s
t
u
d
1996-2005 : 10 jaar koopkracht 1996-2005 : 10 jaar koopkracht
Observatoire du Crédit et de l’Endettement
i
e
Agenda 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Doelstellingen Methodologie De stijging van de prijzen Het indexcijfer van de consumptieprijzen De impact van de euro Interne vraag en koopkracht Conclusies 2
1. Doelstellingen • De evolutie van de prijzen in de loop van het voorbije decennium meten. • Meten in welke zin de koopkracht van de consument in België in de loop van het voorbije decennium geëvolueerd is. • De impact van de euro op de stijging van de prijzen evalueren.
Deze studie werd gerealiseerd in partnerschap met het Observatoire du Crédit et de l’Endettement.
3
2. Methodologie • Documentatieonderzoek op basis van de gegevens van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, van de Algemene Directie van de Statistiek, van Eurostat en van de Europese Unie. • Studie van de anonieme budgettaire structuren, gerealiseerd door het Observatoire du Crédit et de l'Endettement in partnerschap met de asbl Osiris – Crédal bij een oorspronkelijke steekproef van 219 Waalse gezinnen die een kredietaanvraag hebben ingediend bij dit organisme. De relatieve grootte van de steekproef heeft ertoe geleid dat er geen statistische verwerking heeft plaatsgevonden. De dossiers waarin de refertegegevens afweken van het modelverschil werden weggelaten en de uitgaven werden uitgedrukt in courante waarden van 2004 en 2005.
4
3. De stijging van de prijzen • De werkelijke evolutie van de prijzen kan gemeten worden vertrekkend van het indexcijfer van de consumptieprijzen (ICP).
5
Evolutie van de prijzen: algemene index (CPI) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de consumptiegoederen zijn met
bijna 19% gestegen tussen 1996 en 2005. In december 2005 bedraagt de prijzenindex 118,90.
De algemene index meet de werkelijke evolutie van de prijzen. Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
6
Huurprijzen ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De huurprijzen zijn met ongeveer 18% gestegen
sinds 1996. De huurprijzen zijn dus evenredig met de inflatie gestegen.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
7
Elektriciteit, gas en andere brandstoffen ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijs van elektriciteit, gas en andere
brandstoffen is met bijna 28% gestegen sinds 1996. In die tijdsspanne is de prijs van elektriciteit en gas dus sterker gestegen dan de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
8
Water ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijs van (leiding)water is sterk gestegen sinds
1996. De prijsstijging bedraagt ongeveer 57%. In die tijdsspanne is de prijs van het water dus bijna driemaal sterker gestegen dan de inflatie. Die stijging is te verklaren aan de hand van onderzoek naar de werkelijke kostprijs, onder andere door de waterzuivering.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
9
Elektriciteit, gas, andere brandstoffen en water ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
Petroleumgas
65%
Water
56%
Aardgas
46%
Vloeibare brandstof
28%
CPI
19%
Vaste brandstof Elektriciteit
De prijs van het gas is sterk gestegen sinds 1996. In
14% 0%
tien jaar tijd zijn de prijzen quasi verdubbeld voor aardgas en met 65% gestegen voor petroleumgas. Deze prijs is in die tijdsspanne dus driemaal sterker gestegen dan de inflatie. De waterleidingsdiensten zijn 56% duurder geworden. De vloeibare en vaste brandstoffen zijn in mindere mate duurder geworden (+28% voor vloeibare brandstof en +14% voor vaste brandstof). De prijs van de elektriciteit is op hetzelfde niveau gebleven als 10 jaar geleden.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
10
Verwarmingsapparaten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de verwarmingsapparaten zijn
constant en regelmatig gestegen in de voorbije jaren. In totaal zijn die prijzen met 10% gestegen tussen 1996 en 2005. Deze prijs is dus minder snel gestegen dan de inflatie in die tijdsspanne. In reële termen kunnen we dus eigenlijk spreken van een prijsdaling.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
11
Verwarmingsapparaten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Gasconvector
35%
Mazoutkachel
26%
CPI
19%
Gasfornuis
2%
Elektrische radiator Elektrisch fornuis
0%
De prijs van de convectors is sterk gestegen
(+30%) sinds 1996. De prijs van een gasfornuis is licht gestegen (+2%). De aankoopprijs van elektrische radiators staat op hetzelfde niveau als 10 jaar geleden en die van elektrische fornuizen ligt iets lager.
-2% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
12
Medische en farmaceutische kosten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de medische en farmaceutische
kosten zijn de voorbije jaren constant en regelmatig gestegen. Die prijzen zijn in totaal met 19% gestegen tussen 1996 en 2005. Deze prijs is dus even sterk gestegen als de inflatie in die tijdsspanne. In reële termen is deze prijs dus eigenlijk niet veranderd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
13
Medische en farmaceutische kosten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
st
24%
Me
dis
ch
ed
ien
De prijs van de medische diensten (artsen,
CP
I
19%
Ge ne
es m idd el e n
12%
verplegers, tandartsen,...) zijn met 24% gestegen in 10 jaar tijd. De prijs van de geneesmiddelen is maar met 12% gestegen tussen 1996 en 2005. De prijs van de medische diensten is dus iets sneller gestegen dan de inflatie in die tijdsspanne. Maar de prijs van geneesmiddelen is in reële termen gedaald.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
14
Gebruik van het privé-voertuig (inclusief brandstof) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De kosten voor het gebruik van het privé-voertuig
zijn met meer dan 40% gestegen in de voorbije jaren. Deze prijs is dus tweemaal sneller gestegen dan de inflatie in die tijdsspanne. In reële termen is die prijs dus met iets meer dan 20% gestegen.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
15
Gebruik van het privé-voertuig (inclusief brandstof)
51% 43%
De prijs van de banden is sinds 1996 gedaald. De brandstof is in 10 jaar tijd meer dan
41%
On de
rho Te c u hn s er isc Sme d en veo he erm he Bran nd c on dst idd rste Ba erd nde ele l t CP role elen ling offen n n I
51%
¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
19%
9%
Re
-9%
verdubbeld in prijs, net zoals de kosten voor onderhoud en herstellingen aan de voertuigen. De prijs van de smeermiddelen en de reserveonderdelen is met meer dan 40% gestegen in 10 jaar tijd. De kostprijs van het gebruik van de voertuigen is dubbel zoveel gestegen als de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
16
Vervoersdiensten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De kosten van de vervoersdiensten zijn met meer
dan 15% gestegen in de voorbije jaren. Deze prijs is dus minder snel gestegen dan de inflatie in die tijdsspanne. In reële termen is er dus eigenlijk een prijsdaling opgetreden.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
17
Vervoersdiensten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Taxi
29%
De prijs van de taxidiensten is met bijna 30% Trein
27%
CPI
Bus
19%
gestegen in 10 jaar. De prijzen van treintickets en –abonnementen zijn met meer dan 25% gestegen. De vervoersdiensten met autobussen zijn sinds 1996 8% goedkoper geworden.
-8% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
18
Telecommunicatie ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De kosten van de telecommunicatiediensten zijn
goedkoper geworden in de voorbije jaren (en meer in het bijzonder heel sterk gedaald in 2000). Globaal bedraagt de prijsdaling 5%. In reële termen zijn de kosten van de telecommunicatiediensten met bijna 24% gedaald in 10 jaar tijd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
19
Voeding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de voedingsproducten zijn met
18% gestegen in 10 jaar tijd. De stijging van de prijzen van niet-alcoholische dranken (waters, limonades, vruchtensappen) is minder groot. De prijs van deze producten zijn evenredig met de inflatie gestegen in die tijdsspanne.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
20
Voeding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 rd a pp el e
n
76%
,p a ti
sse rie
Aa
30%
n du c te
CP
I
19%
Br o
od
en
gra
an pro
Ta a
rt,
k oe
ken
24%
De prijs van de aardappelen is sterk gestegen in 10
Pa
s ta
's
-5%
jaar tijd (+76%). Meer dan driemaal zo snel als de inflatie in diezelfde tijdsspanne. De prijs van de fijne bakkerswaren zijn met 30% gestegen. Dat is een snellere stijging dan de inflatie. Broden en graanproducten hebben een prijsstijging met 24% doorgemaakt in 10 jaar tijd. Dat is meer dan de inflatie. De pasta’s kenden een prijsdaling sinds 1996 (-5%).
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
21
Voeding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Vis
29%
Vlees
19%
CPI
19% 17%
Eieren Melk/yoghurt Kaas
10% 5%
De prijs van vis is sterker gestegen in de voorbije
10 jaar (+29%). Het vlees maakte een prijsstijging met bijna 20% door sinds 1996 en de eieren werden 17% duurder. De prijs van zuivelproducten is met 10% gestegen in 10 jaar tijd. De prijsstijging voor kaas bedraagt maar 5%. Enkel de prijs van vis is sterker gestegen dan de inflatie in die tijdsspanne.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
22
Voeding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Vers fruit
26%
Groenten in blik
26%
CPI
19%
Diepvriesgroenten Verse groenten Fruit in blik
17%
De prijs van vers fruit is met 26% gestegen sinds
1996 en die van fruit in blik met 12%. De verse groenten zijn 14% duurder geworden, de diepgevroren producten 17% en de groenten in blik 26%. De prijzen van vers fruit en groenten in blik zijn sneller gestegen dan de inflatie.
14% 12% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
23
Voeding (brood) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Pistolet
46%
Speciaal brood 400g Kramikske
31% 23%
CPI
19%
Bruin brood 800 g
19%
Speciaal brood 800g
19%
De prijs van broden en broodjes is gemiddeld met
26% gestegen tussen 1996 en 2005. De prijs van de pistolets is quasi verdubbeld in 10 jaar tijd. De prijs van bruin en speciaal brood van 800g is gestegen met bijna 20%, die van een kramikske met 23% en die van speciaal brood van 400g met 31%. De prijzen van pistolets, speciale broodjes en het kramikske is sneller gestegen dan de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
24
Voeding (dranken) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
De prijs van de dranken is licht gestegen sinds Koffie, thee, cacao
10%
Mineraalwaters
Limonades en vruchtensap
6%
1996. De prijs van koffie, thee, cacao is gestegen met 10%, die van mineraalwaters met 6% en die van limonades en vruchtensappen met 4%. De dranken zijn over het algemeen minder snel in prijs gestegen dan de inflatie.
4% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
25
Voeding (alcoholische dranken) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Wijn
21%
De prijs van de alcoholische dranken is CPI
19%
Bier
Sterke drank
16%
gemiddeld met 18% gestegen sinds 1996. De prijs van de sterke dranken is gestegen met 8%, die van de bieren met 16% en die van de wijn met 21%. Enkel de prijs van de wijn is sneller gestegen dan de inflatie.
8% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
26
Onderhoudsproducten voor het huis ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de huishoudelijke reinigings- en
onderhoudsproducten zijn aanzienlijk gestegen sinds 1996. Deze prijsstijging bedraagt meer dan 30% in 10 jaar tijd. De prijzen van de reinigingsproducten zijn sneller gestegen dan de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
27
Onderhoudsproducten voor het huis ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
Wasdetergent in poedervorm
50%
Vloeibaar vaatwasmiddel
20%
CPI
19%
Vloeibaar wasdetergent Allesreiniger -19%
De prijs van de reinigingsproducten voor de was
10%
is gestegen met 50% voor de poeders en met 10% voor de vloeibare zepen. Het vaatwasdetergent is ook duurder dan in 1996. De prijsstijging bedraagt 20%. Enkel de prijs van allesreiniger is gedaald met 19% in 10 jaar tijd. Het zijn vooral de prijzen van de detergenten en de waspoeders die sneller gestegen zijn dan de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
28
Lichaamsverzorging ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de lichaamsverzorgingsproducten
zijn constant gestegen met 22% tussen 1996 en 2005. Deze prijzen zijn evenredig met de inflatie gestegen.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
29
Lichaamsverzorging ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 Nagellak
59%
Huidcrème
27%
CPI
19%
Aftershave
15%
Haarlak
7%
Zeep Tandpasta
De prijs van basisproducten voor lichaams-
0% -4%
verzorging (zeep, tandpasta) is niet gestegen sinds 1996. De prijs van tandpasta is zelfs gedaald met 4%. De prijzen van de andere producten zijn in verschillende mate gestegen (van 7% voor haarlak tot 59% voor nagellak). Met uitzondering van nagellak en huidcrèmes zijn deze producten relatief weinig duurder geworden in 10 jaar tijd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
30
Kleding en schoenen ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van kleding en schoenen zijn gestegen
met ongeveer 8% tussen 1996 en 2005. De prijzen van kleding en schoenen zijn minder snel gestegen dan de inflatie. In reële termen zijn ze zelfs gedaald in prijs.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
31
Dameskleding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
Slipje
24%
CPI
19%
Panty
18%
Pull-over
6%
Blouse
4%
Broek
4%
Rok
De prijs van dameskleding is gestegen sinds 10
jaar geleden. De prijs van ondergoed is sterker gestegen dan die van de bovenkleding. De prijs van dameskleding is meer gestegen dan die van de kleding in het algemeen. Maar die prijsstijging blijft in de buurt van de inflatie.
1% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
32
Herenkleding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
Hemd
15%
Ribfluwelen broek
10%
Regenjas
7%
Kostuum
2%
T-shirt
2%
De prijs van herenkleding is ook gestegen sinds
10 jaar geleden. De prijzen van hemden zijn gestegen met 15%. De prijzen van broeken zijn gestegen met 10% en die van regenjassen met 7%. De kostuums en T-shirts zijn ook iets duurder dan 10 jaar geleden (2% prijsstijging). De prijs van herenkleding is minder snel gestegen dan de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
33
Kinder- en sportkleding ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
Jogging
10%
De prijs van kinderkleding is ook gestegen sinds
Sportkleding
Zwembroek
9%
4%
10 jaar geleden, maar in minder sterke mate. De prijzen van babykleding zijn gemiddeld met 7% gedaald. De sportkleding is gemiddeld 9% duurder geworden in 10 jaar tijd. De prijs van deze kleding is minder snel gestegen dan de inflatie.
Babykleding -7% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
34
Schoenen
CP
I
19%
¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
13%
De prijs van kinderschoenen is gemiddeld met
11%
He
Kin de r e rt s n s rs s s ch ch oen cho en oe n c h o e ne en en en n
15%
Spo
Da
me
6%
meer dan 15% gestegen sinds 1996. De prijs van heren- en damesschoenen is ook gestegen. Deze prijsstijging bedraagt ongeveer 13% voor de herenschoenen en 11% voor de damesschoenen. De aankoopprijs van sportschoenen is in mindere mate gestegen (met ongeveer 6%). De prijs van de schoenen is minder snel gestegen dan de inflatie.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
35
Kleine elektrische huishoudapparaten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de kleine elektrische huishoud-
apparaten hebben de voorbije jaren geschommeld, maar zonder onder de referteprijs van het jaar 1996 gebleven. Deze prijzen zijn dus over het algemeen genomen gedaald met 3% tussen 1996 en 2005. De prijzen van de kleine elektrische huishoudapparaten zijn licht gedaald. In reële termen zijn die prijzen dus gedaald in 10 jaar tijd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
36
Kleine elektrische huishoudapparaten CPI
19%
Stoomstrijkijzer
3%
Elektr. Frituurpan
2%
Elektr. Koffiezet
0%
Sledestofzuiger -6% Broodrooster -5% Keukenrobot
-4%
¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijs van strijkijzers en frituurpannen is licht
gestegen (resp. met 3% en 2%) sinds 1996. De prijs van een koffiezetapparaat is stabiel gebleven. De aankoopprijs van stofzuigers, broodroosters en keukenrobots is gedaald met ongeveer 5% in de voorbije 10 jaar. De prijzen van de kleine elektrische huishoudapparaten zijn licht gedaald, sommige zijn zelfs een stuk goedkoper geworden. In reële termen zijn deze prijzen allemaal gedaald in 10 jaar tijd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
37
Grote elektrische huishoudapparaten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de grote elektrische huishoud-
apparaten hebben de voorbije jaren geschommeld, maar zijn onder de referteprijs van het jaar 1996 gebleven. Deze prijzen zijn al bij al gedaald met meer dan 3% tussen 1996 en 2005. De prijzen van de grote elektrische huishoudapparaten zijn licht gestegen. In reële termen zijn deze prijzen gedaald in 10 jaar tijd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
38
Grote elektrische huishoudapparaten ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
Verticale diepvriezer
8%
Duothermische koelkast
2%
Droogkast
-2%
Elektrische wasmachine Microgolfoven
De prijs van diepvriezers en koelkasten is licht
-7% -20%
gestegen (respectievelijk met 8% en 2%) sinds 1996. De prijs van een microgolfoven is sterk gedaald (-20%). De aankoopprijs van wasmachines en droogkasten is minder sterk gedaald in de voorbije jaren. In reële termen zijn al deze apparaten goedkoper geworden in 10 jaar tijd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
39
Recreatie en cultuur ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De kostprijs van recreatie en culturele activiteiten
is met ongeveer 8% gestegen sinds 1996. In reële termen kost cultuur dus minder dan vroeger.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
40
Audio- en videomateriaal ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van audio- en videoapparaten zijn sterk
gedaald (met ongeveer 35%) tussen 1996 en 2005. Deze apparaten worden dus hoe langer hoe goedkoper.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
41
Audio- en videomateriaal ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
De prijs van een videorecorder is met meer dan
Videorecorder -55% Kleurentelevisie Radio-cassette met CD-speler
-34% -31%
Hifiketen
-20%
CD-speler
-20%
de helft gedaald sinds 1996. De prijs van kleurentelevisies en radiocassettespelers met CD-speler is ook gedaald. Deze prijsdaling bedraagt ongeveer 34% voor de kleurentelevisies en 31% voor de radiocassettespelers met CD-speler. De aankoopprijs van de hifiketens en CD-spelers is gedaald met ongeveer 20% in 10 jaar.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
42
Dragers voor beeld en geluid ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de audio- en videorecorders zijn
regelmatig gedaald de voorbije jaren. Deze prijzen zijn al bij al gedaald met 14% tussen 1996 en 2005. In reële termen zijn de prijzen van deze apparaten in 10 jaar tijd met 33% gedaald.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
43
Dragers voor beeld en geluid ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
Kleurenfilm
7%
Compact disk
4%
Educatieve CDROM Blanco videocassette Geluidscassette
De prijs van kleurenfilms en van compact disks is
-10% -22% -32%
licht gestegen (met respectievelijk 7% en 4%) sinds 1996. De prijs van een geluidscassette is sterk gedaald (-32%) en die van een blanco videocassette ook (-22%). De aankoopprijs van educatieve CD-ROM is gedaald met ± 10% in de voorbije 10 jaar. Al deze apparaten kosten gemiddeld minder dan 10 jaar geleden.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
44
Speelgoed en hobbymateriaal ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van speelgoed en hobbymateriaal zijn
tamelijk stabiel gebleven in de voorbije jaren, ondanks frequente maar zwakke schommelingen. Deze prijzen zijn gestegen met ongeveer 2% tussen 1996 en 2005, d.i. een prijsdaling in reële termen. De prijs van klassiek speelgoed (met uitzondering van elektronisch speelgoed) is sterk gedaald.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
45
Speelgoed en hobbymateriaal CPI
19%
Scrabble
13%
Autootjes
10%
Tennisballen Computerspel
-2% -7%
Voetballen
-9%
Bouwspeelgoed
-9%
¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijs van scrabbles en van kleine autootjes is
gestegen met 10% of meer sinds 1996. De prijs van bouwspeelgoed en voetballen is met 9% gedaald in 10 jaar tijd. De aankoopprijs van computerspelen heeft ook een daling van ongeveer 7% doorgemaakt. De tennisballen zijn ook iets minder duur dan in 1996 (2% goedkoper). In reële termen is dat speelgoed goedkoper geworden.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
46
Fotomateriaal ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van fotomateriaal zijn de voorbije jaren
sterk gedaald. Deze prijzen zijn in totaal met meer dan 30% gedaald tussen 1996 en 2005.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
47
Fotomateriaal ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
CPI
19%
De prijs van fototoestellen is met 31% gedaald in
Fototoestel
10 jaar tijd. In reële termen is de prijs van deze toestellen de helft goedkoper dan 10 jaar geleden.
-31%
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
48
Werkgereedschap (groot materiaal) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van groot werkgereedschap voor de
woning zijn tamelijk stabiel gebleven de voorbije jaren, ondanks een prijsstijging tussen 2002 en 2003. Deze prijzen zijn al bij al gedaald met 3% tussen 1996 en 2005. In reële termen is de prijs van deze producten gedaald met bijna 22%.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
49
Werkgereedschap (klein materiaal) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van klein werkgereedschap voor de
woning hebben een lichte maar constante stijging doorgemaakt sinds 2000. Deze prijzen zijn al bij al gestegen met meer dan 3% tussen 1996 en 2005. Zoals voor het groot materiaal is de prijs van deze producten in reële termen gedaald met bijna 22%.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
50
Werkgereedschap (groot en klein materiaal) ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
Hamer
19%
Snoeischaar
7%
Elektrische lamp
-1%
Elektrische boormachine
-2%
De prijs van hamers en snoeischaren is gestegen
met respectievelijk 19% en 7% sinds 1996. De prijs van boormachines en elektrische lampen is licht gedaald. De aankoopprijs van spaarlampen is sterk gedaald in de voorbije 10 jaar (met ongeveer 32%).
Spaarlamp -32% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
51
Uitrustingen voor gegevensverwerking ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de uitrustingen voor gegevens-
verwerking zijn sterk gedaald de laatste jaren. Deze prijzen zijn in totaal gedaald met meer dan 48% tussen 1996 en 2005. Het computermateriaal is sterk in prijs gedaald. In feite krijgt men hoe langer hoe meer waar voor zijn geld, maar de prijs van de computers blijft « geblokkeerd » rond de 1.000 €.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
52
Uitrustingen voor gegevensverwerking ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005 CPI
19%
Software
8%
De prijs van software is licht gestegen (met 8%)
Rekenmachine
Laserprinter
-13%
-43%
sinds 1996. De prijs van printers is sterk gedaald. De prijs van inkjetprinters is gedaald met 64% en die van laserprinters met 43%. De aankoopprijs van rekenmachines is gedaald met meer dan 10% in de voorbije 10 jaar.
Inkjetprinter -64% Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
53
De stijging van de prijzen • De analyse van het indexcijfer van de consumptieprijzen (ICP) toont aan dat de prijzen globaal een stijging van 19% hebben doorgemaakt in de voorbije 10 jaar. • Deze gemiddelde stijging verbergt echter welbepaalde bijzondere situaties: • De voedings- en courante verbruiksproducten kennen een meer dan gemiddelde prijsstijging (kijk maar naar gas, petroleum, convector, medische diensten, openbaar vervoer, brood en graanproducten, zeevruchten, fruit, wijnen, detergent, cosmetica). • Daar staat tegenover dat de duurzame aankopen (telecommunicatie, elektrische huishoudtoestellen, recreatie, hifimateriaal, werkinstrumenten) en enkele courante verbruiksgoederen (dranken, conserven, kleding, schoenen) een beperkte stijging of een daling van de prijs doormaken.
54
4. Het indexcijfer van de consumptieprijzen : agenda • • • • • • • •
Het indexcijfer van de consumptieprijzen, een noodzaak Het gezondheidsindexcijfer en het indexcijfer van de consumptieprijzen Vergelijking van de evolutie van de olieprijzen en de lonen Hoe de indexering behouden door minder te indexeren? Het indexcijfer van de consumptieprijzen, een gemiddelde Heeft het ICP de minder gegoede gezinnen benadeeld? Specifieke indexen van de consumptieprijzen Evolutie van de koopkracht
55
Het indexcijfer van de consumptieprijzen : een noodzaak • Het indexcijfer van de consumptieprijzen is het resultaat van een gemiddelde van de prijzenevolutie dat wordt afgewogen tegen het gewicht van elk product in de totale consumptie. • Zodoende meet dit indexcijfer de reële evolutie van de prijzen en biedt het de mogelijkheid om de inflatie te neutraliseren. Want wanneer het prijzenindexcijfer stijgt, worden de lonen en de sociale uitkeringen quasi automatisch aangepast aan de levensduurte. Kortom, de koopkracht blijft behouden. • Er zijn echter drie mechanismen die de systematische aanpassing van de koopkracht beperken: • De lonen en sociale uitkeringen worden aangepast in functie van het gezondheidsindexcijfer en niet volgens het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen (ICP). • Het afvlakken van de gebruikte index. • Het gemiddelde indexcijfer houdt geen rekening met de specifieke kenmerken van de consumptie. 56
Het gezondheidsindexcijfer en het indexcijfer van de consumptieprijzen • Het gezondheidsindexcijfer wordt bekomen door de volgende elementen weg te laten uit de berekening van het indexcijfer van de consumptieprijzen (basis 1996 = 100) : • De rookartikelen (sigaretten, tabak, cigarillo’s) : weging = 13,22/1000 • De alcoholische dranken, ongeacht of ze gekocht worden in de winkel of geconsumeerd worden in een drankgelegenheid (sterke drank; wijnen; bieren) : weging = 32,99/1000 • De brandstoffen (autobrandstof en LPG) : weging = 37,45/1000 • Goed om te weten : LPG (weging = 0,22/1000) en stookolie (weging = 9,97/1000) worden in het gezondheidsindexcijfer gehouden zodanig dat een stijging van de olieprijzen niet voor 100% inwerkt op de daling van de koopkracht van de gezinnen.
• De vergelijking tussen gezondheidsindexcijfer en algemene index toont aan dat het gebruik van het gezondheidsindexcijfer een verlies aan koopkracht meebrengt dat toeneemt bij de conjuncturele schokken zoals door de stijging van de prijzen van de petroleumproducten.
57
Het gezondheidsindexcijfer ¾ Evolutie van de prijzen 1996-2005
De prijzen van de verbruiksgoederen (uit-
gezonderd rookartikelen, alcoholische dranken en brandstoffen) zijn gestegen met bijna 17% tussen 1996 en 2005. In december 2005 kwam het gezondheidsindexcijfer uit op 116,91. Het gezondheidsindexcijfer komt overeen met de prijzenindex waaruit de tabaksproducten, alcohol en petroleumproducten werden weggelaten. Het wordt onder andere gebruikt voor het berekenen van de woonhuur- en weddenindexeringen.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
58
Vergelijking van de evolutie van het gezondheidsindexcijfer en het ICP ¾
3
Evolutie van het gezondheidsindexcijfer en het indexcijfer der consumptieprijzen
Het gezondheidsindexcijfer blijft onder de algemene
2,5 2
1,5 1 0,5
index, behalve wanneer de prijzen van de petroleumproducten dalen. Daardoor komt het dat het gezondheidsindexcijfer, dat gebruikt wordt voor het indexeren van de wedden (en de garantie van de koopkracht), maakt dat er een verlies aan koopkracht is dat toeneemt bij de conjuncturele schokken door de stijging van de prijzen van de petroleumproducten.
0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Gemiddeld gezondheidsindexcijfer
Gemiddeld ICP
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be. Berekening: OIVO
59
Vergelijking van de evolutie van de olieprijzen en de lonen ¾
Evolutie van de olieprijzen en de lonen
1,4
Het is vanaf 2004 voor superbenzine en vanaf
1,2 1 0,8
0,6 0,4 0,2
2005 voor diesel dat de stijging van de prijzen van de petroleumproducten hoger is dan de stijging van de lonen. In het verleden was de evolutie van de prijs van de petroleumproducten minder hoog dan de loonevolutie. Deze situatie was te verklaren door een gunstige $/€-pariteit.
0 1977 1980 1983 1986 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2006
Stookolie
Diesel
Super
Bronnen: FOD Tewerkstelling, Werk en Sociaal Overleg; FOD Economie, KMO, Middenstand en Énergie, Dienst Prijzenindex; Berekening: OIVO
60
Hoe de indexering behouden door minder te indexeren? • Het afvlakken van het ICP werd ingevoerd op 1 september 1983. Het afvlakken leidt tot een achterstand van ongeveer 3 maanden in de indexering vanaf zijn introductie. • Vanaf 1 januari 1994 kwam de gezondheidsindex in de plaats van het indexcijfer van de consumptieprijzen voor de berekening van de indexering van de woonhuren en de berekening van het afgevlakte indexcijfer (mobiel gemiddelde over 4 maanden) dat dient als referentie voor de indexering van de lonen en de sociale uitkeringen. • De introductie van het gezondheidsindexcijfer moet gesitueerd worden in het kader van het toenmalig economisch beleid (het Globaal Plan) dat steunde op twee pijlers: • Het onder controle houden van de openbare financiën; • Het onder controle houden van de evolutie van de lonen in het vooruitzicht van het verdrag van toetreding tot de Economische en Monetaire Unie (Maastricht).
• De op Belgisch niveau uit te voeren arbitrage bestond in het in de hand houden van de loonuitspattingen van de jaren 1992 en 1993, zonder te raken aan het indexeringsmechanisme dat bijzonder is voor België in de Europese context. De wet op de concurrentie, die het kader van de loonvorming bepaalt en daarmee samenhangend het gezondheidsindexcijfer invoert, is op die manier verschenen. • Vandaag staat het afgevlakte gezondheidsindexcijfer op 116,71 (december 2005) tegenover 116,91 voor het gezondheidsindexcijfer. 61
Het indexcijfer van de consumptieprijzen : een evolutie • Het indexcijfer van de consumptieprijzen evolueert met de tijd. • Het wordt berekend op basis van de gezinskorf. Voor 2006 is het de enquête over het gezinsbudget 2004 die de berekeningsbasis bepaalt. In 1978 vertegenwoordigden de uitgaven voor voeding gemiddeld 22,2% van de gezinsuitgaven; in 2004 vertegenwoordigden ze nog slechts 15,8%. Daar komt nog bij dat het aangepast wordt aan de levensstijl van de bevolking. • Deze berekeningsbasis wordt herwerkt door de indexcommissie, die aan de minister van Economie een nieuwe verdeling van de korf voorstelt om in acht te nemen. • In 2006 telt de korf voor de berekening van het indexcijfer van de consumptieprijzen 507 producten. 98 werden weggelaten; 124 nieuwe producten zijn erbij gekomen.
62
98 producten weggelaten in 2006 • Voorbeelden : antraciet, fototoestel, toiletmuurkast, krukken, tafelbier, lederen blouson, kaars, gekookt vlees, oploskoffie, wetenschappelijke rekenmachine, tompoes, lege audiocassette, lege videocassette, groene selder, cigarillo’s, boenwas, telefooncommunicaties (telefooncel), gasconvector, mazoutkachel, kostuum van gemengde stof, koude instant-pudding, roze garnalen, gasfornuis, elektrisch fornuis, halve abrikozen, drake(bloed)boom, eau de Cologne, elektriciteit: bijzondere tarieven, keukenelement, diepgevroren spinazie, wieluitbalancering, super benzine, dagexcursie met autocar, ritssluiting, breigaren, fresia’s, hardkorstkaas type Edammer, aardgas: bijzondere tarieven, gladiolen, broodrooster, hotdog, arachideolie, motorolie, regenjas, (zomer)regenvest, laserprinter, jogging, rok, halogeen bureaulamp, auto wassen, cd-speler, huur van garage, huur van een videocassette, videorecorder, dieetmargarine, gewone plantaardige margarine, hamer, huisarts: consultatie in kabinet, huisarts: huisbezoek, wijting, lage lederen veterschoenen, muscadet (val de Loire), regenjas laten droogkuisen, noten, anjers, schol, peren, appelen, magistrale bereidingen, pyjama, radiocassette met cd-speler, radijzen, rog, kijk- en luistergeld, zelfbedieningsmaaltijd, herzolen van damesschoenen, pvc vloerbekleding, (zomer)jurk, keukenrobot, sardines in blik, andijvie, roodbaars, singlet, biefstuk-friet, klontjessuiker, faxtoestel, zwangerschapstest, bromfiets, rode tafelwijn.
63
124 nieuwe producten in 2006 • Voorbeelden : abonnement voor theater, abonnement op Internet, babyvoeding, alstroemeria, digitaal fototoestel, draagbare telefoon, gsm, verzekering voor bijstand in het buitenland, autobatterij, (zomer)bermuda, witbier, pils (blik), trappistenbier, (baby) body, sojadrink, instant cacao, frisdrank uit automaat (blik van 33 cl), bordeaux supérieur ac, kinderbottines, brocoli, vleesbrochette, pindanoten, digitale camera, snoepreep (automaat), visitekaartjes, inktcassette, draagbare cd-speler, blanco cd-rw, cent wafer, tweepersoonskamer, champagne, houtskool, loopschoenen, sportschoenen voor kinderen, city-trips, huisvuilophaling, haarkleuring, gsm-communicaties, spelconsole, draagbare spelconsole, cordon bleu, ijshoorntje, biefstukmes, deodorant, dvd (muziek of film), dvdrecorder, dvd-speler, blanco dvd-rw, eau de toilette voor vrouwen, rijschool, hogeschool: college en inschrijvingsgeld, vloeibare (kunst)mest, ruitenwisser, strijkijzer met stoomgenerator, naaigaren, halfzachte Belgische kaas, plattekaas met fijne kruiden, keukenhandschoenen, douchegel, haargel, toeristische gids, olijfolie, geconcentreerde melk, vaatwasser, zachte wegwerplenzen, limonade met cola (light), huren van garage, huren van een dvd, margarine op basis van olijfolie, timmerman: plaatsing parket, rolmeter, spiegel, katoenen zakdoek (heren), kattenvoer (hors d’oeuvreschaaltje), hondenvoer (kroketten), veelgranenbrood, jeansbroek (kinderen), aluminiumfolie, glasvezelpapier, personal computer, pizza (restaurant), halogeen plafondlamp, strijkplank, vitrokeramische kookplaat, Chinese dagschotel, diepvriesschotel op basis van vis, spliterwten, diepgevroren soep, pop, pudding in poeder (warme bereiding), schoorsteenvegen, tennisracket, remblokken vervangen, riesling: Elzas, mengkraan, gemengde salade, salade niçoise, scanner, scooter, babysitdienst, verhuisdiensten, shampoo, kinderzitje, vleessnack, verharde vloer, solarium: tienbeurtenkaart, keukentafel, houten tuintafel, vaatwastabletten, kamerbreedtapijt, fruittaartje, elektronische bloeddrukmeter, potaarde, thee, vliegticket, elektrische grasmaaier, home-trainer, dierenarts: consultatie, dierenarts: sterilisatie van een kat, olie verversen, rosé : côtes de Provence.
64
Het indexcijfer van de consumptieprijzen : een gemiddelde •
•
Het indexcijfer van de consumptieprijzen is gebaseerd op een consumptiegemiddelde dat geen rekening houdt met specifieke consumptieprofielen. Daardoor komt het dat de woonhuur bij sommige consumenten 30% van hun uitgaven vertegenwoordigt terwijl deze post in het prijzenindexcijfer maar 6% vertegenwoordigt (omdat er ook 70% van de gezinnen zijn die eigenaar zijn van hun woning). De vergelijking van de gemiddelde uitgaven1 en de uitgaven van de minder gegoede gezinnen2 onderstreept – op de hierna volgende grafieken – belangrijke dispariteiten. •
•
De eerste twee grafieken vergelijken de voorziene verdeling van de uitgaven in het ICP en de reële uitgaven van de minder gegoede gezinnen (Vergelijking van de uitgaven ICP versus minder gegoed gezin) De eerste twee grafieken die volgen tonen de verdeling van de uitgaven van een gemiddeld gezin en van een minder gegoed gezin (Vergelijking van de uitgaven gemiddeld gezin versus minder gegoed gezin).
1Analyse gerealiseerd op basis van de enquête gezinsbudget van het NIS – gegevens 2002. 2Analyse van de werkelijk gedane uitgaven op basis van de gegevens die verzameld werden door het Observatoire du Crédit et de l’Endettement over de uitgaven van gezinnen die
beschikken over precaire inkomens, in het kader van de budgetten die werden uitgewerkt in de dossiers van de aanvragers van sociaal krediet en verstrekt door de asbl Osiris-Crédal-Crédit social. Goed om te weten: de toegelichte situaties handelen niet over problematische schuldenlast. De post « varia » wordt quasi altijd gebruikt in de lopende maand en leidt niet tot sparen. Dit is een goede illustratie van de spanning die constant weegt op de consumptiekeuzes van deze gezinnen die continu moeten kiezen welke essentiële behoeften ze zullen voldoen. Minder dan 5 gezinnen uit de hele steekproef hadden op het moment van hun kredietaanvraag een klein bedrag aan spaargeld. De volledige analyse van de budgetten van de gezinnen met onzekere inkomens kan geraadpleegd in het jaarrapport 2004 (uitgave 2005) van het Observatoire du Crédit et de l’Endettement, getiteld « La consommation et le crédit aux particuliers ».
65
Vergelijking van de uitgaven ICP vs. minder gegoed gezin
Vrije tijd
Voeding
25% 23%
Kleding
In verhouding tot het indexcijfer is bij de minder
2%
Elektr., gas, water Woonhuur
¾ Deel van het gezinsbudget (minder gegoed gezin in verhouding tot het ICP) besteed aan...
gegoede gezinnen het budgetdeel dat besteed wordt
12%
aan de huur (of de hypothecaire lening) groter (31% vs. 6%).
8% 7% 2%
Het deel dat besteed wordt aan vrije tijd en aan kleding Gemiddelde uitgaven ICP
6%
6%
Uitgaven minder gegoed gezin
31%
is minder groot in de minder gegoede gezinnen in verhouding tot het ICP. De uitgaven voor voeding (onderhoudsproducten, hygiëne, tabak inbegrepen) en de uitgaven voor elektriciteit, gas en water vertegenwoordigen bij de minder gegoede gezinnen een gelijkaardig deel in verhouding tot het indexcijfer.
Bron: NIS en Observatoire du Crédit et de l’Endettement; Berekening: OIVO
66
Vergelijking van de uitgaven ICP vs. minder gegoed gezin
Medische kosten
Telecom
Vervoerdiensten
Kosten voertuig
Varia
22%
3%
29%
Het deel dat de kosten voor het gebruik van het
8%
2% 1%
2% 3% 3% 4%
¾ Deel van het gezinsbudget (minder gegoed gezin in verhouding tot het ICP) besteed aan... persoonlijk voertuig vertegenwoordigen in het budget van de minder gegoede gezinnen is kleiner dan in het ICP. Het deel dat de medische en farmaceutische kosten, de communicatiekosten en het gebruik van de vervoerdiensten vertegenwoordigen in het budget van de minder gegoede gezinnen is vergelijkbaar met het aandeel ervan in het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Gemiddelde uitgaven ICP Uitgaven minder gegoed gezin
Bron: NIS en Observatoire du Crédit et de l’Endettement; Berekening: OIVO
67
Vergelijking van de uitgaven van gemiddeld gezin vs. minder gegoed gezin Kleding
2%
5%
8%
Woonhuur
Elektr., gas, water
20%
5%
Deel van het budget van de gezinnen (gemiddeld en minder gegoed) dat wordt besteed aan...
De uitgavenposten in de gezinsbudgetten verhouden zich
Voeding
2%
Vrije tijd
¾
25% Uitgaven gemiddeld gezin
8%
Uitgaven minder gegoed gezin
21%
31%
verschillend naar gelang van de sociale situering van het gezin. Het deel van het budget dat wordt besteed aan de woonhuur (of hypothecaire lening) bedraagt ongeveer 21% bij de gemiddelde gezinnen en 31% bij de minder gegoede gezinnen. Het deel dat besteed wordt aan vrijetijdsbestedingen en aan kleding is kleiner in de minder gegoede gezinnen. De uitgaven voor voeding (incl. onderhoudsproducten, hygiëne, tabak) en voor elektriciteit, gas en water maken een iets kleiner deel uit van het budget bij de gemiddelde gezinnen dan bij de minder gegoede gezinnen.
Bron: NIS en Observatoire du Crédit et de l’Endettement; Berekening: OIVO
68
Vergelijking van de uitgaven van gemiddeld gezin vs. minder gegoed gezin ¾
Telecom
2% 2%
Medische kosten
2% 1%
3% 4%
Kosten voertuig
Vervoerdiensten
Varia
22%
3%
27%
Het deel dat de kosten voor het gebruik van het
7%
Deel van het budget van de gezinnen (gemiddeld en minder gegoed) dat besteed wordt aan...
persoonlijk voertuig vertegenwoordigen in het budget van de gemiddelde gezinnen is groter dan in het budget van de minder gegoede gezinnen. Het deel dat medische en farmaceutische kosten, de kosten voor communicatie en de kosten voor vervoerdiensten vertegenwoordigen in het gezinsbudget is quasi gelijk in de gemiddelde gezinnen en in de minder gegoede gezinnen.
Uitgaven gemiddeld gezin Uitgaven minder gegoed gezin
Bron: NIS en Observatoire du Crédit et de l’Endettement; Berekening: OIVO
69
Vergelijking van de uitgaven van een gemiddelde vrijgezel vs. minder gegoede vrijgezel Vrije tijd Telecom Kleding Medische kosten
¾
21 €
297 €
27 € 52 € 17 €
Woonhuur
Ongeacht welke uitgave geanalyseerd wordt,
Uitgaven minder gegoede vrijgezel
69 €
21 € 71 €
175 €
Voeding Verwarming, water, verlichting
Uitgaven gemiddelde vrijgezel
264 €
79 € 96 € 268 €
466 €
Deel van het budget van de vrijgezellen (gemiddelde en minder gegoede) dat wordt besteed aan...
geven de minder gegoede vrijgezellen altijd minder uit dan een gemiddelde vrijgezel en de verschillen kunnen soms heel groot zijn : Een derde minder voor voeding, 40% minder voor woonhuur, 50% minder voor telefonie, 3 maal minder voor medische kosten, 14 maal minder voor vrije tijd.
Bron: NIS en Observatoire du Crédit et de l’Endettement
70
Is het ICP benadelend geweest voor de minder gegoede gezinnen? • De vergelijking van de uitgaven van de Belgische gezinnen en de uitgaven waarmee rekening wordt gehouden voor het ICP toont aan dat de verdeling die het ICP voorstelt niet overeenstemt met de werkelijke situatie van bepaalde gezinnen en dat die verdeling zelfs nadelig kan uitvallen voor de minder gegoede gezinnen (MGG) voor wat betreft de uitgaven voor woonhuur, die ondergewaardeerd worden in de index van de consumptieprijzen. • De gezondheidsindex (die wordt gevolgd voor de indexering van de wedden en de sociale uitkeringen) stijgt minder snel dan de prijzenindex. Sommige uitgaven hebben een grotere gecumuleerde inflatie doorgemaakt dan de gemiddelde gecumuleerde inflatie (31% voor de post elektriciteit, gas en water; 20% voor voeding; meer dan 40% voor de kosten van het eigen voertuig). • Daarom is het, voor het kunnen beschikken over een preciezere indicator, noodzakelijk om een specifiek indexcijfer van de consumptieprijzen te ramen op basis van de reële consumptie van de gezinnen en van de samenstelling ervan. • Door deze indexen te vergelijken met de gezondheidsindex en de afgevlakte gezondheidsindex is het mogelijk om de evolutie van de koopkracht op 10 jaar te berekenen. 71
Het budget van een minder gegoed gezin (1 volwassene + 1 kind) 2%, me disc he 2%, vrije tijd koste n 3%, kle ding 3%, te le c om
¾ Minder gegoed gezin: 1 volwassene en 1 kind 2%, ve rvoe rdie nste n
De belangrijkste uitgavenposten van de gezinnen 30%, woonhuur
3% , kost en a ut o
10%, e le ktric ite it, g as, w ate r
21%, varia
24%, voe ding
van type 1 zijn de woonhuur, de voeding, de kosten voor verwarming, elektriciteit, water. 3% van het budget wordt besteed aan de kosten voor het persoonlijk voertuig (onderhoud, brandstof,...), aan kleding en aan telecommunicatie. 2% wordt besteed aan de medische kosten en aan de vervoerdiensten en vrijetijdsbestedingen. Het gemiddeld inkomen wordt geraamd op 1.077 €/maand.
Berekening: OIVO en Observatoire du Crédit et de l’Endettement
72
Het budget van een minder gegoed gezin (2 volwassenen) 2%, te le c om 3%, kle ding
, koste n auto
¾ Minder gegoed gezin: 2 volwassenen
2%, vrije tijd 1%, ve rvoe rdie nste n
De belangrijkste uitgavenposten van de gezinnen 28%, voe ding
6% , m edische kost en
9%, e le ktric ite it, g as, w ate r
20%, varia
26%, w oonhuur
van type 2 zijn de woonhuur, de voeding, de kosten voor verwarming, elektriciteit, water. 6% van het budget wordt besteed aan de medische en farmaceutische kosten en 4% aan de kosten voor het gebruik van het voertuig. 3% wordt besteed aan kleding en 2% aan telecommunicatie en aan de vrije tijd. 1% van het budget wordt besteed aan de vervoersdiensten. Het gemiddeld inkomen wordt geraamd op 997 €/maand.
Berekening: OIVO en Observatoire du Crédit et de l’Endettement
73
Het budget van een minder gegoed gezin (2 volwassenen + 2 kinderen) 2%, telec om 2%, me disc he kosten
¾ Minder gegoed gezin : 2 volwassenen en 2 kinderen
2%, vrije tijd 1%, vervoerdie nste n
De belangrijkste uitgavenposten van de gezinnen
3%, kle ding 4% , kost en auto
29%, w oonhuur
10%, e lektric iteit, g as, w ater
19%, varia 28%, voeding
van type 3 zijn de woonhuur, de voeding, de kosten voor verwarming, elektriciteit, water. 4% van het budget wordt besteed aan de kosten voor het gebruik van het voertuig en 3% aan kleding. 2% wordt besteed aan vrije tijd, aan medische en farmaceutische kosten en aan telecommunicatie. 1% wordt besteed aan de vervoerdiensten. Het gemiddeld inkomen wordt geraamd op 1.209 €/maand.
Berekening: OIVO en Observatoire du Crédit et de l’Endettement
74
Het budget van een minder gegoede vrijgezel(lin) (1 volwassene) 2%, kle ding 2%, vrije tijd 3%, me disc he koste n
2%, koste n auto
¾ Minder gegoed gezin : 1 volwassene 2%, ve rvoe rdie nste n
De belangrijkste uitgavenposten van de gezinnen 33%, w oonhuur
3% , t elecom
8%, e le ktric ite it, g as, w ate r
22%, varia
24%, voe ding
van type 4 zijn de woonhuur, de voeding, de kosten voor verwarming, elektriciteit, water. 3% van het budget wordt besteed aan telecommunicatie en aan medische kosten. 2% wordt besteed aan vrije tijd, aan kleding, aan de vervoerdiensten en aan het persoonlijk voertuig. Het gemiddeld inkomen wordt geraamd op 732 €/maand.
Berekening: OIVO en Observatoire du Crédit et de l’Endettement
75
Het budget van een minder gegoede vrijgezel(lin) (1 volwassene) ¾ Minder gegoed gezin : 1 volwassene die het sociaal integratie-inkomen (SII) krijgt
2%, medisc he 2%, te le c om kosten 2%, vrije tijd
2%, kleding
3%, koste n auto
De belangrijkste uitgavenposten van de gezinnen 35%, w oonhuur
3% , v erv oerdien st en
4%, e le ktric ite it, g as, w ater
22%, voeding
26%, varia
van type 5 zijn de woonhuur, de voeding, de kosten voor verwarming, elektriciteit, water. 3% van het budget wordt besteed aan de vervoerdiensten en aan het persoonlijk voertuig; en 2% aan telecommunicatie, aan de vrije tijd, aan medische kosten en aan kleding. Het gemiddeld inkomen wordt geraamd op 626 €/maand.
Berekening: OIVO en Observatoire du Crédit et de l’Endettement
76
Specifieke indexen van de consumptieprijzen MGG (2Vw)
119,96
MGG (2Vw, 2K)
119,91
MGG (1Vw, 1K)
119,32
Gemiddeld gezin
118,99
ICP
118,90
MGG (1 Vw)
118,73
MGG (1Vw SII)
118,60
Gezondheidsindex
116,91
Afgevlakte GI
116,71
¾ Indexen berekend op basis van de samenstelling van de gezinnen en van hun consumptie.
De berekening van de specifieke index toont aan dat
niet alle gezinnen gelijk zijn voor de inflatie. En dat de kost van de uitgaven hoger ligt bij de minder gegoede gezinnen en altijd hoger is dan de afgevlakte gezondheidsindex, die nochtans het instrument is dat gebruikt wordt voor het aanpassen van de ambtenarenwedden en de sociale uitkeringen aan de levensduurte.
Berekening: OIVO
77
Verlies aan koopkracht 1996-2005 MGG (2Vw) MGG (2Vw, 2K) 2,61
MGG (1Vw, 1K) Ambtenaren
2,28
Loontrekkers
2,08
MGG (1Vw)
2,02
MGG (1Vw SII)
1,89
3,25
¾ Door verschil tussen de gezondheidsindex (GI) en de afgevlakte gezondheidsindex en de reële stijging van de prijzen.
3,2
Sinds 1996 is de koopkracht van de Belgische
consument erop achteruitgegaan. Dat effect is echter niet voor alle consumenten even sterk. De minder gegoede gezinnen zonder sociaal integratieinkomen en bestaande uit 2 personen en meer zijn het meest benadeeld: zij verliezen tussen 2,61% en 3,25% van hun koopkracht. De ambtenaren verliezen 2,28% en de loontrekkers 2,08%. Het minst benadeeld zijn de minder gegoede vrijgezellen of wie een sociaal integratie-inkomen krijgt.
Berekening: OIVO
78
Evolutie van de koopkracht 1996-2005 • Het voorbije decennium wordt gekenmerkt door afbrokkeling van de koopkracht. Op kwantitatief vlak raakt deze afbrokkeling alle lagen van de bevolking, maar niet in dezelfde mate. • Te meer daar de analyse van de indexen niet in alle gevallen toelaat om met extreme situaties rekening te houden. Zo hebben de vrijgezellen met de kleinste inkomens en die een sociaal integratie-inkomen ontvangen het minst aan koopkracht ingeboet. Is dat paradoxaal? Nee, want deze consumenten geven weinig uit voor voeding, verwarming, elektriciteit, enzovoort. En doordat er geen consumptie is, hebben de statistieken ook geen nut meer. • Deze kwantitatieve gegevens mogen niet doen vergeten welke negatieve effecten er zijn voor de kleinste inkomens. Bijvoorbeeld: wanneer een verarmde consument een derde minder uitgeeft voor voeding, 40% minder voor de woonhuur, 50% minder voor telefonie, 3 maal minder voor medische kosten, 14 maal minder voor vrije tijd, dan mag men zich terecht afvragen welke consumptiekeuzes hij of zij maakt of nog kan maken: goedkope producten, huisvesting van povere kwaliteit, medische shopping, beperking of zelfs stopzetting van elke sociale activiteit of vrijetijdsbesteding. 79
5. De impact van de euro : agenda • • • • • • • • •
De euro en de perceptie van de consumenten De stijging van de prijzen tijdens de introductiefase van de euro (2000-2002) De prijzen in euro evalueren, een uitdaging voor de consument De magische prijzen De ronde prijzen De psychologische prijzen De integratie van de decimalen De euro en de aanduiding van de prijzen Heeft de euro de levensduurte de hoogte ingejaagd?
80
De euro en de perceptie van de consumenten • Rekenen in euro • De overschakeling naar een nieuwe munt is altijd moeilijk. Zo wees de eurobarometer uit dat in 2003, twee jaar na de invoering van de euro, nog maar bijna 1 op de 2 Belgen (54%) denken en rekenen in euro als ze boodschappen doen; en slechts 11% voor de grote aankopen (huis, auto, enz.).
• Perceptie van de euro • De Europeanen vinden dat de euro gelijkstaat met prijsstijgingen. Vandaag de dag, in het derde jaar van het eurogebruik, zeggen maar 47% van de Europeanen dat ze tevreden zijn over hun nieuwe munt. Voor de ontevreden Europeanen is de belangrijkste reden (78%) de stijging van de prijzen die uit de introductie van de euro is voortgevloeid: die mening vinden we vooral bij de vrouwen (80%) en de jongeren (83%). • In 2005 zegden 93% van de Europeanen dat de euro de prijzen de hoogte ingejaagd heeft (81% in België). Ook al is de werkelijkheid soms helemaal anders. 81
De stijging van de prijzen tijdens de introductiefase van de euro (2000-2002) 18%
Onderhoudsproducten
16%
Water
12%
Brandstof en kosten voor auto
10%
Voeding
8% 8%
Woonhuur Elektriciteit en brandstoffen
6% 6%
Medische en farmaceutische kosten Verwarmingstoestellen Vervoerdiensten Werkinstrumenten
De stijging van de prijzen tijdens de twee jaren vóór de
9%
Hygiëne
Kleding en schoenen
¾ Reële stijging van de prijzen
euro had vooral betrekking op de verbruiksgoederen zoals de producten voor onderhoud en hygiëne, het water, de kosten voor auto’s of de voeding. Globaal genomen is de inflatie heel beperkt gebleven en is ze niet hoger opgelopen dan gemiddeld 3% per jaar.
3% 3% 3%
2% Vrije tijd en cultuur 2%
Klein en groot el materiaal
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
82
De stijging van de prijzen tijdens de introductiefase van de euro (2000-2002) • Beperkte en geanticipeerde prijsstijgingen • Er zijn prijsstijgingen geweest in de Horeca, in de dienstensector (banken, verzekeringen, vervoer, parking, enz.) of de vrijetijdssector (zwembaden, bioscoop, voetbal). Op het moment van de omschakeling hebben de meeste winkeliers en dienstverstrekkers geprobeerd om de prijzen af te ronden. In de Horeca hebben afrondingen geleid tot een prijsstijging van 9% à 18% in bepaalde etablissementen. • Tussen 25 december 2001 en 25 januari 2002 waren er geen prijsverschillen die te wijten waren aan de omschakeling, dit dankzij onder andere de strikte controles van de FOD Economie. Daar staat tegenover dat bepaalde prijzen geanticipeerd hebben op de overgang naar de euro en vooral gestegen zijn vóór de introductie van de euro, tussen juli en september 2001, gemiddeld met 1,5%.
• Prijswijzigingen • In 2002 waren 25% van de prijzen aan het dalen omdat de euro zorgde voor prijswijzigingen. Globaal hebben 75% van de producten een prijsverandering ondergaan, ofwel naar omhoog (50%), ofwel naar beneden (25%). In de grootwarenhuizen, bijvoorbeeld, zagen we een tendens om de prijzen te doen zakken. De distributeurs hebben dus allemaal strategieën ontwikkeld die erin bestaan de kosten te drukken door deze voor een deel door de producenten te doen betalen. Vandaag stellen ze « rode prijzen » voor of goedkopere huismerken zoals « Nr. 1 » van Carrefour of « 365 » van Delhaize.
83
De prijzen in euro evalueren: een uitdaging voor de consument • De prijsveranderingen naar omhoog en naar beneden alleen zijn geen afdoende verklaring voor de moeilijkheden die de consumenten blijkbaar hebben op de prijzen in euro te evalueren. • Merk ook op dat sinds de vrijmaking van de broodprijs, ondanks de beloften van de toenmalige minister van Economie, sommige afgeleide producten (zoals pistolets, speciale broden en kramikskes) een grote prijsstijging hebben ondergaan. • Magische prijzen, ronde prijzen, psychologische prijzen en het probleem met decimalen integreren verklaren mee die moeilijkheden. Te meer daar de stijging van prijzen van producten die regelmatig gekocht worden door de consumenten, zoals een pint of een portie friet, sterk in de media werden uitgesmeerd en zodoende de perceptie van de consumenten fel hebben beïnvloed.
84
De magische prijzen 1 ¾ Hoe berekenen de consumenten de prijs?
Voor de invoering van de euro was het gebruik
van magische prijzen (d.i. prijzen die op een 8 of een 9 eindigen) een courant verschijnsel. Toen de euro werd geïntroduceerd, werden de magische prijzen uitgedrukt in Belgische frank en daarna omgerekend in euro. Het prijsbesef van de consument werd helemaal verstoord. Nochtans zijn de consumenten heel gevoelig (en vatbaar) voor zulke prijzen.
Bron: OIVO
85
De magische prijzen 2 ¾ Hoe berekenen de consumenten de prijs?
Vandaag de dag stellen de producenten en
distributeurs opnieuw magische prijzen in euro voor. Er zijn dus meerdere jaren verlopen tussen de overschakeling naar de euro en het verkrijgen van een nieuw prijsbesef.
Bron: OIVO
86
De ronde prijzen 1 ¾ Hoe berekenen de consumenten de prijs?
Voor de invoering van de euro was het gebruik
van ronde prijzen (prijzen laten eindigen op 0 of 5) heel courant. Bij de invoering van de euro werden de ronde prijzen uitgedrukt in Belgische frank en daarna omgezet in euro. Daardoor werd het prijsbesef van de consument helemaal in de war gestuurd. Nochtans zijn de consumenten heel gevoelig voor het aankopen van producten met ronde prijzen.
Bron: OIVO
87
De ronde prijzen 2 ¾ Hoe berekenen de consumenten de prijs?
Vandaag de dag stellen de producenten en
distributeurs opnieuw ronde prijzen in euro voor. Er zijn dus meerdere jaren verstreken tussen de overschakeling naar de euro en het verkrijgen van een nieuw prijsbesef.
Bron: OIVO
88
De psychologische prijzen Voor de komst van de euro, wanneer een benzinestation een prijsverschil van 40 centimes (van een frank) per liter brandstof uitstalde, koos de consument voor de goedkoopste benzinepomp. Vandaag verandert de consument niet van brandstofleverancier als er een verschil is van 1 eurocent. Nochtans is dat verschil groter dan de 40 centimes van een frank (40,3399). De benzinestations stellen vandaag de dag een dubbele prijsaanduiding voor: de brandstofprijzen zijn uitgedrukt in euro, de kortingen in eurocent.
¾ Hoe berekenen de consumenten de prijs?
De psychologische prijs komt overeen met de vork
van de maximum- en minimumprijs die de consument bereid is voor een product te betalen. Opdat die prijs betekenisvol zou zijn, moet de consument beschikken over stabiele referenties. De komst van de euro, die de referentieprijzen door 40 deelde, heeft het besef van de consument aangaande de referentieprijzen helemaal in de war gestuurd.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
89
De integratie van de decimalen Voor de komst van de euro, wanneer een benzinestation een prijsverschil van 40 centimes (van een frank) per liter brandstof uitstalde, koos de consument voor de goedkoopste benzinepomp. Vandaag verandert de consument niet van brandstofleverancier als er een verschil is van 1 eurocent. Nochtans is dat verschil groter dan de 40 centimes van een frank (40,3399). De benzinestations gebruiken vandaag de dag een dubbele prijsaanduiding: de brandstofprijzen zijn uitgedrukt in euro, de kortingen in eurocent.
¾ Hoe berekenen de consumenten de prijs?
De consument is geneigd om alles na de komma
te « vergeten » en om af te ronden. Maar bij afronding tussen 1,5 frank en 2 frank is het verschil een stuk kleiner dan bij afronding tussen 1,50 euro en 2 euro. De meeste consumenten integreren de decimalen niet in hun berekeningswijze. De gewoonte om naar boven af te ronden zorgt ervoor dat men denkt dat de prijs gestegen is.
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
90
De euro en de aanduiding van de prijzen • Van in het begin van 2001 heeft de vermelding van het alternatief in € de distributeurs er zoveel mogelijk toe gedreven om de twee tabellen te gebruiken en de prijzen in Belgische frank en in euro te situeren met oog voor de logica van de magische prijzen en van de ronde prijzen. • Vanaf de tweede helft van 2001 zijn de distributeurs meer en meer de referentie in euro beginnen gebruiken als de psychologische prijs. De positionering van de ronde prijzen of magische prijzen werd in euro toegepast, maar de vertaling in de plaatselijke munt bleef het effectief gevraagde bedrag. • De dubbele aanduiding van de prijzen is nog tot meerdere maanden na de invoering van de euro blijven voortduren. • Het was wachten tot 2004 en vooral 2005 voordat de magische prijzen, psychologische prijzen en ronde prijzen in euro opgenomen werden in het prijsreferentiekader van de consument. • Tal van consumenten blijven evenwel kampen met de moeilijkheid om de prijs « inclusief decimalen » te assimileren.
91
Heeft de euro de levenskost de hoogte ingejaagd? • Het antwoord is manifest negatief, ook al is er bij de consument een overduidelijke perceptie van een stijging van de prijzen. Daarvoor zijn meerdere redenen aan te halen : • Talloze prijswijzigingen (naar omhoog en naar beneden). • Een prijsstijging voor bepaalde veel gekochte, courante verbruiksgoederen, maar die niet essentieel zijn in de uitgaven (zoals tabak, alcohol of sommige voedingsproducten). • Een volkomen gewijzigd prijsreferentiekader. Het referentiesysteem van de Belgen evolueert niet constant in de tijd. Zo vergelijkt de consument de huidige prijzen met de laatste prijzen in de nationale munt. Maar die prijzen dateren ondertussen al van meerdere jaren terug. En de inflatie heeft daarbij haar werk al gedaan. • Een socio-economische situatie die erop achteruitgegaan is voor bepaalde consumenten. De statistische indicators van de prijzenevolutie lopen over het algemeen niet gelijk met de evolutie van de consumptiegewoonten en worden niet meer aangepast. Welke producten door de consumenten gekocht worden, staat niet meer zo vast als vroeger. Dat zorgt voor een vergelijkingsprobleem. Het heeft geen zin de evolutie van de prijs van meel te monitoren als de consumenten toch alleen maar kant-en-klare producten kopen. • Een reële stijging van de prijzen van sommige producten die ofwel relatief meer gebruikt worden door de minst gegoede gezinnen (brandstof, voeding, enz.), ofwel als referentie dienden (bier, sigaretten, brandstof, …).
92
6. Interne vraag en koopkracht • De interne vraag beïnvloedt de economische groei. En de bescherming van de koopkracht is noodzakelijk voor de private consumptie, een belangrijk aspect van de interne vraag, die op haar beurt zelf een belangrijk bepalend element is voor de groei van de tewerkstelling, ook al spelen de internationale uitwisselingen en de technologie een belangrijke rol sinds de jaren ’80 en ’90. • De huidige monetaire omstandigheden zijn interessant, met een historisch lage kortetermijnen langetermijnrente. En de huidige context is gunstig voor investeringen. Maar ook al gaan de investeringen van particulieren vooruit, toch lijken de private ondernemers die trend niet te volgen. De zwakte van die investeringen is te verklaren aan de hand van de onzekerheid van de vraag. Vandaar dat een sterke interne vraag zo belangrijk is.
93
De koopkracht ondersteunt de economische heropleving • Momenteel is de bijdrage aan de groei van de investeringen en van de private consumptie, die de twee belangrijkste elementen zijn van de interne vraag, nog te onstabiel gebleven om te kunnen spreken van een economische heropleving. • Voor de inkomsten uit werk geldt dat ze een regelmatige groei hebben gekend in de loop van de voorbije 10 jaar. Die groei werd ondersteund dankzij de indexering van de wedden, ook al is er wat van de koopkracht afgeknaagd. • Daar staat tegenover dat de financiële activa van de particulieren (beleggingen) in deze eerste 10 jaar een grotere groei hebben gekend. De grafiek die volgt vergelijkt de evolutie van de inkomsten uit werk en uit kapitaal.
94
Vergelijking van de evolutie van de inkomsten uit werk en uit kapitaal ¾ Evolutie van de inkomsten uit werk en uit kapitaal 130 125
De inflatie herverdeelt het patrimonium in het
120 115 110 105
100 95
nadeel van het werk. Ze erodeert de waarde van de niet-geïndexeerde nominale activa, maar heeft geen effect op de waarde van de reële activa (onroerende goederen, duurzame goederen, vreemde munten, edelmetalen). Ze draagt rijkdom van de renteniers over op de kredietnemers voor zover de reële rentetarieven negatief worden.
90 1997 1997 1998 1999 2000 2000 2001 2002 2003 2003 2004 2005
Wedden bedienden
Financiële activa van particulieren
Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
95
7. Conclusies • De stijging van de prijzen • De analyse van de evolutie van de index van de consumptieprijzen (ICP) toont aan dat de prijzen globaal een stijging hebben doorgemaakt van 19% in de voorbije 10 jaar. • De meeste basisvoedingswaren en courante verbruiksgoederen hebben evenwel een prijs-stijging ondergaan die hoger ligt dan het gemiddelde, terwijl de duurzame aankopen (telecommunicatie, elektrische huishoudapparaten, vrije tijd, hifi, werkgereedschap) en enkele courante verbruiksgoederen (dranken, conserven, kleding, schoenen) een beperkte prijsstijging of een prijsdaling hebben doorgemaakt.
• De euro • In tegenstelling tot wat de consumenten denken, heeft de euro de levenskost niet de hoogte ingejaagd, ook al zijn de prijzen van bepaalde courante verbruiksgoederen gestegen voordat de euro werd ingevoerd. • De consumenten hebben hun prijzenreferentiekader ook zien veranderen en er zullen vele jaren nodig zijn om elke verwijzing naar de Belgische frank overbodig te maken. 96
Conclusies • De koopkracht • De gemaakte analyses tonen aan dat de koopkracht erop achteruitgegaan is in de loop van de voorbije 10 jaar. Maar dat effect is niet voor alle consumenten even groot. • Zo worden de minder gegoede gezinnen zonder sociaal integratie-inkomen en bestaande uit 2 personen en meer het meest benadeeld: zij verliezen tussen 2,61% en 3,25% aan koopkracht. • De ambtenaren verliezen 2,28% en de loontrekkers 2,08%. De minst benadeelden zijn de minder gegoede vrijgezellen of wie een sociaal integratie-inkomen krijgt, ongetwijfeld dankzij de ontwikkelde beschermingsmechanismen. Daar staat tegenover dat de mensen met financiële inkomsten hun activa hebben zien toenemen in diezelfde tijdsspanne en dat zij zodoende hun koopkracht veilig hebben kunnen stellen.
• De duale consumptie is vandaag de dag overduidelijk een feit. Vooral wanneer de inkomens nauwelijks toelaten om het hoofd boven water te houden en mensen verplichten om goedkope producten te kopen, om een tijdelijke of povere woning te betrekken, om aan medische shopping te doen of elke sociale activiteit of vrijetijdsbesteding te beperken of zelfs te laten vallen. Dit is des te erger omdat de kleinste tegenslag deze uitsluiting nog bespoedigt.
97
Olivier Jéruzalmy L'Observatoire du Crédit et de l'Endettement Asbl Place Albert 1er, 38, B- 6030 Marchienne-au-Pont Tel. : +32 (0)71.33.12.59 Fax : +32 (0)71.32.25.00 www.observatoire-credit.be
[email protected]
Verantwoordelijke uitgevers : Marc Vandercammen OIVO Stichting van openbaar nut Paapsemlaan 20 - 1070 BRUSSEL Tel. 02/547.06.11 - Fax. 02/547.06.01 www.oivo.be
[email protected] Uitgave 2006 Catalogusref. – 786-06 D 2006-2492-3 ©OIVO Prijs : 96 € Overnames voor niet-commercîële doeleinden toegestaan mits bronvermelding.
98