening van) bestemmingsplannen betrokken. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft in het najaar van 2003 gedurende vier weken terinzage gelegen. Op 19 november 2003 heeft tevens een informatieavond plaatsgevonden. De terinzagelegging heeft circa 1500 inspraakreacties opgeleverd. Een groot aantal daarvan had betrekking op de ruime bestemming van de Lessinglaan c.a. Deze bestemming maakte een wijziging in het profiel van deze weg mogelijk. Aangezien dit niet de intentie van het bestemmingsplan was is de verkeersbestemming op dit punt aangepast en is de huidige situatie bestemd. Daarnaast heeft de inspraak geleid tot een groot aantal correcties op de plankaart. Zo was een aantal bouwhoogten van bestaande bebouwing onjuist weergegeven. In de toelichting is tevens aandacht geschonken aan de koffiefabriek van Douwe Egberts. Een samenvatting van de inspraakreacties en het gemeentelijke commentaar daarop is opgenomen in een afzonderlijke bijlage ‘Nota van inspraak’. Daarnaast is nog een aantal ambtelijke wijzigingen aangebracht. Zo is de mogelijkheid voor functiemenging in de wijk verder vergroot door op meer plaatsen ruimte te geven voor beroepen aan huis en is er een grotere uitwisselbaarheid van niet woonfuncties in de woonstraten mogelijk gemaakt. De overige aanpassingen zijn in hoofdzaak van redactionele aard.
bestemmingsplan Oog in al 115
bestemmingsplan Oog in al 116
6.
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
6.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande en gewenste situatie in het plangebied juridisch is vertaald. Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en de voorschriften. De voorschriften bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De plankaart heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de voorschriften alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de voorschriften het de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en voorschriften.
6.2
Plansystematiek
Het bestemmingsplan “Oog in Al” is een gedetailleerd en conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt en dat er weinig nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan enige flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik van de gronden. Flexibiliteit houdt in dat het gemeentebestuur door middel van wijziging van het bestemmingsplan of door middel van het verlenen van vrijstellingen kan afwijken van het bestemmingsplan. De voorwaarden waaronder dat kan zijn opgenomen in het plan. Zoals in hoofdstuk 1 al aangegeven geldt dat ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden, het college van burgemeester en wethouders recent heeft besloten dat deze veranderingen alleen in een op beheer gericht bestemmingsplan zullen worden meegenomen als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan dit soort gebieden een conserverende bestemming wordt gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik. Bij het opstellen van bestemmingsplannen in de gemeente Utrecht wordt een eenduidige plansystematiek nagestreefd, de zogenoemde Utrechtse Leest. De bij het voorliggend bestemmingsplan behorende voorschriften zijn gebaseerd op deze Utrechtse Leest. Wat betreft de systematiek is naast de Utrechtse Leest ook aangesloten bij de “Digitale Leest” van het NIROV (Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting). De Digitale Leest houdt rekening met het feit dat bestemmingsplannen in toenemende mate digitaal worden gemaakt en digitaal worden geraadpleegd. Dit betekent onder andere dat de burger het bestemmingsplan door middel van het internet kan raadplegen. 6.3 De 1. 2. 3. 4. 5.
Voorschriften algemeen voorschriften zijn gegroepeerd in vijf hoofdstukken: Inleidende voorschriften; Algemene bouwvoorschriften; Bestemmingen; Algemene bepalingen; Overgangs- en slotbepalingen. bestemmingsplan Oog in al 117
De eerste hoofdstukken van de voorschriften begint met een aantal gebruikelijke bepalingen als de begripsomschrijvingen, de wijze van meten en algemene bepalingen ten aanzien van de bestemmingen. Het derde hoofdstuk bevat de daadwerkelijke bestemmingbepalingen en is daarmee de kern van de voorschriften. In dit hoofdstuk worden de bestemmingsregelingen van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing gegeven. De opzet van de bestemmingsartikelen is zoveel mogelijk gelijk: • doeleindenomschrijving (met ondergeschikt een nevengeschikte doeleinden); • bebouwingsbepalingen; • vrijstellingsbepalingen; • gebruiksvoorschriften. De indeling van de bestemmingsartikelen sluit aan bij de Utrechtse Leest (2004). Het vierde en vijfde hoofdstuk tenslotte behelst de algemene bepalingen, zoals de algemene vrijstellingsbevoegdheid en de overgangsbepalingen. Het overgangsrecht staat los van de bestemmingsregeling en is mede om die reden niet opgenomen per bestemming, maar onder de algemene bepalingen.
6.3.1 De voorschriften ten behoeve van wonen Belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de beschrijving en regulering van de woonbebouwing. Alle woonvormen en woningtypes zijn ondergebracht in één woonbestemming. Dit verhoogt de flexibiliteit en sluit goed aan op het volkshuisvestingsbeleid. Er zijn een aantal ruimtelijke redenen voor beperking van de bouwmogelijkheden. In de eerste plaats kan de beeldkwaliteit geschaad worden. Dat geldt vooral voor allerlei bouwsels aan de straatzijde in de voortuin die beeldverstorend werken. Bebouwing in de achtertuin voor zover onzichtbaar vanaf de straat, heeft geen invloed op de beeldkwaliteit. Een tweede aspect is de leefbaarheid en het belang van groen en bomen. Totaal volgebouwde bouwblokken verliezen aan ruimtelijke kwaliteit en geven een verarming van de flora en fauna in de buurt. Gedeeltelijk onbebouwde tuinen en erven hebben daarop een positief effect. Ook op perceelsniveau neemt de kwaliteit af omdat de meeste woninggebruikers prijs stellen op een gedeeltelijk open tuin en erf. Tenslotte wordt het woongenot geschaad bij het onbeperkt volbouwen van tuinen en erven door buren. Dat gaat ten koste van uitzicht, daglichttoetreding, bezonning en leefbaarheid. Aangesloten is bij de Woningwet, en dan met name bij het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken, zoals die geldt per 1 januari 2003. Beroep aan huis Tot het wonen wordt ook de uitoefening van een beroep en bedrijf aan huis gerekend. Zoals de naam aangeeft dient het aan huis verbonden beroep of bedrijf door een van de bewoners te worden uitgeoefend. Het beroep mag zowel in de woning als in de aanbouwen of bijgebouwen worden uitgeoefend. In totaal mag 30 tot 40% van de woning worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroeps afhankelijk van of de woning is gesitueerd aan de bestemming Verkeersdoeleinden of niet. Tuinen en erven In afwijking van de ”Utrechtse Leest” is gekozen om tuinen en erven die deel uitmaken van een perceel dat voor andere doeleinden wordt gebruikt en die voor die doeleinden gedeeltelijk bebouwd mogen worden, geen afzonderlijke bestemming te geven maar deel te laten uitmaken van die andere bestemming. Aanbouwen en bijgebouwen Voor aanbouwen en bijgebouwen binnen de bestemming Woondoeleinden geldt het volgende.
bestemmingsplan Oog in al 118
Aanbouwen maken functioneel onderdeel uit van de woning en zijn daarmee bouwkundig en inwendig verbonden. Voorbeelden: serres, uitgebouwde keukens, bijkeukens en hobbykamers. Voor de duidelijkheid wordt alleen de term ‘aanbouw’ (en niet ‘uitbouw’) gebruikt, omdat deze twee termen voor wat betreft de toepassing van de voorschriften gelijk te stellen zijn. Bijgebouwen zijn onafhankelijk (zelfstandig) van de woning. Voorbeelden: bergingen, schuren, garages. Aanbouwen van minder dan 2m diepte leveren nauwelijks praktisch voordeel op voor de eigenaar, zeker in relatie tot de kosten. Anderzijds kan een aanbouw van meer dan 3m behoorlijke wat daglicht wegnemen bij buren. Daarom is deze maat aangehouden als standaard. Om de tuinen grotendeels open te houden mogen deze voor maximaal 50% bebouwd worden, met daarnaast een maximum van 30 m². Voor de meeste tuinen zal het bereiken van het maximum van 50% aan bebouwing (vergunningsvrij en (licht-)vergunningsplichtig) de norm zijn. Om te voorkomen dat de hoogte van aan- en bijgebouwen als storend wordt ervaren, is deze aan een maximum gebonden. Voor aanbouwen en bijgebouwen die vastzitten aan de woning is gekozen voor een praktische maat namelijk dat een aanbouw niet hoger mag zijn dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw. Voor serres is een hogere maat mogelijk. Voor vrijstaande bijgebouwen geldt een goothoogte van maximaal 3 m. Voor monumenten (gemeentelijk- en rijksmonumenten) geldt er een afwijkende bij- en aanbouwen regeling. Voor deze panden geldt een algemene regeling, dat er geen aanbouwen aan de zijgevels mogen worden geplaatst. Deze regeling is opgenomen om de zichtlijnen tussen de in het plangebied aanwezige monumenten te beschermen. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van deze bepaling, indien het bouwen van een aanbouw aan de zijgevel geen afbreuk doet aan het monumentale karakter van het pand en de omgeving. Voor de woningen die liggen binnen het park Oog in Al geldt een bijzondere regeling. Bij deze monumenten is geen bebouwing toegestaan, anders dan hetgeen nu reeds is gerealiseerd. Voor tuinen behorend bij hoogbouw geldt deze niet bebouwd mogen worden, anders dan met vergunningsvrije bouwwerken. Vergunningsvrije bouwwerken worden echter niet opgenomen in een bestemmingsplan. Dakkapellen In de voorschriften is geen een regeling voor dakkapellen opgenomen. Het welstandsbeleid bepaald hier de mogelijkheden.
6.3.2 Inleidende bepalingen Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen. Zoals aangegeven is in het algemeen de “Utrechtse Leest (2004)” gevolgd. Artikel 1: Begripsbepalingen In dit artikel worden de begrippen die in de voorschriften worden gebruikt, verklaard. Artikel 2: Algemene bouwvoorschriften Hier worden algemene bepalingen ten aanzien van het bouwen geregeld Artikel 3: Wijze van meten Wellicht ten overvloede wordt gewezen op het feit van de aanvullende werking van de bouwverordening bij de bepalingen van de wijze van meten. Artikel 4: Hoogte aanduidingen In de algemene bepalingen is de maximale hoogte van bouwwerken geregeld. bestemmingsplan Oog in al 119
Op 30 juni 1999 is door burgermeester en wethouders een beleid vastgesteld ten aanzien van GSM-antennes. Dit beleid heeft tot enkele specifieke bepalingen geleid. Antennes, antennemasten en de daarbij behorende constructies en installaties zijn rechtstreeks toegelaten op niet woongebouwen die meer dan 15 meter hoog zijn. Omdat GSM-masten als nutsvoorzieningen worden aangemerkt, dienen ze ook in de bestemmingsomschrijving van de betreffende gebouwen te passen. GSM-antennes die niet aan de criteria voldoen kunnen worden toegelaten door middel van een vrijstelling (zie algemene vrijstellingsbevoegdheden). Artikel 5: Overschrijding bouwgrenzen In dit artikel worden bepalingen gegeven die zien op flexibiliteit van het plan.
6.3.3 Bestemmingsbepalingen Artikel 6: Woondoeleinden Deze bestemming is toegekend aan de in het gebied aanwezige woningen en woongebouwen. Als nevenfunctie bij het wonen zijn, onder voorwaarde, ook aan huis verbonden beroepen en bedrijven toegelaten. Onder woondoeleinden valt ook de tot de woningen behorende tuinen. In de woongebieden zijn regelmatig zelfstandige niet-woonfuncties te vinden. Deze zijn op de plankaart met een aanduiding aangegeven. In deze panden zijn de toegelaten functies op de begane grond uitwisselbaar (o.a. bedrijven en maatschappelijke doeleinden). Detailhandel is uitsluitend toegestaan daar waar het op dit moment aanwezig is. Artikel 7: Woonwagenstandplaatsen Binnen deze bestemming worden negen standplaatsen mogelijk gemaakt aan de Kanaalweg. Door het opnemen van de standplaatsen in voorliggend bestemmingsplan komen de bepalingen van het facetbestemmingsplan Woonwagenstandplaatsen 1998 voor deze locatie te vervallen Artikel 8: Bedrijfsdoeleinden De verschillende bedrijven die binnen het plangebied voorkomen zijn in de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” opgenomen. Deze bedrijven zijn met name geconcentreerd rond de Leidseweg. Als bijlage bij de voorschriften is de “Lijst met Bedrijfsactiviteiten” opgenomen. Binnen het plangebied zijn met name categorie 1 en 2 bedrijven toegelaten. De uitzonderingen op deze regel, de categorieën 3 en 4, zijn afzonderlijk bestemd. Artikel 9: Sportdoeleinden Binnen deze bestemming zijn o.a. de sportvelden op de “Noordpunt” opgenomen. Met een aanduiding zijn de gebouwen en gronden met een maatschappelijke functie aangegeven. Voor Den Hommel geldt tevens dat de bestaande horeca positief is bestemd. Artikel 10: Maatschappelijke doeleinden Binnen dit artikel zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij onder andere om scholen en kerken. Daarbij is een uitwisseling van functies mogelijk. De schoolwerktuinen aan de Cervanteslaan zijn als zodanig bestemd en aangegeven door middel van een nadere aanduiding ‘swt’. De bestaande bouwmassa’s zijn in grote op de plankaart vastgelegd. Voor het complex aan de Kanaalweg 84a, 84b en 86 is het bestaande kantoorfunctie positief bestemd, binnen de bestemming "Maatschappelijke Doeleinden". Artikel 11: Gemengde doeleinden 1 Deze bestemming is van toepassing op het winkelcentrum aan de Händelstraat. De begane grond mag gebruikt worden als winkelruimte en ten behoeve van dienstverlening (reisbureaus en bankfilialen) en één horeca gelegenheid van het type D. De woningen boven het winkelcentrum mogen ook uitsluitend ten behoeve van het wonen worden gebruikt. bestemmingsplan Oog in al 120
Artikel 12: Gemengde doeleinden 2 Binnen deze bestemming is wonen, detailhandel, bedrijven (categorie 1 en 2), dienstverlening, horeca van het type C en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Artikel 13: Gemengde doeleinden 3 Het bouwblok aan de Bartoklaan heeft deze bestemming gekregen. Op de begane grondbouwlaag is een mix van functies mogelijk. Op verdieping is uitsluitend een woonfunctie toegelaten.een passende bestemming gekregen. De panden zijn van oorsprong bedoeld voor bedrijfsmatige activiteiten. In de loop der jaren hebben zich ook andere functies gevestigd met een maatschappelijk en dienstverlenend karakter (kinderdagverblijf o.a.). Deze functies zijn positief bestemd. De bedrijfsbestemming biedt mogelijkheid voor de doorgroei van kleinschalige bedrijven. Artikel 14: Gemengde doeleinden 4 De paviljoens aan de Kanaalweg hebben een passende bestemming gekregen. De panden zijn van oorsprong bedoeld voor bedrijfsmatige activiteiten. In de loop der jaren hebben zich ook andere functies gevestigd met een maatschappelijk en dienstverlenend karakter (kinderdagverblijf o.a.). Deze functies zijn positief bestemd. De bedrijfsbestemming biedt mogelijkheid voor de doorgroei van kleinschalige bedrijven. In een van de panden is tevens een kantoorfunctie toegelaten. Artikel 15: Kantoren Binnen deze bestemming zijn de kantoren geregeld, waarbinnen administratieve dienstverlening mag plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot algemene dienstverlening, welke mag plaatsvinden binnen de bestemming Gemende Doeleinden 1. Voor de bestaande kantoorlocatie aan de Ravellaan 1 geldt dat bekend is dat hier initiatieven bestaan voor uitbreiding van het kantoor. Om deze reden is voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder strikt geformuleerde randvoorwaarden is het mogelijk de bouwgrens en de hoogtematen te wijzigen. Aan de voorschriften is een kaartfragment gekoppeld dat inzicht geeft in de situatie na wijziging van de bestemming. Artikel 16: Hotel Deze bestemming is van toepassing op het Ibis hotel aan de Bizetlaan. De bestaande situatie is hier vastgelegd. Artikel 17: Verkeersdoeleinden Deze bestemming is van toepassing op de verkeersader Lessinglaan – Joseph Haydnlaan – Pijperlaan. De nadruk ligt op de afwikkeling van het verkeer. Het huidige aantal rijstroken (2x1) is vastgelegd. Artikel 18: Verkeers- en verblijfsdoeleinden De meeste straten zijn opgenomen in de bestemming “verkeer en verblijf. Van deze bestemming maken ook de pleinen en de bermen van de wegen deel uit. Autoboxen zijn met de aanduiding ‘ab’ op de plankaart aangegeven. Artikel 19: Groenvoorziening, ecologisch kerngebied Deze bestemming, met een uitgebreid aanlegvergunningstelsel, is opgenomen ter bescherming van gronden met een hoge ecologische, natuurlijk of cultuurhistorische waarde, zoals het park Oog in Al. Ook het gebruik van de oevers ten behoeve van de woonboten valt binnen deze bestemming. Bouwwerken zijn hierbij beperkt tot een maximale hoogte van 2,20 meter en een maximale oppervlakte van 6 m. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van de gebouwtjes, om zo bijvoorbeeld de volledige doorkijk tussen de boten naar het water te garanderen. Artikel 20: Groenvoorziening, Ecologische verbindingszone Deze gronden zijn specifiek bestemd voor groenvoorzieningen (waaronder watergangen en/of waterpartijen zijn begrepen en de ontsluiting voor langzaam (fiets en wandel) verkeer, met behoud van de aan deze gronden eigen natuurlijke en ecologische waarden. bestemmingsplan Oog in al 121
Ook het gebruik van de oevers ten behoeve van de woonboten valt binnen deze bestemming alsmede de berm van de Lessinglaan. Artikel 21: Groenvoorziening, openbaar groen Verschillende soorten groen zijn opgenomen binnen deze bestemming. Een groot deel heeft de functie van plantsoen of speelplek, met de bijbehorende (speel)voorzieningen. Daarnaast is het mogelijk om binnen deze bestemming een zogenoemd skatelandschap te realiseren nabij het Hendrika van Tussenbroekplantsoen. Ook het gebruik van de oevers ten behoeve van de woonboten valt binnen deze bestemming. De bestemming ‘Groenvoorziening ’ omvat daarmee openbaar groen zoals parken, water, groenstroken, brede bermen, maar ook particulier groen zoals tuinen en groenstroken bij flats. Tuinen bij flats vallen mede onder de bestemming groen, omdat de regels ten aanzien van aan- en bijgebouwen afwijken van de regels zoals die gelden voor grondgebonden woningen. Dit heeft mede te maken met de situering van de tuinen aan openbaar gebied. Artikel 22: Water Water is een belangrijk element binnen het plangebied. De grote watergangen zijn in ieder geval opgenomen binnen deze bestemming. Ook het water in het park “Oog in Al” heeft de bestemming water gekregen. Binnen de bestemming water is ook het gebruik van het water ten behoeve van woonboten geregeld. In het plan wordt aangegeven waar en hoeveel woonboten zijn toegestaan. Ook voor de woonboten gelden rooilijnen, voor het Merwedekanaal is deze 7 meter, voor het overige water binnen het plangebied 5 meter. Deze maten zijn op de kaart ingetekend. Daarnaast is, gelet op het in ontwikkeling zijnde nieuwe integrale woonbotenbeleid, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de locaties van de woonboten te wijzigen en het aantal woonboten per locatie te verlagen. Artikel 23: Archeologische waardevol gebied Deze bestemming betreft een zogenoemde dubbelbestemming. Het gaat bij dubbelbestemmingen om twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats kunnen voorkomen. Deze bestemming beschermt de in het plangebied aanwezige archeologische waarden. De bescherming vindt onder meer plaats door middel van het in de het artikel opgenomen aanlegvergunningstelsel. Reguliere werkzaamheden zoals het bestraten van tuinen vallen hier niet onder. De te beschermen delen zijn op een bijlagekaart aangegeven. Deze bijlagekaart maakt onderdeel uit van de voorschriften. Artikel 24: Waterstaatsdoeleinden De in het plangebied gelegen waterkeringen hebben de dubbelbestemming Waterstaatsdoeleinden gekregen. Op deze wijze zijn de keringen beschermd.
6.3.4 Algemene bepalingen Het hoofdstuk Algemene bepalingen (hoofdstuk IV) en Overgangs- en slotbepalingen (hoofdstuk V) bevat een aantal bepalingen die zien op te volgen procedures alsmede het overgangsrecht. De overgangsbepalingen hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. in principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsvoorschriften mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd. Aan de voorschriften is een drietal plankaarten verbonden. Daarnaast maakt de overzichtskaart van archeologische waarden en de zonering industrielawaai onderdeel uit van de voorschriften.
bestemmingsplan Oog in al 122
Tenslotte is aan de voorschriften de Lijst van Bedrijfsactiviteiten en de Lijst van Horeca inrichtingen gekoppeld.
bestemmingsplan Oog in al 123
bestemmingsplan Oog in al 124
Bijlage 1 rapportage Luchtkwaliteit Oog in Al
bestemmingsplan Oog in al 125
bestemmingsplan Oog in al 126
Rapportage luchtkwaliteit Oog in Al
Datum: Project naam:
DSO Postbus 8406 Telefoonnummer: Bezoekadres:
4 augustus 2005 Luchtkwaliteit Oog in Al
Milieu en Duurzaamheid 3503 RK 030 - 286 4864 Ravellaan 96 in Utrecht
bestemmingsplan Oog in al 127
INLEIDING
Het project betreft de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied Oog in Al. In het bestemmingsplan is een totaalvisie opgenomen voor het beheer op het gebied van de ruimtelijke ordening van het plangebied voor de komende 10 jaar. In deze rapportage wordt een beoordeling gegeven van de luchtkwaliteit in het gebied van het bestemmingsplan Oog in Al.
BEOORDELINGSKADER
Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en fijn stof. Gasvormige stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO 2) de belangrijkste is, worden met name veroorzaakt door verkeer. De concentratie fijn stof (PM 10) heeft een complexere herkomst. Wegverkeer, scheepvaart en industrie zijn de grootste veroorzakers. Tenslotte bestaat een significant deel van de concentratie fijn stof uit opgewaaid stof en zand alsmede zeezout-deeltjes afkomstig uit de Noordzee. Doordat de deeltjes zo klein zijn, strekt het verspreidings-gebied zich uit tot ver buiten de gemeente Utrecht en zelfs Nederland. Dit deel van de concentratie fijn stof wordt achtergrondconcentratie genoemd. Het is op lokaal niveau niet mogelijk maatregelen te nemen die hierop van invloed zijn, anders dan dit probleem te signaleren bij hogere overheden. Dit doet de gemeente dan ook. Volgens het Besluit luchtkwaliteit dienen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht te nemen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de volksgezondheid en gelden in zijn algemeenheid, behoudens de werkplek. Daarnaast dient inzicht gegeven te worden in gevolgen voor de blootstelling van mensen, ecosystemen en vegetatie aan luchtverontreiniging als gevolg van deze stoffen. Het bestemmingsplan behoeft echter niet getoetst te worden aan de gestelde normen. Omdat het plan zelf geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in Oog in Al, is alleen inzicht in de blootstelling van belang.
AANPAK
Het plangebied is gelegen tussen het Amsterdam Rijnkanaal, de ds. Martin Luther Kinglaan, Weg der Verenigde Naties en het Merwedekanaal. De wegen die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied Oog in Al zijn de Ds. Martin Luther Kinglaan, de Weg der Verenigde Naties, de Pijperlaan, de Lessinglaan, de Joseph Haydnlaan en de A2. De uitstoot van schadelijke gassen en fijn stof door de scheepvaart op het Amsterdam-Rijnkanaal en door omliggende industriegebieden als Lage Weide en de Cartesiusdriehoek maakt deel uit van de achtergrondconcentratie.
bestemmingsplan Oog in al 128
Uitgangspunten Voor actualisatie van het bestemmingsplan Oog in Al dient de luchtkwaliteit in het gebied inzichtelijk te worden gemaakt voor de komende 10 jaar. Volgens het Besluit luchtkwaliteit moet in 2010 voldaan worden aan de grenswaarde van NO 2. Aan de grenswaarden voor fijn stof moet al vanaf 1 januari 2005 worden voldaan.Dit betekent dat de luchtkwaliteit ook in kaart gebracht moet worden voor 2010. Geen nieuwe berekeningen De luchtkwaliteit ter hoogte van de wegen die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied in de huidige situatie kan afgeleid worden uit de rapportage luchtkwaliteit 2004. De berekeningen in deze rapportage zijn representatief aangezien 2004 qua weersomstandigheden nagenoeg een gemiddeld jaar is geweest. De luchtkwaliteit ter hoogte van de ds. Martin Luther Kinglaan, Weg der Verenigde Naties, het 24-oktoberplein en de Pijperlaan voor de jaren 2010 en 2015 zijn reeds berekend in het TNO windtunnel onderzoek voor de artikel 19 lid 1-procedurevoor het 24-oktoberplein. De luchtkwaliteit ter hoogte van de Lessinglaan en de Haydnlaan voor de jaren 2010 en 2015 zijn in het kader van de artikel 19 lid 1 procedure voorde Majellaknoop berekend met behulp van het CAR II model v4.0. De invloed van de A2, die afhankelijk is van de afstand, is in alle berekeningen meegenomen als een directe bijdrage. Aangezien de luchtkwaliteit van alle relevante wegen in het plangebied Oog in Al reeds zijn berekend in de hiervoor genoemde onderzoeken hoeven er geen aanvullende berekeningen uitgevoerd te worden. In de rapportage luchtkwaliteit 2004 en voor de Majellaknoop is de luchtkwaliteit beoordeeld op de concentraties stikstofdioxide (NO2), koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C 6H6). Berekeningen voor de luchtkwaliteit voor het 24-oktoberplein zijn uitgevoerd voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Voor meer achtergronden en de gehanteerde uitgangspunten van bovengenoemde luchtberekeningen wordt verwezen naar de rapportage luchtkwaliteit 2004 [juni 2005], het rapport ' Aanvulling luchtonderzoek Majellaknoop' [juli 2005] en het TNO rapport ' Windtunnelonderzoek naar de NO 2 – en PM 10 concentraties bij het gewijzigde ontwerp van de fly-over bij het 24 oktoberplein in Utrecht' [augustus, 2005].
RESULTATEN
Resultaten rapportage luchtkwaliteit 2004 Uit de rapportage luchtkwaliteit 2004 blijkt dat bij twee woningen aan de Ds.Martin Luther Kinglaan in 2004 de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 en PM10 en de plandrempel voor NO 2 worden overschreden. Langs de Weg der Verenigde Naties, het 24-oktoberplein, de Pijperlaan, de Lessinglaan en de Joseph Haydnlaan wordt in 2004 de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 overschreden maar de plandrempel niet. De jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 wordt in 2004 op deze wegen niet overschreden.
bestemmingsplan Oog in al 129
Langs alle beschouwde wegen geldt dat in 2004 de etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM 10 wordt overschreden alleen voor de Pijperlaan geldt dat de etmaalgemiddelde plandrempel voor PM 10 niet wordt overschreden.
Resultaten 24-oktoberplein7 Uit het windtunnelonderzoek voor het 24-oktoberplein blijkt dat langs de woningen aan de Ds. Martin Luther Kinglaan, de Weg der Verenigde Naties, het 24oktoberplein en de Pijperlaan in 2010 en 2015 geen overschrijdingen zijn van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO 2 en PM 10. De etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM 10 wordt in beide jaren wel overschreden.
Resultaten Majellaknoop Uit de luchtberekening voor de Majellaknoop volgt dat ter hoogte van de Lessinglaan en de Joseph Haydnlaan in 2010 de normen voor de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM 10 en de etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM 10 worden overschreden. In 2015 wordt ter hoogte van de Lessinglaan de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 en PM10 en de etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM 10 overschreden en ter hoogte van de Joseph Haydnlaan de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 en etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM 10."
Beschouwing resultaten Uit de CAR II berekening voor de Lessinglaan en Haydnlaan volgen overschrijdingen voor de jaargemiddelde grenswaarde en de etmaalgemiddelde grenswaarden. Deze overschrijdingen zijn in werkelijkheid waarschijnlijk lager. Reden hiervoor is dat het CAR II model is ontwikkeld als screeningsmodel, dat wil zeggen als een eenvoudig hanteerbaar model waarmee op snelle wijze inzicht verkregen kan worden in de luchtkwaliteit in straten en langs verkeerswegen. Om geen knelpunten te missen is er sprake van een structurele overschatting van ca. 12% (onderzoek GG en GD Amsterdam/ 2004). Voor wegen buiten de bebouwde kom beschikt een beperkt aantal organisaties over een nauwkeuriger model (zoals TNO, KEMA en rijkswaterstaat). Daarnaast kunnen complexe situaties worden gemodelleerd en onderzocht in de windtunnel.
Controleberekening Voor het 24-oktoberplein zijn zes punten die zijn berekend met behulp van het windtunnelonderzoek ook doorgerekend met het CAR II model waarbij dezelfde uitgangspunten en invoergegevens gehanteerd zijn. De berekende concentraties met behulp van het CAR II model liggen hierbij voor de jaargemiddelde concentratie NO 2 gemiddeld 16%, voor de jaargemiddelde concentratie PM 10 11% en voor de etmaalgemiddelde concentratie PM 10 32% hoger dan in het windtunnelonderzoek. Naar aanleiding van deze resultaten is het aannemelijk dat de berekende overschrijdingen voor de Majellaknoop in werkelijkheid lager zullen liggen.
7
Voor de resultaten van het windtunnelonderzoek 24-oktoberplein wordt verwezen naar het TNO rapport ' Windtunnelonderzoek naar de NO 2 – en PM 10 concentraties bij het gewijzigde ontwerp van de flyover bij het 24 oktoberplein in Utrecht' [augustus, 2005].
bestemmingsplan Oog in al 130
CONCLUSIE
In het plangebied treden in de toekomst overschrijdingen op van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO 2 en PM 10 en de etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM 10. Overschrijding van de jaargemiddelde waarde vindt plaats op de Lessinglaan en de Joseph Haydnlaan. Overschrijding van de etmaalgemiddelde grenswaarde van PM10 vindt plaats op alle beschouwde wegen. Het plan zelf levert echter geen bijdrage aan de luchtkwaliteit.
bestemmingsplan Oog in al 131