Handleiding Omgaan met Geld
door: R-Newt jongerenwerk de Twern
Les 1 Omgaan met Geld Doelen Introductie begrippen sparen, zakgeld, geld besteden, prijzen. Kinderen stimuleren met elkaar een gesprek aan te gaan over geldzaken.. Kinderen leren beter met geld omgaan. Rationele keuzes maken: Met geld omgaan is ook leren omgaan met keuzes. Wat kies je wel, wat kies je niet? Opzet van de les 1. (Voorstellen en) introductie. 2. Prijzen raden: hand omhoog, hand omlaag. 3. Zelftest: Welk geldtype ben jij? 4. Oefening: shoppen. 5. Nabespreking en afsluiting. Beschrijving van de les 1. (Voorstellen en) introductie Indien nodig voorstellen aan de groep: wie ben je, wat doe je, waarom ben je vandaag in de klas? Daarna introductie op het thema: Omgaan met geld. Bedoeling is om met de leerlingen te praten over wat zij te besteden hebben. Bovendien heb je daar dan zelf een beeld van. Inventariseren hoe het in de klas zit met zakgeld, kleedgeld, belgeld. Wie krijgt zakgeld, wie (al) kleedgeld en/of belgeld? Hoeveel? Wie meer, wie minder? En wat moet je doen van dat bedrag? Mag je helemaal zelf weten waar je het aan uitgeeft of moet je er ook van sparen? Of cadeautjes kopen? Hoe zit dat bij anderen? En zijn er ook kinderen die weleens wat bijverdienen? Waarmee dan? Wat verdien je ermee en waar geef je dat aan uit? 2. Prijzen raden: Hand omhoog, hand omlaag Bij deze werkvorm moeten leerlingen aangeven hoeveel een artikel of activiteit kost. Bedoeld als middel om met elkaar over prijzen te praten: kun je het ergens goedkoper krijgen, denk je dat prijs iets zegt over kwaliteit, heb je een voorbeeld of ervaring? Werkvorm: Alle leerlingen gaan staan. Leerkracht noemt een artikel/activiteit en stelt de vraag: 'Denk je dat het minder kost dan x euro – dan doe je je hand omhoog. Denk je dat het meer kost dan x euro – dan hou je je hand omlaag.' Als alle leerlingen hun keuze hebben bepaald, vertelt de leerkracht de juiste prijs. De leerlingen die het fout hadden gaan zitten en mogen niet meer mee doen. Uiteindelijk blijven er een paar leerlingen over. Die leerlingen moeten raden naar de prijs van een artikel (er worden geen marges aangegeven). Wie er het dichtste bij zit, heeft gewonnen. Voorbeeld: Wat kost een los nummer van de Donald Duck? Denk je dat het minder kost dan € 2,– dan doe je je hand omhoog. Denk je dat het meer Preventieproject Tilburg
1
kost dan € 2,– dan hou je je hand omlaag. Een los nummer van de Donald Duck kost € 2,05, dus de leerlingen met hun hand omhoog moeten gaan zitten. In de bijlagen staat deze werkvorm verder uitgewerkt. 3. Zelftest: Welk geldtype ben jij? De leerlingen geven in tien situaties die met geld te maken hebben aan hoe ze zouden reageren. Elk gegeven antwoord is punten waard. Aan de hand van de hoeveelheid punten kunnen de leerlingen zien welk geldtype ze zijn. Na de quiz kan de leerkracht navragen of de leerlingen zichzelf herkennen in het type. En hebben ze nog tips voor elkaar? De quiz staat in de bijlagen. Het is de bedoeling dat het vel met de uitkomst pas rondgedeeld wordt als de kinderen klaar zijn met het beantwoorden. 4. Oefening: Shoppen De leerlingen worden in tweetallen en/of drietallen verdeeld. Ze hebben fictief € 150,gespaard en gaan een dagje shoppen. De keuze is beperkt tot acht artikelen tussen € 5,en € 75,-. Ze moeten met elkaar bepalen waar ze hun € 150,- aan uitgeven en dat noteren. Om ze te laten ervaren dat je verschillende keuzes kan maken, doen ze dat twee of drie maal. Daarna wordt klassikaal geïnventariseerd wat er is gekozen door middel van turven. Zo wordt duidelijk welke artikelen het populairst zijn bij de leerlingen en waarom ze voor iets kiezen.. De werkbladen bij deze oefening staan in de bijlagen. Ieder groepje krijgt een setje, het evaluatieschema is voor de leerkracht.
5. Nabespreken en afsluiten Tot slot wordt de les nabesproken. Wat vonden de leerlingen? Welk deel was het leukst, welk het minst leuk? Hebben ze nog tips voor de inhoud?
Preventieproject Tilburg
2
Bijlagen 1 les 1 Prijzen raden: Hand omhoog, hand omlaag Toelichting: Deze werkvorm staat beschreven in de handleiding van les 1. Om de leerlingen even te laten oefenen met de werkvorm, is het goed om de Donald Duck als voorbeeld te nemen en daarna pas echt te beginnen. De leerlingen die hebben gekozen voor de met blauw gemarkeerde kolom mogen blijven staan. N.B. Prijzen zijn van juni 2011. artikel/activiteit
juiste prijs
hand omhoog
hand omlaag
Donald Duck
2,05
– 2,00
+ 2,00
blikje Coca Cola AH
0,50
– 0,60
+ 0,60
flesje T yp-Ex Hema
1,25
– 1,30
+ 1,30
sms sturen
0,09
– 0,10
+ 0,10
frietje met
2,05
– 2,00
+ 2,00
spijkerbroek *)
30 – 250
– 100
+ 100
ontbijtje
0,41
– 0,35
+ 0,35
chips Bolognese AH
0,83
– 0,85
+ 0,85
set 4 markers Hema
2,00
– 1,50
+ 1,50
cd van Big Time Rush
20,00
– 15,00
+ 15,00
onder de douche
0,30
– 0,25
+ 0,25
los nummer Hitkrant
2,30
– 2,50
+ 2,50
avondeten
2,15
– 3,00
+ 3,00
hangen thuis **)
3,45
– 3,25
+ 3,25
1½ uur tv kijken
0,10
– 0,15
+ 0,15
uurtje internet
1,00
– 0,95
+ 0,95
*) Alle leerlingen mogen blijven staan. **) met vrienden/vriendinnen: fles cola, chips, tv/dvd. Voor de laatste drie á vier leerlingen: Wat kost een postzegel op een kaart? (€ 0,46) Wie het dichtst bij de juiste prijs zit wint.
Preventieproject Tilburg
3
Bijlage 2 les 1 Werkblad voor leerlingen Quizzz: Welk geldtype ben jij? Hoe ben jij met geld? Doe de test en ontdek of je je geld over de balk smijt of je hand op de knip houdt.
Vraag 1 Je krijgt € 20,- van je oma. Wat doe je ermee? A
B C D
Je hebt door die openstaande schulden al een tijdje geen geld meer, dus je kunt die € 20,- goed gebruiken om iets leuks voor jezelf te kopen. Je koopt iets leuks en de rest zet je op je spaarrekening. Je houdt het geld op zak voor als je iets wilt kopen. Je zet al het geld meteen op je spaarrekening.
Vraag 2 Leen jij wel eens geld uit? A B C D
Alleen aan goede vrienden. Nee, daar begin ik niet aan. Ja, maar dan spreek ik wel een goede rente af! Als ik het heb, is het geen probleem. Vraag 3 Je wilt een iPod, hoe pak je dat aan? A B C D
Je koopt een tweedehands iPod van een klasgenoot. Je plundert je spaarrekening en rent meteen naar de winkel. Je kijkt welke iPod je vrienden hebben en koopt er een die nog duurder is. Je zoekt uit waar je je iPod zo voordelig mogelijk kunt kopen.
Vraag 4 Doe je weleens klusjes voor geld? A B C D
Nee hoor, ik help thuis weleens, maar daar hoef ik echt geen geld voor. Graag, mijn spaarrekening schreeuwt om geld! Heel vaak, want ik kom altijd geld tekort. Ja, want dan help ik een beetje in huis en het verdient ook nog!
Preventieproject Tilburg
4
Vraag 5 Weet jij precies wat er op je spaarrekening staat? A B C D
Ja, ik tel mijn geld vaker dan Dagobert Duck. Ongeveer, ik check het af en toe. Ik heb werkelijk geen idee. Ja, niets, wat mijn spaarrekening is leger dan die van Donald Duck.
Vraag 6 Je bent met je vrienden in het zwembad. Wat doe je met je geld? A B C D
Een ijsje halen voor iedereen. Opmaken een ijs, friet en snoep natuurlijk! Ik wacht tot iemand anders een rondje uitdeelt. Ik heb thuis al brood gesmeerd en hou mijn geld in mij zak.
Vraag 7 Weet jij wat een dagje Efteling voor het hele gezin kost? A B C D
Geen idee, dat betalen mijn ouders toch? Geen idee, maar we moeten er wel even voor sparen. Mijn ouders zeggen wel dat het duur is, maar ik weet niet hoe duur. Dat weet ik precies. Als ik iets extra's wil in de Efteling, dan moet ik dat zelf betalen.
Vraag 8 Je mag met een vriendje mee naar Eurodisney, maar je hebt weinig geld om daar leuke dingen te kopen. Wat doe je? A B C D
Jammer dan, je hoeft toch niet iets te kopen? Je vraag aan je ouders of ze een zakcentje kunnen meegeven. Jij spaart hen toch geld uit als je niet thuis bent? Je koopt iets leuks van het kleine bedrag dat je hebt, andere leuke dingen laat je hangen. Je leent geld, want je kunt toch niet thuis komen zonder aandenken?
Preventieproject Tilburg
5
Vraag 9 Als ik later groot ben..... A B C D
Heb ik een villa met zwembad en sportwagen. Heb ik een toffe baan en een leuk gezin. Werk ik in arme landen om mensen daar te helpen. Reis ik met een rugzak de wereld over.
Vraag 10 Je bent met een vriend(in) in de stad en je ziet een cool shirt dat je graag wilt hebben. Je komt € 5,- tekort. Wat doe je? A B C D
Ik leen het geld van mijn vriend(in). Jammer dan. Ik koop het shirt wel als ik genoeg zakgeld heb. Ik zeur net zo lang tot mijn ouders me het geld geven. ik koop een goedkoper shirt.
Preventieproject Tilburg
6
Benieuwd naar de uitkomst? Bereken je aantal punten en lees welk geldtype je bent.
Welk geldtype ben jij? – Uitkomst! Puntentelling vraag A
B
C
D
1
40
20
30
10
2
20
40
10
30
3
10
30
40
20
4
30
10
40
20
5
10
20
30
40
6
30
40
10
20
7
40
30
20
10
8
10
30
20
40
9
40
20
30
10
10
40
10
30
20
score
Totale score: …........................ punten
100 – 170 punten? Je bent een spaarvarken! Het liefst zou je al je geld op je spaarrekening laten staan. Zuur verdiend geld maak je niet zomaar op, nietwaar? Als je toch geld uitgeeft, ga je op zoek naar koopjes. Je weet precies wat er op je bankrekening staat, want dat hou je goed bij. Vrienden kloppen graag bij je aan voor geldtips, maar ze vinden je wel erg zuinig. 170 – 270 punten? Je bent een rekenmeester! Je wilt lekker leven, maar dat hoeft niet altijd veel geld te kosten. Jij weet hoe je een duurdere spijkerbroek perfect kunt combineren met een goedkoop T-shirt. Als je een keertje te veel hebt uitgegeven, doe je het daarna even rustig aan. Jij kunt goed de balans houden tussen je inkomsten en wat je uitgeeft. Je hoeft je niet zo snel zorgen te maken over geld. 270 – 350 punten? Je bent een geldchaoot! Als je veel geld hebt, ben je het ook zo weer kwijt. Vaak weet je niet meer waar het zo snel gebleven is. Je hecht niet al te veel waarde aan veel geld en dure spullen. Je geeft jezelf en vrienden graag een cadeautje. Soms doe je een klusje om wat bij te verdienen, maar zodra het je verveelt, hou je ermee op. Je bent vaak blut, waardoor regelmatig leuke dingen aan je voorbij gaan. 350 – 400 punten? Je bent een big spender! Jij wilt alles! Er goed uit zien, een kamer vol mooie en dure spullen. Alleen het beste is goed genoeg voor jou. En je wilt dat allemaal ook aan je vrienden laten zien. Je weet dat je graag geld uitgeeft en daarom doe je ook veel klusjes waar je wat mee verdient. Werk hoeft voor jou niet leuk te zijn, als het maar goed verdient. Preventieproject Tilburg
7
Bijlage 3 les 1 Werkblad voor leerlingen Jullie hebben € 150,- gespaard en gaan een dagje shoppen. Wat zouden jullie kopen? In onze portemonnee:
€ 150,-
Wij kopen: ……………………………….
€ ………
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
Totaal uitgegeven:
€……….
Geld over:
€……….
Of wij kopen: ……………………………….
€ ………
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
Totaal uitgegeven:
€……….
Geld over:
€……….
Of wij kopen: ……………………………….
€ ………
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
……………………………….
€……….
Totaal uitgegeven:
€……….
Geld over:
€……….
Preventieproject Tilburg
8
Een paar merkgympen
Make-up
€ 75,-
€ 13,-
Een paar merkloze gympen
Pennen en stiften
€ 40,-
€ 5,-
Dvd
Merkshirt
€ 20,-
€ 35,-
Computerspelletje
Merkloos shirt
€ 45,-
€ 9,-
Preventieproject Tilburg
9
Evaluatieschema oefening Shoppen (over te nemen op het bord) ronde 1
ronde 2
merkgympen make-up merkloze gympen pennen en stiften dvd merkshirt computerspelletje merkloos shirt
Preventieproject Tilburg
10
ronde 3
Les 2 Spel Geld is Kinderspel Doel Kinderen komen op een actieve en leuke manier te weten hoe zij, hun klasgenoten en andere kinderen van hun leeftijd met geld omgaan. Opzet van de les 1. Introductie en speluitleg 2. Spel: Geld is kinderspel 3. Nabespreking en afsluiting
5 min. 50 min. 5 min.
Beschrijving van de les 1. Introductie en speluitleg Even terugkomen op de vorige les (Omgaan met Geld). Wat hebben we toen gedaan: prijzen raden, zelftest/quiz gedaan en in groepjes gekeken naar waar je je spaargeld aan uit zou geven. Vandaag: in groepen een spel dat over geld gaat. Speluitleg. Toelichting op Geld is Kinderspel (voor leerkracht): Geld is Kinderspel (van E-Quality) is speciaal ontwikkeld voor leerlingen in groep 7 en 8. De leerlingen spelen het in teams. Doel van het spel is om te sparen voor een zelf uitgekozen denkbeeldig artikel, bijvoorbeeld een iPod of een mountainbike. Ieder team begint met € 50 startbedrag. Tijdens het spel kunnen de teams geld verdienen door opdrachten goed uit te voeren en het beantwoorden van kennisvragen. Met kanskaarten kunnen ze zowel geld verdienen als kwijtraken. Ook spelen de keuzes die de teams maken een rol: keuze A levert bijvoorbeeld meer geld op dan keuze B of C. Het team dat als eerste genoeg geld voor het gekozen artikel gespaard/verdiend heeft wint. Of – als het spel vanwege de tijd moet worden afgebroken – het team dat er het dichtste bij zit. Aandachtspunten De ervaring leert dat aan één spel maximaal vijf teams van drie leerlingen mee kunnen doen. Anders moeten teams te lang wachten voor ze weer aan de beurt zijn en verslapt de aandacht. In een klas heb je dus minstens twee exemplaren van het spel nodig. Bij elk spel is een spelleider gewenst. Voor leerlingen is die rol lastig, een volwassene lukt dat beter. Om het spel te spelen moet je zelf een dobbelsteen en een zandloper (liefst van twee minuten) regelen. De spelen zijn te leen bij Brede School Tilburg of bij schoolloopbaanbegeleiding.
Preventieproject Tilburg
11
Spel in het kort: doel: sparen voor artikel (staat op kaartjes) startbedrag: € 50 kaartjes paars = kans rood = kennis groen = opdracht
→ bedrag op kaartje → goed? € 5 → 2 min. tijd memory puzzel rebus rekenrebus
€ 9 / € 10 € 10 € 10 € 15
genoeg geld? gewonnen OF dichtst in de buurt? gewonnen
2. Spel ‘Geld is Kinderspel' spelen De klas wordt in twee of drie verdeeld en vervolgens in teams. 3. Nabespreking en afsluiting De les wordt nabesproken: hoe vonden jullie het spel? Nieuwe dingen gehoord/geleerd? Wat was het moeilijkst, wat was het leukst? Is het gelukt genoeg te sparen c.q. te verdienen?
Preventieproject Tilburg
12
Les 3 Zakgeld en zo Doelen Leerlingen weten (globaal) wat hun inkomsten en uitgaven zijn. Leerlingen hebben een beeld van inkomsten en uitgaven van leeftijdgenoten. Leerlingen kunnen een spaarplan maken. Benodigdheden 1. Werkbladen inkomsten en uitgaven (bijlage 1) 2. Schema klassikale inventarisatie (bijlagen 2 en 3) 3. Rekenmachine 4. (Smart)bord 5. Instructie spaarplan (bijlage 4) 6. Werkbladen spaarplan (bijlage 5) 7. Folders en/of internet 8. Voldoende exemplaren van het Zakgeldspel (optie) Opzet van de les 1. (Voorstellen en) introductie 2. Opdracht: inventariseren 3. Instructie: spaarplan maken 4. Opdracht: individueel spaarplan maken 5. Spel: Zakgeldspel (optie) 6. Nabespreking en afsluiting
5 min. 15 min. 5 min. 15 min. 30 min. 5 min.
Beschrijving van de les 1. (Voorstellen en) Introductie Indien nodig voorstellen aan de groep: wie ben je, wat doe je, waarom ben je vandaag in de klas? Daarna introductie op het thema: Zakgeld en zo. De meeste jongeren krijgen zakgeld. Sommigen ook (al) kleedgeld en/of belgeld. Hoeveel verschilt en ook wat er van gedaan moet en mag worden. Buiten (zak)geld besteden aan uitgaven op de korte termijn (snoep bijvoorbeeld), kun je zakgeld ook gebruiken voor grotere uitgaven op langere termijn. Daarvoor moet je sparen. Kort inventariseren hoe het in de klas zit met zakgeld, kleedgeld, belgeld. Wie krijgt zakgeld, wie (al) kleedgeld en/of belgeld? En wat moet je doen van dat bedrag? En zijn er ook kinderen die weleens wat bijverdienen? Waarmee dan? 2. Opdracht: inventariseren Bij deze werkvorm moeten leerlingen individueel hun inkomsten en uitgaven opschrijven op het werkblad. Als ze niet zeker weten wat ze waar aan uitgeven, moeten ze een zo goed mogelijke inschatting maken. Na het individueel invullen wordt een klassikale inventarisatie gemaakt. Wat krijgt elke leerling aan zak-, kleed- en belgeld? Wat heeft hij/zij aan andere inkomsten? Welke uitgaven? Daarna berekent de leerkracht het gemiddelde van de bedragen aan zakgeld, belgeld en kleedgeld (kan ook als opdracht aan de leerlingen gegeven worden). Het is even werk, maar ook het gemiddelde aan uitgaven is leuk/leerzaam om te weten. Daarvoor kan het Preventieproject Tilburg
13
schema in de bijlagen worden gebruikt. Vervolgens wordt bekeken of de (gemiddelde) bedragen in de klas overeenkomen met de landelijke. De betreffende Nibud-cijfers staan ook in de bijlagen. 3. Instructie: spaarplan maken Met een spaarplan maak je inzichtelijk hoe lang het duurt tot je voor een bepaald artikel genoeg hebt gespaard. De leerkracht legt dat aan de hand van het voorbeeld in de bijlagen klassikaal uit. Het voorbeeld kan natuurlijk ook aan de leerlingen worden uitgedeeld ter verduidelijking. 4. Oefening: individueel spaarplan maken De leerlingen gaan in folders of op internet op zoek naar drie artikelen die ze wel zouden willen hebben, maar nu nog niet kunnen betalen. Op het werkblad schrijven ze welke artikelen dat zijn en wat ze kosten. Vervolgens gaan ze voor die artikelen op basis van hun inkomsten een spaarplan maken. Het werkblad is te vinden in de bijlagen. Kort nabespreken: Lukte het? Wat was er moeilijk? Hoe lang moet je sparen voor je één van de artikelen kunt kopen? Tip: De oefening kan beperkt worden tot één artikel om de tijd in te korten. 5. Spel: Zakgeldspel (optie) Het Jumbo Zakgeldspel is weliswaar bedoeld voor kinderen van 6 tot 10 jaar, maar ook voor oudere kinderen nog leuk. De bedoeling van het spel is als eerste genoeg te hebben gespaard voor een nieuwe fiets. Daarbij moet ook geld worden uitgegeven in winkels die op het speelbord staan. Op andere vakjes krijgen de spelers zakgeld, wordt er rente uitgekeerd of kan er geld op de bankrekening worden gezet. Het spel is bedoeld voor vier spelers, maar het kan goed in tweetallen worden gespeeld. Er zijn dus per klas een aantal exemplaren nodig. Verkrijgbaar in de winkel, maar wellicht heeft een aantal leerlingen het thuis ook. 6. Nabespreking en afsluiting Tot slot wordt de les nabesproken. Wat vonden de leerlingen? Welk deel was het leukst, welk het minst leuk? Hebben ze nog tips voor de inhoud?
Preventieproject Tilburg
14
Bijlage 1 les 3
Werkblad inkomsten en uitgaven
Hoe kom jij aan je geld? De meeste jongeren krijgen zakgeld van hun ouders. En veel jongeren krijgen ook belgeld en kleedgeld. Hoe zit dat bij jou? Misschien krijg je ook weleens geld voor wat anders: een klusje in huis, je verjaardag of heb je een bijbaantje. OPDRACHT Welke soorten inkomsten heb je? En wat betaal je ervan? bedrag
ik geef uit
zakgeld
€
€
kleedgeld
€
€
belgeld
€
€
verjaardagsgeld
€
€
baantje
€
€
ander geld
€
€
TOTAAL
€
€
Preventieproject Tilburg
15
aan
Bijlage 2 les 3
Inventarisatieschema inkomsten en uitgaven
wie
zakgeld
kleedgeld
belgeld
uitgaven
TOTAAL
€
€
€
€
GEMIDDELD
€
€
€
€
Preventieproject Tilburg
16
Bijlage 3 les 3
Wat krijgen Nederlandse jongeren?
Zakgeld leeftijd bedrag per week in € 6♦ ± 1,00 7♦ ± 1,40 8* tussen 1,00 en 1,50 9* tussen 1,20 en 2,00 10* tussen 1,75 en 2,00 11* tussen 2,00 en 2,50 12° tussen 2,30 en 5,00 13° tussen 2,50 en 5,00 14° tussen 3,50 en 5,80 15° tussen 3,50 en 7,00 16° tussen 4,70 en 8,00 17° tussen 4,70 en 8,20 18° tussen 5,00 en 11,60 bron: ♦ Nibud, 2009 * Wijzer in geldzaken, 2011 ° Nibud 2011
gemiddeld in €
1,25 1,60 1,88 2,25 3,65 3,75 4,65 5,25 6,35 6,45 8,30
Kleedgeld leeftijd 12 13 14 15 16 17 18
bedrag per maand in € 20-60 30-65 40-75 45-80 50-80 50-80 50-100
gemiddeld in € 40 47,50 57,50 62,50 65 65 75
Belgeld leeftijd 12 13 14 15 16 17 18
bedrag per maand in € 5 - 7,50 5 - 10 5 - 10 7,50 - 10 8 - 12 10 - 15 10 - 20
Preventieproject Tilburg
gemiddeld in € 6,25 7,50 7,50 8,75 10 12,50 15
17
Bijlage 4 les 3
Instructie spaarplan
Je wilt een mp3-speler kopen van € 90. Je hebt al € 15 gespaard. Hoeveel moet je dan nog sparen? En hoe lang doe je daar over? Nog sparen: kosten mp3-speler al gespaard NOG SPAREN
€ 90,00 € 15,00 € 75,00
Je inkomsten per week zijn: zakgeld € 4,50 klusje in huis € 2,50 TOTAAL € 7,00 Stel, je zet elke week € 5,00 opzij. Dan duurt het nog (75 : 5) 25 weken voor je de mp3-speler kunt kopen. Misschien krijg je soms wel wat extra's. Dat kan je verwerken in een spaarplan. Ook extra uitgaven kun je er in opschrijven. Zo kun je precies bijhouden hoeveel je al gespaard hebt. Dit krijg ik (inkomsten) nu
5 klusje buurvrouw 10 spaarpot
na 1 week
4,50 zakgeld 2,50 klusje
Dit geef ik uit (uitgaven)
Deze week gespaard
Totaal gespaard 15
2 snoep
5
20
na 2 weken 4,50 zakgeld 2,50 klusje 10 verjaardag
1 snoep 2 kadootje vriend
14
34
na 3 weken 4,50 zakgeld 2,50 klusje 5 rapport oma
1 chips 6 bioscoop
5
39
na 4 weken na 5 weken
Preventieproject Tilburg
18
Bijlage 5 les 3
Werkblad spaarplan opstellen
Je zoekt in folders en/of internet drie dingen uit die je graag zou willen hebben, maar waar je nu nog niet genoeg geld voor hebt. Daarna ga je uitrekenen hoeveel je nog moet sparen en hoelang je daarover zult doen. Gebruik daarvoor de bedragen die je bij de opdracht over inkomsten en uitgaven hebt ingevuld. Mijn wensen:
artikel
dat kost
1.
_____________________
______________
2.
_____________________
______________
3.
_____________________
______________
TOTAAL BEDRAG
______________
Mijn spaarplan: Dit krijg ik (inkomsten)
Dit geef ik uit (uitgaven)
nu na 1 week na 2 weken na 3 weken na 4 weken na 5 weken na 6 weken na 7 weken na 8 weken na …............. na …............. na ….............
Preventieproject Tilburg
19
Deze week gespaard
Totaal gespaard
Les 4 Reclame Doelen
Leerlingen weten wat het doel van reclame is. Leerlingen kunnen verschillende reclamestrategieën benoemen. Leerlingen weten dat geld eindig is en dat je keuzes moet maken. Leerlingen werken samen. Leerlingen oefenen met spreken voor een groep.
Benodigdheden 1. Slagzinnen (bijlage) 2. Reclame-uitingen (folders, tijdschriften e.d.) 3. (Smart)bord
Opzet van de les 1. 2. 3. 4. 5. 6.
(Voorstellen en) introductie 5 min. Opwarmertje: slagzinnen 5 min. Groepsgesprek: wat is reclame? 5 min. Opdracht: welke merken draag jij vandaag? 10 min. Opdracht: reclame bedenken en presenteren 30 min. Nabespreking en afsluiting 5 min.
Beschrijving van de les 1. (Voorstellen en) introductie Indien nodig voorstellen aan de groep: wie ben je, wat doe je, waarom ben je vandaag in de klas? Daarna introductie op het thema: Reclame. Reclame is bijna overal en wordt vaak speciaal gericht op jongeren, omdat die veel te besteden hebben. Daarom is het goed om te weten hoe het werkt. Dat kan helpen een bewustere keuze te maken als je iets koopt.
2. Opwarmertje: slagzinnen Bij deze klassikale werkvorm moeten leerlingen invullen welk merk of winkel bij een bepaalde slagzin hoort. Leerkracht leest een slagzin voor, zonder de naam van het merk/de winkel er in te noemen. De leerling die het als eerste goed heeft, krijgt een punt. Wie aan het eind de meeste punten heeft, heeft gewonnen. De slagzinnen staan in de bijlage. 3. Groepsgesprek: wat is reclame? Ter voorbereiding verzamelt de leerkracht een aantal reclame-uitingen uit tijdschriften en kranten en een paar reclamefolders. Het gesprek is bedoeld om met de leerlingen na te gaan wat reclame is, hoe reclame werkt en wat ze er zelf van vinden. Laat de reclames aan het begin van het gesprek aan de leerlingen zien en ga daarna in gesprek. Daarbij kun je de volgende vragen gebruiken: Wat is het doel van reclame? Waar kom je reclame tegen? En waar kom je GEEN reclame tegen? Vinden de leerlingen dat ze veel reclame voorgeschoteld krijgen? En laten ze zich Preventieproject Tilburg
20
erdoor beïnvloeden? Zijn er ook nog andere manieren om waarop geprobeerd wordt ze aan te sporen tot het kopen van bepaalde producten? Welke kunnen de leerlingen verzinnen? snoep en dvd's bij de kassa neerzetten; spaardingen toevoegen aan producten, bijvoorbeeld in een zak chips; een los spaarding gratis bij een product, bijvoorbeeld bij McDonald's; de prijs van een product tijdelijk verlagen; bekende mensen dragen kleding van een bepaald merk.
4. Oefening: hoeveel merkartikelen draag jij vandaag? Deze oefening is bedoeld om leerlingen even stil te laten staan bij hun eigen gedrag als het gaat om merken. Ze inventariseren voor zichzelf hoeveel merkartikelen ze aan hebben of bij zich hebben. Dus niet alleen kleding, maar ook mobieltje, schoolspullen en eten en drinken. Daarna gaan alle leerlingen staan. De leerkracht vraagt vervolgens wie er helemaal geen merkspullen draagt. Die leerlingen (als ze er zijn) mogen gaan zitten. Dan vraagt de leerkracht wie er één merkartikel draagt en inventariseert wat dat is (eventueel opschrijven op het bord). Daarna mogen de betreffende leerlingen gaan zitten. Zo verder met twee, drie, vier, vijf en meer dan vijf merkartikelen. Aan het eind staan dus de grootste merkengebruikers van de dag nog overeind. 5. Opdracht: reclame bedenken en presenteren De leerlingen worden verdeeld in groepjes van twee of drie. Met elkaar gaan ze een reclame voor een bepaald product bedenken. Ze kiezen zelf welk product en proberen dat aan de rest van de groep te verkopen. De reclame moet dus zo pakkend mogelijk zijn. Ter ondersteuning kunnen ze de volgende vragen gebruiken, die de leerkracht op het bord schrijft. De antwoorden mogen echter niet voorgelezen worden. Wat is jullie product? Wat kost het? Wat doet het? Horen er extra's bij jullie product? Wat maakt jullie product bijzonder? Waarom moeten mensen jullie product kopen? De leerlingen krijgen tien minuten om zich voor te bereiden. Daarna presenteert elke groepje zijn reclame aan de rest van de groep. Ook even nabespreken: wat was er goed aan? Nog tips? 6. Nabespreking en afsluiting Tot slot wordt de les nabesproken. Wat vonden de leerlingen? Welk deel was het leukst, welk het minst leuk? Hebben ze nog tips voor de inhoud?
Preventieproject Tilburg
21
Bijlage les 4
Slagzinnen
Slagzin 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Merk/winkel
Have a break, have a …............ …......... geeft je vleugels …...., het meest veelzijdige stukje vlees, …....... Hamsteren! Born to be cheap. Vier uur …........., dat zouden meer mensen moeten doen Ja zeker, ….............. Winnen doe je bij …...................... …..........., als je voor pret bent I'm loving it!
Preventieproject Tilburg
22
Kitkat Red Bull kip Albert Heijn Tele2 Cup-a-soup De Hypotheker De Postcodeloterij Red Band McDonald's