LESMAP
DOOR TIM ROELS i.o.v. toneelgezelschap luxemburg
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning) Beste leerkracht Binnenkort ga jij met je klas naar de voorstelling Stoppeltje (woke up this morning) van toneelgezelschap luxemburg. luxemburg speelt graag en veel schoolvoorstellingen. We geloven in het onderwijs als toeleiding naar theater. We geloven in leerkrachten als enthousiasmerende factor mét pedagogische kwaliteiten. We geven dan ook graag onze ervaring met en goesting voor theater door. Daarom maken we als begeleiding bij elke voorstelling een les- of ‘inspiratiemap’. luxemburg gaat ervan uit dat voorbereiding op het thema niet nodig is. Nieuwsgierigheid aanwakkeren is echter nooit overbodig! Deze lesmap hebben we door Tim Roels laten opstellen. Tim is leerkracht geschiedenis en stripkenner. Nadat hij een aantal jaren voor de klas stond, opende hij zijn eigen stripwinkel in Antwerpen (www.tsetsestrips.be). In deze lesmap krijg je enkele tips om je leerlingen voor te bereiden op het theaterbezoek. Aan jou om te bepalen welke activiteit(en) je verkiest en hoeveel tijd je eraan kan besteden voor de voorstelling. Een goede voorbereiding op het theaterbezoek kan alleszins helpen om er een aangename ervaring van te maken zowel voor jou en je leerlingen, als voor de andere kinderen in de zaal, de begeleidende leerkrachten en - niet in de laatste plaats - de acteurs. Na het theaterbezoek is het zinvol opnieuw tijd te besteden aan de voorstelling en de aangehaalde thema’s. In deze lesmap geven we praktische en inhoudelijke ankerpunten om terug te blikken op de voorstelling. Wellicht raakte je zelf voldoende geïnspireerd voor een nagesprek en heb je voldoende aan de achtergrondinformatie. Maar misschien wil je wat langer aan de slag met de voorstelling. Dan zijn onze suggesties misschien net wat je zocht! Ook persrecensies en interviews met de makers kunnen een inspirerend uitgangspunt zijn voor de nabeschouwing. Je vindt ze terug op onze website www.luxemburgvzw.be > dit seizoen > Stoppeltje (woke up this morning). Daar vind je ook foto’s en videofragmenten van de eerste speelreeks. Opgelet! Laat deze vóór de voorstelling nog niet aan je leerlingen zien! Geniet van Stoppeltje (woke up this morning) voor, tijdens en na de voorstelling! Heb je nog vragen of opmerkingen? Laat het ons weten. Wij horen ook graag reacties (van de kinderen) op de voorstelling! Vriendelijke groet Rein De Smet Communicatie en educatie 03 270 34 90 -
[email protected]
1
Achtergrondinformatie voor de leerkracht
BELANGRIJK: Deze informatie is voor jou, de leerkracht. Vertel hierover nog niets aan je leerlingen.
Stoppeltje - het stripverhaal (3+) Stoppeltje is een stripverhaal zonder tekst voor kinderen vanaf drie jaar. Het werd verzonnen door Céline Fraipont en van tekeningen voorzien door Pierre Bailly. Er verschenen ondertussen al vijf boekjes van Stoppeltje waarin de kleine avonturier de wereld verkent. Alle verhalen beginnen op dezelfde manier, maar telkens komt Stoppeltje in een andere wereld vol bizarre figuren terecht. Kinderen vanaf drie jaar kunnen deze tekstloze strip zelfstandig lezen. Ook voor jongere kinderen is het verhaal leuk, maar dan lees je het best voor. De reeks Stoppeltje kadert in een idee van Uitgeverij Dupuis om kinderen op jongere leeftijd strips te doen lezen. Voor driejarigen werd de serie Ukje opgestart, met naast Stoppeltje ook de reeksen Koetjeboe, Knookje en Ilda en Stoute Benjamin. Stoppeltje is een klein kereltje dat zijn naam te danken heeft aan de stoppeltjes haar op zijn hoofd. Elke ochtend neemt hij afscheid van zijn mama om vol goede moed naar school te gaan… en dan kan voor Stoppeltje het avontuur beginnen. Stoppeltje duikt steeds weer in een vreemde wereld, waar hij telkens (figuurlijk) groter en wijzer uitkomt. Elke nieuwe ontmoeting brengt verrassingen met zich mee. Doorheen het verhaal worden op eenvoudige wijze herkenbare thema’s en emoties als vreugde en verdriet behandeld. Credits Tekeningen: Pierre Bailly Scenario: Céline Fraipont Uitgeverij: Dupuis
Stoppeltje (woke up this morning) - het toneelstuk (6+) Stoppeltje (woke up this morning) is een muzikale theatervoorstelling van Arne Leurentop en Arlette Van Overvelt. Arne maakte de voorstelling in 2008 als afstudeerproject voor het Herman Teirlinck Instituut. Hij maakte de voorstelling binnen het lanceerplatform van toneelgezelschap luxemburg (waarmee luxemburg aan jonge makers de kans geeft voor het eerst iets te maken voor kinderen of jongeren). In de voorstelling weeft Arne het stripverhaal (als animatiefilm) en een eigen verhaal over een verliefde zwerver door elkaar. Al wijkt de structuur van de toneelvoorstelling af van die van het stripverhaal, toch zal je zien dat de verhalen min of meer synchroon lopen. Tijdens de hele voorstelling haalt Arne 1
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
geluid uit zowat alles dat op het podium staat. De muziek die hij hiermee maakt, vormt de soundtrack van de animatiefilm die tijdens de voorstelling wordt getoond. Op een dag komt Zwerver in een toiletgebouw schuilen voor de regen. Het wordt al snel duidelijk dat dit een erg muzikale en grappige zwerver is. Even snel ontvouwt zich zijn doel: Zwerver is op weg naar een afspraakje. Hij droogt zijn haar, gaat naar het toilet en neemt er voor het gemak een boekje bij. Dat boekje is Stoppeltje. Via een animatiefilm volgt het publiek het verhaal dat Zwerver aan het lezen is. Eens op het toilet, begint ook voor Zwerver het echte avontuur. Het ongeluk achtervolgt hem, maar telkens brengen de muziek of het verhaal van Stoppeltje hem weer nieuwe moed. Zwerver put inspiratie uit het boek om te ontsnappen uit het toilethokje. Net als in de strip, wordt er in het stuk niet gesproken, maar Zwerver beeldt alles uit met gebaren en muziek. Credits Gebaseerd op: Stoppeltje. De gulzige zeemeermin van Pierre Bailly en Céline Fraipont (© 2007-Uitgeverij Dupuis) Spel en muziek: Arne Leurentop Coaching: Arlette Van Overvelt Animatie: Kanter Dhaenens en Gert Wastyn voor CYMB Vorm en licht: Sibren Hanssens Kostuums: Joke Vandecasteele Geluid: Hans De Prins Techniek: Geert De Vleesschauwer i.s.m. CC MUZE, Heusden-Zolder en Rataplan, Borgerhout
2
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
Over de lesmap
Stoppeltje (woke up this morning) is een toneelstuk dat veel aandacht vraagt. Dat komt niet enkel door het hoge speltempo, maar ook doordat de toeschouwer zijn aandacht moet verdelen tussen het spel en de animatiefilm. Toch zal je merken dat het voor de meeste kinderen geen probleem is. Strikt genomen is een voorbereiding op de voorstelling niet nodig. Het volstaat om je leerlingen de ‘spelregels’ van een theaterbezoek uit te leggen. Wil je toch meer voorbereiden dan vind je in deze lesmap een aantal ideeën om vooraf te werken rond het systeem van een stripverhaal. BELANGRIJK! Je kan voor de voorstelling de figuur van Stoppeltje al introduceren in de klas. Je kan met je leerlingen ook de avonturen van Stoppeltje ontdekken. Maar het is HEEL BELANGRIJK dat je hen nog NIET het verhaal van Stoppeltje. De gulzige zeemeermin laat lezen! Je kan dus wel kiezen voor: −
Stoppeltje. Het misthuis (© 2007-Uitgeverij Dupuis)
−
Stoppeltje. Protest in de moestuin (© 2008-Uitgeverij Dupuis)
−
Stoppeltje. Oma snoep (© 2008-Uitgeverij Dupuis)
−
Stoppeltje. De stam van de Smiksmakkers (© 2009-Uitgeverij Dupuis)
3
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
Voor de voorstelling: ‘spelregels’ van een theaterbezoek
Je kan in de klas vragen of iemand al naar een toneelvoorstelling is geweest. Wat herinnert dat kind zich nog van die ervaring? Hoe moest hij of zij zich gedragen? Laat de kinderen vertellen.
Volgende ‘spelregels’ leg je best even uit aan je leerlingen: −
Jassen en rugzakken geef je voor de voorstelling af.
−
Vergeet niet om vooraf naar het toilet te gaan.
−
Het kan donker zijn in de zaal.
−
Er zal muziek zijn.
−
Er zal maar 1 speler zijn. (Vaak verwachten kinderen veel meer acteurs. Ze kunnen dan teleurgesteld zijn als er maar één speler op scène staat.)
−
Het is de bedoeling dat je na afloop applaudisseert, toch als je het een goed stuk vond.
−
Tijdens de voorstelling kan je best niet roepen of praten, niet eten of drinken.
Kunst in Zicht maakte een associatiespel om kleuters voor te bereiden op een theaterbezoek. Dit kan ook voor eerstejaars nog een leuke werkvorm zijn. Meer info: http://www.kunstinzicht.be/2005/pagina.php?categorie=02050400.
4
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
Voor de voorstelling: stripverhalen
Behalve de spelregels om naar toneel te gaan, laat je vooraf best niets los over het echte toneelverhaal: dat van Stoppeltjes onderwateravontuur en de belevenissen van Zwerver. Het is veel interessanter en prikkelender om de leerlingen vooraf maar een deel van de koek te geven. Stoppeltje is daar de perfecte helper voor. De verhalen van Stoppeltje werden geschreven voor kinderen vanaf drie jaar. Het kan zijn dat de stoerdere kinderen in je klas de strip op het eerste gezicht te kinderachtig vinden, maar dat zal zeker nog veranderen! Omdat het een tekstloos verhaal is, daagt Stoppeltje kinderen op verschillende manieren uit: −
Kinderen proberen te verwoorden wat ze zien.
−
Kinderen leren (strips) lezen.
−
Je kan van Stoppeltje een ‘echte’ leerling proberen te maken. Kinderen krijgen zo een nieuw klasgenootje en leren hoe het is om vrienden te maken.
−
Stoppeltje maakt in zijn verhaal uiteenlopende dingen mee. Dat gaat gepaard met verschillende. Door met kinderen daarrond te werken, groeien hun emotionele en sociale vaardigheden.
−
Je kan nog veel meer uit het verhaal halen. Zelf vind je in de strip en het stuk ongetwijfeld nog tientallen vaardigheden en ontwikkelingsdoelen. We geven je een aantal praktische ideeën om ermee aan de slag te gaan.
Kies zelf hoeveel tijd je met Stoppeltje in de klas wilt doorbrengen. In de week voorafgaand aan de voorstelling, kan het leuk zijn om een halfuurtje per dag aan de voorbereiding te wijden.
5
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
1. Hoe laat je kinderen een strip lezen?
Strips lezen is allerminst moeilijk...eerder kinderspel. Er zal geen kind in de lagere school zitten dat nog nooit een strip gelezen heeft. Dat gebeurt waarschijnlijk vaker thuis of op de speelplaats dan in de klas, terwijl strips ook daar als educatief materiaal een grote rol kunnen spelen. Velen denken dat strips kinderen tot slechte en luie lezers maken, omdat de verbeelding niet of onvoldoende wordt geprikkeld. Strips lezen is echter niet hetzelfde als ‘plaatjes kijken’. Het is daarentegen een erg aparte manier van lezen, waarbij het fragiele evenwicht tussen tekst en beeld de fantasie net sterk kan prikkelen, verrijken, op hol doen slaan. Maar ook los van de fantasie, stellen we vast dat beeldtaal in onze samenleving steeds belangrijker wordt. De productie en reproductie van beelden neemt ongekende proporties aan. En de kijkers/lezers worden steeds jonger. Hoe kan je kinderen leren naar prenten te kijken? Enkele goede punten van strips op een rijtje: −
Je kan als lezer je eigen tempo bepalen (zeker in vergelijking met bewegend beeld).
−
Je krijgt als lezer informatie uit verschillende hoeken. Aan jou om ze samen te voegen.
−
Je bladert gemakkelijk nog eens terug omdat je ‘iets gezien hebt’. Door het terugbladeren ontdek je misschien nieuwe elementen die je eerder niet zag. Een strip kan je opvatten als een grote puzzel vol verwijzingen naar andere bladzijden, tekstfragmenten...
−
Door de opeenvolging van tekeningen ontrafelt zich bij strips het verhaal zonder dat er tekst nodig is. Dit is sequentieël lezen: dit doen de leerlingen natuurlijk niet bewust, maar het is een belangrijke stap (vooral voor kinderen die niet met boeken bezig zijn) dat kinderen een film-op-papier (h)erkennen. Het weglaten van woorden is hier dus juist een pluspunt!
Enkele manieren om de leerlingen met strips in contact te brengen: −
Toon de kinderen een kort stripverhaal (vb. uit de krant) om aan te tonen dat zich in drie à vier plaatjes een verhaal afspeelt.
−
Toon bekende stripfiguren en laat de kinderen de naam opnoemen. (werkblad 1)∗
−
Print het blad vol tekstballonnen en gedachtewolkjes af en praat met de kinderen over uitroepen, klanken, gedachten, dromen... (werkblad 2)
−
Voorzie een leeg blad met een aantal vakjes. (werkblad 3) Vraag de leerlingen zelf een strip te tekenen. Beslis of ze er tekst in mogen zetten - zoals bij een ‘grotemensenstrip’ - of niet.
∗
De werkbladen dienen als voorbeeld en inspiratie. Je kunt steeds werken met ander/eigen materiaal. 6
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
2. Introduceer Stoppeltje in je klas
Maak van Stoppeltje een echt klasgenootje of een soort uitwisselingsleerling. −
Neem een klasfoto. Zorg voor een Stoppeltje-figuur met de juiste afmetingen, die je bij op de klasfoto hangt. Als je in de klas foto’s van alle kinderen apart hebt, kan je er een tekening/foto van Stoppeltje tussen hangen.
−
Knutsel een echt Stoppeltje in elkaar. Ga aan de slag met stof of karton, met zwart touw en verf om Stoppeltje tot leven te wekken. Stoppeltje is een avontuurlijk ventje, dus je maakt hem best ‘actief’: laat zijn ogen rollen, zorg ervoor dat hij kan bewegen... We geven hieronder twee voorbeelden van poppetjes: Duikelaar Nodig:
-
-
karton
-
tekenpapier
-
schaar
-
lijm/plakband
-
een grote knikker of kurk
Teken of schilder op een reep papier van vijf op twintig centimeter tweemaal (het hoofd van) Stoppeltje (A en B) onder elkaar. (Als je niet wilt tekenen, kan je de afbeeldingen op werkblad 4 gebruiken om op de duikelaar te kleven.)
-
Plak de twee uiterste zijden aan elkaar vast met lijm of plakband. Je hebt nu een ovalen rolletje.
-
Snij uit karton tweemaal een ovaal (C) die in de zijkanten van het rolletje past.
-
Nadat je een knikker of kurken stop in het rolletje hebt gedaan, plak je ook de zijkanten vast.
-
Nu heb je een duikelaar die, aangedreven door het gewicht dat binnenin zit, kan rollen (op een hellend vlak of door er met je vinger tegen te tikken).
7
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
Stoppeltje met echte benen Nodig: -
stevig papier of niet te dik karton
-
schaar
-
eventueel kleurpotloden, stiften, verf
-
Teken de contouren van Stoppeltjes hoofd, armen en bovenlichaam (of gebruik de illustratie op werkblad 5).
-
Knip twee ronde gaatjes op ongeveer twee derde van de bovenkant van het bovenlichaam. Of laat de kinderen de gaatjes uitprikken.
-
Laat de leerlingen de rest van het figuurtje uitknippen en inkleuren of beschilderen.
-
Als het klaar is, kunnen ze hun vingers door de gaten steken en als benen gebruiken voor Stoppeltje.
Zodra Stoppeltje zichtbaar aanwezig is in je klas, kan je beginnen variëren: eerst fantaseren rond het ventje of samen (een stukje van) het verhaal lezen. BELANGRIJK: niet het verhaal over de zeemeerrmin!
8
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
3. Eerste kennismaking met de avonturen van Stoppeltje
Als je beschikt over een Stoppeltje-strip, zorg dan voor (kleuren)kopieën van de eerste bladzijde (of gebruik werkblad 6). Gebruik de eerste bladzijde op volgende manieren: −
Lees het verhaal voor.
−
Laat de kinderen voorwerpen, handelingen... benoemen. De link met het eigen leven (ochtendritueel) is snel gelegd!
−
Laat de leerlingen aan het einde van de eerste bladzijde raden waarheen Stoppeltje vertrekt. Je kan vragen stellen als: Waarom gaat hij NIET naar de dokter, denk je? (Hij is te vrolijk, mama gaat niet mee...). Wat zou er allemaal in zijn rugzak zitten? …
−
Laat de kinderen bij iedere tekening een onderschrift, dialoog, geluidje(!) verzinnen. Ze kunnen dat in, naast of onder de tekening schrijven.
−
Als je het sequentiële al eens wilt uitproberen, knip dan de zes prentjes uit, kleef ze op karton en laat de kinderen ze in de juiste volgorde leggen en het verhaal navertellen. Of omgekeerd: laat de kinderen zelf een verhaal samenstellen met de prenten.
Na de kennismaking met Stoppeltje is het tijd voor zijn verdere avonturen! Doorheen elk verhaal is Stoppeltje verrast, vrolijk, droevig, blij, angstig... emotioneel. De leerlingen zullen deze gevoelens zeker herkennen en dus kan je er vlot mee aan de slag. Ook hier zijn vele werkvormen: −
Haal de prentjes met een emotie uit het verhaal. Vraag de kinderen welke emotie ze herkennen. (Je kan werkblad 7 gebruiken, maar ook zelf situaties uit andere strips halen.)
−
Je kan de kinderen de emoties ook laten naspelen, samen of apart. Deze oefening past ook heel goed nadat jullie het toneelstuk hebben gezien (zie verder).
−
Maskers maken is altijd leuk! Zorg voor stevig karton en enkele meters elastiek. Voorzie eventueel karton waarop al een hoofd getekend is en vraag de leerlingen er de mond, ogen en neus bij te tekenen. Nadien kun je de kinderen elkaars emotie laten raden (blij, boos, bedrukt, droevig, bang, geschrokken, verlegen…).
Nu gaan jullie naar de voorstelling Stoppeltje (woke up this morning). Veel plezier!
9
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
Na de voorstelling: muziek
1. De eerste indruk
Na de voorstelling zitten de kinderen ongetwijfeld met heel wat indrukken, vragen en gedachten. Ieder kind zal het theaterstuk op een eigen manier ervaren hebben. Laat dus zeker ruimte voor interpretatie. Afhankelijk van de lessen vooraf kenden de kinderen Stoppeltje al. In de animatiefilm tijdens de voorstelling ontmoet hij veel nieuwe personages. Dat zijn zowel lieve als enge personen: de zeemeermin, de Kapitein en Sami (het gele vriendje) zijn zonder twijfel de belangrijkste figuren. Op de bühne is Zwerver de enige persoon. Hij zal in de beleving van de kinderen even belangrijk zijn als Stoppeltje, omdat het de enige persoon van vlees en bloed is in de voorstelling. −
Laat de kinderen in groep plaatsnemen en vraag hen om beurten om een deel van het verhaal na te vertellen. Laat een ander kind inpikken. Probeer zo het verhaal opnieuw samen te stellen. Het kan zijn dat het niet chronologisch is: dat is niet erg.
−
Geef de kinderen een blad papier. Vraag hen eerst om hun favoriete personage te tekenen. Daarna het personage waar ze het meest schrik van hadden.
−
Maak een dobbelsteen met zes figuren op: Stoppeltje, de zwerver, de Kapitein, Sami, de zeemeermin en Stoppeltjes mama. Laat ieder kind de teerling werpen en iets vertellen over wat het personage meemaakt. Je kan dit ook doen door kaartjes van iedere persoon te maken en die bedekt op tafel te leggen.
Bovenstaande ideeën kan je zelf uitbreiden of aanvullen. Ze helpen de leerlingen vooral om het verhaal opnieuw te beleven en waarschijnlijk vullen de leerlingen elkaar op vele punten aan. Je kan ook veel dieper gaan werken met de voorstelling. Het gaat dan niet meer louter om het verhaal, maar ook om de beleving van de kinderen. We helpen je met volgende ideeën een eindje op weg...
10
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
2. Eenzaamheid & de blues
Zwerver is tijdens de voorstelling nooit écht alleen. Hij heeft het papieren gezelschap van Stoppeltje én van zijn afspraakje. Maar toch laat hij merken dat hij zich nu en dan eenzaam voelt. Om zijn gemoedstoestand over te brengen, gebruikt Zwerver naast zijn lichaamstaal ook muziek die hij zelf ‘verzint’. Die muziek klinkt soms rusteloos, soms weemoedig en soms vrolijk. Soms neigt de muziek naar blues (met rockinvloeden); een indruk die versterkt wordt door de sfeerschepping (kostuums, rekwisieten...) van het stuk. Blues is een muziekgenre dat geknipt is om gevoelens van verlatenheid weer te geven. Vele kinderen zullen de muziek herkennen, maar weinig kennen ze bij naam. Om de muziek te situeren, vind je er hieronder een korte uitleg over. (Leerkrachten die regelmatig een cd opzetten van Seasick Steve, Robert Johnson, John Lee Hooker of B.B. King, kunnen dit deel overslaan.)
Blues (vrij naar wikipedia) Blues is een muziekstijl die tussen 1860 en 1900 ontstond uit de muziek van slaven en vrijgelaten zwarten in het zuiden van de VS, voornamelijk in de Mississippidelta tussen Memphis en New Orleans. De blues haalde de mosterd bij gospels en spirituals met een religieuze bodem. Ook de muziek die mensen op de velden zongen tijdens het harde werken, geldt qua sfeer en ritme als voorloper van de ruigere blues. Muziek maken met elkaar of alleen, met of zonder instrumenten, was voor de slaven en vrijgelaten zwarten vaak de enige manier om hun lijden uit te drukken en te verzachten. Melancholisch van toon en inhoud, werd de ‘blues’ ook gebruikt als communicatievorm, omdat de blanken er niets van begrepen. Vaak werd er na het werk verder gezongen en gemusiceerd op zelfgemaakte instrumenten. Toen vele zwarten rond de eerste wereldoorlog van het zuiden naar de steden in het noorden trokken, kreeg de blues een meer ‘stedelijk’ geluid. Dit werd vooral gekenmerkt door het gebruik van elektrisch versterkte instrumenten. Deze meer up-tempo variant van de blues zou later een inspiratie zijn voor muziekstijlen als rhythm and blues en rock-‘n-roll. Enigszins verwaarloosd, werd de blues in de jaren 60 en 70 weer opgepikt door (blanke) rockmuzikanten als Eric Clapton, the Rolling Stones en Led Zeppelin. De blues stond mee aan de wieg van de jazz, soul en funk. Kenmerkend voor de blues is het soleren. Zang wordt afgewisseld met instrumentale stukken improvisatie. De blues gebruikt muzieknoten die andere muziekgenres niet bereiken. Dat komt door het gebruik van instrumenten die de tonen kunnen ‘buigen’, zoals een gitaar, bluesharp en saxofoon. Bluesmuziek heeft vaak een wat rauwe, donkere zangpartij. De zanglijn wordt gekenmerkt door herhaling en een vraag-en-antwoord-dialoog tussen de zanger en de muzikanten. De thematiek van de blues gaat over het leven van alledag. De nadruk ligt daarbij op negatieve gebeurtenissen, bijvoorbeeld ongeluk in de liefde. Door het zingen van de blues hoopt men troost te vinden voor deze problemen en de kracht om er weer bovenop te geraken.
11
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
De muziek in de voorstelling Stoppeltje (woke up this morning) komt sterk overeen met wat hierboven over blues wordt gezegd. Door haar als rode draad doorheen de voorstelling te weven, bepaalt de muziek mee de sfeer. Bovendien is het personage van Zwerver ruwweg gebaseerd op een ‘hobo’, een rondzwervende dakloze, die ‘meelift’ met treinen. Net zoals de bluesmuzikanten gebruiken zij tijdens hun reizen een eigen taal. Vooral muzikant Seasick Steve (YouTube ‘m!) gold hier als voorbeeld. Aan de slag met muziek! Hoe maakt Zwerver muziek?
-
Gitaar, viool, sax (althans in het filmpje als hij voor de spiegel staat) en zijn stem.
-
Daarnaast zijn er talloze ‘niet-instrumenten’ waarmee Zwerver toch ritmisch aan de slag kan: deur, spoelbak van het toilet, lepels en winkelkar, (half)volle drankflessen...
-
Hij gebruikt ook enkele technische hulpmiddelen: een megafoon en een effectenpedaal dat hij met zijn voeten bedient.
Ga zelf aan de slag!
-
Zoek zelf ‘muziekmakers’ in de klas. Een bord, een piepende stoel, een lekkende kraan, handgeklap, voetgetrappel, een ploppende vinger in de mond: als het maar geluid maakt!
-
Verdeel de klas in een aantal ritmesecties. Ga als een dirigent aan de slag en laat één groep beginnen met het bespelen van zijn ‘instrument’. Geef zelf de maat aan. Laat na enkele seconden (tot een halve minuut) een tweede groep invallen met hun muziek. Geef aan als je een groep sneller/trager of stiller/luider wilt laten spelen. Als het niet van de eerste keer lukt, probeer het dan opnieuw, eventueel met een ander instrument.
-
Zelf een instrument maken klinkt ambitieus. Maar er zijn een aantal manieren om tot mooie geluiden te komen, zonder dat het al te moeilijk is. Met wat fantasie maken jullie zelf een gitaar, trompet, saxofoon, drumstel, mondharmonica... en vergeet het waterorgel niet! Laat de kinderen luisteren en beslissen van welke klank ze houden (en waarom). -
Gebruik deksels van potten en pannen, sommige schotels, klokken en bellen.
-
Hang een (zilveren) lepel op aan een koordje. Sla hem aan met een andere lepel of met een dun houten stokje.
-
Keien, yoghurtpotjes, kartonnen dozen, grote en kleine flessen water, plastic en metalen vaten zijn fantastische trommels. Een houten doosje (van sigaren of dominostenen) is een prima klankkast. Beluister de geluiden kritisch en selecteer: niet alles ‘klinkt’.
-
Hang flessen en lege bloempotten op en tik ze aan. Laat de kinderen het verband ontdekken tussen de grootte van de pot/fles en de toonhoogte/klankkleur.
-
Zet verschillende glazen op een rij. Sla ze voorzichtig aan met een vork, een stokje of een stemvork en 12
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
beluister de toonhoogte. Plaats ze in volgorde. Vul de glazen met water en tik ze opnieuw aan. -
Stel een blaasorkest samen met flessen van verschillende afmetingen waardoor of waarop je kan blazen.
-
Houten keukenlepels of bezemstelen gezaagd in stukken van ongeveer 30 cm, zijn kant-en-klare instrumenten. Je kan ze tegen elkaar slaan of tegen de grond, een stoel of tafel. Je kan ze voorzichtig laten terugveren of met veel gekletter op de grond laten vallen. Sla met de klankstaven op een houten plankje of op een plastic fles, al dan niet gevuld met water.
-
Voor het tikken, kloppen, bonzen en vegen van ritmepatronen, licht of zwaar, kan alles dienen. Potloden zijn ideale licht klinkende ritmestokjes. Potloden met een gummetje aan de achterkant klinken dan weer heel anders. Op je ‘instrumenten’ kan je met de hand slaan of met een trommelstok, al dan niet omwikkeld met een lap of een oude sok. Gebruik een afwasborstel als ‘brushes’ of kwastjes. Experimenteer met verschillende soorten trommelstokken (dun/dik, met/zonder zacht uiteinde…).
-
Als je wilt, kun je de zelfgemaakte muziek ook opnemen. Dat gaat heel gemakkelijk via de computer met het programma Audacity (gebruiksvriendelijk en open source). Met dit programma kun je de muziek die je in de klas maakt, opnemen en opnieuw afspelen. Het geeft de leerlingen de kans te luisteren naar wat ze zelf hebben gespeeld. Je hebt nodig: computer met (ingebouwde) micro, geluidskaart en boxen. -
Surf naar http://audacity.courceforge.net/?lang=nl en download Audacity 1.2.6 (of recenter) naar je computer en installeer het programma. (Als je geen internet in de klas hebt, kan je het programma op een geheugenstick zetten en zo op je klascomputer installeren.)
-
Volg de handleiding op http://nl.flossmanuals.net/Audacity/RecordingASound.
-
Je kan werken met meerdere geluidssporen. Het is dus mogelijk om eerst één leerling of instrument op te nemen (met bijvoorbeeld de baslijn) en er nadien een tweede, derde, vierde instrument (en/of ritme) bij op te nemen. Zo stel je zelf je song samen.
-
Zoek met de klas naar geluiden die een bepaalde sfeer oproepen of weergeven. Je kan de nummers of fragmenten gerust enkele keren na elkaar laten aan de klas horen. Zo kunnen de kinderen dingen ontdekken die hen bij een eerdere luisterbeurt niet opvielen.
-
Je kan de kinderen zelf met het programma laten werken.
Zoek enkele verschillende muziekgenres bij elkaar. Zet muziek op en vraag welk(e) instrument(en) de kinderen horen. Geef tekeningen, foto’s of echte muziekinstrumenten te zien. Vraag hen hun arm op te steken als ze het getoonde instrument (menen te) horen.
-
Laat de leerlingen in groep vertellen wat ze voelen bij ieder muziekgenre. Laat bijvoorbeeld ook fragmenten van jazz, swing, soul, be-bop, rock-‘n-roll of rhythm and blues (nu r&b) horen.
-
Hedendaagse muzikanten die blues maken of gebruiken: Moby (Natural Blues); De Belgische formatie El Fish, met Steven de Bruyn op mondharmonica; Nina Simone; Toots Thielemans; Roland Van Campenhout; Seasick Steve; …
13
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
3. Zonder woorden
In het voorbereidende deel van deze lesmap, werd al gezegd dat Stoppeltje een tekstloze strip is. Dat geldt ook voor de theatervoorstelling Stoppeltje (woke up this morning). Toch heb je wellicht gemerkt, dat de meeste leerlingen onder woorden kunnen brengen wat ze gezien hebben. Maar kunnen ze dat ook zónder woorden te gebruiken?
-
Vraag aan een leerling om een bepaalde scène uit het animatiefilmpje of de voorstelling zonder woorden of voorwerpen uit te beelden: iets dat op je hoofd valt, verdriet, heimwee, angst, zwemmen, vissen...
-
Probeer klassikaal gelaatsuitdrukkingen na te doen. Iemand in de groep gaat buiten staan, de rest spreekt af wie er de groep leidt. De leider beeldt als eerste een emotie uit. De persoon die buiten stond, moet raden wie de leider is (en/of welke emotie uitgebeeld wordt).
-
Zet twee leerlingen tegenover elkaar. Vraag hen ieder een tegenovergestelde emotie uit te beelden (droevig/blij, angstig/opgelucht, streng/vriendelijk...).
-
Sla zelf aan het tekenen: met enkele eenvoudige technieken kan je gezichten een emotie geven. De leerlingen leren zo emoties zonder woorden over te brengen. Een blije of droevige mond kan iedereen tekenen. Maar ook de stand van de ogen en wenkbrauwen is belangrijk voor de gehele gezichtsexpressie. Met de voorbeelden hieronder kan je al aan het werk (bron: www.hobbytekenen.nl).
14
luxemburg speelt Stoppeltje (woke up this morning)
4. Van strip naar film
De animatiefilm in Stoppeltje (woke up this morning) is gemaakt met beelden uit de strip Stoppeltje. De gulzige zeemeermin. Bij animatiefilms wordt beeld per beeld getekend. Een tekenfilm maken is dus erg arbeidsintensief. Om beweging te zien, heeft het oog minstens 12 veranderende posities per seconde nodig. En voor 1 seconde film heb je 24 beeldjes nodig. Het zou minstens een schooljaar duren om met je klas een hele tekenfilm te maken. Maar een kortfilmpje op papier lukt wel! Je kan met je leerlingen een flipboekje maken. Dat is een klein boekje met een aantal bijna identieke beelden. Door de bladzijden snel achter elkaar tussen je duimen om te flippen terwijl je er naar kijkt, krijg je een bewegend beeld te zien. Een flipboekje - een film op papier - is een fantastische zelfgemaakte herinnering aan de je lessen met Stoppeltje en Zwerver in de buurt!
Bron: http://www.niaf.nl/niaf/nl/educatie/flipboekje/index.html
Na de première van Stoppeltje (woke up this morning) (17 januari 2010) vind je op de website van luxemburg (www.luxemburgvzw.be > dit seizoen > Stoppeltje (woke up this morning)) een extra werkblad met tekeningen voor een écht Stoppeltje-flipboekje! Uiteraard kun je je leerlingen ook zelf een verhaaltje laten tekenen. Of je kan gebruikmaken van de werkbladen van het Nederlands Instituut voor Animatiefilm (http://www.niaf.nl/niaf/nl/educatie/flipboekje/index.html - http://www.niaf.nl/niaf/nl/educatie/flipboekje/flipboekje.pdf). Hoe ga je te werk?
-
Zorg voor een stevigere papiersoort (120mg/240mg) en iets om je bladzijden bij elkaar te houden: wasspelden, een papierklemmetje, nietjes.
-
Laat de leerlingen 2 (of 4) keer een blad papier in 12 even grote vakken verdelen.
-
In het eerste vakje komt een eenvoudige tekening (een stokmannetje, een wolk, een druppel...). In het volgende vakje verandert de tekening een klein beetje (een voet wat hoger, de wolk groter, de druppel langer). De daaropvolgende tekening verschilt weer miniem van de vorige. Dit herhaalt zich in alle vakjes.
-
Eens ze vol zijn, knippen de leerlingen alle vakjes uit en maken ze achter elkaar vast.
-
Het flipboekje is klaar. Verzin eventueel nog een titel of voorzie zelfs een iets stevigere voorkaft.
15
WERKBLAD 1
Jommeke © 2009-Ballon Media n.v.; Suske en Wiske © 2009-Standaard Uitgeverij; Asterix © 2009-Les éditions Albert René/Goscinny-Uderzo ; Yakari © 2009 Derib-Job/Le Lombard Uitgeverijen; De Smurfen © 2009 Studio Peyo/Peyo/Standaard Uitgeverij
WERKBLAD 2
WERKBLAD 3
WERKBLAD 4
2009-Uitgeverij Dupuis. Céline Fraipont en Pierre Bailly.
WERKBLAD 5
2007-Uitgeverij Dupuis. Céline Fraipont en Pierre Bailly.
WERKBLAD 6
2009-Uitgeverij Dupuis. Céline Fraipont en Pierre Bailly.
WERKBLAD 7
Uitgeverij Dupuis. Céline Fraipont en Pierre Bailly.