UITBOUW VAN INTERSECTORALE SAMENWERKING EN EEN ONDERSTEUNINGSPLATFORM VOOR SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG DOOR JONGEREN EINDRAPPORT, MAART 2013 Door Els Vandecasteele, EXIT - CAW Regio Brugge In opdracht van en gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ......................................................................................................................................... 3 I. DE UITBOUW VAN EEN VLAAMS MODEL VOOR INTERSECTORALE SAMENWERKING IMPLEMENTEERBAAR IN DE REGIO’S M.B.T. DE PROBLEMATIEK VAN SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG DOOR JONGEREN.......................................................................... 4 1. VLAAMS (HULPVERLENINGS)AANBOD VOOR SGGJ .................................................................................. 4 1.1. SITUERING BINNEN DE SECTOREN ............................................................................................................... 4 1.2. WERKING .............................................................................................................................................. 8 1.3. OVERZICHT ............................................................................................................................................ 9 1.4. ‘HET’ LEEFT! .......................................................................................................................................... 9 2. DRIE MODELLEN VAN INTERSECTORALE SAMENWERKING ......................................................................... 10 2.1. PROVINCIE LIMBURG: BAAL – CAW LIMBURG .......................................................................................... 10 2.2. PROVINCIE VLAAMS-BRABANT: I.T.E.R. ................................................................................................... 11 2.3. PROVINCIE WEST-VLAANDEREN: EXIT - FRONTA ..................................................................................... 12 3. VOORWAARDEN - KWALITEITSEISEN................................................................................................... 14 3.1. DÉ HULPVERLENING............................................................................................................................... 14 3.2. DE BEGELEIDERS ................................................................................................................................... 16 3.3. DE ORGANISATIE ................................................................................................................................... 16 3.4. HET BELEID .......................................................................................................................................... 17 4. OBJECTIEVE PROGRAMMATIE? ......................................................................................................... 17 5. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ....................................................................................................... 18 II. EXPLOREREN OF DIT MODEL OOK KAN WORDEN GETRANSFEREERD NAAR HET HULPVERLENINGSAANBOD VOOR VOLWASSEN PLEGERS VAN SEKSUEEL GEWELD. ........................... 20 1. JONGERE VERSUS VOLWASSENE ........................................................................................................ 20 2. REGULIER VERSUS FORENSISCH AANBOD ............................................................................................. 22 3. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ........................................................................................................ 22 III. DE UITBOUW VAN EEN INTERSECTORAAL ONDERSTEUNINGSPLATFORM (OP VLAAMS NIVEAU) M.B.T. DE PROBLEMATIEK VAN SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG NAAR JONGEREN (EN DESGEVALLEND VOLWASSENEN). .................................................................................................... 23 1. HET VLAAMSE, INTERSECTORALE ‘SGGJ-OVERLEG’ ................................................................................ 23 1.1. SITUERING ........................................................................................................................................... 23 1.2. SAMENWERKINGSOVEREENKOMST SGGJ-OVERLEG .................................................................................... 23 2. STUDIEDAG: ‘OP DE GRENS’, VRIJDAG 20 APRIL 2012 ............................................................................ 25 3. HET UNIVERSITAIR FORENSISCH CENTRUM .......................................................................................... 26 4. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ........................................................................................................ 26 SLOTBESCHOUWING........................................................................................................................ 28 REFERENTIELIJST EN BIJLAGEN ......................................................................................................... 29
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 2
INLEIDING “De afgelopen dertig jaar zijn de meldingen van incest met 50% gedaald. Toch kwam er geen daling in de cijfers van seksueel misbruik op kinderen en jongeren. Er bleek een grote groep te zijn die we niet hadden voorzien en die ons achter onze rug om heeft ingehaald: jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen ... Daar waar we het seksueel misbruik van volwassenen op kinderen uit de taboesfeer konden halen en konden inzetten op hulpverlening, is dit nu voor jongeren heel hard aan de orde ...” (Peter Adriaenssens op de studiedag van EXIT, 20 april 2012) Jongeren stellen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat is niet zo verwonderlijk: bekwaam worden op vlak van relaties en seksualiteit is immers één van de te vervullen ontwikkelingstaken in de puberteit. Dat hierbij soms grenzen worden overschreden, ligt bijna voor de hand. Echter, een aantal onder hen gaan zwaar over de grens en doen dit meerdere keren. Uiteraard verdienen slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag al onze zorg en aandacht, maar als we niet eveneens investeren in een aanbod voor deze (vaak jonge) plegers, blijft het dweilen met de kraan open. Voorliggend rapport geeft een antwoord op de vraag hoe dat aanbod er zou kunnen uitzien. Het bestaat uit drie delen, naar de drie doelstellingen weergegeven in het besluit van de Vlaamse overheid. 1) De uitbouw van een Vlaams model voor intersectorale samenwerking implementeerbaar in de regio's m.b.t. de problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren. 2) Exploreren of dit model ook kan worden getransfereerd naar het hulpverleningsaanbod voor volwassen plegers van seksueel geweld. 3) De uitbouw van een intersectoraal ondersteuningsplatform (op Vlaams niveau) m.b.t. de problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren (en desgevallend volwassenen). Voor het uitwerken van de drie doelstellingen, zijn we telkens te rade gegaan enerzijds bij de collega’s die in Vlaanderen vorm geven aan hulpverlening voor de doelgroep, anderzijds in het eindrapport ‘verkenning van de verdere implementatie van een leerproject seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren in Vlaanderen (2009)’. Dit eindrapport was een opdracht van de Vlaamse Overheid, vertegenwoordigd door het verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn en is het resultaat van een literatuur- en kwalitatief onderzoek. Misschien nog even meegeven dat de prent vooraan dit verslag, geschilderd is door Adelheid De Witte, medewerkster bij EXIT. Het werk heeft (nog) geen titel, wij vonden het alvast een mooi beeld om dit alles weer te geven …
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 3
I. DE
UITBOUW VAN EEN
IMPLEMENTEERBAAR
IN
VLAAMS
DE
MODEL VOOR INTERSECTORALE SAMENWERKING
REGIO’S
M.B.T.
DE
PROBLEMATIEK
VAN
SEKSUEEL
GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG DOOR JONGEREN.
Vooral in het kielzog van de zaak Dutroux werd het Vlaams, ambulant zorgaanbod voor volwassen plegers van seksuele misdrijven uitgebreid. Belangrijk hierin is het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap, dat in 1998 tot stand kwam. Bedoeling van het akkoord is de terugval zoveel als mogelijk te voorkomen en de re-integratie van de plegers maximaal te bevorderen. De FOD Justitie zorgde voor gespecialiseerde psychosociale teams die moeten instaan voor de penitentiaire begeleiding, voor Justitieassistenten met een opdracht van controlerend toezicht en subsidieerde een wetenschappelijk steuncentrum (in Vlaanderen het UFC te Antwerpen, zie ook onder). De Vlaamse Gemeenschap erkende negen Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg en vijf Centra voor Algemeen Welzijnswerk als gespecialiseerde voorzieningen inzake de begeleiding en de behandeling van daders van seksueel misbruik. De uitbouw van een residentieel zorgaanbod verliep trager. Naast het psychiatrisch centrum Ziekeren te Sint-Truiden, hebben ook het psychiatrisch centrum Sint-Amandus te Beernem en het Psychiatrisch ziekenhuis Sint-Lucia te Sint-Niklaas een eenheid voor plegers van seksuele misdrijven opgericht. Wat de minderjarigen betreft, is het aanbod veel minder gestructureerd. Hier en daar hebben diensten – gesubsidieerd voor volwassen – zelf het initiatief genomen hun aanbod ook te richten naar minderjarige plegers. Een enkeling verkreeg aparte subsidies voor de doelgroep. Hieronder staan we, in een eerste hoofdstuk, stil bij wat in Vlaanderen voorhanden is aan hulpverlening voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen: hoe is het aanbod verdeeld over de sectoren, hoe zit de concrete werking ineen, hoe ziet het Vlaamse plaatje er letterlijk uit en wat zijn mogelijke toekomstperspectieven. In drie van de vijf Vlaamse provincies zijn er samenwerkingsakkoorden over de sectoren heen. We lichten ze er iets nadrukkelijker uit in het tweede hoofdstuk: Limburg, Vlaams-Brabant en Brussel en West-Vlaanderen. In het derde hoofdstuk focussen we ons op hoe zo’n model van intersectorale samenwerking er idealiter uitziet: we presenteren twintig criteria. Hoeveel mag dat alles dan kosten? We presenteren een eerste, ruwe schets in het vierde hoofdstuk. Het vijfde hoofdstuk omvat een conclusie en aanbevelingen.
1. Vlaams (hulpverlenings)aanbod voor SGGJ
1. 1.
Situering binnen de sectoren
In Vlaanderen hebben verschillende (zorg)sectoren een - al dan niet specifiek - aanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stel(l)(d)en: het Algemeen Welzijnswerk (AWW), de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB), de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Kind en Gezin, het Vlaams agentschap voor personen met een handicap, etc. Een aantal sectoren werkten een concreet en specifiek aanbod uit voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stel(l)(d)en. We stellen ze hieronder bondig voor. Naast het gesubsidieerde aanbod, dat gerealiseerd wordt binnen de sectoren, is er wellicht ook nog een 'privé-aanbod' (privé-therapeuten die met de doelgroep werken). Omdat deze groep ons zo goed als onbekend is, wordt er verder niet op ingegaan. Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 4
Het Algemeen Welzijnswerk Eind 1997 ontvingen vijf Centra voor Algemeen Welzijnswerk Vlaamse subsidies om een aanbod voor 1 daders van seksueel misbruik te realiseren . De zogenaamde HSD (of Hulpverlening Seksuele Delinquenten) teams waren geboren. In het sectorprotocol dat hiertoe werd gesloten tussen de centra en de minister van Welzijn, werd geen onderscheid gemaakt tussen meer- en minderjarigen of tussen cliënten die vrijwillig komen of door Justitie worden verwezen. In oktober 1998 werd tussen de Federale Overheid (Justitie) en de Vlaamse Gemeenschap (zowel Welzijn als Gezondheidszorg) een ‘Samenwerkingsakkoord inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik’ ondertekend. De HSD-teams dienden vanaf dan hun middelen prioritair te gebruiken om met cliënten van Justitie te werken. Indien er ruimte (over) is, kan het HSD-team er voor kiezen ook een ruimer aanbod te doen voor zwakbegaafde plegers, jongeren, vrijwillige verwijzingen, etc. Drie van de vijf HSD-teams hebben op dit moment een aanbod voor jongeren: 1) CAW Limburg, provincie Limburg 2) CAW Artevelde, provincie Oost-Vlaanderen (FAB-team) 3) CAW Archipel, provincie Vlaams-Brabant en Brussel (maakt deel uit van I.T.E.R, zie ook onder) Helaas betekent het feit dat deze diensten een aanbod hebben niet dat er ook steeds plaats is om jongeren te begeleiden. De Leerprojecten voor Daders van Seksueel Geweld (LDSG) gingen in oktober 1995 van start. Deze leerprojecten worden gesubsidieerd door het ministerie van Justitie en ressorteren onder de Federatie Autonome Centra Algemeen Welzijnswerk. LDSG is een alternatief gerechtelijke maatregel voor volwassen plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag die betrokken zijn in een gerechtelijke procedure. LDSG bedient als nationaal project alle gerechtelijke arrondissementen in Vlaanderen en Brussel. Vanuit de vaststelling en de bevestiging in wetenschappelijk onderzoek dat volwassen dadergedrag niet zelden een aanvang neemt in de puberteit, diende LDSG eind 2000 een projectaanvraag in bij de Bijzondere Jeugdbijstand (zie onder). Dit resulteerde in de geboorte van EXIT: een ambulant aanbod uitsluitend bedoeld en gesubsidieerd voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stel(d)(l)en. Enkel jongeren woonachtig in West-Vlaanderen kunnen bij EXIT terecht. Sedert 1 januari 2008 maakt EXIT deel uit van CAW Regio Brugge (zie ook onder).
De Bijzondere Jeugdbijstand 2
In het raam van de uitvoering van het Globaal Plan Jeugdzorg en de inwerkingtreding van de nieuwe 3 jeugdwet werd een geïntegreerd aanbod inzake de herstelgerichte en constructieve afhandeling (HCA) in alle gerechtelijke arrondissementen in Vlaanderen en Brussel geïnstalleerd. Binnen dit HCA-aanbod is een leerproject één van de vier afhandelingsvormen die wordt aangeboden door de HCA-diensten. Een leerproject is: een ambulant programma, 1 Er zijn in totaal 24 Centra voor Algemeen Welzijnswerk in Vlaanderen en Brussel. Per provincie is er aldus één CAW die hulpverlening biedt voor plegers van seksueel misbruik: CAW Stimulans voor West-Vlaanderen, CAW Artevelde voor Oost-Vlaanderen, CAW De Kempen voor Antwerpen, CAW Limburg voor Limburg en CAW Archipel voor de provincie Vlaams-Brabant en Brussel. 2 Vlaams Minister Inge Vervotte, 2006 3 Deze wet luidt voluit: ‘Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade’ en werd ingevoerd in 2007.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 5
opgelegd door de jeugdrechter, aan jongeren tussen de 12 en 18 jaar, 4 die een als misdrijf omschreven feit (MOF) hebben gepleegd . Een leerproject duurt 20 en max. 45 uur. Binnen het uitbouwen van een leerproject, vermeldt het Globaal Plan Jeugdzorg de specifieke aandacht voor een aanbod inzake SGGJ. Zes diensten bieden een leerproject aan voor jongeren die op seksueel vlak over de grens gingen. Twee diensten werken hiertoe samen met het plaatselijke HSD-team (zie boven). 1) ADAM, Antwerpen 2) ALBA, Vlaams-Brabant en Brussel (in samenwerking met I.T.E.R., zie onder) 3) BAAL, Limburg (in samenwerking met CAW Limburg, zie onder) 4) Elegast, Antwerpen 5) HCA Oost-Vlaanderen 6) en EXIT (CAW Regio Brugge) (in samenwerking met de drie West-Vlaamse HCA-diensten, zie ook onder) Naast dit specifiek aanbod in de vorm van een leerproject kunnen deze jongeren (en hun slachtoffers) ook in het overige HCA-aanbod terecht. Het HCA-aanbod situeert zich aldus binnen de Bijzondere Jeugdbijstand en wordt gefinancierd via het fonds Jongerenwelzijn.
De Geestelijke Gezondheidszorg Centra voor Geestelijke Gezondheidzorg Naast de HSD-teams werden ook negen Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg erkend als zgn. gespecialiseerde voorzieningen binnen het ‘Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik’. Drie centra hebben momenteel een aanbod voor minderjarige plegers: 1) FRONTA: het gemeenschappelijk forensisch team van CGG Mandel & Leie en CGG Largo, ZuidWest-Vlaanderen, jongeren die SGG stellen kunnen enkel in Kortrijk terecht (samenwerking met EXIT, zie ook onder) 2) CGG Ahasverus, Vlaams Brabant en Nederlandstalig Brussel (maakt deel uit van I.T.E.R. voor de hulpverlening aan minder- en meerderjarige plegers van seksueel misbruik) 3) Forensisch jongerenteam, CGG Kempen in Turnhout De Geestelijke Gezondheidszorg voorziet op dit moment geen extra middelen om te werken met minderjarige plegers van seksueel misbruik. Minderjarigen worden er begeleid met middelen die werden toegekend in het kader van het Samenwerkingsakkoord (dat dus enkel volwassen plegers omvat) of met middelen van de reguliere werking. Wellicht begeleiden ook andere CGG’s (kinderen en) jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen binnen hun reguliere werking. Deze diensten maken zich echter niet als dusdanig bekend.
4 Op één januari 2009 werden de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandelingen voor minderjarigen erkend. Hiertoe moeten ze de vier afhandelingsvormen aanbieden: i.c.. herstelbemiddeling, herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst en een leerproject.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 6
Bovendien blijkt in realiteit dat deze jongeren vaak worden verwezen naar diensten die zich wel als dusdanig profileren.
Kinder- en jeugdpsychiatrie Enkel het Universitair Centrum Kinder en Jeugdpsychiatrie (UCKJA) in Antwerpen bouwde de voorbije jaren een specifieke expertise op wat betreft jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden. Het Centrum focust zich op die jongeren bij wie een vermoeden is van een complexe problematiek en die grensoverschrijdend of ernstig regelovertredend gedrag hebben gesteld. Het UCKJA beschikt momenteel over 16 opnamebedden voor jongeren met gedragsstoornissen waaronder acht forensische. Naast dit residentiële aanbod is er ook een ambulante werking. Het UCKJA richt zich voornamelijk op verwijzingen binnen de provincie. Enkel wanneer jongeren een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd én nazorg binnen de regio van herkomst wordt voorzien, kunnen ook jongeren uit andere provincies er terecht. De Patio is een afdeling forensische jeugdpsychiatrie en behoort tot de groep “Zorg H. Familie Kortrijk”. Het is een Intensieve Behandel Eenheid voor jongeren met een psychiatrische problematiek of een vermoeden van een psychiatrische problematiek (tussen 12 en 18 jaar) die onder toezicht staan van de jeugdrechtbank. De Patio richt haar aanbod voornamelijk op West-Vlaamse jongeren. De werking is drieledig: 1) een residentiële behandelafdeling uitsluitend voor jongens met een MOF-statuut, 2) een outreachwerking (begeleidings- en diagnostisch team) voor jongens en meisjes met een MOF en/of POS statuut, 3) een crisiswerking (For-K in K) voor deze doelgroep, ingebed in de reguliere K-dienst: “de Korbeel” De Patio heeft geen specifiek aanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben gesteld, maar komt wel met deze problematiek in aanraking omwille van de forensische doelgroep (vaak omdat dergelijke problematiek deel uitmaakt van de psychiatrische problematiek waarvoor de hulpvraag wordt gesteld). Er kunnen dus jongeren worden opgenomen die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben gesteld, maar waarvan deze problematiek niet het primaire probleem is. Wanneer jongeren met deze problematiek worden opgenomen, wordt samen gewerkt met EXIT en FRONTA (zie ook onder). Net zoals hierboven reeds vermeld voor de Centra Geestelijke Gezondheidszorg, kunnen jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stel(l)(d)en wellicht ook in andere diensten voor kinder- en jeugdpsychiatrie terecht, maar maken deze zich niet als dusdanig bekend. Bovendien laat de concrete realiteit ook hier zien dat ‘het gesteld hebben van seksueel grensoverschrijdend gedrag’ vaak als exclusiecriterium geldt en de jongeren er dus niet terecht kunnen.
Overige Binnen het Vlaams agentschap voor personen met een handicap zijn er ook een aantal centra of diensten die ruime aandacht hebben voor deze doelgroep (o.a. het Observatie – en behandelcentrum De Waai in Eeklo). Hetzelfde geldt voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding die deel uitmaken van de brede onderwijssector. In elke Vlaamse provincie en in Brussel werkt een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK). Deze centra worden gesubsidieerd door Kind en Gezin. De VK’s fungeren als meldpunt voor alle mogelijke situaties van geweld op kinderen. Via hun werking komen de VK’s dus ook in aanraking met jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stel(l)(d)en naar andere kinderen en jongeren. Indien nodig verwijst het VK de jongere (en diens gezin) door voor verdere begeleiding. In een enkel geval (genoodzaakt door Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 7
b.v. een te lange wachtlijst bij de gespecialiseerde diensten) neemt het VK de begeleiding tijdelijk of 5 zolang als nodig zelf op . SENSOA, tot slot, is het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid. Men biedt er informatie over seksueel misbruik, maar ook over ongeplande zwangerschappen en seksueel overdraagbare aandoeningen. SENSOA heeft geen concreet aanbod m.b.t. SGGJ, maar heeft wel heel wat kennis in huis in de vorm van een documentatiecentrum, uitgeschreven methodieken, etc. Recentelijk ontwikkelden ze, in samenwerking met Child Focus, ook het ‘Raamwerk Seksualiteit en Beleid’ (ook EXIT werkte hieraan mee). Bij vragen naar concrete begeleiding, maakt men steeds werk van een zo gepast mogelijke verwijzing.
1. 2.
W e r k i ng
Uitgezonderd het UCKJA en De Patio, is alle aanbod voor de doelgroep ambulant. Naast het UCKJA, is er in Vlaanderen geen specifiek residentieel aanbod voor jongeren die SGG stel(l)(d)en. Evenmin is er een bijzonder aanbod voor jonge kinderen of zwakbegaafde jongeren die op seksueel vlak over de grens gaan. In de ambulante werkingen wordt steeds individueel (wekelijks een gesprek van gemiddeld een uur) en op maat van de jongere gewerkt. Als er in groep wordt gewerkt, loopt er parallel ook een individueel traject. Naast gesprekken met de jongere, probeert men zoveel als mogelijk en nodig ook de bredere context van de jongere te betrekken. Het ruimere, omvattende kader en bijhorende methodieken worden ontleend aan diverse modellen en theorieën: het Good lives model, de ‘what works’-principes, de seksuele misbruikcyclus, het Zelfregulatiemodel, etc. Daarnaast spelen ook de intuïtie, concrete ervaring en opleiding van de begeleiders een niet te onderschatten rol. Tot op heden doen enkel I.T.E.R. en UCKJA standaard een uitgebreide diagnostiek voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen, CGG Kempen indien aangewezen. EXIT neemt sedert kort ook standaard en op itemniveau de risicotaxatie op in de intakeprocedure (de taxatie wordt met andere woorden niet gebruikt om een uitspraak te doen over de grote van het risico op herval, wel om begeleidingsdoelstellingen op te stellen). Hoewel alle diensten zowel het belang van ‘het werken met de context van de jongere’ (ouder- en systeemgesprekken, huisbezoeken, rondetafelgesprekken met alle betrokken hulpverleners, etc.) alsook het aanbieden van een degelijke nazorg onderschrijven, is dit voor de leerprojecten – omwille van het beperkt zijn in tijd – meestal niet mogelijk. Een aantal diensten werkt lokaal – over de sectoren heen – samen inzake het aanbod voor deze doelgroep (zie ook onder): provincie Limburg: CAW Limburg / BAAL provincie Vlaams-Brabant en Brussel: CAW Archipel / ALBA / CGG Ahasverus: samen I.T.E.R. provincie West-Vlaanderen: CAW Regio Brugge, EXIT / BAAB, Cohesie en Divam / FRONTA / De Patio Tot slot rest nog op te merken dat slechts een handvol mensen uitsluitend met deze doelgroep werkt. Alles samen komen we uit op een tiental voltijdse equivalenten voor heel Vlaanderen. Multidisciplinaire teams zijn onontbeerlijk voor het werk met deze doelgroep. Helaas zijn ze bijna niet samen te stellen omdat zo weinig hulpverleners actief zijn op dit terrein. 5
Sedert maart 2012 zijn ook de meldpunten 1712 in werking. Bij het schrijven van dit rapport waren nog geen cijfergegevens beschikbaar i.v.m. mogelijke meldingen van jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 8
1. 3.
Overzicht
Op onderstaande kaart staan de verschillende diensten die hulpverlening bieden aan jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden en hierboven ook kort aan bod kwamen, gemarkeerd.
Elegast, ADAM, UCKJA CGG Kempen EXIT
FRONTA, De Patio
1. 4.
CAW Artevelde/HCA Oost-Vlaanderen
CAW Limburg / BAAL I.T.E.R.: CAW Archipel, CGG Ahasverus, ALBA
‘ H e t ’ l e e ft !
Er wordt een groot tekort ervaren aan hulpverlening voor de doelgroep. Diensten die vooralsnog geen aanbod hebben, worden door collega’s en verwijzers aangesproken om expertise in te winnen en een aanbod te doen … Een tweetal jaar geleden investeerde het VK Antwerpen in een opleiding ‘hulpverlening aan jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden’ voor de twee CGG’s in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen: VAGGA en Andante. Ook EXIT speelde een actieve rol in de opleiding. Sedertdien nemen beide CGG’s verwijzingen van het VK inzake SGGJ op. VAGGA maakt bij het schrijven van dit verslag werk van een actieve bekendmaking van hun aanbod voor deze specifieke doelgroep. Het VK Limburg denkt eraan iets gelijkaardig te organiseren … In oktober 2012 beslisten alle VK’s alvast mee hun schouders onder het SGGJ-overleg te zetten (zie ook onder). Vanuit EXIT werden de twee West-Vlaamse CGG’s aangesproken die op dit moment geen aanbod hebben voor de doelgroep: CGG’s Prisma en Noord-West-Vlaanderen. Vanuit de engagementsverklaring die werd opgesteld tussen EXIT en FRONTA (forensisch team van CGG Mandel en Leie en CGG Largo, zie onder en bijlage 1), willen beide directeurs meedenken over een mogelijke samenwerking. De concrete uitwerking ervan is geagendeerd voor 2013. En dan zijn er nog vzw ASSTER, psychiatrisch ziekenhuis in Limburg, die vanuit de ervaring dat werken met deze doelgroep niet evident is, de vraag stellen om te mogen aansluiten op het SGGJ-overleg (zie onder) … En het HSD-team van CAW De Kempen (provincie Antwerpen) dat in het najaar 2012 bekeek of ze hun aanbod ook kunnen richten naar jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden, eveneens vanuit de vaststelling dat er meer vraag dan aanbod is in hun regio … En … Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 9
2. Drie modellen van intersectorale samenwerking
Zoals hierboven reeds weergegeven, zijn verschillende diensten de voorbije jaren lokaal en intersectoraal gaan samenwerken om het hulpverleningsaanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden mogelijk te maken. Hieronder worden de samenwerkingsverbanden binnen de provincies Limburg, Vlaams-Brabant en Brussel en West- Vlaanderen uitgebreid toegelicht. Hiertoe hebben we beroep gedaan op bestaand tekstmateriaal, telefonisch en elektronisch overleg met de coördinatie en directie van de verschillende diensten. Het zijn slechts drie mogelijke voorbeelden van een provinciaal en intersectoraal aanbod voor de doelgroep. Vooralsnog is er van dergelijke doorgedreven samenwerking geen sprake in Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Hoewel ook daar op casusniveau sectoroverschrijdend wordt samengewerkt.
2. 1.
Provincie Limburg: BAAL – CAW Limburg
In het raam van de uitvoering van het Globaal Plan Jeugdzorg (zie ook boven), verruimde BAAL hun aanbod met “een leerproject voor minderjarigen die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen”. Dit aanbod wordt sedert 2007 gerealiseerd in nauwe samenwerking met CAW Limburg, die reeds geruime tijd ervaring en expertise opbouwde met de doelgroep jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen binnen hun programma ‘Over Grenzen’. In CAW Limburg kunnen jongeren terecht, ongeacht het kader. Via BAAL worden enkel jongeren met een MOF-statuut begeleid: jongeren die het leerproject kregen opgelegd bij vonnis of beschikking door de jeugdrechter. Doel van de samenwerking is een kwaliteitsvol aanbod op maat te kunnen doen voor Limburgse jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden. De samenwerking is complementair en gericht op het kruisbestuivend ontwikkelen en optimaliseren. Dat aanbod bestaat uit een combinatie van individuele begeleiding en groepsgesprekken. Minimum bij intake en tijdens de evaluatiemomenten wordt ook de omgeving van de jongere betrokken. Het programma is semi-gestructureerd, daarnaast worden een aantal thema’s individueel aangepakt. Jongeren die worden verwezen via de jeugdrechtbank, worden binnen BAAL begeleid. Jongeren die worden verwezen binnen een ander (niet-Justitieel) kader, binnen CAW Limburg. Verwijzers zijn hiervan op de hoogte en leiden jongeren toe naar de juiste dienst. Het gemeenschappelijke verhaal (aanbod en samenwerking) wordt wel zoveel als mogelijk samen gebracht en geprofileerd. De groepsgesprekken overstijgen beide diensten en worden dan ook gemeenschappelijk georganiseerd. Alle individuele en groepsgesprekken gaan door binnen de gebouwen van het CAW. Daarnaast is er praktijkoverleg tussen de medewerkers en op regelmatige tijdstippen zitten praktijkwerkers en coördinatoren samen in overleg. Bovendien is er ook gemeenschappelijke intervisie waaraan ook de Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg deelneemt. Hoewel de Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg als dusdanig niet is betrokken in deze samenwerking, wordt op basis van concrete dossiers – wanneer sprake is van een tweedelijnsproblematiek – wel degelijk samengewerkt. Het kinder- en jongerenteam van de Vereniging zou ook minderjarigen zien die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden, weliswaar in combinatie met een tweedelijnsproblematiek. De samenwerking op maat van concrete dossiers, geldt ook voor het VK, MPI’s, instellingen binnen de Bijzondere Jeugdbijstand, etc. Eind 2012 werd in dit kader op provinciaal niveau een overleg georganiseerd vanuit het SPIL (Samenwerking Psychiatrische Initiatieven Limburg) om alle diensten/organisaties die een aanbod hebben rond seksueel grensoverschrijdend gedrag (min- en meerderjarigen) samen te brengen. Een meer doorgedreven samenwerking lijkt niet ondenkbaar …
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 10
Vanuit BAAL wordt 1 VTE (verdeeld over twee personen) voorzien voor het aanbod aan de doelgroep. CAW Limburg put hiervoor uit de middelen voor de volwassen plegers van seksueel misbruik. Net zoals bij I.T.E.R. (zie onder) komt de jongerenwerking onder druk te staan wanneer er veel aanmeldingen zijn van volwassenen. Naast deze uitgeschreven en onderbouwde samenwerking op casusniveau, beslisten de twee diensten een platform op te richten voor iedereen in Limburg die vragen heeft over seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren. De “SeksGPS”-website werd in 2011 gelanceerd (www.seksgps.be). Doel van de wegwijzer is enerzijds een antwoord te bieden op concrete vragen, anderzijds preventief te werk te gaan. Schematisch ziet de Limburgse samenwerking er ongeveer als volgt uit: Samenleving met verschillende actoren die stoten op seksueel grensoverschrijdend gedrag van jongeren … CAW Limburg
BAAL
(o.a.) HSD-team
(o.a.) Leerproject
Aanbod jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen Individueel aanbod
Groepsaanbod
Individueel aanbod
Praktijk- en cliëntgebonden overleg
2. 2.
Provincie Vlaams-Brabant en Brussel: I.T.E.R.
I.T.E.R. is een samenwerkingsverband tussen CAW Archipel, CGG Ahasverus en Alba vzw. Deze drie diensten hebben hun krachten gebundeld en één begeleidingsteam voor plegers van seksueel misbruik binnen het gerechtelijk arrondissement Brussel/Halle/Vilvoorde op poten gezet. Dit vormt meteen de lokale uitwerking van het samenwerkingsprotocol tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Ministerie van Justitie inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. Voor CAW Archipel en vzw Alba geldt bovendien dat ze ook bevoegd zijn voor welzijns- en HCA-begeleidingen in het arrondissement Leuven. Met deze samenwerking wil I.T.E.R. een eenduidig aanbod doen aan alle verwijzers. Er is slechts één Nederlandstalig meldpunt voor begeleiding van plegers van seksueel misbruik in de ganse provincie. Daarenboven kan I.T.E.R. door de samenwerking elk dossier multidisciplinair behandelen. Omwille van de bereikbaarheid en de anonimiteit van de grootstad werd geopteerd voor een locatie in Brussel. I.T.E.R. bestaat uit een volwassenen- (coördinator is Kris Vanhoeck) en een jongerenteam (coördinator is Ninke Duquet). Echter, ‘ALBA’ is de enige dienst die betoelaagd wordt om te werken met SGGJ. Het CGG en CAW doen dit met middelen die in de eerste plaats zijn bedoeld om te werken met meerderjarigen.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 11
I.T.E.R.: een samenwerkingsverband tussen CAW Archipel, CGG Ahasverus en Alba vzw
Jongerenteam
Algemene coördinatie
Volwassenenteam
Jongeren worden telefonisch aangemeld bij I.T.E.R.,, waarna een intake wordt gepland. Na de intake wordt een evaluatieprocedure opgestart (anamnestische tische gesprekken, psychodiagnostiek, psychiatrische consultatie, risicotaxatie, gesprekken met ouders). Deze evaluatieprocedure heeft als doel zorg op maat te kunnen bieden en eventueel gericht te kunnen kun verwijzen. (Voor Voor leerprojecten is er geen evaluatieprocedure.) Daarna start de begeleiding (individueel en in groep). groep Tijdens ijdens de begeleiding is er ook de mogelijkheid voor contextbegeleiding. Na het afronden van een begeleiding kan er nazorg worden opgestart. Concreet zit het jongerenteam – eind december 2012 - als volgt in elkaar: 1) CAW Archipel (HSD-team): 70u 2) ALBA (HCA-dienst): 38u 3) CGG Ahasverus: 8u (gerealiseerd gerealiseerd door de inzet van een zelfstandig kinder- en jeugdpsychiater)
2. 3.
Provincie West-Vlaanderen: EXIT - FRONTA
EXIT startte eind juli 2001 met middelen die werden voorzien voor de uitbouw en verdere differentiatie van het hulpverleningsaanbod binnen de Bijzondere Bijzonder Jeugdbijstand (één fulltime). In 2007 kwam er een fulltime bij in het kader van de implementatie van het aanbod aan herstelgerichte en constructieve afhandelingen. Met de drie West-Vlaamse West HCA-diensten diensten werd afgesproken dat EXIT het leerproject voor jongeren ren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen, zou uitvoeren. Jeugdrechters werden hiervan op de hoogte gebracht en indien er toch een jongere voor deze feiten zou worden verwezen naar de HCA-diensten, diensten, voert EXIT het leerproject alsnog uit. Voor 2011 en 2012 werd met BAAB (HCA-dienst (HCA voor het gerechtelijk arrondissement Brugge) een tweede overeenkomst gesloten (de twee andere West-Vlaamse West HCA-diensten diensten gaven hun akkoord, akkoord zie bijlage 2). ). Sindsdien factureert EXIT de helft van haar personeelspersoneels en werkingskosten gskosten aan BAAB, die middelen kreeg van het verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn voor de uitvoering van een leerproject voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 12
De ‘andere, oorspronkelijke middelen’ werden sindsdien stopgezet. EXIT kreeg er sedert het begin van 2012 wel een ‘extra en projectmatige opdracht’ bij (zie voorliggend rapport), waarbinnen ook jongeren 6 kunnen worden begeleid . Op dit moment draait EXIT dus nog steeds op twee fulltime equivalenten: 1) Via BAAB (en mits de goedkeuring van de andere twee West-Vlaamse HCA-diensten): 38u, 1VTE 2) Vlaamse overheid, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin: 38u, 1 VTE Sedert de start in 2001 is EXIT ingebed in het Algemeen Welzijnswerk (vooreerst binnen de Federatie, nu binnen CAW Regio Brugge). Naast EXIT, heeft ook FRONTA binnen West-Vlaanderen een aanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden. FRONTA is het gemeenschappelijk forensisch team van CGG Mandel en Leie en CGG Largo en heeft deelwerkingen in Kortrijk, Tielt, Ieper, Veurne en Roeselare. Het aanbod voor minderjarige plegers van SGG gebeurt enkel in Kortrijk. Beide diensten – EXIT en FRONTA – werken met de jongere en zijn context, hervalpreventie vormt de uiteindelijke doestelling van elke begeleiding. In oktober 2010 hebben we beslist EXIT en het jongerenteam van FRONTA inhoudelijk te integreren tot één team, met de bedoeling het aanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden te verbeteren (zie ook de engagementsverklaring in bijlage 1). Aanmeldingen gebeuren op één centraal telefoonnummer voor West-Vlaanderen. Dit geldt zowel voor verwijzingen binnen een opgelegd als een vrijwillig kader. Een eerste screening gebeurt reeds aan de telefoon. Aan de hand van een aantal vragen wordt uitgeklaard of een verwijzing naar EXIT - FRONTA is aangewezen: is ambulante begeleiding haalbaar, is de jongere niet te jong (jonger dan twaalf) en is hij/zij woonachtig in West-Vlaanderen? Aanmeldingen uit de gerechtelijke arrondissementen Kortrijk en Ieper worden op het maandelijkse, gemeenschappelijke team EXIT - FRONTA besproken, de andere op het wekelijkse EXIT-team. Er wordt bekeken of en wie de intake kan starten en zoniet waar de jongere idealiter wordt verwezen. De begeleiding omvat (twee)wekelijkse, individuele gesprekken met de jongere naast frequent overleg met ‘de context’. Er wordt – binnen een bepaald kader - op maat van de jongere en diens context gewerkt. Intake, begeleiding en eventuele nazorg worden zoveel mogelijk door dezelfde persoon opgenomen. De voorbije twee jaar werd herhaaldelijk samengewerkt met UCKJA en De Patio (zie ook boven). Beiden bieden binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie residentiële hulp aan jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden. Voorwaarde voor verwijzing (uit West-Vlaanderen) is dat er een primaire psychiatrische problematiek is en dat de jongere een MOF-statuut heeft. Daarnaast is er samenwerking met tal van andere diensten: instellingen Bijzondere Jeugdzorg, VK, de jeugdrechtbank, CLB’s, ... Deze diensten spelen verschillende rollen in de concrete begeleidingen, de ene keer zijn zij verwijzer, de andere keer verwijzen wij naar hen. In tegenstelling tot I.T.E.R., is er in West-Vlaanderen geen geïntegreerd begeleidingsteam dat zich situeert op één locatie. Eerder is er sprake van verschillende teams, binnen verschillende sectoren die samen een continuüm aan zorg voor de doelgroep mogelijk maken, elk met hun mandaat en kwaliteiten. Voorwaarde voor deze samenwerking is in de eerste plaats frequent overleg en een voldoende gedeelde visie op de doelgroep en bijhorende problematiek. Het wegnemen van een van de actoren, kan ertoe leiden dat het parcours voor die jongere ook in de andere gelederen van de samenwerking mank loopt …
6
Het overzicht van het aantal begeleidde jongeren in 2012, vindt u in het “Eindverslag EXIT 2012” dat begin januari 2013 aan uw diensten werd overgemaakt.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 13
West-Vlaanderen: Baal / Cohesie / DIVAM
Justitie: politie, parket, jeugdrechtbank
De Patio / Uckja
FRONTA
SGGJ
EXIT
…
Vertrouwenscentrum Kindermishandeling
Bijzondere Jeugdzorg: instellingen, Comité, ...
Conform de voorstelling van I.T.E.R. kan bovenstaand model slechts op volle toeren draaien indien er vanuit de drie sectoren, voldoende middelen (een fulltime per sector) worden voorzien: één binnen CAW Regio Brugge – EXIT, één binnen de HCA HC dienst(en), één binnen de CGG’s. De eerste twee VTE’s zijn voor 2012 gerealiseerd. FRONTA voorziet slechts 0.2VTE voor de doelgroep SGGJ en enkel voor die verwijzingen uit hun werkingsgebied. Idealiter wordt hier 0.8VTE aan toegevoegd en kunnen ze outreachend werken in de ganse West-Vlaamse West provincie.
3. Voorwaarden - kwaliteitseisen
Naast het model van BAAL – CAW Limburg, I.T.E.R. en EXIT - FRONTA,, zijn er nog. Er is niet één ideaal model, wel een aantal kwaliteitseisen waaraan het aanbod zou moeten beantwoorden. beantwoorden Hierboven werden er al een paar vermeld: intersectoraal werken, samen team vormen/frequent overleggen, een gedeelde visie, etc. In het eindrapport ‘verkenning verkenning van de verdere implementatie van een leerproject seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren in Vlaanderen (2009)’ (2009) worden op basis van een literatuuronderzoek en bevraging van Vlaamse en Nederlandse collega’s die expertise exper hebben in het werken met de doelgroep, een aantal kwaliteitseisen naar voor geschoven. We nemen ze hieronder over. over
3. 1.
Dé hulpverlening
Slechts 10% van de jongeren hervalt in seksueel grensoverschrijdend gedrag en blijft hervallen. Vijftig procent van de jongeren zou ‘first offender’ blijven en 40% zou hervallen in ander dan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hiernaast weten we dat wanneer we ‘vroeg ingrijpen’ (jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden zo snel mogelijk detecteren en op een adequate wijze begeleiden), jongeren minder hervallen en dit dus een substantiële daling van het aantal slachtoffers tot gevolg heeft. Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 14
Het is aldus ontzettend belangrijk te investeren in een gedegen screening van de jongere die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelde opdat hij of zij naar het juiste aanbod kan worden toegeleid. Investeren in de voorfase dus: in de tijd tussen het constateren van het seksueel grensoverschrijdend gedrag en het nemen van (een) bepaalde maatregel(en). Op dit moment bestaan er echter geen eenduidige criteria op basis waarvan kan worden uitgemaakt welke jongere zal hervallen (in seksueel grensoverschrijdend gedrag) en welke niet. Daarentegen kan wanneer de persoon van de jongere, diens gedrag en ruimere context waarin dat gedrag zich voordeed, in kaart gebracht (gescreend) wordt door een team van mensen die ervaring hebben in het werken met de doelgroep én zicht hebben op de laatste internationale ontwikkelingen m.b.t. risico- en beschermende factoren (gerelateerd aan recidive), persoonlijkheidsdynamieken, etc. toch een (voorzichtige) inschatting worden gemaakt. Dit team kan advies geven betreffende de noodzakelijke maatregelen. Wanneer eerst werk wordt gemaakt van een weloverwogen doorverwijzing, is de kans het grootst dat de jongere daar terecht komt waar hij of zij het best op z’n plaats zit. Het gekende watervalsysteem – waarbij jongeren van de ene (lichtere) naar de andere (zwaardere) hulpverlening doorschuiven en steeds opnieuw vertrouwen moeten geven én vinden – wordt op deze manier zoveel mogelijk vermeden. Overigens, opdat dit screenen en toeleiden naar het meest juiste aanbod überhaupt mogelijk is, moet er een continuüm aan zorg aanwezig zijn: gaande van een kortdurend, ambulant ‘pakket’ tot en met een langdurig, residentieel aanbod. Op vandaag is dit continuüm ingebed in diverse sectoren maar niet sluitend. Het lijkt huzarenwerk het bestaande aanbod op een wetenschappelijk verantwoorde manier op z’n doeltreffendheid te testen. Een eerste stap zou echter het uitschrijven moeten zijn van wat men doet met de jongeren en waarom: waaruit de structuur en het verloop van het aanbod bestaat, wat de beoogde effecten zijn, op welke manier wordt geïntervenieerd, in welke mate ouders en/of begeleiders worden betrokken, etc. Dergelijke vorm van ‘protocollering’ zou niet alleen collega’s, maar ook (inter)nationale kennis- en onderzoekscentra (b.v. hogescholen en universiteiten) en de overheid inzicht kunnen geven in waar de verschillende werkingen voor staan. Hiernaast kan deze verduidelijking van de verschillende componenten van het aanbod een eerste aanzet zijn opdat wetenschappelijk onderzoek – o.a. naar de effectiviteit van dat aanbod - mogelijk zou zijn. Dit protocol mag echter geen keurslijf zijn of worden en moet voldoende mogelijkheden blijven bieden om creatief en innovatief met de doelgroep aan de slag te gaan en antwoorden te geven op de steeds nieuwe en complexe vragen die op ons afkomen. Een hulpverlenend aanbod voor de jongere is ontzettend belangrijk, maar niet zonder daadwerkelijke acties in en met de context: de maternale grootmoeder bij wie de jongere inwoont, vader die al jaren afwezig is maar toch een heel belangrijke rol blijft spelen in het leven van de jongere, mama bij wie de jongere ’s nachts lekker dicht in bed mag kruipen, zus die maar niet begrijpt waarom haar broer elke week ‘op gesprek’ moet, het lief dat te vertrouwen is, etc. Deze directe omgeving van de jongeren speelt een belangrijke rol in het welslagen van de begeleiding. Idealiter wordt jongere per jongere beslist in hoeverre die betrokkenheid doorgedreven wordt: grootmoeder uitnodigen om er kort na elk gesprek even te komen bij zitten, na al die jaren het contact met vader terug aanhalen, een huisbezoek om het met moeder over ‘separatie’ te hebben, een gesprek met de jongere over wat hij kan vertellen over de gesprekken aan de jongere zus (die denkt dat haar broer een ernstige ziekte heeft omdat hij elke week naar ‘de dokter’ gaat of die jaloers is op de uitstapjes van haar moeder met broer), etc. Naast directe familieleden, is het vaak aangewezen om ook regelmatig in overleg te gaan met de school en/of CLB, de instelling waar de jongere verblijft, de huisarts, de thuisbegeleidingsdienst, etc. Een aantal jongeren hervalt. De meesten doen dit relatief kort na het afronden van de begeleiding. Het aanbieden van ‘nazorg’ komt hieraan tegemoet. Door de jongere niet onmiddellijk helemaal los te laten, maar eerder op de achtergrond als steun- en vertrouwensfiguur aanwezig te blijven, kan de begeleid(st)er een belangrijke rol spelen: zowel voor de jongere als voor diens directe omgeving. Hetzelfde geldt voor de evaluatie: tijdens en op het einde van de begeleiding, maar ook zes tot twaalf maand nadien. Belangrijkste doel van deze evaluatie is na te gaan of de vooropgestelde ‘begeleidingsdoelen’ w(o)(e)rden bereikt. Deze evaluatie laat eveneens toe de procedure die tot de Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 15
beslissing leidde de jongere naar dat bepaald aanbod toe te leiden alsook (de effecten van) het aanbod op zich te evalueren. Het is belangrijk de focus tijdens de begeleiding te leggen op wat goed loopt (of nog: de ‘beschermende factoren’) i.p.v. uitsluitend op het beïnvloeden en voorkomen van wat ‘misloopt’, het risico of nog: herval. Even belangrijk is het om tijdens de begeleiding stil te staan bij datgene wat de jongere wou bereiken met het stellen van het seksueel grensoverschrijdende gedrag. En last but not least is ook herstel belangrijk: niet zozeer in de zin van en expliciet herstelbemiddeling maar als hulpverleningsmethodiek. Het lijkt bijna een evidentie, maar ook het werken met ‘jongeren’ verdient de nodig aandacht. Jongeren bevinden zich immers in een bijzondere levensfase met specifieke noden en verwachtingen. Het hulpverlenend aanbod moet leeftijdspecifiek zijn en gericht zijn op de ontwikkelingsfase waarin de jongere zich op dat moment bevindt. Tot slot wijzen we op de betekenis voor de jongere (en diens directe omgeving) van het ‘moeten verschijnen voor de jeugdrechter’. Sommige jongeren (en ouders) zijn ermee gebaat om heel duidelijk een grens opgelegd te krijgen: seksueel grensoverschrijdend gedrag is ontoelaatbaar. Daarnaast kan de jeugdrechter als ‘toezichthoudende derde’ een belangrijke rol spelen in het welslagen van de begeleiding. Jongeren worden (door de jeugdrechter) verplicht om te komen waardoor de begeleid(st)er zich buiten de discussie van het ‘wel of niet moeten komen’ kan houden. Ook ‘het controleren’ van de jongere ligt bij die derde en niet bij de begeleid(st)er, die de handen vrij heeft om zich met de begeleiding an sich bezig te houden. Aan de andere kant hoeft het niet altijd de jeugdrechter te zijn die de maatschappelijke grens oplegt en de rol van ‘toezichthoudende derde’ op zich neemt: het VK, de consulent van het CBJ of de huisarts kunnen dat even goed. Nadeel van de interventie door de jeugdrechter is dan weer dat dit voor de vaak al gekwetste jongeren opnieuw een traumatische ervaring kan betekenen die in elk geval heel erg stigmatiserend is: ‘ik ben een delinquent’. Belangrijk dus om ook hiermee rekening te houden in de toeleiding van de jongere naar een welbepaald aanbod.
3. 2.
De begeleiders
De concrete therapeutische modellen en technieken verklaren (slechts) 15% van de effectiviteit van de interventie. Maar liefst 30% van de outcome wordt bepaald door de therapeutische relatie … Niettemin is het belangrijk zicht te hebben op verschillende modellen en technieken om te werken met jongeren (die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen). Evenzeer is het essentieel goed gekwalificeerd personeel aan te werven (bachelor of master in de humane wetenschappen) die (het aan)kan (te) praten over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verder is het cruciaal in te zetten op medewerkers die (o.a.) beschikken over een warme, ondersteunende en niet-veroordelende persoonlijkheid. Medewerkers die er m.a.w. in slagen een therapeutische relatie met de jongere op te bouwen: een relatie waarin overeenkomst is tussen begeleidingstaken en –doelen, alsook een wederzijds gevoel van verbondenheid en vertrouwen.
3. 3.
De organisatie
Door de dienst of organisatie dient een VTO-beleid te worden uitgewerkt waarin o.a. aandacht is voor het wegwijs maken van nieuwe collegae in het werken met de specifieke doelgroep (welke concrete methodieken bestaan er, hoe zit dat met je beroepsgeheim wanneer je zowel met de jongere als met de ouders werkt, etc.) en het blijven voeding geven aan meer ervaren medewerkers. Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 16
Verder zou elkeen die werkt met deze jongeren, deel moeten nemen aan inter- en supervisie. Hierbij staan zowel het bevorderen van de eigen deskundigheid in het werken met deze jongeren (en hun systeem) alsook het ondersteunen van elkaar centraal. Het deelnemen aan het SGGJ-overleg (zie onder) is alvast een eerste aanzet. Bovendien is het belangrijk te investeren in een goede teamwerking. Dit is geen werk om ‘alleen’ te doen. Want net zoals jongeren een kader nodig hebben dat containt, hebben ook hulpverleners dat nodig. Het weze duidelijk dat (gelukkig) slechts een klein percentage van de Vlaamse jongeren seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Een team binnen eenzelfde dienst zal dan ook nooit ‘veel’ medewerkers tellen. Een intersectorale, provinciale bundeling van de krachten is aangewezen. Hoewel zo’n provinciale ‘SGGJ-dienst’ een stigmatiserend effect kan hebben (terwijl we dat net proberen tegen te gaan) en voor een aantal jongeren en ouders ongetwijfeld een verre verplaatsing betekent, weegt het niet op t.a.v. het grote voordeel voor die jongere en diens ouders om terecht te komen bij een begeleid(st)er die deel uitmaakt van een team dat met dezelfde doelgroep (willen) werk(t)(en). Zo’n provinciale bundeling zou bovendien voldoende medewerkers tellen om in eenzelfde dossier de adviesverlening (‘screening’, zie boven), begeleiding van de jongere en begeleiding van de ruimere context door verschillende personen te laten opnemen. Verder zouden er verschillende sectoren vertegenwoordigd zijn, elk met hun bagage betreffende jongeren en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wellicht zal er ook minder willekeur zijn i.v.m. de toeleiding, wat op vandaag wel vaker het geval is: de jongere wordt toegeleid daar waar er een aanbod is. Tot slot zouden deze centra eveneens kunnen instaan voor registratie en wetenschappelijk onderzoek.
3. 4.
H e t be l e i d
Om te beantwoorden aan bovenstaande kwaliteitseisen, is er een beleid nodig dat dit alles mogelijk maakt. In de eerste plaats denken we hierbij aan voldoende personele- en werkingsmiddelen …
4. Objectieve programmatie?
Om tot een team te komen dat beantwoordt aan bovenstaande kwaliteitseisen, zijn minstens drie VTE nodig, idealiter afkomstig van de drie verschillende, prioritair betrokken sectoren: het Algemeen Welzijnswerk, de Geestelijke Gezondheidszorg en de Bijzondere Jeugdbijstand. Dit wijst niet alleen de praktijk uit (b.v. West-Vlaanderen telt 2.2VTE, er is steeds een wachtlijst van een 8-tal jongeren), maar ook literatuuronderzoek (b.v. een team telt minstens drie medewerkers). Het kostenplaatje van de drie modellen die hierboven werden uitgelicht is duidelijk, hoewel afhankelijk van de wil om middelen voor volwassenen in te zetten voor minderjarigen, het aantal aanmeldingen de twee werkingsjaren voordien, etc. Daarnaast lijkt het geen overbodige luxe om ook te investeren in een overkoepelende structuur of coördinatie van het inhoudelijke aanbod. Eventueel kan dit worden opgenomen door het SGGJ-overleg (zie ook onder)?
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 17
5. Conclusie en aanbevelingen
Idealiter werken de drie sectoren: Algemeen Welzijnswerk, Bijzondere Jeugdbijstand en Geestelijke Gezondheidszorg, samen om op provinciaal niveau het hulpaanbod voor de doelgroep te realiseren. Alle drie hebben ze het voorbije decennium geïnvesteerd in de doelgroep: enerzijds in het mogelijk maken van een aanbod, anderzijds in het vergroten van kennis en expertise. Door te investeren in een intersectoraal aanbod, is er niet alleen een continuüm aan kwaliteitsvolle hulp mogelijk, maar ook voldoende ruimte om preventief met de doelgroep aan de slag te gaan (ongeacht door wie en wanneer in het proces ze worden verwezen) en de aanwezige creativiteit ten volle te benutten. De huidige praktijk wijst uit dat deze opzet staat of valt met een trekker: iemand of een dienst die het voortouw neemt om samenwerkingsafspraken te maken, visie en doelstellingen op elkaar af te stemmen, casusbesprekingen te organiseren, een continuüm waar te maken, etc. Drie van de vijf Vlaamse provincies hebben reeds een intersectoraal model van samenwerking. In Vlaams-Brabant en Brussel en West-Vlaanderen zijn het AWW, de BJB en de GGZ betrokken, in Limburg enkel het AWW en de BJB. In Antwerpen en Oost-Vlaanderen is er op heden wel casusgebonden samenwerking tussen de drie sectoren doch niet structureel verankerd of omschreven in een samenwerkingsakkoord of engagementsverklaring. Echter … enkel de HCA-diensten (BJB) beschikken over middelen om met de doelgroep te werken (hoewel binnen een beperkt(er) kader: enkel op verwijzing van de jeugdrechter en met een maximumaanbod van 45uur). Binnen de CAW’s en CGG’s wordt het aanbod gerealiseerd met middelen die er in eerste instantie zijn om een hulpaanbod voor volwassen plegers van seksueel misbruik te realiseren. EXIT vormt hierop een uitzondering. Het is aangewezen om het bestaande aanbod SGGJ te versterken: (minimum) één VTE per sector en per provincie. Concreet houdt dit in … dat de HCA-dienst(en) die in die provincie instaa(n)(t) voor een aanbod SGGJ, hiervoor (minimaal) één fulltime kan/kunnen inzetten, ongeacht het aantal aanmeldingen. Naast de aanmeldingen, speelt deze VTE allicht ook rol in screening en adviesverlening. Maar ook dat het ene CGG dat in die provincie een aanbod heeft, ook outreachend kan werken binnen de provincie en dus buiten het eigen, officiële werkingsgebied. Vraag is of de middelen die op dit moment, zowel in de GGZ als in het AWW, oneigenlijk worden ingezet voor minderjarigen kunnen worden gecontinueerd. De druk op de volwassenenwerkingen neemt immers alleen maar toe, wat er wel eens toe zou kunnen leiden dat centra niet meer inzetten op minderjarigen. Daarnaast kan worden bekeken waar welke diensten nog kunnen worden betrokken of kunnen gaan samenwerken. B.v. in Limburg is de GGZ niet betrokken in de structurele samenwerking: welk CGG heeft eventueel toch ervaring met de doelgroep en wil zich ook engageren voor jongeren? Naast de drie bevoorrechte sectoren, is er meer nodig om een zorgcontinuüm mogelijk te maken. Zo is er zo goed als geen residentieel aanbod en al zeker niet voor jongeren die geen MOF-statuut hebben. Ook het aanbod voor zwakbegaafde en jonge plegers (jonger dan twaalf) is miniem. Een investering dringt zich op … We merken dat, wanneer we op casusniveau, nauw gaan samenwerken met mogelijk betrokken actoren (b.v. dienst kinder- en jeugdpsychiatrie of kinder- en jongerenteam van een CGG) er wel wat mogelijk wordt. Tenslotte zouden deze diensten een boost kunnen krijgen via subsidies, gekoppeld aan het bestaand model van samenwerking in die regio. Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 18
Hét model van samenwerking bestaat niet, de bestaande modellen zijn organisch gegroeid en afgestemd op de regionale situatie. Er zijn heel wat argumenten ‘voor’ om zo’n intersectoraal team op één provinciaal punt te integreren, onder één werkgeverschap. Anderzijds zijn er evenveel argumenten ‘tegen’ … De verre verplaatsingen voor de jongeren is er maar een van. Hoewel de structuur van deze teams kan verschillen, zou de kwaliteit van het aanbod, het personeel, de organisatie en het beleid dat niet mogen. We herhalen hieronder nog eens de belangrijkste kwaliteitscriteria. Idealiter worden deze criteria ook door de overheid vooropgesteld bij de omschrijving van waar het door hen gesubsidieerde aanbod aan moet voldoen.
Hulpverlening jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen, gesitueerd binnen Algemeen Welzijnswerk - Bijzondere Jeugdbijstand - Geestelijke Gezondheidszorg
screening
continuüm aan zorg
‘protocollering’
context
nazorg
evaluatie
focus op wat goed loopt / wat wou de jongere bereiken / herstel
wat de jongere wou bereiken
leeftijdspecifiek
een grens opgelegd
‘toezichthouden de derde’
therapeutische modellen en technieken
goed gekwalificeerd personeel
praten over seksueel grensoverschrijd end gedrag
therapeutische relatie
VTO-beleid
inter- en supervisie
teamwerking
intersectorale, provinciale bundelingvan de krachten
voldoende personele- en werkingsmiddelen
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 19
II. EXPLOREREN
OF DIT MODEL OOK KAN WORDEN GETRANSFEREERD NAAR HET
HULPVERLENINGSAANBOD VOOR VOLWASSEN PLEGERS VAN SEKSUEEL GEWELD.
Hierboven concludeerden we dat er niet één model van intersectorale samenwerking bestaat. Er is dan ook niet één model om te transfereren naar volwassen plegers, als dat al aangewezen zou zijn … BAAL heeft ook een opdracht naar jongeren die ander dan seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden maar werkt nauw samen met het HSD-team binnen CAW ‘t Verschil. Dit HSD-team ziet zowel jonge als volwassen plegers van seksueel misbruik. EXIT is eveneens ingebed in ‘het CAW’ maar vormt team met het forensische luik van CGG’s Mandel en Leie en Largo. I.T.E.R. verzamelt onder haar dak het forensische luik van drie sectoren en specialiseert zich in plegers van seksueel misbruik, er is een volwassenen en een jongerenteam … Het aanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen is divers georganiseerd: de ene keer is er aansluiting bij een team dat enkel met jongeren of enkel met volwassenen werkt, de andere keer bij een forensisch team, nog een andere keer is het een combinatie. In een eerste hoofdstuk gaan we op zoek naar verschillen tussen jongeren en volwassenen. In een tweede hoofdstuk zetten we de reguliere en forensische werkingen tegenover elkaar. Voor beide hoofdstukken zijn we te rade gegaan in de huidige praktijk binnen de diverse sectoren. Daarnaast hebben we twee toonaangevende centra inzake daderhulpverlening bevraagd: Het Universitair Forensisch Centrum (UFC) te Antwerpen (zie ook boven): teambespreking o.l.v. prof. dr. Cosyns, het volwassenenteam I.T.E.R. (zie ook boven) te Brussel: gesprek met dhr. Kris Vanhoeck. Dit tweede deel van onze ‘extra opdracht’ wordt opnieuw afgesloten met een conclusie en eventuele aanbevelingen.
1. Jongere versus volwassene
In het Algemeen Welzijnswerk worden ‘minderjarigen en jongvolwassenen’ (12 – 25 jaar) apart vermeld in de nieuwe sectordoelstellingen. In realiteit worden deze cliënten opgevangen in afzonderlijke teams en als er toch een algemeen begeleidingsteam is, zijn er medewerkers die zich voornamelijk tot deze jonge doelgroep richten. De Bijzondere Jeugdbijstand heeft een aanbod tot 18 jaar, eventueel verlengbaar tot 21 jaar. In de Geestelijke Gezondheidszorg zijn er ‘kind- en jongerenteams’ naast ‘volwassenenteams’. Hetzelfde geldt voor de ‘kinder- en jeugdpsychiatrie’ t.a.v. ‘volwassenenpsychiatrie’. Ook in Justitie maakt men het onderscheid. Vanaf 18 jaar is men strafbekwaam en kan men veroordeeld worden voor de gewone strafrechtbanken. Beneden die leeftijd kan men geen misdrijf plegen. Wel een ‘als misdrijf omschreven feit’ waarop de jeugdrechtbank reageert, niet met ‘straffen’, maar met ‘maatregelen’. I.T.E.R. heeft sedert 2006 naast het volwassenenteam een afzonderlijk team voor jongeren. Aanmeldingen van cliënten tot 18 jaar worden opgenomen door het jongerenteam. Ook cliënten die bleven hangen in het secundair onderwijs (en dus ouder dan 18 zijn) of cliënten die alsnog vallen onder de jeugdrechtbank, worden door dit team begeleid. EXIT scheidde in 2006 van LDSG, waarbinnen het in 2001 werd opgestart (zie ook boven). Jongeren kunnen bij EXIT worden aangemeld tot de leeftijd van 18 jaar. Eenmaal aangemeld voor 18 jaar, kunnen de begeleiding en nazorg worden gecontinueerd ‘zo lang als nodig’. Fronta besloot in 2008 om de beperkte jongerenwerking te lossen van de forensische volwassenwerking en zich te hechten aan EXIT. Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 20
Ja, de leefwereld van jongeren verschilt van die van volwassen. Dat er in het verleden in alle sectoren een apart aanbod werd uitgewerkt, is nog steeds te prefereren, ook voor de doelgroep jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Een korte brainstorm levert hiertoe tal van argumenten. Jongeren worden verondersteld handelingsbekwaam te zijn vanaf 12 jaar, anderzijds kunnen ze wettelijk pas zelf verantwoordelijkheid dragen vanaf 18 … In het werken met jongeren, kan men niet buiten zijn of haar ‘context’: in de eerste plaats de ouders (en/of instelling). In tegenstelling tot volwassenen, zal er altijd sprake zijn van een gedeelde zorg en verantwoordelijkheid. De sociale kaart ziet er voor jongeren anders uit. Er is een ander (hulpverlenings)cirquit, andere partners waarmee wordt samengewerkt. De jongere bevindt zich in een specifieke ontwikkelingsfase waarin hij of zij o.a. de opdracht heeft zich te bekwamen op het vlak van relaties en seksualiteit, om te gaan met hormonale veranderingen, een plaats te geven aan het kluwen van verwachtingen, waarden en normen die gelden binnen de volwassenenwereld: deze karakteristieken vormen vaak een positieve kracht binnen de hulpverlening, evenals het feit dat jongeren ‘leren’ en ‘gecontroleerd worden’ ‘gewoon’ zijn … Het werken met jongeren vraagt andere methodieken. Ook de nodige competenties en opleiding van hulpverleners verschilt in een team dat hulp biedt aan jongeren dan wel aan volwassenen. Het eventuele misbruikproces is bij jongeren nog in ontwikkeling. O.a. cognitieve distorties, groomingstrategiëen en seksueel deviante opwindingspatronen zijn nog niet zo sterk in hun persoonlijkheid verankerd. Adolescenten zijn hun seksuele identiteit, voorkeuren en gedragingen nog volop aan het ontwikkelen. De jongere stigmatiseren als ‘pleger van seksueel misbruik’ is uit den boze. Een jongerenteam voor de doelgroep houdt op dat vlak zeker risico’s in (zie ook onder). Het in begeleiding zijn geweest in een team voor ‘plegers – meer- en minderjarigen - van seksueel misbruik’ drukt een nog grotere stempel op de jongere die we in de eerste plaats zoveel mogelijk kansen willen geven en stimuleren tot een normale, gezonde (seksuele) ontwikkeling. De enige moeilijkheid lijkt de overgang van de ene naar de andere ‘wereld’, want wanneer is iemand ‘jongere af’? Waar de (leeftijds)grens binnen Justitie, maar ook binnen de Bijzondere Jeugdbijstand strikt wordt gehanteerd, is dat in andere sectoren zoals het Algemeen Welzijnswerk en de Geestelijke Gezondheidszorg, minder het geval. De grens wordt door deze laatste meestal gelegd op 25 jaar, waarbij de fase tussen 18 en 25 jaar als overgangsfase wordt gezien. Een argument pro alvast want dit maakt continuïteit in hulpverlening mogelijk. En wat met b.v. volwassen zwakbegaafde plegers? Deze plegers komen meestal en logischerwijze in de volwassenenhulpverlening terecht. Hoewel ze zich vaak in een vroege(re) ontwikkelingsfase bevinden en daartoe dan weer best aansluiting kunnen vinden in een kinder- en jongerenteam … Zowel BAAL - CAW Limburg I.T.E.R. en EXIT - FRONTA hebben, door de intersectorale samenwerking, de mogelijkheid om de jongere die 18 wordt, verder te begeleiden. In beide diensten worden ook jongeren en jongvolwassenen begeleid ‘met een beperking’. Resten ons nog de jonge kinderen die ook worden aangemeld o.w.v. seksueel grensoverschrijdend gedrag. Uiteraard stellen we ons de vraag in hoeverre we met het kind dan wel met de volwassen ouder(s) aan de slag moeten gaan. De intersectorale organisatie biedt hier alvast ook uitwegen: kan dit kind terecht in het kinder- en jongerenteam van het CGG? Kunnen de ouders terecht in het volwassenenteam? Neemt het CAW een rol op i.v.m. seksuele voorlichting? Is de situatie thuis dusdanig onveilig dat de Bijzondere Jeugdbijstand in het vizier komt?
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 21
2. Regulier versus forensisch aanbod
Zowel prof. Dr. Cosyns als dhr. Kris Vanhoeck benadrukken het belang van een apart aanbod voor plegers van seksueel misbruik … Apart, omdat praten over seksueel misbruik niet evident is. In het reguliere aanbod durft het seksuele, laat staan het misbruikverhaal al eens niet uitgesproken te worden, op de achtergrond te verdwijnen of te weinig worden uitgediept. Het vraagt een aparte deskundigheid om seksueel misbruik in al zijn facetten te behandelen: bespreking van de concrete feiten, inschatten van herval, bespreken van de schade bij alle betrokkenen, het stilstaan bij de seksuele ontwikkeling, etc. Verder is het eigen aan forensische werkingen dat er een ‘toezichthoudende derde’ aanwezig is die vanuit zijn of haar rol toezicht houdt op het verloop van de begeleiding: komt de cliënt op gesprek, is hij of zij gemotiveerd om aan verandering te werken, is dit het meest geschikte aanbod? Eigen aan reguliere werkingen is dan weer dat ze een antwoord kunnen bieden op een brede waaier aan probleemgedrag voor die leeftijdscategorie en net daarom eerder de nadruk leggen op de levensfase van de cliënt: hij of zij komt terecht in een kind- en jongeren dan wel volwassenenteam. Juist hierdoor zijn deze reguliere werkingen veel minder stigmatiserend voor de cliënten die er terecht komen: men gaat in begeleiding o.w.v. een (veelheid aan) proble(e)m(en), er wordt niet uitsluitend gefocust op seksueel probleemgedrag. … en niet o.w.v. gedrag dat een justitiële tussenkomst vereist. In deze laatste identificeert menigeen zich wel eens als pleger en laat dit nu net zijn wat we bij jongeren willen vermijden.
3. Conclusie en aanbevelingen
In deel I van deze opdracht concludeerden we dat er nood is aan een intersectoraal, provinciaal georganiseerd aanbod voor de begeleiding van jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Hoe dit team concreet is georganiseerd, hangt af van de lokale situatie (zie boven) maar dient wel te beantwoorden aan een aantal kwaliteitscriteria. In de ideale situatie valt dit jongerenteam NIET samen met het volwassenenteam en is er in elke provincie een apart aanbod en een apart (deel)team voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Echter, deze situatie is op heden niet overal haalbaar. Een groter team is dan ook te verkiezen boven een paar enkelingen die met deze problematiek aan de slag gaan. We vonden geen eensgezindheid of dit team dan aansluiting moet vinden bij een team dat met kinderen en jongeren werkt of bij een forensisch team. In alle geval – hoe het ook wordt georganiseerd – er zal expertise nodig zijn: zowel in werken rond seksueel grensoverschrijdend gedrag als in het werken met cliënten die zich bevinden op het kruispunt tussen zorg en Justitie.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 22
III. DE
UITBOUW VAN EEN INTERSECTORAAL ONDERSTEUNINGSPLATFORM (OP
VLAAMS
NIVEAU) M.B.T. DE PROBLEMATIEK VAN SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG NAAR JONGEREN (EN DESGEVALLEND VOLWASSENEN).
We zijn fier u, in een eerste hoofdstuk, het ‘SGGJ-overleg’ te kunnen voorstellen. In het tweede hoofdstuk belichten we een mogelijke vorm van ondersteunen: heel concreet houden we halt bij de studiedag van EXIT. In het derde hoofdstuk belichten we het Universitair Forensisch Centrum. Ook dit derde deel wordt afgesloten met een conclusie en aanbevelingen.
1. Het Vlaamse, intersectorale ‘SGGJ-overleg’
1. 1.
Situering
Begin 2002 werd - vanuit EXIT - het ‘SGGJ–overleg’ opgestart. Alle diensten in Vlaanderen die werken met jongeren die op seksueel vlak over de grens gingen, werden uitgenodigd. Het werd en is een sectoroverschrijdend overleg, waarin zo goed als alle sectoren die een aanbod hebben voor deze doelgroep zijn vertegenwoordigd. Doel van het overleg is expertise uit te wisselen en op te bouwen m.b.t. het hulpverleningsaanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Concreet wordt het voormiddaggedeelte voorbehouden voor de stand van zaken bij de verschillende diensten (bijzonderheden i.v.m. de aanmeldingen, personeelswijzigingen e.a.), recente ontwikkelingen i.v.m. VTO, het uitdiepen van bepaalde thema’s (b.v. werken met groepsdaders, allochtone jongeren, methodieken) en andere variapunten. Voor het uitdiepen van de thema’s wordt vaak beroep gedaan op gastsprekers. Het namiddaggedeelte wordt exclusief gereserveerd voor intervisie en is voorbehouden voor een ‘gesloten’ groep mensen die jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden, begeleiden. Nieuwe deelnemers kunnen instappen, zodra ze minstens twee maal aanwezig zijn geweest in de voormiddag. Het SGGJ-overleg vindt tweemaandelijks plaats en gaat door in Antwerpen (SENSOA). Het voorzitterschap en de verslaggeving werden afwisselend opgenomen door alle deelnemers. Voor 2012 – in het kader van deze ‘extra opdracht’- neemt EXIT de honneurs waar. Het overleg wordt door de verschillende betrokkenen positief geëvalueerd. De hoge opkomst is hiervoor illustratief.
1. 2.
Samenwerkingsovereenkomst SGGJ-overleg
Naar aanleiding van voorliggende opdracht, werd het kader van dit ‘SGGJ-overleg’ opnieuw in vraag gesteld bij de verschillende deelnemers. Dit gebeurde door alle afspraken die de voorbije jaren werden gemaakt én terug te vinden zijn in verslaggeving van het overleg, te bundelen in een samenwerkingsovereenkomst. Hiertoe werden we op 19 september uitgenodigd op het HCA-coördinatorenoverleg, waar de overeenkomst werd besproken. Er werd beslist dat alle diensten die vandaag deelnemen aan het SGGJoverleg de overeenkomst zullen ondertekenen. De diensten die vooralsnog niet deelnemen, gaven aan Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 23
ook te willen ondertekenen bij wijze van ondersteuning, maar beslisten dat niet te doen gezien de complexiteit dat het engagement dan met zich mee zou brengen. Daarnaast werd eveneens beslist nogmaals en via de betrokken koepels een duidelijk signaal te geven dat de HCA-diensten de visie delen om via samenwerkingsverbanden tussen BJB (HCA), GGZ en AWW een aanbod voor deze doelgroep te voorzien en dat subsidiëring dan ook vanuit deze drie sectoren hoort te komen. Het Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling (VK) Antwerpen legde de overeenkomst in oktober voor aan het ‘Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling’ met de vraag of alle VK’s mee willen ondertekenen en zich aldus engageren voor de doelgroep. In dit forum zetelen de coördinatoren van de zes vertrouwenscentra en worden thema’s behandeld die de zes centra aanbelangen. Stef Anthoni, Algemeen directeur VK Antwerpen antwoordde het volgende: “We hebben de samenwerkingsovereenkomst SGGJ besproken op het overleg van het Forum. Er is met waardering gesproken over jullie overleg en de kennisverdieping die daarbij wordt mogelijk gemaakt. De zes VK’s willen dit overleg dan ook moreel ondersteunen.” Ondertussen lieten de drie VK’s weten de overeenkomst mee te ondertekenen en in de toekomst ook daadwerkelijk mee te participeren aan het overleg. De drie andere VK’s leggen de deelname eerstdaags voor op hun team. Aangezien SENSOA geen hulpverlening aanbiedt aan jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen, hebben ze beslist niet langer deel te nemen aan het overleg. Echter: het thema “seksueel grensoverschrijdend gedrag” blijft er wel op de agenda staan. Door het SGGJ-overleg te laten doorgaan in de lokalen van SENSOA, wordt alvast een blijvende link voorzien. Daarnaast participeert – naar aanleiding van concrete vragen zoals b.v. de aanpassing van het vlaggensysteem voor zwakker begaafde jongeren – SENSOA wel aan het voormiddaggedeelte van het overleg. Tot slot is dit overleg geen statisch gegeven. Bij het schrijven van dit tweede tussentijdse verslag, stelt het psychiatrisch ziekenhuis ASSTER eveneens de vraag of ze in de toekomst kunnen deelnemen, vanuit de ervaring dat werken met deze doelgroep geen evidentie is. De overeenkomst wordt op dit moment alvast goedgekeurd en ondertekend door: 1. ADAM, Centrum Algemeen Welzijnswerk Metropool 2. Alba HCA Brussel – Leuven 3. Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg (BAAL), vzw Jongerenwerking Pieter Simenon 4. Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) Limburg 5. De Patio (afdeling forensische jeugdpsychiatrie H. Familie Kortrijk) 6. Elegast 7. EXIT, Centrum Algemeen Welzijnswerk Regio Brugge 8. FAB-team, Centrum Algemeen Welzijnswerk Artevelde 9. Forensisch Jongerenteam, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Kempen 10. FRONTA, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Mandel en Leie en Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Largo 11. HCA Oost-Vlaanderen 12. I.T.E.R. jongerenwerking 13. Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling Antwerpen 14. Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling Brussel 15. Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling Limburg 16. Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling Oost-Vlaanderen 17. Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling Vlaams-Brabant 18. Vertrouwenscentrum voor Kindermishandeling West-Vlaanderen 19. ZNA Universitaire Kinder en Jeugdpsychiatrie en wordt bij het schrijven van dit tweede tussentijdse verslag door alle negentien betrokken diensten ondertekend.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 24
Naast een gemeenschappelijk gedragen kader inzake doelstellingen en werkingsprincipes, wil deze overeenkomst ook het engagement van alle betrokken deelnemers voor dit overleg en bijhorende doelgroep benadrukken. U vindt de overeenkomst in bijlage 3 van dit rapport.
2. Studiedag: ‘op de Grens’, vrijdag 20 april 2012
Het ‘SGGJ-overleg’ is één manier om vorm te geven aan een ondersteuningsplatform waar netwerkvorming en het delen van expertise centraal staan. Het organiseren van een studiedag, waar gefocust wordt op de doelgroep, leek ons een andere … Hiernaast was het op 19 februari 2012 precies tien jaar geleden dat de eerste jongere bij EXIT werd aangemeld. Vandaag – tien jaar later – zijn we 300 aangemelde jongeren verder. Dit tienjarig bestaan wilden we vieren ... met een studiedag? Feest dus: de Provincie West-Vlaanderen stelde het provinciehuis ‘Boeverbos’ ter beschikking, deelnemers werden rijkelijk voorzien van spijs en drank en de dag werd muzikaal omkaderd door een jazztrio. Maar ook een stevige inhoud sierde de agenda: we hebben ervoor geopteerd die sprekers aan het woord te laten die met hun verhaal ook iets vertellen over het onze. Op die manier werd iets weergegeven van de tien jaar ervaring die we ondertussen met EXIT hebben opgedaan. Prof. Dr. Stijn Vanheule hield halt bij daderhulp en diagnostiek. Na Vanheule, nam prof. Dr. Adriaenssens het woord. Hij nam ons mee in de complexe overgangen tussen gewoon, ongewoon en delinquent seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren. De voormiddag werd afgesloten door prof. Dr. Patrick Meurs. Hij bracht een verhaal over siblingseksualiteit en de grens tussen spel of nieuwsgierigheid enerzijds, incest en misbruik anderzijds. In de namiddag konden de deelnemers kiezen uit twee van de vier aangeboden workshops. Erika Frans situeerde het ‘vlaggensysteem’, een referentiekader voor seksueel gedrag door jongeren. Jeroen Dewinter bracht een verhaal over ‘seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren met autisme’. Charlotte Boonstra en Peter Peeters stelden hun specifieke programma voor om te werken met ‘jeugdige zedendelinquenten’: Multisystemic therapy (MST) program for problem sexual behavior. Chris van de Veire had het over ‘blijven werken met elan: zorg voor de hulpverlener’. We herkenden onszelf alvast in haar ‘bevlogenheid’. De dag werd afgerond door een boeiend panelgesprek waaraan Eerste substituut procureur Thierry Begeyn, kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen, Astrid De Bruycker van Child Focus, onze eigenste Björn Claessens en Samuel Markey van FRONTA en Stein de Sterck van het Vertrouwenscenturm kindermishandeling Antwerpen en auteur van ‘J-Eminem’ deelnamen. De sfeerfoto’s hieronder geven u alvast een impressie.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 25
Het lijkt ons zinvol om ook de komende jaren te investeren in een dergelijke grootschalige actie: om de doelgroep een plaats te geven in het grote, Vlaamse hulpverleningslandschap; om betrokken hulpverleners, ambtenaren, rechters, etc. met elkaar in contact te brengen en een netwerk te construeren (en onderhouden) betreffende deze jongeren; om good practises en nieuwe ontwikkelingen uit te wisselen. De aanzet is – bij deze – alvast gegeven.
3. Het Universitair Forensisch Centrum
Op 8 oktober 1998 ging het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik van start. Het UFC werd – in het kader van dit samenwerkingsakkoord - door de Minister van Justitie erkend als Vlaams steuncentrum voor de wetenschappelijke en logistieke ondersteuning van de teams die de aanpak van deze problematiek in Vlaanderen mogelijk maken (zie ook boven). Vandaag stellen we ons de vraag waarom de minderjarigen die seksueel misbruik plegen niet eveneens onderwerp vormen van de samenwerkingsovereenkomst. 7 Prof. Dr. Cosyns, directeur UFC, geeft aan dat seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren in die tijd eerder werd gezien als experimenteergedrag dat wel zou ‘overgaan’. De laatste decennia groeide de wetenschappelijke evidentie dat deze jongeren wel degelijk bijzondere aandacht nodig hebben en seksueel grensoverschrijdend gedrag op jongere leeftijd een risico betekent voor verder herval in de volwassenheid. Daarnaast, vertelt prof. Dr. Cosyns, waren er bij de onderhandelingen rond het samenwerkingsakkoord geen ‘jongerenhulpverleners’ noch ‘-juristen’ aanwezig. Allicht omdat er toen geen evidentie was dat er ook een aanbod nodig was voor jongeren alsook omdat er überhaupt zo goed als geen aanbod was in de zorgsector. Het UFC ziet zeker kansen in een extra opdracht naar jongeren toe. Zo is er al heel wat expertise aanwezig in de hulpverlening aan volwassen plegers van seksueel misbruik en maakt dit een continuüm aan zorg mogelijk. Echter, het UFC is verbonden aan het samenwerkingsakkoord, dat enkel de verwijzingen vanuit Justitie omvat. Daarnaast beschikt het team op dit moment niet over de nodige knowhow om ook begeleidingen en ondersteuning te bieden voor jongeren. Jongeren zijn immers geen ‘minivolwassenen’. In vergelijking met het SGGJ-overleg (zie boven) is het UCF geen overlegplatform voor hulpverleners, hoewel op vraag van de gespecialiseerde diensten, wel coaching wordt geboden. Daarnaast organiseert men jaarlijks een studiedag met verschillende sprekers en probeert men doorheen het jaar ook ‘kleinere’ studiemomenten te organiseren: een workshop, een studienamiddag, … rond een afgebakend thema met een of een zeer beperkt aantal sprekers.
4. Conclusie en aanbevelingen
Het SGGJ-overleg is een Vlaams, intersectoraal ondersteuningsplatform m.b.t. de problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag naar jongeren.
7
Gesprek team UFC, 3 december 2012
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 26
In deel twee van deze opdracht concludeerden we dat werken met jonge plegers een specifieke expertise vraagt, net zoals het werken met volwassen plegers. Hoewel er een overlap is tussen beide expertises, zijn er ook tal van verschilpunten waardoor een volledige integratie van teams niet is aangewezen.
Dit betekent niet dat het aanbod voor jonge plegers een eiland kan vormen. Er dient op frequente basis overleg te worden georganiseerd met relevante betrokkenen, zowel op casus- als casusoverschrijdend niveau. De collega’s die met volwassen plegers werken, kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Het is – ons inziens – aangewezen om het n.a.v. deze ‘extra opdracht’ opgebouwde contact met het volwassen steuncentrum (UFC) verder uit te bouwen en uit te zoeken hoe in de toekomst meer en zinvol kan worden samengewerkt. Want hoewel de weg verschilt, is het doel wel hetzelfde: het voorkomen van herval in seksueel grensoverschrijdend gedrag. Overigens en tot slot, lijkt het ons een absolute meerwaarde om het samenwerkingsverband dat nu alleen is gericht op volwassenen, ook uit te breiden naar jongeren … Als duidelijk signaal: vroeg ingrijpen is belangrijk en kan een wezenlijk verschil maken.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 27
SLOTBESCHOUWING
Dat jongeren seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen hoeft op zich geen probleem te zijn, laat staan de voorbode van erger en meer. Een pedagogische reactie is wellicht altijd aangewezen, een hulpverlenende niet. En als die hulpverlenende dan toch aan de orde is, lijkt het ons vaak niet nodig er een heel specifiek aanbod op in te zetten. Het zal kwestie zijn om zo goed mogelijk te screenen wie wat nodig heeft. Daarnaast en minstens even belangrijk moeten we investeren in de belendende sectoren maar ook in collega’s/verwijzers. Wat maakt dat zij het niet zien zitten om met de doelgroep aan de slag te gaan? Het concrete werken met jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen, is helemaal niet zo verschillend van het werken met jongeren in een reguliere setting. Alleen dan dat het over seks gaat, vaak over als misdrijf omschreven feiten en dit alles de emoties hoog doet oplaaien … Een schijnbare paradox? Voorliggend rapport benadrukt het belang van een specifiek, intersectoraal, lokaal verankerd aanbod voor jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag stelden. Anderzijds willen we deze doelgroep niet gaan stigmatiseren noch het gedrag gaan over-problematiseren. Laten we de paradox dan maar bestaan, het zorgt er alvast voor dat we voldoende zorg aan de dag leggen voor de jongere die bij ons terecht komt.
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 28
REFERENTIELIJST EN BIJLAGEN
Korte referentielijst
‘Geweld, gemeld en geteld’ door het Kinderrechtencommissariaat (Brussel, september 2011) Eindrapport. ‘Verkenning van de verdere implementatie van een leerproject seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren in Vlaanderen.’ (2009). Een opdracht van de Vlaamse Overheid, verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn. Sites, mails en telefoongesprekken met de betrokken collega’s
www.steunpuntjeugdhulp.be
Bijlagen
BIJLAGE 1: Engagementsverklaring hulpverleningsaanbod SGGJ tussen FRONTA en EXIT BIJLAGE 2: Samenwerkingsakkoord EXIT - BAAB BIJLAGE 3: Samenwerkingsovereenkomst SGGJ
Uitbouw van intersectorale samenwerking en ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren – Eindrapport, maart 2013 29