steunpunt sociale pl anning
Dossier
Armoede in Vlaams-Brabant
2011
©Kubis
www.vlaamsbrabant.be/socialeplanning
Filip De Maesschalck, Tine De Rijck en Wendy Broos
Voorwoord
Armoede vind je, helaas, overal. Vlaams-Brabant heeft de naam een rijke provincie te zijn en die reputatie is terecht. Toch zijn er ook in onze provincie veel mensen in armoede, zowel in de steden, als in de rand rond Brussel, als op het platteland. Bovendien kent Vlaams-Brabant een grotere inkomensongelijkheid dan andere Vlaamse provincies. Armoede is onaanvaardbaar. Tegelijk zien we dat de laatste jaren steeds meer gezinnen nauwelijks rondkomen. Er is dus werk aan de winkel. Alle overheden hebben daarin een verantwoordelijkheid op te nemen. Zeker lokale besturen kunnen een belangrijke rol spelen. Zij staan het dichtst bij de bevolking, zien het best waar er dingen fout lopen en kunnen het snelst ingrijpen. Vanuit de provincie willen we steden, gemeenten en OCMW's een duwtje in de rug geven. Met acties op het terrein, zoals op de internationale dag van verzet tegen armoede, maar ook bijvoorbeeld door de ondersteuning van groepswerkingen waar armen zelf hun problemen trachten te overwinnen. Armoede is erg complex, en raakt je tot in de kern van je bestaan. Daarom kiezen we bij de provincie voor een brede aanpak: in alle beleidsdomeinen gaat aandacht naar armoede. Zo staat zowel in onze scholen als in het onderwijsflankerend beleid het bevorderen van gelijke kansen centraal. Want scholen kunnen de armoedespiraal doorbreken. We zetten ook sterk in op het verkleinen van de gezondheidskloof. Ondanks ons sociale zekerheidsstelsel, dat terecht wereldwijd benijd wordt, glippen nog velen door de mazen van het net. Via deze publicatie willen we de armoede in Vlaams-Brabant beter zichtbaar maken. We geven armoedecijfers over de verschillende levensdomeinen. Hiermee willen we beleidsmakers bij lokale besturen en welzijnsorganisaties ondersteunen bij het voeren van een onderbouwd armoedebeleid. Naast nuttige cijfers en boeiende analyses maken we ook plaats voor de ervaringen van de mensen in armoede zelf. We bedanken hiervoor de participatieraad armoede van de provincie. Organisaties die werken met mensen in armoede, en personen in armoede zelf komen zo veel mogelijk samen naar de vergaderingen. We stellen in deze publicatie ook de verschillende organisaties aan u voor. We hopen van harte dat dit dossier kan bijdragen tot een actief armoedebeleid in onze provincie en wensen u veel leesplezier.
Nathalie Van Biesen
Karin Jiroflée
Persoon in armoede Actief in buurtwerk ‘t Lampeke
gedeputeerde voor diversiteit en gelijke kansen
3
Voorwoord............................................................................................................................. 3 Inleiding ................................................................................................................................. 6 DEEL I: 1
Armoede-indicatoren............................................................................................... 8 Belastbare inkomens ................................................................................................... 8
1.1
Een grote inkomensongelijkheid .......................................................................... 8
1.2
Verschillende inkomensgroepen, verschillende inkomensbronnen ....................... 10
1.3
Grote verschillen tussen de gemeenten .............................................................. 11
1.4
Vlaams-Brabant in perspectief............................................................................ 15
2
Vervangingsinkomens ............................................................................................... 17 2.1
Werkloosheid .................................................................................................... 18
2.2
Het leefloon en het recht op maatschappelijke integratie .................................... 25
2.3
De inkomensgarantie voor ouderen.................................................................... 32
2.4
Tegemoetkomingen voor personen met een handicap........................................ 34
2.5
Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering.......................................... 35
DEEL II:
Verhoogd risico op armoede.................................................................................. 38
3
Opleiding.................................................................................................................. 38
4
Demografische factoren ............................................................................................ 40
5
6
7
4.1
Ouderen ........................................................................................................... 40
4.2
Eenoudergezinnen............................................................................................. 44
4.3
Bevolking van niet-Belgische origine................................................................... 45
Gezondheidsproblemen ............................................................................................ 47 5.1
Algemene gezondheidstoestand ........................................................................ 47
5.2
Personen met een handicap............................................................................... 48
Woonsituatie ............................................................................................................ 50 6.1
Hoge woning- en huurprijzen ............................................................................ 50
6.2
Het huisvestingsaanbod ..................................................................................... 52
6.3
Energie en water ............................................................................................... 55
Gezinnen met schuldenlast........................................................................................ 57 7.1
Het aantal mensen met schuldenlast .................................................................. 57
7.2
Betalingsproblemen voor elektriciteit en gas ....................................................... 57
DEEL III:
Armoede bij gezinnen met kinderen................................................................... 60
8
Kinderen in gezinnen zonder werk............................................................................. 61
9
Kinderen met een voorkeursregeling in de ziekteverzekering ...................................... 62
10
Kinderen geboren in kansarme gezinnen ................................................................... 64
11
10.1
Kansarmoedecriteria .......................................................................................... 65
10.2
Geboorten in kansarme gezinnen ...................................................................... 66
De GOK-indicatoren.................................................................................................. 67 11.1
4
Aantal leerlingen met een schooltoelage ............................................................ 68
11.2
Aantal leerlingen waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft ... 69
11.3
GOK-leerlingen.................................................................................................. 70
12
Risicoschoolloopbanen .............................................................................................. 72
13
Gezinssituatie............................................................................................................ 75
DEEL IV:
Beleid om armoede tegen te gaan ..................................................................... 76
14
Europa 2020............................................................................................................. 76
15
Het armoedebeleid van de federale overheid.............................................................. 77 15.1 Tweejaarlijks Verslag over bestaanszekerheid, armoede en sociale uitsluiting en ongelijke toegang tot de rechten ................................................................................... 77 15.2
16
17
Het Federaal Plan Armoedebestrijding ................................................................ 77
Het armoedebeleid van de Vlaamse overheid ............................................................. 78 16.1
Pact 2020.......................................................................................................... 78
16.2
Decreet betreffende armoedebestrijding ............................................................ 79
16.3
Vlaamse armoedemonitor.................................................................................. 80
16.4
Vlaams Actieplan Kinderarmoede....................................................................... 81
16.5
Vorming............................................................................................................ 81
16.6
Onderzoek ........................................................................................................ 82
Het provinciale armoedebeleid................................................................................... 82 17.1
Provinciale opdrachten....................................................................................... 82
17.2
Werkgroepen/netwerken in Vlaams-Brabant....................................................... 84
17.3 Provinciale acties in het kader van de internationale dag van het verzet tegen extreme armoede .......................................................................................................... 85 17.4 18
19
Provinciale subsidies .......................................................................................... 86
Het lokale armoedebeleid.......................................................................................... 86 18.1
Lokaal Sociaal Beleid.......................................................................................... 86
18.2
OCMW-werking................................................................................................ 87
Aanbod voor personen in armoede in Vlaams-Brabant ............................................... 89 19.1
Samenlevingsopbouw........................................................................................ 89
19.2
Algemeen Welzijnswerk..................................................................................... 89
19.3
De inloopcentra................................................................................................. 91
19.4
Verenigingen waar armen het woord nemen...................................................... 92
19.5
Welzijnsschakels ................................................................................................ 92
19.6
Andere vormen van hulp ................................................................................... 93
Algemene conclusies............................................................................................................. 94 Bijlage I: Indicatoren per gemeente........................................................................................ 97 Bijlage II: Lijst van kaarten, figuren en tabellen in de tekst .....................................................113 BIJLAGE III: Organisaties in de provinciale advies- en participatieraad armoede.......................116 Eindnoten............................................................................................................................118
5
Inleiding Vlaams-Brabant is gemiddeld een rijke provincie, maar dat zegt niet meer dan wat het is: een gemiddelde waarde. Armoede is immers ook in onze provincie een werkelijkheid. Bovendien kampen armen in Vlaams-Brabant met specifieke problemen, zoals het beperkt aantal sociale huurwoningen en hoge huurprijzen. In dit dossier wordt de armoede in Vlaams-Brabant onder de loep genomen, waar mogelijk op gemeentelijk niveau. Het is bedoeld om lokale beleidsmakers en welzijnsorganisaties te helpen in de strijd tegen armoede, en vormt een bijkomend instrument bovenop de bestaande, maar meer algemene publicaties over armoede in België. Het jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting, dat zich vooral op Vlaanderen richt, is al aan zijn 19de editie toe.1 Het Brussels armoederapport verschijnt ook al sinds 1991.2 Het eerste federale jaarboek Armoede en Sociale uitsluiting werd uitgegeven in 2010.3
Wat is armoede? armoede? Armoede is in de eerste plaats een materieel probleem. Wie niet voldoende bestaansmiddelen heeft om algemeen aanvaarde leefpatronen te kunnen opbouwen, wordt beschouwd als arm. Maar het is ook meer dan dat. Iemand die zich zowel op het domein van opleiding, gezondheid, woonsituatie als gezinssituatie in een moeilijke positie bevindt, kan veel moeilijker uit de armoede klimmen dan iemand die minder problemen cumuleert. Ook andere factoren kunnen de situatie bemoeilijken. Denken we maar aan intergenerationele armoede, of de omvang van de armoede. Armoede is met andere woorden multidimensioneel, en draait niet enkel om een beperkt inkomen. Men spreekt in die context vaak over sociale uitsluiting: armoede kan worden beschouwd als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen 4 van de samenleving. De oorzaak van die armoede kan op verschillende manieren worden benaderd: men kan de nadruk leggen op verschillende schalen (individueel, institutioneel, maatschappelijk), en men kan vertrekken van een schuldmodel (interne oorzaken) of een ongevalmodel (externe oorzaken).
6
Ervaring uit een Welzijnsschakel
“Een tekort aan geld is één van de zwaarste beproevingen die ik moest meedragen in mijn leven. Je vervreemdt in de samenleving: omdat je steeds het gevoel hebt dat je bekeken wordt, omdat je er met niemand over durft praten, omdat je denkt dat je de enige bent en je daardoor onbegrepen voelt, omdat de communicatie zoals tv en telefoon je veel te duur zijn, omdat een auto niet meer in je budget past, omdat je, als je de voordeur opentrekt, voor alles en nog wat geld nodig hebt en het leven - al beweren ze van niet - steeds duurder wordt, omdat het sociaal contact voor het grootse deel afgebroken wordt, omdat je jezelf onwaardig voelt tegenover de rest van de gemeenschap, omdat je vindt dat je er niet meer bij hoort.”
DEEL I: Armoede-indicatoren
Het meten van armoede Om armoede te meten baseert men zich vaak op enquêtegegevens. Daarbij stelt men een reeks vragen aan een deel van de bevolking en doet op basis daarvan schattingen voor de gehele bevolking: hoe omvangrijk is de groep die een beschikbaar inkomen heeft onder een bepaalde drempel, wat is hun opleidingsgraad, wat is de kwaliteit van hun woning, enz. Omwille van het relatief beperkt aantal respondenten, zijn de resultaten van deze enquêtes enkel betrouwbaar op het niveau van het gehele Vlaams Gewest, en kunnen ze dus geen beeld geven van de situatie in Vlaams-Brabant. Bijgevolg moeten we in dit dossier vertrekken van administratieve gegevens. Administratieve gegevens worden door de overheid verzameld en hebben het grote voordeel dat ze meestal de hele bevolking omvatten. Het nadeel is dat ze maar een deel van de 5 werkelijkheid weergeven. Zo kunnen we bijvoorbeeld nagaan hoeveel mensen een voordeeltarief in de ziekteverzekering krijgen omwille van een laag inkomen, maar we weten tegelijkertijd dat er mensen zijn die wel recht hebben op dit voordeeltarief maar het niet hebben aangevraagd. Een recente studie schat het aantal personen dat recht heeft op het leefloon, maar het niet opneemt op 57% tot 67% van het totaal aantal rechthebbenden.6 Deze waarden zijn vergelijkbaar met de omvang van de niet-opname in het buitenland. Bovendien is het relatief belang van deze niet-opname ongetwijfeld ook verschillend van gemeente tot gemeente. Ook dat blijkt uit studies in het buitenland.7 De redenen voor niet-opname zijn divers, en gaan van gebrek aan informatie over problemen met de administratieve afhandeling tot sociale en psychologische factoren als stigma en schaamtegevoelens. Met deze factoren moet rekening gehouden worden bij de interpretatie van de gegevens.
Overzicht dossier In een eerste deel worden een reeks armoede-indicatoren op een rijtje gezet. Het gaat om gegevens die wijzen op een beperkte financiële armslag. In een tweede deel worden een aantal groepen afgebakend die een verhoogd armoederisico kennen, zoals alleenstaande ouders of personen met een zwakke gezondheid. Deze cijfers wijzen dus niet op armoede zelf. Zo hebben alleenstaande ouders een groter armoederisico, maar dit wil niet zeggen dat alle alleenstaande ouders arm zijn. De richting van het verband is ook niet altijd eenduidig: is men arm omdat men een slechte gezondheid heeft of heeft men een slechte gezondheid omdat men arm is? Het oorzakelijk verband is meestal wederzijds. In een derde deel wordt ingegaan op het beleid om armoede tegen te gaan en op participatie van de armen zelf. In dit dossier worden een hele reeks gegevens samengebracht, verwerkt, toegelicht en weergegeven in tabellen, grafieken en kaarten. kaarten Waar mogelijk worden de gegevens van het 8 Brussels Hoofdstedelijk Gewest meegenomen. Op die manier kan worden nagegaan in hoeverre er een ruimtelijke continuïteit bestaat tussen de Vlaams-Brabantse en Brusselse gemeenten. Veel ontwikkelingen stoppen immers niet aan de administratieve grenzen, en er bestaat een sterke wisselwerking tussen Brussel en de rand. Achteraan in het dossier kan u voor alle Vlaams-Brabantse gemeenten de belangrijkste gegevens terugvinden in tabelvorm. Andere gegevens die in het dossier worden voorgesteld, kan u steeds opvragen bij het steunpunt sociale planning. In dit dossier komen echter niet alleen cijfers aan bod. Ook heel wat getuigenissen van mensen in armoede zijn opgenomen, telkens gericht op een specifiek thema.
7
DEEL I: Armoede-indicatoren
DEEL I: ArmoedeArmoede-indicatoren 1
Belastbare inkomens inkomens
De fiscale gegevens geven een beeld van het inkomen dat gezinnen ter beschikking hebben. Het gaat natuurlijk alleen om de inkomens die aan de fiscus worden doorgegeven. Zo ontbreken meestal de inkomsten uit roerend goed, zoals spaarboekjes en beleggingen. Uit een recente studie in Wallonië, waar rekening gehouden werd met alle inkomsten, blijkt dat het werkelijke inkomen meestal hoger ligt dan het inkomen dat aangegeven werd.9 Dit was echter vooral het geval in de grensgemeenten, waar heel wat werknemers in het buitenland werken. Specifiek in Vlaams-Brabant, en zeker in de gemeenten ten oosten en ten zuiden van Brussel, speelt een gelijkaardig fenomeen. Daar wonen immers een groot aantal werknemers van internationale organisaties. Heel wat van deze groepen zijn vrijgesteld van belastingen. Zo zijn de beroepsinkomsten die EU-ambtenaren ten laste van de EU verkrijgen bij overeenkomst vrijgesteld van belastingen in België. Hierdoor dienen deze inkomsten niet te worden aangegeven in de belastingaangifte. Andere inkomsten (bv. uit onroerend goed of andere beroepsinkomsten in het fiscale huishouden) moeten wel worden aangegeven, zodat de aangegeven inkomsten van deze huishoudens sterk beneden de werkelijke inkomsten liggen. In onderstaande cijfers wordt meestal het inkomen per aangifte gebruikt, en niet het inkomen per inwoner. Het inkomen per aangifte houdt geen rekening met de grootte van het huishouden, maar heeft wel het voordeel dat aangiften zonder fiscale inkomsten niet worden meegeteld in de cijfers. Het gaat om niet-belastbare aangiften, bijvoorbeeld omwille van een erg laag inkomen, of omdat men ambtenaar is bij de EU. Van de 646.888 aangiften zijn er 48.563 niet-belastbare aangiften. Dat is 7,5% van de aangiften. Natuurlijk zijn ook de huishoudens die geen aangifte hebben gedaan niet inbegrepen. In deze statistiek wordt meestal het netto belastbaar inkomen gebruikt. Dat bestaat uit alle netto inkomsten verminderd met de aftrekbare uitgaven. Netto inkomsten zijn de inkomsten vóór aftrek van belastingen, zoals bedrijfsvoorheffing, maar na aftrek van de solidariteitsbijdrage (RSZ). Het gaat niet alleen om inkomsten uit arbeid: aangegeven inkomsten van onroerende goederen, inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, bedrijfsinkomsten en diverse inkomsten zijn inbegrepen.
1.1 Een grote inkomensongelijkheid inkomensongelijkheid Het totale inkomen is erg ongelijk verdeeld, ook nadat belastingen werden geïnd. Figuur 1 geeft het totale inkomen weer, na aftrek van belastingen, van een aantal inkomensgroepen. Deze tien inkomensgroepen werden bepaald door 10% van de aangiften te nemen met het laagste inkomen, vervolgens 10% met het op één na laagste inkomen, enz. Daaruit blijkt dat de helft van de Vlaams-Brabantse aangiften meer dan drie kwart van het totale inkomen cumuleert. Een tiende van de aangiften totaliseert zelfs meer dan een kwart van het totale inkomen. Deze aangiften omvatten een groter inkomen dan de 50% laagste aangiften. Bovendien neemt de inkomensongelijkheid toe. Figuur 2 stelt de evolutie van het gemiddeld inkomen per aangifte voor van elke inkomensgroep (eveneens na belastingen). Zoals in de figuur hierboven werd een onderverdeling gemaakt in 10 inkomensgroepen die net evenveel aangiften omvatten. Het inkomen in 1977 van elk van deze groepen werd gelijk gesteld aan de waarde 100, en het inkomen in elk van de volgende jaren werd uitgedrukt als een percentage van dit bedrag. Deze grafiek is indicatief omdat de fiscale wetgeving continu verandert. De jaren 10 waarin de grootste veranderingen plaatsvonden zijn weggelaten op de figuur.
8
DEEL I: Armoede-indicatoren
Figuur 1: Aandee Aandeel van de verschillende inkomensgroepen in het totale inkomen in VlaamsVlaams-Brabant (2007) 0,6% 3,7% 5,4% 6,4% 29,5% 10% laagste inkomens 50% laagste inkomens
7,4%
50% hoogste inkomens
8,5%
10% hoogste inkomens
10,0%
16,1%
12,3%
Bron data: ADSEI, FOD Economie Figuur 2: Evolutie van het gemiddeld inkomen van de verschillende inkomensgroepen in VlaamsVlaams-Brabant 350
300
10% laagste inkomens
index (1977=100)
250
50% laagste inkomens
200
150
50% hoogste inkomens
100 10% hoogste inkomens
50
0 1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
Bron data: ADSEI, FOD Economie
Tot aan de economische crisis van de jaren 1980 steeg het inkomen van de laagste inkomensgroep nog het sterkst en dat van de hoogste inkomensgroep het minst sterk, maar sindsdien gebeurt het omgekeerde. De laatste jaren neemt de inkomensongelijkheid nog sterker toe. Vooral de daling van het inkomen van de laagste inkomensgroep is opvallend. De figuur toont dus duidelijk aan dat de inkomensongelijkheid toeneemt in de tijd: het inkomen van de hoogste inkomensgroepen stijgt sterk, dat van de laagste stijgt minder sterk of daalt zelfs.
9
DEEL I: Armoede-indicatoren
1.2 Verschillende inkomensgroepen, verschillende inkomensbronnen Figuur 3 geeft, voor de 10 verschillende inkomensgroepen, het belang van de verschillende inkomensbronnen. Zoals rechts op de figuur aangegeven zijn wedden en lonen gemiddeld de belangrijkste inkomensbron (64,5%), vervolgens de pensioenen (19,2%), dan de bedrijfsinkomens van zelfstandigen (9,7%) en pas helemaal op het einde komen onroerend goed (2,7%), ziekte- en invaliditeitsuitkeringen (2,0%) en werkloosheidsuitkeringen (1,8%). Andere inkomsten, bijvoorbeeld een leefloon, zijn erg beperkt (0,2%). Figuur 3: Inkomensbronnen van de verschillende inkomensgroepen in VlaamsVlaams-Brabant (2007)
Bron data: ADSEI, FOD Economie
Er zijn echter grote verschillen tussen de inkomensgroepen. We zien algemeen een stijging van het aandeel van wedden en lonen naarmate het inkomen stijgt. Alleen de laagste inkomensgroepen vormen hierop een uitzondering. Mogelijk speelt hier de invloed van deeltijds werk, bijvoorbeeld van jobstudenten, of van inkomens uit arbeid die gedeeltelijk vrijgesteld zijn van belastingen. Het aandeel van ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en werkloosheidsuitkeringen daalt naargelang het inkomen stijgt. De laagste inkomensgroep vormt hier wel opnieuw een uitzondering. Het aandeel van andere inkomsten, zoals leeflonen, kent eveneens een dalende trend naarmate het inkomen stijgt. De pensioenen kennen een oververtegenwoordiging in de derde laagste inkomensgroep, om vervolgens aan belang in te boeten naarmate het inkomen stijgt. De andere inkomensbronnen kennen een minder duidelijk verloop, hoewel bedrijfsinkomens van zelfstandigen wel het grootste aandeel kennen bij de hoogste inkomensgroepen. Algemeen kunnen we dus stellen dat rijke huishoudens hun inkomsten vooral uit wedden en lonen en in mindere mate uit bedrijfsinkomens halen, terwijl dat voor arme huishoudens vaak leeflonen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en werkloosheidsuitkeringen zijn. Huishoudens die hun inkomen in belangrijke mate uit pensioenen halen, vallen eerder onder de lagere inkomensgroepen.
10
DEEL I: Armoede-indicatoren
1.3 Grote verschillen tussen de gemeenten Kaart 1 geeft het netto belastbaar inkomen per aangifte weer. Dit is vooral hoog in de residentiële rand rond Leuven en de residentiële rand rond Brussel, vooral in het zuidoosten. Leuven en Brussel zelf kennen een lager gemiddeld inkomen, wat vooral in Brussel uitgesproken is. De laagste inkomens in Vlaams-Brabant vinden we in het industriële gebied van de Zennevallei, van Halle tot Vilvoorde, en in de plattelandsgemeenten in het oosten van het Hageland. Ook de gemeente Liedekerke kent een opvallend lage waarde. Kaart 1: Gemiddeld inkomen per aangifte (2008)
in euro 35.823 - 40.044 33.823 - 35.822 31.823 - 33.822 29.823 - 31.822 25.184 - 29.822 (Brussel: 16739 - 29.822)
KapelleLonderzeel op-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Vlaams-Brabant: 31.823
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Wanneer we kijken naar het aandeel van de lagere aangiften (kleiner of gelijk aan 20.000 euro) en naar het aandeel van de hoge aangiften (meer dan 50.000 euro), zien we een gelijkaardig beeld. Een groot aandeel lage aangiften vinden we in de Zennevallei, in het oosten van het Hageland en in een aantal andere gemeenten als Leuven, Wemmel, Tremelo en Bever (Kaart 2). Een groot aandeel hoge aangiften vinden we in de rand rond Leuven, in de zuidoostelijke rand rond Brussel en in een aantal andere residentiële gemeenten als Meise, Keerbergen en Zemst (Kaart 3).
11
DEEL I: Armoede-indicatoren
Kaart 2: Aangiften kleiner of gelijk aan 20.000 euro (2008)
% van de aangiften
Aantal
45,4 - 49,8 (Brussel: 45,4 - 72,7)
10.000
43,9 - 45,3 42,4 - 43,8 40,9 - 42,3
< 10.000 euro van 10.001 tot 20.000 euro
KapelleLonderzeel op-denBos
37,2 - 40,8
Keerbergen
Begijnendijk
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek
Vlaams-Brabant: 42,4
Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht Kampenhout
Merchtem Wemmel
Asse
Zaventem Dilbeek
Lubbeek Leuven
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Gooik
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Ternat Roosdaal
Tielt-Winge
Herent
Machelen
Liedekerke
Bekkevoort Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 3: Aangiften groter dan 50.000 euro (2008)
% van de aangiften
Aantal
21,0 - 24,4
100 1.000
19,0 - 20,9 17,0 - 18,9
10.000
15,0 - 16,9
KapelleLonderzeel op-denBos
10,1 - 14,9 (Brussel: 3,4 - 14,9)
Begijnendijk Keerbergen
Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Vlaams-Brabant: 17,0
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Wemmel
Asse
Zaventem
Bekkevoort
Dilbeek
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Bertem
Glabbeek
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek Beersel
Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Ternat Roosdaal
Tielt-Winge
Herent
Machelen
Liedekerke
Rotselaar
Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Kampenhout
Merchtem
Herne
Tremelo
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
12
DEEL I: Armoede-indicatoren
Binnen enkele gemeenten zijn er ook grote verschillen tussen de deelgemeenten. Kaart 4 geeft het gemiddeld inkomen per aangifte weer op dit niveau.11 Daaruit blijkt dat de verschillen tussen deelgemeenten vooral groot zijn in drie groepen gemeenten. De eerste groep omvat enkele gemeenten rond Brussel: Asse, Grimbergen, Sint-Pieters-Leeuw, Beersel, Zaventem. De tweede groep zijn de steden (Tienen, Diest, Leuven), waar er een groot verschil is tussen het centrum en sommige andere deelgemeenten. Daarnaast zijn er enkele gemeenten waarvan minstens een deel behoort tot de residentiële rand van Leuven of Brussel (Lubbeek, Boutersem, Hoegaarden, Holsbeek, Oud-Heverlee, Kortenberg, Huldenberg, Lennik). In die laatste groep van gemeenten is het inkomen in de minst rijke deelgemeente echter nog relatief hoog in vergelijking met enkele deelgemeenten rond Brussel en de stadskernen. De grote verschillen worden er vooral veroorzaakt door erg hoge inkomens in een aantal deelgemeenten. Kaart 4: Gemiddeld Gemiddeld inkomen per aangifte op het niveau van deelgemeenten (2008)
in euro 35.823 - 44.371 33.823 - 35.822 31.823 - 33.822 29.823 - 31.822 24.150 - 29.822 (Brussel: 16.844 -29.822) geen gegevens beschikbaar
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo
Vlaams-Brabant: 31.823
Grimbergen Vilvoorde
Rotselaar Bekkevoort
Kampenhout
Tielt-Winge Holsbeek
Steenokkerzeel Machelen
Wemmel
Asse
Affligem
Haacht
Meise Merchtem
Herent Kortenaken
Kortenberg Zaventem Dilbeek Roosdaal
Kraainem
SintPietersLeeuw
Drogenbos Overijse
Zoutleeuw
Boutersem Oud-Heverlee
Huldenberg
Linkebeek
Gooik
Glabbeek
Wezembeek-Bertem Oppem Tervuren
Lennik
Geetbets
Lubbeek
Leuven
Ternat
Liedekerke
Bierbeek Tienen
Linter
Hoegaarden
Hoeilaart Beersel
Galmaarden Pepingen Herne
Scherpenheuvel -Zichem
Zemst Opwijk
Bever
Diest Aarschot
Boortmeerbeek
Halle
SintGenesiusRode
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
13
DEEL I: Armoede-indicatoren
Hoge inkomens trekken naar de rand rond de steden De hoge inkomens in de rand rond de steden en de lage inkomens in de stadscentra (Brussel, Leuven, Halle, Vilvoorde, maar ook Diest, Tienen en Aarschot), zijn het resultaat van suburbanisatie. Dit is een proces dat geleidelijk op gang kwam in de periode na de tweede wereldoorlog en waarbij steeds meer mensen uit de stad de groene rand opzochten, wat mogelijk werd door de stijging van het algemene welvaartspeil en door de veralgemening van het autobezit. Een vergelijking van een kaart van het inkomen in 1963 en in 2008 illustreert dit. In 1963 waren de hoogste inkomens nog te vinden in de steden zelf en in een aantal randgemeenten waar de suburbanisatie vroeg op gang kwam. Het platteland kende algemeen lage inkomens. In 2008 zijn de laagste inkomens te vinden in de steden, en zijn de hoogste inkomens te vinden in de ruime rand rond die steden. Alleen in de plattelandsgemeenten in het uiterste oosten van de provincie blijft het inkomen nog erg laag. Gemiddeld inkomen per aangifte (1963) in EURO (geïndexeerd) 15.466 - 31.183 11.466 - 15.465 7.709 - 11.465 Vlaams-Brabant: 13.465 geen gegevens beschikbaar
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Gemiddeld inkomen per aangifte (2008) in EURO 34.824 - 44.371 28.824 - 34.823 16.844 - 28.823 Vlaams-Brabant: 31.823 geen gegevens beschikbaar
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
14
DEEL I: Armoede-indicatoren
De bestaande verschillen tussen de gemeenten versterkten zich. Kaart 5 geeft de evolutie van het inkomen in de laatste 10 jaar.12 In de gemeenten waar het inkomen (in absolute cijfers) het sterkst gestegen is, was het inkomen meestal al erg hoog, en omgekeerd. Dit betekent dat residentiële gemeenten over het algemeen een sterke inkomensstijging kennen, door verdere suburbanisatie of door een inkomensstijging van de bestaande bewoners. Het omgekeerde geldt voor de stedelijke gemeenten (inclusief de gemeenten van de Zennevallei). Ook een aantal landelijke gemeenten kennen een relatief sterke inkomensstijging. Dit is vooral het geval in het Pajottenland. Mogelijk speelt inwijking van hogere inkomensgroepen ook hier een rol. Kaart 5: Inkomensevolutie 19981998-2008
gemiddeld inkomen per aangifte 2008 - gemiddeld inkomen per aangifte 1998 6750 - 8128 5850 - 6749 4950 - 5849 4050 - 4949 3069 - 4049 (Brussel: -58 - 4049)
KapelleLonderzeel op-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Vlaams-Brabant: 4.949
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Linkebeek
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Vlaams-Brabant in perspectief 1.4 VlaamsUit bovenstaande kaarten bleek al dat het inkomen in Vlaams-Brabant gemiddeld veel hoger ligt dan dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook in vergelijking met Vlaanderen als geheel en Wallonië is dit het geval. Het gemiddeld inkomen in het arrondissement Halle-Vilvoorde is nog wat hoger dan dat in Leuven. Op Figuur 4 werd het gemiddeld inkomen per aangifte afgebeeld voor de verschillende gewesten, voor Vlaams-Brabant en voor de Vlaams-Brabantse arrondissementen. Ook het mediaan inkomen per aangifte werd weergegeven (dat is het inkomen van de middelste aangifte: er zijn evenveel aangiften met een lager inkomen en evenveel aangiften met een hoger inkomen). Die vertoont dezelfde tendens als het gemiddeld inkomen per aangifte. Vlaams-Brabant kent gemiddeld het hoogste inkomen van alle provincies. Meer dan de helft van de 20 rijkste gemeenten van het land bevinden zich in Vlaams-Brabant: Keerbergen, OudHeverlee, Wezembeek-Oppem, Kraainem, Sint-Genesius-Rode, Tervuren, Overijse, Lubbeek, Bierbeek, Herent en Meise.
15
DEEL I: Armoede-indicatoren Figuur 4: Gemiddeld en mediaaninkomen per aangifte (2008) 35.000 30.000
22.978
23.050
32.143
31.823 22.890
31.440 21.390
28.022 20.142
18.764
16.959
10.000
25.159
15.000
26.722
20.000
23.972
bedrag (euro)
25.000
5.000 0 Brussels Waals Gewest Hoofdstedelijk Gewest
België
Vlaams Gewest Arrondissement Provincie Arrondissement Leuven Vlaams-Brabant Halle-Vilvoorde
Gemiddeld inkomen per aangifte
Mediaan inkomen per aangifte
Bron data: ADSEI, FOD Economie Figuur 5: Relatief belang van de inkomenscategorieën (links (links - 2008) en van de inkomensbronnen (rechts - 2007) 100%
100% 8,8 90%
80%
12,8
11,2 17,0
4,9 9,3
90% 3,4
7,3
2,3
2,7
20,8
19,2
80% 20,1
11,6
18,8
70%
60%
22,6
2,0 1,8
2,5 2,5
2,7 60%
9,7
7,0 11,2
70%
10,0
6,5
21,6
50%
50%
40%
35,5
40% 30,4
30%
26,7
20%
10%
61,8
64,5
56,0
20% 22,6 15,9
15,7
0%
10%
0% Brussels Vlaams Gewest Provincie VlaamsHoofdstedelijk Brabant Gewest > 50.000 EURO 40.001 - 50.000 EURO 30.001 - 40.000 EURO 20.001 - 30.000 EURO 10.001 - 20.000 EURO =< 10.000 EURO
Bron data: ADSEI, FOD Economie
16
30%
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Vlaams Gewest Provincie VlaamsBrabant
Wedde en lonen
Werkloosheid
Ziekte en invaliditeit
Pensioenen
Onroerende goederen
Bedrijfsinkomens
Andere
DEEL I: Armoede-indicatoren
Op Figuur 5 (links) is te zien dat het aandeel hoge inkomens hoger is en het aandeel lage inkomens lager dan in Vlaanderen als geheel. Dat is nog meer het geval in vergelijking met Brussel. De provincie Vlaams-Brabant kent ook een veel groter aandeel inkomens uit wedden en lonen dan Vlaanderen als geheel (Figuur 5, rechts) Het omgekeerde geldt voor alle andere inkomensbronnen, afgezien van de inkomsten uit onroerend goed. Deze verschillen zijn meestal nog meer uitgesproken als er vergeleken wordt met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hoewel daar de inkomens uit onroerend goed een wat hoger aandeel hebben. Tegelijkertijd is de inkomensongelijkheid in Vlaams-Brabant, en vooral in Halle-Vilvoorde, heel wat groter dan in Vlaanderen als geheel, maar lager dan in Brussel. Figuur 6 geeft voor deze gebieden de evolutie van de gini-coëfficiënt, die een indicatie geeft van de inkomensongelijkheid (na belastingen). Wanneer deze coëfficiënt nul bedraagt, heeft iedereen perfect hetzelfde netto inkomen. Wanneer deze coëfficiënt één bedraagt is al het inkomen in handen van één huishouden. De inkomensongelijkheid neemt toe voor alle deelgebieden. Figuur 6: Evolutie van de inkomensongelijkheid inkomensongelijkheid (gini (ginigini-coëfficiënt) coëfficiënt)
0,375 0,35 0,325 0,3 0,275 0,25 0,225 0,2 1992
1994
1996
1998
Provincie Vlaams-Brabant Arrondissement Halle-Vilvoorde Arrondissement Leuven
2000
2002
2004
2006
2008
Vlaams Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Bron data: ADSEI, FOD Economie
2
Vervangingsinkomens
Om na te gaan of iemand in armoede leeft of een armoederisico kent, wordt vaak gebruik gemaakt van de armoedegrens of armoederisicogrens. Deze grens wordt vaak gebruikt in internationale vergelijkingen, onder meer door de EU. De waarde hiervan wordt vastgelegd op 60% van het nationaal mediaan inkomen, gemeten in de door Europa gecoördineerde SILCenquêtes.13 Wanneer iemand een inkomen heeft lager dan deze waarde, wordt hij of zij beschouwd als arm of blootgesteld aan een armoederisico. In België gold dit in 2008 voor 14,7% van de bevolking, in Vlaanderen voor 10,1% en in Brussel voor 26,3%. Personen met een vervangingsinkomen zijn een bijzondere risicogroep voor armoede. De uitkeringen liggen immers vaak onder de armoedegrens. Tabel 1 geeft de sociale uitkeringen in België als aandeel van deze grens, zowel voor alleenstaanden als voor een koppel met twee kinderen. Ook het minimumloon wordt als referentie aangegeven. Daaruit blijkt dat de situatie vooral problematisch is voor koppels met kinderen, en dat vooral het leefloon, de 17
DEEL I: Armoede-indicatoren
inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT), de werkloosheidsuitkering en de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) niet volstaan om iemand uit de armoede te tillen. Op deze uitkeringen wordt in dit onderdeel dieper ingegaan. Tabel 1: Sociale uitkeringen als percentage van de armoederisicogrens
Koppel met Alleenstaande twee kinderen* Minimumloon 132 90 Pensioen 107 88 Invaliditeit 102 84 IGO 92 82 Werkloosheid 89 67 IVT 76 68 Leefloon 76 66 Bron: De interfederale armoedebarometer 2010 *bij de IGO en het pensioen gaat het om een koppel zonder kinderen
2.1 Werkloosheid De werkloosheidscijfers die hier worden gebruikt zijn jaargemiddelden.14 Het gaat om alle niet werkende werkzoekenden (NWWZ) ingeschreven bij de VDAB. Dat wil zeggen dat zowel uitkeringsgerechtigde als niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden zijn opgenomen. De werkloosheidsgraad is de verhouding tussen het aantal NWWZ van 18 tot 64 jaar oud en de beroepsbevolking van 18 tot 64 jaar oud. De beroepsbevolking is de som van de niet-werkende werkzoekende bevolking en de werkende bevolking.15 Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld huisvrouwen en -mannen niet worden meegerekend.
2.1.1 Werkloosheidsgraad Werk is een sterke buffer tegen armoede, hoewel ook werkenden onder de armoededrempel kunnen vallen. Het gaat in vergelijking met werklozen echter over relatief kleine aantallen. 16 Terwijl 4,8% van de werkenden arm is, is dat voor werklozen 34,8% . Figuur 7 geeft de evolutie van de werkloosheidsgraad in de Vlaams-Brabantse arrondissementen, in Vlaams-Brabant als geheel en in het Vlaams Gewest. Daaruit blijkt dat de werkloosheidscijfers sterk afhankelijk zijn van de economische conjunctuur. Sinds 2005 was er een daling van de werkloosheid merkbaar, maar sinds 2009 zijn de werkloosheidscijfers opnieuw sterk gestegen. Het arrondissement Halle-Vilvoorde kent nu een hogere werkloosheidsgraad dan het arrondissement Leuven, maar ligt nog ruim beneden de waarde voor het Vlaams Gewest. De werkloosheidsgraad in Brussel ligt meer dan drie maal hoger dan in Vlaams-Brabant, met 17,4%.17 Ook de werkloosheidsduur varieert met de economische conjunctuur. Figuur 8 geeft de evolutie van het aandeel langdurig werklozen (een jaar of meer werkloos) en het aandeel werklozen dat minder dan een jaar werkloos is. Wanneer het economisch goed gaat daalt het aandeel langdurig werklozen en omgekeerd. De langdurige werkloosheid is in Vlaams-Brabant minder uitgesproken dan in het Vlaams Gewest. In het Brusselse gewest zijn de cijfers nog hoger; daar is meer dan de helft van de werkzoekenden langer dan 1 jaar werkloos.
18
DEEL I: Armoede-indicatoren Figuur 7: Evolutie Evolutie van de werkloosheidsgraad
% van de beroepsbevolking .
9
8
7
6
5
4
1999
2001
arr. Halle-Vilvoorde
2003
2005
arr. Leuven
2007
2009
prov. Vlaams-Brabant
2011
Vlaams Gewest
Bron data: VDAB, via ARVASTAT Figuur 8: Aandeel van langdurige werklozen onder de werkzoekenden
80
% van de NWWZ
70 60 50 40 30 20 10 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
<1 jaar arr. Halle-Vilvoorde
>=1 jaar arr. Halle-Vilvoorde
<1 jaar arr. Leuven
>=1 jaar arr. Leuven
<1 jaar prov. Vlaams-Brabant <1 jaar Vlaams Gewest
>=1 jaar prov. Vlaams-Brabant >=1 jaar Vlaams Gewest
Bron data: VDAB, via ARVASTAT
19
DEEL I: Armoede-indicatoren
Kaart 6 geeft de werkloosheidsgraad per gemeente. Daaruit blijkt dat die vooral hoog is rond Brussel - zij het in mindere mate ten zuidoosten van de stad -, in Leuven en in het Hageland, vooral in de steden (Tienen, Aarschot, Diest, Landen, Zoutleeuw). Kaart 6: Niet werkende werkzoekenden: werkzoekenden: werkloosheidsgraad (2010)
% van de beroepsbevolking (18-64 jaar)
Aantal NWWZ
7,3 - 10,1 (Brussel: 7,3 - 30,7)
100
5,8 - 7,2
500
4,8 - 5,7 1.000
3,8 - 4,7 2,9 - 3,7 Londerzeel
Vlaams-Brabant: 5,7
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
Haacht
GrimbergenVilvoorde
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem
Asse
Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Glabbeek Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Linter
Drogenbos Overijse
Huldenberg
Hoegaarden
Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB, via ARVASTAT; ACTIRIS Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Er zijn ook hier soms grote verschillen tussen de deelgemeenten. Kaart 7 toont het aantal nietwerkende werkzoekenden per deelgemeente, als percentage van het aantal 18-64 jarigen.18 Er zijn vooral grote verschillen in enkele gemeenten rond Brussel (Sint-Pieters-Leeuw, Asse, Vilvoorde, Zaventem, Grimbergen) en in sommige (andere) steden: Tienen, Leuven en Diest. Op deze kaart is het industriële gebied van de Zennevallei duidelijk te zien, evenals de algemeen hogere waarden in grote delen van het Hageland. Kaart 7: NietNiet-werkende werkzoekenden, naar deelgemeente (31/12/2010) % van de 18-64 jarigen 5,1 - 39,0 4,0 - 5,0 3,2 - 3,9 2,7 - 3,1 0,9 - 2,6 Londerzeel
Vlaams-Brabant: 3,9
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo
Diest Aarschot
Boortmeerbeek
Scherpenheuvel -Zichem
Zemst Opwijk
Haacht
Meise Merchtem
Grimbergen
Rotselaar Bekkevoort
Kampenhout
Vilvoorde
Tielt-Winge Holsbeek
Steenokkerzeel Machelen
Wemmel
Asse
Affligem
Herent Kortenaken
Kortenberg Zaventem Ternat
Liedekerke
Dilbeek Roosdaal
Kraainem
SintPietersLeeuw
Drogenbos Overijse
Zoutleeuw
Boutersem Oud-Heverlee
Huldenberg
Linkebeek
Gooik
Glabbeek
Wezembeek-Bertem Oppem Tervuren
Lennik
Geetbets
Lubbeek
Leuven
Bierbeek Tienen
Linter
Hoegaarden
Hoeilaart Beersel
Galmaarden Pepingen Herne Bever
20
Halle
SintGenesiusRode
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB; bevolking: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL I: Armoede-indicatoren
2.1.2 Werkloosheidsgraad naar geslacht en leeftijd De werkloosheidsgraad is verschillend bij mannen en bij vrouwen (Figuur 9). De werkloosheidsgraad bij vrouwen is telkens groter dan de werkloosheidsgraad bij mannen, maar het verschil tussen beiden verkleint wel in de tijd. In het arrondissement Leuven liggen beide cijfers nu erg dicht bij elkaar. Mannen blijken gevoeliger te zijn voor de recente economische laagconjunctuur.
Figuur 9: Evolutie van de werkloosheidsgraad naar geslacht
% van de beroepsbevolking .
11 10 9 8 7 6 5 4 3 1999
2001
2003
2005
mannen arr. Halle-Vilvoorde mannen arr. Leuven mannen prov. Vlaams-Brabant mannen Vlaams Gewest
2007
2009
2011
vrouwen arr. Halle-Vilvoorde vrouwen arr. Leuven vrouwen prov. Vlaams-Brabant vrouwen Vlaams Gewest
Bron data: VDAB, via ARVASTAT
Er zijn ook sterke verschillen tussen de leeftijdsgroepen. Jongeren kennen een veel hogere werkloosheidsgraad en zijn gevoeliger voor de economische omstandigheden (Figuur 10). De stijging van de werkloosheid bij ouderen is eveneens opvallend, maar dat is mee te verklaren door de optrekking van de leeftijd (in 2002) waarop men vrijstelling van inschrijving als werkzoekende kan verkrijgen.19
21
DEEL I: Armoede-indicatoren
% van de beroepsbevolking
,
Figuur 10: 10: Evolutie van de werkloosheidsgraad naar leeftijd 18 16 14 12 10 8 6 4 2 1999 2001 < 25 jaar arr. Halle-Vilvoorde < 25 jaar arr. Leuven < 25 jaar prov. Vlaams-Brabant < 25 jaar Vlaams Gewest
2003 2005 2007 25-50 jaar arr. Halle-Vilvoorde 25-50 jaar arr. Leuven 25-50 jaar prov. Vlaams-Brabant 25-50 jaar Vlaams Gewest
2009 2011 >= 50 jaar arr. Halle-Vilvoorde >= 50 jaar arr. Leuven >= 50 jaar prov. Vlaams-Brabant >= 50 jaar Vlaams Gewest
Bron data: VDAB, via ARVASTAT
Er zijn ook ruimtelijke verschillen naar geslacht en leeftijd. Werkloosheid onder vrouwen is iets meer uitgesproken in het Hageland dan wat geldt voor de gehele bevolking (Kaart 8). Dit geldt ook voor de jongeren (Kaart 9). Kaart 8: Vrouwelijke nietniet-werkende werkzoekenden: werkloosheidsgraad (2010)
% van de vrouwelijke beroepsbevolking
Aantal NWWZ
7,5 - 11,2 (Brussel: 7,5 - 32,7)
600
6,0 - 7,4 5,0 - 5,9
< 25 jaar
4,0 - 4,9
25-50 jaar
2,7 - 3,9
50+ Londerzeel
Vlaams-Brabant: 5,9
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Zoutleeuw
Boutersem
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Drogenbos Overijse Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
22
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB, via ARVASTAT; ACTIRIS Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL I: Armoede-indicatoren Kaart 9: Jonge nietniet-werkende werkzoekenden: werkloosheidsgraad (2010)
% van de beroepsbevolking (< 25 jaar)
Aantal NWWZ
16,7 - 19,7 (Brussel: 16,7 - 40,9)
200
14,5 - 16,6 12,5 - 14,4
mannen
11,3 - 12,4
vrouwen
8,2 - 11,2 Londerzeel
Vlaams-Brabant: 14,4
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Zoutleeuw
Boutersem
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Drogenbos Overijse
Huldenberg
Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Hoegaarden
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB, via ARVASTAT; ACTIRIS Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
2.1.3 Werkloosheid naar opleiding en origine Ook laaggeschoolden en personen van niet-Belgische origine, vooral van niet-Europese origine, kennen een hogere werkloosheid dan gemiddeld en zijn kwetsbaarder voor de economische omstandigheden. Laaggeschoolde werkzoekenden van niet-Belgische origine worden daarbij 20 sterker getroffen dan laaggeschoolden van Belgische origine. Voor deze groepen kunnen we geen werkloosheidsgraden berekenen omdat we de juiste grootte van de referentiegroep niet kennen: we weten niet hoe groot de laaggeschoolde beroepsbevolking is of hoe groot de beroepsbevolking van niet-Belgische origine is. Wel kunnen we het aandeel van de laaggeschoolde werkzoekenden en de werkzoekenden van nietBelgische origine in het totaal aantal NWWZ bekijken (Kaart 10 en Kaart 11). Er is telkens een sterke overeenkomst met het totaal aandeel laaggeschoolden en het totaal aandeel personen van niet-Belgische origine in de bevolking. Laaggeschoolden zijn sterk vertegenwoordigd in het Hageland, het Pajottenland en de Zennevallei. Personen van niet-Belgische origine vinden we vooral in de ruime rand rond Brussel, in Leuven en in mindere mate in Diest en Tienen.
23
DEEL I: Armoede-indicatoren
Kaart 10: 10: Laaggeschoolden nietniet-werkende werkzoekenden (2010)
% van de niet-werkende werkzoekenden
Aantal laaggeschoolde NWWZ
48,1 - 55,5
10
41,6 - 48,0
100
38,6 - 41,5 32,1 - 38,5
1.000
25,9 - 32,0 Londerzeel
Vlaams-Brabant: 41,5
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
Glabbeek Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Linter
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Overijse
Huldenberg
Hoegaarden
Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB, via ARVASTAT Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 11: 11: NietNiet-werkende werkzoekenden van nietniet-Belgische origine (2010)
% van de niet-werkende werkzoekenden
Aantal NWWZ met een niet-Belgische origine
41,7 - 59,0
10
29,7 - 41,6
100
19,7 - 29,6 11,7 - 19,6 1.000
5,9 - 11,6 Vlaams-Brabant: 29,6
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Zoutleeuw
Boutersem
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Drogenbos Overijse Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
24
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB, via ARVASTAT Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL I: Armoede-indicatoren
Voor de groep van niet-Belgische origine kunnen we ook nagaan wat het belang is van de werkloosheid binnen de volledige bevolking van niet-Belgische origine van 18-64 jaar (Kaart 12).21 Op deze kaart zien we dat de werkloosheid onder personen van niet-Belgische origine vooral hoog is in de ruime rand rond Brussel.22 De zuidoostelijke rand vormt een duidelijke uitzondering. De waarden zijn vooral hoog ten noordoosten en ten noordwesten van Brussel, tot aan de provinciegrens. Ook in het Hageland zijn de cijfers hoog, maar hier gaat het om een relatief kleine groep. Kaart 12: 12: Werkloosheid binnen de groep van nietniet-Belgische origine (2010) (2010)
% van de bevolking met een niet-Belgische origine
Aantal
12,0 - 16,6
300
10,0 - 11,9 8,5 - 9,9
origine van de EU-14
6,5 - 8,4
origine van buiten de EU-15
3,7 - 6,4 Vlaams-Brabant: 8,5
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Bever
Herne
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Overijse Linkebeek Beersel
Halle
Zoutleeuw
Boutersem
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Hoeilaart SintGenesiusRode
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB, via ARVASTAT; bevolking: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
2.2 Het leefloon en het recht op maatschappelijke integratie Het leefloon is een minimuminkomen dat kan worden aangevraagd als men niet over toereikende bestaansmiddelen beschikt of kan beschikken. Wanneer men niet aan alle voorwaarden23 voldoet om het leefloon te ontvangen, voornamelijk omwille van de nationaliteit, kan men terugvallen op een equivalent leefloon. De gepresenteerde cijfers zijn een optelling van de leefloners en equivalent leefloners en omvatten al diegenen die in de loop van het jaar minstens één maand het leefloon of het equivalent leefloon hebben ontvangen. Het leefloon maakt deel uit van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI). Het equivalent leefloon maakt deel uit van het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH). Het merendeel van de personen die beroep doen op deze rechten krijgt een (equivalent) leefloon, maar het kan ook een tewerkstelling inhouden en, in het geval van de RMH, medische hulp. Ook hier worden de RMI-gerechtigden en de RMH-gerechtigden opgeteld en worden al diegenen beschouwd die in de loop van het jaar minstens één maand deze rechten hebben ontvangen.24
25
DEEL I: Armoede-indicatoren
2.2.1 Het leefloon en het equivalent leefloon Figuur 11 geeft de evolutie van het aantal personen dat recht heeft op een leefloon of een equivalent leefloon vanaf 2003. In oktober 2002 ging de nieuwe leefloonwet van start, waardoor de cijfers van voor deze wetswijziging niet helemaal vergelijkbaar zijn. Deze figuur toont een daling van het aandeel leefloners (inclusies equivalent leefloners) in Vlaams-Brabant tot in 2008, waarna een stijging merkbaar is, zeker in het arrondissement Leuven. Voor Vlaanderen is de ontwikkeling gelijkaardig, maar de cijfers liggen hier heel wat hoger. In Brussel zijn de cijfers meer dan zes maal hoger dan in Vlaams-Brabant. 6,3 % van de bevolking krijgt er een leefloon of equivalent leefloon, en het aandeel stijgt over de gehele periode. Figuur 11: 11: Aantal leefloners en equivalent leefloners, leefloners, evolutie in de tijd
% van de bevolking (18+)
.
1,8
1,6
1,4
1,2
1
0,8 2003
2005 arr. Halle-Vilvoorde arr. Leuven
2007
2009
2011
prov. Vlaams-Brabant Vlaams Gewest
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie
We zien dus een gelijkaardige evolutie als bij de werkloosheidsgraad, die gelijkloopt met de economische conjunctuur. Er zijn echter grote verschillen tussen het leefloon en het equivalent leefloon. Het aandeel leefloners kent globaal een stijgende tendens, terwijl het aandeel equivalent leefloners daalt tot in 2009 (Figuur 12). In Vlaanderen zien we dezelfde tendensen, maar het aandeel leefloners is er veel hoger. In Brussel is de stijging van het aandeel leefloners meer uitgesproken, en ook de daling van het aandeel equivalent leefloners is er minder sterk. Door de recente stijging is het aandeel equivalent leefloners er nu hoger dan in 2003.
26
DEEL I: Armoede-indicatoren
Figuur 12: 12: Aantal Aantal leefloners of equivalent leefloners, evolutie in de tijd
.
1
% van de bevolking (18+)
0,8
0,6
0,4
0,2
0 2003
2005
leefloon arr. Halle-Vilvoorde leefloon arr. Leuven leefloon prov. Vlaams-Brabant leefloon Vlaams Gewest
2007
2009
2011
eq. leefloon arr. Halle-Vilvoorde eq. leefloon arr. Leuven eq. leefloon prov. Vlaams-Brabant eq. leefloon Vlaams Gewest
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie
Equivalent leefloners zijn voornamelijk personen die geen leefloon kunnen ontvangen omdat ze geen burger zijn van de EU en niet in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. Dat laatste wil zeggen dat ze niet het statuut van 'gevestigde vreemdeling' hebben. Het gaat dan ook bijna uitsluitend (99%) om niet-Belgen, en meer specifiek niet-EU-nationaliteiten (97%). Ter vergelijking: bij het gewone leefloon is het aandeel niet-Belgen 24% en het aandeel niet-EU25 nationaliteiten 17%. De dalende tendens van het aandeel equivalent leefloners heeft grotendeels te maken met wetswijzigingen. Het aantal asielzoekers dat gebruik kan maken van financiële hulp is ingeperkt. In principe komen kandidaat-vluchtelingen nu alleen nog in aanmerking voor materiële steun. Er zijn echter een aantal uitzonderingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de asielaanvragen die ontvankelijk zijn verklaard voor 1 juni 2007, of voor kandidaat-vluchtelingen die door FEDASIL worden doorverwezen naar een OCMW. Dat laatste gebeurt wanneer het aantal beschikbare plaatsen in de opvangstructuren ontoereikend blijkt. Op dit moment is het aandeel kandidaat-vluchtelingen binnen de equivalent leefloners relatief beperkt (27%). In 2008 bestond nog meer dan de helft van de equivalent leefloners uit kandidaat-vluchtelingen. De meeste andere equivalent leefloners zijn vreemdelingen die in het 26 vreemdelingenregister zijn ingeschreven.
27
DEEL I: Armoede-indicatoren
Slechts 3,2% van de leefloners en equivalent leefloners is ouder dan 65. Deze groep wordt hier niet beschouwd en komt aan bod bij het hoofdstuk over de inkomensgarantie voor ouderen. De leefloners (inclusief equivalent leefloners) zijn ongelijk gespreid over de provincie. Kaart 13 toont de (equivalent) leefloners van 18 tot 64 jaar als aandeel van de bevolking van 18 tot 64 jaar.27 Het aandeel leefloners en equivalent leefloners jonger dan 65 jaar is hoog rond Brussel, vooral ten noordoosten en noordwesten van de stad, in Leuven, Tienen, en in mindere mate in Halle, Landen en Liedekerke. Kaart 13: 13: Leefloners en equivalent leefloners jonger dan 65 jaar (2010)
aantal
% van de bevolking (18-64 jaar) 1,66 - 2,98 (Brussel: 1,66 - 15,69)
400
1,23 - 1,65 0,86 - 1,22
leefloon
0,61 - 0,85
equivalent leefloon
0,27 - 0,60
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 1,22
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik
Boutersem
Linkebeek
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem
Gooik
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
SintPietersLeeuw
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: POD maatschappelijke integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
gezinsvorm 2.2.2 Verschillen naar geslacht, leeftijd en gezinsvorm Mannen en vrouwen, verschillende leeftijdsgroepen en verschillende gezinsvormen zijn niet allemaal gelijk vertegenwoordigd bij de leefloners. Figuur 13 (links) toont de evolutie van het aandeel vrouwen dat aangewezen is op een leefloon of equivalent leefloon. Dit aandeel ligt in stijgende lijn, en bedraagt nu meer dan de helft. Dit heeft vooral te maken met een stijging van het aandeel vrouwen bij het equivalent leefloon, van 32% naar 42%. Bij het leefloon is het aandeel vrouwen steeds hoger geweest en schommelt rond de 55%. Figuur 13 (rechts) toont het aandeel van de verschillende leeftijdsgroepen en de evolutie daarvan in de tijd. Meer dan de helft van de (equivalent) leefloners is jonger dan 35 jaar, en het aandeel van de jongste groep (jonger dan 25 jaar) stijgt. Ook het aandeel van de hogere leeftijdsgroepen (45+) stijgt. Deze stijging is te wijten aan een inhaalbeweging bij het equivalent leefloon, waar de middengroepen (25-34 jaar en 35-44 jaar) wel nog steeds veel sterker vertegenwoordigd zijn dan bij de leefloners.
28
DEEL I: Armoede-indicatoren Figuur 13: 13: Aantal leefloners en equivalent leefloners in VlaamsVlaams-Brabant naar geslacht (links) en leeftijd (rechts) 100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
55+ 45-54 35-44 25-34
60%
Vrouw
50%
Man
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
<25
0%
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie
Figuur 14 toont het aandeel van de verschillende gezinsvormen onder (equivalent) leefloners. Het aandeel van gezinnen met kinderen stijgt, maar de belangrijkste groep bestaat nog steeds uit alleenstaanden. Dit aandeel daalt wel, maar bedraagt nog steeds bijna de helft. Deze daling is vooral opvallend bij het equivalent leefloon. De leefloners en equivalent leefloners hebben nu een gelijkaardige gezinsstructuur. Een groeiende groep onder de leefloners zijn studenten. Het gaat nu om 10% van de leefloners, dubbel zoveel dan in 2003. Figuur 14: 14: Aantal leefloners en equivalent leefloners in VlaamsVlaams-Brabant naar gezinssituatie 100% 90% 80% 70% 60%
Onbekend
50%
Met kinderen Samenwonend
40%
Alleenstaand
30% 20% 10% 0% 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie
2.2.3 Recht op maatschappelijke maatschappelijke integratie en recht op maatschappelijke hulp Zoals eerder gesteld zijn het leefloon en het equivalent leefloon een onderdeel van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI), respectievelijk het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH). Naast het (equivalent) leefloon kan ook tewerkstelling en medische hulp worden toegekend. De overgrote meerderheid van de RMI-gerechtigden in Vlaams-Brabant ontvangen ook een leefloon (94%). Dit is minder uitgesproken bij RMH-gerechtigden, waar het om 65% gaat. Dit aandeel daalt ook sterk. In 2003 was dat nog meer dan 80%. In Vlaanderen als geheel en in Brussel zijn deze cijfers nog lager. In Brussel is het nu zelfs minder dan de helft.
29
DEEL I: Armoede-indicatoren
Gezien de meerderheid van de RMI- en RMH-gerechtigden een (equivalent) leefloon ontvangen, zien we gelijkaardige evoluties in de tijd dan bij de (equivalent) leefloners, hoewel de cijfers natuurlijk wat hoger liggen (Figuur 15 en Figuur 16). Ook de verschillen tussen de gemeenten leveren een gelijkaardig beeld op (Kaart 14). RMH-gerechtigen wegen wel wat meer door, net omdat een minder groot aandeel van hen financiële steun ontvangt. Figuur 15: 15: Aantal rechthebbenden op een RMI en RMH, evolutie evolutie in de tijd
% van de bevolking (18+) .
2
1,8
1,6
1,4
1,2
1 2003
2005
2007
arr. Halle-Vilvoorde arr. Leuven
2009
2011
prov. Vlaams-Brabant Vlaams Gewest
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie Figuur 16: 16: Aantal rechthebbenden op een RMI of RMH , evolutie in de tijd
.
1,2
% van de bevolking (18+)
1
0,8
0,6
0,4
0,2 2003
2005 RMI arr. Halle-Vilvoorde RMI arr. Leuven RMI prov. Vlaams-Brabant RMI Vlaams Gewest
2007
2009
2011
RMH arr. Halle-Vilvoorde RMH arr. Leuven RMH prov. Vlaams-Brabant RMH Vlaams Gewest
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie
30
DEEL I: Armoede-indicatoren Kaart 14: 14: RMIRMI- en RMHRMH-gerechtigden jonger dan 65 jaar (2010)
aantal
% van de bevolking (18-64 jaar) 1,96 - 3,45 (Brussel: 1,96 - 17,92)
400
1,47 - 1,95
Recht op Maatschappelijke Integratie
1,06 - 1,46
Recht op Maatschappelijke Hulp
0,76 - 1,05 0,44 - 0,75
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 1,46
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Liedekerke
Geetbets Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg Linkebeek Beersel
Pepingen
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden
Kortenaken
Machelen Kortenberg
Gooik
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: POD maatschappelijke integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Ook de cijfers naar geslacht en leeftijd zijn gelijkaardig (Figuur 17) aan die van het (equivalent) leefloon, hoewel de mannen hier nog net in de meerderheid zijn en de middelste leeftijdsgroepen (25-44 jaar) wat meer aanwezig zijn. RMH-rechthebbenden wegen hier immers wat meer door en de mannen en middelste leeftijdsgroepen zijn daar relatief belangrijker dan bij de RMI-gerechtigden. Figuur 17: 17: Aantal RMIRMI- en RMHRMH-gerechtigden in VlaamsVlaams-Brabant naar geslacht (links) en leeftijd (rechts) 100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60% Vrouw
50%
Man
55+ 45-54 35-44 25-34
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
<25
0%
0% 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie
31
DEEL I: Armoede-indicatoren
Een deel van de RMI- en RMH-gerechtigden kan worden tewerkgesteld. Dit aandeel stijgt sterk in de tijd, zowel in het arrondissement Leuven, het arrondissement Halle-Vilvoorde als in Vlaanderen (Figuur 18). Het bedraagt nu meer dan 10%. Binnen de tewerkgestelden zijn mannen licht in de meerderheid en hun aandeel stijgt. Verder is er een oververtegenwoordiging van de 35-44 en 45-54 jarigen. Er is een ondervertegenwoordiging van de jongste en oudste leeftijdsgroep. Bijna 1 op 4 is een RMH-gerechtigde en dit aandeel stijgt.
% van de RMI- en RMH-gerechtigden
.
Figuur 18: 18: Aantal Aantal RMIRMI- en RMHRMH-gerechtigden met tewerkstelling 12
10
8
6
4 2003
2005
2007
arr. Halle-Vilvoorde arr. Leuven
2009
2011
prov. Vlaams-Brabant Vlaams Gewest
Bron data: POD Maatschappelijke Integratie
2.3 De inkomensgarantie voor ouderen De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is een minimuminkomen voor personen vanaf 65 jaar. Het wordt toegekend aan ouderen die niet voldoende pensioenrechten hebben opgebouwd en niet over voldoende andere bestaansmiddelen beschikken. Bij wie op de leeftijd van 65 jaar reeds een pensioen of een andere tegemoetkoming ontvangt of heeft aangevraagd wordt het 28 recht op een IGO sinds 2010 automatisch onderzocht. De IGO is op 1 juni 2001 ingevoerd ter vervanging van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB). Diegenen voor wie het bedrag van het GIB hoger bleek dan het IGO, blijven het GIB ontvangen. In 2011 ging het in Vlaams-Brabant nog om 14% van de begunstigden. De hier gebruikte cijfers bevatten ook de begunstigden van een GIB. Kaart 15 toont het aandeel ouderen dat recht heeft op een inkomensgarantie voor ouderen. Dit aandeel is vooral hoog in het Hageland, in Leuven, in een aantal gemeenten rond Brussel (Asse, Drogenbos, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde) en in een aantal gemeenten in het westen van de provincie (Londerzeel, Opwijk, Roosdaal). Ten zuidoosten van Brussel en Leuven zijn er lage waarden, met uitzondering van Bertem en Huldenberg. Tenslotte heeft ook Kampenhout een bovengemiddelde waarde.
32
DEEL I: Armoede-indicatoren Kaart 15: 15: Aandeel van de 6565-plussers dat een IGO ontvangt (01/01/2011)
aantal
% van de bevolking (65+)* 5,2 - 6,2 (Brussel: 5,2 - 23,7)
10
3,4 - 5,1
100
2,8 - 3,3 2,2 - 2,7 1,5 - 2,1
1.000
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 3,3
Begijnendijk
Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Machelen Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Gooik
Kortenaken
Herent
Wemmel
Asse
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Rijksdienst voor pensioenen; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Bever
* t.o.v. de bevolking op 01/01/2010
De laatste jaren is er geen sterke stijging van het aandeel 65-plussers dat beroep doet op een IGO, maar het gemiddeld uitgekeerd bedrag kent wel een stijging. Niet iedereen ontvangt immers hetzelfde bedrag. Het juiste bedrag dat wordt uitgekeerd is afhankelijk van het pensioen en de bestaansmiddelen waarover men reeds kan beschikken. De IGO is een individueel recht, maar het bedrag is mede afhankelijk van het feit of men al dan niet alleen woont. Kaart 16 toont het gemiddeld bedrag per begunstigde. Dit aandeel is vooral hoog in stedelijke gebieden: het is bovengemiddeld in de ruime rand rond Brussel (behalve in het zuidoosten) en in het Leuvense. In het Hageland is het alleen in Scherpenheuvel-Zichem bovengemiddeld. De hogere waarden in stedelijke gebieden betekenen niet noodzakelijk dat de armoede er meer ouderen treft, maar wel dat de armoede er scherper is. Kaart 16: 16: Gemiddeld uitgekeerd bedrag van de IGO (01/01/2011)
aantal
euro per begunstigde 358 - 436 (Brussel: 358 - 497)
10
318 - 357
100
278 - 317 238 - 277 157 - 237
1.000
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 317
Begijnendijk
Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
Herne
Bertem
Glabbeek
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
Beersel Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem
Galmaarden
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
SintPietersLeeuw
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Rijksdienst voor pensioenen Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
33
DEEL I: Armoede-indicatoren
2.4 Tegemoetkomingen voor personen met een handicap Een integratietegemoetkoming (IT) kan worden toegekend aan iemand met een handicap of chronische ziekte bij wie een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid werd vastgesteld en die daardoor bijkomende kosten heeft om zich in het maatschappelijke leven in te passen. Een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) kan worden toegekend aan iemand die wegens een handicap of chronische ziekte niet meer dan één derde kan verdienen van wat een gezond persoon zou kunnen verdienen. Deze twee tegemoetkomingen kunnen gelijktijdig of afzonderlijk worden toegekend. De IT en de IVT kunnen aangevraagd worden vanaf de leeftijd van 21 jaar (daarvóór kan verhoogde kinderbijslag worden aangevraagd) en tot en met de leeftijd van 64 jaar. Vanaf de 65ste verjaardag kan alleen een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) worden aangevraagd. Deze tegemoetkoming kan worden toegekend bij een verminderde zelfredzaamheid of gebrek aan zelfredzaamheid. Personen ouder dan 65 kunnen wel een IT en/of IVT blijven ontvangen, als het bedrag ervan hoger is dan het bedrag van de THAB. Genoemde tegemoetkomingen zijn een recht en worden niet automatisch toegekend. Er gelden inkomensvoorwaarden, verblijfsvoorwaarden (verblijf in 29 België) en nationaliteitsvoorwaarden.
Kaart 17 geeft het aantal personen van 21-64 jaar dat een IT en/of IVT ontvangt, per 1.000 inwoners. De aanwezigheid van voorzieningen voor personen met een handicap beïnvloeden duidelijk de cijfers. Zo zien we de hoogste waarden in Bierbeek, Roosdaal, Tienen en Lennik. Algemeen zijn de hoge waarden in het oostelijke Hageland wel opvallend. Kaart 17: 17: Aantal personen van 2121-64 jaar dat een IT en/of IVT ontvangt (01/04/2011)
per 1.000 inwoners (21-64 jaar)*
aantal
18,7 - 47,3
400
13,7 - 18,6 11,2 - 13,6
enkel IT
8,7 - 11,1
enkel IVT
6,5 - 8,6
IT en IVT
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 13,6
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Geetbets
Kortenberg Zaventem Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik
Herne
* t.o.v. de bevolking op 01/01/2010
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
Gooik
Tielt-Winge
Herent
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: POD maatschappelijke integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 18 toont het aandeel personen van 65 jaar en ouder dat een IT, IVT en/of THAB ontvangt. Het aandeel is hier veel hoger dan bij de 21-64 jarigen, en bedraagt in een aantal gemeenten bijna 20%. Hoge waarden vinden we vooral in het Hageland en in het Pajottenland. Rond Brussel en in het Leuvense zijn de waarden meestal erg laag.
34
DEEL I: Armoede-indicatoren Kaart 18: 18: Aantal personen van 65 jaar of meer dat een IT, IVT en/of THAB ontvangt (01/04/2011)
per 1.000 inwoners (65+)*
aantal
119,1 - 192,5
400
94,1 - 119,0 69,1 - 94,0
IT of IVT
44,1 - 69,0
IT en IVT
13,9 - 44,0
THAB
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 69,1
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Liedekerke
Zaventem
Geetbets
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik
Herne
* t.o.v. de bevolking op 01/01/2010
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen Kortenberg
Gooik
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: POD maatschappelijke integratie; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
2.5 Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering De voorkeursregeling in de ziekteverzekering maakt de gezondheidszorg goedkoper (minder remgeld, lager plafondbedrag voor de maximumfactuur ...) voor bepaalde personen en gezinnen met een laag inkomen. Alle personen die een leefloon, een inkomensgarantie voor ouderen of een tegemoetkoming voor personen met een handicap ontvangen krijgen een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. In bepaalde gevallen geldt dat ook voor de andere leden van hun gezin. De voorkeursregeling geldt echter ook voor een hele reeks andere groepen met een laag inkomen. De hier gebruikte cijfers kunnen dus worden beschouwd als een veralgemening van bovenstaande cijfers.
Concreet zijn er drie categorieën van personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering: Een eerste categorie verkrijgt de voorkeursregeling op basis van hun hoedanigheid. hoedanigheid Het gaat om gepensioneerden, weduwen en weduwnaars, wezen en invaliden (het vroegere WIGW-statuut), langdurig werklozen van minstens 50 jaar oud, ambtenaren die op vroegtijdig pensioen zijn gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid, en meer in het algemeen alle personen vanaf 65 jaar die in België verblijven, naast een aantal specifieke, numeriek kleine categorieën. Dit recht geldt ook voor de echtgeno(o)t(e) of levenspartner van de rechthebbende en eventuele personen ten laste. In alle genoemde gevallen is de voorkeursregeling wel aan inkomensvoorwaarden gebonden. Ze wordt ook niet automatisch toegekend, maar moet eerst worden aangevraagd. Een tweede categorie verkrijgt de voorkeursregeling automatisch omdat zij reeds een sociaal sociaal voordeel ontvangen: het leefloon, OCMW-steun, een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of inkomensgarantie voor ouderen, een tegemoetkoming aan personen met een handicap of een verhoogde kinderbijslag wegens handicap. Dit recht geldt ook voor de echtgeno(o)t(e) van de rechthebbende en eventuele personen ten laste. Om dat recht uit te breiden tot de levenspartner moet de rechthebbende die partner wel kenbaar maken bij het ziekenfonds. 35
DEEL I: Armoede-indicatoren
Een derde categorie wordt gevormd door diegenen met het OMNIOOMNIO-statuut. statuut Dit statuut, dat geldt voor het hele gezin, is afhankelijk van het gezinsinkomen en is in het leven geroepen voor gezinnen met een laag inkomen die niet onder de twee genoemde categorieën van verhoogde tegemoetkoming vallen. Indien iemand in het gezin reeds recht heeft op verhoogde tegemoetkoming maar een ander lid van het gezin niet, kan de laatstgenoemde wel een aanvraag in het kader van OMNIO indienen. De cijfers die hier worden gebruikt zijn gegevens die verwerkt werden door de Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR). Voor Brussel zijn deze gegevens niet beschikbaar. Ze omvatten zowel de titularissen als de personen ten laste, en worden hier apart beschouwd voor personen jonger dan 65 jaar en 65-plussers. Ze werden uitgedrukt als percentage van de bevolking in de betreffende leeftijdsgroep. Er is een duidelijk verschil tussen beide leeftijdsgroepen (Kaart 19 en Kaart 20). Bij personen van 0 tot 64 jaar gaat het in Vlaams-Brabant om 5,4% van de bevolking. De waarden zijn vooral hoog in stedelijke gebieden. De hoogste waarden vinden we in Drogenbos, Vilvoorde, Machelen, Leuven, Tienen en Diest. Het gebied ten westen en zuidwesten van Brussel (Wemmel, Asse, Liedekerke, Sint-Pieters-Leeuw, Halle) en het oostelijk Hageland (Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem, Geetbets, Zoutleeuw en Landen) vertonen wel algemeen wat hogere waarden. De waarden bij de 65-plussers zijn veel hoger (25,2% van het totaal van de 65plussers in Vlaams-Brabant) en vooral het platteland vertoont hoge waarden. Dit geldt zowel voor het Hageland als voor het Pajottenland. Bovengemiddelde waarden vinden we verder alleen in het uiterste noordwesten van de provincie, in Drogenbos, Hoeilaart, Kampenhout, Bertem en Huldenberg.
Kaart 19: 19: Personen van 00-64 jaar met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010)
% van de bevolking (0-64 jaar)
aantal
7,4 - 9,6
1.500
5,5 - 7,3 4,2 - 5,4
o.b.v. hoedanigheid
3,5 - 4,1
o.b.v. sociaal voordeel
2,7 - 3,4
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 5,4
OMNIO-statuut
Begijnendijk
Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Dilbeek
Lennik
36
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem Ternat
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
Gooik
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ, bewerking SVR; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL I: Armoede-indicatoren Kaart 20: 20: Personen van 65 jaar of meer met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010)
% van de bevolking (65+)
aantal
36,2 - 47,4
1.500
30,2 - 36,1 25,2 - 30,1
o.b.v. hoedanigheid
21,2 - 25,1
o.b.v. sociaal voordeel
8,9 - 21,1
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 25,2
OMNIO-statuut
Begijnendijk
Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Liedekerke
Zaventem Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik
Herne
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Pepingen
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden
Bever
Geetbets Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen Kortenberg
Gooik
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ, bewerking SVR; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Er zijn ook verschillen naar geslacht. Het aandeel vrouwen (10,5%) met een voordeeltarief in de ziekteverzekering is heel wat hoger dan het aandeel mannen (7,2%). Een van de verklaringen hiervoor is de hogere levensverwachting van vrouwen, gecombineerd met het grotere aandeel ouderen dat een voorkeursregeling geniet.30 Vrouwen met een voorkeursregeling zijn, mede door het genoemde leeftijdseffect, iets talrijker op het platteland dan in de steden en omgekeerd.
37
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
DEEL II: Verhoogd risico op armoede In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal situaties die kunnen leiden tot een verhoogd risico op armoede. Het gaat om de opleiding, opleiding om demografische factoren, factoren om gezondheidproblemen gezondheidproblemen en om de woonsituatie. woonsituatie Vaak hangen die factoren samen. Zo kan een slechte woonsituatie leiden tot een zwakke gezondheid, of kan een alleenstaande ouder minder tijd vrij maken voor opleiding. Genoemde factoren kunnen zowel oorzaak als gevolg zijn van armoede. Zoals hoger gesteld hebben kinderen die in armoede opgroeien ook meer kans om later zelf in armoede terecht te komen. Het is belangrijk te benadrukken dat alle tot hier behandelde factoren enkel een verhoogde kans op armoede inhouden. Zo is de kans dat iemand met een slechte gezondheid of een lage 31 opleiding in de armoede belandt groter dan gemiddeld, maar dat is lang niet altijd het geval.
3
Opleiding Ervaring van een 1717-jarige jongen
Een laag opleidingsniveau leidt, via de arbeidsmarkt, tot een hoger armoederisico. Er is ook een duidelijke link tussen de opleidingsgraad van de ouders en die van hun kinderen: gemiddeld genomen zullen de kinderen van hoogopgeleide ouders een hogere scholing bereiken dan kinderen van laagopgeleide ouders.
“Ik moest naar het bijzonder onderwijs omdat ik een ‘lastige leerling’ was. Toegegeven, ik had nogal een grote mond … maar er waren leerkrachten die ik wel echt respecteerde! In het bijzonder onderwijs heb ik veel te weinig geleerd, dus nu kan ik alleen maar gaan werken in een beschutte werkplaats. En ook al wil ik niks slecht zeggen over die mensen, ik vind het echt niet tof om tussen gehandicapten te werken. Ik wil tramchauffeur worden!“
Kaart 21 toont het aantal personen van 25 jaar en meer met ten hoogste een diploma lager middelbaar32. Er zijn hoge waarden in het Hageland, in de Zennevallei en in mindere mate in het Pajottenland (met wel een erg hoge waarde voor Liedekerke) en het noordwesten van de provincie. Er zijn relatief weinig laagopgeleiden in het Leuvense, ten zuidoosten van Brussel en in andere residentiële gemeenten als Wemmel, Meise en Keerbergen. De kaart van het aandeel personen met een diploma hoger onderwijs geeft het omgekeerde beeld. De gelijkenis tussen Kaart 21 en Kaart 22, die het aantal leerlingen in het beroepssecundair onderwijs (B-stroom in de eerste graad en BSO in de 2de, 3de en 4de graad) weergeeft, is opvallend. Alleen in het westen van de provincie is dat minder het geval.
38
DEEL II: Verhoogd risico op armoede Kaart 21: 21: Bevolking (25+) met hoogstens een diploma lager middelbaar middelbaar onderwijs (01/10/2001)
% van de bevolking (25+)
Aantal
50,0 - 55,8 (Brussel: 50,0 - 59,9)
1.000
46,0 - 49,9
5.000
42,0 - 45,9 10.000
38,0 - 41,9 26,2 - 37,9 Vlaams-Brabant: 42,0
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
Glabbeek Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Linter
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Overijse
Huldenberg
Hoegaarden
Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 22: 22: Aantal leerlingen in de BB-stroom en het BSO (schooljaar 20092009-2010)
% van het aantal leerlingen in het gewoon voltijds secundair onderwijs
Aantal
22,2 - 29,3 400
18,2 - 22,1 16,2 - 18,1
B-stroom
14,2 - 16,1
BSO
8,8 - 14,1 Vlaams-Brabant: 18,1
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Halle Herne
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Overijse Linkebeek Beersel
Bever
Zoutleeuw
Boutersem
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Hoeilaart SintGenesiusRode
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Vlaamse Overheid, Departement Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
39
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
4
Demografische factoren
Het armoederisico is hoger voor bepaalde demografische groepen dan voor anderen. Eerder onderzoek toonde al aan dat ouderen het meest kwetsbaar zijn. Voor hen is het armoederisico bijna dubbel zo groot dan gemiddeld. Mede daardoor is het armoederisico ook hoger bij eenpersoonshuishoudens en tweepersoonshuishoudens waarvan minstens één persoon ouder is dan 65. Ook voor vrouwen - die een langere levensverwachting hebben - is het armoederisico hoger, hoewel het verschil hier minder uitgesproken is. Het armoederisico bij eenoudergezinnen 33 is bijna drie maal zo groot dan gemiddeld. Daarnaast is ook de bevolking bevolking van nietniet-Belgische origine bijzonder kwetsbaar en dat geldt vooral voor personen van niet-Europese origine. Natuurlijk is het niet zo dat men arm is omdat men ouder is, in een eenoudergezin leeft of een niet-Belgische origine heeft. Zoals voor laagopgeleiden verloopt de causaliteit vaak via de tewerkstelling. De toegang tot de arbeidsmarkt is moeilijker voor eenoudergezinnen en personen van niet-Belgische origine, en dus ligt gemiddeld ook hun inkomen lager.
4.1 Ouderen Het aandeel ouderen in de bevolking is vooral hoog in het Hageland en in enkele residentiële gemeenten in en rond Brussel. In het Pajottenland zijn er ook vaak bovengemiddelde waarden. De oudere leeftijdsstructuur in deze gebieden heeft niet alleen te maken met ruimtelijke verschillen in natuurlijke aangroei, maar ook en vooral met migratiepatronen. Zo trekken jongeren weg uit landelijke gebieden, maar ook jongeren uit residentiële gemeenten kunnen (tijdelijk) wegtrekken, vaak naar de steden. Kaart 23: 23: Aantal 6565-plussers plussers (01/01/2010)
% van de bevolking
Aantal
18,8 - 21,1
100
17,8 - 18,7
1.000
17,3 - 17,7 10.000
16,8 - 17,2 14,8 - 16,7 (Brussel: 7,7 - 16,7) Vlaams-Brabant: 17,7 Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Bever
40
Herne
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Overijse Linkebeek Beersel
Halle
Zoutleeuw
Boutersem
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Hoeilaart SintGenesiusRode
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
De inkomens van ouderen worden in belangrijke mate bepaald door de pensioenen. Hieronder brengen we de hoogte van die pensioenen34 in kaart. Figuur 19 toont het pensioenbedrag voor verschillende gezinsvormen. Het ligt voor de hand dat het pensioen van een alleenstaande gemiddeld lager is dan het totale pensioenbedrag van een koppel. Bij koppels waar er, naast 1 pensioen, nog een andere inkomensbron is (uit arbeid, van een RVA-uitkering, van OCMW-steun of van een arbeidsongeschiktheidsuitkering) zijn er wat meer hoge pensioenen en wat minder lage pensioenen dan bij alleenstaanden. Bij koppels met 2 pensioenen zijn er het minst pensioenen van minder dan 1.000 euro en 35 het meest van meer dan 2.500 euro.
Ervaring van van een 6565-jarige man uit regio Tienen "Ik ben sinds juli van dit jaar gepensioneerd. Voorheen stond ik al lange tijd 'op de ziekenkas’. Ze hebben me voor 66% invalide verklaard. Wat kan ik nog zeggen? Ik ben alleenstaand en heb een klein inkomen. Ik huur momenteel een private woning voor 500 € per maand. En dat is iets minder dan de helft van mijn vervangingsinkomen. Zo kon het voor mij niet verder meer. Ik heb een sociale woning aangevraagd. Nu is er mij eentje toegewezen, maar ik heb bijna 5 jaar op de wachtlijst gestaan. En elk jaar maar opnieuw hernieuwen. Ik blijf met een grote onzekerheid zitten. Kan ik wel met mijn bescheiden pensioentje de eindjes aan elkaar knopen? De huisvestingsmaatschappij heeft weinig begrip voor onze situatie. Dat is toch mijn gedacht."
Figuur 19: 19: Pensioenbedrag voor verschillende gezinsvormen (31/12/2008) 100% 4,4 8,0
3,5
7,0
7,6
7,9
6,1
23,7
17,4
5,5 5,9 9,9
80%
13,3
11,9
23,6
31,8
15,7 29,1
60%
28,4
26,6 37,1
28,5
40% 28,0
52,2 43,3
20%
>=2500 euro 2000-2499 euro 1500-1999 euro 1000-1499 euro <1000 euro
49,5
22,1 25,6
andere gezinsvormen
16,2
totaal koppels met enkel pensioen(en)
koppels met 2 pensioenen
koppels met 1 pensioen
koppels met 1 pensioen + ander inkomen
alleenstaanden
10,0
0%
Bron data: KSZ
De hoogte van het pensioenbedrag hangt natuurlijk samen met het beroep dat vroeger werd uitgeoefend. Het pensioenbedrag is gemiddeld laag voor zelfstandigen (inclusief landbouwers) en hoger voor werknemers. Gemiddeld vinden we de hoogste pensioenen bij de ambtenaren.
41
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Kaart 24 en Kaart 25 tonen, respectievelijk voor alleenstaanden en voor koppels, het aantal gezinnen met een pensioenbedrag lager dan 1.500 euro. De koppels met nog andere inkomens buiten het pensioen worden hier niet beschouwd. Bij de alleenstaanden vinden we vooral op het platteland hoge waarden. Opvallend is het Hageland, maar ook het Pajottenland, Huldenberg en Hoeilaart. Het omgekeerde zien we in stedelijk gebied. Lage waarden vinden we in het Leuvense, Tienen, Landen en Diest, en in heel wat gemeenten rond Brussel. Bij de koppels zien we een gelijkaardig beeld. Kaart 24: 24: Alleenstaanden Alleenstaanden met een pensioenbedrag lager dan 1.500 euro (31/12/2008)
% van de alleenstaanden met een pensioen
aantal
83,0 - 90,9
1.000
77,0 - 82,9 71,5 - 76,9
< 1000 euro
66,5 - 71,4
1000 - 1499 euro
56,0 - 66,4 KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 71,4
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
Bertem
Boutersem Tienen
Linkebeek Beersel
Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Huldenberg
Galmaarden
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne
Glabbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Herent
Machelen
Liedekerke
Tielt-Winge
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Bever
Kaart 25: 25: Koppels met een pensioenbedrag lager dan 1.500 euro (31/12/2008)
aantal
% van de koppels met een of twee pensioenen 37,3 - 49,9 (Brussel: 37,3 - 56,4)
500
31,3 - 37,2 26,3 - 31,2
< 1000 euro
22,3 - 26,2
1000 - 1499 euro
17,9 - 22,2 KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 31,2
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
42
Halle
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Herent
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Figuur 20 toont de evolutie van het aandeel pensioenen lager dan 1.500 euro, voor alleenstaanden en voor koppels. Ook hier werden koppels met nog een andere inkomensbron dan het pensioen niet beschouwd. Zowel voor de alleenstaanden als voor de koppels zien we dat het aandeel sterk daalt gedurende de laatste jaren, en zeker in 2008. Deze daling heeft niet alleen te maken met nieuwe gepensioneerden, met een hoger pensioen, maar ook met indexsprongen. Wanneer we de Vlaams-Brabantse waarden vergelijken met de Vlaamse waarden, zien we dat er in Vlaanderen relatief meer gepensioneerden zijn met een pensioen lager dan 1.500 euro. In Vlaams-Brabant zelf zijn de waarden het laagst in Halle-Vilvoorde. Tot voor kort waren de laagste waarden in Brussel te zien, maar deze voorsprong kalft af. Bij de koppels zijn er nu relatief meer pensioenen beneden de 1.500 euro in Brussel dan in VlaamsBrabant. Figuur 20: 20: Aandeel pensioenen lager dan 1.500 euro voor alleenstaanden en koppels
90 80
% < 1.500 euro
70 60 50 40 30 20 2003
2004
2005
alleenstaanden arr. Halle-Vilvoorde alleenstaanden arr. Leuven alleenstaanden prov. Vlaams-Brabant alleenstaanden Vlaams Gewest alleenstaanden Brussels Gewest
2006
2007
2008
koppels arr. Halle-Vilvoorde koppels arr. Leuven koppels prov. Vlaams-Brabant koppels Vlaams Gewest koppels Brussels Gewest
Bron data: KSZ
43
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
4.2 Eenoudergezinnen Kaart 26 toont het aantal eenoudergezinnen als percentage van het totaal aantal gezinnen (met of zonder kinderen)36. Hoge waarden zijn er rond Brussel, in het zuiden van het Hageland en in een aantal gemeenten van het Pajottenland. In een aantal gevallen worden de cijfers wel sterk beïnvloed door de gezinsstructuur in de gemeente. Zo is het aantal eenoudergezinnen in Leuven erg laag als we dat bekijken t.o.v. het totaal aantal gezinnen. Wanneer we echter zouden kijken naar het aantal eenoudergezinnen als percentage van het aantal gezinnen met kinderen, krijgen we daar wel een hoge waarde. Dit is te verklaren door het grote aantal alleenwonenden in Leuven, waarin de rol van de universiteit groot is. In Brussel is trouwens hetzelfde te zien in de omgeving van de ULB en de VUB in Elsene en Etterbeek. Omgekeerd zijn de waarden in het Pajottenland veel minder hoog als we dat zouden bekijken t.o.v. het aantal gezinnen met kinderen, omwille van het lage aantal alleenwonenden in deze gemeenten.
Ervaring van een alleenstaande moeder van 7 kinderen uit de regio Vilvoorde "Twee van de kinderen gingen met de school op zeeklassen. Toen ik de rekening hiervoor moest betalen ben ik met het vonnis, zeggende dat de vader voor de helft moet tussenkomen in de schoolkosten en de ziektekosten, naar de school gegaan. Ik heb mijn deel betaald en de naam van de schuldbemiddelaar van de vader aan school gegeven. De vader van de kinderen heeft zijn deel niet betaald, ik moest dan betalen of de kinderen mochten niet mee. Als je voor alles alleen staat is het niet moeilijk om in de armoede te komen. Of er nu een vonnis is of niet, de alimentatie wordt maar met mondjesmaat betaald of helemaal niet. Veel zeggen dan: we zullen loonbeslag leggen. Maar dan veranderen ze van werk en je bent terug naar af. Het is gewoon een vicieuze cirkel maar ondertussen moet je zorgen dat de kinderen groot worden.”
Kaart 26: 26: Aantal eenoudergezinnen als percentage van het totaal aantal gezinnen (01/01/2011)
% van het totaal aantal gezinnen
Aantal
9,8 - 13,5
1.200
8,8 - 9,7 8,0 - 8,7
alleenstaande moeders
7,4 - 7,9
alleenstaande vaders
6,6 - 7,3 Vlaams-Brabant: 8,7
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem Liedekerke
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Zaventem Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Leuven
SintPietersLeeuw
Halle
44
Herne
Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Overijse Linkebeek Beersel
Bever
Zoutleeuw
Boutersem
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Glabbeek
Bertem
Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Hoeilaart SintGenesiusRode
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning; BISA Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
4.3 Bevolking van nietniet-Belgische origine De bevolking van niet-Belgische origine kent een hoog armoederisico. Dit geldt vooral voor personen van niet-Europese herkomst, en het meest voor personen van Maghrebijnse of Turkse herkomst. Voor mensen afkomstig van een EU-land is dit veel minder het geval, zeker in VlaamsBrabant waar heel wat medewerkers van de EU wonen (vooral ten zuidoosten van Brussel). Wanneer personen met een ZuidEuropese herkomst niet worden meegerekend, is de werkloosheid bij mensen van EU-herkomst zelfs lager dan bij 37 personen van Belgische origine.
Ervaring van een allochtone man uit de regio Tienen "Ik ben in Armenië geboren en sinds 1997 ben ik naar België gekomen. Ik heb het statuut van politiek vluchteling. In Armenië was ik gedurende 20 jaar vrachtwagenchauffeur. Via Open School heb ik de 'Vlaamse' taal aangeleerd. Naast de VDAB ben ik goed geholpen door het OCMW van Tienen. Die sociale assistent heeft me heel veel geholpen. Ik kon geen vrachtwagenchauffeur meer worden omwille van gezondheidsredenen. Ik heb het moeilijk gehad omwille van mijn huidskleur en leeftijd. Maar nu werk ik in de keuken van de Amerant. Het is een contract voor 1 jaar. Ik werk hier graag, Ik kom onder de mensen. Voor de toekomst wil ik graag in de Kringloopwinkel van Tienen werken. Het is een betere job en vooral, ik werk dan full-time. Mijn sociaal assistent wil me daarbij helpen. De patrons zeggen altijd dat ze alleen maar jonge mensen willen. Daar kan ik toch niet tegen op. Ik kom uit het Oostblok en er is grote concurrentie met de mensen uit Polen."
Kaart 27 geeft aan waar de bevolking van niet-EU-origine woont. Deze bevolkingsgroep is sterk vertegenwoordigd rond Brussel, vooral ten noordoosten van de stad, in Leuven en in Diest. De gemeenten ten zuidoosten van Brussel herbergen relatief veel personen afkomstig van rijke OESO-landen (VS, Canada, Australië, Japan ...). In de andere gemeenten rond Brussel, en vooral ten noordoosten van de stad, is de Maghrebijnse herkomst belangrijk. In Diest gaat het vooral om mensen van Turkse origine. In de meeste andere gemeenten zijn andere herkomstlanden belangrijker. Ten westen van Brussel zijn Afrikaanse herkomstlanden sterk vertegenwoordigd. Ten oosten van Brussel, en heel opvallend in Leuven, is de Aziatische herkomst belangrijk.
Kaart 28 herhaalt deze gegevens op het niveau van deelgemeenten. Daaruit blijkt dat er ook binnen gemeenten grote verschillen zijn. Zo komt de kanaalzone rond Brussel veel duidelijker tot uiting. Ook is het duidelijk dat de waarden in de stadscentra veel hoger liggen dan in de andere deelgemeenten van de steden.
45
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Kaart 27: 27: De bevolking van nietniet-Europese origine (01/01/2011)
% van de bevolking
aantal
12,1 - 17,2
3.000
6,2 - 12,0 3,1 - 6,1
Maghreb-landen en Turkije
1,6 - 3,0
Noord-Amerika, Oceanië en andere rijke OESO-landen
0,9 - 1,5
andere landen KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 6,1
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
Haacht
GrimbergenVilvoorde
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Asse
Affligem
Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik SintPietersLeeuw
Gooik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek Beersel
Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
Galmaarden
Kortenaken
Herent
Machelen
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Bever
Kaart 28: 28: De bevolking van nietniet-Europese origine op het het niveau van de deelgemeenten (01/01/2011) aantal
% van de bevolking 12,1 - 23,1 6,2 - 12,0 3,1 - 6,1 1,6 - 3,0 0,0 - 1,5
2.000 Maghreb-landen en Turkije Noord-Amerika, Oceanië en andere rijke OESO-landen andere landen
Vlaams-Brabant: 6,1
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo
Diest Aarschot
Boortmeerbeek
Scherpenheuvel -Zichem
Zemst Opwijk
Haacht
Meise Merchtem
Grimbergen
Rotselaar Bekkevoort
Kampenhout
Vilvoorde
Tielt-Winge Holsbeek
Steenokkerzeel Machelen
Wemmel
Asse
Affligem
Herent Kortenaken
Kortenberg Zaventem Liedekerke
Dilbeek Roosdaal
Kraainem
Tervuren
Lennik SintPietersLeeuw
Drogenbos
Huldenberg Overijse
Linkebeek
Gooik
Glabbeek
Wezembeek-Bertem Oppem
Zoutleeuw
Boutersem Oud-Heverlee
Geetbets
Lubbeek
Leuven
Ternat
Bierbeek Tienen
Linter
Hoegaarden
Hoeilaart Beersel
Galmaarden Pepingen Herne Bever
46
Halle
SintGenesiusRode
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VDAB; bevolking: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
5
Gezondheidsproblemen
Personen met een zwakke gezondheid of met een handicap kennen een groter armoederisico dan gemiddeld. Ook hier speelt moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt vaak een rol. Omgekeerd kan armoede ook leiden tot gezondheidsproblemen. Men stelt al jaren vast dat zowel het aantal gezonde jaren als de levensverwachting lager is voor armen dan gemiddeld. We kijken eerst naar de algemene gezondheidstoestand van de bevolking, en vervolgens naar de personen met een handicap. handicap
Ervaring van een gehuwde vrouw met drie kinderen uit de regio Vilvoorde "Mijn man is ziek gevallen, resultaat: veel minder inkomen. Gelukkig hadden we een sociale woning. We hadden wel drie studerende kinderen, eerst nog lagere school, dan middelbaar en dan Universiteit en Hoge School. Het inkomen bleef altijd hetzelfde. Kwam er 2% bij dan ging de huishuur omhoog en zo kwam er nooit iets bij. Dus moest ik gewoon zoveel mogelijk alles organiseren en de moed niet laten zakken, wat soms moeilijk is. We moeten altijd zien dat we geen schulden maken. Geen vakantie, niet roken of drinken, alleen het nodige kopen. Zorgen dat de kinderen konden studeren voor een goed diploma. Ik heb jaren mijn verstand op nul gezet en alles uitgespaard om de studies en de kleren voor de kinderen te kunnen betalen. Ik kan mij ontspannen door vrijwilligerswerk te doen en andere mensen in armoede te helpen. Ik spreek een troostend woord en probeer ze de weg te wijzen hoe ze met minder geld kunnen leven. Mijn spreuk is: je staat ervoor en je moet erdoor."
5.1 Algemene gezondheidstoestand Voor de algemene gezondheidstoestand zijn we aangewezen op de gegevens van de sociaaleconomische enquête van 2001, waarbij de gehele bevolking werd bevraagd. 21,7% van de bevolking in Vlaams-Brabant vindt zijn of haar algemene gezondheidstoestand niet goed. Van 4,9% van de bevolking is de gezondheidstoestand slecht of zeer slecht. In Vlaanderen zijn de 38 waarden wat lager, in Brussel heel wat hoger. Deze beoordeling is afhankelijk van de leeftijd en het geslacht. Zo rapporteren oudere mensen vanzelfsprekend vaker een minder goede gezondheid dan jongeren. Om deze impact van leeftijdsstructuur en geslachtsverdeling weg te werken werd een index berekend.39 Als deze index hoger is dan 1, wil dit zeggen dat de gerapporteerde gezondheid minder goed is in die gemeente dan in Vlaanderen als geheel, los van leeftijds- of geslachtseffecten. Als deze index lager is dan 1, is de gerapporteerde gezondheid beter dan in Vlaanderen als geheel. Kaart 29 geeft deze index weer.
47
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Kaart 29: 29: Subjectieve gezondheidstoestand van de bevolking, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (01/10/2001)
aantal
% niet goed (index*) 1,12 - 1,37 (Brussel: 1,12 - 1,87)
7.500
1,03 - 1,11 0,97 - 1,02
redelijk
0,91 - 0,96
slecht
0,80 - 0,90 Vlaanderen: 1,0 Vlaams-Brabant: 1,02
zeer slecht KapelleLonderzeel op-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
* werkt het effect weg van een verschillende leeftijds- en geslachtsstructuur
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek Beersel
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat
Kortenaken Geetbets
Kortenberg Zaventem
Roosdaal
Tielt-Winge
Herent
Machelen
Liedekerke
Herne
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
De gezondheidstoestand is duidelijk minder goed in het gehele Hageland, in de Zennevallei en in mindere mate in het Pajottenland. Ze is heel goed in de residentiële gemeenten ten zuidoosten en in mindere mate ten noordwesten van Brussel. Er is op gemeentelijk niveau dus een duidelijke overeenkomst tussen de gezondheidstoestand en het gemiddeld inkomen.
5.2 Personen met een handicap Om een tegemoetkoming te ontvangen voor personen met een handicap of te genieten van bepaalde sociale en fiscale voordelen is een attest nodig van de Directie-Generaal (DG) Personen met een handicap. Kaart 30 toont het aantal personen met zulke erkenning. Ook hier zijn er lage waarden ten zuidoosten van Brussel en zijn er hoge waarden in het Hageland. Het Pajottenland vertoont hier ook hoge waarden. Zowel bij de 18-64 jarigen als bij de 65-plussers zijn deze patronen te zien. Bij de 18-64 jarigen zijn de waarden wel duidelijk hoger in gemeenten met grote voorzieningen voor personen met een handicap, zoals in Roosdaal, Bierbeek, Tienen en Diest.40
48
Ervaring uit de regio Tienen Tienen "Het leven lachte me toe. Ik was getrouwd, ik had werk en we hadden een huis gekocht. Toen sloeg het noodlot toe. Ik werd zwaar ziek. Ik kreeg fibromiogie. Dat is een tumor op het verdeelcentrum van de hersenen. Ze kwamen me halen met de ambulance van het Vlaamse Kruis. De toegang tot gezondheidszorg blijft beperkt voor arme mensen. De afstand is soms figuurlijk, soms letterlijk enorm groot. Ik kan geen medicamenten kopen, want mijn zoontje heeft schoolboeken nodig."
DEEL II: Verhoogd risico op armoede Kaart 30: 30: Personen met een erkenning door de DG Personen met een handicap (31/12/2010)
% van de bevolking (18+)*
aantal
6,9 - 8,8
1.500
4,9 - 6,8 4,4 - 4,8
18-64 jaar
3,4 - 4,3
65+
2,1 - 3,3
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 4,9
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Gooik
Kortenaken
Herent
Machelen
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: DG Personen met een handicap; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
* t.o.v. de bevolking op 01/01/2010
Natuurlijk hebben niet alle personen met een handicap een erkenning (aangevraagd). We kunnen het totaal aantal personen met een handicap begroten door middel van de sociaaleconomische enquête 2001. Daarin werd aan iedereen gevraagd of men lijdt aan één of meerdere langdurige ziekten of handicap. Dit is het geval voor 19% van de bevolking. 14,9% van de bevolking is daardoor (af en toe of voortdurend) belemmerd in de dagelijkse bezigheden. 5,3% is zelfs (af en toe of voortdurend) bedlegering vanwege deze ziekten. In Vlaanderen zijn 41 de waarden wat hoger; in Brussel zijn ze nog hoger. Kaart 31 toont het aantal personen dat regelmatig belemmerd wordt in de dagelijkse bezigheden door een langdurige ziekte of handicap, opnieuw voorgesteld door een index. Deze kaart vertoont heel wat overeenkomsten met de kaart van het aantal erkenningen. Kaart 31: 31: Aantal personen dat belemmerd wordt in de de dagelijkse bezigheden door langdurige ziekte of handicap (01/10/2001)
% regelmatig (index*)
aantal
1,13 - 1,41 (Brussel: 1,12 - 1,47)
5.000
0,97 - 1,12 0,91 - 0,96
af en toe
0,85 - 0,90
voortdurend
0,75 - 0,84 Vlaanderen: 1,00 Vlaams-Brabant: 0,96
KapelleLonderzeel op-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
* werkt het effect weg van een verschillende leeftijds- en geslachtsstructuur
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Boutersem
Linkebeek
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat
Kortenaken Geetbets
Kortenberg Zaventem
Roosdaal
Tielt-Winge
Herent
Machelen
Liedekerke
Bever
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
49
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Wel is het zo dat enkele gemeenten, zoals Vilvoorde en Machelen, hier relatief hogere waarden hebben. Het lijkt er dus op dat daar heel wat personen geen erkenning hebben (aangevraagd). Het omgekeerde is dan weer het geval in het Pajottenland. Informatieverstrekking en communicatie rond sociale voordelen en uitkeringen kunnen daarbij een rol spelen. Verschillende redenen kunnen ertoe leiden dat de bevolking in bepaalde gemeenten minder goed ingelicht is over het bestaan van sociale voordelen en uitkeringen en de manier waarop deze moeten worden aangevraagd. In de rand rond Brussel zijn er bijvoorbeeld veel anderstaligen en het voorzieningenaanbod is er kleiner, zodat doorverwijzing minder efficiënt kan gebeuren.
6
Woonsituatie Ervaring uit de regio Halle
Gemiddeld genomen heeft een huurder een groter risico op armoede dan een eigenaar. Dat wil niet zeggen dat woningeigenaars geen risico lopen op armoede. Wel is het zo dat personen in armoede meestal aangewezen zijn op de huurmarkt. De huurmarkt wordt meer en meer een restcategorie voor huishoudens die geen woning meer kunnen verwerven. Het gemiddeld inkomen van huurders daalt met 42 de jaren.
"Ik woonde in een klein huisje (eigenlijk een krot) aan een drukke steenweg. De huisbaas beloofde me vanaf het begin dat ik erin woonde om nieuwe ramen te steken en het lekkende dak te hermaken. Tien jaar later was er nog steeds niets gebeurd. Het regende letterlijk overal binnen en de wind waaide er harder dan buiten. Resultaat: overal schimmel en geen courage meer om te kuisen en op te ruimen. Tot ik uiteindelijk in contact kwam met het OCMW. Ze lieten het huis onbewoonbaar verklaren en ik kon uiteindelijk terecht in een sociale woning. Ik leef nu in een kalme wijk. Ik moet het me wel terug gewoon maken om mijn huis in orde te houden want dat was ik na al die jaren wel verleerd, maar ik leef nu tenminste wind- en vochtvrij."
Een specifiek probleem waarmee armen in Vlaams-Brabant kampen zijn de hoge woning woningoning- en huurprijzen. huurprijzen Dat wordt in een eerste onderdeel bekeken. Bovendien is het aanbod aan sociale woningen lager dan elders in Vlaanderen en België. Het huisvestingsaanbod wordt in een tweede onderdeel bekeken. In een derde onderdeel wordt ingegaan op de problematiek van energie en water. water De sterk stijgende prijzen hiervan zijn problematisch voor heel wat gezinnen met een laag inkomen.
woning- en huurprijzen 6.1 Hoge woningOp Waals-Brabant na is Vlaams-Brabant de duurste Belgische provincie om te wonen, wanneer 43 we ons baseren op de verkoopprijzen van gewone woonhuizen . Vooral de prijzen in het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn erg hoog (Kaart 32). Alleen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de prijzen nog hoger. De minst hoge prijzen vinden we in het uiterste oosten van de provincie en in mindere mate in het uiterste westen.
50
DEEL II: Verhoogd risico op armoede Kaart 32: 32: Gemiddelde verkoopprijs gewone woonhuizen (2010)
in euro
aantal verkopingen
256.000 - 366.613 (Brussel: 256.000 - 477.145) 250
236.000 - 255.999 211.000 - 235.999 181.000 - 210.999 143.425 - 180.999
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 211.000
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Machelen Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Gooik
Kortenaken
Herent
Wemmel
Asse
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Bever
Bijgevolg zijn ook de huurprijzen, waar mensen in armoede vaak op aangewezen zijn, erg hoog in Vlaams-Brabant. De meest recente cijfers over de huurprijzen (2001)44 geven aan dat alleen Waals-Brabant nog duurder is. Ook bij de huurprijzen zijn de cijfers het hoogst in het arrondissement Halle-Vilvoorde (Kaart 33). Deze kaart wordt wel beïnvloed door de ongelijke spreiding van verschillende woningtypes: de huurwoningen ten zuidoosten van Brussel zijn heel wat groter dan de huurwoningen in Leuven of Vilvoorde, waar het vaak om appartementen gaat. Ook de kwaliteit van de woningen is verschillend. Kaart 33: 33: Gemiddelde huurprijs woningen (01/10/2001)
in euro
aantal
516 - 709 3.000
476 - 515 436 - 475
< 248 euro
396 - 435
248 - 496 euro
334 - 395
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 436
> 496 euro
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Herent
Wemmel
Asse
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem
Gooik
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
SintPietersLeeuw
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
51
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Hoge huurprijzen betekenen een grote hap uit het budget van lage inkomensgroepen. In het woononderzoek wordt er meestal een grens gelegd tussen 20% en 30%. Boven deze waarde wordt er gesteld dat de woonuitgaven een onredelijk deel van het inkomen in beslag nemen.45 Wanneer we een aantal vervangingsinkomens (het leefloon en de inkomensgarantie voor ouderen) vergelijken met de huurprijs van een gemiddelde woning, blijkt dat deze grens ruim overschreden wordt. Wanneer samenwonenden (met of zonder kinderen) die aangewezen zijn op een leefloon een gemiddelde woning huren, ligt het aandeel van de woonkost in hun inkomen tussen 52% en 78%. Het eerste cijfer is vermoedelijk een onderschatting en werd bepaald door de huurprijzen in 2001 te indexeren naar 2010. Het tweede cijfer is vermoedelijk een overschatting en werd bepaald door de huurprijzen in 2001 aan te passen aan de woningprijsevolutie tussen 2001 en 2010. Voor samenwonenden (met of zonder kinderen) die aangewezen zijn op een inkomensgarantie voor ouderen ligt dit aandeel tussen 42% en 63% (Tabel 2). Er zijn natuurlijk grote verschillen tussen de gemeenten. De laagste huurprijzen vinden we in Landen, de hoogste huurprijzen in Overijse (Kaart 33). Tabel 2: Het aandeel van de huurprijs van een gemiddelde woning in het inkomen van samenwonenden samenwonenden
inkomen (euro)
gemiddelde huur in 2001 (euro)
gemiddelde huur 2010, geïndexeerd (euro)
% van het inkomen
gemiddelde huur 2010, aangepast aan de woningprijsevolutie (euro)
% van het inkomen
Leefloon
1.007
436
516
51,2
769
76,3 76,3
IGO
1.246
436
516
41,4
769
61,7
Bron data inkomens: POD Maatschappelijke integratie; Rijksdienst voor pensioenen Bron Data huurprijzen: ADSEI, FOD Economie
6.2 Het huisvestingsaanbod De sociale huursector kan een alternatief bieden voor gezinnen met lage inkomens. Het inkomen van sociale huurders ligt inderdaad sterk beneden het gemiddelde. Het gemiddelde gezinsinkomen van sociale huurders bedraagt 16.957 euro, terwijl het gemiddeld netto belastbaar inkomen per aangifte 31.823 euro bedraagt. Dat wil zeggen dat het gemiddeld gezinsinkomen van sociale huurders slechts 53% bedraagt van het gemiddeld gezinsinkomen.46 Het aantal sociale woningen in Vlaams-Brabant is echter erg beperkt: geen enkele Vlaamse provincie kent een lager aandeel sociale huurwoningen dan Vlaams-Brabant. Vlaams-Brabant heeft slechts 3,5% sociale huurwoningen, terwijl het in Vlaanderen om 5,5% van de woningen gaat (wat ook weer lager is dan de waarden in Wallonië of Brussel47). Deze ondervertegenwoordiging geldt zowel voor het arrondissement Leuven (3,4%) als voor het arrondissement Halle-Vilvoorde (3,7%). Het aandeel sociale huurwoningen ligt wel gevoelig hoger in een aantal steden (Vilvoorde, Leuven, Landen, Halle, Diest). Daarnaast hebben enkel Wezembeek-Oppem en Sint-Pieters-Leeuw nog een waarde die boven het Vlaamse gemiddelde ligt (Kaart 34). 9 van de 13 gemeenten zonder sociale woningen liggen in Vlaams-Brabant.
52
DEEL II: Verhoogd risico op armoede Kaart 34: 34: Aandeel sociale huurwoningen (31/12/2009)
% van de huishoudens
aantal
5,6 - 10,9 (Brussel: 5,7 - 18,1)
750
3,6 - 5,5 1,6 - 3,5
eengezinswoningen
0,1 - 1,5
appartementen
0,0
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 3,5
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Machelen Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik
Bertem
Boutersem Tienen
Linkebeek Beersel
Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Huldenberg
Galmaarden
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Halle
Herne
Glabbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Gooik
Kortenaken
Herent
Wemmel
Asse
Tielt-Winge
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VMSW; huishoudens: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning; Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Bever
Bijgevolg staan er heel wat gezinnen op de wachtlijst voor een sociale huurwoning. In VlaamsBrabant waren er op 31 december 2009 9.610 kandidaat-huurders. De gemiddelde leeftijd van de aanvragers was 46 jaar, en de meeste aanvragers zijn tussen 30 en 50 jaar. De wachttijd (gemeten op het moment van toewijzing van een woning) bedroeg met 842 dagen meer dan twee jaar.48 Er zijn echter grote verschillen van gemeente tot gemeente (Kaart 35). Het aantal kandidaat-huurders is vooral hoog in Leuven, in de industriële as rond Brussel (Vilvoorde, Machelen, Zaventem, Sint-Pieters-Leeuw, Asse) en in andere steden (Diest, Tienen, Asse). Daarnaast zijn er enkel nog bovengemiddelde waarden in Ternat en Tremelo. Dit wil overigens niet zeggen dat deze gezinnen een sociale woning in die gemeente hebben aangevraagd. Wel verblijven zij op het moment van hun aanvraag in die gemeente. Deze kaart wordt dus mee bepaald door de spreiding van het huisvestingsaanbod in de minder dure segmenten. Kaart 35: 35: Aantal kandidaatkandidaat-huurders huurders van een sociale woning, naar woonplaats (13/12/2009)
% van de private huishoudens
aantal
4,5 - 9,7
1 10
2,3 - 4,4 1,2 - 2,2 0,7 - 1,1
1.000
0,0 - 0,6
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 2,2
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Dilbeek
Lennik
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem Ternat
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
Gooik
Tielt-Winge
Herent
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VMSW; huishoudens: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
53
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Door dit lage aandeel sociale huurwoningen zijn de meeste kandidaat-huurders aangewezen op de private huurmarkt. Ook de private huurmarkt is vooral belangrijk in stedelijke gebieden.
Ervaring van iemand uit de regio Halle "Ik wacht al negen jaar op een sociale woning. De huishuur op de privémarkt was in het begin nog net betaalbaar, maar uiteindelijk ben ik eraan ten onder gegaan. Mijn aanvraag was ingediend, maar ik kreeg geen antwoord. Uiteindelijk bleek dat ik die vraag moest vernieuwen, maar ik had wel andere zorgen aan mijn hoofd. De brief waarin dat stond, moet ergens tussen de stapels facturen verloren gegaan zijn. Eigenlijk kan het me allemaal niet meer schelen. Ik heb toch niets meer dat ze me kunnen afpakken."
Kaart 36 geeft het aandeel van alle huurwoningen in het totaal aantal woningen. We zien opnieuw de industriële as rond Brussel en de stad Leuven. Daarnaast hebben ook Diest, Tienen, Aarschot en zowat alle gemeenten rond Brussel een bovengemiddelde waarde.
Kaart 36: 36: Aantal huurwoningen (01/10/2001)
% van het aantal woningen
aantal
29,6 - 45,0 (Brussel: 29,6 - 72,9)
3.000
23,6 - 29,5 17,6 - 23,5
private woning
13,6 - 17,5
sociale woning
7,1 - 13,5 KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 23,5
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Linkebeek
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
In de goedkopere segmenten van de private huurmarkt laat de kwaliteit van de woningen vaak te wensen over, maar ook heel wat eigenaarswoningen bieden een beperkte kwaliteit. Er is sinds 2001 echter geen enkele indicator beschikbaar die de woningkwaliteit meet. We kunnen wel kijken naar de ouderdom van de woningen, hoewel oude woningen niet noodzakelijk samengaan met een slechte kwaliteit. Kaart 37 toont het aantal woonhuizen gebouwd voor 1946. We zien hier het zuiden van de provincie (vooral zuidelijk Hageland en zuidelijk Pajottenland), de stad Leuven en de industriële as rond Brussel.
54
DEEL II: Verhoogd risico op armoede Kaart 37: 37: Aantal woonhuizen gebouwd voor 1946 (01/01/2010)
aantal
% van de woonhuizen 39,7 - 61,7 (Brussel: 39,7 - 98,8)
3.000
29,7 - 39,6 24,7 - 29,6
voor 1919
22,2 - 24,6
1919-1945
11,7 - 22,1 KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 29,6
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Bertem
Glabbeek
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek Beersel
Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
Galmaarden
Herne
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Bever
Ervaring van een alleenstaande vrouw zonder kinderen uit de regio Tienen "Ik trek een tegemoetkoming van ‘De ZwarteLieve-Vrouwestraat’. Ik sta dus op de ziekenkas. Noodgedwongen heb ik moeten verhuizen van een privé-huurwoning naar een appartement van de sociale huisvestingsmaatschappij. Ik moest wel, want het was ervoor vies, vuil en ongezond. Voor mijn situatie als 'epileptieker' deed dat zeker geen goed. De huishuur was wel laag, maar wat koop je daar voor? Sommige delen van het huis waren niet verzekerd en ik droeg er wel de verantwoordelijkheid voor als er iets moest gebeuren, brand of zo… Sinds juni van dit jaar is me uiteindelijk een appartement aangeboden. Een heel opluchting voor mij. Ik zie lucht, ik zie licht en ik kom nu meer onder de mensen. Nu woon ik gerieflijk en de buren zijn vriendelijk"
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Aan de onderkant van de woningmarkt zijn er ook mensen die zich geen huurwoning meer kunnen veroorloven. Het is niet bekend hoeveel daklozen er in VlaamsBrabant zijn. We weten wel dat in 2010 132 gezinnen een installatiepremie van het OCMW kregen, waarvan 66 in Leuven. De installatiepremie is een geldsom die een gezin in staat moet stellen een woning te betrekken en in te richten. Daarmee kunnen meubels worden gekocht of aansluitingen betaald. Het doel van de premie is daklozen en personen die op een camping verblijven, aan te moedigen om zich in een woning te vestigen en zo over een officieel adres te beschikken.
6.3 Energie en water Terwijl de woningprijzen de laatste jaren heel sterk stegen (een woning in Vlaams-Brabant kostte in 2010 meer dan 30% meer dan in 2005); geldt dit ook voor de andere woonkosten: energie en water. Figuur 21 geeft de evolutie weer van de prijzen van elektriciteit, water, gas en vloeibare brandstoffen (stookolie) vanaf januari 2006. De waarde op deze datum werd gelijk gesteld aan 100 en de waarden in de maanden daarna werden als een percentage van dit getal uitgedrukt. We zien een opwaartse beweging van de elektriciteitsprijs en waterprijs, die ruim boven de stijging van de algemene levensduurte (gemeten door middel van het algemeen indexcijfer) uitkomt. De prijs van gas en zeker van stookolie varieert erg sterk, maar kent de laatste maanden ook een zeer sterke prijsstijging.
55
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Figuur 21: 21: Algemene index en de index van aardgas, stookolie, elektriciteit en water. 180
160
140
Elektriciteit Waterverbruik
120
Gas Vloeibare brandstoffen Algemeen indexcijfer
100
80
60 01/2006
01/2007
01/2008
01/2009
01/2010
01/2011
Bron data: ADSEI, FOD Economie
Ervaring uit de regio Halle
Er bestaan echter een aantal federale sociale maatregelen die via de OCMW's tussenkomen in de energiekosten. Het sociaal verwarmingsfonds komt gedeeltelijk tussenbeide in de betaling van de verwarmingsfactuur wanneer men zich in een moeilijke financiële situatie bevindt. In Vlaams-Brabant deden in 2010 8.359 49 gezinnen een beroep op dit fonds Dat is 1,9% van het totaal aantal private huishoudens.
"Bij ons in de blokken hebben ze een paar jaar geleden de energievoorzieningen 'vernieuwd'. Het gevolg is dat nu alle tellers in een proper lokaal staan, maar omdat dat lokaal proper zou blijven is dat steeds op slot. Wij kunnen dus zelf niet eens meer gaan controleren hoeveel we verbruiken. Ik volgde een cursus om beter met energie om te springen, maar ik kan niet weten of ik eigenlijk goed bezig ben. Als we vragen om naar de meters te kijken, kan dat niet. Na veel aandringen zeggen ze het ons wel, maar je moet achter hun veren zitten en dat pakt tijd. We zijn dus nog meer afhankelijk en of we nu willen of niet, we kunnen niets weten over ons verbruik. Mensen met een budgetmeter moeten ook gokken wanneer hun kaart zal op zijn."
Het sociaal verwarmingsfonds komt echter niet tussen wanneer men verwarmt met aardgas via het distributienet. Bijgevolg is het aandeel gezinnen dat hiervan gebruik maakt erg klein in stedelijke gebieden, waar vooral met aardgas wordt verwarmd. Zij kunnen wel beroep doen op het gas- en elektriciteitsfonds. Dit fonds komt niet tussenbeide in de betaling, maar financiert wel de OCMW's die daarmee een dienst voor schuldbemiddeling en budgetbegeleiding kunnen opzetten. Ze kunnen ook achterstallige rekeningen aanzuiveren en maatregelen nemen voor een preventief sociaal energiebeleid. In Vlaams Brabant werd in 2010 voor 7.648 gezinnen schuldbemiddeling, budgetbegeleiding of budgetbeheer voorzien. Voor 3.377 gezinnen werd een tegemoetkoming gedaan voor de aanzuivering van niet-betaalde rekeningen. Voor 1.494 gezinnen werden individuele acties preventief sociaal energiebeleid uitgevoerd.50
56
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
7
Gezinnen met schuldenlast
'Nieuwe armoede' is een term die al enkele decennia gebruikt wordt om armoede aan te duiden waarvan de oorzaak ligt in economische recessie. Mensen die voorheen geen armoede kenden, worden getroffen door werkloosheid en komen zo in een armoedesituatie terecht. De laatste jaren stijgt het aantal gezinnen met schuldenlast heel sterk. Ook dat wordt vaak veroorzaakt door economische omstandigheden. Omwille van hun beperkte financiële armslag zijn mensen in armoede sterk vertegenwoordigd binnen deze groep van schuldenaren. Zij staan ook sterk onder druk van de consumptiemaatschappij, onder meer door het verlangen om via consumptie erkend te worden als volwaardig lid van de samenleving. In een eerste onderdeel wordt kort het aantal mensen met schuldenlast begroot. In een tweede onderdeel gaan we dieper in op betalingsproblemen voor elektriciteit en gas. gas De eerder vermelde sterk stijgende prijzen voor deze producten werken betalingsproblemen immers in de hand.
7.1 Het aantal mensen met schuldenlast Het aantal mensen met schuldenlast loopt op. Begin 2007 waren er in België al 337.852 kredietnemers (consumentenkredieten en hypothecaire leningen) met minstens één achterstallig krediet. Eind 2010 waren er dat al 365.374. Dit is 4,2% van de meerderjarige bevolking. In Vlaanderen is deze waarde lager (2,8%), in Wallonië en Brussel hoger (respectievelijk 5,8% en 5,4%). In Vlaams-Brabant is deze waarde het laagst, met 2,5%. In het arrondissement Leuven 51 gaat het zelfs maar om 2,2%.
7.2 Betalingsproblemen voor elektriciteit en gas Energieleveranciers kunnen het contract beëindigen van huishoudelijke klanten die hun energiefactuur niet meer betalen. Wanneer de klant geen nieuwe leverancier vindt, komt hij of zij automatisch terecht bij de netbeheerder van de gemeente die dan optreedt als sociale leverancier. Betaalt de klant ook hier de facturen niet, dan zal de sociale leverancier een budgetmeter plaatsen die vooraf moet worden opgeladen. In het najaar van 2009 werden de eerste budgetmeters voor aardgas geplaatst. Voordien waren enkel budgetmeters voor elektriciteit in omloop. Wanneer de klant ook de sociale leverancier niet meer betaalt, is er een minimumlevering voorzien, die echter ook niet gratis is. In een aantal gevallen zet ook de netbeheerder de levering stop. Voor het afsluiten van de energielevering moet de netbeheerder wel de toestemming krijgen van de gemeentelijke Lokale Adviescommissie (LAC). Hetzelfde geldt overigens voor het afsluiten van de watervoorziening. De LAC bestaat uit vertegenwoordigers van het OCMW en van de water- en energieleveranciers en zoekt in overleg met de achterstallige betaler naar een realistisch afbetalingsplan. Zij beslist dan bij consensus of de vraag van de distributeur terecht is en of deze dus mag overgaan tot afsluiting bij de klant. Dit kan enkel in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld wanneer de klant weigert om een afbetalingsplan te sluiten. Ook zonder een advies van de LAC kan er worden afgesloten, maar enkel in welbepaalde situaties (bij onveiligheid, fraude, leegstand of levering zonder contract na verhuizing). De LAC komt ook samen bij een vraag van een klant voor heraansluiting. In Vlaams-Brabant waren er begin 2010 4.502 geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit. Dat is 0,98% van de huishoudelijke elektriciteitsafnemers aangesloten op het distributienet. Op het einde van het jaar waren er dat al 4.949 of 1,08%. Het totale aantal budgetmeters voor elektriciteit (actief en niet actief) ligt bijna dubbel zo hoog (9.190 of 2,00%).
57
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
Het aandeel actieve budgetmeters is vooral hoog in de Zennevallei van Halle tot Vilvoorde, in de noordwestelijke rand van Brussel, in Liedekerke en in Tienen (Kaart 38). Ook de gemeenten Bever, Aarschot, Diest en Hoegaarden hebben bovengemiddelde waarden. Erg lage waarden vinden we vooral in het centrale deel van het Hageland en in het Pajottenland. De cijfers in Vlaanderen liggen heel wat hoger. Begin 2010 had 1,41% van de huishoudelijke elektriciteitsafnemers er een actieve budgetmeter. Op het einde van het jaar was dat al 1,55%. 3,01% van de gezinnen heeft er een actieve of niet-actieve budgetmeter.
Kaart 38: 38: Het aantal geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit per 1.000 gezinnen (31/12/2010)
aantal
per 1.000 gezinnen 17,1 - 25,0
10
11,1 - 17,0
50
8,1 - 11,0
100
5,1 - 8,0 0,0 - 5,0 KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 11,0
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw Tienen
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Bever
De Vlaams-Brabantse Lokale Adviescommissies (LAC's) behandelden in 2010 3.602 dossiers. Er werden 214 huishoudelijke afnemers afgesloten (exclusief afsluitingen ingevolge verhuis) na een advies van het LAC, voornamelijk omwille van weigering of niet-naleving van een afbetalingsplan. 189 afsluitingen (exclusief afsluitingen ingevolge verhuis) gebeurden zonder advies van het LAC, voornamelijk omwille van leegstand. Begin 2010 waren er 250 huishoudelijke afnemers afgesloten van elektriciteit. Op het einde van het jaar waren er dat 317. Ook hier liggen de cijfers heel wat hoger in Vlaanderen als geheel.
58
Boutersem Oud-Heverlee Bierbeek
Huldenberg
Beersel Pepingen
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: VREG; gezinnen: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Ervaring van een alleenstaande vrouw uit de regio Leuven “Ik ben ooit afgesloten van energie. Op het begin durfde ik hier met niemand over praten of iemand om hulp vragen. Ik schaamde mij dat het mij moest overkomen en dacht dat ik met mijn probleem alleen stond. Op het ogenblik van de afsluiting woonden mijn kinderen nog thuis. Vooral voor hen vond ik het erg. Zij konden er immers niets aan doen en ik had schrik dat ze van mij weggenomen zouden worden. Uiteindelijk heb ik al mijn moed bijeen geraapt en ben ik toch hulp gaan zoeken. Alle energieproblemen zijn nu van de baan. Intussen heb ik ook geleerd dat ik niet de enige ben die in de problemen is geraakt.”
DEEL II: Verhoogd risico op armoede
In Vlaams-Brabant waren er begin 2010 587 geplaatste actieve budgetmeters voor aardgas. Dat is 0,21% van de huishoudelijke afnemers aangesloten op het distributienet. Op het einde van het jaar waren er dat al 2.132 of 0,77%. De sterke stijging heeft te maken met het feit dat budgetmeters voor aardgas nog maar geplaatst worden sinds het najaar van 2009. Het totale aantal budgetmeters voor aardgas (actief en niet actief) ligt dan ook niet zo veel hoger (2.486 of 0,90%) dan het aantal actieve budgetmeters. Ook hier liggen de cijfers hoger in Vlaanderen. De spreiding is gelijkaardig aan die van de budgetmeters voor elektriciteit, alleen hebben de gemeenten Aarschot, Diest en Bever hier geen bovengemiddelde waarden. Deze cijfers moeten wel met omzichtigheid worden geïnterpreteerd. Zowat alle gezinnen zijn aangesloten op het distributienet voor elektriciteit, maar dit geldt niet voor aardgas. Er zijn 457.569 huishoudelijke afnemers van elektriciteit via het distributienet, maar voor aardgas is dat slechts 275.741. Het aantal afnemers is relatief hoger in de rand rond Brussel, in het Leuvense en in Tienen.
59
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
DEEL III:
Armoede bij gezinnen met kinderen
Kinderarmoede is bijzonder ernstig omdat het niet alleen het welzijn van de kinderen in gevaar brengt, maar ook hun toekomst. Kinderen die in armoede leven hebben immers een veel hoger risico om later ook in armoede te belanden. Het is alarmerend dat de armoede onder kinderen in België hoger is dan de armoede onder de totale bevolking: 16,6% van de 0-17 jarigen leeft onder de armoedegrens, terwijl dit voor de totale bevolking 14,7% bedraagt.52 Bij de jongste leeftijdsgroep, de 0-6 jarigen leeft 16,5% onder de armoedegrens. Voor de 13-17 jarigen is het zelfs nog hoger (19,5%). Alleen de 65-plussers kennen nog een groter aandeel armen. Er zijn ook grote ruimtelijke verschillen. In Vlaanderen is het risico voor kinderen veel lager (8,3%), in Brussel is het veel hoger (31,1%). In een eerste deel gaan we na hoeveel kinderen opgroeien in een gezin zonder werk. De overgrote meerderheid van kinderen die opgroeien in een gezin zonder werk zijn immers arm (82,1%). Daarbij mag echter niet vergeten worden dat nog steeds 60% van de kinderen in armoede in een gezin wonen waar wel wordt gewerkt, deeltijds of voltijds, door één of twee ouders. In een tweede deel wordt nagegaan hoeveel kinderen een voorkeursregeling in de ziekteverzekering hebben omwille van een laag gezinsinkomen. Daar gaat het dus om een 53 indicator die breder is dan alleen de werksituatie van de ouders. In een derde deel worden de 'Gelijke Onderwijskansen'- of 'GOK'-indicatoren van de leerlingen in het basisonderwijs en secundair onderwijs geanalyseerd. Een van die indicatoren meet het gezinsinkomen, maar bijvoorbeeld ook de opleiding van de ouders wordt bevraagd. Dat laatste houdt wel een verhoogd risico op armoede in, maar betekent niet noodzakelijk dat het gezin ook arm is. In een vierde deel wordt het aantal geboorten in kansarme gezinnen bekeken. Hier speelt het samenspel van niet alleen de werksituatie, het inkomen en de opleiding van de ouders, maar ook van de huisvestingssituatie, de opvoedingssituatie en de gezondheidssituatie. In de volgende twee onderdelen ligt de focus minder op armoede-indicatoren, maar verschuiven we de focus naar een aantal risicofactoren voor armoede. In het vijfde deel gaan we in op leerlingen met risicoschoolloopbanen, die kunnen leiden tot vroegtijdige schooluitval. In een zesde deel hernemen we één van de demografische risicofactoren, de gezinssituatie, vanuit het perspectief van het kind. We kijken niet naar het aantal eenoudergezinnen ten opzichte van het totaal aantal gezinnen, maar we kijken naar het aantal kinderen dat opgroeit in een eenoudergezin ten opzichte van het totaal aantal kinderen.
Ervaring uit de regio Buizingen "Mijn ouders scheidden toen ik vijf jaar was. Vader verdween met de noorderzon. Moeder geraakte in een depressie. De alimentatie kwam erg onregelmatig zodat het vaak de eindjes aan elkaar knopen was. Al snel leerde ik met heel weinig tevreden zijn: voeding en kleding was een voortdurende zorg, uitstapjes, film, vakantie kwam niet aan de orde. Moeder had ook een hele grote fierheid waardoor ze moeilijk om hulp kon vragen. Daarbij speelde voortdurend de zorg om moeder, en haar zoektocht om rond te komen, haar ziekte,… bezorgden me vele slapeloze nachten. Dankzij begrip vanuit de school, studietoelagen kon ik de school afmaken. Ik hou er een dubbel gevoel aan over: enerzijds dankbaarheid voor de steun die we kregen en anderzijds spijt om de vele gemiste kansen door gebrek aan vertrouwen en angst om in het leven te durven staan."
60
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
8
Kinderen in gezinnen zonder werk
Het aandeel minderjarigen dat opgroeit in een gezin zonder inkomen uit arbeid of pensioen bedraagt in Vlaams-Brabant 7,0%, terwijl het in Vlaanderen om 7,5% gaat. Wanneer we naar de gezinnen kijken, liggen de waarden iets lager. Het aandeel gezinnen met minderjarige kinderen zonder inkomen uit arbeid of pensioen bedraagt in Vlaams-Brabant 6,6% en in Vlaanderen 7,0%. Deze cijfers daalden met de sterke economische conjunctuur in het midden van de jaren 2000, maar gaan sinds eind 2008 terug in stijgende lijn. Vooral eenoudergezinnen met minderjarige kinderen hebben geen inkomen uit arbeid of pensioen. Daar gaat het om 20,5%, terwijl het bij koppels met minderjarige kinderen slechts om 3,9% gaat. De waarden zouden in Vlaams-Brabant nog heel wat lager liggen moesten de gezinnen van werknemers van internationale organisaties, die in Vlaams-Brabant relatief talrijk zijn, niet worden meegeteld. De hier gebruikte cijfers zijn afkomstig van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), die deze gezinnen registreert als gezinnen zonder inkomen uit arbeid, omdat zij niet verbonden zijn met de Belgische sociale zekerheid. Dit is heel duidelijk te zien op Kaart 39, waar de hoogste waarden ten zuiden en oosten van Brussel liggen. Daarom werden op deze kaart de gemeenten aangeduid waar een belangrijke aanwezigheid is van internationale 54 werknemers. Wanneer we naar de andere gemeenten kijken, waar dit effect niet of minder speelt, zien we hoge waarden in de Zennevallei (Drogenbos, Vilvoorde, Machelen) en Leuven. Ook Tienen, Asse, Wemmel en Sint-Pieters-Leeuw hebben nog bovengemiddelde waarden. Verder zijn er nog iets meer uitgesproken waarden rond Brussel, in de steden in het Hageland en in enkele verspreide gemeenten (Liedekerke, Bever, Geetbets). Lage waarden zijn er in het Pajottenland, in het noorden van de provincie en ten zuiden en ten oosten van Leuven, tot aan de provinciegrens. Het gaat dus vooral om een stedelijk fenomeen. Kaart 39: 39: Gezinnen met minderjarige kinderen zonder zonder inkomen uit arbeid of pensioen (31/12/2008)
% van de gezinnen met minderjarige kinderen 8,1 - 26,0
aantal
(Brussel: 8,5 - 35,0)
300
6,7 - 8,0 4,2 - 6,6
alleenstaande ouders
2,8 - 4,1
koppels
1,0 - 2,7 belangrijke aanwezigheid internationale werknemers
KapelleLonderzeel op-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Vlaams-Brabant: 6,6
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Dilbeek
Lennik
Halle
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem Ternat
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
Gooik
Tielt-Winge
Herent
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
61
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
9
Kinderen met een ziekteverzekering
voorkeursregeling
in
de
Figuur 22 geeft het aandeel van de bevolking dat gebruik maakt van de voorkeursregeling in de ziekteverzekering omwille van een laag inkomen (voor een omstandige definitie van de voorkeursregeling, zie p. 35) voor de verschillende leeftijdsgroepen. Het is duidelijk dat de 55 waarden vooral hoog zijn bij de ouderen. Voor de leeftijdsgroepen onder de 50 jaar zijn het echter vooral de kinderen die terugvallen op de voorkeursregeling. De percentages stijgen naarmate de leeftijd vordert, tot een maximum bij de leeftijdsgroep van 15-19 jaar. Ook hier zijn de waarden in Vlaanderen beduidend hoger dan in Vlaams-Brabant. In het arrondissement Leuven zijn ze wat hoger voor de oudere kinderen. In het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn ze wat hoger voor de jongere kinderen. De evolutie over de laatste drie jaar wijst naar een verjonging van de groep die een voorkeursregeling in de ziekteverzekering krijgt. Beneden de 45 jaar zien we een stijging van het aandeel. Hoe jonger de leeftijdsgroep, hoe sterker die stijging. Vanaf 45 jaar zien we een daling van het aandeel, dat sterker wordt naarmate de leeftijd toeneemt. Zo kennen de 0-4 jarigen een stijging van 3,7% naar 4,7%, terwijl de 75-plussers een daling kennen van 37,2% naar 33,6%.
Figuur 22: 22: Percentage van de bevolking met een voorkeursregeling in de ziekteverzekering, naar leeftijd leeftijd
% voorkeursregeling
25
20
15
Vlaams Gewest prov. Vlaams-Brabant
10
arr. Halle-Vilvoorde arr. Leuven
5
0 0
5
10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 + leeftijdsgroep
Bron data: KSZ, bewerking SVR; bevolking: ADSEI, FOD Economie
Het OMNIO-statuut is in het leven geroepen voor gezinnen met een laag inkomen die niet onder de twee andere categorieën van verhoogde tegemoetkoming vallen (voor een omstandige definitie van de voorkeursregeling, zie p. 35). Het zijn vooral gezinnen met jonge kinderen die van dit statuut genieten. Dit is duidelijk te zien op Figuur 23, die het relatief belang van de drie genoemde regelingen in beeld brengt voor de verschillende leeftijdsgroepen.
62
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
Figuur 23: 23: Manieren waarop de voorkeursregeling in de ziekteverzekering wordt verkregen, naar leeftijd
80 70
percentage
60 50 o.b.v. hoedanigheid o.b.v. sociaal voordeel OMNIO-statuut
40 30 20 10 0 0
5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 + leeftijdsgroep
Bron data: KSZ, bewerking SVR
Kaart 40 en Kaart 41 tonen, voor de twee jongste en voor de twee oudste leeftijdsgroepen, het percentage van de kinderen dat geniet van de voorkeursregeling. Bij de 0-9 jarigen zijn de waarden vooral hoog in de Zennevallei, in de gemeenten ten noordwesten van Brussel, in Leuven, Liedekerke, Diest, Tienen, Zoutleeuw en Landen. De hoogste waarden zijn er in Leuven, Vilvoorde, Machelen en Asse. Het gaat dus vooral om een stedelijk fenomeen. Met uitzondering van de gemeenten ten zuidoosten van Brussel, vertoont heel de ruime rand rond Brussel trouwens waarden die rond of boven het gemiddelde liggen. Dit geldt echter ook voor een aantal meer landelijke gemeenten in het Hageland. Bij de 10-19 jarigen zien we een gelijkaardig beeld, maar is het Hageland relatief belangrijker, en het Pajottenland vertoont daar ook minder lage waarden.
63
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
Kaart 40: 40: Personen van 00-9 jaar met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010)
% van de 0-9 jarigen
aantal
8,2 - 11,3
300
5,2 - 8,1 3,2 - 5,1
o.b.v. hoedanigheid
2,2 - 3,1
o.b.v. sociaal voordeel
1,4 - 2,1
OMNIO-statuut
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 5,1
Begijnendijk
Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Machelen
Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Herent
Wemmel
Asse
Affligem
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ, bewerking SVR; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 41: 41: Personen van 1010-19 jaar met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010)
aantal
% van de 10-19 jarigen 9,6 - 12,9
300
6,6 - 9,5 4,6 - 6,5
o.b.v. hoedanigheid
3,6 - 4,5
o.b.v. sociaal voordeel
2,3 - 3,5
OMNIO-statuut
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 6,5
Begijnendijk
Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Dilbeek
Lennik
Boutersem
Linkebeek
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal
Bever
Geetbets
Kortenberg Zaventem Ternat
SintPietersLeeuw
Kortenaken
Machelen
Liedekerke
Gooik
Tielt-Winge
Herent
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ, bewerking SVR; bevolking: ADSEI, FOD Economie Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
10 Kinderen geboren in kansarme gezinnen Kinderen die geboren worden in een kansarm gezin, krijgen niet altijd de kans om zich op een gelijkwaardige manier te ontplooien en te ontwikkelen. Ze lopen een verhoogd risico om ook als volwassene in een kwetsbare situatie terecht te komen.
64
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
10.1 Kansarmoedecriteria Aan de hand van zes criteria bepalen de regioteamleden van Kind en Gezin of een gezin waarmee zij in contact komen, al dan niet in kansarmoede leeft. In principe spreekt Kind en Gezin van een kansarm gezin als het aan minstens drie van de zes criteria voldoet. De regioteamleden kunnen echter beslissen om ook wanneer het gezin aan minder criteria voldoet, het toch als kansarm te beschouwen. Bovendien dient opgemerkt te worden dat niet voor alle criteria er een objectieve en absolute grens is. De zes criteria zijn: • • • • • •
Beschikbaar maandinkomen Opleiding van de ouders Arbeidssituatie van de ouders Laag stimulatieniveau Huisvesting Gezondheid
Onderstaande kaart toont hoeveel gezinnen er per gemeente aan de verschillende criteria voldoen. Het gaat hier om het gemiddeld aantal gezinnen in de jaren 2006 en 2007. Gemeenten met minder dan zeven geboorten in kansarme gezinnen, worden omwille van de leesbaarheid niet opgenomen op de kaart. In Leuven, Tienen en Vilvoorde, de gemeenten met het grootste aandeel geboorten in kansarme gezinnen bevinden gezinnen zich vooral in een meer kwetsbare situatie door hun lage inkomen, hun arbeidssituatie en hun opleidingsniveau. In Zaventem, ook een gemeente met een eerder hoog aandeel van geboorten in kansarme gezinnen, zijn er minder gezinnen met een laag opleidingsniveau, maar de huisvestingssituatie zorgt er wel vaker voor een verhoogd risico op kwetsbaarheid. Kaart 42: 42: Criteria van kansarme geboorten: gemiddeld aantal gezinnen per jaar (2006(2006-2007)
gemiddeld aantal 47 Inkomen Arbeidssituatie Opleidingsniveau Londerzeel
Huisvesting
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen Tremelo
Boortmeerbeek
Stimulatieniveau
Aarschot
Opwijk Meise
Gezondheid
Asse
Affligem
Haacht GrimbergenVilvoorde
Merchtem
Wemmel
Zaventem
Herent
Kortenberg Leuven
WezembeekOppem Kraainem
Roosdaal Lennik
Tervuren Drogenbos
Bever
Herne
Lubbeek
Kortenaken
Geetbets
Glabbeek
Boutersem
Bertem OudHuldenberg Heverlee
Bierbeek Tienen
Linter
Hoegaarden
SintPietersLeeuw
Linkebeek
Overijse Hoeilaart
Beersel Halle
TieltWinge
Zoutleeuw
Dilbeek
Pepingen
Bekkevoort
Holsbeek
Ternat
Galmaarden
Rotselaar
Kampenhout
Steenokkerzeel Machelen
Liedekerke
Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Zemst
SintGenesiusRode
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Kind en Gezin Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
65
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
10.2 Geboorten in kansarme gezinnen Op Kaart 43 kan u terugvinden welk aandeel van de kinderen geboren in 2006 tot 2008, geboren werd in een kansarm gezin. We maken hierbij gebruik van een driejarig gemiddelde omdat, door het kleine aantal in sommige gemeenten, er soms erg grote schommelingen zijn tussen de jaren. Vooral in Leuven en Tienen wordt een groot deel van de kinderen geboren in een kansarm gezin. Ook in de regio Vilvoorde-Zaventem, in Asse en in verschillende gemeenten in Noord- en Zuid-Hageland worden er meer kinderen dan gemiddeld in Vlaams-Brabant geboren in een kansarm gezin. Kaart 43: 43: Geboorten Geboorten in kansarme gezinnen (2006(2006-2008)
% van totaal aantal geboorten
gemiddeld aantal per jaar
7,2 - 11,0
60
4,2 - 7,1 3,2 - 4,1 1,7 - 3,1 0,0 - 1,6 KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 4,1
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: SVR, via lokale statistieken Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Vervolgens kunnen we ook kijken naar de evolutie van het aantal geboorten in kansarme gezinnen. In Figuur 24 is duidelijk te zien dat het aandeel van de geboorten in kansarme gezinnen in de twee arrondissementen onder het aandeel in het Vlaamse gewest ligt. Toch zien we ook in Vlaams-Brabant een duidelijke stijging en zien we na een groeiende kloof met Vlaanderen in de periode 2001-2005 opnieuw een 'inhaalbeweging'. Hoewel vanaf 2005 het aantal geboorten in kansarme gezinnen stijgt in heel Vlaanderen, is deze stijging in VlaamsBrabant veel groter.
66
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Figuur 24: 24: Evolutie van de geboorten in kansarme gezinnen
% geboorten in een kansarm gezin
8
6
4
2
0 1997
1999
2001
2003
2005
2007
arr. Halle-Vilvoorde
prov. Vlaams-Brabant
arr. Leuven
Vlaams Gew est
2009
Bron data: SVR, via lokale statistieken
11 De GOKGOK-indicatoren Scholen die erkend zijn door de Vlaamse Gemeenschap verzamelen jaarlijks de 'Gelijke Onderwijskansen'- of 'GOK'-indicatoren. Het gaat om vijf indicatoren die de thuissituatie weergeven van de leerlingen. Daarbij wordt gepeild naar het gezinsinkomen, naar de opleiding van de moeder, naar het al dan niet inwonen bij de ouders, naar het al dan niet behoren tot de trekkende bevolking, en naar de taal die in het gezin wordt gesproken. Wanneer één of meer van die indicatoren van toepassing is op een leerling gaat het om een zogenaamde indicator-leerling. Het aantal indicator-leerlingen is van belang bij de voorrangsregeling bij inschrijvingen. Wanneer één of meer van die indicatoren van toepassing is op een leerling, zonder rekening te houden met de thuistaal, gaat het om een zogenaamde GOK-leerling. Het aantal GOK-leerlingen is van belang voor extra ondersteuning van de scholen.
Concreet gaat het om de volgende vijf indicatoren: •
Het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van het kind betrekking heeft, minstens één schooltoelage;
•
De moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;
•
De leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst;
•
De ouders behoren tot de trekkende bevolking (binnenschippers, kermis- of circusexploitanten, woonwagenbewoners);
67
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
•
De taal die de leerling in het gezin spreekt - dit is de taal die de leerling spreekt met moeder, vader, broers of zussen - is niet het Nederlands. Die taal is niet het Nederlands indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximaal één gezinslid het Nederlands spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd.
De eerste vier indicatoren worden hieronder in kaart gebracht, zowel voor het basisonderwijs (kleuter- en lagere school) als voor het secundair onderwijs. Zij geven een goed beeld van de sociaal-economische situatie van de gezinnen met kinderen in Vlaams-Brabant. De indicator die de thuistaal meet wordt hier niet gebruikt. Die geeft immers een heel ander beeld en heeft geen 56 directe relatie met (kans)armoede. Deze indicatoren worden gekarteerd volgens de woonplaats van de leerlingen en niet volgens de plaats van de school. In het secundair onderwijs zijn de verschillen tussen beiden vanzelfsprekend erg groot, gezien 31 van de 65 Vlaams-Brabantse gemeenten geen secundaire school hebben.
11.1 Aantal leerlingen met een schooltoelage Kaart 44 geeft, voor het basisonderwijs, het aandeel leerlingen dat een schooltoelage krijgt. Het krijgen van een schooltoelage is afhankelijk van het gezinsinkomen en is dus rechtstreeks verbonden met de armoedeproblematiek.57 Gemiddeld krijgt 15% van de leerlingen in het basisonderwijs een schooltoelage. De waarden zijn vooral hoog in de (vroegere) industriële as langs het kanaal Charleroi - Brussel - Schelde dat de Zenne volgt van Halle tot Vilvoorde. Ook in het oostelijk Hageland zijn er een aantal hoge waarden. Verder zijn er nog bovengemiddelde waarden in enkele gemeenten ten westen van Brussel (Asse, Affligem en Liedekerke) en in Leuven. De laagste waarden worden opgetekend in de residentiële zone ten zuidoosten van Brussel en ten zuiden van Leuven, en in een aantal andere residentiële gemeenten als Keerbergen en Meise. Kaart 44: 44: Aantal leerlingen met een schooltoelage in het basisonderwijs (01/02/2010)
% van de leerlingen in het basisonderwijs
aantal
19,9 - 34,0 (Brussel: 19,9 -53,3)
10 100
14,9 - 19,8 11,9 - 14,8
1.000
8,9 - 11,8 4,8 - 8,8
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 14,8
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
68
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
Kaart 45 geeft de waarden voor het secundair onderwijs. De cijfers liggen beduidend hoger (18,2%) dan bij het basisonderwijs. Mogelijk heeft dit te maken met het groter aantal kinderen per gezin (de gezinsvorming is op deze leeftijd vaak ten einde). De inkomensgrenzen die worden gebruikt voor het toekennen van de schooltoelage zijn immers mee afhankelijk van het aantal kinderen ten laste Ook het groter aantal eenoudergezinnen kan een rol spelen (het aantal scheidingen neemt toe met de tijd). In zulke nieuwe eenoudergezinnen valt er immers vaak een inkomen weg.58 We zien in grote lijnen hetzelfde beeld, maar het Hageland kent relatief hogere waarden en ook in het Pajottenland vinden we hier en daar bovengemiddelde waarden. Kaart 45: 45: Aantal leerlingen met een schooltoelage in het secundair onderwijs (01/02/2010)
% van de leerlingen in het secundair onderwijs
aantal
23,3 - 33,9 (Brussel: 23,3 - 54,8)
1 10
18,3 - 23,2 15,3 - 18,2
1.000
12,3 - 15,2 7,1 - 12,2
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 18,2
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Linkebeek
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
de moeder geen diploma 11.2 Aantal leerlingen waarvan de secundair onderwijs heeft Kaart 46 en Kaart 47 geven, respectievelijk voor het basisonderwijs en het secundair onderwijs, het aandeel leerlingen waarvan de moeder geen diploma van het secundair onderwijs heeft. Gezien het sterke verband tussen opleidingsniveau enerzijds en werkzekerheid en inkomen anderzijds, is dit een risicogroep. Voor het basisonderwijs gaat het om 13,6% van de leerlingen. De cijfers zijn opnieuw hoog in de Zennevallei (met de hoogste waarden in Sint-Pieters-Leeuw, Drogenbos, Vilvoorde, Machelen en Zaventem), ten westen van Brussel en in het oosten van het Hageland (met de hoogste waarden in Tienen en Diest). Erg lage waarden vinden we in de gemeenten rond Leuven, in de gemeenten ten zuidoosten van Brussel en in Keerbergen. We zien in grote lijnen dezelfde patronen bij het secundair onderwijs, hoewel ook hier het Hageland relatief wat hoger scoort en enkele gemeenten in het Pajottenland hier een bovengemiddelde waarde hebben. De cijfers over het secundair onderwijs zijn ook hier wat hoger (16,5% in Vlaams-Brabant) dan die over het basisonderwijs. De gemiddelde opleidingsgraad van de bevolking daalt met de leeftijd, zodat ouders van kinderen in het secundair onderwijs gemiddeld een wat lagere opleidingsgraad hebben dan ouders van 59 kinderen in het basisonderwijs.
69
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 46: 46: Aantal leerlingen in het basisonderwijs waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft heeft (01/02/2010)
aantal
% van de leerlingen in het basisonderwijs
10 100
19,7 - 33,0 (Brussel: 19,7 - 52,5) 13,7 - 19,6 10,7 - 13,6
1.000
7,7 - 10,6 4,2 - 7,6
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 13,6
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Zaventem
Leuven
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik
Glabbeek
Bertem
Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Gooik
Kortenaken
Herent
Machelen
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Bever
Kaart 47: 47: Aantal leerlingen in het secundair onderwijs waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft (01/02/2010)
% van de leerlingen in het secundair onderwijs
aantal 10 100
22,6 - 36,8 (Brussel: 22,6 - 61,4) 16,6 - 22,5 13,6 - 16,5
1.000
10,6 - 13,5 6,8 - 10,5
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 16,5
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
Bertem
Glabbeek Boutersem Tienen
Huldenberg Linkebeek Beersel
Pepingen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Galmaarden
Herne
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
11.3 GOKGOK-leerlingen GOK-leerlingen zijn leerlingen op wie minstens één GOK-indicator van toepassing is, afgezien van de thuistaal. Het gaat om leerlingen met een schooltoelage, leerlingen waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft, leerlingen die buiten het gezinsverband worden opgenomen en de leerlingen die behoren tot de trekkende bevolking. Deze twee 70
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
laatstgenoemde indicatoren worden hier niet gekarteerd, omdat het om heel erg kleine aantallen gaat. Van alle leerlingen in het basisonderwijs en secundair onderwijs worden er 362 leerlingen buiten het eigen gezinsverband opgenomen en 143 leerlingen behoren tot de trekkende bevolking. Dat is respectievelijk 0,22% en 0,10% van de leerlingen.
Ervaring uit een Welz Welzijnsschakel ”In de basisschool betaalt de sociale kas de sportweek. Het is 15 euro voor drie halve dagen. Voor mij is dat veel, want we leven van een vervangingsinkomen. Ik moet vaak zelf de stap naar de school zetten wat mij een triestig en raar gevoel geeft. Daarna houd ik er een goed gevoel aan over, want ik doe het voor mijn kinderen.”
Ervaring uit een Welzijnsschakel “Mijn dochter moet vanuit de school op 'smartschool', voor huiswerk, opgaven, uurrooster examens, enz. Je bent dus wel verplicht om thuis internet te hebben. Je kunt niet elke dag naar de bib lopen. Ik heb niet zelf een computer moeten kopen, ze heeft de computer van haar zus gekregen. Maar ook de programma’s kunnen duur zijn, vb. tekenprogramma’s. De licenties kosten geld.”
Kaart 48 toont het aandeel GOK-leerlingen in het basisonderwijs en Kaart 49 het aandeel GOKleerlingen in het secundair onderwijs. In het basisonderwijs gaat het om bijna een kwart van de leerlingen (23%); in het secundair onderwijs om meer dan een kwart (28%). We zien hier opnieuw dezelfde patronen opduiken. Er zijn erg hoge waarden in de Zennevallei: van Halle over Sint-Pieters-Leeuw en Drogenbos tot in Vilvoorde, Machelen en Zaventem. Bovengemiddelde waarden vinden we in een reeks gemeenten ten westen van Brussel (van Grimbergen over Wemmel, Asse en Affligem tot in Liedekerke), in Leuven, en een reeks gemeenten in het oosten van het Hageland. De hoogste waarden van het Hageland vinden we in Diest, Geetbets en Tienen. Lage waarden zien we in de gemeenten ten zuidoosten van Brussel, rond Leuven en in een aantal andere residentiële gemeenten als Keerbergen en Meise. In het secundair onderwijs is het beeld gelijkaardig, maar het Hageland kent relatief wat hogere waarden en ook in het Pajottenland zijn er enkele gemeenten met bovengemiddelde waarden. Kaart 48: 48: GOKGOK-leerlingen leerlingen in het basisonderwijs (01/02/2010)
aantal
% van de leerlingen in het basisonderwijs
10 100
30,1 - 48,2 (Brussel: 30,1 - 71,9) 23,1 - 30,0 18,1 - 23,0
1.000
15,1 - 18,0 9,7 - 15,0
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 23,0
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Herne
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel
Bever
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
71
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen Kaart 49: 49: GOKGOK-leerlingen in het secundair onderwijs (01/02/2010)
% van de leerlingen in het secundair onderwijs
aantal 10 100
35,6 - 50,8 (Brussel: 35,6 - 78,2) 28,6 - 35,5 23,6 - 28,5
1.000
20,6 - 23,5 14,7 - 20,5
KapelleLonderzeel op-denBos
Vlaams-Brabant: 28,5
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde
Haacht
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Merchtem Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Wemmel
Asse
Herent
Machelen Zaventem
Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Boutersem
Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Zoutleeuw
Oud-Heverlee Bierbeek Tienen
Huldenberg
Beersel Herne
Bertem
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Lubbeek Leuven
Ternat Roosdaal
Kortenaken Geetbets
Kortenberg
Liedekerke
Tielt-Winge
Linter
Hoegaarden
Overijse Landen
Halle
Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
12 Risicoschoolloopbanen Leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging en leerlingen die in het buitengewoon onderwijs of deeltijds beroepssecundair onderwijs les volgen hebben een hoger risico op vroegtijdige schooluitval (het onderwijs verlaten zonder diploma) en later op werkloosheid. Onderstaande kaarten bevatten enkel gegevens over onderwijsinstellingen erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Vooral in de rand rond Brussel kan dat leiden tot sterke vertekeningen. In de meeste gemeenten die aan Brussel grenzen, vooral in het zuidoosten, gaat immers meer dan een kwart van de leerlingen niet naar het secundair onderwijs erkend door de Vlaamse Gemeenschap. In de faciliteitengemeenten is dat meer dan de helft. In Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem gaat het zelfs om meer dan driekwart. In het lager onderwijs zijn de cijfers wat minder uitgesproken, onder meer omwille van de aanwezigheid van Franstalige basisscholen in de faciliteitengemeenten. Kaart 50 geeft het aantal leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in het lager onderwijs. Kaart 51 geeft het aantal leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in het 60 secundair onderwijs. In het lager onderwijs zijn er hoge waarden in de as die loopt van Halle tot Vilvoorde en in het gebied ten noordwesten van Brussel, van Wemmel tot Liedekerke. Vooral Vilvoorde en Machelen vertonen erg hoge waarden. Daarnaast zijn er nog hogere waarden in Leuven en in enkele gemeenten van het Hageland. De schoolse achterstand in het secundair onderwijs levert een gelijkaardig beeld op. Hier vallen wel de hoge waarden in Drogenbos en Tienen op. Rond Brussel is het beeld ook enigszins verschillend, maar hier is er heel wat uitstroom naar het Franstalig of internationaal onderwijs in Brussel.
72
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
Kaart 50: 50: Leerlingen met minstens 2 jaar jaar schoolse vertraging in het lager onderwijs (schooljaar 20092009-2010)
% van het aantal leerlingen gewoon lager onderwijs
Aantal
1,75 - 4,12 (Brussel: 1,75 - 4,37)
1
0,95 - 1,74
10
0,55 - 0,94 0,35 - 0,54
100
0,00 - 0,34 Vlaams-Brabant: 0,94
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
Haacht
GrimbergenVilvoorde Asse
Kampenhout
Merchtem
Bekkevoort Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem Liedekerke
Zaventem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Leuven
Glabbeek Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Overijse
Huldenberg
Hoegaarden
Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Vlaamse Overheid, Departement Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 51: 51: Leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in het secundair onderwijs (schooljaar 20092009-2010)
% van het aantal leerlingen gewoon voltijds secundair onderwijs
Aantal
9,4 - 13,2 (Brussel: 9,4 - 25,5)
1
5,7 - 9,3
10
4,7 - 5,6
100
3,7 - 4,6 2,0 - 3,6 Vlaams-Brabant: 5,6
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
Haacht
GrimbergenVilvoorde Asse
Rotselaar
Kampenhout
Merchtem
Bekkevoort Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem Liedekerke
Zaventem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Bever
Herne
Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Overijse Linkebeek Beersel
Halle
Leuven
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Hoeilaart SintGenesiusRode
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Vlaamse Overheid, Departement Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
73
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
Kaart 52 geeft het aantal leerlingen in het buitengewoon lager onderwijs. Kaart 53 geeft het aantal leerlingen in het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO) en het Deeltijds Beroepssecundair onderwijs (DBSO).61 Hier zijn er opnieuw hoge waarden in de Zennevallei en, heel uitgesproken, in het Hageland. Ook Leuven, Liedekerke, Roosdaal en Merchtem hebben telkens bovengemiddelde waarden. Kaart 52: 52: Leerlingen in het buitengewoon lager onderwijs (schooljaar 20092009-2010)
Aantal
% van het aantal leerlingen in het lager onderwijs 7,5 - 12,5
1
5,5 - 7,4
10
4,5 - 5,4
100
3,5 - 4,4 0,2 - 3,4 (Brussel: 0,0 - 3,4) Vlaams-Brabant: 5,4
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
Haacht
GrimbergenVilvoorde Asse
Kampenhout
Merchtem
Bekkevoort Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem Liedekerke
Zaventem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Leuven
Glabbeek Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Drogenbos
SintPietersLeeuw
Overijse
Huldenberg
Hoegaarden
Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Vlaamse Overheid, Departement Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Kaart 53: 2009--2010) 53: Leerlingen in het BUSO en het DBSO (schooljaar 2009
Aantal
% van het aantal leerlingen in het secundair onderwijs 4,8 - 6,3 (Brussel: 4,8 - 10,8)
50
3,8 - 4,7 3,1 - 3,7
BuSO
2,7 - 3,0
DBSO
0,0 - 2,6 Vlaams-Brabant: 3,7
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
Haacht
GrimbergenVilvoorde Asse
Kampenhout
Merchtem
Bekkevoort Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem Liedekerke
Zaventem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Halle
74
Herne
Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Overijse Linkebeek Beersel
Bever
Leuven
Glabbeek
Drogenbos
Galmaarden Pepingen
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Hoeilaart SintGenesiusRode
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Vlaamse Overheid, Departement Onderwijs en Vorming Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
DEEL III: Armoede bij gezinnen met kinderen
13 Gezinssituatie Het armoederisico van kinderen hangt sterk samen met de gezinsvorm. Vooral kinderen die leven in een eenoudergezin hebben een verhoogd risico op armoede. Terwijl slechts 6,7% van de kinderen in een gezin met 2 volwassen en 2 kinderen onder de armoededrempel leven, is dat voor kinderen in eenoudergezinnen 42,3%. Kaart 54 toont het aandeel kinderen (personen jonger dan 18 jaar) die opgroeien in een eenoudergezin, als aandeel van de bevolking in die leeftijdsgroep. Dit aandeel is vooral hoog rond Brussel. Ook in Leuven, Diest, Aarschot, het zuidelijk Hageland (Hoegaarden, Tienen, Landen) en ten westen van Brussel, tot in Liedekerke, vinden we nog hoge waarden. Kaart 54: 54: Aantal kinderen in een eenoudergezin (01/01/2011)
% van de bevolking <18 jaar
Aantal
17,6 - 25,3
1.000
15,1 - 17,5 13,1 - 15,0
alleenstaande moeder
11,1 - 13,0
alleenstaande vader
8,4 - 11,0 Vlaams-Brabant: 15,0
Londerzeel
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Keerbergen
Tremelo Aarschot
Boortmeerbeek Opwijk
Zemst
Meise
GrimbergenVilvoorde Asse
Haacht Kampenhout
Merchtem
Bekkevoort Holsbeek
Steenokkerzeel Wemmel
Herent
Machelen
Affligem Liedekerke
Zaventem
Kortenaken Tielt-Winge Geetbets
Kortenberg
Lubbeek
Ternat Dilbeek
WezembeekKraainemOppem Tervuren
Roosdaal Lennik Gooik
SintPietersLeeuw
Leuven
Glabbeek Zoutleeuw
Boutersem
Bertem Oud-Heverlee Bierbeek Linter
Drogenbos Overijse Linkebeek
Galmaarden Beersel Pepingen
Scherpenheuvel Diest -Zichem
Rotselaar
Huldenberg
Hoegaarden
Tienen
Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen
Halle Bever
Herne
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Ervaring van een 1616-jarig meisje Wij wonen in een kleine woning met zes personen, een hond, een papegaai en twee vogels. Ons huis is dus eigenlijk te klein. Er is altijd lawaai thuis. Ofwel de TV die opstaat ofwel ruzie of iedereen loopt in uw weg, dat is echt vermoeiend. Als ik terugkom van school heb ik geen tijd om mijn huiswerk te maken. Ik begin direct te helpen met kuisen en koken omdat mijn mama dat niet allemaal alleen kan doen. Ik vind dat elke jongere eigenlijk zijn eigen kamer moet hebben, zodat je privacy hebt. Dat zou bij ons echt al veel problemen oplossen. Dan zou ik tenminste rustig mijn huiswerk kunnen maken. Nu moeten mijn zus en ik naar een dagcentrum gaan om daar ons huiswerk te maken en dat vind ik eigenlijk niet tof, maar misschien is het wel beter zo.”
75
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
DEEL IV:
Beleid om armoede tegen te gaan
In dit deel beschrijven we het beleid van de verschillende overheden om armoede tegen te gaan. Hierbij komen het Europese, het federale, het Vlaamse, het provinciale en het lokale beleid ter sprake. Daarnaast zijn er ook welzijnsorganisaties die actief werken aan de bestrijding van armoede, hulp bieden of de participatie van de doelgroep bevorderen. Een beleid om armoede tegen te gaan kan zich in de eerste plaats richten op maatregelen die zorgen voor voldoende bestaansmiddelen, hetzij via tewerkstelling, hetzij via een uitkering of tegemoetkoming. Zoals reeds in de inleiding werd gezegd, beperkt armoede zich echter niet tot enkel het financiële aspect of een beperkt inkomen, maar strekken de problemen zich vaak uit over verschillende levensdomeinen. Voor al deze domeinen zijn er maatregelen, kortingen, premies waarvan mensen met een laag inkomen gebruik kunnen maken, en dit vanuit verschillende overheidsniveaus of organisaties: •
huisvesting: sociale woningen, sociale verhuurkantoren, tussenkomst huurwaarborg, tegemoetkoming in de huurprijs …
•
energie: sociale maximumprijs voor elektriciteit en gas, budgetmeter, stookoliepremie …
•
mobiliteit: reductiekaart NMBS, terugbetaling vervoerskosten leerlingen …
•
onderwijs en opleiding: studietoelagen, gelijke onderwijskansen beleid …
•
gezondheid: voorkeurregeling ziekteverzekering, wijkgezondheidscentra, dringende medische hulp …
•
vrije tijd: vrijetijdspas en vrijetijdstoelage, steunpunt vakantieparticipatie …
•
materiële hulp: voedselbedeling, kringloopcentra, sociale restaurants …
•
…
Het zou ons te ver leiden al deze maatregelen te behandelen in het kader van dit dossier. We beperken ons daarom tot de grootste beleidslijnen en een beschrijving van de belangrijkste organisaties die in Vlaams-Brabant actief zijn op het vlak van armoedebestrijding of participatie.
14 Europa 2020 De strategie van Lissabon (ook wel proces, agenda of akkoord van Lissabon) is een actie- en ontwikkelingsplan van en voor de Europese Unie (EU), dat in maart 2000 is aangenomen en een looptijd van tien jaar had. Ondanks de belofte die in 2000 werd gedaan is deze strategie er niet in geslaagd een beslissende impact te hebben op de uitroeiing van armoede. De Europa 2020-strategie is de groeistrategie van de Europese Unie voor de periode van 2010 tot 2020. Deze strategie is de opvolger van de oude Lissabonstrategie (2000-2010). Deze strategie bestaat uit 5 grote doelstellingen te bereiken tegen het jaar 2020 : 1. Werkgelegenheid •
75% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar heeft werk;
2. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie •
76
3% van het bruto binnenlands product (bbp) van de EU (zowel openbare als privésector) gaat naar onderzoek, ontwikkeling en innovatie;
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
3. Klimaatverandering en energie •
20% minder uitstoot van broeikasgassen dan in 1990 (of zelfs 30%, als de omstandigheden het toelaten)
•
20% van de energie uit duurzame energiebronnen halen
•
20 % meer energie-efficiëntie
4. Onderwijs •
Minder dan 10% vroegtijdige schoolverlaters
•
Ten minste 40% van de 30 tot 34-jarigen heeft een einddiploma hoger onderwijs
5. Armoede en sociale uitsluiting •
Ten minste 20 miljoen minder mensen die slachtoffer van armoede en sociale uitsluiting zijn of dreigen te worden
Deze doelstellingen worden per EU-land naar nationale doelstellingen vertaald, zodat ieder EUland de eigen vooruitgang kan beoordelen. Ze houden geen lastenverdeling in. Het zijn gemeenschappelijke doelstellingen die met een combinatie van nationale en EU-maatregelen nagestreefd worden.
15 Het armoedebeleid van de federale overheid 15.1 Tweejaarlijks Verslag over bestaanszekerheid, armoede en sociale uitsl uitsluiting sluiting en ongelijke toegang tot de rechten In 1994 verscheen het Algemeen Verslag over de Armoede, in opdracht van de toenmalige federale regering. Dat verslag was het resultaat van twee jaar werk en het bracht hulpverleningsverenigingen samen waarin de armsten het woord nemen, maatschappelijk werkers uit de welzijnssector en de bijzondere jeugdbijstand, leerkrachten, artsen, sociale partners… In het Algemeen Verslag over de Armoede werd gevraagd om een structureel werkinstrument op punt te stellen voor de bestrijding van armoede. In 1998 werd er een ‘Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid’ ondertekend, dat in 1999 van kracht ging. Dit akkoord voorziet onder meer in de oprichting van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, dat om de twee jaar instaat voor het opstellen van een Verslag over bestaansonzekerheid, armoede, sociale uitsluiting en ongelijke toegang tot de rechten. Het tweejaarlijks verslag armoedebestrijding heeft als doel een coherent armoedebestrijdingsbeleid te stimuleren en richt zich specifiek tot de bevoegde politici op zowel federaal, gewestelijk als gemeenschapsniveau. Het verslag vormt het resultaat van het collectieve denkwerk dat door verschillende actoren, ook mensen in armoede, binnen thematische werkgroepen is gebeurd.
15.2 Het Federaal Plan Armoedebestrijding Op 4 juli 2008 keurde de regering het eerste federaal plan armoedebestrijding goed. Dit plan wordt gecoördineerd door de nieuwe Staatsecretaris voor maatschappelijke integratie en armoedebestrijding en bevat 59 concrete maatregelen op het gebied van lonen, werk, gezondheid, huisvesting, toegang tot energie en overheidsdiensten.
77
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
Verder heeft de regering binnen dit plan de oprichting van een permanente armoedebarometer in het leven geroepen en een jaarlijkse prijs gelanceerd.
15.2.1 De Interfederale Armoedebarometer In 2009 werd de Interfederale Armoedebarometer voor het eerst, zoals voorzien in het Federaal Plan Armoedebestrijding, gepresenteerd. Het voornaamste doel van dit instrument is om jaarlijks te meten hoe de armoede in ons land evolueert. De Armoedebarometer is gebaseerd op vijftien indicatoren die de verschillende facetten van armoede en sociale onzekerheid meten: inkomen en schulden, gezondheidszorg, werk, onderwijs, huisvesting, deelname aan sportieve, 62 recreatieve of artistieke activiteiten en niet-monetaire deprivatie .
15.2.2 De federale federale prijs Armoedebestrijding Heel wat mensen en verenigingen zetten zich elke dag in voor de strijd tegen de armoede. Het is net om deze mensen of initiatieven te belonen dat de staatssecretaris de jaarlijkse Federale Prijs Armoedebestrijding in het leven riep. De drie laureaten krijgen, naast een trofee en een promotiefilmpje waarin ze hun project voorstellen, een financiële tegemoetkoming van 10.000 EUR. Dit bedrag kunnen ze aanwenden om nieuwe projecten of initiatieven rond armoedebestrijding te ontwikkelen of verder uit te bouwen.
16 Het armoedebeleid van de Vlaamse overheid Het regeerakkoord 2009-2014, “Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden”, stelt dat armoedebestrijding een topprioriteit is van de Vlaamse Regering. De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om een coördinerend minister voor armoedebestrijding aan te stellen, die tegelijk viceminister-president is. Deze minister heeft als opdracht om alle ministers te overtuigen een armoedebestrijdende dimensie in hun beleid te voeren. Zo wordt elk beleidsdomein bij armoedebestrijding betrokken, wat mee de visie ondersteunt dat armoede een multidimensioneel gegeven is.
16.1 Pact 2020 De Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners hebben begin 2009 het initiatief genomen om de concrete doelstellingen voor Vlaanderen in Actie (VIA) vast te leggen in een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen: het Pact 2020.63 Het Pact 2020 weerspiegelt de gezamenlijke langetermijnvisie van de Vlaamse regering en de sociale partners en bevat 20 doelstellingen die van Vlaanderen tegen 2020 een van de allerbeste regio's moet maken op economisch, ecologisch, sociaal en maatschappelijk vlak. Doelstelling 13 focust expliciet op armoede:
78
•
In 2020 ligt het aandeel inwoners dat leeft in armoede en geconfronteerd wordt met sociale uitsluiting laag in vergelijking met de best presterende EU27-landen.
•
Dat houdt in dat in 2020 in Vlaanderen elk gezin ongeacht de samenstelling, minstens een inkomen heeft dat de Europese armoederisicodrempel bereikt.
•
In 2020 is er een duidelijk resultaat merkbaar van een intensieve bestrijding van armoede en sociale uitsluiting op meerdere gebieden. Het betreft resultaten van investeringen in sociale woningen, onderwijs en opleiding van kansengroepen, ziektepreventie bij kansengroepen, …
•
Die inspanningen resulteren o.m. in een halvering van het aantal kinderen dat geboren wordt in armoede, een beperking van de laaggeletterdheid tot 3%, en op het vlak van huisvesting in een substantiële verhoging van de woonkwaliteit in 2020 door halvering t.a.v. 2006 van het aandeel van de bevolking dat een woning betrekt
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
met twee of meer structurele gebreken en/of een gebrek aan basiscomfort, o.a. door de creatie van minstens 43.000 bijkomende sociale huurwoningen zoals bepaald in het decreet Grond- en pandenbeleid.
16.2 Decreet betreffende armoedebestrijding armoedebestrijding Het decreet betreffende de armoedebestrijding van 21 maart 2003 bepaalt, samen met het uitvoeringsbesluit van 15 mei 2009, de wettelijke basis van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding. In dit decreet is vastgelegd hoe de coördinatie en uitvoering van de armoedebestrijding in Vlaanderen moeten gebeuren. Daarnaast voorziet dit decreet een financiële ondersteuning van organisaties en belangrijke initiatieven.
16.2.1 Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) Het decreet stelt dat alle beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid het armoedebestrijdingsbeleid binnen hun domein moeten voorbereiden, uitvoeren en evalueren. Het armoededecreet verplicht de Vlaamse Regering binnen twaalf maanden na haar aantreden een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) op te stellen dat over een periode van vijf jaar loopt. Dit actieplan komt tot stand in samenwerking met de vertegenwoordigers (aandachtsambtenaren) van alle beleidsdomeinen, binnen het permanent armoedeoverleg (PAO) van de Vlaamse overheid, met participatie van de doelgroepen in partnerschap met het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en verschillende stakeholders. Het verticale PAO wordt per beleidsdomein georganiseerd en heeft als functie de specifieke beleidsinitiatieven te toetsen aan de visie en ervaring van de doelgroep en andere relevante actoren en voorstellen tot bijsturing te formuleren. In juli 2010 keurde de Vlaamse Regering een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding goed, met 194 acties die de armoede in Vlaanderen moeten terugdringen. In maart 2011 bleek uit het opvolgingsrapport dat heel wat acties wel zijn opgestart, maar dat nog niet veel acties concrete resultaten opleverden, daarom zijn 13 prioriteiten goedgekeurd waarop eerst zal gefocust worden.64 •
Burgers moeten hun rechten automatisch toegekend krijgen in alle levensdomeinen (waar dat technisch mogelijk is);
•
Er moeten meer wijkgezondheidscentra komen, die ook meer diensten aanbieden;
•
Het secundair onderwijs moet goedkoper worden;
•
De Vlaamse overheid moet een gericht activeringsbeleid voeren om meer mensen aan het werk te krijgen, waarbij ondermeer de werkloosheidsvallen worden weggewerkt;
•
Er moet een automatische huursubsidie komen voor mensen die te lang op de wachtlijst staan voor een sociale woning, en voor de laagste inkomensgroepen;
•
Mensen met schulden moeten beter begeleid en ondersteund worden (schuldhulpverlening);
•
Voor elke nieuwe regelgeving en dienstverlening moet de Vlaamse overheid nagaan of die toegankelijk is, gebruiksvriendelijk, verstaanbaar en inclusief, of ze inspraak toelaat, of ze beschikt over een vlotte klachtenprocedure en of ze geen nieuwe armoede creëert (armoedetoets);
•
De Vlaamse overheid moet mensen in armoede ondersteunen en begeleiden in de zoektocht naar een duurzame job waarbij men ook aandacht heeft voor het welzijn van de betrokkene;
79
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
•
Opleidingsverstrekkers moeten meer kennis hebben van armoede, zodat ze er beter op kunnen inspelen;
•
De Vlaamse overheid moet de conclusies van het onderzoek over armoede toepassen in haar armoedebeleid;
•
Er moet een Vlaamse vrijetijdskaart komen die mensen in armoede de kans geeft om tegen een verlaagd tarief deel te nemen aan cultuur-, sport- en jeugdactiviteiten;
•
Er moet meer samenwerking komen tussen de verschillende hulpverlenende diensten voor mensen in armoede;
•
De Vlaamse overheid moet meer aandacht hebben voor armoede bij mensen van allochtone afkomst (gekleurde armoede).
16.2.2 Financieel ondersteunde organisaties Verenigingen waar armen het woord nemen Participatie staat centraal in het armoededecreet. Om die participatie te bereiken, voorziet het decreet betreffende de armoedebestrijding in de erkenning en subsidiëring van 'verenigingen waar armen het woord nemen'. Dit zijn vzw's die zes soorten activiteiten organiseren: •
armen blijven zoeken;
•
armen samenbrengen in groep;
•
armen het woord geven;
•
werken aan de maatschappelijke emancipatie van armen;
•
werken aan maatschappelijke structuren;
•
vormingsactiviteiten en de dialoog organiseren.
Het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen (www.vlaams-netwerkarmoede.be) ondersteunt de uitwisseling tussen verenigingen en organiseert de dialoog tussen beleid en mensen in armoede.
Ervaringsdeskundigen rvaringsdeskundigen in de armoede Ervaringsdeskundigen zijn mensen die de armoede aan den lijve hebben ondervonden. Via een opleiding hebben zij hun eigen armoede-ervaring verwerkt en verruimd. Zij beschikken over de nodige vaardigheden om in een beroepscontext een brugfunctie te vervullen tussen de wereld van de armen en de niet-armen. Opgeleide ervaringsdeskundigen werken in allerlei sectoren zoals Kind en Gezin, Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW), VDAB, Federale overheidsdiensten, armoede-verenigingen, CLB,… Vzw De Link (www.de-link.net) is erkend en gesubsidieerd als organisatie voor de opleiding tot ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting.
16.2.3 Projecten Het armoededecreet voorziet ook in de subsidiëring van projecten met een experimenteel, aanvullend en/of vernieuwend karakter. De projecten moeten vernieuwend zijn op het vlak van doelgroep, processen of methodieken. De resultaten van deze projecten moeten na een positieve evaluatie inzake efficiëntie en effectiviteit op termijn toepasbaar worden in andere beleidsdomeinen. De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin bepaalt jaarlijks de projecten die in 65 het kader van armoedebestrijding worden gesubsidieerd.
80
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
16.3 Vlaamse armoedemonitor Ter ondersteuning van het Vlaamse armoedebeleid werd op vraag van de minister van Armoedebestrijding door de Studiedienst van de Vlaamse Regering de Vlaamse Armoedemonitor66 ontwikkeld. Bedoeling van de monitor is om op een bevattelijke en overzichtelijke manier de armoedesituatie en –evolutie in Vlaanderen in kaart te brengen en op te volgen. Het gaat om een omgevingsmonitor. Dat betekent dat niet het armoedebeleid zelf in beeld wordt gebracht, maar wel de bestaande armoedesituatie waaraan dat beleid iets wil veranderen.
16.4 Vlaams Actieplan Kinderarmoede De Vlaamse regering heeft een specifiek actieplan ter bestrijding van kinderarmoede met focus op kinderen van 0 tot 3 jaar goedgekeurd. In dit plan wordt de klemtoon gelegd op de negatieve impact van armoede op kinderen tussen 0 en 3 jaar. Recente literatuur en recent onderzoek over kinderarmoede tonen aan dat de periode tussen 0 en 3 jaar cruciaal is om de intellectuele, emotionele en sociale vaardigheden van jonge kinderen te ontwikkelen en om de armoedespiraal te doorbreken. Om stappen vooruit te kunnen zetten in de aanpak van armoede bij kinderen is op 24 maart 2011 een VIA-rondetafel over dit thema georganiseerd. Hier zijn enkele actiethema's besproken, nl. kwaliteitsvolle gezinsondersteuning, toegankelijkheid van welzijnsen gezondheidsvoorzieningen, inter- en intrasectorale samenwerking, toeleiding naar het kleuteronderwijs en tot slot een aangepaste leefomgeving. Op de zitting van deze rondetafel werd over deze thema's in dialoog gegaan met mensen in armoede, met het brede middenveld en met beleidsmakers op Vlaams en lokaal niveau. Op basis hiervan zijn een aantal acties ter bestrijding van kinderarmoede met focus op kinderen van 0 tot 3 jaar geformuleerd.67
16.5 Vorming De Vlaamse overheid wil de verzamelde kennis en ervaringsdeskundigheid over armoede en sociale uitsluiting in Vlaanderen bij een ruim publiek verspreiden om op die manier te komen tot meer respect, solidariteit en sociale insluiting. Verschillende organisaties zorgen voor sensibilisering en vorming, naast hun andere taken. In het kader van vorming worden volgende initiatieven specifiek ondersteund:
Bind--Kracht Bind Bind-Kracht (www.bindkracht.be) is een initiatief binnen de Karel de Grote-hogeschool. Doel van het project is een kwaliteitsverbetering van de hulpverlening aan mensen in armoede. Het ontwikkelen van krachtgerichte hulpverleningsrelaties, omgaan met afhankelijkheid in de hulpverlening, werken aan duurzame resultaten inzake autonomieverhoging en integratie, werken aan inspraak, participatie en empowerment zijn daarbij kernthema’s.
Armoede InIn-zicht Armoede In-zicht is een gezamenlijk project van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord nemen en Welzijnszorg vzw. Het project wil inzicht bevorderen in uitsluitingmechanismen en in hoe mensen in armoede die situatie beleven. Armoede In-zicht wil via vorming kortsluitingen tussen armen en niet-armen blootleggen en op die manier werken aan een duurzamere dialoog (www.armoede-in-zicht.be).
Team Advies Ondersteuning (TAO) Team Advies Ondersteuning (TAO) in het werken met en voor mensen in kansarmoede is momenteel een proefproject in Limburg van vzw De Link. TAO biedt inzicht in de 81
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
armoedemechanismen van binnenuit, door het inzetten van opgeleide ervaringsdeskundigen voor bepaalde opdrachten (vorming, coaching, advies) binnen de hulpverlening, dienstverlening en beleid, om meer effectieve acties voor en met mensen in armoede te realiseren.
16.6 Onderzoek Het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting van Onderzoeksgroep Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad (Universiteit Antwerpen) analyseert, synthetiseert, verwerkt en duidt de statistische gegevens over de stand van zaken van de armoede in Vlaanderen. Op basis van de onderzoeksgegevens en de analyses formuleren de auteurs van het jaarboek beleidsaanbevelingen.68
17 Het provinciale armoedebeleid Om de federale en Vlaamse doelstellingen inzake armoedebestrijding te halen zullen alle beleidsniveaus een bijdrage moeten leveren. De provincie zit als streekbestuur in een unieke positie om daaraan haar bijdrage te leveren. De provincie treedt niet in de plaats van lokale besturen maar werkt wel ondersteunend.
17.1 Provinciale opdrachten Het provinciaal armoedebeleid steunt op volgende vier principes. •
De doelgroep binnen een provinciaal armoedebeleid bestaat uit de meest maatschappelijk uitgesloten groepen.
•
Armoede is structureel. Maatschappelijke en economische structuren moeten zo beheerd worden dat niemand uitgesloten wordt.
•
Armoede is multidimensioneel. Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen en moet op alle levensdomeinen aangepakt worden. Dit impliceert een inclusief beleid.
•
Participatie is belangrijk. De dialoog mét en activering van maatschappelijk uitgesloten groepen is noodzakelijk.
Vertrekkend vanuit dit kader en deze missie, hebben de provincies een eigen opdracht. Die opdracht is complementair en in harmonie met de federale en Vlaamse doelstellingen inzake armoedebestrijding. Sociale uitsluiting voorkomen betekent in essentie meer ruimte maken voor groepen die onderaan de sociale ladder hangen. Dat vergt niet alleen een andere manier van kijken en denken (mentaliteitsverandering), meer samenwerking en afstemming, maar ook het verhogen van de kwaliteit van het openbaar en particulier dienst- en hulpverleningsaanbod.
Specifieke provinciale opdrachten kunnen zijn:
1. Het garanderen van de sociale grondrechten De provincie spant zich in om binnen haar eigen bevoegdheidsdomeinen de sociale grondrechten69 te realiseren. In essentie gaat het hier om het verruimen van de keuzemogelijkheden van maatschappelijk uitgesloten groepen. De provincie kan daarbij stimulerend optreden afhankelijk van de regionale situatie en mogelijkheden.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
82
Onderwijsflankerend beleid: gratis aanbod voor lagere scholen inzake algemene sensibilisering rond armoede, alsook vorming met kapstokken om concreet aan de slag te gaan in de klas/school;
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
•
Preventief gezondheidsbeleid: ondersteunen en stimuleren van de logo’s in hun opdrachten naar maatschappelijk uitgesloten groepen, ondersteuning opstart wijkgezondheidscentra;
•
Energiebesparende maatregelen: ontwikkeling van workshops op maat voor kansarmen betreffende energiebesparende maatregelen, dakisolatieproject voor kansarmen.
2. Het voeren van een inclusief provinciaal beleid Het provinciaal beleid moet gestalte krijgen vanuit een aantal universele uitgangspunten. In elk beleidsvoorstel en elke actie moet de aandacht voor maatschappelijke uitsluiting prioritair zijn. Informatie, toegankelijkheid en actieve participatie zijn daarbij sleutelbegrippen. We pleiten dus niet voor een apart beleid naar 'armen' of 'kansarmen' of 'maatschappelijk uitgesloten groepen'.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
Via sensibileringsacties en vormingen worden concrete aandachtspunten binnen de verschillende beleidsdomeinen aangebracht;
•
Binnen elk van die domeinen is één medewerker verantwoordelijk voor aandacht voor maatschappelijk uitgesloten groepen.
3. Het integreren integreren van de participatie van de doelgroep in de beleidsvoering Participatie houdt in dat de mensen die dagelijks ondervinden wat het betekent in armoede te leven rechtstreeks worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding en –uitvoering. Zij zijn immers het best geplaatst om aan te duiden waar het misloopt en om voorstellen te formuleren voor verbetering. Daarvoor worden de nodige structuren en acties opgezet, zodat armen hun burgerschap ten volle kunnen opnemen. Het tempo van de armen en hun verenigingen dient hierbij gerespecteerd te worden. Daarom is het belangrijk dat de agenda en de timing van deze dialoog in handen blijft van de armen en hun verenigingen zelf.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
Provinciale participatieraad armoede die het algemeen provinciaal beleid adviseert en waarin de kansarmen vertegenwoordigd zijn (zie verder);
•
Ondersteunen en stimuleren van de oprichting van (inter)gemeentelijke adviesraden/werkgroepen met als doel de participatie aan het gemeentelijk beleid te realiseren (zie verder);
•
Regionale en provinciale kanalen creëren waardoor de lokale besturen en particuliere organisaties in contact komen met de doelgroepen (regionale welzijnsraden, OCMW-overleg, CAW-overleg …).
4. Het verhogen van de kwaliteit van een behoeftedekkend en doelmatig doelmatig hulpverleningshulpverlenings- en dienstenaanbod Aandacht voor maatschappelijk uitgesloten groepen in de samenleving dient zich te vertalen in het verhogen van de kwaliteit van het dienst- en hulpverleningsaanbod, vertrekkend van de noden, behoeften, vragen en voorstellen van de doelgroepen (vraaggestuurd werken). De provincie moet terzake ondersteunend, stimulerend, innoverend, sensibiliserend en corrigerend werken.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
Het ontwikkelen van krachtgerichte en vraaggestuurde methodieken zoals bvb. ‘peerbevraging’ en ‘verbetergroepen’; methodieken die laagdrempelig werken beogen zoals bvb. ‘basisschakelmethodiek’. 83
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
Het inschakelen van ervaringsdeskundigen in de armoede is belangrijk om de toegankelijkheid en de effectiviteit van diensten en voorzieningen te verhogen voor maatschappelijk uitgesloten groepen. De provincie moet zich inspannen om de inschakeling van ervaringsdeskundigen in het openbare en particuliere aanbod op een verantwoorde manier mogelijk te maken.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
Ondersteuning van de aanwerving van ervaringsdeskundigen in de armoede (subsidies vzw De Link).
5. Het stimuleren van de netwerkvorming Geen enkele sector en geen enkele categoriale voorziening heeft voldoende in de gereedschapskoffer om de oorzaken en gevolgen van armoede op haar eentje aan te pakken. De provincie schept een kader voor onderlinge contacten en informatie-uitwisseling met het oog op afstemming en netwerkvorming.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
Ondersteuningstraject schuldhulpverleners;
•
Intervisiegroep inloopcentra Vlaams-Brabant;
•
Verschillende organisaties nemen deel aan de provinciale participatieraad armoede. Uitwisseling van informatie en ervaringen is een van de doelstellingen.
6. Het zichtbaar maken van armoede Men bereikt een inclusief beleid door achterstelling zichtbaar te maken en in kaart te brengen. De cijfers op Vlaams niveau volstaan niet om eventuele regionale ontwikkelingen en trends vast te stellen. Zicht houden op sociale uitsluiting binnen de regio is een noodzakelijke voorwaarde voor alle opdrachten die hierboven staan. Dat beeld dient zowel kwantitatief als kwalitatief een invulling te krijgen. De provincie dient daarvoor een steunpunt sociale planning uit te bouwen met aandacht voor de kruisbestuiving tussen wetenschappelijke kennis en ervaringskennis.
Voorbeelden in Vlaams-Brabant: •
Provinciaal dossier 'Armoede in Vlaams-Brabant';
•
Ondersteuning uitbouw verschillende acties i.k.v. 17 oktober in Vlaams-Brabant (zie verder).
Vlaams-Brabant 17.2 Werkgroepen/netwerken in Vlaams17.2.1 Provinciale Provinciale adviesadvies- en participatieraad armoede De communicatie tussen mensen die in armoede leven en het beleid is van essentieel belang voor een goed armoedebeleid. Personen die dagelijks ondervinden wat het betekent uitgesloten te worden zijn het best geplaatst om aan te geven welke maatregelen er dienen genomen te worden om deze uitsluitingen weg te werken. Om de dialoog tussen mensen in armoede en het beleid te realiseren werd de provinciale adviesen participatieraad armoede in het leven geroepen. De belangrijkste personen in de participatieraad armoede zijn de mensen die in armoede leven of geleefd hebben. Omdat het niet evident is deze mensen naar een adviesorgaan te krijgen, vertrekken we vanuit lokale armoedewerkingen bij CAW, OCMW, inloopcentra, welzijnsschakels, buurthuizen, verenigingen waar armen het woord nemen ... vanuit de ganse provincie. Enkele vaste werkpunten binnen de participatieraad zijn:
84
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
•
Uitwisseling tussen de verschillende deelnemers: zowel tendensen/noden in de eigen regio als de daaraan gekoppelde hulpverlening. Alsook uitwisseling van ervaringen zowel op niveau van de mensen in armoede als op niveau van de welzijnsorganisaties;
•
Voorstelling verschillende organisaties met hun specifieke werking aan de hand van georganiseerde bezoeken;
•
Advisering en indien nodig/mogelijk ondersteuning van het provinciale armoedebeleid. Zo werd heel het ondersteuningstraject van provinciale acties in het kader van 17 oktober ontwikkeld binnen de participatieraad.
Daarnaast probeert de participatieraad te onderzoeken hoe de provincie en de lokale besturen hun beleid beter kunnen afstemmen op de noden van de kansarmen.
17.2.2 Regionale en lokale werkgroepen armoede Via dit provinciale netwerk, de provinciale advies- en participatieraad, kunnen bestaande regionale en/of lokale netwerken armoede versterkt worden. Indien wenselijk kan er ook geholpen worden om in andere regio's dergelijke netwerken op te starten. Zo bestaat er ondertussen een werkgroep armoede in Leuven, Halle, Tienen, Landen, alsook een intergemeentelijke werkgroep armoede voor de regio Diest-Scherpenheuvel-Zichem. Verschillende lokale organisaties en partners zoals Kind en Gezin, LOP-medewerkers, initiatieven inzake lokale diensteneconomie, scholen, lokale besturen, buurthuizen… nemen deel aan deze werkgroepen. Daarnaast zijn er ook lokale werkgroepen armoede opgericht in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid. Hier heeft de provincie vooral in de opstart van deze werkgroepen een ondersteunende rol gespeeld. Betere samenwerking en afstemming van het hulpverleningsaanbod in de ruime betekenis van het woord, alsook de uitbouw van een adequaat lokaal armoedebeleid zijn de belangrijkste doelstellingen van deze werkgroepen.
17.3 Provinciale acties in het kader van de internationale dag van het verzet verzet tegen extreme extreme armoede
Op 22 december 1992 riep de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties '17 oktober' uit tot Werelddag van het Verzet tegen Extreme Armoede. Mensen die in armoede leven worden 70 opgeroepen om zich op deze dag te verenigen en hun rechten te doen respecteren. 85
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
In 2003 heeft de provinciale participatieraad armoede 17 oktober voor de eerste keer in onze provincie in de kijker gezet. De eerste jaren werd er één provinciale actie georganiseerd door de provinciale participatieraad. Door het stimuleren en ondersteunen van regionale en lokale netwerken werd er in 2007 op drie plaatsen gelijktijdig een regionale actie opgezet. Deze tendens is verder uitgegroeid tot 8 regionale acties in 2008 en 16 acties in 2011. Deze verschillende acties worden nog steeds onder de vleugels van de provinciale participatieraad armoede gecoördineerd waarbij gemeenschappelijke afspraken gemaakt worden, maar voor de concrete uitwerking van de acties ter plaatse subsidieert de provincie Vlaams-Brabant sinds 2009 de regionale partners binnen de provinciale participatieraad. Een voorbeeld van gemeenschappelijke afspraak, gemaakt in de participatieraad, is de campagne van de geknoopte witte lakens. Elke lokale actie neemt deel aan deze campagne en probeert in de eigen regio zoveel mogelijk witte geknoopte lakens uit te hangen.
17.4 Provinciale subsidies 17.4.1 Inloopcentra voor laagdrempelige armoedebestrijding De provincie sloot met elk autonoom Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) in VlaamsBrabant een aparte convenant af, om in hun werkingsregio een minimale dienstverlening te ondersteunen en verder uit te bouwen. Eén van die doelstellingen is het bestrijden van armoede. Om kansarmen beter te bereiken, krijgt elk CAW in Vlaams-Brabant een subsidie voor het opzetten van een laagdrempelige werking, meestal in de vorm van een inloopcentrum. Het provinciebestuur verwacht dat elk CAW een weloverwogen actieplan opstelt om deze laagdrempelige werking uit te bouwen. Algemene aandachtspunten binnen dit actieplan zijn de participatie van de doelgroep, regionale uitstraling en het werken volgens de basisschakelmethodiek.
17.4.2 Subsidie voor startende verenigingen waar armen het woord nemen De subsidiëring van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen is door het armoededecreet een Vlaamse taak. Binnen het kader van haar impulsbeleid kan een provincie wel, beperkt in de tijd, subsidies verlenen aan kandidaat-verenigingen. Aangezien Vlaams-Brabant de minste erkende verenigingen heeft worden er binnen het impulsbeleid middelen voorzien om verenigingen te stimuleren in regio’s waar er momenteel geen bestaan, gekoppeld aan het blindevlekkenbeleid van het Vlaams Netwerk.
subsidiereglement ter ondersteuning 17.4.3 Provinciaal groepswerkingen inzake armoedebestrijding
van
Armoede pak je best samen aan. Daarom geeft de provincie subsidies aan werkingen waar mensen in groep hun problemen trachten te overwinnen. Gemeenten, OCMW's en welzijnsorganisaties kunnen een aanvraag indienen.71
18 Het lokale armoedebeleid 18.1 Lokaal Sociaal Beleid Het decreet Lokaal Sociaal Beleid (17 maart 2004) heeft als doel te verzekeren dat iedereen een gelijke toegang verkrijgt tot het recht op een menswaardig leven. Dit brengt met zich mee dat de toegankelijkheid van de sociale dienst- en hulpverlening moet verbeteren.
86
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
Lokaal sociaal beleid is het resultaat van de acties die OCMW, gemeente, andere overheden, semi-publieke, private en privé organisaties ondernemen om de sociale grondrechten voor iedereen te realiseren. Via de opmaak van een lokaal sociaal beleidsplan worden alle acties gebundeld waarbij een integrale, geïntegreerde en inclusieve aanpak het uitgangspunt vormt. In het decreet Lokaal Sociaal Beleid wordt een sterkere, coördinerende rol voor de lokale besturen voorzien. Het Lokaal Sociaal Beleidsplan is een instrument om dit concreet te realiseren. Gemeente en OCMW werken dit plan samen met de lokale actoren uit. Drie pijlers zijn belangrijk binnen het lokaal sociaal beleid: samenwerking, sociaal huis en participatie. Bij samenwerking wordt zowel de samenwerking tussen OCMW en gemeente als de samenwerking van het lokale bestuur met lokale actoren bedoeld. Om de maximale toegankelijkheid van de dienstverlening te bekomen realiseren de lokale besturen een Sociaal Huis, waar burgers terecht kunnen met vragen rond de sociale dienstverlening in hun gemeente, buurt of wijk. Het lokale bestuur bepaalt zelf hoe het de drie functies (informatiefunctie, loketfunctie en doorverwijsfunctie) van het Sociaal Huis invult.
OCMW-werking 18.2 OCMWIn België is de maatschappelijke dienstverlening een systeem dat bescherming wil bieden aan personen en gezinnen die niet meer beschikken over voldoende middelen om een leven te kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (bijvoorbeeld door een faillissement, een ziekte, een ontslag, familiale problemen, etc.). De steun die het OCMW toekent kan verschillende vormen aannemen en is afhankelijk van de situatie waarin iemand zich bevindt. Het kan gaan om financiële hulp (leefloon of een equivalent aan het leefloon), psychosociale hulp, medische hulp enz. Het OCMW onderzoekt elke steunaanvraag en doet voorstellen die het best daarbij aansluiten en die beantwoorden aan de behoefte van de persoon in kwestie. Naast het toekennen van individuele steun aan personen in moeilijkheden, voorziet de wet bovendien dat het OCMW, daar waar het nodig blijkt, instellingen of diensten met een sociaal, curatief of preventief karakter kan opstarten en beheren. De diensten die beheerd worden door het OCMW zijn zeer verschillend en hangen in grote mate af van de behoeften van de bevolking die leeft in de gemeente. Zo heeft OCMW Herent een sociaal restaurant, werkt OCMW Kortenaken met een mobiele ambtenaar en bouwt OCMW Vilvoorde wijkcentra uit. Wie geen of een te laag inkomen heeft, er niet in slaagt de eindjes aan elkaar te knopen of opkijkt tegen een hoge schuldenberg, kan aangepaste hulp krijgen bij het OCMW.
Leefloon en equivalent leefloon Wanneer een persoon of gezin bestaansmiddelen heeft die ontoereikend zijn en deze persoon of dit gezin niet in staat is om zelf die toestand te veranderen, dan kan het OCMW een leefloon uitbetalen (zie ook hoofdstuk 2.2) . Voordat het OCMW beslist om het leefloon toe te kennen, zal het eerst de financiële situatie van de aanvrager onderzoeken. Het equivalente leefloon is een financiële bijstand die het OCMW toekent aan de personen of gezinnen die geen recht hebben op het leefloon (omdat ze niet aan alle vereiste voorwaarden voldoen), maar die zich in een gelijkaardige noodsituatie bevinden.
Tussenkomsten In sommige gevallen verleent het OCMW aanvullende financiële hulp. Het leefloon en het equivalente leefloon worden bepaald door wetten, die voor alle OCMW's in België van toepassing zijn. Daarnaast kan elk OCMW zelf beslissen over de aard en het bedrag van bijkomende financiële tussenkomsten.
87
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
Er is een waaier aan mogelijkheden, maar veelvoorkomende tussenkomsten zijn: •
dringende steun (spoedsteun), overbruggingssteun ...;
•
tussenkomst in medische kosten (van remgeld medicamenten tot tussenkomst in de aankoop van een bril, tandprothese ...);
•
tussenkomst in woonkosten (huurtussenkomst, huurwaarborg ...);
•
tussenkomst in energiekosten;
•
tussenkomst schoolkosten.
Budgetbegeleiding Wanneer een persoon of gezin voldoende inkomsten heeft maar meer en meer schulden opstapelt, kan het OCMW helpen om het budget te ordenen en de uitgaven onder controle te krijgen. De persoon of het gezin houdt zijn budget volledig zelf in handen.
Budgetbeheer Wanneer de situatie zeer ernstig is kan het OCMW het budget een tijdlang overnemen. Het OCMW ontvangt dan alle inkomsten en voert in naam van de persoon of het gezin de betalingen uit. De persoon of het gezin heeft inspraak en controle op zijn budget. Voor schuldeisers betekent een 'budgetbeheer' een extra garantie dat de afbetalingen daadwerkelijk uitgevoerd worden, waardoor andere maatregelen minder nodig zijn (vb. aanmaningsbrieven, deurwaarders, beslag).
Schuldbemiddeling Wanneer een persoon of gezin een probleem van overmatige schuldenlast heeft kan het OCMW overgaan tot schuldbemiddeling. Een eerste vorm van schuldbemiddeling is een 'minnelijke aanzuiveringsregeling' waarbij het OCMW bemiddelt met de schuldeisers om tot een afbetalingsplan te komen. Indien het niet mogelijk is de overmatige schuldenlast weg te werken via een minnelijke aanzuiveringsregeling, kan de persoon of het gezin een verzoek indienen voor een collectieve schuldbemiddeling bij de arbeidsrechtbank. Als de aanvraag volledig is en aan de voorwaarden voldoet, stelt de rechter een schuldbemiddelaar aan (advocaat, notaris, deurwaarder of erkende schuldbemiddelingsdienst). Deze laatste zal een plan opstellen voor de afbetaling van de schulden, waardoor de financiële toestand van de persoon of het gezin dat het verzoek heeft ingediend kan worden hersteld, terwijl die persoon of dat gezin toch een menswaardig leven kan leiden.
88
Ervaring uit de regio Leuven “Tijdens mijn verblijf in Kortenberg had ik een assistent van het OCMW omdat ik bij mijn exvrouw heel veel schulden had opgebouwd. Ik kon hier helemaal niet meer aan uit en mijn assistent heeft dit allemaal uitgezocht en er een dossier van gemaakt. Hiermee moest ik naar het gerecht en sindsdien ben ik in collectieve schuldbemiddeling. Voor mij was het op dat moment belangrijk dat mijn assistent even alles uit handen nam want ik kon dat zelf niet op dat moment.”
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
19 Aanbod voor personen in armoede in VlaamsVlaams-Brabant 19.1 Samenlevingsopbouw De sector Samenlevingsopbouw organiseert maatschappelijk kwetsbare groepen. Samen met hen pakken buurtwerkers en opbouwwerkers gemeenschappelijke problemen aan die te maken hebben met grondrechten of met de leefbaarheid in hun buurt, stad, dorp of streek. De focus ligt op de verbetering van de kwaliteit van het leven en het samenleven. Samenlevingsopbouw werkt aan een beleid dat afgestemd is op de noden en behoeften van maatschappelijk kwetsbare groepen. Het Regionaal Instituut voor Samenlevingsopbouw (RISO) Vlaams-Brabant is een vzw die op verschillende plaatsen in de provincie opbouwwerk en buurtwerk organiseert (www.risovlb.be). Zij werken met groepen die zelf niet gemakkelijk opkomen voor hun rechten. Samen met de mensen pakken ze problemen aan die te maken hebben met huisvesting, samenleven, vereenzaming, onderwijs, arbeid ... Kaart 55 toont de gemeenten waar het RISO aanwezig is met een opbouwwerkproject of buurtwerk. Kaart 55: 55: Projecten van Riso VlaamsVlaams-Brabant Gemeente met project
Londerzeel
Opwijk
KapelleopdenBos
Keerbergen Zemst
Boortmeerbeek
Grimbergen Vilvoorde
Rotselaar
Kampenhout
Bekkevoort
Asse
Herent
Wemmel
Machelen Zaventem
Liedekerke
Ternat
Kortenberg
Kortenaken
Bertem
WezembeekOppem Tervuren
Tienen
Linter
Huldenberg
Beersel
Pepingen
Zoutleeuw
Bierbeek
Drogenbos Hoegaarden
Linkebeek Galmaarden
Boutersem
Oud-Heverlee
Lennik SintPietersLeeuw
Geetbets
Lubbeek Glabbeek
Roosdaal
Herne
Leuven
Dilbeek Kraainem
Gooik
Tielt-Winge
Holsbeek
Steenokkerzeel Affligem
Diest ScherpenheuvelZichem Aarschot
Haacht
Meise Merchtem
Begijnendijk Tremelo
SintGenesiusRode
Overijse Hoeilaart
Halle
Bever
Landen
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron: RISO Vlaams-Brabant (www.risovlb.be) Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
19.2 Algemeen Welzijnswerk Het Algemeen Welzijnswerk biedt psychosociale hulp- en dienstverlening aan personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd worden. Dit kan het gevolg zijn van gebeurtenissen in de persoonlijke levenssfeer, problemen ten gevolge van gebeurtenissen in een context van criminaliteit of problemen van meervoudige kwetsbaarheid ten gevolge van een proces van sociale uitsluiting. Het algemeen welzijnswerk helpt mensen om zich persoonlijk en sociaal te ontplooien, hun individuele en sociale rechten uit te oefenen, zodat ze een menswaardig leven kunnen leiden.
89
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
Het algemeen welzijnswerk wil: •
de toegankelijkheid van de maatschappelijke basisvoorzieningen en de gespecialiseerde zorgvoorzieningen bevorderen en hun bereikbaarheid effectief helpen realiseren;
•
problemen inzake sociale integratie en bevredigend persoonlijk functioneren voorkomen;
•
oplossingen aanbieden voor de problemen van personen.
Vlaams-Brabant telt momenteel vier autonome Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW) (Kaart 56): •
CAW Regio Leuven
•
CAW Hageland
•
CAW Regio Vilvoorde
•
CAW Delta
Kaart 56: 56: Centra Algemeen Welzijnswerk in VlaamsVlaams-Brabant
CAW regio's regio Leuven Hageland Hageland en Leuven regio Vilvoorde Delta Londerzeel
Keerbergen
Kapelleop-denBos
Begijnendijk Tremelo
Zemst
Meise Opwijk Grimbergen
Vilvoorde
Haacht
Kampenhout
Bekkevoort
Wemmel
Asse
Haaltert Denderleeuw
Herent Machelen Zaventem
Ternat
Kortenberg
Leuven
Kortenaken
Dilbeek
Kraainem
Bertem
Boutersem
WezembeekOppem
Ninove
Tervuren Lennik SintPietersLeeuw
Drogenbos
Pepingen Herne
Zoutleeuw
Bierbeek Tienen
Oud-Heverlee
Linter
Huldenberg Hoegaarden
Linkebeek SintBeersel GenesiusRode
Galmaarden
Overijse Hoeilaart
Landen
Halle Bever
Kaart: Steunpunt sociale planning Bron: CAW's Vlaams-Brabant Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
90
Geetbets
Lubbeek Glabbeek
Roosdaal
Gooik
Tielt-Winge
Holsbeek
Steenokkerzeel
Liedekerke
ScherpenheuvelZichem
Rotselaar Merchtem
Affligem
Diest Aarschot
Boortmeerbeek
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
In 2009 ontvingen de CAW's van VlaamsBrabant meer dan 13.800 keer iemand aan het onthaal. De meest voorkomende problemen waren relationele problemen, administratieve en juridische problemen, psychische en persoonlijke problemen en materiële of financiële problemen. Tegelijkertijd werden meer dan 3.700 begeleidingen verzorgd. De meeste begeleidingen gebeurden voor relationele problemen en psychische en persoonlijke problemen, maar heel wat van die cliënten hadden ook administratieve en juridische problemen en materiële of financiële 72 problemen.
Ervaring van een alleenstaande vrouw met kinderen uit Leuven “De opvang in het vluchthuis is een heel positieve ervaring geweest voor mij en mijn kinderen. Ze hebben mij vooral gewezen op mijn rechten als moeder/vrouw. Dit is heel belangrijk voor mij geweest. Tijdens de andere hulpverlening en in mijn verder leven, probeer ik zoveel mogelijk mijn rechten te benutten. In het vluchthuis heb ik respect gekregen en werd ik als mens behandeld! Ik heb er geleerd om terug voor mezelf op te komen en ben terug ‘iemand’ geworden. Hier heb ik ook opnieuw mijn eerste stappen naar een nieuw sociaal leven gezet. “
19.3 De inloopcentra Ervaring uit een inloopcentrum
De inloopcentra zijn deelwerkingen van de Centra Algemeen Welzijnswerk. Een inloopcentrum is een ontmoetingsplaats voor mensen die, omwille van omstandigheden, uitgesloten worden op verschillende levensdomeinen. Mensen die geen sociaal netwerk meer hebben, kunnen er terecht. Er worden activiteiten georganiseerd en ontmoetingsmogelijkheden en dienstverlening geboden. Bezoekers worden aangemoedigd om als vrijwilliger mee te werken aan de uitbouw van het centrum. Op die manier wil men de mensen versterken in hun eigenwaarde en ervoor zorgen dat ze opnieuw aansluiting vinden bij anderen, bij diensten en in de samenleving.
“Omwille van mijn ziekte is het voor mij altijd moeilijk geweest om me te bedwingen in stresssituaties. Dat maakt het heel moeilijk voor mij om werk te vinden, laat staan om het te houden. Ik heb een periode gehad van twaalf stielen en dertien ongelukken, maar ik kan mijn werkgevers wel begrijpen. Sommigen hadden al wat meer geduld met mij dan anderen, maar uiteindelijk moet je als werkkracht geld opbrengen en er moet een zekere regelmaat in je prestaties zitten. Dat is voor mij altijd heel moeilijk geweest. Nu word ik begeleid om op mijn eigen tempo terug mijn draai te vinden op de arbeidsmarkt. Enkele dagen in de week ga ik naar het inloopcentrum. Daar kiezen we zelf welke activiteiten er komen en we organiseren ze mee. Ik heb er geleerd dat er nog mensen in een gelijkaardige situatie zitten. Ik doe er soms vrijwilligerswerk. Op die manier probeer ik wat structuur in mijn leven te brengen. Op termijn hoop ik nog eens een betaalde job te doen, maar ik mag de lat niet ineens te hoog leggen. De kans dat ik dan gedemotiveerd raak is groot. Dan moet ik veel meer moeite doen om terug te geraken waar ik stond. Ik ben er me van bewust dat het altijd op en af zal gaan met mij, maar ik ben mede dankzij de steun van de andere bezoekers aan het leren om daar minder destructief mee om te gaan. Om zelf verantwoordelijkheid op te nemen als het wat moeilijker gaat.”
91
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
19.4 Verenigingen waar armen het woord nemen Een Vereniging waar armen het woord nemen (VWAWN) heeft als doel armoede en sociale uitsluiting weg te werken. Ze doen dit door te wegen op het beleid. Input van mensen in armoede staat centraal, een sociale mix wordt als verrijkend ervaren. In Vlaanderen bestaan er meer dan 40 erkende verenigingen, waarvan er slechts 4 in Vlaams-Brabant zijn gesitueerd: 2 in Leuven, 1 in Halle, en één vereniging in opstart in Tienen. Ze komen samen in verschillende themawerkgroepen (tewerkstelling, gezondheid en gezin, cultuur- en sportparticipatie, wonen, onderwijs en vorming) De verenigingen hebben allemaal een eigen werking, die kan verschillen. Sommigen hebben een kinderwerking, een sociaal restaurant of een sociale kruidenier.
Ervaring uit een vereniging “In ’t Lampeke hebben bezoekers en werkers altijd een luisterend oor. Je kan er lekker eten, we lachen veel en je zit gezellig bij elkaar. We doen zowel ontspannende als serieuze activiteiten. In vormingen en werkgroepen leren we veel bij. We zoeken ook naar oplossingen voor problemen die we mee maken. We zien dat er soms met de voorstellen die we doen, vooruitgang wordt geboekt.”
19.5 Welzijnsschakels Vrijwilligers, zowel mensen in armoede als niet-armen, verbonden met Welzijnsschakels, werken in hun (eigen) buurt samen rond armoede en uitsluiting. Ze vertalen concrete vormen van solidariteit naar maatschappelijke en politieke signalen van uitsluiting. Ze organiseren activiteiten die mensen samenbrengen en waarin ze diverse talenten, vaardigheden en interesses, ook culturele, aanspreken. Ze zoeken inzicht in mechanismen die armoede en uitsluiting in stand houden, en volgen hiertoe vorming. Hierin willen ze samenwerken met organisaties of mensen die hun doel kunnen versterken.
92
Tekst van bezoeker van een Welzijnschakel In de loop van ons leven komen er ogenblikken waarop wij klem geraken. Wij zien geen uitweg. Onze draagkracht is opgebruikt. Wij liggen verlamd neer. Gelukkige mensen zijn wij dan, wanneer medemensen zich over ons ontfermen, ons dragen, ons opnieuw tot leven brengen. Dan kunnen wij zelf onze taak weer opnemen.
DEEL IV: Beleid om armoede tegen te gaan
Kaart 57: 57: Werkingen rond armoede Vereniging waar armen het woord nemen Inloopcentrum Welzijnsschakel Kapelleop-denBos
Londerzeel
Keerbergen
Aarschot Zemst
Opwijk
Kampenhout
Haacht Bekkevoort
Steenokkerzeel Wemmel
Holsbeek
Tielt-Winge
Herent Machelen Kortenaken
Kortenberg
Glabbeek
Kraainem WezembeekOppem
Dilbeek Roosdaal
Galmaarden Herne Bever
Bertem
SintPietersLeeuw
Leuven Bierbeek
Tervuren
Lennik
Geetbets
Lubbeek
Zaventem Liedekerke Ternat
Gooik
Diest
Rotselaar Grimbergen Vilvoorde
Asse Affligem
ScherpenheuvelZichem
Boortmeerbeek
Meise Merchtem
Begijnendijk Tremelo
Zoutleeuw
Boutersem Linter
Oud-Heverlee
Drogenbos
Tienen
Huldenberg Hoegaarden Linkebeek Hoeilaart SintGenesiusRode
Landen Overijse
Beersel
Pepingen Halle
Kaart: Steunpunt sociale planing Grenzen: Voorlopig rb gemeentegrenzen, toestand 22/05/2003 (AGIV-product)
Ervaring van een oudere vrouw uit de regio Leuven “Ik ben ooit afgesloten van energie. In het begin durfde ik hier met niemand over praten of iemand om hulp vragen. Ik schaamde mij dat het mij moest overkomen en dacht dat ik met mijn probleem alleen stond. Op het ogenblik van de afsluiting woonden mijn kinderen nog thuis. Vooral voor hen vond ik het erg. Zij konden er immers niets aan doen en ik had schrik dat ze van mij weggenomen zouden worden. Uiteindelijk heb ik al mijn moed bijeen geraapt en ben ik toch hulp gaan zoeken. Alle energieproblemen zijn nu van de baan. Intussen heb ik ook geleerd dat ik niet de enige ben die in de problemen is geraakt. Via een vereniging waar armen het woord nemen en werkgroepen van het Vlaams Netwerk ben ik in contact gekomen met andere mensen die in dezelfde situatie zitten. De meeste van deze mensen durfden niet zomaar te vertellen wat hen overkomen is. Ik doe dit wel. Misschien zijn er lezers die afgesloten zijn, maar die zich hier op dit moment nog te veel over schamen om hulp te zoeken. Het vergt een inspanning en het doet soms pijn wanneer ik mijn verhaal vertel, maar het gaat hier om een situatie die onmenselijk is en ik vind dat de buitenwereld mag horen dat dit gebeurt en welke invloed dit kan hebben op iemands leven. Het zijn over het algemeen mensen die niet weten wat het is om zonder elektriciteit en gas te moeten leven die beslissen of mensen afgesloten worden of niet.”
19.6 Andere vormen van hulp Naast deze armoedewerkingen zijn er ook projecten in het kader van samenlevingsopbouw, buurthuizen, tweedehandswinkels, kringwinkels, voedselbedelingen, sociale restaurants, sociale kruideniers, sociale tewerkstellingsprojecten, projecten in de cultuursector en onderwijssector met armoede als belangrijke invalshoek, enzovoort. In het kader van deze analyse is het niet mogelijk al deze verschillende voorzieningen in kaart te brengen.
93
ALGEMENE CONCLUSIES
Algemene conclusies Vlaams-Brabant is gemiddeld een rijke provincie provincie, maar dat betekent niet dat armoede er niet bestaat. Bovendien is het inkomen in Vlaams-Brabant meer ongelijk verdeeld dan in Vlaanderen als geheel. De 10% hoogste inkomens bezitten samen een groter inkomen dan de 50% laagste inkomens, en de verschillen nemen toe.
ArmoedeArmoede-indicatoren Het gemiddeld inkomen is vooral laag in het oosten van het Hageland, inclusief de Hagelandse steden (Tienen, Diest, Aarschot). Daarnaast vallen ook enkele sterk verstedelijkte gemeenten van Vlaams-Brabant op. Bij die laatste is het industriële gebied van de Zennevallei, van Halle in het zuiden tot Vilvoorde en Machelen en een deel van Zaventem in het noorden. Ook horen er enkele aan Brussel grenzende deelgemeenten ten noorden en westen van Brussel bij. Het centrum van Leuven heeft eveneens een erg laag gemiddeld inkomen. Dit lage inkomen in stedelijk gebied hangt samen met het vertrek van hogere inkomensgroepen naar de groene rand rond de steden. We zien dan ook de hoogste gemiddelde inkomens ten zuidoosten van Brussel, ten zuiden van Leuven en in andere residentiële gemeenten, zoals Keerbergen. Dit geldt daarnaast in enkele deelgemeenten ten noorden en westen van Brussel of rond kleinere steden als Tienen. Nog steeds stijgt het inkomen sterk in deze (deel)gemeenten, terwijl het veel minder snel stijgt in stedelijke gebieden. In sommige plattelandsgemeenten, vooral in het Pajottenland, neemt het inkomen eveneens relatief sterk toe. Het al dan niet hebben van werk speelt een belangrijke rol in de armoedeproblematiek. Werk is een sterke buffer tegen armoede, hoewel ook werkenden onder de armoededrempel kunnen vallen. De werkloosheid is algemeen sterk afhankelijk van de economische conjunctuur, die na 2008 in een dal terecht kwam. Hoge werkloosheidscijfers vinden we meestal waar ook het gemiddeld inkomen laag is: in de Zennevallei, in enkele andere aan Brussel grenzende deelgemeenten in het noorden en het westen (algemeen zijn er wat hogere waarden ten westen van Brussel), in het centrum van Leuven en in het oostelijk Hageland, vooral in de steden. De werkloosheid in de plattelandsgemeenten van het Hageland heeft een ander karakter dan die in de stedelijke gebieden. De werklozen op het platteland zijn vaker van Belgische origine. De werkloosheid onder ouderen, en in mindere mate onder jongeren, is op het platteland meer uitgesproken. In de steden vinden we meer werklozen uit de tussenliggende leeftijdsgroepen. In de plattelandsgemeenten van het Hageland is de scholingsgraad van de werklozen erg laag, net als in het noorden van de Zennevallei en Tienen. Personen die niet over toereikende bestaansmiddelen beschikken of kunnen beschikken, kunnen een beroep doen op een leefloon of equivalent leefloon. We zien een stijging van het aantal (equivalent) leefloners in de laatste jaren. Het leefloon is bij uitstek een stedelijk fenomeen: opvallend zijn Leuven, Tienen en de noordelijke rand rond Brussel. De inkomensgarantie voor ouderen, die kan worden beschouwd als een leefloon voor ouderen, is eveneens belangrijk in de stedelijke gebieden, maar ook in plattelandsgemeenten, vooral in het oostelijk Hageland. Het gemiddeld uitgekeerde bedrag is er wel lager. Een meer algemene indicator voor armoede is de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering, ziekteverzekering die kan worden aangevraagd bij een laag inkomen. Meer dan een kwart van de 65-plussers maakt gebruik van deze tegemoetkoming. Erg hoge waarden bij ouderen vinden we in de plattelandsgemeenten van het Pajottenland en vooral het oostelijk Hageland. Bij de andere leeftijdsgroepen gaat het om een goede 5% van de bevolking. Dit is vooral een stedelijk fenomeen.
94
ALGEMENE CONCLUSIES
Risicofactoren Armoede is in de eerste plaats een materieel probleem. Wie niet voldoende bestaansmiddelen heeft om algemeen aanvaarde leefpatronen te kunnen opbouwen, wordt beschouwd als arm. Maar het is ook meer dan dat. Iemand die zich op verschillende domeinen, domeinen zoals de gezinssituatie, opleiding, gezondheid, woonsituatie… in een moeilijke positie bevindt, kan veel moeilijker uit de armoede klimmen dan iemand die minder problemen cumuleert. Het armoederisico is veel hoger bij eenoudergezinnen (in de praktijk meestal alleenstaande moeders), wat een stedelijk fenomeen is, en vooral uitgesproken rond Brussel. Een andere risicogroep zijn de personen van niet-Europese origine die vooral rond Brussel sterk aanwezig zijn, zeker in het noordoosten, maar ook in Leuven, Diest en in mindere mate Tienen. Ook ouderen lopen meer risico om in armoede terecht te komen. Ze zijn sterk vertegenwoordigd in het Hageland en in enkele residentiële gemeenten rond Brussel. De pensioenen zijn gemiddeld heel wat lager in het Hageland dan rond Brussel. De opleidingsgraad is opvallend laag in het oostelijk Hageland, in de Zennevallei en in Liedekerke. Het aandeel leerlingen dat nu een beroepsopleiding volgt, is ook in die gemeenten het hoogst. Heel opvallend is de slechte gezondheidssituatie en het hoge aandeel personen met een langdurige ziekte of handicap in het Hageland, veel meer nog dan in de Zennevallei, ook als er gecorrigeerd wordt voor de leeftijdsstructuur. Het aantal erkende handicaps en het aantal uitkeringen voor personen met een handicap is relatief nog hoger in het Hageland, maar ook in het Pajottenland. Wonen is duur in Vlaams-Brabant. Een gezin dat leeft van een leefloon of een inkomensgarantie voor ouderen is er niet in staat een gemiddeld huis te huren, en bovendien zijn er weinig sociale woningen. Personen in armoede zijn dus meestal aangewezen op de private huurmarkt in de goedkopere en minder kwalitatieve segmenten. Private huurwoningen zijn vooral te vinden in stedelijke gebieden. De huurprijzen zijn gemiddeld het minst hoog in Leuven, in de Zennevallei en in het oostelijke Hageland, waar er buiten de steden wel weinig huurwoningen zijn. De minder hoge huurprijzen in deze gebieden hangen wel samen met het relatief belangrijke aanbod aan huurwoningen in de minder kwalitatieve segmenten. De gezinnen die een aanvraag indienen voor een sociale woning wonen dan ook vaak in deze gemeenten. Opvallend zijn Leuven, de Zennevallei en kleinere steden als Tienen, Diest en Asse. Het aantal gezinnen met schuldenlast neemt toe. Onder meer de stijgende energieenergie- en waterprijzen zorgen voor betalingsproblemen. Gezinnen met een budgetmeter voor elektriciteit, die geplaatst wordt bij betalingsproblemen, vinden we vooral in de stedelijke gebieden: de Zennevallei, Tienen, maar ook Asse en Liedekerke. Op het platteland zijn er heel lage waarden. Ook op dit vlak zien we dus dat de armoedeproblematiek andere karakteristieken heeft op het platteland dan in de steden.
Armoede bij kinderen Het aandeel minderjarigen dat opgroeit in een gezin zonder inkomen uit arbeid of pensioen bedraagt in Vlaams-Brabant 7,0% (werknemers van internationale organisaties zijn wel inbegrepen). 20,5% van de eenoudergezinnen met minderjarige kinderen hebben geen inkomen uit arbeid of pensioen. Er vallen meer kinderen onder de voorkeursregeling in de ziekteverzekering dan volwassenen op actieve leeftijd. Het gaat vooral om een stedelijk fenomeen. Bij de kinderen op secundaire schoolleeftijd zijn de waarden ook hoog in het Hageland, zij het vooral in de steden. Meer en meer kinderen vallen onder de voorkeursregeling. Bij het leefloon is er, naast een stijgend aandeel vrouwen, ook een steeds hoger aandeel jongeren en gezinnen met kinderen. Dat is een alarmerende evolutie. Kinderarmoede is bijzonder belangrijk omdat het niet alleen het welzijn van de kinderen in gevaar brengt, maar ook hun toekomst. Kinderen die in armoede leven hebben immers een veel hoger risico om later ook in armoede te belanden.
95
ALGEMENE CONCLUSIES
Aan de hand van zes criteria geeft Kind en Gezin aan welke kinderen geboren worden in een kansarm gezin. gezin Vooral in Leuven en Tienen wordt zijn de aandelen hoog. Ook in de regio Vilvoorde-Zaventem, in Asse en in verschillende gemeenten in Noord- en Zuid-Hageland worden er veel kinderen geboren in een kansarm gezin. Hoewel het cijfer van Vlaams-Brabant nog steeds onder het Vlaamse gemiddelde blijft, zien we in Vlaams-Brabant de laatste jaren een sterkere stijging van het aandeel kansarme geboorten.
De leerlingenkenmerken of zogenaamde gelijke kansenindicatoren (leerlingen met schooltoelage, met een lage opleiding van de ouders, die niet thuis wonen of geen vast adres hebben) vormen een andere indicator voor armoede bij kinderen. Wanneer we kijken naar het aantal leerlingen met een schooltoelage omwille van een laag inkomen, zien we opnieuw de bekende patronen: hoge waarden in de Zennevallei, in het oostelijk Hageland (vooral de steden), in Leuven en in enkele gemeenten ten westen van Brussel, van Asse tot Liedekerke. Lage waarden vinden we ten zuidoosten van Brussel, ten zuiden van Leuven, en in een aantal andere residentiële gemeenten als Keerbergen en Meise. In het secundair onderwijs is het oostelijk Hageland veel meer uitgesproken. De verspreiding van de leerlingen waarop één of meerdere van de gelijke kansenindicatoren van toepassing is, geeft in grote lijnen hetzelfde ruimtelijke beeld. Bijna een kwart van de Vlaams-Brabantse kinderen in het basisonderwijs valt hieronder. In het secundair onderwijs is dat meer dan een kwart. Leerlingen in risicoschoolloopbanen (leerlingen in het gewoon onderwijs met minstens 2 jaar schoolse vertraging of leerlingen in het buitengewoon onderwijs of deeltijds onderwijs) hebben een hogere kans op vroegtijdige schooluitval en uiteindelijk ook op werkloosheid. Risicoschoolloopbanen zijn vooral belangrijk in een stedelijke context, hoewel het aandeel leerlingen in het buitengewoon onderwijs ook opvallend hoog is in de plattelandsgemeenten van het Hageland.
96
BIJLAGEN
Bijlage I: Indicatoren Indicatoren per gemeente Indicator 1: Inkomensaangiften (2008, aanslagjaar 2009) ...................................................................98 Indicator 2: Werkloosheidsgraden, algemeen en naar geslacht (2010).................................................99 Indicator 3: Werkloosheidsgraden, naar leeftijd (2010) .....................................................................100 Indicator 4: Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) naar scholing en naar origine (2010) ................101 Indicator 5: Recht op maatschappelijke integratie (RMI) en recht op maatschappelijke hulp (RMH) (2010)102 Indicator 6: Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) en gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) (01/01/2011)...................................................................................................................103 Indicator 7: Tegemoetkomingen voor personen met een handicap (01/04/2011) ...............................104 Indicator 8: Tegemoetkomingen voor personen met een handicap (01/04/2011) ...............................105 Indicator 9: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering 0-64 jaar (01/01/2010) ..................106 Indicator 10: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering 65-plus (01/01/2010)...................107 Indicator 11: Gezinnen met minderjarige kinderen zonder inkomen uit arbeid of pensioen (31/12/2008)108 Indicator 12: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering bij kinderen en jongeren 0-9 jaar (01/01/2010)...................................................................................................................109 Indicator 13: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering bij kinderen en jongeren 10-19 jaar (01/01/2010)...................................................................................................................110 Indicator 14: GOK-indicatoren basisonderwijs (01/02/2010)..............................................................111 Indicator 15: GOK-indicatoren secundair onderwijs (01/02/2010)......................................................112
97
BIJLAGEN
Indicator 1: Inkomensaangiften (2008, (2008, aanslagjaar 2009) 2009) aangiften
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
aantal <10.001 1 <10.00 euro 833 2.742 2.152 179 3.706 520 648 735 3.062 3.056 590 914 1.021 713 1.291 759 924 540 1.437 1.255 1.761 1.346 1.025 2.156 438 959 1.808 2.871 947 1.316 3.649 1.547 1.384 2.691 1.899 2.219 785 505 840 759 1.006 589 2.018 464 406 1.193 1.752 541 771 809 1.137 511 1.574 1.135 10.033 525 1.186 998 1.359 1.676 1.726 850 2.768 1.214 680 569.704 94.903 52.874 42.029
aantal van 10.001 t/m 20.000 euro 1.785 4.697 3.315 341 5.869 914 1.258 1.383 5.105 6.279 980 1.383 1.509 1.385 1.279 1.226 2.077 647 2.707 1.978 2.346 2.337 1.963 2.835 652 1.746 2.178 5.117 1.514 2.144 6.355 2.315 1.350 4.079 2.680 5.207 1.550 1.081 1.277 1.189 1.632 1.039 4.153 1.130 804 2.149 2.460 951 1.309 1.344 1.661 1.474 2.439 2.595 14.690 1.222 1.715 1.247 2.207 4.193 2.279 1.731 6.362 2.391 1.516 1.090.073 160.725 85.728 74.997
totaal aantal <20.001 euro 2.618 7.439 5.467 520 9.575 1.434 1.906 2.118 8.167 9.335 1.570 2.297 2.530 2.098 2.570 1.985 3.001 1.187 4.144 3.233 4.107 3.683 2.988 4.991 1.090 2.705 3.986 7.988 2.461 3.460 10.004 3.862 2.734 6.770 4.579 7.426 2.335 1.586 2.117 1.948 2.638 1.628 6.171 1.594 1.210 3.342 4.212 1.492 2.080 2.153 2.798 1.985 4.013 3.730 24.723 1.747 2.901 2.245 3.566 5.869 4.005 2.581 9.130 3.605 2.196 1.659.777 255.628 138.602 117.026
totaal aantal <20.001 euro: % van de aangiften 38,3 43,4 41,7 45,6 41,6 49,8 40,1 42,1 40,3 44,3 42,5 43,0 40,0 40,4 42,2 39,7 42,6 44,3 41,0 44,1 39,4 41,9 40,1 41,4 44,1 43,2 43,4 44,9 38,1 40,0 45,6 45,0 42,0 42,5 37,2 43,6 41,8 47,0 40,8 38,2 40,0 38,6 44,9 48,0 41,5 42,2 38,3 40,8 39,9 42,5 40,3 45,8 38,7 42,2 44,4 42,9 38,7 37,7 41,2 44,1 40,2 43,7 46,3 44,0 45,8 46,2 42,4 42,1 42,7
aantal >50.000 euro 1.215 2.743 2.446 194 4.129 291 791 925 3.663 2.758 639 1.053 1.308 882 1.282 937 972 500 1.713 944 2.204 1.424 1.305 2.659 457 1.092 1.925 2.481 1.262 1.552 2.803 1.453 1.492 2.688 2.648 2.265 878 488 1.076 1.152 1.306 856 1.756 351 534 1.426 2.437 640 1.106 1.016 1.602 596 2.116 1.259 8.452 576 1.732 1.452 1.670 1.619 2.169 964 2.364 1.302 573 461.127 102.563 56.830 45.733
aantal >50.000 euro: % van de aangiften 17,8 16,0 18,6 17,0 18,0 10,1 16,6 18,4 18,1 13,1 17,3 19,7 20,7 17,0 21,1 18,7 13,8 18,7 16,9 12,9 21,1 16,2 17,5 22,1 18,5 17,4 21,0 13,9 19,5 17,9 12,8 16,9 22,9 16,9 21,5 13,3 15,7 14,5 20,7 22,6 19,8 20,3 12,8 10,6 18,3 18,0 22,2 17,5 21,2 20,1 23,1 13,8 20,4 14,2 15,2 14,1 23,1 24,4 19,3 12,2 21,8 16,3 12,0 15,9 11,9 12,8 17,0 17,3 16,7
gemiddeld inkomen per aangifte (in (in euro)
2008 33.013 31.165 33.774 30.643 32.465 25.184 30.742 32.097 33.054 28.247 31.522 35.312 34.506 31.588 38.661 33.395 29.097 33.006 31.246 27.552 35.864 31.026 31.328 37.474 31.731 30.937 38.644 28.872 34.079 31.591 27.891 33.001 38.717 31.384 34.653 28.693 29.742 28.276 34.329 37.209 34.135 34.073 28.051 26.745 31.031 31.824 36.366 32.797 33.851 34.139 40.044 27.995 35.129 28.898 29.886 28.914 37.368 39.225 33.145 27.587 38.028 30.132 27.400 30.579 27.172 28.022 31.823 32.143 31.440
evolutie 1998--2008 1998 6.542 4.323 5.189 7.604 3.392 4.404 5.755 6.445 4.363 4.020 5.607 8.128 5.647 5.581 4.157 6.065 5.445 5.421 5.425 3.603 4.582 4.261 4.877 7.191 5.675 6.011 6.118 3.069 4.849 4.308 3.833 3.715 4.872 3.866 5.431 5.646 4.142 5.708 5.556 6.917 5.449 6.795 4.855 4.546 6.383 4.868 6.579 6.488 6.481 5.891 7.620 6.103 5.697 4.701 4.318 4.477 5.861 6.971 5.508 4.830 6.246 5.104 3.677 5.527 4.410 4.314 4.949 4.706 5.253
Bron: ADSEI, FOD Economie 98
BIJLAGEN Indicator 2: Werkloosheidsgraden, Werkloosheidsgraden, algemeen en naar geslacht (2010) (2010) algemeen
naar geslacht mannen
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. Vlaams Vlaamsaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
aantal nietwerkende werkzoekenden (NWWZ) 277 926 597 56 1.071 216 144 131 981 1.042 124 246 247 161 328 162 328 161 330 456 440 327 261 485 73 242 490 1.091 237 320 1.655 569 331 980 423 828 225 141 174 149 225 118 748 152 90 291 393 145 160 180 278 169 438 478 3.162 169 225 201 316 591 438 223 1.141 338 243 208.242 28.327 15.900 12.427
werkl werkloosoosheidsgraad 4,5 6,6 5,6 5,5 6,0 10,0 3,5 3,0 6,1 6,1 4,1 5,6 4,5 3,6 7,2 3,8 5,6 8,0 3,9 7,5 4,9 4,5 4,1 5,0 3,4 4,6 6,7 7,7 4,4 4,4 9,4 8,6 6,8 7,8 3,9 6,0 4,7 5,0 3,9 3,5 4,1 3,2 6,9 5,5 3,5 4,4 4,2 4,7 3,5 4,2 4,7 4,7 5,0 6,6 7,0 4,9 3,5 3,9 4,3 5,6 5,4 4,3 7,6 4,9 6,2 7,2 5,7 5,9 5,5
aantal NWWZ 145 464 313 27 502 98 71 66 470 588 64 125 127 78 163 82 169 76 168 228 212 174 143 245 39 134 227 540 101 164 825 275 151 508 211 436 112 67 97 77 118 60 393 75 58 154 198 84 80 81 126 84 227 239 1.888 82 119 104 159 282 228 114 624 177 116 108.155 14.634 7.975 6.659
werklooswerkloosheidsgraad 4,6 6,4 5,6 5,1 5,4 8,8 3,2 2,7 5,7 6,6 4,0 5,4 4,4 3,3 6,7 3,6 5,5 7,4 3,7 7,1 4,5 4,4 4,2 4,8 3,4 4,7 5,9 7,2 3,6 4,3 8,8 8,0 5,8 7,7 3,7 5,9 4,3 4,4 4,1 3,4 3,9 3,0 6,6 4,9 4,2 4,4 4,1 5,2 3,3 3,4 3,9 4,2 4,9 6,2 7,8 4,4 3,4 3,8 4,0 4,9 5,3 4,1 7,7 4,7 5,5 6,8 5,5 5,6 5,5
vrouwen
aantal NWWZ 132 462 284 29 569 118 73 65 511 454 60 121 120 83 165 80 159 85 162 228 228 153 118 240 34 108 263 551 136 156 830 294 180 472 212 392 113 74 77 72 107 58 355 77 32 137 195 61 80 99 152 85 211 239 1.274 87 106 97 157 309 210 109 517 161 127 100.086 13.693 7.925 5.769
werklooswerkloosheidsgraad 4,5 6,8 5,6 6,0 6,6 11,2 3,7 3,2 6,5 5,7 4,2 5,9 4,7 4,0 7,8 4,0 5,8 8,7 4,1 7,8 5,3 4,5 3,9 5,3 3,4 4,4 7,7 8,2 5,3 4,5 10,1 9,3 7,8 7,9 4,2 6,2 5,2 5,6 3,7 3,6 4,2 3,4 7,2 6,2 2,7 4,4 4,3 4,2 3,8 5,0 5,6 5,2 5,1 7,2 6,2 5,6 3,6 4,0 4,6 6,5 5,5 4,6 7,4 5,2 7,1 7,6 5,9 6,2 5,5
Bron: VDAB, via ARVASTAT 99
BIJLAGEN Indicator 3: Werkloosheidsgraden, naar leeftijd (2010) (2010) naar leeftijd <25 jaar
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
aantal NWWZ 56 182 119 8 198 36 33 31 172 233 23 36 49 35 42 34 72 26 81 95 91 78 63 89 17 60 73 223 45 76 301 101 58 170 92 192 48 33 34 31 53 29 172 32 20 70 80 35 37 37 49 30 84 109 627 42 59 44 82 126 80 54 254 74 49 45.349 5.763 3.096 2.667
werklooswerkloosheidsgraad 12,0 15,8 13,8 10,2 13,8 18,4 10,5 8,2 14,0 14,4 10,2 13,1 11,3 8,5 12,5 11,0 15,5 19,2 11,2 15,4 11,9 12,4 12,1 14,0 8,2 12,9 14,8 16,6 10,8 12,3 18,0 18,9 16,8 17,2 11,2 16,5 11,4 14,3 10,5 11,4 11,9 11,3 16,7 15,8 11,2 13,7 11,1 17,2 11,4 11,6 11,7 10,8 11,9 19,4 16,4 15,9 12,5 12,9 15,7 14,8 15,0 12,2 19,7 12,8 16,3 15,8 14,4 14,0 14,8
2525-49 jaar
aantal NWWZ 129 542 330 36 587 124 77 64 586 563 67 135 122 78 193 77 182 91 147 270 222 184 136 273 39 117 305 604 128 153 978 327 175 582 192 414 89 74 90 75 107 56 394 80 46 127 200 73 86 91 119 73 230 233 1.952 79 98 97 150 280 235 108 602 151 123 110.453 15.345 8.812 6.533
werklooswerkloosheidsgraad 3,2 5,8 4,8 5,2 5,1 8,7 2,7 2,2 5,5 5,0 3,3 4,7 3,4 2,7 7,0 2,7 4,6 7,4 2,6 6,6 4,0 3,7 3,2 4,3 2,8 3,3 6,8 6,6 3,6 3,2 8,1 7,8 6,1 7,0 2,7 4,5 2,8 3,9 3,0 2,7 3,0 2,3 5,5 4,2 2,6 2,9 3,3 3,4 2,8 3,2 3,2 3,0 4,0 4,9 6,2 3,4 2,4 3,0 3,1 3,9 4,5 3,2 6,1 3,3 4,7 5,8 4,7 5,0 4,3
=> 50 jaar
aantal NWWZ 92 202 148 12 286 56 34 36 223 246 34 75 76 48 93 51 74 44 102 91 127 65 62 123 17 65 112 264 64 91 376 141 98 228 139 222 88 34 50 43 65 33 182 40 24 94 113 37 37 52 110 66 124 136 583 48 68 60 84 185 123 61 285 113 71 52.439 7.219 3.991 3.228
werkl werkloosoosheidsgraad 6,0 5,7 5,2 5,0 5,9 10,2 3,3 3,3 5,4 6,3 4,2 6,0 5,4 4,2 6,4 4,6 5,4 6,8 5,0 6,5 4,8 4,0 4,0 4,5 3,0 4,9 5,0 7,3 4,6 4,9 9,9 7,7 5,8 7,2 5,0 6,9 7,5 5,1 4,4 3,4 4,5 3,4 6,9 5,9 3,8 5,6 4,6 5,1 3,4 4,5 6,2 7,4 5,6 7,4 6,1 5,9 3,7 4,0 4,4 7,6 5,4 4,7 7,4 7,0 7,5 7,7 5,8 5,8 5,8
Bron: VDAB, via ARVASTAT 100
BIJLAGEN Indicator 4: NietNiet-werkende werkzoekenden werkzoekenden (NWWZ) naar scholing en naar origine (2010) (2010) naar scholing
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
aantal laaglaaggeschoolde NWWZ 128 437 239 23 427 108 65 64 378 486 56 67 90 62 85 64 160 46 130 236 173 129 107 132 25 118 128 550 91 136 866 244 90 367 157 397 103 67 52 48 95 42 346 77 37 128 121 57 48 54 87 86 156 245 1.140 78 64 59 118 282 119 81 634 148 130 105.131 11. 11.763 6. 665 5. 098
aantal laaglaaggeschoolde NWWZ: % van de NWWZ 46,4 47,2 40,1 41,1 39,8 50,2 45,5 48,9 38,6 46,6 44,8 27,3 36,6 38,3 26,0 39,5 48,8 28,8 39,4 52,0 39,4 39,3 41,0 27,3 34,2 48,8 26,2 50,3 38,4 42,5 52,3 43,0 27,2 37,4 37,0 48,0 45,6 47,5 29,9 32,2 42,2 35,3 46,2 50,7 41,1 44,0 30,9 39,9 29,8 30,0 31,1 50,6 35,5 51,3 36,1 45,9 28,4 29,2 37,3 47,7 27,2 36,7 55,6 44,0 53,5 50,5 41,5 41,9 41,0
naar origine aantal NWWZ, origine nietniet-Belg EUEU-15
aantal NWWZ, origine nietniet-Belg buiten EUEU-15
aantal NWWZ, origine nietniet-Belg totaal
aantal NWWZ, origine nietnietBelg (totaal): % van de NWWZ
aantal NWWZ, origine nietnietBelg (totaal): % van de 1818-64 jarigen
17 59 77 4 118 35 2 4 91 75 5 21 15 6 45 7 14 23 12 44 37 20 9 75 3 9 67 159 22 13 165 70 44 115 25 18 5 3 8 6 5 4 20 3 5 11 14 5 5 11 15 6 27 11 155 6 4 5 11 17 67 4 29 10 6 13.810 2.006 1.509 496
43 366 97 2 268 61 9 10 324 236 7 41 22 13 93 28 79 19 35 216 79 64 40 86 6 29 108 313 47 40 811 181 70 390 48 65 16 11 23 8 18 14 153 15 5 21 65 17 12 23 15 5 87 64 1.007 14 16 16 24 44 77 9 208 20 31 50.935 6.376 4.277 2.100
60 425 174 6 386 96 11 14 415 311 12 62 37 19 138 35 93 42 47 260 116 84 49 161 9 38 175 472 69 53 976 251 114 505 73 83 21 14 31 14 23 18 173 18 10 32 79 22 17 34 30 11 114 75 1.162 20 20 21 35 61 144 13 237 30 37 64.745 8.382 5.786 2.596
21,7 45,9 29,2 10,9 36,0 44,2 7,6 10,6 42,4 29,8 9,6 25,3 15,0 11,8 42,1 21,7 28,2 26,1 14,3 57,1 26,4 25,7 18,7 33,2 12,2 15,8 35,7 43,3 29,1 16,5 59,0 44,1 34,4 51,5 17,2 10,0 9,3 10,0 17,8 9,3 10,3 15,1 23,1 11,9 11,1 11,0 20,2 15,3 10,7 18,9 10,8 6,5 25,9 15,7 36,7 11,8 8,9 10,4 11,0 10,3 32,9 5,9 20,8 8,8 15,2 31,1 29,6 36,4 20,9
11,9 12,2 7,7 6,5 9,7 10,1 5,9 6,7 10,0 10,9 6,1 4,4 7,7 7,2 4,2 9,9 12,8 7,4 7,8 10,3 9,6 11,2 12,6 4,2 8,8 10,0 6,1 9,8 8,7 9,0 13,0 10,4 4,5 8,0 8,6 9,7 9,3 12,1 5,1 4,5 5,6 8,1 10,2 11,7 13,2 9,1 9,3 9,8 7,6 5,6 4,1 7,7 7,2 12,3 7,2 13,2 5,7 4,8 7,8 9,9 3,7 6,4 14,0 6,8 16,6 8,5 9,0 7,5
Bron: VDAB, via ARVASTAT; bevolking (01/01/2010): Rijksregister, verwerking Steunpunt sociale planning 101
BIJLAGEN Indicator 5: Recht op maatschappelijke maatschappelijke integratie (RMI) en recht recht op maatschappelijke hulp (RMH) (2010) (2010)
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
RMI 41 254 131 6 222 51 25 18 230 239 34 38 37 21 58 38 74 26 54 128 55 142 79 52 8 21 113 153 33 56 348 109 81 245 31 145 19 12 17 30 41 31 117 17 7 40 51 30 18 29 49 17 69 131 1.451 21 39 35 60 88 67 40 310 29 13 49. 49.333 6. 274 3. 251 3. 023
RMH RMH 25 141 22 5 131 22 10 18 127 124 10 29 16 19 32 24 39 9 29 55 50 52 15 62 18 15 62 93 6 25 188 62 32 133 46 47 15 21 17 15 13 13 87 31 7 21 63 19 28 12 29 42 61 44 738 11 13 25 17 44 38 15 207 31 13 28. 28.937 3. 483 1. 746 1. 737
totaal 66 395 153 11 353 73 35 36 357 363 44 67 53 40 90 62 113 35 83 183 105 194 94 114 26 36 175 246 39 81 536 171 113 378 77 192 34 33 34 45 54 44 204 48 14 61 114 49 46 41 78 59 130 175 2.189 32 52 60 77 132 105 55 517 60 26 78. 78.270 9. 757 4. 997 4. 760
RMI en RMH
waarvan (equivalent) leefloon
totaal: % van de 1818-64 jarigen 0,85 2,14 1,07 0,83 1,48 2,48 0,66 0,65 1,68 1,65 1,09 1,08 0,76 0,70 1,10 1,13 1,47 1,22 0,76 2,29 0,90 2,02 1,14 0,79 0,96 0,52 1,62 1,28 0,55 0,87 2,26 1,91 1,37 2,01 0,55 1,08 0,54 0,90 0,58 0,77 0,75 0,93 1,39 1,30 0,44 0,70 0,93 1,22 0,78 0,72 0,99 1,26 1,11 1,81 3,45 0,73 0,61 0,88 0,79 0,93 0,84 0,83 2,58 0,67 0,50 2,01 1,46 1,38 1,57
totaal: % van de 1818-64 jarigen 0,69 1,88 0,99 0,83 1,21 1,63 0,51 0,45 1,44 1,33 1,02 0,92 0,60 0,54 0,95 1,00 1,36 1,05 0,66 2,07 0,65 1,88 0,98 0,59 0,52 0,49 1,31 1,02 0,54 0,74 1,78 1,40 1,17 1,75 0,27 0,98 0,49 0,68 0,38 0,76 0,66 0,80 1,18 0,57 0,34 0,62 0,60 0,97 0,51 0,61 0,85 0,55 0,90 1,61 2,98 0,64 0,58 0,61 0,65 0,82 0,66 0,69 2,02 0,44 0,42 1,59 1,22 1,14 1,30
leefloon 38 226 127 6 197 42 23 16 208 221 34 37 33 21 54 38 74 23 53 120 51 138 71 45 7 21 105 139 32 54 313 98 78 232 28 139 18 12 14 30 40 30 108 12 7 39 45 27 18 28 48 17 66 126 1.341 21 38 33 58 84 61 38 292 27 13 45. 45.719 5. 833 3. 003 2. 830
equivalent leefloon 16 121 15 5 93 6 4 9 99 72 7 20 9 10 24 17 30 7 19 46 25 42 10 41 7 13 36 58 6 15 110 28 18 96 9 36 13 13 8 14 8 8 64 9 4 15 29 12 12 7 19 9 40 30 551 7 11 9 5 32 22 8 113 13 9 16. 16.260 2. 273 1. 143 1. 130
totaal 54 347 142 11 290 48 27 25 307 293 41 57 42 31 78 55 104 30 72 166 76 180 81 86 14 34 141 197 38 69 423 126 96 328 37 175 31 25 22 44 48 38 172 21 11 54 74 39 30 35 67 26 106 156 1.892 28 49 42 63 116 83 46 405 40 22 61. 61.979 8. 106 4. 146 3. 960
Bron: POD Maatschappelijke Integratie; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie
102
BIJLAGEN Indicator 6: Inkom Inkomensgarantie nkomensgarantie voor ouderen (IGO) en gewaarborgd inkomen voor bejaarden bejaarden (GIB) (01/01/ (01/01/201 01/01/2011 2011)
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
IGO of GIB 65 190 81 8 223 40 43 47 144 203 35 52 79 35 37 34 75 13 137 57 78 83 118 80 11 76 50 219 65 75 218 89 43 138 88 185 68 64 54 27 69 35 176 68 27 78 77 46 54 70 62 94 79 98 851 61 63 33 87 107 55 70 253 126 96 56. 56.231 6. 262 3. 029 3. 233
IGO of GIB: % van de 6565-plussers 3,2 3,6 1,9 2,5 2,8 4,4 3,1 2,9 2,1 3,1 2,9 3,0 4,4 2,2 1,7 2,1 3,3 1,6 4,3 2,6 2,6 3,1 5,2 1,8 1,5 4,0 1,6 3,8 3,3 2,8 3,5 3,0 1,9 2,8 2,5 3,2 4,0 5,7 3,4 1,6 3,2 2,7 4,1 6,1 2,8 3,2 2,3 4,2 3,4 4,5 2,8 5,8 2,5 3,4 5,5 4,6 2,5 1,8 3,3 2,4 1,5 4,0 3,8 4,8 6,2 5,0 3,3 2,9 3,8
gemiddeld uitgekeerd bedrag (in euro) 313 333 396 273 332 374 301 259 369 337 292 285 180 221 344 252 256 367 228 395 283 265 200 306 196 295 337 402 265 340 366 331 358 384 265 264 205 257 311 285 312 243 312 157 224 217 393 216 197 301 275 223 274 245 436 202 197 373 250 336 370 285 311 294 235 291 317 319 316
Bron: Rijksdienst voor pensioenen; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie
103
BIJLAGEN Indicator 7: Tegemoetkomingen voor personen met een handicap 2121-64 jaar (01/04/2011) (01/04/2011) 2121-64 jaar
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
enkel integratie-integratie tegemoettegemoetkoming (IT) 38 105 51 2 90 20 32 23 100 180 14 17 17 18 14 51 57 10 63 19 40 35 33 71 11 63 33 83 40 48 119 35 14 39 44 157 38 23 26 80 19 15 156 24 11 39 48 21 22 14 23 21 56 60 347 24 29 23 41 117 40 29 202 61 32 28. 28.600 600 3. 427 1. 629 1. 798
enkel inkomensinkomensvervangende tegemoettegemoetkoming (IVT) 7 12 8 0 26 4 0 1 27 22 3 3 3 2 7 1 9 3 10 12 4 2 6 8 1 5 4 27 4 10 43 4 9 18 12 24 3 5 4 12 2 3 28 8 3 3 12 5 4 5 2 5 11 15 99 2 3 3 4 12 12 6 45 12 4 6. 420 673 317 356
IT en IVT 28 87 47 8 160 28 46 25 120 107 18 27 94 20 34 103 100 8 40 68 52 32 29 92 15 172 41 94 30 42 120 39 37 58 50 171 38 22 14 167 34 13 162 22 10 42 84 10 22 91 49 39 85 55 480 22 29 37 40 66 38 16 395 82 39 41. 41.120 4. 445 2. 071 2. 374
totaal 73 204 106 10 276 52 78 49 247 309 35 47 114 40 55 155 166 21 113 99 96 69 68 171 27 240 78 204 74 100 282 78 60 115 106 352 79 50 44 259 55 31 346 54 24 84 144 36 48 110 74 65 152 130 926 48 61 63 85 195 90 51 642 155 75 76. 76.140 8. 545 4. 017 4. 528
totaal: per 1.000 inwoners (21(21-64 jaar) 9,8 11,7 7,9 8,0 12,4 18,7 15,5 9,3 12,3 14,9 9,3 8,1 17,3 7,4 7,2 30,3 22,9 8,0 10,9 13,2 8,8 7,7 8,7 12,6 10,6 37,1 7,8 11,4 11,1 11,5 12,7 9,3 7,9 6,5 8,1 20,8 13,3 14,5 8,1 47,3 8,0 6,9 24,9 15,5 7,9 10,3 12,5 9,5 8,6 20,4 9,9 14,5 13,7 14,2 15,3 11,5 7,6 9,8 9,4 14,5 7,7 8,1 33,7 18,2 15,2 20,8 13,6 11,8 15,7
Bron: DG Personen met een handicap; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie 104
BIJLAGEN Indicator 8: Tegemoetkomingen voor personen met een handicap 6565-plus (01/04/2011) (01/04/2011) 6565-plus
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
IT of IVT 18 22 6 3 34 10 9 9 16 37 8 8 9 6 6 7 21 0 15 10 23 17 10 23 3 15 4 30 10 15 23 9 2 13 12 45 10 7 9 14 8 15 43 9 4 19 10 4 9 12 10 14 17 16 82 10 13 4 18 40 7 13 57 54 16 10. 10.433 1. 052 463 589
IT en IVT 4 10 2 1 17 9 3 3 15 12 4 1 10 3 3 37 7 1 3 13 6 7 5 21 1 8 6 10 3 4 17 4 1 9 2 39 3 3 1 13 4 2 16 3 4 7 6 4 2 9 5 7 9 9 49 3 5 0 2 12 0 5 30 31 7 5.133 552 262 290
tegemoettegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) 146 307 153 35 264 70 143 132 199 387 91 71 112 92 22 74 280 24 295 57 120 153 186 73 83 197 55 307 93 167 241 90 39 122 134 540 194 160 119 60 87 107 366 160 94 149 187 82 157 95 130 209 126 250 824 152 141 64 194 567 74 185 451 334 274 100.303 11.546 5.014 6.532
totaal 168 339 161 39 315 89 155 144 230 436 103 80 131 101 31 118 308 25 313 80 149 177 201 117 87 220 65 347 106 186 281 103 42 144 148 624 207 170 129 87 99 124 425 172 102 175 203 90 168 116 145 230 152 275 955 165 159 68 214 619 81 203 538 419 297 115. 115.869 13. 13.150 5. 739 7. 411
totaal: per 1.000 inwoners (65(65-plus) 82,1 63,6 38,4 123,8 39,1 98,2 111,9 89,5 34,2 65,8 85,8 45,7 72,5 64,5 13,9 73,1 135,4 30,0 97,7 37,1 49,6 66,5 89,1 26,6 117,6 114,9 21,4 60,7 53,6 69,7 44,8 34,4 18,1 28,8 42,7 107,5 120,8 152,2 81,1 52,9 46,2 95,3 98,2 154,7 105,4 71,2 60,2 81,8 106,2 74,1 65,2 140,9 48,7 96,4 61,9 124,2 63,4 37,5 82,1 136,3 22,3 115,9 80,3 160,8 192,5 102,1 69,1 55,0 86,1
Bron: DG Personen met een handicap; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie 105
BIJLAGEN Indicator 9: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering 00-64 jaar (01/01/2010) (01/01/2010) 0-64 jaar
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
o.b.v. hoedanig-hoedanig heid 125 350 242 38 323 90 64 98 352 472 71 88 93 76 63 75 173 39 196 195 108 156 103 159 34 123 111 402 83 153 685 125 84 252 169 454 104 92 69 102 89 53 543 119 64 161 136 41 96 59 116 112 144 302 1.459 106 120 61 161 442 101 144 573 157 159 104.712 12.309 5.970 6.339
o.b.v. sociaal voordeel 211 988 401 29 893 196 128 146 891 1.017 115 190 135 119 217 166 393 64 297 418 299 348 256 356 58 222 361 835 186 240 1.359 370 224 696 284 734 195 108 141 212 194 113 708 132 77 242 329 98 127 134 163 162 296 457 3.935 107 173 143 261 443 275 169 1.310 307 188 194.239 25.041 13.108 11.933
OMNIOOMNIOstatuut 80 399 183 14 328 62 45 12 267 268 27 43 39 9 71 29 94 26 67 254 116 79 69 71 18 82 101 450 48 65 977 166 86 349 38 180 46 22 43 24 39 56 170 31 7 75 137 20 32 59 28 28 74 99 2.365 20 50 76 54 158 87 39 241 87 65 85.883 9.444 5.032 4.412
totaal 416 1.737 826 81 1.544 348 237 256 1.510 1.757 213 321 267 204 351 270 660 129 560 867 523 583 428 586 110 427 573 1.687 317 458 3.021 661 394 1.297 491 1.368 345 222 253 338 322 222 1.421 282 148 478 602 159 255 252 307 302 514 858 7.759 233 343 280 476 1.043 463 352 2.124 551 412 384.834 46.794 24.110 22.684
totaal: % van de bevolking bevolking (0(0-64 jaar) 3,9 7,1 4,3 4,7 4,8 8,7 3,5 3,4 5,3 6,1 4,1 3,8 2,8 2,9 3,3 4,1 6,6 3,1 3,9 8,3 3,4 4,6 4,0 2,9 3,2 4,9 3,8 6,6 3,4 3,5 9,2 5,5 3,6 5,2 2,8 6,1 4,3 4,7 3,2 4,4 3,3 3,6 7,6 5,9 3,7 4,2 3,9 3,3 3,2 3,3 3,0 4,8 3,4 7,2 9,6 4,0 3,1 3,4 3,9 6,2 2,7 4,2 8,4 4,7 6,3 7,6 5,4 5,0 5,8
Bron: KSZ, bewerking SVR; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie
106
BIJLAGEN Indicator 10: 10: Verhoogde tegemoetkoming tegemoetkoming in de ziekteverzekering 6565-plus (01/01/2010) (01/01/2010) 6565-plus
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
o.b.v. hoedanig-hoedanig heid
o.b.v. sociaal voordeel
OMNIOOMNIOstatuut
totaal
357 855 595 71 1.160 154 248 338 889 981 269 363 417 270 149 303 377 69 606 328 464 536 436 599 187 438 283 931 281 458 968 343 185 603 482 992 293 284 317 276 384 240 692 304 244 453 528 207 293 383 316 433 547 479 2.160 289 441 237 464 625 432 384 971 523 319 210.584 30.503 15.993 14.510
228 548 253 53 531 94 200 182 386 638 164 119 195 129 64 128 355 39 455 123 216 267 296 190 92 310 122 476 174 263 475 172 79 286 237 774 264 209 213 135 161 146 572 231 125 251 249 153 191 155 192 297 236 339 1.574 200 219 119 302 722 158 280 726 462 347 154.237 18.541 8.539 10.002
2 10 5 0 10 2 0 4 5 5 0 1 0 2 1 0 3 0 1 5 2 1 6 0 0 2 1 5 0 1 11 1 1 6 2 15 3 0 5 4 3 2 5 3 1 0 8 0 5 2 3 1 5 0 39 2 3 7 9 9 1 3 7 1 3 2.304 244 95 149
587 1.413 853 124 1.701 250 448 524 1.280 1.624 433 483 612 401 214 431 735 108 1.062 456 682 804 738 789 279 750 406 1.412 455 722 1.454 516 265 895 721 1.781 560 493 535 415 548 388 1.269 538 370 704 785 360 489 540 511 731 788 818 3.773 491 663 363 775 1.356 591 667 1.704 986 669 367.125 49.288 24.627 24.661
totaal: % van de bevolking (65(65-plus) 28,2 25,7 19,7 39,0 20,4 26,9 31,4 33,1 18,7 24,2 34,6 27,0 32,2 24,5 8,9 25,4 32,3 13,3 32,0 20,1 22,5 29,0 32,9 17,4 36,4 36,9 12,9 23,8 22,4 26,5 22,6 17,1 11,2 16,9 20,3 30,3 31,9 43,2 31,6 23,5 25,1 28,5 28,8 47,4 37,6 28,2 22,8 31,6 30,0 33,1 22,1 44,7 24,6 27,8 23,9 36,2 25,1 19,6 29,4 29,5 15,7 36,0 24,9 37,2 43,9 31,9 25,2 23,0 28,0
Bron: KSZ, bewerking SVR; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie
107
BIJLAGEN Indicator 11: 11: Gezinnen met minderjarige kinderen zonder inkomen uit arbeid of pensioen (31/12/2008) (31/12/2008) gezinnen met minderjarige minderjarige kinderen zonder inkomen uit arbeid of pensioen
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. Halle Hallealle-Vilvoorde Arr. Leuven
alleenstaande ouders 23 189 100 10 186 46 12 8 158 128 17 45 34 8 89 13 34 32 26 84 63 42 33 103 4 32 108 170 30 37 237 96 103 231 31 74 12 9 26 11 20 12 99 15 8 25 54 11 19 27 28 7 75 50 376 16 19 10 36 67 112 21 132 30 19 24.494 3.982 2.562 1.420
koppels 17 87 64 4 90 26 5 10 105 78 4 109 17 6 316 7 21 31 16 62 38 22 13 291 1 16 165 95 28 15 190 43 205 332 25 38 6 4 31 10 15 6 45 12 8 17 22 6 10 24 24 10 100 40 358 10 11 13 18 35 362 8 83 18 13 22.765 3.911 2.554 1.357
totaal 40 276 164 14 276 72 17 18 263 206 21 154 51 14 405 20 55 63 42 146 101 64 46 394 5 48 273 265 58 52 427 139 308 563 56 112 18 13 57 21 35 18 144 27 16 42 76 17 29 51 52 17 175 90 734 26 30 23 54 102 474 29 215 48 32 47.259 7.893 5.116 2.777
*belangrijke aanwezigheid internationale werknemers
108
totaal gezinnen met minderjarige kinderen
alleenstaande ouders 169 685 495 40 886 160 104 115 771 754 119 219 194 122 266 128 224 145 241 304 348 300 212 421 44 168 428 653 171 263 935 397 290 725 295 460 119 68 149 107 171 94 372 75 60 215 335 121 123 142 192 69 366 260 1.602 95 157 158 238 324 418 145 612 229 112 107.499 19.379 11.791 7.588
koppels 1.274 2.766 2.369 232 3.617 427 855 896 3.243 3.394 637 1.046 1.137 864 1.291 832 1.116 461 1.732 1.365 1.733 1.432 1.286 2.541 437 1.141 1.792 3.029 1.151 1.462 3.946 1.357 1.371 2.861 2.271 2.332 925 556 983 890 1.126 788 1.928 557 523 1.385 1.944 646 988 996 1.225 706 1.903 1.343 7.103 677 1.296 1.094 1.546 1.974 2.264 963 2.588 1.398 739 569.323 100.750 57.364 43.386
totaal 1.443 3.451 2.864 272 4.503 587 959 1.011 4.014 4.148 756 1.265 1.331 986 1.557 960 1.340 606 1.973 1.669 2.081 1.732 1.498 2.962 481 1.309 2.220 3.682 1.322 1.725 4.881 1.754 1.661 3.586 2.566 2.792 1.044 624 1.132 997 1.297 882 2.300 632 583 1.600 2.279 767 1.111 1.138 1.417 775 2.269 1.603 8.705 772 1.453 1.252 1.784 2.298 2.682 1.108 3.200 1.627 851 676.822 120.129 69.155 50.974
gezinnen met minderjarige kinderen zonder inkomen uit arbeid of pensioen (%) 2,8 8,0 5,7 5,1 6,1 12,3 1,8 1,8 6,6 5,0 2,8 12,2* 3,8 1,4 26,0* 2,1 4,1 10,4* 2,1 8,7 4,9 3,7 3,1 13,3* 1,0 3,7 12,3* 7,2 4,4 3,0 8,7 7,9 18,5* 15,7* 2,2 4,0 1,7 2,1 5,0 2,1 2,7 2,0 6,3 4,3 2,7 2,6 3,3 2,2 2,6 4,5 3,7 2,2 7,7* 5,6 8,4 3,4 2,1 1,8 3,0 4,4 17,7* 2,6 6,7 3,0 3,8 7,0 6,6 7,4 5,4
Bron: KSZ
BIJLAGEN Indicator 12: 12: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering bij kinderen en jongeren 0-9 jaar (01/01/2010) (01/01/2010) 0-9 jaar
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
o.b.v. hoedanig-hoedanig heid 5 32 17 2 19 7 2 6 39 41 2 18 10 3 7 8 13 1 13 27 12 4 8 12 3 6 9 27 8 9 98 12 6 21 13 13 4 5 5 1 5 4 35 5 2 12 11 1 7 1 6 8 5 34 112 5 5 0 11 25 9 12 41 2 13 8. 677 919 520 399
o.b.v. sociaal voordeel 17 202 55 2 104 20 3 9 142 113 6 25 12 12 34 10 59 6 27 80 45 57 29 31 8 27 49 121 28 21 209 52 31 80 25 51 7 7 16 11 16 10 65 6 7 21 49 15 18 18 6 16 24 50 468 10 16 16 27 38 34 22 155 17 12 20. 20.881 2. 979 1. 751 1. 228 228
OMNIOOMNIOstatuut 20 114 42 1 92 15 10 1 75 70 4 9 6 1 9 7 23 1 16 78 20 21 14 9 4 24 11 118 11 17 303 34 16 96 5 35 7 3 13 6 3 12 40 4 1 16 37 0 7 8 6 7 11 18 500 3 5 11 9 21 17 3 51 9 18 20. 20.410 2. 178 1. 297 881
totaal 42 348 114 5 215 42 15 16 256 224 12 52 28 16 50 25 95 8 56 185 77 82 51 52 15 57 69 266 47 47 610 98 53 197 43 99 18 15 34 18 24 26 140 15 10 49 97 16 32 27 18 31 40 102 1.080 18 26 27 47 84 60 37 247 28 43 49. 49.968 6. 076 3. 568 2. 508
totaal: % van de bevolking (0(0-9 jaar) 3,0 9,7 4,0 1,7 5,2 7,0 1,6 1,7 6,4 5,4 1,6 3,9 2,2 1,7 3,2 2,9 7,2 1,6 3,0 10,7 4,2 5,0 3,2 1,8 2,9 4,5 3,2 7,6 3,5 2,9 11,3 5,7 3,4 5,4 1,8 3,9 1,8 2,4 2,8 1,6 1,9 2,8 6,4 2,5 1,7 3,1 4,0 2,0 2,8 2,3 1,4 3,9 1,8 6,3 10,9 2,5 1,9 2,2 2,8 3,9 2,2 3,3 7,4 1,9 5,3 7,5 5,1 5,2 4,9
Bron: KSZ, bewerking SVR; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie
109
BIJLAGEN Indicator 13: 13: Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering bij kinderen en jongeren 1010-19 jaar (01/01/2010) (01/01/2010) 1010-19 jaar
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
o.b.v. hoedanig-hoedanig heid 12 50 48 10 49 27 9 12 49 72 15 11 19 9 8 11 23 12 27 54 19 23 16 24 7 17 28 83 11 27 162 28 25 52 36 60 8 11 11 11 9 11 97 19 10 32 21 9 20 12 20 14 27 60 186 19 15 6 35 70 23 24 76 15 20 19. 19.021 2. 036 1. 085 951
o.b.v. sociaal voordeel 24 150 74 4 163 31 25 28 142 186 25 32 15 19 34 13 64 7 41 109 50 63 45 30 4 42 85 163 44 34 251 66 39 146 42 96 24 14 21 25 17 20 91 15 25 36 57 19 14 24 25 23 47 102 514 19 34 37 49 56 37 15 183 30 28 27. 27.925 3. 987 2. 290 1. 697
OMNIOOMNIOstatuut 18 96 51 7 83 13 19 5 65 67 9 9 13 2 11 8 20 8 20 68 41 21 17 18 2 26 37 123 11 16 249 41 20 92 12 38 8 6 9 2 9 18 41 10 1 20 39 5 7 16 5 4 21 28 355 4 12 33 15 52 28 12 64 34 15 21. 21.202 2. 229 1. 318 911
totaal 54 296 173 21 295 71 53 45 256 325 49 52 47 30 53 32 107 27 88 231 110 107 78 72 13 85 150 369 66 77 662 135 84 290 90 194 40 31 41 38 35 49 229 44 36 88 117 33 41 52 50 41 95 190 1.055 42 61 76 99 178 88 51 323 79 63 68. 68.148 8. 252 4. 693 3. 559
totaal: % van de bevolking (10(10-19 jaar) 3,9 8,4 5,5 8,0 5,9 11,5 5,7 4,0 6,4 7,9 6,1 4,1 3,4 3,0 2,9 2,9 7,7 3,8 4,3 12,9 4,6 5,8 5,5 2,3 2,4 6,1 5,7 9,3 5,0 4,2 12,8 7,3 4,2 7,6 3,3 6,7 3,9 4,4 3,5 3,5 2,5 5,4 9,6 6,8 6,0 5,0 4,7 4,2 3,3 4,4 3,2 5,3 4,2 12,0 12,5 5,3 3,5 5,4 5,1 8,0 3,1 4,5 10,2 4,8 7,5 9,6 6,5 6,4 6,8
Bron: KSZ, bewerking SVR; bevolking (01/01/2010): ADSEI, FOD Economie
110
BIJLAGEN Indicator 14: 14: GOKGOK-indicatoren basisonderwijs (01/02/2010) basisonderwijs schooltoelage
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
aantal leerlingen 199 532 314 22 351 22 74 99 422 722 62 77 109 84 31 89 236 6 176 349 133 182 146 148 43 144 74 501 96 143 1.431 86 20 399 170 347 120 93 121 93 118 95 471 123 53 173 292 84 108 76 97 99 169 259 1.612 103 139 87 207 307 131 137 658 144 144 14.352 7.692 6.660
% van de leerlin lingen leer lingen 14,9 18,2 14,9 9,9 11,1 17,7 8,4 11,0 14,3 20,3 10,5 8,2 9,0 9,8 8,4 11,2 19,7 4,8 10,3 26,7 8,1 12,4 10,4 7,2 8,9 12,8 9,5 20,3 8,3 9,8 34,0 11,5 4,8 18,6 7,5 14,9 13,0 14,8 11,3 8,5 10,2 10,6 22,7 23,0 9,2 11,6 13,1 11,8 9,7 7,6 7,6 13,9 8,8 18,9 19,4 15,5 9,8 7,5 13,2 15,9 7,6 13,4 22,7 10,6 19,1 14,8 15,1 14,5
opleiding moeder
aantal leerlingen lingen leer 176 516 310 17 431 33 80 80 440 647 66 99 108 90 19 82 226 6 163 418 139 191 168 162 33 118 76 606 122 185 1.386 122 26 504 198 260 102 82 66 61 122 59 455 92 50 123 164 61 52 51 76 88 152 222 1.128 65 86 49 98 229 96 92 702 120 112 13.158 8.043 5.115
% van de leerlingen ingen leerl 13,2 17,7 14,7 7,7 13,6 26,6 9,1 8,9 14,9 18,2 11,2 10,5 9,0 10,5 5,2 10,3 18,9 4,8 9,5 32,0 8,4 13,1 12,0 7,9 6,8 10,5 9,8 24,6 10,5 12,7 33,0 16,3 6,2 23,4 8,8 11,2 11,1 13,0 6,2 5,6 10,5 6,6 21,9 17,2 8,7 8,2 7,3 8,6 4,7 5,1 6,0 12,4 7,9 16,2 13,6 9,8 6,0 4,2 6,3 11,8 5,5 9,0 24,2 8,9 14,8 13,6 15,7 11,1
GOKGOK -leerling
aantal leerlingen ingen leerl 309 860 507 34 675 43 136 152 700 1.109 114 158 194 141 45 147 381 12 287 578 232 313 262 277 65 215 124 883 185 291 2.026 179 42 697 318 513 184 151 167 134 197 130 711 175 88 260 383 134 145 109 155 161 285 379 2.109 151 201 123 266 454 192 197 1.043 227 212 22.327 12.691 9.636
% van de leerlingen lingen leer 23,2 29,4 24,0 15,3 21,3 34,7 15,4 16,9 23,7 31,2 19,4 16,8 16,1 16,4 12,2 18,4 31,8 9,7 16,7 44,3 14,1 21,4 18,7 13,5 13,5 19,0 16,0 35,9 15,9 19,9 48,2 23,9 10,0 32,4 14,1 22,1 20,0 24,0 15,6 12,2 17,0 14,4 34,3 32,8 15,2 17,4 17,1 18,9 13,1 10,9 12,2 22,7 14,8 27,7 25,4 22,7 14,1 10,6 17,0 23,5 11,1 19,3 36,0 16,8 28,1 23,0 24,8 21,0
Bron: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 111
BIJLAGEN Indicator 15: 15: GOKGOK-indicatoren secundair onderwijs (01/02/2010) secundair onderwijs schooltoelage
Gemeente Affligem Asse Beersel Bever Dilbeek Drogenbos Galmaarden Gooik Grimbergen Halle Herne Hoeilaart Kampenhout Kapelle-op-den-Bos Kraainem Lennik Liedekerke Linkebeek Londerzeel Machelen Meise Merchtem Opwijk Overijse Pepingen Roosdaal Sint-Genesius-Rode Sint-Pieters-Leeuw Steenokkerzeel Ternat Vilvoorde Wemmel Wezembeek-Oppem Zaventem Zemst Aarschot Begijnendijk Bekkevoort Bertem Bierbeek Boortmeerbeek Boutersem Diest Geetbets Glabbeek Haacht Herent Hoegaarden Holsbeek Huldenberg Keerbergen Kortenaken Kortenberg Landen Leuven Linter Lubbeek Oud-Heverlee Rotselaar Scherpenheuvel-Zichem Tervuren Tielt-Winge Tienen Tremelo Zoutleeuw Vlaams Gewest Gewest Prov. VlaamsVlaams -Brabant Arr. HalleHalle-Vilvoorde Arr. Leuven
aantal leerlingen 113 299 186 25 300 25 91 89 268 514 84 71 100 106 12 82 149 5 176 182 192 171 148 112 44 139 52 291 94 176 789 60 30 254 220 383 123 106 102 98 114 91 436 93 63 179 239 85 97 75 101 91 176 206 1.161 104 115 132 235 335 136 166 539 200 125 11.755 5.649 6.106
% van de leerlingen lingen leer 13,6 17,0 14,5 19,8 13,2 29,1 16,8 12,7 14,5 22,8 20,6 14,1 11,6 16,4 7,1 12,9 19,2 7,5 13,9 24,5 15,0 16,2 17,1 9,4 13,8 17,0 12,3 17,7 12,6 16,3 33,9 14,3 13,2 19,6 13,2 21,2 18,5 23,5 15,4 15,0 12,5 16,9 28,7 23,0 17,0 16,2 15,4 17,2 12,8 12,0 10,3 17,8 14,0 23,4 22,6 21,1 10,8 14,8 18,5 24,0 14,3 23,3 28,6 18,6 24,7 18,2 17,0 19,4
opleiding moeder
aantal aantal leerlingen ingen leerl 116 337 205 21 296 26 107 87 292 517 51 79 112 113 14 75 200 9 164 247 144 143 147 117 36 128 50 435 109 170 857 64 23 309 212 309 92 81 74 51 104 69 354 87 39 127 142 64 54 73 94 92 159 192 829 93 78 61 137 272 93 85 482 158 110 10.667 6.012 4.655
% van de leerlingen 14,0 19,1 15,9 16,7 13,0 30,2 19,7 12,4 15,8 22,9 12,5 15,7 13,0 17,5 8,2 11,8 25,7 13,4 13,0 33,3 11,2 13,6 17,0 9,8 11,3 15,7 11,8 26,4 14,6 15,8 36,8 15,3 10,1 23,8 12,7 17,1 13,8 18,0 11,2 7,8 11,4 12,8 23,3 21,5 10,5 11,5 9,1 13,0 7,1 11,6 9,5 18,0 12,6 21,8 16,1 18,9 7,3 6,8 10,8 19,5 9,8 11,9 25,6 14,7 21,7 16,5 18,1 14,8
GOKGOK -leerling
aantal leerlingen 195 531 325 42 525 39 165 156 470 831 109 127 183 184 25 143 287 11 304 334 286 256 249 206 65 217 91 596 175 283 1.184 104 44 449 376 573 179 159 152 136 193 136 609 150 93 260 325 127 137 127 179 156 297 325 1.550 163 171 170 314 505 198 210 802 309 192 18.464 9.567 8.897
% van de leerlingen 23,6 30,1 25,3 33,3 23,0 45,3 30,4 22,3 25,4 36,9 26,8 25,2 21,2 28,4 14,7 22,4 36,9 16,4 24,1 45,0 22,3 24,3 28,8 17,3 20,4 26,6 21,6 36,2 23,4 26,3 50,8 24,8 19,4 34,6 22,6 31,8 26,9 35,3 22,9 20,9 21,2 25,2 40,0 37,1 25,1 23,5 20,9 25,7 18,1 20,3 18,2 30,5 23,6 37,0 30,2 33,1 16,0 19,1 24,8 36,3 20,8 29,5 42,5 28,7 37,9 28,5 28,9 28,2
Bron: AgODi, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 112
BIJLAGEN
Bijlage II: Lijst van kaarten, figuren en tabellen in de tekst Kaarten Kaart 1: Gemiddeld inkomen per aangifte (2008)...............................................................................11 Kaart 2: Aangiften kleiner of gelijk aan 20.000 euro (2008)................................................................12 Kaart 3: Aangiften groter dan 50.000 euro (2008) .............................................................................12 Kaart 4: Gemiddeld inkomen per aangifte op het niveau van deelgemeenten (2008)...........................13 Kaart 5: Inkomensevolutie 1998-2008 ...............................................................................................15 Kaart 6: Niet werkende werkzoekenden: werkloosheidsgraad (2010)..................................................20 Kaart 7: Niet-werkende werkzoekenden, naar deelgemeente (31/12/2010).........................................20 Kaart 8: Vrouwelijke niet-werkende werkzoekenden: werkloosheidsgraad (2010)................................22 Kaart 9: Jonge niet-werkende werkzoekenden: werkloosheidsgraad (2010) ........................................23 Kaart 10: Laaggeschoolden niet-werkende werkzoekenden (2010) .....................................................24 Kaart 11: Niet-werkende werkzoekenden van niet-Belgische origine (2010) ........................................24 Kaart 12: Werkloosheid binnen de groep van niet-Belgische origine (2010).........................................25 Kaart 13: Leefloners en equivalent leefloners jonger dan 65 jaar (2010) ..............................................28 Kaart 14: RMI- en RMH-gerechtigden jonger dan 65 jaar (2010) .........................................................31 Kaart 15: Aandeel van de 65-plussers dat een IGO ontvangt (01/01/2011) ..........................................33 Kaart 16: Gemiddeld uitgekeerd bedrag van de IGO (01/01/2011) ......................................................33 Kaart 17: Aantal personen van 21-64 jaar dat een IT en/of IVT ontvangt (01/04/2011).........................34 Kaart 18: Aantal personen van 65 jaar of meer dat een IT, IVT en/of THAB ontvangt (01/04/2011).......35 Kaart 19: Personen van 0-64 jaar met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010).....................................................................................................................36 Kaart 20: Personen van 65 jaar of meer met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010).....................................................................................................................37 Kaart 21: Bevolking (25+) met hoogstens een diploma lager middelbaar onderwijs (01/10/2001).........39 Kaart 22: Aantal leerlingen in de B-stroom en het BSO (schooljaar 2009-2010) ...................................39 Kaart 23: Aantal 65-plussers (01/01/2010) .........................................................................................40 Kaart 24: Alleenstaanden met een pensioenbedrag lager dan 1.500 euro (31/12/2008).......................42 Kaart 25: Koppels met een pensioenbedrag lager dan 1.500 euro (31/12/2008)..................................42 Kaart 26: Aantal eenoudergezinnen als percentage van het totaal aantal gezinnen (01/01/2011).........44 Kaart 27: De bevolking van niet-Europese origine (01/01/2011) ..........................................................46 Kaart 28: De bevolking van niet-Europese origine op het niveau van de deelgemeenten (01/01/2011) .46 Kaart 29: Subjectieve gezondheidstoestand van de bevolking, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (01/10/2001).....................................................................................................................48 Kaart 30: Personen met een erkenning door de DG Personen met een handicap (31/12/2010).............49 Kaart 31: Aantal personen dat belemmerd wordt in de dagelijkse bezigheden door langdurige ziekte of handicap (01/10/2001) ......................................................................................................49 113
BIJLAGEN
Kaart 32: Gemiddelde verkoopprijs gewone woonhuizen (2010).........................................................51 Kaart 33: Gemiddelde huurprijs woningen (01/10/2001).....................................................................51 Kaart 34: Aandeel sociale huurwoningen (31/12/2009) ......................................................................53 Kaart 35: Aantal kandidaat-huurders van een sociale woning, naar woonplaats (13/12/2009)..............53 Kaart 36: Aantal huurwoningen (01/10/2001) ....................................................................................54 Kaart 37: Aantal woonhuizen gebouwd voor 1946 (01/01/2010)........................................................55 Kaart 38: Het aantal geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit per 1.000 gezinnen (31/12/2010)58 Kaart 39: Gezinnen met minderjarige kinderen zonder inkomen uit arbeid of pensioen (31/12/2008)...61 Kaart 40: Personen van 0-9 jaar met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010).....................................................................................................................64 Kaart 41: Personen van 10-19 jaar met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (01/01/2010).....................................................................................................................64 Kaart 42: Criteria van kansarme geboorten: gemiddeld aantal gezinnen per jaar (2006-2007) .............65 Kaart 43: Geboorten in kansarme gezinnen (2006-2008)....................................................................66 Kaart 42: Aantal leerlingen met een schooltoelage in het basisonderwijs (01/02/2010) ........................68 Kaart 43: Aantal leerlingen met een schooltoelage in het secundair onderwijs (01/02/2010) ................69 Kaart 46: Aantal leerlingen in het basisonderwijs waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft (01/02/2010) ............................................................................................................70 Kaart 47: Aantal leerlingen in het secundair onderwijs waarvan de moeder geen diploma secundair onderwijs heeft (01/02/2010).............................................................................................70 Kaart 48: GOK-leerlingen in het basisonderwijs (01/02/2010)..............................................................71 Kaart 49: GOK-leerlingen in het secundair onderwijs (01/02/2010) .....................................................72 Kaart 50: Leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in het lager onderwijs (schooljaar 20092010)................................................................................................................................73 Kaart 51: Leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in het secundair onderwijs (schooljaar 2009-2010).......................................................................................................................73 Kaart 52: Leerlingen in het buitengewoon lager onderwijs (schooljaar 2009-2010)..............................74 Kaart 53: Leerlingen in het BUSO en het DBSO (schooljaar 2009-2010)...............................................74 Kaart 54: Aantal kinderen in een eenoudergezin (01/01/2011)............................................................75 Kaart 55: Projecten van Riso Vlaams-Brabant......................................................................................89 Kaart 56: Centra Algemeen Welzijnswerk in Vlaams-Brabant..............................................................90 Kaart 57: Werkingen rond armoede...................................................................................................93
Figuren Figuur 1: Aandeel van de verschillende inkomensgroepen in het totale inkomen in Vlaams-Brabant (2007).................................................................................................................................9 Figuur 2: Evolutie van het gemiddeld inkomen van de verschillende inkomensgroepen in Vlaams-Brabant9 Figuur 3: Inkomensbronnen van de verschillende inkomensgroepen in Vlaams-Brabant (2007).............10 Figuur 4: Gemiddeld en mediaaninkomen per aangifte (2008)............................................................16 Figuur 5: Relatief belang van de inkomenscategorieën (links - 2008) en van de inkomensbronnen (rechts - 2007)..............................................................................................................................16 114
BIJLAGEN
Figuur 6: Evolutie van de inkomensongelijkheid (gini-coëfficiënt) ........................................................17 Figuur 7: Evolutie van de werkloosheidsgraad ....................................................................................19 Figuur 8: Aandeel van langdurige werklozen onder de werkzoekenden...............................................19 Figuur 9: Evolutie van de werkloosheidsgraad naar geslacht ...............................................................21 Figuur 10: Evolutie van de werkloosheidsgraad naar leeftijd................................................................22 Figuur 11: Aantal leefloners en equivalent leefloners, evolutie in de tijd ..............................................26 Figuur 12: Aantal leefloners of equivalent leefloners, evolutie in de tijd ...............................................27 Figuur 13: Aantal leefloners en equivalent leefloners in Vlaams-Brabant naar geslacht (links) en leeftijd (rechts)..............................................................................................................................29 Figuur 14: Aantal leefloners en equivalent leefloners in Vlaams-Brabant naar gezinssituatie .................29 Figuur 15: Aantal rechthebbenden op een RMI en RMH, evolutie in de tijd .........................................30 Figuur 16: Aantal rechthebbenden op een RMI of RMH , evolutie in de tijd .........................................30 Figuur 17: Aantal RMI- en RMH-gerechtigden in Vlaams-Brabant naar geslacht (links) en leeftijd (rechts)31 Figuur 18: Aantal RMI- en RMH-gerechtigden met tewerkstelling .......................................................32 Figuur 19: Pensioenbedrag voor verschillende gezinsvormen (31/12/2008) ..........................................41 Figuur 20: Aandeel pensioenen lager dan 1.500 euro voor alleenstaanden en koppels ........................43 Figuur 21: Algemene index en de index van aardgas, stookolie, elektriciteit en water. .........................56 Figuur 22: Percentage van de bevolking met een voorkeursregeling in de ziekteverzekering, naar leeftijd62 Figuur 23: Manieren waarop de voorkeursregeling in de ziekteverzekering wordt verkregen, naar leeftijd63 Figuur 24: Evolutie van de geboorten in kansarme gezinnen...............................................................67
Tabellen Tabel 1: Sociale uitkeringen als percentage van de armoederisicogrens ...............................................18 Tabel 2: Het aandeel van de huurprijs van een gemiddelde woning in het inkomen van samenwonenden52
115
BIJLAGE III: Organisaties in de provinciale provinciale adviesadvies- en participatieraad armoede 1. Verenigingen waar armen het woord nemen nemen Buurtwerk 't Lampeke vzw Ridderstraat 147 3000 Leuven 016/23 80 19
[email protected] Erm 'n Erm RISO Vlaams-Brabant Grote Bergstraat 21 3300 Tienen 016/78 14 10 Open Armen August Demaeghtlaan 305 1500 Halle 0479/41 28 63
Inloopcentra- deelwerking van de Centra Algemeen Welzijnswerk 2. InloopcentraDe Meander Redingenstraat 6 3000 Leuven 016/58 38 53
[email protected] De Zonnebloem Michel Theysstraat 7 3290 Diest 013/33 52 47
[email protected] Amerant Oude Vestenstraat 6 3300 Tienen 016/82 70 27
[email protected] Den 33 J.B. Nowélei 33 1800 Vilvoorde 02/252 09 39 't Klavertje 4 A. Demaeghtlaan 305 1500 Halle 0479/41 28 63
[email protected]
116
Inloopcentrum Asse Frans Timmermansstraat 1 1731 Asse-Zellik 0470/23 51 91
[email protected]
3. Welzijnsschakels Buurthuis Ommekaar Ommekaar vzw Hoogveld 1 1501 Buizingen 02/361 22 93 Bezorgd Om Mensen vzw Aarschotsesteenweg 3/2 3300 Tienen 016/81 03 51 Welzijnsschakel Leuven Parkstraat 64 3000 Leuven 016/30 16 24
[email protected]
4. Welzijnszorg Welzijnszorg Welzijnszorg VlaamsVlaams-Brabant, Mechelen, en Brussel 015/29 84 58
[email protected]
5. OCMW Sociaal Huis Dilbeek OCMW - Sociale Bijstand Itterbeeksebaan 210 1701 Itterbeek 02/568 05 00
[email protected] Sociaal Huis Herent Groepswerking Marant Huis Marant Mechelsesteenweg 485 3020 Herent 016/298 832
117
Eindnoten
1
Het meest recente jaarboek is dat van 2010: VRANKEN J., DE BLUST S., DIERCKX D. & VAN HAARLEM A. (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2010, Leuven: Acco. 2
Het meest recente armoederapport is dat van 2010: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel (2010), Brussels armoederapport 2010. http://www.observatbru.be/documents/publications.xml?lang=nl 3
DIERCKX D., Van HERCK N. & VRANKEN J. (red.), Armoede in België, Leuven: Acco.
4
Zie VRANKEN J. (2010), Inleiding, in DE BLUST S., DIERCKX D. & VAN HAARLEM A. (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2010, Leuven: Acco, pp. 35-53. 5
Zie Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel (2010), Brussels armoederapport 2010.
6
Zie BOUCKAERT N. & SCHOKKAERT E. (2001), A first computation of non-take up behaviour in the 'leefloon', FLEMOSI Discussion Paper, 6. 7
Voor een overzicht, zie HERNANZ V., MALHERBET F. & PELLIZZARI M. (2004), Take-up of welfare benefits in OECD countries: a review of the evidence, OECD Social, Employment & Migration Working Paper 17. 8
Wanneer de gegevens beschikbaar zijn, worden de gemeenten van het Brussels Gewest mee ingekleurd op de kaarten. Omwille van de leesbaarheid worden de absolute aantallen, in de vorm van cirkels, niet weergegeven op de kaarten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft immers meer inwoners dan Vlaams-Brabant, en dit op een relatief kleine oppervlakte. 9
Zie MAY X. (2009), Estimation, origine et composition des revenus des habitants dans les communes wallonnes, Belgeo, 2009/2, pp. 137-152. 10
De cijfers van het jaar waarin een aanpassing gebeurde werden op het niveau van het voorgaande jaar geplaatst, en voor de jaren erna geldt deze waarde als de nieuwe referentiewaarde. 11
De gegevens werden berekend op basis van het aantal aangiften en het totale inkomen op het niveau van de statistische sectoren. Van statistische sectoren met minder dan 200 aangiften waren geen inkomensgegevens beschikbaar en deze zijn dus niet meegenomen in de analyse. Het gaat om 7,0% van de aangiften. Wanneer Brussel niet wordt meegerekend gaat het om 11,8% van de aangiften. Van sommige deelgemeenten zijn er geen gegevens omdat ze alleen statistische sectoren tellen met minder dan 200 aangiften.
12
Bepaalde categorieën van lage inkomens worden pas sinds 2004 opgenomen in de cijfers (inkomens tussen 4.000 en 11.000 euro, jobstudenten, ontvangers van belastingkredieten). De evolutie over de laatste drie jaar is echter gelijkaardig. Alleen spelen toevalsfactoren hier een wat grotere rol.
13
Meer bepaald wordt het equivalent inkomen gebruikt. Bij de berekening van het equivalent inkomen worden de verschillen in huishoudgrootte in rekening gebracht. Daarbij wordt aan de eerste volwassene in een huishouden het equivalent 1 toegekend, de tweede en volgende volwassene(n) het equivalent 0,5 en alle kinderen (jonger dan 14 jaar) het equivalent 0,3. Aan elk individu van het betreffende huishouden wordt dan een inkomen toebedeeld door het totaal beschikbare huishoudinkomen te delen door de som van de equivalenten. 14
Concreet gaat het om het gemiddelde van het aantal niet werkende werkzoekenden (NWWZ) op het einde van elke maand. Een aantal groepen zijn niet opgenomen in de cijfers, zoals werkzoekenden die een opleiding volgen of die tewerkgesteld zijn in het Derde Arbeidscircuit. 15
De werkende bevolking wordt bepaald aan de hand van de gegevens van de Belgische instellingen van de sociale zekerheid. Dit betekent dat bijvoorbeeld EU-ambtenaren niet zijn opgenomen. 16
Zie VAN HAARLEM A. & CAMPAERT G. (2010), Armoede en sociale uitsluiting in Europa en België, in DIERCKX D., Van HERCK N. & VRANKEN J. (red.), Armoede in België, Leuven: Acco, pp. 37-60. 17
De werkloosheidsgraden in Brussel zijn afkomstig van ACTIRIS en omvatten de bevolking van 15-64 jaar.
118
18
Het gaat hier dus niet om de werkloosheidsgraad. Dit betekent dat bijvoorbeeld huismannen en vrouwen worden meegeteld in de noemer. De werkloosheidsgraad kan hier niet berekend worden omdat de beroepsbevolking niet gekend is per deelgemeente. In de statistieken van de VDAB werden een aantal deelgemeenten samengevoegd, en die hebben bijgevolg op deze kaart dezelfde waarde gekregen: Pamel, Strijtem en Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek in Roosdaal, Boutersem en Vertrijk in Boutersem, Willebringen en Neervelp in Boutersem, Waasmont, Wezeren, Walsbets en Walshoutem in Landen, en Haasrode en Korbeek-Lo in Leuven.
19
zie Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, Jaarverslag 2010. www.rva.be/D_stat/Jaarverslag/Jaarverslag_volledig/2010/RA2010_NL.pdf 20
Zie VDAB Studiedienst (2009), Kansengroepen in Kaart: Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt. http://vdab.be/trends/kik/doc/KiK_Allochtonen200903.pdf 21
Opgelet: het gaat hier niet om de werkloosheidsgraad. Huisvrouwen en -mannen zitten immers mee in de referentiegroep. Het gaat om de bevolking van niet-Belgische origine van 18-64 jaar op 01/01/2010.
22
Landen die behoren tot de EU-15 waren al lid van de Europese Unie in 1995. De EU-14 wordt gevormd door dezelfde landen, met uitzondering van België. De werkloosheidscijfers werden beschouwd t.o.v. de bevolking op 1 januari 2010.
23
Naast een aantal inkomensvoorwaarden, gelden de volgende voorwaarden: de meerderjarigheid (tenzij men getrouwd is, kinderen ten laste heeft of zwanger is), het verblijf in België, en een nationaliteitsvoorwaarde. De volgende nationaliteiten komen in aanmerking: Belgen, EU-onderdanen met een verblijfsrecht van meer dan 3 maanden, vreemdelingen opgenomen in het bevolkingsregister (gevestigde vreemdelingen), erkende vluchtelingen en staatlozen. 24
De gegevens in dit hoofdstuk werden telkens beschouwd t.o.v. de bevolking op 1 januari van het desbetreffende jaar.
25
Het aandeel niet-Belgen en niet-EU-nationaliteiten bij de leefloners is wat hoger in het arrondissement Halle-Vilvoorde dan in het arrondissement Leuven. In Vlaanderen liggen deze cijfers nog hoger en in Brussel zijn ze heel wat hoger. Bij het equivalent leefloon zien we de omgekeerde tendens, maar de cijfers blijven boven de 90%. 26
In Vlaanderen bedroeg het aandeel vreemdelingen ingeschreven in het vreemdelingenregister ook al meer dan de helft in 2008 (62%), en zeker in Brussel was dat al het geval (90%). Ook nu liggen de cijfers daar hoger (respectievelijk 81% en 92%). In het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn er verhoudingsgewijs meer asielzoekers dan in het arrondissement Leuven. 27
Het aantal (equivalent) leefloners van 18-64 jaar werd bepaald door van het totaal aantal (equivalent) leefloners de groep van 65-69 jarigen en de groep van 70-plussers af te trekken. Het gaat hier om een lichte onderschatting, gezien er binnen die groep van ouderen een aantal dubbeltellingen zijn: diegenen die in de loop van het jaar 70 zijn geworden kunnen zowel bij de 65-69-jarigen als bij de 70-plussers voorkomen.
28
Voor het verkrijgen van een IGO gelden ook verblijfs- en nationaliteitsvoorwaarden. Men moet daadwerkelijk en bestendig in België verblijven en onderdaan zijn van een EU-land, Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland, of een erkende vluchteling of staatloze zijn. Wanneer men een andere nationaliteit bezit, kan men een IGO verkrijgen als men in België pensioenrechten heeft opgebouwd. 29
De volgende nationaliteiten komen in aanmerking: Belgen, EU-onderdanen, vreemdelingen opgenomen in het bevolkingsregister (gevestigde vreemdelingen), erkende vluchtelingen en staatlozen, onderdanen van Noorwegen, Ijsland, Liechtenstein, Zwitserland, Marokko, Algerije en Tunesië en een aantal heel specifieke categorieën van vreemdelingen. De grootte van de tegemoetkoming is niet alleen afhankelijk van het inkomen, maar ook van de ernst van de handicap. 30
Dit is echter slechts een deel van de verklaring. Bij de ouderen is het OMNIO-statuut bijna onbestaande, en wordt de voorkeursregeling vooral toegekend o.b.v. hoedanigheid. In vergelijking met mannen genieten ook vrouwen meer van de voorkeursregeling o.b.v. hoedanigheid en minder via het OMNIOstatuut. Dit wijst op een leeftijdseffect. Het verschil is echter kleiner dan de verhouding mannen/vrouwen aangeeft, wat erop wijst dat ook zonder het leeftijdseffect er meer vrouwen onder de voorkeursregeling zouden vallen.
119
31
In de jaarboeken armoede en sociale uitsluiting kan men algemene informatie terugvinden over de armoedeproblematiek van deze groepen. Zie bv. DE BLUST S. (2010), 'Talent komt niet vanzelf bovendrijven' over onderwijs en opleiding, DE BLUST S. & VAN HAARLEM A. (2010), 'Hoe beter het leven, hoe langer het duurt' over gezondheid en DE BLUST S. (2010) 'Wachten op wonen' over wonen. Toegespitst op Vlaams-Brabant kan men meer informatie vinden over deze groepen in de dossiers van het Steunpunt Sociale Planning: over kinderen en jongeren, minderheden, ouderen en personen met een handicap. 32
De meest recente gegevens over de opleidingsgraad van de bevolking dateren van 2001. Gezien het hoofdzakelijk om afgestudeerden gaat (bevolking van 25 jaar en ouder), veranderen deze gegevens niet zo gauw (weinig mensen behalen nog een diploma eens ze 25 zijn geworden). Omdat de cijfers 10 jaar oud zijn, zijn diegenen die nu jonger zijn dan 35, wel niet inbegrepen.
33
Voor de concrete cijfers, zie VAN HAARLEM A. (2010), Armoede en sociale uitsluiting ontcijferd, in VRANKEN J., DE BLUST S., DIERCKX D. & VAN HAARLEM A. (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2010, Leuven: Acco, pp. 392-450. 34
Dit is natuurlijk maar een indicatie. Inkomsten uit vermogens zijn bijvoorbeeld niet inbegrepen. Eenmalige kapitalen (vooral bij tweedepijlerpensioenen) zijn eveneens niet inbegrepen. Het gaat om het pensioen in de maand december.
35
Alleenstaanden zijn hier personen die alleen wonen. Alleenstaande ouders zijn bijvoorbeeld niet inbegrepen. Deze werden bij 'andere gezinsvormen' gevoegd. Ook bij koppels zijn er hier geen andere inwonende gezinsleden. Koppels met andere inwonende gezinsleden werden eveneens bij 'andere gezinsvormen' gevoegd. 36
De cijfers voor Brussel zijn van 2006 en de bron is het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA).
37
Meer gedetailleerde informatie is te vinden in het dossier 'Minderheden in Vlaams-Brabant' www.vlaamsbrabant.be/dossierminderheden 38
In Vlaanderen gaat het om 22,2% en 4,8%. In Brussel gaat het om 27,6% en 7,4%.
39
Eerst werd per gemeente de proportie personen bepaald die zich in minder goede gezondheid voelen indien de gezondheid naar leeftijd en geslacht in de gemeente zou overeenstemmen met de algemene gezondheidstoestand van het Vlaams gewest. Vervolgens werd de werkelijk geobserveerde proportie personen die zich in minder goede gezondheid voelen gedeeld door deze waarde. 40
Zie ook Dossier 'Handicap in Vlaams-Brabant' 2010 www.vlaamsbrabant.be/dossierhandicap
41
In Vlaanderen gaat het om 19,7%, 15,5% en 5,3%. In Brussel gaat het om 22,2%, 17,3% en 7,0%.
42
Zie DE DECKER P. & GEURTS V. (2005), Residualiseert de huursector?, in DE DECKER P., GOOSSENS L. & PANNECOUCKE I. (red.), Wonen aan de Onderkant, Antwerpen: Garant, pp. 83-92. 43
De categorie van gewone woonhuizen omvat volgens de definitie van de FOD Economie arbeiders-, bedienden-, renteniers- en burgerhuizen, alsook landelijke huizen waarvan de oppervlakte minder dan 5 are bedraagt. 44
Deze cijfers zijn afkomstig van de socio-economische enquête 2001. Er werd niet gevraagd naar de exacte huurprijs. Wel werd gevraagd de huurprijs in één van vijf prijscategorieën te plaatsen. De gemiddelde prijs werd hier berekend door telkens de gemiddelde waarde van die categorieën te gebruiken.
45
Zie HEYLEN K. & HAFFNER M. (2010), Hoe meten we de betaalbaarheid van het wonen?, in WINTERS S. (red.), Is wonen in Vlaanderen betaalbaar?, Antwerpen: Garant, pp. 49-70.
46
Dit cijfer is een benadering, omdat het gezinsinkomen van sociale huurders en het inkomen per fiscale aangifte niet helemaal overeenkomen. Het gezinsinkomen van sociale huurders is het inkomen dat als berekeningsbasis gebruikt wordt voor de huurprijs. Dit bedrag ligt vaak hoger dan enkel de fiscale inkomsten. Zo worden niet-belastbare vervangingsinkomsten en een deel van de inkomsten van ((over)groot)ouders hier wel meegerekend. Er zijn ook grote verschillen tussen de gemeenten. 47
De cijfers van Brussel zijn afkomstig van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van BrusselHoofdstad en geven de situatie in 2007.
120
48
Nochtans is de behoefte - bepaald op basis van het aantal kandidaat-huurders - in Vlaams-Brabant laag in vergelijking met de andere provincies. Ook de wachttijd is lager dan in Vlaanderen als geheel. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat het aanbod ook de vraag beïnvloedt. 49
Het gaat om het aantal dossiers waarvoor de OCMW's een bijdrage hebben gevraagd bij de federale overheid. Bron data: POD Maatschappelijk Integratie 50
Ook bij deze cijfers gaat het om dossiers die de OCMW's doorstuurden naar de federale overheid.
51
Bron: Nationale Bank van België (2011), Statistieken Centrale voor kredieten aan particulieren - 2010. www.nbb.be/DOC/CR/CCP/Publications/BRO_CKPSTAT2010N_31122010.pdf De percentages ten opzichte van het aantal kredietnemers zijn uiteraard hoger. In 2010 had in Vlaanderen 5,2% van de kredietnemers een betalingsachterstand, in Wallonië 9,5% en in Brussel 10,6%. Ook hier heeft Vlaams-Brabant de laagste waarde, en op arrondissementeel niveau het arrondissement HalleVilvoorde. Hier gaat het wel om de gegevens van 2005 (Bron: DE DONCKER H. (2006), Kredieten aan particulieren – Analyse van de in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren geregistreerde gegevens, Working Paper document 78. www.nbb.be/doc/ts/publications/wp/wp78Nl.pdf) 52
De cijfers over de bevolking onder de armoededrempel in dit hoofdstuk zijn afkomstig van VRANKEN J. (2010), Kinderarmoede, in DIERCKX D., Van HERCK N. & VRANKEN J. (red.), Armoede in België, Leuven: Acco, pp. 183-198.
53
Het aantal kinderen dat recht heeft op verhoogde kinderbijslag zou ook kunnen worden gebruikt om inkomensarmoede te meten. Het is echter moeilijk om deze cijfers samen te stellen, zeker op gemeenteniveau, omdat er verschillende stelsels zijn voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. 54
Het gaat om alle gemeenten waar het aantal EU-ambtenaren en geprivilegieerde vreemdelingen (bv. NAVO-medewerkers) boven de 1,5% ligt. Deze groepen worden in het rijksregister afzonderlijk geregistreerd. Ook in Brussel, zeker in het zuidoosten, speelt dit effect. De cijfers liggen daar echter heel veel hoger. 28% van de gezinnen met minderjarige kinderen hebben er geen inkomen uit arbeid of pensioen. 55
Voor personen van 75 jaar of meer gaat het in Vlaanderen zelfs om 42%, in het arrondissement Leuven om 37%, in het arrondissement Halle-Vilvoorde om 31% en in de provincie Vlaams-Brabant om 34%. 56
Er zijn bovengemiddelde waarden in de faciliteitengemeenten en meer algemeen in de rand rond Brussel. Voor het basisonderwijs geldt nog een bovengemiddelde waarde in Liedekerke, voor het secundair onderwijs in Leuven. In het noorden van het Hageland zijn er algemeen lage waarden. In geheel Vlaams-Brabant gaat het om 17% van de leerlingen in het basisonderwijs en 10% in het secundair onderwijs. De lagere waarde voor het secundair onderwijs gaat samen met de uitstroom naar het Franstalig en internationaal onderwijs. 57
Naast inkomensgrenzen gelden een aantal nationaliteitsvoorwaarden (de leerling heeft, behoudens een aantal uitzonderingen, een permanente verblijfsvergunning nodig) en het kadastraal inkomen van onroerende goederen mag niet te hoog zijn (onroerende goederen bestemd voor eigen beroepsgebruik of de eigen woning worden daarbij niet meegerekend). 58
Vooral rond Brussel is er ook een uitstroom naar het Franstalig en internationaal onderwijs, mogelijk van hogere inkomensgroepen. In het basisonderwijs is het aandeel leerlingen dat niet naar een school gaat die erkend wordt door het Vlaams Gewest relatief beperkt, met minder dan 5%. In het secundair onderwijs is dat al meer dan 10%.
59
Ook hier kan de uitstroom naar Franstalige en internationale scholen een rol spelen.
60
Leerlingen in een specifieke pedagogische methode zijn niet inbegrepen in deze kaarten. Hetzelfde geldt, voor het basisonderwijs, voor de leerlingen in de Franstalige scholen in de faciliteitengemeenten. 61
De gegevens voor Brussel zijn telkens van het schooljaar 2008-2009.
62
Niet-monetaire deprivatie: het niet kunnen beschikken over een aantal goederen en diensten of het niet kunnen deelnemen aan bepaalde activiteiten die als noodzakelijk worden beschouwd (bijvoorbeeld vakantie nemen, vlees eten, beschikken over een televisietoestel, wasmachine of telefoon). 63
Zie ook: http://vlaandereninactie.be/actie/pact-2020
121
64
Zie ook: http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/armoede/vlaamsactieplan/Paginas/inhoud.aspx
65
Zie ook: http://wvg.vlaanderen.be/juriwel/armoede/regelgeving/decr210303-1.htm
66
Zie ook: http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/Pages/2011-03-23-armoedemonitor.aspx
67
Zie ook: http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/armoede/publicaties/Documents/Vlaams_actieprogramma_kinderarm oede.pdf 68
Zie ook: www.oases.be
69
Sinds 1994 bevat de Belgische Grondwet het artikel 23 waarin een menswaardig leven wordt gegarandeerd via volgende sociale grondrechten: recht op arbeid en vrije beroepskeuze, recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand, het recht op een behoorlijke huisvesting, recht op bescherming van een gezond leefmilieu en recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. Sociale grondrechten zijn eigenlijk intenties die niet kunnen afgedwongen worden. De overheid moet de sociale grondrechten bevorderen met beleid. 70
Zie ook: www.17oktober.be
71
Het subsidiereglement is beschikbaar op www.vlaamsbrabant.be/subsidies
72
Voor een overzicht voor Vlaanderen, zie Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (2010), CAW in beeld: cijfers 2009. www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/Dossiers/caw-in-beeld-cijfers2009-def.pdf
122
Steunpunt Sociale Planning Dienst Welzijn en gezondheid Provincie Vlaams-Brabant
[email protected] www.vlaamsbrabant.be/socialeplanning Filip De Maesschalck: 016-26 77 75 Armoedebeleid Dienst diversiteit en gelijke kansen Provincie Vlaams-Brabant
[email protected] www.vlaamsbrabant.be/armoede Wendy Broos: 016- 26 73 88 Meer cijfers www.vlaamsbrabant.be/cijfers Voorzieningen www.desocialekaart.be D/2011/8495/16
Dossier Armoede in Vlaams-Brabant
2011 www.vlaamsbrabant.be/socialeplanning