Donkere dagen rond Kerst? De spreekwoordelijke donkere dagen voor Kerst waren dit jaar dubbel waar: het korte licht, maar daarnaast ook de donkere verhalen in alle kranten. Gebrek aan vertrouwen, gebrek aan leiderschap en gebrek aan positieve verwachtingen. Ná Kerstmis zou dit toch moeten veranderen, al was het maar door de paar minuten langer licht en het feit dat een nieuw jaar nieuwe kansen biedt. Laat ik proberen deze trend te versterken door daar een positief punt aan toe te voegen. De ontwikkeling van de techniek in het afgelopen jaar en ongetwijfeld ook in 2006 is een reden voor optimisme. Denk maar eens aan de vooruitgang van de medische techniek, zoals we dat op het KIVI NIRIA Congres in oktober 2005 hebben gezien. En bijvoorbeeld aan de toenemende capaciteit van chips, waardoor nieuwe mogelijkheden voor communicatie, ontspanning, kwaliteitsbewaking, veiligheid en rekenkracht zijn ontstaan. Het is gebruik geworden om technische ontwikkelingen op hun mogelijk negatieve gevolgen te beoordelen. Natuurlijk kan techniek positief en negatief gebruikt worden, maar dat geldt voor alles wat mensen doen. Techniek gaat zelfs verder dan de belastingdienst: we kunnen niet alle problemen oplossen, maar we kunnen het wel plezieriger én makkelijker maken. Om met Huib van Heel te spreken: bij maatschappelijke problemen is techniek sóms een deel van het probleem, maar het is áltijd een deel van de oplossing. Ik wens ons allen toe dat de donkere dagen zullen verdwijnen. Maar dat lukt alleen als we wat optimistischer worden. De techniek zal u daarbij helpen, ook in 2006. Jan Dekker President KIVI NIRIA 2 december 2005
Suppose you become a suppoost Behalve voor mensen die graag de hele dag op een stoeltje willen zitten in een museumzaal en een dutje willen doen, geen erg aantrekkelijk vooruitzicht. Toch is dit wat Thomas Friedman voor ons in de aanbieding heeft. Friedman, columnist van the New York Times, staat met zijn boek “The world is flat” nu al een half jaar op nummer één van de bestsellerslijst in de USA. Hij schrijft dat de wereld op het gebied van economie en concurrentie steeds platter wordt, er zal steeds meer concurrentie zijn met goedkope en hardwerkende landen als China en India en de USA zal zich enorm zal moeten inspannen om daar iets tegenover te stellen. Niet alleen eenvoudig werk wordt “geoutsourced”, maar ook werk dat kennis en intelligentie vraagt, en waarvoor afstand geen belemmering is. Europa, zegt hij, zal in dit gevecht niet mee kunnen komen en daarom is voor ons de rol van museum weggelegd. Om twee redenen niet erg aantrekkelijk: het levert niet het meest opwindende en spannende werk én landen die niet groeien, zich niet ontwikkelen en tot museum verworden – zie Griekenland – hebben meer dan gemiddeld te lijden onder bureaucratie, ongelijkheid, corruptie en emigratie. Toch heeft Friedman ook iets positiefs voor ingenieurs. In zijn boek werkt hij de stelling uit dat de werkelijk grote veranderingen in de wereld het gevolg zijn van technologische en economische vernieuwingen en niet ontstaan uit politieke of sociale verschuivingen. Hiermee treedt hij in de voetsporen van economen als Schumpeter, Kondratiew, Solow en Karl Marx. Het betekent dat Europese ingenieurs bij uitstek de kans hebben om er voor te zorgen dat door technologische vernieuwing Europa straks wel meedoet in de wereld en dat we hier op de trappen van het museum toch nog een aardig handeltje kunnen opzetten. Ook voor ons allen hier in Nederland – met of zonder museumjaarkaart – iets om aan te werken. Jan Dekker President KIVI NIRIA 18 november 2005
Flitsende presentaties U kent het NEMO in Amsterdam, het half uit het water oprijzende groene gebouw boven de IJ-tunnel. Een tijd lang leek het niet alleen qua vorm, maar ook op financieel gebied een zinkend schip, maar gelukkig is het blijven drijven. Goed om ons allen het leuke van de techniek te laten zien. Laatst was daar een middag van leraren en andere enthousiastelingen voor het vak ontwerpen op de middelbare scholen. Op VWO en HAVO krijg je exacte vakken, maar vaak staan die vakken een paar lesuren af om leerlingen in groepen via ontwerpen kennis te laten maken met projectmanagement, organiseren, de toepassing van de exacte leerstof, materialenkennis, etc. Een groep leraren onder leiding van Cor de Beurs propageren dit - terecht naar mijn mening - en zij hadden een wedstrijd voor het beste Nederlandse ontwerpteam uitgeschreven. Vier teams presenteerden hun ontwerp, dat ook werkelijk was gemaakt. De presentaties toonden hoe dit verbeterd is sinds ik op school zat. Geen duffe spreekbeurt over de hamster van de jongen die vóór je zat, maar flitsende presentaties met PowerPoint, video clips, schaalmodellen en alle teamleden in 'project kleding'. De vier teams toonden zich heel professioneel en bleken ook nog veel aan anderen te denken met een nagelknipper voor mensen met één hand, met een drijvend huisje in de kampong, met een magnetrontang waardoor "tante Truus" zich niet brandt en een handig appelmandje voor oude vrouwtjes. Het was een heerlijke middag waarbij je kon zien hoe enthousiast en goed middelbare schoolleerlingen bezig zijn. Daardoor word je zelf ook enthousiast en krijg je weer vertrouwen in de toekomst. Ook goed om te zien dat een grote groep leraren probeert techniek op deze manier aantrekkelijk te maken. Zij ondervinden natuurlijk ook allerlei problemen en tegenwerking, maar deze middag toonde aan dat ze succes hebben. Bij het ontwerpen van het nieuwe Nederland, waar we allemaal steeds mee bezig zijn, kunnen we een voorbeeld nemen aan de successtory van deze ontwerpers! Jan Dekker President KIVI NIRIA 28 oktober 2005
Kwaliteit hoger onderwijs Het hoger onderwijs en met name de universiteiten zijn goed. Dat is al jaren een soort axioma. Wee degene die er aan waagt te twijfelen! De "citation index" toont het immers onomstotelijk aan. Als er manco's zijn, dan ligt dat aan de maatschappij die de kennis niet opneemt, of aan de overheid die de studenten niet stimuleert of lastige regels introduceert. Ja, het is waar, er zijn voortreffelijke afdelingen, waar echt goed werk wordt gedaan, maar geldt dat voor het totaal? De laatste tijd beginnen er wat barstjes te komen in het beeld dat jarenlang is opgehouden. Veel Nederlandse bedrijven (Philips, Arcadis, enz…) kunnen geen afstudeerders van het vereiste niveau krijgen. Buitenlandse studenten komen minder graag naar ons toe dan we wel zouden willen. En in de rijtjes van de twintig beste universiteiten komen de Nederlandse niet meer voor. Op de lijst van de Shanghai Jiao Tong universiteit staan onze TU's ergens tussen plaats 200 en 300. Niet om over naar huis te schrijven. Is dat een ramp? Enerzijds wel, want Nederland moet, voor het behoud van onze toekomstige welvaart, zorgen op dit gebied voorop te lopen. Anderzijds niet, want pas wanneer je beseft dat je dreigt te gaan achterlopen, ontwikkel je grotere energie en daadkracht. En dat is wat we nodig hebben. Een voorbeeldje: de KIVI NIRIA leerstoel moet een nieuwe hoogleraar hebben en moet uitgebreid worden van één naar twee dagen per week. Het geld voor de uitbreiding was in drie weken bijeen, maar de procedure voor profiel en selectie van de hoogleraar duurt nu al meer dan een jaar. Iedereen moet z'n zegje doen en niemand neemt echt een beslissing. Het duurde zo lang dat sommige sponsoren, begrijpelijk, dreigden af te haken. Van zulke stroperigheid moeten we bij ons hoger onderwijs echt af. Anders zullen we nog meer achterop raken. De indruk bestaat dat OC&W begint te beseffen dat het anders kan en moet; bravo! De universitaire leiding die hier voor vecht, verdient onze steun. KIVI NIRIA zal graag helpen, want ons aller toekomst hangt er van af. Jan Dekker President KIVI NIRIA
7 oktober 2005
Ierland Een paar dagen Ierland. Heerlijk. Als je kunt golfen (ik helaas niet) kun je daar je hart ophalen, maar ook als je houdt van een enthousiaste goed draaiende economie. Wist u hoe het bruto nationaal product zich daar de laatste twintig jaar heeft ontwikkeld? In 1987 was het BNP per hoofd van de bevolking in Ierland 87% van dat van Nederland en in 2002 was het 112%. Daarna nog twee en een half jaar groei van 5% in Ierland en 1 à 2 % in Nederland. In 15 jaar heeft Ierland ons dus ruim ingehaald. Sterke groei met behoud van een goed milieu kan dus ook op ons welvaartsniveau en niet alleen op het lage niveau van China en India. Hoe deden ze dat? Naar eigen zeggen door de vennootschapsbelasting te zetten op 12% en door actief buitenlandse investeringen en toeristen aan te trekken. Ierland had al goede technici, maar heeft dat niet kunstmatig gestimuleerd. De vraagkant van de vele nieuwe technische bedrijven heeft met sterke groei en actieve hulp geleid tot een flinke toename in technische scholing en ook in R&D. Daarin had ons CPB dus gelijk: het is vaak succesvol om de vraagkant te stimuleren. We hebben daar een aantal bouwkundige werken bekeken: grote werken en een snelle aanpak. In toenemende mate PPS, dat wil zeggen dat de aannemers ontwerpen, bouwen en exploiteren. Zo gaat het snel. Zou dat niet ook wat zijn voor ons? We zijn natuurlijk dankbaar voor elk stukje weg dat er bij komt, maar het tempo van de uitbreiding van de A4 is niet echt verbluffend. Als een stukje van acht kilometer klaar is, blijken er aan beide kanten nog flinke knelpunten te bestaan: een nog niet bestaand extra aquaduct bij de ringvaart en een smal stukje bij Leiden. Om maar niet te spreken van het nog nooit gemaakte stuk in het Westland. De aannemers kunnen het wel. Dat tonen ze in Ierland, waar overigens ook behoorlijke knelpunten zijn, kijk maar eens ‘s ochtends rond Dublin. Maar men werkt er hard aan, bijvoorbeeld: 28 km door moeilijk terrein in ruim een jaar. Nu wij nog in Nederland met onze eigen overheid. Ik nodig iedereen uit, kamerleden in het bijzonder, om tijdens een volgende vakantie eens in Ierland te gaan kijken. Heerlijk en leerzaam! Jan Dekker President KIVI NIRIA
23 september 2005
Hulde aan de hacker Onlangs ontstond ophef over het elektronisch patiëntendossier. Drie internetbeveiligingsspecialisten waren erin geslaagd een elektronisch patiëntendossier te hacken van een groot academisch ziekenhuis. De hackers deden dat in opdracht van een publiciste en met toestemming van het ziekenhuis. Als gevolg hiervan klinkt nu in bepaalde groepen de roep richting minister Hoogervorst om uitstel van de invoering van het elektronisch medicatiedossier en het elektronisch patiëntendossier. En dat is jammer. Op dit moment wordt het elektronisch patiëntendossier alleen nog op regionale schaal gebruikt, maar de bedoeling is om dit nationaal (en wellicht op langere termijn zelfs internationaal) toe te passen. Zowel het elektronisch medicatiedossier als het elektronisch patiëntendossier zijn enorme innovaties in de zorg en kunnen op vele plaatsen de zorg verbeteren. Het voordeel voor de patiënt is evident: niet meer overal hetzelfde verhaal vertellen en de kans op fouten is kleiner doordat ieder behandelaar alle nodige informatie beschikbaar heeft. Maar ook het voordeel voor de medicus is duidelijk. Dankzij het systeem kunnen artsen ziektegeschiedenis en medicijngebruik van patiënten raadplegen en hebben zij een voorsprong als zij bijvoorbeeld een onbekende patiënt moeten behandelen. De systemen verhogen overlevingskansen en verlengen levensduur. Natuurlijk kun je geen systeem landelijk lanceren dat vol met fouten zit, maar vól met fouten zit het al lang niet meer! Het hacken is juist een goede test geweest waarvan we kunnen leren. Waar zitten de zwakke plekken en waar zijn nog verbeteringen nodig. Technisch is dat allemaal mogelijk, maar zulke systemen kosten wel geld. Je moet daar dus in investeren. Die investeringen moeten nu nog van de ziekenhuizen zelf komen en die mogen nu maar 2 % van hun budget aan automatisering besteden. Overheid, kom op dus met je geld. In verschillende regionale projecten op het gebied van elektronische dossiers is al veel geleerd en dankzij de hackers actie weten we nog weer meer. Dat alles leidt tot een steeds beter systeem. Al doende leren we. Veel meer dan we in nog tien jaar denken, gaan verzinnen. Dus gewoon doorgaan met de voorbereidingen voor de invoering van het systeem! Jan Dekker President KIVI NIRIA 9 september 2005
Van alle markten thuis Het zijn op zichzelf losse indrukken en berichten, maar het is mij de laatste maanden sterk opgevallen hoe vaak je ingenieurs tegenkomt in “andere” beroepen. Vorige maand stond er een artikel van Henriëtte Prast in het Financieel Dagblad met een kop dat Ingenieurs de beste centrale bankiers zijn. Eindelijk gerechtigheid zou je denken, want wie kunnen er nu het beste tellen en sommetjes maken. Als je goed oplet, zie je echter heel veel ingenieurs in de financiële wereld, in verzekeringsmaatschappijen, in de reisbranche en een bovengemiddeld percentage bij consultants. Vooral dat laatste is opvallend; de grote adviseurs trekken veel ingenieurs met hun exacte en logische vermogens aan om adviezen te geven. Natuurlijk kom je ook veel opleidingsgenoten tegen in branches die een gedeeltelijke technische basis kennen zoals de transportwereld, het verkeer, de communicatie en traditioneel natuurlijk in de landbouw en voedingsindustrie. Een sector waar op dit gebied de laatste tijd een ware doorbraak plaatsvindt is de zorg. Steeds meer ingenieurs werken in ziekenhuizen en werken aan medische en verzorgingssystemen, veelal samen en naast de medici. Dit is een voorbeeld hoe techniek in alle plekken van ons leven meer en meer nodig en onmisbaar begint te worden. We zeggen dat al jaren, maar nu wordt het in de medische en zorgwereld echt goed duidelijk. Het is dan ook verstandig en begrijpelijk, dat het jaarcongres van KIVI NIRIA op 5 oktober in Den Haag gaat over techniek in de gezondheidszorg, in twee opzichten een actueel onderwerp. “Technology Cares!” is de titel. Ingenieurs “zorgen” dus ook, zij zorgen dáár en in nog veel meer branches dat het beter gaat dankzij al hun inzet en hun kennis. Ze zijn van vele, haast alle markten thuis en zorgen voor goede ontwikkelingen. Jan Dekker President KIVI NIRIA
12 augustus 2005
Mooi weer en avonturen O.K. het was mooi weer, maar dat was niet de enige reden voor de uitstekende stemming begin juli in sociëteit Het Meisjeshuis in Delft. Daar was de prijsuitreiking voor het beste ondernemingsplan van het college 'Schrijf uw ondernemingsplan' van hoogleraar Ondernemersschap Hans Wissema van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft. Er waren oorspronkelijk twintig plannen en de beste zeven werden gepresenteerd. Allemaal goede presentaties en leuke onderwerpen: betere rollators, betere paraplu's, een stabiel platform op schepen, handige ontwerpsoftware en hulpmiddelen voor bejaarden. We hebben veel gelachen die middag en dat kon want er was een sfeer van: het is interessant, we kunnen het en we verdienen er ook nog aan. Veel van de plannen waren al volledig uitgewerkt en een paar bedrijven was ook al werkelijk gestart. Er wordt veel geschreven op een klagerige toon over het gebrek aan ondernemersgeest, maar niets daarvan deze dag. Enthousiasme, avontuurlijkheid en plezier. Er waren maar twee prijzen, maar de juryleden vonden minstens drie plannen prijzenswaardig en daarom hebben we één prijs, een cheque van de Rabobank, maar door midden gescheurd voor twee ploegen. Het was een mooie combinatie: prachtig weer, ondernemingsgeest en enthousiasme voor het avontuur en de toekomst. John Habraken toonde datzelfde gevoel al, toen hij in april een eredoctoraat kreeg in Eindhoven en zijn verhaal eindigde met een eigen vertaling van een gedicht over Odysseus van de dichter Cavavy: Als je op weg gaat naar Ithaka Bid dat de weg lang zal zijn Vol avontuur, vol kennis Vrees niet de Monsters En de Boze Geesten Je zult ze niet ontmoeten Zolang je aandacht naar elders gericht blijft En goed vertrouwen je beheerst Jan Dekker President KIVI NIRIA
1 juli 2005
China Enkele weken geleden had ik het voorrecht deel te mogen nemen aan een conferentie over de Science and Technology samenwerking tussen China en de EU. Het was in de Grote Hal van het Volk op het Tian’anmen plein. Maar omdat onze conferentie minder dan 1000 deelnemers had, zaten we in de kleine zaal. De grote zaal is voor echte bijeenkomsten. Er waren bij het congres een paar opvallende zaken. In de eerste plaats de gretigheid, waarmee China op het gebeid van Science and Technology echt met de EU wil samenwerken. We doen ook al veel samen, zoals Galileo en ITER waar China de EU heeft gesteund en verder op het gebied van aero-space en traditional Chinese medicine, waar de EU de grootste samenwerkingspartner is. Gedeeltelijk is dit om wat tegenwicht tegen de USA te creëren, maar ook omdat Europeanen veel kunnen. Verder was duidelijk dat China graag met de hele EU samenwerkt. 1,3 miljard mensen met 0,5 miljard; dan praat je op gelijk niveau. De presentaties waren over het algemeen goed, behalve die van ambtenaren van de drie grote EU landen; die gaven nationalistische verhalen, die naast de realiteit stonden. Onze Nederlandse staatssecretaris Mark Rutte deed het veel beter, door niet Nederland, maar de Europese samenwerking en de noodzaak van verdere praktische stappen te benadrukken. Ook een leuk succes kwam van de KNAW, waar onder leiding van Willem Levelt een systeem voor samenwerking tussen EU en Chinese researchers is ontwikkeld. Het loopt echt. Verder was de openheid, waarmee de Chinezen spraken, opvallend. Een vertegenwoordigster van het volkscongres die een politiek verhaal hield, werd ongenadig door haar landgenoten gewezen op haar fouten en de tekortkomingen van het regime. Al met al een kans voor Europese bedrijven en Universiteiten die kennelijk gepakt wordt. Er is al een zeer intense samenwerking op R&D gebied en die komt voor een groot deel voort uit de kwaliteit van het Europese werk. Iets om tevreden over te zijn. Jan Dekker President KIVI NIRIA
10 juni 2005
Return of the engineer Een mooie titel voor een waarschijnlijk tweederangs film. Maar ook een trend in de top van vele bedrijven. Intermediair van een tijdje geleden wijdde er een artikel aan. Technici zijn terug in de leiding van het Nederlandse bedrijfsleven. Na de tweede wereldoorlog was er een duidelijk verschil tussen de industrie van België en Nederland. Hier werd die geleid door ingenieurs, dus mooie en glimmende fabrieken; in België door economen en daar roestige en technisch achterblijvende bedrijven. De vraag waar de meeste winst werd gemaakt stond toen bij Nederlandse jongeren niet vooraan in de belangstelling. De economie groeide toch voorspoedig. Geleidelijk aan hebben in Nederland de juristen, economen en mba’ers een belangrijke plaats veroverd. Dit onder de druk van vooral Angelsaksische invloeden. Technische kennis kon je kopen en als je het boekje van McKinsey uit je hoofd kon opzeggen, was je spekkoper. Maar gelukkig lopen zulke ontwikkelingen in golven en neemt de waardering voor specialistische kennis en ook met name voor een technische achtergrond toe. Nog vorig jaar vertelde Jacques Schraven (oud-voorzitter VNO-NCW) me dat het hem verbaasde dat er zo weinig ingenieurs in de top van Nederlandse bedrijven zitten. Hij wordt op zijn wenken bediend, want het aantal technici in raden van bestuur en raden van commissarissen neemt de laatste tijd snel toe. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een technische studie niet eenvoudig is en dus een zekere selectie aangeeft. De studie economie doe je er later nog wel bij, terwijl dat andersom knap lastig is. Dat dit zich uiteindelijk ook in het vervullen van vooraanstaande functies gaat vertalen, ligt voor de hand. Een extra en indirecte reden om een technische studie te kiezen! Helaas nog niet voor iedereen een uitgemaakte zaak. Een neef van mij die een technische studie had afgerond vroeg aan zijn oom raad voor de toekomst. Het advies was duidelijk: ga door in je technische vak en de rest komt later wel. Een maand later was hij bankier. Er is dus nog veel te doen en bij voorkeur met meer overtuigingskracht dan van mij. Jan Dekker President KIVI NIRIA
27 mei 2005
Goed zo, universiteiten Vorige maand kwamen in het gebouw van NWO een groot aantal wiskundigen samen om te vieren dat de zogenaamde wiskundeclusters van start gingen. Voor ingenieurs geen wereldschokkende gebeurtenis zou u denken. Integendeel, want je hebt moderne wiskunde nodig om een kunstmaan op zijn plaats op Mars te brengen, je hebt wiskundige modellen nodig om de groei van neuronen in onze hersenen te kunnen begrijpen en ooit te beïnvloeden, je hebt nieuwe wiskunde nodig om signalen betrouwbaar naar een mobieltje te krijgen en ga maar door. Maar het werkelijk interessante was dat de wiskunde afdelingen van de universiteiten gaan samenwerken in drie verbanden. Dat is nogal wat. De universitaire en afdelingsautonomie wordt ingeperkt! Natuurlijk is de reden niet alleen positieve overtuiging, maar ook bittere noodzaak. Het aantal wiskundestudenten was zo geslonken dat de verhouding hoogleraar – student de 1 begon te benaderen en de AWT (een adviesraad voor de regering) al had voorgesteld de opleidingen maar helemaal te sluiten. Maar de wiskundigen, die zoals u begrijpt, goed kunnen optellen en aftrekken, hebben de balans opgemaakt en terecht geconcludeerd dat het beter is samen te werken dan ten onder te gaan. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar op veel plaatsen – ook in universiteiten – zien we dat dit sommetje niet wordt gemaakt en naar de mening van de betrokkenen nog niet hoeft te worden gemaakt. Bravo dus voor de wiskundigen, die - geholpen door een paar miljoen van OCW en NWO - de samenwerking en samensmelting van afdelingen werkelijk uitvoeren. Bovendien beperken ze zich tot een paar gebieden van de wiskunde en voorkomen ze dus een te breed werkterrein, waarop je toch nooit wat kunt betekenen. Rekenmeesters hebben in onze beeldspraak niet alleen maar een positieve naam. In dit geval absoluut ten onrechte, want de wiskundigen zijn hier een voorbeeld voor andere academische disciplines. De maatschappij juicht het alleen maar toe als er actie wordt genomen om organisaties aan te passen aan veranderingen die zich voordoen. Jan Dekker President KIVI NIRIA
13 mei 2005
Europa versterkt innovatie In juni stem ik voor Europa en ik hoop dat u allen het ja-hokje aankruist. De reden voor dit ondubbelzinnige stemadvies ligt in het zevende kaderprogramma voor research; waarvoor de plannen nu zijn ingediend door de Europese Commissie. Over deze plannen liepen al twee jaar lang heftige discussies. Nederlandse partijen zoals NWO, TNO en KIVI NIRIA, die de samenwerking op het gebied van research binnen Europa willen versterken, hadden drie belangrijke wensen: een hoger budget, een European Research Council (ERC) om het Europese onderzoek sterker te coördineren en meer geld voor innovatie in het MKB. Om de plannen uiteindelijk ingediend te krijgen, moesten er congressen worden georganiseerd, allianties worden gesmeed met andere landen en partijen en werden er veel brieven gestuurd en gesprekken gevoerd met de Commissie, de Europese directoraten en het Europese Parlement. Half april nog waren vertegenwoordigers van NWO, TNO en KIVI NIRIA op twee bijeenkomsten in Warschau om steun van de Polen voor ERC en MKB te krijgen. En tot nu toe is het gelukt. De voorstellen voor het budget van het kaderprogramma tonen een flinke verhoging en de twee voor ons en Nederland belangrijke zaken, waarvoor zo hard is gevochten - ERC en meer voor MKB-innovatie zijn beiden volledig in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen. Nu moeten de landsregeringen in de komende maanden nog instemmen met het totale toekomstige EU-budget. R&D en innovatie zijn dus in Europa in goede handen. In ons eigen kikkerlandje lijken we meer te kissebissen over details, dan dat men bezig is met het grote plaatje. Eén krachtige innovatiestrategie die ons helpt binnen Europa, maar ook mondiaal weer concurrerend te worden. Europa versterkt innovatie en dat hebben we hard nodig om de vraagstukken van onze complexe samenleving op te lossen. Zonder voortdurende technologische ontwikkelingen raken economische groei, werkgelegenheid, zorg, veiligheid en een schoon milieu blijvend in de knel. Innovatie is de belangrijkste motor om welvaart en welzijn op peil te houden. En daarmee is Europa niet best, maar enorm belangrijk! Niet alleen voor ingenieurs, maar eigenlijk voor alle Nederlanders. Jan Dekker President KIVI NIRIA
22 april 2005
Tussen woord en daad... We hadden er op kunnen wachten… Het innovatieplatform is geen succes en de behoefte in Den Haag om een indruk te maken van grote activiteit brengt het voorstel om het dan maar op te heffen. Herman Wijffels, die dit zei, verklaarde later dat hij slechts veranderingen wilde aanbrengen, maar minder dan zijn woorden is de gretigheid waarmee ieder zich hierop stortte, een teken dat de halfwaardetijd van gedachten en plannen in Den Haag veel korter is dan verstandig is voor het land. Dat is niet goed. Het verhogen van de innovatiekracht is een kwestie van daden, maar ook één van het veranderen van sfeer en cultuur. Dat duurt lang en vereist in Nederland bovendien veel tijd voor afstemming; het is dus een kwestie van volhouden en doorzettingsvermogen. Als politici vinden dat ze ook op het gebied van innovatie het land moeten leiden, dan moeten ze deze eigenschappen tonen en zich niet door korte termijn zaken laten afleiden. In Europa probeert men uit alle macht het innovatief vermogen te versterken om in de wereld mee te kunnen blijven doen. Nederland heeft als klein land, net als Finland, Zweden, Ierland en Oostenrijk, de kans om daarin voorop te lopen. Maar in vergelijking met die landen lukt dat hier nog niet zo erg. De enige manier om succes te bereiken is om het in Nederland met elkaar te doen. Dat past in onze traditie, maar daarvoor is een zekere vorm van coördinatie onontbeerlijk. Dus moet er - naar Fins voorbeeld – toch zoiets zijn als een innovatieplatform. Liefst niet te politiek en bij voorkeur met een zekere daadkracht. Daarom waren we erg blij met de uitnodiging van het innovatieplatform om een steentje bij te dragen. Tijdens het gesprek bleek echter dat men teveel met details bezig is en niet komt tot een duidelijke strategie om innovatie in Nederland te bevorderen. We hebben inmiddels onze zorg hierover in een brief kenbaar gemaakt aan de voorzitter van het innovatieplatform, minister-president Balkenende. We schreven hierin dat een innovatiestrategie gericht moet zijn op het opleiden van excellente technici en het aantrekkelijk maken van Nederland voor het starten, vestigen en doorgroeien van innovatieve bedrijven. Dit betekent concentratie van universiteiten en onderzoeksinstellingen en… bewust innovatief handelen, ook door de overheid zelf. Jan Dekker President KIVI NIRIA
08 april 2005
Het mobieltje in beweging De Economist, één van de beste tijdschriften ter wereld, bracht de afgelopen weken twee artikelen over de mobiele telefoon. Heel interessant om ze te vergelijken. Het ene beschreef de enorme groei van het aantal gebruikers, nu al 1,7 miljard, de laatste tijd met name in ontwikkelingslanden. En vooral de positieve invloed die dit heeft, omdat mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven hierdoor toch in contact met de maatschappij komen en daar hun voordeel mee doen. Vissers in Bangladesh bellen met verschillende markten en verkopen dáár hun vis waar de prijs het beste is. Veel kinderen voelen zich veilig omdat ze altijd snel hun ouders kunnen bellen. Het tweede artikel beschreef de blijvende angst dat mobiele telefoons gevaarlijk zijn. In vliegtuigen moeten ze uit, maar dat is niet omdat ze de vliegtuigen in gevaar brengen, maar omdat ze netwerken op de grond zouden kunnen verstoren. Dit is technisch opgelost en volgend jaar wordt bellen in een vliegtuig mogelijk. In veel landen zijn ze bij benzinestations verboden, maar er is nog nooit een benzinestation geëxplodeerd door een vonk van een mobieltje, want die kan dat niet veroorzaken. Ook voor het ontstaan van kanker is nooit een indicatie gevonden. Toch is de indruk van gevaar blijven hangen en is er een vaag gevoel van bezorgdheid bij het grote publiek. Dit is veel meer een kwestie van psychologie dan van de technische wetenschappen. Overigens geldt dit heel vaak bij veiligheidskwesties en vooral veiligheidsgevoelens. We zullen daar echter mee moeten leren leven, en ook met het mobieltje, want terwijl de Ludieten, die zich in Engeland in de achttiende eeuw verzetten tegen de komst van weefgetouwen, deze nog kapot konden slaan, lijkt me dat bij bijna twee miljard telefoontjes onbegonnen werk en bovendien onverstandig. Nieuwe technieken komen toch. Ze kunnen voor goede en slechte dingen gebruikt worden: liefdesverklaringen per telefoon en economische vooruitgang in ontwikkelingslanden, maar ook voor hijgers en het tot ontploffing brengen van explosieven. En als u vindt dat dit artikel een onverantwoorde propaganda is voor gevaarlijke apparaten, bel gerust even. De redactie heeft mijn mobiele nummer. Jan Dekker President KIVI NIRIA
18 maart 2005
Tot de kern van een taboe Vastgeroeste structuren en gedachten zijn vaak lastig te bestrijden en kunnen heel schadelijk zijn voor de ontwikkeling van de maatschappij. Het is dan ook goed om te zien dat Nederland bezig is zich vrij te maken van het taboe, dat kernenergie heet. In hoog tempo lijkt de discussie in onze samenleving over kernenergie weer heropend te worden. Niet alleen door een artikel in ons lijfblad De Ingenieur, maar ook door politici als Bot en Van Geel wordt het debat aangezwengeld. Dat is heel verstandig, want alleen een onbevóóroordeeld bekijken van alle opties zal uiteindelijk tot de beste keuze leiden. De voordelen van kernenergie zijn bekend: - spreiding van energiegrondstoffen en risico - minder afhankelijk van Rusland en het Midden Oosten - minder CO2 en dus beter voor de atmosfeer - goedkoop En de nadelen ook: - een opslagrisico voor afvalstoffen - aanzienlijke afbraakkosten van centrales Laten we deze pro’s en con’s maar eens kwalitatief en kwantitatief tegen elkaar afwegen. KIVI NIRIA gaat dat binnenkort doen in een symposium en hoopt daarmee een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat. Wellicht moet daar dan ook een argument besproken worden dat nog weinig wordt gehoord. Nederland krijgt binnenkort een grote hoeveelheid opgewerkt plutonium terug uit Frankrijk en moet daar toch iets mee doen. Voor het open houden van Borssele komt er dus een argument bij. Het weer bespreekbaar maken van het onderwerp kernenergie in Nederland is positief. Niet alleen voor economie en milieu, maar ook nog in een ander opzicht. Kernenergie was een voorbeeld van ‘doorhollende’ ingenieurs die een techniek wilden doordrukken zonder te letten op de consequenties. Dit kan nu worden rechtgezet. Kerncentrales zijn veiliger geworden. Natuurlijk, er zijn risico’s, maar die zijn bekend en er kunnen maatregelen tegen genomen worden. Op basis van alle argumenten en actuele inzichten kan een nieuwe en meer objectieve keuze worden gemaakt. Precies zoals het hoort bij een verantwoorde uitoefening van het ingenieursvak. Zo komt Nederland op twee manieren tot de kern. Jan Dekker President KIVI NIRIA
4 maart 2005
Weg met hinderlijke regelgeving Eén van de voordelen van een functie binnen KIVI NIRIA is dat je regelmatig in contact komt met interessante innovatieve bedrijven. Zo had ik het voorrecht vorige week te spreken met mensen van een bedrijf dat systemen levert voor warmte of koude opslag in de grond. Het principe is bekend, maar zij hebben een systeem dat het risico van grondvervuiling tot nul reduceert en dat energetisch extra voordelig is. De voordelen zijn evident: minder energiegebruik en goedkope exploitatie. De klanten krijgen steun van het ministerie van EZ in de vorm van energie-investeringsaftrek. Maar... er is nog een oude grondwaterwet uit ca. 1920 en die is niet duidelijk. De provincies weten daardoor niet goed of deze installaties onder de grondwaterwet vallen. Zo op het eerste gezicht niet, want het grondwater blijft gescheiden, maar je weet ambtelijk maar nooit ... En dus worden de goedkeuringen niet meer of heel traag afgegeven. Het effect van deze provinciale aanpak is tragisch te noemen: er staan in Nederland nu circa 400 systemen van deze installaties, maar nieuwe komen er nog maar mondjesmaat bij. Jammer voor het betrokken bedrijfsleven, jammer voor de energiebesparing. Spelregels en richtlijnen kunnen in bepaalde gevallen goed zijn voor innovatie. Maar vaker verstikken de regels de innovatie. In woord lijkt iedereen daar nu wel van overtuigd, wanneer je ten minste de regelmatige oproepen hoort om de regelgeving te verminderen. Maar in de praktijk lukt dat heel moeilijk en eist het afschaffen van zelfs onnodige en contraproductieve en verouderde regels iedere keer een groot gevecht. Daarom ook in dit geval reden om tegen de onzin in de regelgeving te ageren. Misschien is het een idee voor de provincies hun ‘macht’ in te perken en het imago op te poetsen? Mijn voorbeeld is er slechts één. Ik stel voor dat wij allemaal waar mogelijk actief tegen onnodige regels te hoop lopen en zo alle overheden stimuleren om schoon schip te maken. Jan Dekker President KIVI NIRIA
18 februari 2005
Technische Universiteiten? De oudere ingenieurs weten zich nog te herinneren, dat zij zijn afgestudeerd aan een technische hogeschool en niet aan een technische universiteit. Ach, alleen een verandering van naam en qua status klinkt een universiteit toch mooier. De internationale vergelijking maakte het bovendien noodzakelijk de naam te veranderen. Toch is parallel aan de naamsverandering heel geleidelijk een ander proces naar binnen geslopen. De TU’s werden meer onderzoeksuniversiteiten en de echte vakopleiding tot ingenieur stond minder op de voorgrond. De verschillen met de andere universiteiten werden kleiner. Vele afgestudeerden van de TU’s voelen zich nu al meer natuurkundige of scheikundige dan ingenieur. Is dat erg? Niet op zichzelf, maar er groeide toch een manco. De maatschappij heeft behoefte aan ingenieurs, niet uitsluitend voor R&D werk, zoals het CPB laatst suggereerde, maar om te doen waar ingenieurs voor worden opgeleid: ontwerpen, maken van dingen, managen en vooral om hun manier van denken breed in de maatschappij te gebruiken. De HBO’s zijn – gelukkig maar – in dit gat gesprongen. Zij leveren studenten en afgestudeerden op die naast de taken die zij altijd al vervulden, ook een heel aantal taken van de vroegere TH’ers voor hun rekening kunnen nemen. Is zo de vraag van de maatschappij en van de studenten volledig gedekt? Ik betwijfel het. De programmakeuze van studenten aan de TU’s suggereert dat maar een minderheid echt in het onderzoek verder wil. Daarenboven is gebleken dat de ‘oude’ ingenieurs een opleiding hadden die hen in staat stelde heel nuttige taken in de maatschappij te vervullen. Waarom ook dáár niet voor opleiden, ook als technische universiteit? Het lijkt minder imponerend dan een onderzoeksuniversiteit te zijn, maar wellicht toch iets voor de colleges van bestuur van onze TU’s om in hun toekomstplannen mee te nemen. Jan Dekker President KIVI NIRIA
4 februari 2005
Alle hens aan dek Iedereen praat over versnelling van de Nederlandse economie en over vergroting van de innovatiekracht, maar het wil nog niet erg lukken. Er zijn wel goede ontwikkelingen (Innovatieplatform, meer belangstelling voor techniek), maar het is niet voldoende en we beginnen achter te lopen bij de actievere landen in Europa. Van de voorhoede komt Nederland in het kwadrant: “loosing momentum”. Dat bedreigt op termijn onze welvaart en we moeten er wat aan doen. Dat kan ook; we bedienen ons van hetzelfde middel dat we in de jaren negentig met succes hebben gebruikt om de economie bovengemiddeld te laten groeien: verhoging van de participatiegraad. Toen in het arbeidsproces, nu in innovatie en in het ondernemerschap. Toen was de te weinig gebruikte groep: de Nederlandse vrouw, nu is het de grote groep (vroeg-)gepensioneerden. Gepensioneerden en vutters van Nederland verenigt u en ga de boer op om te helpen en om zelf wat meer aan innovatie en ondernemerschap te doen. Weg met het Zwitserleven gevoel; welkom in het actieve leven. Dat kan op vele manieren. De PUM organisatie en het ondernemersklankbord van VNO bieden uitgelezen kansen. Nuttig voor klanten en zeer bevredigend voor gepensioneerden. Ook KIVI NIRIA heeft een adviessysteem voor leden en ondernemers, waar decanen de rol van adviseur en coach vervullen. Zeer succesvol en uitermate motiverend! Onlangs hield een Amerikaan een verhaaltje in Brussel, waarin hij Europeanen aanraadde niet te gauw tevreden te zijn. Volgens hem stopt een Europeaan als hij met zijn onderneming voldoende heeft verdiend voor een huis op Mallorca; hij heeft dan zijn zogenaamde “life style company” Een Amerikaan gaat door om zijn bedrijf groter te maken of om een ander bedrijf op te zetten. In vrijwel alle statistieken lezen we dat de oudere generatie behoorlijk gespaard heeft. Wat is spannender dan een deel van je geld te steken in de ontwikkeling van iets nieuws of in een startende onderneming en daar zelf bij betrokken te zijn? Er zijn genoeg clubs van zogenoemde “informal investors” en KIVI NIRIA zal graag helpen daar de weg te vinden. Jan Dekker President KIVI NIRIA
14 januari 2005
Zeebeving: veel te doen voor ingenieurs Op die noodlottige ochtend dat een grote aardschok Azië trof, was één van mijn dochters en haar vriend in Phuket in Thailand. Zij hebben geluk gehad. Hun hotel werd weliswaar beschadigd, maar zij bleven ongedeerd. De bewoners van Phuket en de andere getroffen gebieden zijn door niemand gewaarschuwd. De aardbeving is niet van tevoren voorspeld, maar is direct geregistreerd en er is ook een waarschuwing rondgestuurd, onder andere vanuit Hawaï. Dat was ruim een uur voordat de tsunami Thailand bereikte en bijna een halve dag voordat de Oostkust van Afrika werd geraakt. In enkele publicaties is er terecht op gewezen dat het nog wel enige tijd zal duren voordat wij alle aardschokken kunnen voorspellen. Wij moeten onze technische mogelijkheden dus veel beter benutten. Er zijn plannen van Japan, Australië en de UN om de situatie te verbeteren, maar die zullen veel steun nodig hebben. Ook hier ligt een taak voor onze beroepsgroep. De zwakke plekken in de aardkorst zijn bekend en de meeste vulkanen en bergen die potentieel instabiel zijn ook. Op sommige plaatsen worden die zorgvuldig gemeten, op andere plaatsen onvoldoende. Het valt ruim binnen onze mogelijkheden om een wereldwijd systeem op te zetten om met de nieuwste technieken alle bekende hot spots in de aardkorst te bewaken. In samenhang met deze gegevens moet een waarschuwingssysteem voor alle bedreigde gebieden worden opgezet. Dit is het werk voor technici als geologen, geofysici, meetapparatuurontwerpers, ICT-ers, communicatiedeskundigen en veiligheidsspecialisten. Helaas kan desondanks nog niet alles precies worden voorspeld, maar de gevolgen kunnen wel worden beperkt. Er valt op dit gebied voor ons als ingenieurs dus nog veel te doen. Niet alleen op technisch gebied, maar ook bij invoering van de door ons ontwikkelde zaken. Wij zullen ons sterk moeten maken dat onze kennis en methoden echt en wereldwijd worden toegepast. Dat dit nodig is en van immens belang kan zijn, heeft de rampzalige zeebeving van afgelopen Kerst ons helaas maar al te duidelijk gemaakt. Jan Dekker President KIVI NIRIA