DE SITUATIE BIJ HET VEER OMSTREEKS 1920 Bij het veer was het 's avonds altijd erg donker. Er brandde slechts een petroleumlamp aan het veerhuis en bij de aanlegsteiger van de roeiboten (1). In 1919 wilde de gemeenteraad langs de Veerweg elektrische verlichting aanbrengen, vanaf de Sas tot bij het veerhuis. Omdat het plan te duur werd, ging het niet ~
---'-'
Het veerhuis bij het Zwartewater.
door. De veerman bediende het veer 24 uur per dag. Hij bepaalde onder alle omstandigheden wanneer de pont uit de vaart werd genomen. In dat geval waarschuwde hij het tramstation in Hasselt. Reizigers
De weg naar het veer % 1930. Op de voorgrond twee peilschalen. De bevolking wist precies bij welke waterstand de dijken van de buiten- polders overstroomden.
2
voor Genemuiden konden daar dan uitstappen en met een rijtuig via de brug over het Zwartewater naar Genemuiden reizen. Naar aanleiding van klachten besprak de gemeenteraad in 1920 de situatie bij het veer. Een aantal raadsleden vond, dat met het oog op de geringe verlichting het in- en uitstappen van de veerboot 's avonds niet zonder gevaar was. Ook vonden ze het te ver gaan, dat de veerman tijdens hoog water de passagiers aan de noordelijke oever op zijn rug naar de veerboot moest dragen. Verder werd een keuringsrapport van de houten veerpont besproken. Dat was uitgebracht door de scheepsbouwers Van Goor en Spiekman uit Zwartsluis. Die vonden dat de hoofdpont niet meer in goede staat was. De kosten van de noodzakelijke reparaties waren begroot op 1.200 gulden. Als die zouden worden uitgevoerd, kon de pont nog wel drie jaar mee. Omdat de bouw van een nieuwe ijzeren veerpont ongeveer 14.000 gulden moest kosten, liet de gemeenteraad de gebreken van de hoofd- en de reservepont repareren. Na drie jaar wilden ze de situatie opnieuw bekijken. Misschien was de prijs van het ijzer dan een stuk lager (2). Om de bereikbaarheid van het veer tijdens hoog water te verbeteren, werd in 1921 een dijkje aangelegd vanaf de aanlegplaats aan de noordelijke oever naar de Noorde (3). Het dijkje had een hoogte van 1,70 boven AP, de weg lag gemiddeld 30 centimeter lager. Een hogere dijk was niet nodig, want bij
worden overgevaren. Dan bediende Spans 's avonds en 's nachts een seinlicht om de veerman te waarschuwen. 's Nachts was de situatie daar niet ongevaarlijk. Toen in 1914 bij de afslag naar het veer tot twee keer toe bijna een ongeluk gebeurde, plaatste het gemeentebestuur daar een petroleumlamp. Dat gebeurde ook bij de aanlegsteiger (5). Plannen om in 1917 langs de Veerweg naar de Noorde petroleumverlièhting aan te brengen, werden niet uitgevoerd. De lampen rouden tijdens zware storm kunnen uitwaaien en wegspoelen door de sterke stroom. In opdracht van Gedeputeerde Staten plaatste het gemeentebestuur in de romer van 1921 borden aan de oever met daarop de tarieven.
DE PACHTER De veerpont. Op het Zwartewater de veerboot.
Thijs Vtlthuis, geboren op 24-10-1873, kwam uit een schippersfamilie en was afkomstig uit Hasselt. Hij kreeg verke ring in Genemuiden en trouwde met Roelofie Hoekman. Toen Roelofie aan de havenmeester Jan Hoekman vertelde dat ze verkering had met Thijs, zei hij: ~n er uit Nazareth iets goeds komen: Zij antwoordde: 'Hij komt zondag, kom en zie: Ze kregen vier dochters en een zoon. Jan werd geboren op 13-898. Eén van de dochters stierf aan tyfus.
De veerweg naar de
Noorde tijdens hoog water.
hogere waterstanden kon de veerman met de veerboot naar de Noorde varen. In hetzelfde jaar werd bij het veerhuis en de aanlegplaats van de pont elektrische verlichting aangebracht.
Thijs Velthuis pachtte in die tijd het veer voor 1.018 gulden per jaar. De regels voor de bediening van de pont waren vastgelegd in een instructie. De maxima-
Aan de overkant van het veer, op het kruispunt van de Veerweg met de zeedijk tussen Zwartsluis en Vollenhove, stond het huis de Noorde. Daar woonde Hendrik Spans, in de volksmond Hendrik secuur genoemd. Hij was uitbater van een café en veehouder. Bij het huis was de tramhalte: 'Veer Genemuiden'. Reizigers kochten hun kaartje bij de Noordeboer. Wie geen consumptie bestelde, moest buiten op de tram wachten. Dat was bij slecht weer geen pretje, want er was geen wachthuisje (4). De eigenzinnige Spans had ook het beheer over een telefoontoestel in een afgesloten kastje buiten de woning. Aan de noordelijke oever van de rivier stond een wachthuisje met een bel om de veerman te waarschuwen, dat er reizigers moesten worden overgezet. Als het water tijdens storm van de Sasdijk tot aan de zeedijk bij de Noorde stond, konden reizigers alleen nog met een roeiboot veerman Thijs velthuis.
le belasting was gemarkeerd door een geverfde witte lijn op de pont. Die mocht absoluut niet onder de waterlijn komen. In december 1919 verzocht de veerman het gemeentebestuur zijn contract te verlengen. Omdat Velthuis het veer altijd correct had bediend, kreeg hij dat onderhands in pacht van 1 mei 1920 tot 1 mei 1923. De pachtsom bedroeg 1.200 gulden per jaar: 900 gulden veerpacht en 300 gulden voor bewoning van het veerhuis. Hij kreeg verlof om alcohol houdende dranken te verkopen. Het gemeentebestuur had de pacht verhoogd in verband met de toename 3
van vracht over het veer voor de tram van Blokzijl naar Zwolle. Toen Velthuis het contract ondertekende, kon hij niet vermoeden dat hij samen met vele anderen door een ongeluk met de pont zou omkomen.
WAT AAN DE RAMP VOORAF GING
De Noorde.
Biddag 8 maan 1922 is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Genemuiden. Op die dag vonden 's avonds tussen zes en half zeven in een onbeschrijflijk noodweer 11 mensen de dood in het ziedende en kolkende Zwattewater. 's Middags stak er een zuidwesten wind op, die steeds sterker werd. Veerman Velthuis liet dan ook in de namiddag zijn neef Klaas van Dijk waarschuwen. Die moest meteen op het veer komen om te helpen bij het overzetten van de pont. Op dat moment liep Klaas van Dijk met nog een aantal Genemuidenaren op de Hasselterdijk. De mannen hadden in Hasselt een schip gelost en waren op weg naar huis. Vechtend tegen de aanwakkerende wind, liepen ze met de fiets aan de hand richting Genemuiden. Fietsen was onmogelijk. Intussen stak Jan Velthuis, de 23-jarige zoon van de veerman, met de veerboot de rivier over en ging op weg naar de Noorde. Daar vertelde hij aan Spans dat de pont uit de vaart zou worden genomen, omdat het weer steeds slechter werd en het water snel opkwam. Hij vroeg Spans naar het tramstation in Hasselt te telefoneren om te melden dat het veer was gestremd. Passagiers voor Genemuiden konden dan in Hasselt uitstappen en daarna met een rijtuig verder reizen. Ook vertelde Jan dat hij waarschijnlijk niet wu terugkomen om het pak kranten op te halen, dat iedere dag om half zes met de tram aan de Noorde aankwam.
Jan Velthuis. Jurry en Marcinus, de 21 en 17-jarige zonen van de Noordeboer, zaten op dat moment in de koestal te melken. Het was beestachtig weer en de aanwakkeren de storm deed de gebinten van de herberg kraken. Jan Velthuis vertrok niet meteen, maar bleef nog geruime tijd met de jongens praten, waarmee hij bevriend was. Daardoor vergat hij de tijd. Toen ze werden geroepen om te eten, bleef Jan nog even in de gelagkamer rondhangen. Toen Jurry en Martinus door de glazen deur de gelagkamer inkeken, zagen ze tot hun verbazing een groep mensen binnenkomen. Het waren de volgende Genemuidenaren: burgemeester HJ Groote Balderhaar ten Velde (37 jaar), zijn vrouw H. Groote Balderhaar ten Velde-Hogervorst (33 jaar), gemeenteopzichter H. Hellenthal (34 jaar), zijn vrouw JJ Hellenthal- Verhoeff (36 jaar), de broer van de gemeenteopzichter, bakker K. Hellenthal (6), organist en muziekleraar J. Visscher, de weduwe H. Eenkhoorn-Koes (64 jaar), G. van Dalfsen (17 jaar) en de postbode D. Timmerman, die de post had opgehaald uit Zwartsluis. Verder waren nog aanwezig: C. Hulleman (23 jaar) bakker in Zwolle, maar afkomstig uit Genemuiden en de rijksveldwachters O. Moedt uit Zwartsluis (37 jaar) en C. Rook uit Ambt Vollenhove (31 jaar) (7). Ze waren bij de tramhalte aan de Noorde uitgestapt en wilden naar Genemuiden.
4
Burgemeester Hf. GrooteBalderhaar ten Vel/de en zijn vrouw.
Omdat de stremming van het veer per telefoon was doorgegeven aan het tramstation in Hasselt, begrepen Velthuis en Spans niet waarom het gezelschap daar niet was uitgestapt. De vrouw van de burgemeester wilde met het oog op het slechte weer een rijtuig laten komen. Door Jan Velthuis werd uitgelegd dat de overtocht met de pont beslist niet meer kon, de stro~m en de storm waren te sterk. Vooral de terugtocht hield grote risico's in: het zou onverantwoord zijn. De overtocht met de roeiboot was nog wel mogelijk. Maar de vrouw van de burgemeester had een andere opvatting. Ze bleef maar aandringen om de pont te halen. Toen de burgemeester hem dat gelastte, legde Jan Velthuis het hoofd in de schoot. Tegen het gezag van de burgemeester kon hij niet op. Hij pakte het pak kranten dat met de tram was meegekomen en vertrok naar de oever van het onstuimige Zwartewater. Toen hij met de veerboot de rivier overstak, werd het weer nog slechter. De wind draaide vanuit het zuidwesten naar het westen. Windstoten joegen het water op in grote golven. Ondertussen wachtten de reizigers nog even bij de Noordeboer. Even later liep het gezelschap, worstelend met de storm, naar het veer. Toen ze nog maar net vertrokken waren, kwamen de Genemuider veehandelaren Klaas en Berend Naberman de gelagkamer van het huis de Noorde binnen. Ze hoorden van Spans dat het veer was gestremd en ze maar via Hasselt moes- ten gaan. Dat was hun geluk. Wat er in de veerman is omgegaan toen zijn won Jan hem vertelde dat hij in opdracht van de burgemees5
ter de pont moest halen, weten we niet. Thijs Velthuis wist dat hij grote risico's nam. Het staat vast dat hij nooit voor iemand anders de pont in de vaart zou hebben gebracht. Toen de pont ongeveer twee meter van wal was, kwam Klaas van Dijk bij het veerhuis aan. Het waaide toen al zo hard, dat het bijna onmogelijk was om over de Veerweg te lopen. Hij was erg verbaasd en begreep niet waarom zijn oom met dat weer de oversteek durfde wagen. Thijs Velthuis riep dat hij, met het oog op het snel wassende water, maar vast het erf rond het veerhuis moest gaan opruimen. Daarna verdween de pont in snel tempo naar de overkant van de woeste, lugubere rivier, nagestaard door de ongeruste Klaas van Dijk.
DE DOOD TEGEMOET Het was een hele toer om de twaalf passagiers met d~ veerboot aan boord van de pont te kJijgen. Grauwe, dreigende wolken joegen langs de sombere lucht. Het begon al donker te worden. Regenbuien striemden de gezichten van de veerlieden en de passagiers. De westenwind had orkaankracht aangenomen. De golven werden woester en hoger en de rivier begon buiten haar oevers te treden. Het duurde lang voordat de pont vlot kwam. Moeizaam trokken alle mannen aan de kabel. 'Zou hij het wel houden', vroegen ze aan gemeenteopzichter Hellenthal. 'Het is een nieuwe kabel, die houdt het wel' antwoordde hij. De veerman had uit voorzorg de boot naast de pont getrokken. Toen de pont ongeveer 25 meter van de oever
verwijderd was, konden de mannen hem niet meer vooruit krijgen. De kabel stond strak en de orkaan en de golven duwden het zware vaartuig er met een geweldige kracht tegenaan. Aanhoudend sloeg het water over de pont. Op dat moment zag iedereen de ernst van de situatie in. Met man en macht werd geprobeerd de kabel uit de achterste katrol te lichten. Dan zou de pont gaan gieren en zichzelf naar de overkant trekken. Maar dat lukte niet, doordat de druk te groot was. Ook een poging om terug te varen naar de wal mislukte. De situatie leek hopeloos en de wanhoop sloeg toe. De enige mogelijkheid om nog te ontsnappen was de veerboot. Stuk voor stuk stapten de reizigers in de boot, niet vermoedend dat ze het niet wuden overleven. Postbode Timmerman bleef op de pont. Hij was bang dat de boot te zwaar wu worden beladen. Ook Jan Visscher en de beide veer- lieden waren nog op de pont. Op dat moment trok de sterke stroom het vaartuig onder water, het dreig- de te kapseizen. Toen de postbode voelde dat hij in het water stond, wierp hij zijn tas en cape af en zwom
Naderend onheil
6
in de richting van de noordelijke oever. Op hetzelfde moment werd de roeiboot, die nog was vastgebonden aan de pont, door een enorme golf overspoeld. Jan Visscher hoorde de mensen roepen: '0 God, 0 God', en: '0 Vader, 0 Vader'. Hierna spoelden Jan Visscher en de veerlieden van de pont. Van het een op het andere moment streed iedereen voor zijn leven in de ziedende watermassa. Jan Visscher zag een balk drijven, die nog aan de pont vastzat. Het lukte hem erop te klimmen. Alleen de vier uiterste punten van de pont staken nog boven het water uit. De sterke stroom duwde de pont steeds verder onder water. Omdat het veiliger leek, klom Visscher op de pont. Hij stond tot aan zijn nek in het water. Even later zag hij tot zijn verbazing Klaas Hellenthal en Thijs Velthuis op de balk zitten. Aan de voeten van Hellenthal hing zijn schoonzuster, de vrouw van de gemeenteopzichter. Ze raakte snel uitgeput. In doodsangst verdween ze in de woeste rivier. Met veel moeite kregen de mannen de balk
over de pont heen. Visscher en Hellenthal klemden zich er krampachtig aan vast en veerman Velthuis klom er bovenop. Op dat moment schoot de kabel los en dreef de pont in snelle vaart richting Zwartsluis. Bij het veerhuis stond Klaas van Dijk als aan de grond genageld. Hij wist dat de pont niet terug kon en zag het gevaar. Door de schemering, de hoge golven en het opspattende buiswater was het vaartuig nauwelijks meer te zien. Hij vroeg zich verbijsterd af waarom zijn oom aan de overtocht was begonnen. Toen Klaas van Dijk geen buiswater meer zag, wist hij dat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Vertwijfeld en in angstige spanning wachtte hij op de dingen die komen zouden.
Hendrik Spans. rechts organist Jan Vssscher.
Het was inmiddels aardedonker. Voor de pont uit dreef de zoon van de veerman. Telkens riep zijn vader vanaf de pont: 'Jan ben je er nog'. Dan klonk het antwoord in het noodweer: 'Ja vader'. Eindelijk kwamen de lichten van schepen bij Zwartsluis in zicht. De mannen schreeuwden tevergeefs uit alle macht om hulp. Doodsbang dreven ze in de felle regenbuien wanhopig verder in de vliegende storm. Toen begon het water wat uit de pont te lopen. Jan Visscher, die een arm door de ring van de pont had, liet zich wat zakken. Zijn benen waren totaal verkleumd. Klaas Hellenthallag op het dek. In het geweld van de orkaan schreeuwde Thijs Velthuis opnieuw: 'Jan leef je nog'. Maar nu kwam er geen antwoord meer. Toen liet de radeloze veerman zijn handen van de balk los en sloeg vertwijfeld achterover. Jan Visscher riep: 'Thijs hou nog even vol; ze laten ons niet aan ons lot over'. Maar er kwam geen antwoord. Uiteindelijk liep de pont aan land bij de Velde, voorbij Zwartsluis. De voorkant van het vaartuig schoof op het zand,
waardoor het water van het pontdek liep. Omdat de pont te ver van de oever lag, moesten de verkleumde drenkelingen op de pont blijven. 's Nachts tussen twee en drie uur zag Visscher een zoeklicht over het water schijnen. Hij riep tegen Hellenthal: 'Klaas er zijn weklichten, de redding is nabij'. Maar de volko- men uitgeputte Hellenthal gaf geen antwoord meer. Jan Visscher schreeuwde vervolgens uit alle macht om hulp. Toen klonk een stem: 'Met hoevelen zijn jullie'. 'Met z'n tweeën' riep Jan Visscher. '0 God, er zijn er maar twee', klonk het boven de wind uit (8). Toen de drenkelingen aan boord van de sleepboot waren gebracht, kregen ze een glas cognac. Hierna voer de boot met de mannen naar Zwartsluis, waar ze in het huis van Buisman liefderijk werden verzorgd en verpleegd.
Grietje van Dalfien.
NA DE RAMP Postbode Dirk Timmerman wist de noorderoever te bereiken. Hij rende naar de' Noorde, waar hij uitge- put en lijkbleek de gelagkamer binnen strompelde. Vol emotie vertelde hij Spans dat de- pont was ver- gaan. De geschokte Noordeboer stuurde zijn zonen Jurry en Martinus meteen naar het veer met een zoeklicht. Hij waarschuwde de jongens dat door de duisternis, de barre weersomstandigheden en het wassende water de tocht niet zonder gevaar was. Toen ze met veel moeite bij de bel kwamen op ongeveer 20 meter van de rivier, konden ze niet verder. Maar ze zagen niets, want ieder spoor van het ongeluk was verdwenen. Inmiddels had de orkaan zijn hoogtepunt bereikt. Tot hun verbazing zagen de jongens plotseling een muur van water vanaf zee komen. Haastig begonnen ze aan de terugtocht. Toen ze weer 7
Het zoeken naar de
vermisten.
thuis waren, stond het water al van dijk tot dijk. Spans had inmiddels de stationschef van de tram en de marechaussee gewaarschuwd. Ze gingen direct naar de Noorde, maar konden niets meer doen. Ook in Zwartsluis werd alarm geslagen. De eerste sleepbootkapitein die werd benaderd, wilde niet uitvaren, de tweede wel. Hierna begon een wektocht door burgemeester aprel, de heer Buisman en een beambte van de trammaatschappij. Timmerman ging na verloop van tijd met de tram naar Zwartsluis. Daar telefoneerde hij naar Genemuiden en gaf namen op van de men- sen die op de pont waren geweest. Meteen werd een lijst met namen opgeplakt aan het stadhuis, dat als crisiscentrum diende. Heel Genemuiden liep in angstige spanning uit om te kijken of er ook verwanten en familie onder de vermisten waren. De bevolking deed
Hiermede deelen wij U mede. dat de begrafenis van mijn overleden Echtgenoot
welke bij de ramp te Genemuiden op 8 Maart U. is omgekomen, zal plaats hebben a.s. Donderdag één uur op de Algemeene Begraafplaats te Z ""olie , waarbij U uitgenoodigd wordt tegen~ waardig te zijn om elf uur in .,Ons Tehuis", Voorstraat No. 17.
WED. Z. ROOK-ESSELINK
ZWOLLE. 18 April 1922.
8
die nacht geen oog dicht. Om te voorkomen dat de lichamen naar zee wuden drijven, plaatsten vissers 's avonds een zegen (een groot net) in de rivier. I)e stoffelijke overschotten van de burgemeestersvrouw, het echtpaar Hellenthal, de weduwe Eenkhoom en van veerman Vel thuis werden nog dezelfde nacht
geborgen. Niemand kan de vreugde beschrijven van de vrouw van Visscher, de organist. In de ochtend bracht een sleepboot haar doodgewaande man naar Genemuiden. Toen ze hem zag, viel ze bewusteloos neer. Dezelfde dag begonnen zoekacties. Alles wat maar varen kon, trok het Zwartewater op. Opmerkelijk was dat het vrijwel windstil was. Ook Urker en Vollenhoofse vissers boden hulp. Op hun
vaartuigen hing de vlag halfstok. Ondanks uitgebreide zoekacties waren op 3 april de lichamen van Jan Velthuis, burgemeester Groote Balderhaar ten Velde, Grietje van Dalfsen, Cornelis Hulleman en de rijksveldwachters Rook en Moedt nog niet gevonden. Pas op 28 april meldde het gemeentebestuur ~ het Algemeen Politieblad dat alle slachtoffers waren geborgen. Genemuiden rouwde om de dierbaren.Het hele land leefde mee. De dag na de ramp bezochten de Commissaris van de Koningin en de officier van justitie Genemuiden om mede namens de koningin hun medeleven te betuigen aan de getroffen families. De burgemeester van Zwartsluis, G. Oprel, werd benoemd tot waarnemend burgemeester. Op 2 mei 1922 werd Jette Tjaima officieel benoemd tot burgemeester van Genemuiden. Zijn installatie op 23 mei gebeurde sober en zonder uiterlijk vertoon. H.J. Steenbergen maakte over de ramp het volgende gedicht.
BIDDAG 1868 EN BIDDAG 1922 Achttienhonderd acht en zestig Was het jaar van zwaren brand. Onze woonplaats Genemuiden Stond wo 't scheen aan 's afgronds rand. Toen op biddag, 's avonds elf uur, Rook en vlam het dak uitsloeg, En een onheilspellend aanzien Voor de stad het branden droeg, Ging men ijlings aan het blusschen, Streed het water met het vuur, Maar eerst toen half Genemuiden Weg was, sloeg 't bevrijdingsuur. Sinds verliepen vele jaren, Genemuiden is herbouwd, Uitgebreid zelfs, nieuwe straten, Zijn het, die uw oog aanschouwt. 't Is nu 8 maart twee en twintig, Weer is 't biddag als weleer; Ach, nu trof een ramp mijn woonplaats, Die beperkt bleef tot 'Het Veer'. Maar zoo droevig, zoo ontzettend, Niet veroorzaakt door het vuur, Helaas sloeg toen door het water, Voor een elftal 't stervensuur. 's Middags werd het weer onstuimig,
Onheilspellend scheen het zwerk, Zware regens vielen neder. 0, wat was die windvlaag sterk! d' Avond valt, het weer wordt erger, Veerman Velthuis en zijn Jan Gaan toch naar de overzijde, Want daar komt de tram al an. Reizigers daar nu gekomen. Stappen aan 'De Noorde' uit, Nu de Veerweg nog geloopen, En dan spoedig in de schuit. 't Was wel moeilijk, maar toch eind' lijk Zijn ze allen in de pont, Veertien straks in Genemuiden Komen daar blij en gerond? Is het zoo nu afgeloopen? Ging het zoo met man en vrouw? Ai mij, neen, dat kan 'k niet zeggen. 't Is een dag van zwaren rouw. Wie, wie zou niet met mij wenen? 't Hart is vol van smart en pijn, Morgen zouden van die veertien Nog maar drie in leven zijn. Burgemeester en mevrouwe, Veerman Velthuis en zijn Jan, vonden 't graf daar in de golven
En Cornelis Hulleman. Ook vrouw Eenkhoorn rou daar sterven, Hendrik Hellenthal en vrouw, Grietje van Van Dalfsen, vrienden, Brachten ons in zwaren rouw. Nog een tweetal is verdronken, De politie Rook en Moedt, Die niet hier maar elders wonen, gingen onder in de vloed. 's Heeren goedheid spaard' in 't leven Uit de veertien drie daarvan, 't Was Klaas Hellenthal, Jan Visscher En de postbode Timmerman. Neen wij mogen 't niet vergeten, Wat hier Biddag is geschied, Oud en jong van Genemuiden, Vrienden, ach, vergeet het niet! 't Is een roepstem voor ons allen, Zijn we, vrienden, voorbereid? Immers na dit korte leven, Na de tijd volgt d'eeuwigheid. Vallen wij als arme zondaars Aan den voet van Jezus kruis, vinden wij ons heil in Jezus, Dan gaan wij naar 't Vaderhuis.
De plek waar de ramp plaats vond
HET HERSTEL VAN DE VEERDIENST Op 10 maart 1922 werd de veerdienst met de reservepont hervat. Klaas van Dijk besloot zijn tante te blijven helpen. De ramp riep de vraag op of het veer niet beter door een ambtenaar zou kunnen worden bediend. Onderzoek wees uit, dat er dan vier perso9
nen moesten worden aangesteld. Dat zou 5.600 gulden gaan kosten en dat vond het gemeentebestuur te duur. Na de ramp nam de gemeente voor de taxatieprijs de twee veerboten en de twee veerkabels over van de weduwe Velthuis (9). Voortaan bleven alle veermaterialen in beheer en onderhoud bij de gemeente. Met ingang van 1 mei 1922 kwam J. Dekker.