Dossieranalyse De heer Brood
Inhoud 1.
2.
Aanleiding & Vraagstelling ........................................................................................................ 3 1.1
Aanleiding ............................................................................................................................. 3
1.2
Vraagstelling ......................................................................................................................... 3
Analyse........................................................................................................................................... 3 2.1 Voorgeschiedenis........................................................................................................................ 3 2.2 Reactie op basis van dossier ...................................................................................................... 4 2.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 6
3.
Besparing ....................................................................................................................................... 6
4.
Conclusie........................................................................................................................................ 8
5.
Stappenplan................................................................................................................................... 9
6.
Tot slot .......................................................................................................................................... 10
1. Aanleiding & Vraagstelling 1.1 Aanleiding Deze analyse is opgesteld naar aanleiding van de dossierbespreking die plaatsvond op 15 maart jongstleden tussen Mw. A. Spijs, Hoofd P&O van Het Warme Bolletje en Anne Polak, consultant.
1.2 Vraagstelling De vraagstelling van in dit dossier is tweeledig en als volgt te formuleren: Hoe kunnen wij de financiële schade voor Het Warme Bolletje, die voortvloeit uit de beslissing van het UWV om een loonsanctie op te leggen, zoveel mogelijk beperken? Op welke wijze geven wij goede invulling aan onze (re-integratie)verplichtingen uit hoofde van de verplichte verlenging loondoorbetaling en hoe kunnen wij de periode van deze verlengde loondoorbetalingsverplichting zo veel mogelijk beperken. Hierbij rekening houdend met ons eigenrisicodragerschap voor de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten).
2. Analyse 2.1 Voorgeschiedenis De heer Brood (hierna te noemen werknemer) treedt op 19 november 1991 in dienst van Het Warme Bolletje. Op 2 februari komt hij, in de functie van Medewerker Balie, uit te vallen als gevolg van beperkingen aan het bewegingsapparaat. Hij is dan 53 jaar. Vanuit de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet Verbetering Poortwachter, begeleidt Het Warme Bolletje het re-integratietraject. In bijlage 1 is een samenvatting opgenomen van de stappen die in dit traject worden genomen.
mogelijkheden zijn bepaald door de bedrijfsarts, na melding van de toegenomen klachten in september en per datum actueel oordeel. De verzuimbegeleiding is niet adequaat geweest, waardoor de re-integratie niet adequaat aangestuurd kon en kan worden.
Dossieranalyse de heer Brood
Het UWV besluit tot een loonsanctie op basis van het feit dat er geen recente functionele
3
UWV benoemde de te ondernemen acties en achten na reparatie een bevredigend reintegratieresultaat aanwezig als: -
werknemer werkt in werk dat min of meer aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden binnen het eigen bedrijf, of
-
werknemer werkt met zijn toestemming buiten het bedrijf
-
werknemer werkt in werk met een loonwaarde van tenminste 65% van het oorspronkelijke loon mits dit werk structureel is, of
-
-er is een adequaat re-integratietrajecht naar ander werk bij een andere werkgever afgerond.
2.2 Bevindingen op basis van dossier Aanvankelijk wordt in het traject van de heer Brood door Het Warme Bolletje de regierol goed opgepakt. De verzuimmelding is op tijd. Aan de arbodienst wordt, vanwege een frequent verzuim in het verleden, verzocht de werknemer met spoed op te roepen. Na een intake met, naar wij aannemen, een arbo-verpleegkundige, wordt werknemer ook vlot door de bedrijfsarts gezien. Deze acht werknemer, in afwachting van verder diagnostisch onderzoek, volledig arbeidsongeschikt. Vanuit de Wet Verbetering Poortwachter zal in het begin van een traject, de het reintegratiebureau vooral moeten liggen op terugkeer in eigen (eventueel eerst aangepast) werk. Hoe langer iemand ziek is, hoe meer er ook door de werkgever gekeken zal moeten worden naar ander passend werk binnen de organisatie, ook in een situatie van inkrimping. Bij het ontbreken van passend werk zal de werknemer begeleid moeten worden naar ander werk bij een andere werkgever. In het dossier van de heer Brood ligt het aandachtspunt binnen de verzuimbegeleiding door Het Warme Bolletje bij de termijnenbewaking. Ter illustratie hieronder een aantal termijnen in dit dossier die door termijnbewaking mogelijk ingekort hadden kunnen worden: Diagnose:
volledige diagnose. Door het inschakelen van een diagnostische interventie (bijvoorbeeld een privé kliniek) kan een diagnose, met meewerken van de werknemer, eerder gesteld worden. Hierin kan Het Warme Bolletje een actieve rol spelen, door dit te faciliteren.
Dossieranalyse de heer Brood
De heer Brood is heel lang volledig arbeidsongeschikt bevonden, in afwachting van een
4
Passende arbeid: De volledige arbeidsongeschiktheid is lang gehandhaafd. Toch geeft het dossier soms de indruk dat er wellicht wel mogelijkheden waren. Dit kan Het Warme Bolletje concreet maken door de vraag aan de bedrijfsarts te stellen “heeft de werknemer functionele mogelijkheden en zo ja, wat zijn deze?”. Re-integratierichting: Op 3 februari wordt in de 1e jaars evaluatie van de Probleemanalyse aangegeven, “dat terugkeer naar eigen werk waarschijnlijk niet haalbaar is en de inzet van een arbeidsdeskundige wordt geïndiceerd” . Pas op 12 april wordt dan de arbeidsdeskundige rapportage aangeleverd (het UWV acht 6 weken maximaal tussen indicatie en uitvoering hiervan). Per deze datum wordt ook de indicatie van de arbeidsdeskundige van de inzet van begeleiding naar ander werk bij een andere werkgever (2e spoor) bij Het Warme Bolletje bekend. Op 3 mei vindt de intake bij het re-integratiebureau plaats. Dit is een acceptabele termijn. De start van het traject is dan echter pas op 13 juli (6 weken later, wat te lang is). Verzuimbegeleiding: De heer Brood wordt vanaf 22 april niet meer gezien door de bedrijfsarts. Gelet op zijn medische situatie is het aan te raden om, al mogen de tussenliggende termijn wel wat langer zijn, hem geregeld op te roepen in plaats van pas weer bij de WIA- aanvraag. Dit is iets wat Het Warme Bolletje kan initiëren naar de bedrijfsarts. Bijsturen op wijzigingen: Wat het UWV echter vooral in haar sanctiebeslissing aankaart als reden voor de sanctie is het feit dat er, toen er eind september toegenomen klachten geconstateerd werden, niet opnieuw functionele mogelijkheden zijn opgegeven op basis waarvan het re-
Dossieranalyse de heer Brood
integratiebureau haar traject gegrond kon (bij-)sturen.
5
2.3 Conclusie De beslissing van het UWV om een sanctie op te leggen lijkt terecht te zijn en een succesvol bezwaar lijkt daarmee in eerste instantie weinig kans van slagen te hebben.
3. Besparing In bijlage 2 is de benadering van de maximale schade opgenomen. Deze is opgesteld op basis van de gegevens die ons nu bekend zijn. Hierin zijn de eventuele schade die uit andere regelingen voortvloeien niet meegenomen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan WIAaanvullingsregelingen en de pensioenregeling. De verzekeraar(s) waar deze regelingen zijn ondergebracht zijn financieel belanghebbend en daarmee ook mogelijk financieringsbronnen voor het verdere re-integatietraject van de heer Brood. A) 1e twee ziektejaren De eerste periode van 2 jaar loondoorbetaling is voorbij en hierop is geen besparing meer te behalen. Wel kan gekeken worden of er wellicht bij de verzekeraar van het WGA Eigenrisicodragerschap een vergoeding in de (nog te maken) kosten van het reintegratiebureau kan worden verkregen. B) Sanctiejaar De schade van het sanctiejaar drukt rechtstreeks op de kosten van Het Warme Bolletje. Deze verplichte loondoorbetaling kan niet geclaimd worden op een verzekering. Het terugbrengen van de duur van de sanctie is dus een één-op-één besparing. Gebaseerd op de beslissing van het UWV is de meest doeltreffende wijze om de loonsanctie in te korten, het zo spoedig mogelijk uitvoeren van de door hen benoemde reparatie acties. Een 2-tal mogelijkheden: 1. Bezwaar, vanwege volledige arbeidsongeschiktheid Een succesvol bezwaar op deze gronden lijkt vooralsnog niet aan de orde. Uit de opgave Brood op basis van de bestaande functionele mogelijkheden niet in staat zal zijn minimaal 20% van zijn oorspronkelijke loon te kunnen verdienen (wat een arbeidsdeskundige zal moeten beoordelen). In deze situaties kan er op basis van deze gegevens onderbouwd een bezwaar worden aangetekend tegen de beslissing van het UWV. Per slot van rekening kan een werkgever geen re-integratie inspanningen verrichten bij iemand die volledig arbeidsongeschikt is en kan er dan ook geen sanctie worden opgelegd als gevolg van onvoldoende re-integratie inspanningen. Het is wel zaak dat de opgave van functionele mogelijkheden en eventueel de arbeidsdeskundige beoordeling voor 11 april 2011 bij Het Warme Bolletje binnen zijn.
Dossieranalyse de heer Brood
van functionele mogelijkheden kan blijken dat deze er niet zijn. Ook kan blijken dat de heer
6
Weliswaar ligt de bezwaartermijn vast op 15 april 2011, echter er zal ook tijd moeten zijn om het onderbouwd bezwaar naar het UWV te verzenden. Het advies is om een pro-forma bezwaar aan te tekenen. Het UWV geeft dan de datum op waarvoor de onderbouwing aangeleverd dient te zijn. 2. Re-integratie, bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid Verder zal, als blijkt dat er wel functionele mogelijkheden zijn en dat deze eveneens resulteren in arbeidsmogelijkheden, de heer Brood verder begeleid moeten worden naar ander werk. Het UWV hanteert de norm dat een re-integratiebureau minimaal 6 maanden nodig heeft om tot een definitief re-integratieresultaat te kunnen komen. In de situatie van de heer Brood zou het te onderbouwen moeten zijn dat hij, inmiddels vanaf juli tot en met oktober, dus 4 maanden, begeleid is en dat hij dus nog 2 maanden actief begeleid moet worden. Vanuit deze gedachte is het de moeite waard om na 2 maanden begeleiding het UWV te verzoeken de loonsanctie te stoppen en over te gaan tot de WIA beoordeling. Ook in deze situatie is het van belang zo spoedig mogelijk de functionele mogelijkheden inzichtelijk te hebben met een arbeidsdeskundige beoordeling, zodat het re-integratiebureau verder kan met het traject en de genoemde 2 maanden zo spoedig mogelijk kunnen gaan lopen. C) WGA uitkeringsperiode Een WGA-uitkeringsschade wordt vergoed door de betreffende verzekeraar. Zij vergoeden mogelijk ook de kosten die gemoeid zijn met de (verplichte) re-integratie van de heer Brood ten tijde van zijn WGA-uitkeringsperiode. Vanuit de wet WIA (Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen), heeft Het Warme Bolletje een re-integratieverplichting zolang er een uitkeringsrecht bestaat uit hoofde van de WGA (regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Op 1 september 2020 bereikt de heer Brood de 65-jarige leeftijd. Eventuele uitkeringsschades pensioenverzekering eindigen op deze datum. Vanuit het WGA-eigen risicodragerschap ontstaat er geen schade als de heer Brood geen uitkering uit hoofde van de WGA zou ontvangen. Dit wordt bereikt als hij minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden wordt (de drempel voor deze uitkering) of als hij volledig en duurzaam arbeidongeschikt bevonden wordt. In deze laatste situatie ontvangt hij namelijk een uitkering uit hoofde van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Als hij meer dan 35% arbeidsongeschikt bevonden wordt of volledig arbeidsongeschikt, maar niet duurzaam, dan valt hij onder de WGA-uitkering. In deze situatie is het zaak deze
Dossieranalyse de heer Brood
vanuit de WGA-eigen risicoverzekering, de WIA-aanvullingsverzekering(en) en de
7
uitkering zo laag mogelijk te houden. Het doel moet dan zijn de heer Brood optimaal te reintegreren aan de hand van een re-integratieplan dat als doel heeft hem optimaal te plaatsen in passend werk. Dit zou bijvoorbeeld ook bereikt kunnen worden door een om- of opscholing.
4. Conclusie De loonsanctie die het UWV opgelegd heeft lijkt terecht. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat de belastbaarheid van de heer Brood onduidelijk is. De directe schade als gevolg van de loonsanctie voor Het Warme Bolletje bedraagt maximaal een kleine € 40.000. Per maand dat de loonsanctie verkort wordt bespaart Het Warme Bolletje ruim € 3.000. Indien er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid kan er bespaard worden door bezwaar aan te tekenen tegen het opleggen van de loonsanctie als gevolg van onvoldoende re-integratie inspanningen van Het Warme Bolletje. Als er sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, kan een besparing worden gerealiseerd door zo spoedig mogelijk op basis van een concreet en recent belastbaarheidsprofiel (verder)te re-integreren. Hiervoor moet een belastbaarheidsprofiel worden door de bedrijfsarts. Na de beslissing van het UWV ten aanzien van de WIA beoordeling, zal verder gekeken moeten worden wat de te ondernemen stappen zouden moeten zijn. Uitgaande van een WGA uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid, bedraagt de (verzekerde) schade voor Het Warme Bolletje tot aan de 65-jarige leeftijd van de heer Brood bij benadering € 130.000. Een dergelijke uitkeringslast c.q. de voorziening die de verzekeraar aan moet leggen zal mogelijk premiegevolgen hebben voor Het Warme Bolletje. In totaal kost het verzuim en de arbeidsongeschiktheid van de heer Brood Het Warme Bolletje € bijna € 225.000. Dit is nog exclusief de schade voortvloeiend uit de WIA
Dossieranalyse de heer Brood
aanvullings- en pensioenregeling.
8
5. Stappenplan
Actie
Door wie
Deadline
Opmerking
Pro-forma bezwaar
Mw. Spijs
Ruim voor 15 april
Aangetekend
aantekenen Opgave functionele
versturen Mw. Spijs
Per omgaand
Dit kan ook
mogelijkheden
uitbesteed worden
opvragen bij
als de bedrijfsarts
bedrijfsarts
aan dit verzoek niet aan kan voldoen
Arbeidsdeskundige
Mw. Spijs
Zodra de opgave
Ook dit kan
opdracht geven tot
functionele
uitbesteed worden
beoordeling op basis
mogelijkheden er is,
van opgave
maar uiterlijk 4 april
functionele
(ontvangst rapport
mogelijkheden Keuze -
uiterlijk 11 april) Mw. Spijs
Definitief
-
bezwaar
Bezwaar indienen (aangetekend versturen)
Re-integratie
-
Plan van aanpak opstellen en bespreken met werknemer
Dossieranalyse de heer Brood
-
9
6. Tot slot De consultant heeft een ondersteunende dan wel coördinerende rol. Alhoewel deze analyse een op zich staande dienst is, zijn wij graag bereid u verder te ondersteunen bij de uitvoering van het geadviseerde stappenplan, wat tegen het geldende uurtarief zal geschieden.
Dossieranalyse de heer Brood
Mocht u dit wensen, dan vernemen wij dit graag.
10
Bijlagen De heer A. Brood
Bijlage 1: Samenvatting dossier -
Op 2 februari wordt werknemer ziek gemeld bij ArboNed. Uit de melding blijkt dat er eerder en veelvuldig verzuim is geweest. Er wordt verzocht om spoedig contact.
-
De begeleiding van de arbodienst wordt op 13 februari door middel van een telefonisch consult opgestart. De beperkingen worden op basis van dit consult benoemd. Werknemer is beperkt in: •
Langdurig staan
•
Lopen
•
Conditie en energie
De werknemer is onder behandeling en er wordt een afspraak gemaakt met de bedrijfsarts. -
Op 26 februari bezoekt de werknemer het spreekuur van de arbo arts. Hij wordt 100% arbeidsongeschikt bevonden en is momenteel in de diagnostische fase.
-
Op 5 maart wordt de Probleemanalyse opgesteld. Werknemer is geheel beperkt in gebruik van zijn rechterarm en heeft verder beperkingen voor staan en lopen. De prognose is onduidelijk, het diagnostisch traject loopt nog.
-
Gedurende de diagnostische fase wordt werknemer door de arbo arts volledig arbeidsgeschikt geacht voor eigen en ander werk
-
Op 25 maart wordt er een gedeeltelijke diagnose gesteld, echter verder onderzoek is noodzakelijk
-
Op 20 mei blijkt uit contact met de arbo arts dat het onderzoek op zich laat wachten. Dit kan pas op 7 juli worden verricht. In de terugkoppeling staat dat werknemer niet van een ander ziekenhuis wil weten en bedrijfsarts twijfelt hierdoor aan de beperkingen van werknemer in de algemeen dagelijkse levensverrichtingen. Hij wil in gesprek gaan om te kijken welke lichte werkzaamheden er mogelijk zijn voor werknemer. Werknemer wordt 100% arbeidsongeschikt geacht voor zijn eigen werk.
-
Uit een aantekening van werkgever uit het verzuimdossier blijkt dat werknemer weldegelijk probeert bij een ander ziekenhuis sneller geholpen te worden echter deze poging blijft zonder resultaat, dit ziekenhuis doet een dergelijk onderzoek niet.
-
Dan is er op 3 en 14 augustus weer contact tussen de arbo arts en werknemer, waarbij vastgesteld wordt dat werknemer volledig arbeidsongeschikt is voor eigen of ander werk.
-
Op 11 september wordt de volledige arbeidsongeschiktheid voor arbeid benoemd door ArboNed en wordt eveneens aangegeven dat werknemer niet kan aanvangen met re-integratie.
-
Op 1 oktober wordt dan voor het eerst in de terugkoppeling van ArboNed het 2e spoor genoemd, echter dit wordt nog niet geadviseerd. Er zijn echter op dit moment nog steeds geen mogelijkheden. De prognose is echter “niet gunstig op herstel voor eigen werk vanwege de stilstand”
-
Op 2 november wordt door ArboNed aangegeven dat het herstel nog 1 maand wordt aangezien. Anders 2e spoor. Werknemer kan verder behandeld worden voor de kwaal waarvoor hij indertijd uitviel. Hij is niet belastbaar voor eigen werk.
-
Op 18 november wordt de 42e week-melding door ArboNed aan het UWV gedaan
-
Op 1 december blijkt de behandeling geen verbetering te brengen. Er zijn geen reintegratiemogelijkheden. De arbo arts is in afwachting van informatie waarop hij een prognose kan afgeven ten aanzien van de haalbaarheid van herstel voor eigen werk.
-
In de 1e jaars evaluatie, die op 3 februari wordt opgesteld, wordt aangegeven dat het niet de verwachting is dat werknemer belastbaar zal worden om zijn eigen functie in de toekomst weer volledig te kunnen uitvoeren. Inzet van een arbeidsdeskundige wordt geadviseerd met als doel het onderzoeken van de mogelijkheden voor reintegratie in ander werk.
-
Op 9 februari wordt de opdracht tot de arbeidsdeskundige rapportage gegeven, welke 31 maart wordt opgesteld.
-
In de arbeidsdeskundige rapportage wordt op basis van een beknopte weergave van de belastbaarheid van werknemer, vastgesteld dat werknemer niet in eigen werk kan terugkeren, dat zijn eigen werk niet passend te maken is en dat er eveneens geen passende functie aanwezig is binnen Het Warme Bolletje. Hij is wel geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. Als passende functies worden chauffeur bestelwagen, technisch medewerker, conciërge, helpdesk woningbouwvereniging, receptie e.d. genoemd.
-
Op 12 april wordt de arbeidsdeskundige rapportage door Arboned aangeleverd bij Het Warme Bolletje. Werknemer ontvangt een exemplaar op het huisadres.
-
Op 22 april koppelt Arboned terug dat er medisch geen veranderingen zijn, dat er op 3 mei een afspraak is bij een re-integratiebedrijf en dat er een nieuwe afspraak wordt gemaakt bij de WIA aanvraag.
-
Het re-integratiebureau pakt de bemiddeling naar ander werk op. Zij maken op 18 juni een inventarisatierapport & trajectplan op. Zij spreken hierin hun zorg uit over
het ontbreken van medische ondersteuning bij het opbouwen van de belastbaarheid van werknemer en hebben daarom advies gevraagd aan de arbeidsdeskundige. Deze meldt na overleg met de arbo arts dat werknemer voldoende medisch is begeleid en behandeld. Zij verwachten geen terugval en wijzen op de mogelijkheid van een proefplaatsing. Ook de no-risk-polis wordt als instrument genoemd om een eventuele nieuwe werkgever financiële veiligheid te bieden. Zij bieden een traject aan dat bestaat uit de volgende fases:
-
•
Oriëntatie
•
Kennismaken, afstemmen en adviseren
•
Persoonlijke oriëntatie
•
Kwaliteiten
•
Arbeidsmarkt
•
Werk vinden en houden
Uit de voortgangsrapportage van 28 oktober (4 maanden onderweg) blijkt dat het traject stagneert in de op één na laatste fase. De begeleiding wordt eind november tijdelijk opgeschort in verband met een toename van de fysieke klachten en de constatering dat werknemer daardoor niet in staat is om op een adequate manier deel te nemen aan de begeleiding. Het perspectief op het belastbaarheidsniveau is voor het re-integratiebureau onduidelijk. In januari lijkt een nieuwe behandeling aan te slaan, maar het herstel is nog niet voldoende. Eind januari wordt de geëvalueerd in overleg met werkgever.
-
Op basis van de stagnatie van het re-integratietraject bij het re-integratiebureau verzoekt werkgever op 23 september aan de arbo arts om werknemer op te roepen.
-
Op 30 september is er daarom een spreekuur bij de arbo arts, die werknemer doorverwijst naar een behandelaar.
-
Op 8 november geeft de arbo arts in het actueel oordeel aan dat werknemer bij voortduring niet geschikt is geweest voor re-integratie bij de eigen werkgever en later ook kortdurend wegens verslechtering voor 2de spoor re-integratie. Voor de beperkingen en mogelijkheden verwijst de bedrijfsarts naar de arbeidsdeskundige rapportage. Werkgever wordt geïnformeerd over de naderende WIA aanvraag.
-
Op 20 november stelt de werkgever het evaluatieformulier op, waarin aangegeven wordt dat er sprake zou zijn van geen duurzaam benutbare mogelijkheden.
-
Op basis van de WIA aanvraag, geeft het UWV uiteindelijk een loonsanctie af, gebaseerd op het feit dat er geen recente functionele mogelijkhedenlijst en/of arbeidsdeskundig oordeel is, waardoor zij niet kunnen inschatten of en zo ja hoeveel de werknemer arbeidsongeschikt is.
-
De herstelacties die de arbeidsdeskundige van het UWV noemt in zijn rapportage, gedateerd 2 maart 2011 zijn de volgende: •
Alsnog de functionele mogelijkheden van werknemer laten vaststellen door de bedrijfsarts
•
Het plan van aanpak hierop af te stemmen en uit te voeren.
Een bevredigend resultaat is er als: •
Werknemer werkt in werk dat min of meer aansluit bij de vastgestelde functionele mogelijkheden binnen het eigen bedrijf;
•
Werknemer werkt met zijn toestemming buiten het bedrijf;
•
Werknemer werkt in werk met een loonwaarde van tenminste 65% van het oorspronkelijke loon, mits dit werk structureel is
•
Er een adequaat re-integratietraject naar ander werk bij een andere werkgever is afgerond.
Bijlage 2: Benadering maximale schade A) 1E TWEE ZIEKTEJAREN 1e jaar loondoorbetaling (gebaseerd op CAO) Werkgeverslasten 2e jaar loondoorbetaling Werkgeverslasten Re-integratiekosten (het re-integratiebureau) Totale schade 1e twee ziektejaren B) SANCTIEJAAR 3e jaar loondoorbetaling (sanctie) Werkgeverslasten Re-integratiekosten (het re-integratiebureau)
90% 20% 90% 20%
€ € € € €
24.645,80 4.929,16 24.645,80 4.929,16 3.050,00 € 62.199,92
90% 20% 0%
€ 24.645,80 € 4.929,16 € 1.000,00 € 30.574,96
Totale schade sanctiejaar C) VERVOLGPERIODE (uitgaande van WGA 80-100%) Inkomen in het jaar voor uitval Basisinkomen WIA Uitkering (maatmanloon na indexatie) Nieuw loon Restverdiencapaciteit Arbeidsongeschiktheidspercentage IVA?
nvt nb 100 nee
EERSTE FASE WGA (38 maanden) Loongerelateerde uitkering 1e twee maanden (incl. vak.gld) Loongerelateerde uitkering overige maanden (incl. vak.gld) Duur LGU in maanden - totale schade
2 36 38
TWEEDE FASE WGA (tot aan 65e levensjaar) Uitkering in de vervolgperiode per maand - totaal Duur vervolgperiode in maanden - totale schade WG (voor werkgever max vervolguitkering)
63
€ 27.384,22 € 28.239,81 € € -
€ 1.764,99 € 1.647,32 € 62.833,57
€ 1.647,32 € 103.781,29 € 67.841,31
Totale schadelast vervolgperiode
€ 130.674,88
TOTALE SCHADE (exclusief aanvullingsregelingen)
€ 223.449,75
(Deze opgave betreft een benadering en hieraan kunnen geen rechten worden ontleend)
Bijlage 3: Toelichting WGA-uitkeringsschade eigen risicodragers De WIA kent drie soorten arbeids(on)geschiktheid: • • •
Minder dan 35% arbeidsongeschikt Minstens 35% maar minder dan 80% arbeidsongeschikt, òf minstens 80% maar niet duurzaam arbeidsongeschikt Minstens 80% èn duurzaam arbeidsongeschikt
Werkgevers die besloten hebben het eigen risico te dragen voor de WGA dragen dit risico voor de middelste groep. Deze werknemers komen namelijk in aanmerking voor een WGAuitkering. WGA staat voor Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. De WGA bestaat uit twee fases: de loongerelateerde uitkering, gevolgd door de loonaanvullingsuitkering óf de vervolguitkering. De loongerelateerde uitkering Als iemand in aanmerking komt voor een loongerelateerde WGA-uitkering, hangt de duur daarvan af van het arbeidsverleden (hierin wordt dezelfde berekening als in de werkloosheidswet gevolgd), maar is maximaal 38 maanden. De hoogte van deze uitkering is 75% van het oude loon in de eerste twee maanden en de maanden hierop volgend 70% van zijn WIA-loon (oude loon). Deze uitkering valt volledig onder het risico van de WGA-eigenrisicodragende werkgever. De loonaanvullingsuitkering Iemand die bij de aanvraag van een WGA-uitkering niet voldoet aan de referte-eis of degene die de maximale termijn van de loongerelateerde uitkering heeft doorlopen en nog steeds ziek is, kan in aanmerking komen voor de loonaanvullingsuitkering. De voorwaarde is dan wel dat die persoon ten minste de helft van zijn (resterende) verdiencapaciteit heeft benut. Is dit niet het geval, dan komt hij in aanmerking voor de vervolguitkering. Iemand die aan deze eis voldoet, krijgt tot zijn 65e jaar deze uitkering. De hoogte van de loonaanvullingsuitkering bedraagt 70% van het verschil tussen het oude loon en de (resterende) verdiencapaciteit (de verdiencapaciteit is het loon dat iemand ondanks zijn arbeidsongeschiktheid nog zou kunnen verdienen). Als het werkelijk verdiende loon hoger is dan de restverdiencapaciteit dan wordt het werkelijke loon in mindering gebracht op het oude loon om de uitkering te bepalen. Als een werknemer een loonaanvullingsuitkering ontvangt, dan is het risico van de eigenrisicodragende werkgever gemaximeerd op de uitkering die de werknemer zou ontvangen als hij een vervolguitkering kreeg (zie hieronder).
De vervolguitkering Iemand die minder dan de helft van zijn verdiencapaciteit benut, ontvangt een vervolguitkering. Het UWV keert deze uitkering uit totdat de arbeidsongeschikte 65 jaar wordt.. De vervolguitkering is een percentage van het geldende minimumloon. De hoogte van het percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Wanneer het oude loon lager lag dan het minimumloon, wordt het uitkeringspercentage gekoppeld aan dit lagere loon. Hoogte WGA-vervolguitkering WIA arbeidsongeschiktheidspercentage WGA-vervolguitkering 0-35
0
35-45
28% van het minimumloon
45-55
35% van het minimumloon
55-65
42% van het minimumloon
65-80
50,75% van het minimumloon