Dokter C. H. C. GENEESHEER TE WARMOND Persoonlijk heb ik mijn grootvader niet meer gekend. Voor een korte levensbeschrijving moet ik dus putten uit de vele gesprekken thuis, uit nog bewaarde brieven, krantenknipsels, oude foto’s enz. en 80-jarigen, die Ik zou kunnen gaan naar de mensen, de nu hem in hun jeugd gekend moeten hebben. Echter . . . ook voor het beeld van mijn grootvader geldt het: tijd hun wezen en hun namen Zoals de wind hun voetspoor en hun baan” Mijn grootvader studeerde met zijn broer de latere dokter aan de Klinische School te Rotterdam en vestigde te Naaldwijk dus nu honderd jaar geleden in Warmond. zich in 1856 Na ongeveer een jaar met zijn zuster te Warmond gewoond te hebben, deed hij wat veel mannen van die leeftijd plegen te doen : hij trouwde, en wel met een meisje uit Rotterdam, Mejuflrouw Maria Christina Reese. Zijn eigen ouderlijk huis stond in Schipluiden, dus in de buurt van Delft en evenmin ver van Rotterdam, alwaar mijn overgrootvader, die evenals twee broers landmeter was, in 1839 bij de bewaring van het kadaster benoemd werd. De familie kwam uit Frankrijk en was voor de revolutie gevlucht en volgens de overlevering zou mijn overgrootvader in 1794 onderweg onder een eikeboom geboren zijn. De ,,Jongelingen der Buurt” uit zijn geboortedorp luiden spraken mijn grootvader bij gelegenheid van zijn huwelijk in een gedicht van niet minder dan 11 strofen toe, waarin zij in de gezwollen dichtkunst van die dagen verhaalden van de vreugde en schoonheid van het huwelijksgeluk. De laatste tot de bruidegom gerichte strofe laat ik hier te uwer beoordeling volgen: Dit artikel is geschreven op verzoek van de Redactie. De zoon van Dr. C. H C. W M C. H. was de schrijver van het helaas onvoltooid gebleven Warmond voorheen en thans, 2 dln., Leiden 1927, 193 J AC. S CHREURS . Leids
10
145
Gij Bruigom die naast God ‘t menschdom zijt ten zegen Uwe vlijt God Geluk krone Uw wegen Hij lichte Uw verstand de artsenij en Zo blijft ge steeds bemind bij heel de maatschappij. De jongelingschap van Warmond wilde ook het hunne bijdragen en over de aankomst van het jonge paar aldaar werd mij het volgende meegedeeld: 16 boerenjongens stonden in de avond met flambouwen aan de trein. Mijn grootouders wisten daar niets van en stuurden de dienstbode vooruit om alvast in hun huis iets in orde te maken. De boerenzoons, zeer teleurgesteld dat het bruidspaar niet uit de trein stapte, zetten toen het meisje een kroon op het hoofd en begeleidden haar met fakkellicht en gezang een muziekgezelschap zou mijn grootvader pas later tot stand naar het mooie buiten waar het jonge brengen paar zich zou installeren. Een uur later arriveerden bruid en bruidegem en ongetwijfeld zullen zij naderhand hartelijk om de hele vertoning gelachen hebben. Mijn grootmoeder, zoals gezegd een meisje uit Rotterdam, erg bang geweest op de was gedurende haar gang naar donkere en eenzame weg, waar tussen de tol en ongeveer de plaats waar nu de r.-k. kerk staat, niets dan donker geboomte en struikgewas waren te zien, welke de weinige huizen’bij avond aan het gezicht onttrokken. Maar in de brief aan haar ouders schrijft zij zodat het haar in tevens wel twee-driemaal over haar dit mooie huis dus zeker wel beviel. Prof. C. BROERE , die wijsbegeerte en kerkgeschiedenis aan het groot-seminarie te Warmond doceerde, was daar een graag gezijn geziene vriend. Deze priester-dichter las daar op dichten voor en vond in mijn grootouders aandachtige toehoorders. Nog jong is deze geleerde en tegelijk zo kinderlijke mens 28 december 1860 overleden, zodat mijn grootvader reeds vrij spoedig aan zijn ziek- en sterfbed werd geroepen Over de praktijk van mijn grootvader kan ik verder maar weinig vertellen. Hij stond bekend als een knap medicus, zeer vooruit-. Verg. Mgr. in: de Hollandsche Tuin”; Bijdragen van het Bisdom Haarlem 45 321 e.v. 146
DR. H. C. H.
Litho
P.
KRONINGSFEEST
D O O K
V A N
T E R MEI
naar een tekening van C. H. C.
VAN
strevend. In die tijd was de kindersterfte zeer groot en de tuberculose kwam eveneens in sterke mate voor. De grote gezinnen waren in Warmond talrijk, maar meestal hadden die twee of drie zuigelingen te betreuren. De slachtoffers van de t.b.c. vond men vooral onder de jonge mensen tussen de 20 en 30 jaar. De omstandigheden, waaronder de plattelandsgeneesheer toen moest werken, zonder gediplomeerde wijk- en kraamverpleegsters, waren vaak zeer moeilijk, zodat hij op de hulp van de huisgenoten van de patiënt of van menslievende buren was aangewezen. Indien dit voor een ziektegeval noodzakelijk was, riep hij gaarne het consult in van de Leidse hoogleraren van die tijd, eerst jr., later Prof. S. S. ROSENSTEIN en Prof. Prof. J. M. J. A. KORTEWEG. Driemaal heeft mijn grootvader een geval van tetanus te behandelen gehad, helaas alle met dodelijke afloop. Het serum moest toentertijd uit Darmstadt komen en mocht slechts weinige uren oud zijn. Fietsen of auto’s waren er niet en de dokter moest dus zijn tes rijden” in het z.g. dokterskoetsje met de koetsier op de heb ik nog gekend als oude man. bok. Deze KEES VAN land” moest de roeiboot dienst doen, maar op Naar het z.g. latere leeftijd moet hem dat varen in zo’n open boot wel weinig aangenaam zijn geweest, daar hij 18 jaar lijdende was aan zichtspijn”, welke zenuwpijn hem soms een waar kruis is geweest, vooral bij het uitoefenen van zijn praktijk. Maar overigens was zijn opgewektheid een zegen voor zijn patiënten, zoals ik nog onlangs hoorde van enige 80-jarigen, waar hij vaak lange tijd achtereen bedlegerigen bezocht. Zijn genegenheid voor de gemeenschap en zijn open oog voor haar welzijn deden hem op zekere dag (in 1868) met enige andere heren een Harmoniegezelschap oprichten, waarvan hij en stuwkracht was. In 1893 werd het lange tijd de en de ver25-jarig bestaan gevierd en uit de Feestwijzer slagen in het Leidsch Dagblad van 19 en 20 juli kan men een indruk krijgen van de feestelijkheden. Het feestterrein was rond het Huis Warmond. Bij de ingang stond een fraaie erepoort en het park was versierd met vetpotjes, welke de eerste avond zeer hadden te lijden van een ontzettend onweer. De volgende dag kwamen de deelnemers, 14 Bibliotheek
gemeentearchief
Leiden
nr
89227. 147
corpsen uit heel het land, deels per trein, deels per stoomboot. Er was een gecostumeerde optocht met een muziektempel (welke nog lang bij ons in de tuin stond). Onderweg speelden meestal 4 of 5 corpsen tegelijk, waarvan de paarden] wel wat schichtig werden. Er werden foto’s gemaakt door de Leidse fotograaf H. JONKER! De tweede avond slaagde de feestverlichting veel beter en het geheel werd bijzonder aardig doordat de meerden zich tussen de menigte in het park bewogen. Het concours liep niet geheel zonder moeilijkheden af, omdat de betrokkenen niet wilden loten om de eerste prijs en voorts beschuldigde men Harderwijk ervan dat het de tamboer van het instructiebataljon van de grehad geleend en evenzo Den Haag, dat het de nadiers in zijn midden zou hebben. De beschermheer, graaf van LIMBURG STIRUM, was de eerste dag wegens ongesteldheid vermiddags in de optocht mee. hinderd maar reed de tweede dag Optochten, wellicht gestimuleerd door het voorbeeld van de maskerades in het naburige Leiden, werden gaarne door mijn grootvader georganiseerd, zo ook bij gelegenheid van het ringsjubileum van koning WILLEM 111 in 1874, derhalve nog vóór het muziekconcours. Aan deze optocht herinnert behalve het krantenverslag (Leidsche Courant 18 en 22 mei 1874) een fraaie gekleurde prent, welke bij oudere inwoners van Warmond Men ziet allemaal toespelingen op actualinog wel bewaard is. teiten tussen de allegoriëen op de jubilerende vorst. De collecte op. ten bate van de armen bracht f Ook bij gelegenheid van de kroningsfeesten van koningin WILHELMINA in 1898 werd weer een historische optocht georgahoofdonderwijzer, niseerd, ditmaal met behulp van zijn zoon de heer LUGTHART. Eigenhandig maakte hij op lange rollen de ontwerpen voor de optochten, zodat men nu nog een voortreffelijke indruk krijgt van de werkelijk grote omvang en de vele zorgen, welke aan deze ondernemingen werden besteed. Maar ook de meer zakelijke belangen in de gemeente hadden zijn belangstelling. Zo is mijn grootvader jarenlang wethouder geweest en heeft hij ook een afdeling van de Vereniging voor bloembollencultuur in Warmond opgericht, waarvan hij ook Voorzitter was. Bloemen en planten cultiveren was dan ook een van zijn liefhebberijen en in de bloembollencultuur zag hij voor Warmond een bestaanskans. had verlaten, Intussen woonde hij, nadat hij in 1860 Prentverzameling gemeentearchief Leiden nr 89580. 148
ca. 40 jaar met zijn gezin in de Dorpsstraat en beleefde daar de verjaardag op leeftijd der sterken: 70 jaar. Maar na zijn 9 maart 1901 mocht hij nog slechts tot juni in het land der levenden verblijven. De foto bij het dokterskoetsje is drie maanden voor zijn overlijden genomen en men zou hem daar nog menig jaar hebben toegedacht. De mens wikt maar God beschikt: De 7de juni 1901 overleed hij, tot grote droefheid van zijn gezin en de velen die hem zo zeer genegen waren. Het Leidsch Dagblad beschrijft zijn uitvaart als volgt: de spreekkamer, waar velen goede hulp is verleend, menig hartelijk woord is gesproken en goede raad gewaar geven, stond de fraaie kist, waarop en waarneven tal van bloemstukken afkomstig van de Sociëteit, werkende leden der Harmonie, van de familieleden en vrienden, alle zichtbare blijken van warme sympathie en hartelijke genegenheid; rondom de kist brandden de kaarsen en gaven aan het vertrek het aanzien van een ardente”. Door de groote zaal waar alle genoodigden bijeen waren werd de kist naar den fraaien tuin gevoerd, alwaar de treurige stoet werd opgesteld. De tuin met zijn bloemenpracht was lust en leven; hij had dien lief als zijn kinderen en vertoefde er reeds vroeg in den morgen, door niemand gestoord om volop te kunnen genieten en bewonderen. Het was daarom van de familie een daad welke van veel gevoel, hartelijkheid en piëteit getuigde, om den weg naar de laatste rustplaats te nemen door zijn ,,klein paradijs” zoals hij zich wel eens uitdrukte. Op den straatweg was ‘t zwart van de menschen, waarvan op veler gelaat innige droefheid stond te lezen.” Het krantenverslag geeft vervolgens een beschrijving van de plechtige uitvaart, waarbij de Mis van Requiem werd gecelebreerd door Deken Smeulders met assistentie van het groot-seminarie, waarvan ook de studenten in vollen getale aanwezig waren en de liturgische gezangen verzorgden, alsook van de lijkrede gehouden door Monseigneur Lans, praeses van het Seminarie. Het eindigt: heeft een burger verloren, wiens heengaan ‘n onherstelbaar verlies is, een persoonlijkheid begaafd met vele goede gaven van hoofd en hart, in één woord een sieraad der gemeente. Wij zullen den braven dokter niet vergeten.” Tot zover het Leidsch Dagblad uit die dagen en hiermee wil ik dit verhaal besluiten. M . 149