Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Inspectierapport Buitenschoolse opvang VV de Meern UTRECHT
Toezichthouder: Datum inspectiebezoek:
GG&GD Utrecht 15-11-2011
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Inhoudsopgave Algemene gegevens Kindercentrum ......................................................................................4 Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectie-domein ....................................................5 Zienswijze houder kindercentrum .........................................................................................8 Beschouwing toezichthouder................................................................................................9 Advies aan gemeente..........................................................................................................9 Algemene gegevens toezicht................................................................................................10 Het inspectie-onderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item ..................11
2 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Inleiding Waarom toezicht? De rijksoverheid stelt aan kindercentra kwaliteitseisen op het gebied van ouderinspraak, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid en pedagogische praktijk en klachten. Jonge kinderen zijn kwetsbaar. De kwaliteit van de eerste jaren van een kind heeft grote invloed op zijn latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving is daarom belangrijk. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Het kindercentrum is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD inspecties uit, waarbij zij beoordeelt of kindercentra aan de gestelde eisen voldoen. Zo nodig adviseert de GGD aan de gemeente om maatregelen te nemen. Waarop is het toezicht gebaseerd? Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de rijksoverheid regels in de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ en in de ‘Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ geformuleerd1. Om te kunnen beoordelen of aan deze regels wordt voldaan, is een toetsingskader opgesteld. Hierin staan alle zaken waarover de toezichthouder informatie verzamelt én een oordeel geeft. Alle toezichthouders in Nederland werken met dezelfde veldinstrumenten, zoals vragenlijsten, om op een gestructureerde manier informatie te verzamelen tijdens een inspectiebezoek. Wat is het doel van het inspectierapport? De bevindingen van het inspectiebezoek staan in dit inspectierapport. Het doel van dit rapport is: 1. Een oordeel geven over het al dan niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Het kan gaan om de eisen die gesteld worden aan kindercentra om in het landelijk register opgenomen te worden dan wel om eisen die aan kindercentra gesteld worden die al in exploitatie zijn. 2. Aan de gemeente rapporteren in hoeverre het kindercentrum aan de kwaliteitseisen voldoet en een advies uitbrengen over eventuele vervolgstappen. 3. De (toekomstige) ouders informeren over de mate waarin het kindercentrum aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector voldoet. Leeswijzer Dit rapport geeft een overzicht van alle eisen en geeft hierbij aan wat de toezichthouder heeft geconstateerd en wat zijn beoordeling is. In het “Overzicht bevindingen” staan de bevindingen van de toezichthouder heel kort per inspectie-domein samengevat en in “Het inspectie-onderzoek” staan ze per inspectie-item uitgewerkt. Een toezichthouder oordeelt of er aan de gestelde voorwaarde is voldaan (“ja”), of dit niet het geval is (“nee”), of dat hij niet tot een oordeel kon komen (“niet beoordeeld”). Om de gemeente van de benodigde informatie te voorzien om te kunnen bepalen of en in welke mate gehandhaafd dient te worden geeft de toezichthouder, indien op een domein niet aan alle voorwaarden is voldaan, een beschrijving van de context van de voorwaarde(n) waaraan niet voldaan is. Ook bevat het rapport de zienswijze van de houder van het kindercentrum en het advies van de toezichthouder aan de gemeente met betrekking tot de handhaving. Daarnaast bevat het rapport een aantal basisgegevens van het kindercentrum, gemeente en toezichthouder.
1 Normen direct ontleend aan de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ gelden als eis waarvan niet mag worden afgeweken. Normen ontleend aan de beleidsregel gelden als richtlijn. De houder mag daar eventueel van afwijken, mits hij daarvoor een goede reden heeft en tenminste een gelijkwaardig alternatief biedt voor hetgeen de betreffende norm in de beleidsregel beoogt. Is dat het geval dan is de beleidsregel op dat onderdeel niet van toepassing.
3 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Algemene gegevens Kindercentrum NAW-gegevens kindercentrum Naam kindercentrum (locatie)
: VV de Meern
Adres
: Loenenseboslaan 2
Postcode en plaats
: 3454NT DE MEERN
Telefoon
: 06 - 44642778
Naam contactpersoon
: Mevr. S. Hammout-Bejja
E-mail
:
[email protected]
Website
: http://www.nokik.nl
Kwaliteitssysteem
:
Nee
Ja, namelijk:
Lid brancheorganisatie
:
Nee
Ja, namelijk:
De MOgroep
Opvanggegevens Type opvang
: Buitenschoolse opvang
Aantal groepen
: 5
Aantal beroepskrachten
: 7
Aantal kindplaatsen
: 50
Openingsdagen/tijden
: Maandag, dinsdag, donderdag 14.00 uur - 18.30 uur Woensdag en vrijdag 12.00 uur - 18.30 uur
NAW-gegevens houder Naam houder
: Nokik Leidsche Rijn B.V.
Adres
: Robert Kochlaan 318
Postcode en plaats
: 2035BK HAARLEM
Telefoon
: 023-5307442
Naam contactpersoon
: Mevr. I. Sikkes
E-mail
:
[email protected]
Website
: www.nokik.nl
Registergegevens kindercentrum Datum aanvraag registeropname
: 01-09-2009
n.v.t.
Gegevens aanvraag conform de praktijk
:
n.v.t.
Datum opname landelijk register
: 01-01-2010
n.v.t.
Gegevens register conform de praktijk
:
n.v.t.
Type inspectie
Nee
Nee
Ja
Ja
Aangekondigd
Onderzoek na aanvangsdatum exploitatie
:
Regulier inspectie bezoek
:
Nader onderzoek
:
Niet aangekondigd
(reden nader onderzoek) Incidenteel onderzoek
:
(reden incidenteel onderzoek) Datum vorig inspectiebezoek
: 07-06-2011 4 van 18
Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectie-domein 0. Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor het starten van een kindercentrum dat bedrijfsmatig of anders dan om niet gedurende de opvang verzorging en opvoeding biedt aan kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Dit domein maakt geen onderdeel uit van deze inspectie.
1. Ouders Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor het instellen van een oudercommissie, het reglement, de samenstelling en werkwijze van de oudercommissie, het adviesrecht van de oudercommissie en de informatieverstrekking aan ouders. Beoordeling toezichthouder Van de 20 voorwaarden van dit domein: -is aan 1 voorwaarden voldaan De overige 19 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie.
2. Personeel Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor verklaringen omtrent het gedrag, passende beroepskwalificatie, de inzet van pedagogisch medewerkers in ontwikkeling en het gebruik van de Nederlandse taal. Beoordeling toezichthouder Van de 8 voorwaarden van dit domein: -is aan 4 voorwaarden voldaan De overige 4 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie.
5 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3. Veiligheid en gezondheid Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de waarborging van de veiligheid en gezondheid van kinderen. De houder legt in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt. Verder gelden normen voor de inhoud en uitvoering van de risico-inventarisatie. Beoordeling toezichthouder Van de 23 voorwaarden van dit domein: -is aan 5 voorwaarden voldaan -is aan de volgende 2 voorwaarden niet voldaan: 3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid, voorwaarde 1: De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk. 3.2.2 Uitvoering beleid gezondheid, voorwaarde 2: Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. De overige 16 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie.
4. Accommodatie en inrichting Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de accommodatie en inrichting van de binnenruimte en de buitenspeelruimte. Dit domein maakt geen onderdeel uit van deze inspectie.
5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de groepsgrootte en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kind-ratio). Beoordeling toezichthouder Van de 9 voorwaarden van dit domein: -is aan 1 voorwaarden voldaan De overige 8 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie.
6. Pedagogisch beleid en praktijk Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. In de praktijk dienen voorwaarden te worden vervuld voor het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen, de ontwikkeling van de persoonlijke- en de sociale competentie van kinderen en de overdracht van normen en waarden. Beoordeling toezichthouder Van de 25 voorwaarden van dit domein: -is aan 1 voorwaarden voldaan De overige 24 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie.
6 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
7. Klachten De Wet klachtrecht cliënten zorgsector stelt eisen aan het kindercentrum. Het gaat hier om een klachtenregeling met waarborgen voor een onafhankelijke afhandeling en het vastleggen in een openbaar verslag. De Wet kinderopvang stelt eisen aan het treffen van een klachtenregeling voor oudercommissies. Beoordeling toezichthouder Van de 12 voorwaarden van dit domein: -is aan 1 voorwaarden voldaan De overige 11 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie.
7 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Zienswijze houder kindercentrum Zienswijze ontvangen per mail d.d. 7-12-2011 Zienswijze: Veiligheid en Gezondheid 3.1.2.:De Risico inventarisatie Veiligheid is niet voor alle BSO ruimten ingevuld. De risico inventarisatie Veiligheid wordt uitgevoerd in alle BSO ruimten. 3.2.2: De risico inventarisatie Gezondheid is wel uitgevoerd, maar de preventieve maatregelen zijn te globaal benoemd. Onze actie is de preventieve maatregelen SMART te formuleren, d.w.z. concreet benoemen in huisregels en beleid wat de preventieve maatregelen zijn. Algemeen; Op de locatie BSO VV de Meern is een nieuw locatiehoofd aangesteld. Het locatiehoofd zorgt ervoor dat de BSO aan alle wettelijke eisen voldoet en voert jaarlijks een complete Risicoinventarisatie uit met aansluitend een passend actieplan. Ons streven is per direct te voldoen aan de wettelijke eisen. Om de RIE echter volledig op orde te maken is een reële hersteltijd wenselijk. Met vriendelijke groet, Fetteke Drenth Hoofd Locatiemanagers NOKIK kinderopvang
8 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Beschouwing toezichthouder BSO VV de Meern is onderdeel van NOKIK kinderopvang. NOKIK kinderopvang staat voor Nederlands Organisatie voor Kwaliteit In Kinderopvang. Op BSO VV De Meern, die 3 dagen per week geopend is, worden maximaal 50 kinderen opgevangen. De BSO maakt gebruik van het clubgebouw van de voetbalvereniging De Meern. Men werkt intensief samen met twee nabijgelegen BSO’s Fletiomare en de Paperclip van Nokik. De kinderen van deze drie BSO’s schrijven zich gezamenlijk in voor sportactiviteiten, die vervolgens op één van deze locaties plaatsvinden. Inspectiegeschiedenis: Tijdens de laatste inspectie, die in juni 2011 heeft plaatsgevonden, is gebleken dat er niet aan alle in Wet- en regelgeving opgenomen voorschriften werd voldaan. Op grond hiervan heeft de houder op 15 september 2011 een aanwijzing ontvangen. Hierin zijn de volgende maatregelen opgesomd: U dient vóór 30 september 2011: er zorg voor te dragen dat alle medewerkers die op de BSO als pedagogisch medewerker worden ingezet, zijn opgeleid conform de CAO-kinderopvang. de complete risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid 2011 toe te zenden aan de toezichthouder; alle beroepskrachten te informeren met betrekking tot het protocol vermoeden kindermishandeling zodat zij hiervan op de hoogte zijn (in het bijzonder de in het protocol opgenomen lijst met signalen). de overschrijding van de toegestane beroepskracht-kind-ratio te beëindigen conform regelgeving; U dient vóór 16 november 2011: er zorg voor te dragen dat een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel vrij toegankelijke plaats ter inzage ligt; het aangepaste pedagogisch werkplan van de locatie toe te zenden aan de toezichthouder met daarin een beschrijving hoe beroepskrachten ondersteund worden door volwassenen in geval van calamiteiten; er zorg voor te dragen dat de klachtenregeling op een juiste wijze onder de aandacht van de ouders wordt gebracht; Voortgang: U heeft op 29 september 2011 de gevraagde documenten aan de toezichthouder opgestuurd. Deze documenten zijn door de toezichthouder beoordeeld. Om tot een gedegen oordeel te komen heeft er tevens een onaangekondigd inspectiebezoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van de inspectie kan geconcludeerd worden dat de houder waar mogelijk de in juni 2011 geconstateerde knelpunten heeft aangepakt. Desalniettemin is gebleken dat er niet op alle punten aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang is voldaan. Naar aanleiding van het huidige inspectiebezoek is geconstateerd dat: -
Domein 3: de risico-inventarisatie veiligheid niet conform de voorschriften is uitgevoerd.
Alle overige getoetste items voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang.
Advies aan gemeente
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Advies: Wel niet opnemen in landelijk register niet handhaven handhaven conform handhavingsbeleid, hierbij rekeninghoudend met de verzwarende en verzachtende omstandigheden zoals hiervoor aangegeven per domein. eventuele opmerkingen toezichthouder:
Algemene gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD
:
GG&GD Utrecht
Adres
:
Postbus 2423
Postcode en plaats
:
3500GK UTRECHT
Telefoon
:
030-2863 227
Naam toezichthouder
Dhr. A. Koch
E-mail toezichthouder
:
[email protected]
Website
:
http://www.utrecht.nl/kinderopvang
Vragenlijst locatieverantwoordelijke
:
Niet van toepassing
Vragenlijst oudercommissie
:
Niet van toepassing
Interview houder en/of locatieverantwoordelijke
:
Ja
Interview anderen
:
Ja. Pedagogisch medewerkers
Observaties
:
Ja. Op de groepen
Andere bronnen
:
Diploma’s 3 pedagogisch medewerkers VOG 3 pedagogisch medewerkers en 1 stagiaire Risico-inventarisatie 5 2011 Huisregels gezondheid en veiligheid Personeelsroosters en kindbezettingslijsten
Datum inspectiebezoek
:
15-11-2011
Opstellen concept inspectierapport
:
24-11-2011
Zienswijze houder
:
07-12-2011
Opstellen definitief inspectierapport
:
13-12-2011
Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie
:
15-12-2011
Verzenden inspectierapport naar gemeente
:
N.v.t.
Openbaar maken inspectierapport
:
15-12-2011
Overzicht gebruikte bronnen
Planning
10 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Het inspectie-onderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item 1. Ouders 1.3 Informatie2 Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
3 De houder legt een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.63 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 3: Het rapport ligt op de BSO in een ‘flexibele informatiehoek’ ter inzage voor de ouders.
2 Normen ontleend aan de beleidsregel gelden als richtlijn. De houder mag daar eventueel van afwijken, mits hij daarvoor een goede reden heeft en ten minste een gelijkwaardig alternatief biedt voor hetgeen de betreffende norm in de beleidsregel beoogt. Is dat het geval dan is de beleidsregel op dat onderdeel niet van toepassing.
11 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
2. Personeel 2.1 Verklaring omtrent het gedrag Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Personen werkzaam bij het kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.3 (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 10 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
2 De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overlegd. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
3 De verklaring omtrent het gedrag is bij overleggen niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarden 1 t/m 3: De VOG’s van 3 pedagogisch medewerkers en één stagiaire zijn beoordeeld.
2.2 Passende beroepskwalificatie Ja Voorwaarde
Nee
Niet beoordeeld
1 Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen.4 (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 9 lid 1 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: De diploma’s van 3 pedagogisch medewerkers zijn beoordeeld.
3 Deze verplichting geldt voor de houder, bestuurder of werknemer, met uitzondering van werknemers die niet op het kindercentrum werkzaam zijn. Het gaat hierbij om alle bestuurders, dus ook om leden van een stichtingsbestuur of van een raad van toezicht. De verplichting tot overleggen van een verklaring omtrent het gedrag geldt ook voor uitzendkrachten werkzaam op een kindercentrum. Conform art. 10, lid 3, dienen zij alleen de eerste keer dat de werkzaamheden op een kindercentrum aanvangen, een verklaring omtrent het gedrag te overleggen. Voor stagiaires die minimaal drie maanden worden ingezet geldt dat zij in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag of dat bij aanvang van hun eerste stageperiode een VOG voor hen moet zijn aangevraagd. 4 Voor personen die vanaf een moment vóór mei 1991 in dienst zijn bij huidige werkgever geldt een overgangsbepaling.
12 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3. Veiligheid en gezondheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid
Voorwaarden
Ja
Nee
Niet beoordeeld
Ja
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid van maximaal een jaar oud5 (art 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 8 lid 1 en 6 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: De risico-inventarisatie is in mei 2011 uitgevoerd.
3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid
Voorwaarden
1 De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk. (art 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
2 Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. (art 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 8 lid 1 sub b Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Omdat er één inventarisatielijst veiligheid voor de leefruimte is ingevuld terwijl de BSO van 2 lokalen gebruikt maakt, is er niet aan de voorwaarde voldaan.
3.2 Risico-inventarisatie gezondheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid van maximaal een jaar oud.11 (art 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 8 lid 1 en 6 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: De risico-inventarisatie is in mei 2011 uitgevoerd.
5
De risico-inventarisatie dient gereed te zijn bij aanvang van de opvang.
13 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
3.2.2 Uitvoering beleid gezondheid Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De geïnventariseerde risico’s zijn compleet en komen overeen met de risico’s in de praktijk. (art 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
2 Risico’s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. (art 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 8 lid 1 sub b Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Aan deze voorwaarde is niet voldaan omdat de in de risico-inventarisatie gemaakte koppeling naar de preventieve maatregelen te globaal en vrijblijvend of ten onrechte vermeld worden. Twee voorbeelden: In de risico-inventarisatie is bijvoorbeeld aangegeven dat pedagogisch medewerker ‘regelmatig’ hun handen moeten wassen om overdracht van ziektekiemen te beperken. Vervolgens wordt er doorverwezen naar de huisregels waarin staat dat de handen gewassen moeten worden als de ‘vies’ zijn of er geniest is. In de risico-inventarisatie is bijvoorbeeld aangegeven dat de kleinste kinderen kinderzitjes op het toilet gebruiken terwijl die niet voorhanden zijn.
3.3.2 Uitvoering beleid protocol kindermishandeling Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De beroepskrachten kennen de inhoud van het protocol. (art 1.49 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 10a Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder
14 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio 5.2 Beroepskracht-kind-ratio Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: 1a - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. (art 1.50 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 3 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF 1b - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.6,7 (art 1.50 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 1: Men werkt met 5 stamgroepen met maximaal 10 kinderen. Op iedere stamgroep is een pedagogisch medewerker ingeroosterd.
6 Als bij (spel)activiteiten de kinderen de basisgroep verlaten, kan de beroepskracht-kind-ratio op kindercentrumniveau worden vastgesteld volgens dezelfde sleutel. De op locatie aanwezige beroepskrachten houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben. 7 Tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.
15 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
6. Pedagogisch beleid en praktijk 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
5 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.8 (art 1.50 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 5: De achterwachtregeling is als bijlage in het pedagogisch beleidsplan opgenomen. De geplastificeerde lijst met telefoonnummer hangt op het prikbord op.
8 Het betreft volwassenen die ingezet worden als achterwacht in het geval van calamiteiten en de derde volwassene die ingezet wordt bij een groep 8-12 jarigen.
16 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
7. Klachten 7.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
2 De houder brengt de regeling op passende wijze onder de aandacht van ouders. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2: Het klachtenregeling en jaarverslagen zijn op de BSO in een ‘flexibele informatiehoek’ ter inzage voor de ouders.
17 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT
Inspectie Kinderopvang
GG&GD Utrecht
Bijlage 1 Schema voor de berekening van de beroepskracht-kind ratio bij samengestelde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang In het kader van kwaliteit van kinderopvang is een samengestelde groep in de brede leeftijdscategorie van 0-13 jaar geen voorkeursoptie van Convenantpartijen. Maar in sommige situaties kan de kleinschaligheid een dergelijke groepssamenstelling noodzakelijk maken, waarbij bijvoorbeeld kinderen in de BSO-leeftijd voor een deel van de dag worden samengevoegd met de kinderen in de dagopvang. Met een goede, naar leeftijd gedifferentieerde werkwijze kan er dan nog steeds sprake zijn van kwalitatief verantwoorde kinderopvang. Gecombineerde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang kunnen in pedagogisch opzicht waardevol zijn, bijvoorbeeld wanneer de jongste BSO-kinderen en de oudste dagopvang-kinderen in een samengestelde groep verblijven, en hier in de pedagogische werkwijze nadrukkelijk condities aan worden gesteld. Bij de uitwerking van de beroepskracht-kind ratio in samengestelde groepen zijn onderstaande uitgangspunten gehanteerd: Voorondersteld wordt dat er sprake is van een gelijkmatige verdeling van de verschillende leeftijden over de groep. Vervolgens is het gemiddelde bepaald zoals opgenomen in Convenant, waarbij het aantal kinderen in relatie tot één pedagogisch medewerker de basis van de berekening vormt. In deze berekening heeft alléén aan het eind van de berekening afronding naar boven plaatsgevonden; het ‘doorrekenen’ gaat uit van onafgeronde getallen. De tabel 0 tot en met 3-jarigen blijft onverkort van toepassing. Indien met samengestelde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang wordt gewerkt, moet in het pedagogisch beleidsplan een duidelijke, naar leeftijd gedifferentieerde, beschrijving gegeven worden van de activiteiten en dagindeling van deze groep. Leeftijd 0 tot 1 1 tot 2 2 tot 3 3 tot 4 4 tot 13 4 tot 8 8 tot 13 Leeftijd 0 1 2 3
tot tot tot tot
13 13 13 13
Beroepskrachten 1 1 1 1 1 1 1 Beroepskrachten 1 1 1 1
Maximale aantal 4 5 6 8 10 10 10 Maximale aantal 6,669 7,2510 811 912
Bij de berekening van het maximale aantal kinderen in een groep en het minimaal vereiste aantal beroepskrachten, wordt bij groepen, samengesteld uit kinderen van verschillende leeftijden, een vaste volgorde aangehouden. De eerste stap daarbij is dat het maximale aantal kinderen per leeftijdscategorie wordt berekend, bijvoorbeeld maximaal vier baby’s (“0-jarigen”) per beroepskracht. De tweede stap is vervolgens de berekening van het resterende aantal kinderen en de daarbij behorende maxima. Er wordt naar boven afgerond; bij een rest van 0,5 of hoger wordt naar 1 afgerond. Een rest lager dan 0,5 zal naar beneden worden afgerond.
9
Waarvan maximaal vier 0 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal twee 0-jarigen. Waarvan maximaal vier 1 tot en met 3-jarigen, waarvan maximaal twee 1-jarigen. 11 Waarvan maximaal vijf 2 tot en met 3-jarigen. 12 Waarvan maximaal zes 3-jarigen. 10
18 van 18 Inspectierapport buitenschoolse opvang nader onderzoek 15-11-2011 VV de Meern te UTRECHT