Bijlage 0.05 BOUWMAATSTAVEN ten behoeve van nieuwbouwplannen voor ALGEMENE EN KANTOORRUIMTEN in de zorgsector
Gelet op artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen Voorbereid
door de Commissie Bouw
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 29 mei 2000
Goedgekeurd
door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
1
Status van de bouwmaatstaven
1
Gebruik van de bouwmaatstaven
1
I
BESCHRIJVING PER RUIMTE
3
-
Algemene ruimten
3
-
Kantoorruimten
7
-
Verkeersruimten
10
II TECHNISCHE EISEN 12
BIJLAGE
Cbz/nr. 1094-00
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
INLEIDING Deze bouwmaatstaven hebben betrekking op algemene en kantoorruimten in zorginstellingen. Onder algemene ruimten worden daarbij met name wachtruimten en sanitaire voorzieningen verstaan. Onder kantoorruimten worden werkruimten voor individuele personen en groepen verstaan, en voorts besprekingsruimten zoals spreekkamers, vergader- en instructieruimten. Daarnaast wordt in deze bouwmaatstaven aandacht besteed aan verkeersruimten, met inbegrip van glasoverkapte ruimten zoals atria. In hoofdstuk I van deze bouwmaatstaven zijn voor de hierboven genoemde ruimten bouwkundig-functionele eisen en aanbevelingen geformuleerd, alsmede voor sommige ruimten geldende, specifieke technische eisen. In hoofdstuk II zijn algemeen geldende technische eisen geformuleerd.
Status van de bouwmaatstaven De bouwmaatstaven zijn vastgesteld door het College bouw bij besluit van 29 mei 2000, gelet op artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, en goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 15, lid 5, van de WZV. De bouwmaatstaven zijn een nadere uitwerking van de in artikel 15, tweede lid, van de WZV genoemde criteria van doelmatigheid, noodzakelijkheid van bestanddelen en in het algemeen belang verantwoorde tariefsgevolgen. De bouwmaatstaven zullen als bijlage 0.05 onderdeel gaan uitmaken van het Besluit bouwmaatstaven WZV. Verwezen wordt naar het algemeen deel van de toelichting bij de Regeling College bouw ziekenhuisvoorzieningen ‘Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten zorgsector’. De voorliggende bouwmaatstaven vormen een onderdeel van de maatstavenrapporten die het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (het Bouwcollege) heeft vastgesteld of nog zal vaststellen. In die rapporten wordt naar de Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten verwezen. Deze bouwmaatstaven zijn gebaseerd op de toetsingspraktijk van het Bouwcollege. Daarnaast is in het bijzonder op deze ruimten regelgeving van derden van toepassing, met name het Bouwbesluit en de Arbowet. Naar die regelgeving wordt in de door het Bouwcollege vastgestelde bouwmaatstaven verwezen.
Gebruik van de bouwmaatstaven De wijze van gebruik van de bouwmaatstaven wordt beschreven in de diverse, door het Bouwcollege vastgestelde bouwmaatstaven waarin naar de Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten wordt verwezen.
Cbz/nr. 1094-00
1
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Cbz/nr. 1094-00
2
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
I
BESCHRIJVING PER RUIMTE
In dit hoofdstuk zijn per ruimte bouwkundig-functionele eisen en aanbevelingen geformuleerd, alsmede specifiek voor die ruimten geldende technische eisen. De algemeen geldende technische eisen zijn beschreven in hoofdstuk II.
Algemene ruimten Wachtruimte Uitgaande van situering aan een verkeersruimte (gang, hal of dergelijke) bedraagt de nuttige oppervlakte van een wachtruimte ten minste 1 m² per persoon. Per rolstoelopstelplaats is echter circa 1,5 m² nodig. Per opstelplaats voor een bed, stretcher of brancard is circa 3,5 m² nodig. Noodverlichting is gewenst. Verwezen wordt naar de bouwsteen op bladzijde 2. Garderobe In geval van situering aan een verkeersruimte bedraagt de nuttige oppervlakte van een garderoberuimte circa 0,15 m² per jas/mantel. Is sprake van een afgezonderde ruimte, dan bedraagt de nuttige oppervlakte circa 0,2 m² per jas/mantel. Toilet In gebouwen waar personen werkzaam zijn, moet ten minste één toilet aanwezig zijn. Bij 10 of meer ge1 lijktijdig werkzame werknemers zijn afzonderlijke toiletten nodig voor dames en heren. Vloeren en wanden moeten wasbaar en waterbestendig zijn. In zorggebouwen is ieder toilet dat gebruikt wordt door patiënten/bewoners voorzien van noodverlichting en een aansluiting op de verplegingsoproepinstallatie. Verwezen wordt naar het Bouwbesluit (art. 46, 216 en 250). Rolstoeltoilet In gebouwen waar minder-valide personen tijdelijk of permanent verblijven moet ten minste één rolstoeltoilet aanwezig zijn. In zorggebouwen wordt het aantal rolstoeltoiletten vooral bepaald door zorginhoudelijke eisen, en niet zozeer door het aantal gebruikers. Meestal wordt uitgegaan van een nuttige oppervlakte van ten minste 2,2 x 2,2 m in verband met de mogelijkheid assistentie aan patiënten/bewoners te verlenen. Voor nadere technische eisen wordt verwezen naar Toilet (zie hiervoor). Voor de inrichting en uitrusting wordt verwezen naar het ‘Handboek voor Toegankelijkheid'. Voorts wordt verwezen naar het Bouwbesluit (art. 46 en 216).
1
Zie Veiligheidsbesluit restgroepen (VBR), art. 64-70.
Cbz/nr. 1094-00
3
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Cbz/nr. 1094-00
4
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Douche In niet voor bewoning bestemde (delen van) zorggebouwen behoeven douches alleen aanwezig te zijn wanneer de aard van de werkzaamheden of de hygiëne dit vereist. Het aantal douches is vooral afhankelijk van lokale omstandigheden. Voor technische eisen wordt verwezen naar de gecombineerde badruimte (zie hierna). Voorts wordt verwezen naar het Bouwbesluit (art. 46, 47 en 217). Rolstoeldouche Voor minder-valide personen kan, met name in zorginstellingen, een rolstoeldouche op zorginhoudelijke gronden gewenst zijn. De ruimte moet geschikt zijn voor het verlenen van assistentie. Veelal wordt een rolstoeldouche gecombineerd met een rolstoeltoilet of een badruimte. Voor technische eisen wordt verwezen naar de gecombineerde badruimte (zie hierna). Voorts wordt verwezen naar het Bouwbesluit (art. 43, 47 en 217) en naar de bouwsteen op bladzijde 2. Gecombineerde badruimte De nuttige oppervlakte van een gecombineerde badruimte in een zorggebouw bedraagt ten minste 7,8 m² bij een breedte van ten minste 2,2 m. Aan deze in het Bouwbesluit (art. 217) opgenomen eis ligt het uitgangspunt ten grondslag dat de ruimte geschikt is voor het wassen van een patiënt op een badstretcher of een douchestoel, en dat in de ruimte een rolstoeltoilet aanwezig is. Vloeren en wanden moeten wasbaar en waterbestendig zijn. Drempels zijn ongewenst; over de gehele vloer is afschot gewenst naar een schrobputje. In zorggebouwen is de ruimte voorzien van noodverlichting en een aansluiting op de verplegingsoproepinstallatie. Verwezen wordt naar de bouwsteen op bladzijde 2. Werkkast Deze ruimte is bedoeld voor gebruik door het personeel van de betreffende afdeling van de zorginstelling. (De schoonmaakdienst beschikt als regel over een afzonderlijke werkruimte.) Vloeren en wanden moeten wasbaar en waterbestendig zijn. Tappunten voor koud en warm water zijn gewenst. De nuttige oppervlakte bedraagt ten minste circa 1,5 m².
Cbz/nr. 1094-00
5
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Cbz/nr. 1094-00
6
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Kantoorruimten Werkruimte Een eenpersoons-werkruimte is gewenst, indien de gebruiker veel overleg of vertrouwelijke gesprekken moet voeren of als zijn functie een representatief karakter heeft. In het algemeen wordt afgezien van gebruik van één werkplek door meer dan één medewerker indien sprake is van deeltijdwerkers van wie de werktijd meer dan 75% van een werkweek bedraagt. In deze gevallen wordt uitgegaan van volledige werkplekken. 2 Daglicht en uitzicht De gezamenlijke oppervlakte van de lichtopeningen waardoor daglicht kan toetreden, bedraagt ten minste 1 /20 x de nuttige oppervlakte van de werkruimte. De gezamenlijke breedte van de lichtopeningen die uitzicht 1 bieden op de omgeving, bedraagt ten minste /10 x de omtrek van de werkruimte. Werkruimten die van elkaar of van een andere besloten ruimte gescheiden zijn door wanden die voor meer dan de helft uit helder, doorzichtig materiaal bestaan, worden voor de toepassing van deze eisen als één ruimte beschouwd. Deze eisen zijn niet van toepassing voorzover de aard van de werkzaamheden of de functie van de ruimte zich tegen daglichttoetreding verzet, of indien in de werkruimte overdag door niemand gedurende meer dan twee uren arbeid wordt verricht. 3 Afmetingen De nuttige oppervlakte van een kantoorruimte bedraagt ten minste 10 m², uitgaande van een basiswerkplek, bestaande uit een standaardbureau of werktafel, een bureaustoel, een kast en automatiseringsapparatuur. Voor elke volgende werkplek bedraagt de nuttige oppervlakte ten minste 8 m². Bij deze oppervlakten zijn de looproutes in het werkvertrek inbegrepen. Voor het overig meubilair en apparatuur (archiefkasten, printer en dergelijke) wordt de minimaal vereiste nuttige oppervlakte bepaald door het ruimtebeslag, respectievelijk de gebruiksruimte. De vrije hoogte bedraagt ten minste 2,4 m, de vrije breedte ten minste 1,8 m. Indien tevens wordt voorzien in een overlegmogelijkheid met ten hoogste 6 personen, wordt aan de ruimte circa 1,5 m² per mogelijk aanwezige deelnemer toegevoegd. Verwezen wordt naar het Bouwbesluit (art. 214, 215, 248 en 249) en naar de bouwstenen op bladzijde 4. Spreekkamer Voor een spreekkamer wordt doorgaans een nuttige oppervlakte van 10 tot 12 m² aangehouden, hetgeen toereikend is voor 6, respectievelijk 8 personen (gemiddeld circa 1,5 m² per persoon). Voor rolstoelgebruikers is per persoon 1,5 tot 2 x zoveel oppervlakte nodig. De ruimte beschikt bij voorkeur over daglicht, maar dit is niet vereist. Verwezen wordt naar de bouwsteen op bladzijde 6.
2 3
Zie Veiligheidsbesluit restgroepen (VBR), art. 5. Verder wordt verwezen wordt naar het Bouwbesluit (art. 210). Verwezen wordt naar publicatie P 186 "Kantoren, informatie, organisatie en besluitvorming bij kantoorbouw- en inrichtingsprojecten" van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag (1e druk 1994).
Cbz/nr. 1094-00
7
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Cbz/nr. 1094-00
8
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Vergaderruimte De nuttige oppervlakte van een vergaderruimte varieert afhankelijk van de opstelling van stoelen en tafels. Zo bedraagt zij in geval van een ronde of carré-vormige opstelling gemiddeld circa 2 m² per plaats, exclusief eventuele kastruimte en dergelijke. In geval van een opstelling in rijen kan echter met circa 1,25 m² per plaats worden volstaan. De ruimte moet verduisterd kunnen worden ten behoeve van beeldpresentaties. Verwezen wordt naar de bouwsteen op bladzijde 6. Ontspannings-/instructieruimte Deze ruimte is in het algemeen bestemd voor het pauzeren van medewerkers van een of meer afdelingen. Indien de ruimte bestemd is voor minder dan 25 personen, kunnen hier tevens besprekingen worden gehouden die een instructief karakter hebben en waarbij gebruik wordt gemaakt van audiovisuele middelen. (In geval van 25 of meer personen zal hier een afzonderlijke ruimte voor nodig zijn.) De ruimte moet verduisterd kunnen worden ten behoeve van beeldpresentaties. De nuttige oppervlakte bedraagt circa 1,25 m² per gelijktijdig aanwezige medewerker (waarvoor doorgaans circa 60% van het totale aantal medewerkers wordt aangehouden), vermeerderd met ten minste 4 m² voor een beperkte keukenvoorziening (pantry). Verwezen wordt naar de bouwsteen op bladzijde 8.
Cbz/nr. 1094-00
9
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Verkeersruimten Alle verkeersruimten van een zorggebouw, ook binnen de afdelingen, worden gerekend tot de verkeersoppervlakte. Daaronder wordt dat gedeelte van de netto vloeroppervlakte verstaan, dat voor de verkeersontsluiting of de verkeersafwikkeling van het gebouw dient. Tot de verkeersruimten worden gerekend tochtportalen en/of vestibules, halruimten, gangen en trappenhuizen. Ook de netto vloeroppervlakte van liftschachten wordt als verkeersoppervlakte beschouwd. Glasoverkapte ruimten worden beschouwd als verkeersruimten voorzover (delen van) deze ruimten geen gebruiksfunctie hebben. Voorzover dit wél het geval is, is sprake van nuttige oppervlakte. Aan verkeersruimten gelegen wachtruimten worden tot de nuttige oppervlakte gerekend. Gangen In andere dan woongebouwen bedraagt de breedte van voor gemeenschappelijk gebruik bedoelde gangen op grond van het Bouwbesluit (art. 213) ten minste 1,1 m (het ‘Handboek voor Toegankelijkheid' gaat uit van ten minste 1,2 m). Waar rekening moet worden gehouden met beddentransport, alsmede ter plaatse van sanitaire ruimten met naar buiten draaiende deuren, bedraagt de gangbreedte tussen de leuningen ten minste 2,15 m, maar waar bedden moeten kunnen draaien, ten minste 2,3 m. Bij toepassing van deuren met een zijpaneel met een gezamenlijke vrije doorgangsbreedte van 1,4 m kan de gangbreedte tussen de leuningen in het laatste geval tot eveneens 2,15 m worden beperkt. Op andere plaatsen waar geen bedden komen, maar waar rekening moet worden gehouden met elkaar passerende rolstoelgebruikers bedraagt de gangbreedte ten minste 1,4 m. Ten behoeve van het manoeuvreren is een vloeroppervlakte van ten minste 1,5 x 1,5 m nodig. Een 0,2 tot 0,25 m hoge stootrand (met de onderzijde op circa 0,15 m boven de vloer) kan beschadiging van de gangwanden door rolstoelen voorkomen. Glasoverkapte ruimten Glasoverkapte ruimten zijn buitenruimten die - in tegenstelling tot patio's - overdekt zijn met glazen of plexiglazen kappen, koepels of dergelijke. Deze ruimten hebben voornamelijk verkeersfuncties en eventueel verblijfsfuncties (wachtruimte, informatiebalie, winkeltje). Een onderscheid kan worden gemaakt naar een atrium (volledig door een gebouw omsloten), een serre (één of meer glasgevels) en een passage (langgerekte vorm). Door hun vorm en opzet vraagt de beheersing van het klimaat in glasoverkapte ruimten bijzondere aandacht. Het ontwerp behoort te voldoen aan de vigerende regelgeving met betrekking tot de warmteweerstand van het dak, en te worden doorgerekend met een gevalideerde temperatuuroverschrijdingsberekening op basis van bouwfysische eigenschappen, ventilatie- en installatietechnische voorzieningen, aangenomen gebruik enz., om aan te tonen dat in zomersituaties een aanvaardbaar binnenklimaat wordt bereikt. In de winter mag de temperatuur in de ruimte niet te laag worden en moet koudeval worden voorkomen.
Cbz/nr. 1094-00
10
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Dakopeningen zijn onvoldoende wanneer geen adequate luchttoevoervoorzieningen zijn aangebracht. De brandweer kan rookgasluiken in het dakvlak eisen, die gewoonlijk in de hoogste delen van de transparante kap worden geplaatst. Deze doen tevens dienst voor de natuurlijke ventilatie. De thermische trek die hierdoor ontstaat (tocht), kan worden beperkt door de ventilatielucht vooral via de kap toe te laten treden en, na circulatie, ook weer vooral via het dak te laten verdwijnen. Vanwege de warmtelast van de overkapping wordt in een glasoverkapte ruimte meestal een groter ventilatievoud toegepast dan in een gewone verkeersruimte, die in beginsel eenmaal per uur wordt ververst. Daarom kan uit een oogpunt van brandveiligheid worden volstaan met een rookluiksysteem, berekend volgens SBR 233, dat wordt aangestuurd door rookmelders.
Cbz/nr. 1094-00
11
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
II TECHNISCHE EISEN In dit hoofdstuk zijn algemeen geldende technische eisen voor algemene en kantoorruimten geformumuleerd. De voor specifieke ruimten geldende technische eisen zijn beschreven in hoofdstuk I. Verlichting Rekening houdend met NEN 3087, resp. NEN 1890, kunnen globaal de in tabel 1 vermelde verlichtingssterkten, afhankelijk van de reflectiegraad van plafond en wanden, worden gehanteerd. Verwarming en koeling De in tabel 1 vermelde temperatuurwaarden hebben betrekking op de dag- en nachtsituatie tijdens het stookseizoen. Bij perioden van extreem hoge buitentemperaturen is het noodzakelijk dat met name afkoeling van de ruimten door onverminderde nachtventilatie met frisse buitenlucht plaatsvindt om koelenergie te besparen. Ventilatie Als richtgetal voor ventilatievouden kunnen de in tabel 1 vermelde waarden worden aangehouden. Daarbij wordt onder het ventilatievoud van een ruimte verstaan het aantal luchtwisselingen per uur met verse buitenlucht. Onder een ventilatievoud van bijvoorbeeld 3 wordt verstaan dat de inhoud van de ruimte driemaal per uur wordt ververst. Overigens is het noodzakelijke ventilatievoud voor veel ruimten een afgeleide eis. Bij de voor werkruimten en spreekkamers vermelde waarden wordt het volgende opgemerkt. In het algemeen verdient natuurlijk ventileren de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is, is een regelbaar ventilatievoud van 4 tot 6x per uur noodzakelijk. Uit een oogpunt van bescherming van de gezondheid bedraagt 3 de minimaal vereiste luchtverversing per persoon 30 m per uur. Voor kantoorvertrekken moet de voorziening voor de toevoer van verse buitenlucht en de afvoer van bin-3 3 nenlucht een capaciteit hebben van ten minste 12 x 10 m /s per m² oppervlakte. Voor andere dan werk-3 3 vertrekken geldt een waarde van ten minste 10 x 10 m /s per verblijfsruimte, gebaseerd op de minimale hoeveelheid verse lucht voor een persoon. Verwezen wordt naar het Veiligheidsbesluit restgroepen. Geluidwering Voor algemene en kantoorruimten gelden de in tabel 1 vermelde toelaatbare geluidniveaus met betrekking tot de geluidsproductie van installaties (met name van de mechanische ventilatie). Verwezen wordt naar de vigerende ISSO-gegevens op dit gebied en naar het Bouwbesluit (art. 194, 195 en 196), respectievelijk het ontwerp-Bouwbesluit gezondheidszorggebouwen (art. 7.3.8).
Cbz/nr. 1094-00
12
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
Tabel 1 Technische eisen algemene en kantoorruimten
ruimte
verlichtingssterkte (lux) algemeen
temperatuur o ( C)
ventilatievoud (n x per uur)
toelaatbaar geluidsniveau (dB(A))
plaatselijk
wachtruimte
150-250
-
18-26
4-6
-
garderobe
150-250
-
18-26
6
-
toilet
150-250
-
18-26
6 )
1
-
douche
150-250
-
20-26
3-12 )
2
-
werkkast
150-250
-
15-26
6
-
werkruimte
250
400-500 (-1000)
20-26
4-6
40-45
spreekkamer
250
-
20-26
4-6
35
vergaderruimte
0-250 (regelbaar)
500
20-26
3-8
35
ontspannings-/ instructieruimte
0-250 (regelbaar)
500
20-26
8
45
verkeersruimte
150-250
-
18-26
2-3
-
1
Het Bouwbesluit stelt als minimumeis 7.10-3 m3/s (art. 201).
2
Het Bouwbesluit stelt als minimum-eis voor een al of niet met een toiletruimte samengevoegde badruimte: 14.10-3 m3/s (art. 201).
) )
13 Cbz/nr. 1094-00
Bouwmaatstaven algemene en kantoorruimten
BIJLAGE
LITERATUUR
-
Ministerie van VROM: Besluit houdende technische voorschriften omtrent het bouwen van bouwwerken en de staat van bestaande bouwwerken (Bouwbesluit).
-
Ministerie van VROM: Bundel bouwvoorschriften. Samenstelling: mr. F.H. van den Bercken. Staatsuitgeverij, Den Haag.
-
Nederlandse Normalisatie-instituut: NEN 2580. Oppervlakten en inhouden van gebouwen. Tere men, definities en bepalingsmethoden. 2 druk, Delft 1997
-
Wijk, Maarten, Jaap Drenth, Ed Nolte, Maarten van Ditmarch: Handboek voor Toegankelijkheid. e 3 druk, Doetinchem 1998
Cbz/nr 1183-00