Dojokun en dojo-etiquette, het morele fundament van het karate-do Stel je voor dat je met een aantal mensen een lange reis per schip gaat maken. Aangezien je van avontuur houdt en je het onbekende wilt ontdekken vaar je niet langs de gebruikelijke vaarroutes maar kies je ervoor om met je schip een beetje rond te zwerven langs talloze onbewoonde eilanden. Plotseling breekt er een geweldige storm los en voordat je er erg in hebt breekt het schip in twee helften en zinkt. Gelukkig kunnen alle opvarenden nog net op tijd bij de reddingsboten komen en na dagen lang ronddobberen op de verlaten oceaan spoel je aan op een onbewoond eiland. Het is gelukkig een eiland waar veel verschillende dieren wonen en er is ook een uitgebreide plantengroei en er is zelfs zoet water. Iedereen schikt zich in zijn lot en ieder begint aan de opbouw van een nieuwe woonplaats. Iedereen heeft zo zijn eigen inbreng: de een timmert huizen, een ander kookt, en een derde brengt het land op orde etc. etc. Iedereen doet wat hij kan maar al snel blijkt dat er toch afspraken gemaakt moeten worden om wanorde te voorkomen. Als iedereen zich aan deze afspraken houdt dan verloopt alles op een vredevolle wijze en ontstaat er een soort ideale samenleving. Maar wanneer enkele mensen niet mee willen helpen en als zij alleen maar aan zichzelf denken dan ontstaat er een puinhoop en tevens de mogelijkheid tot conflicten, ruzie en mogelijk zelfs oorlog. Om dus te zorgen dat iedereen in onze samenleving op een vredevolle wijze kan samenleven hebben we met z’n allen afspraken gemaakt. Eén van de meest bekende afspraken die veel mensen onderschrijven is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Deze verklaring is opgeschreven door de Verenigde Naties (VN) en is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog. Alle landen die lid zijn van de VN hebben met elkaar afgesproken dat ze ieder in hun eigen land voor de naleving van deze verklaring zouden zorgen. Aangezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geen echte wet is kunnen overtreders dan ook niet gestraft worden. Veel landen echter hebben in hun eigen nationale wetgeving gedeelten uit deze verklaring opgenomen waardoor bepaalde rechten wel afgedwongen kunnen worden. De verklaring bevat dertig artikelen waarbij in de eerste twee artikelen de belangrijke uitgangspunten beschreven zijn. Hieronder de twee eerste artikelen uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Mocht je alle artikelen willen doorlezen, surf dan naar www.uno.be/uvrm.htm Art. 1.
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Art. 2.1.
Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.
Art. 2.2.
Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van land of gebied waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.
Hoewel de meeste landen deze Verklaring ondertekend hebben, worden de mensenrechten nog in tal van landen geschonden. Doordat de mensenrechten vaag geformuleerd zijn kunnen ze op verschillende wijzen worden uitgelegd en mede daardoor is het moeilijk om volledig naleven van deze rechten op te eisen. Gelukkig zijn er ook landen die in hun eigen wetgeving een aantal van deze rechten hebben opgenomen waardoor deze rechten dus wel afgedwongen kunnen worden. Zo opent onze Grondwet met hetzelfde uitgangspunt als de Verklaring van de Rechten van de Mens, al wordt het wel anders geformuleerd. “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in alle gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”. Zowel de Verklaring alsook de Nederlandse Grondwet zijn beiden voortgekomen uit de opvattingen die een groep mensen had over wat goed en wat slecht is. Deze opvattingen (ook wel waarden genoemd) vonden zij zo nastrevenswaardig dat zij deze opgeschreven hebben in de vorm van wetten en regels. Waarden zijn vaak vage begrippen waarover je mooie verhalen kunt schrijven zonder dat het echt duidelijk wordt wat er nu precies bedoeld wordt. Voorbeelden van waarden zijn: trouw, moed, eerlijkheid, vrijheid, rechtvaardigheid, schoonheid, gelijkwaardigheid, beleefdheid, naastenliefde, solidariteit. Ondanks de vaagheid is het toch wel belangrijk om over deze begrippen na te denken omdat ze namelijk ten grondslag liggen aan de normen, ze maken de normen begrijpelijk. Normen kunnen in verschillende verschijningsvormen voorkomen. Als de regering een norm stelt dan krijgt de norm veelal een verplichtend karakter en wordt de norm opgeschreven in de wetboeken. Ieder die zich dan niet aan die norm (of wet) houdt kan daarvoor gestraft worden. Daarnaast zijn er ook normen die niet in de wetboeken opgeschreven zijn, maar die wel in een bepaalde groep van mensen zijn ingegroeid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van een hand aan iemand met wie je voor het eerst kennismaakt of aan het dragen van bepaalde merkkleding onder een groep jongeren. Je wordt in beide gevallen niet gestraft en in de gevangenis gezet maar je wordt soms wel uitgesloten van de groep als je de norm niet naleeft. Waarde = opvatting van een individu of van een groep mensen over wat goed en nastrevenswaardig is. Norm = een concrete regel die voorschrijft hoe jij je dient te gedragen. Zo zie je dat de normen die in een bepaalde maatschappij gelden voortkomen uit de waarden die de mensen uit die maatschappij er op na houden. Ook bij jou thuis hebben jouw ouders hun eigen opvattingen over wat goed en nastrevenswaardig is. Ze hebben dus hun eigen waarden. Vanuit die waarden stellen ze bepaalde regels op waar jij je, samen met je broers en zussen (als je die tenminste hebt) aan moet houden wil je tenminste plezierig met elkaar samenwonen. Deze regels zijn dus eigenlijk normen en het is heel goed mogelijk dat bij een vriendje van jouw andere regels in huis gelden dan bij jou. Als jij dan bij jouw vriendje thuis bent dan zul jij jezelf moeten houden aan de regels die daar gelden. Eigenlijk is het in de dojo met de beoefening van karate niet anders. De letterlijke vertaling van het woord dojo is de plaats waar de weg bestudeerd wordt. De weg die wij bestuderen is de weg van karate. In onze dojo worden natuurlijk ook andere Japanse wegen bestudeerd, zoals judo. Oorspronkelijk had het woord dojo een religieuze betekenis. Het was een stuk gewijde grond alwaar de monniken hun meditaties op verrichten. Later toen deze monniken allerlei gymnastische oefeningen gingen doen om hun lichaam fit te houden verdween de religieuze betekenis. Toch vind je in een dojo nog allerlei aspecten die aan die religieuze
betekenis van toen doen herinneren. Om dit te begrijpen moet je bedenken dat de mensen uit die tijd nog heel dicht bij de natuur stonden. Zij gaven aan de natuur bepaalde krachten mee en deze krachten hadden in hun optiek weer invloed op de mensen. Zo had elke windrichting een betekenis en kreeg in de dojo dus ook elke muur (die in een bepaalde windrichting gebouwd stond) ook een betekenis. De voorzijde van de dojo werd traditioneel aan de noordzijde gebouwd. De natuurvolken kennen aan de windrichting noorden bijzondere krachten toe en wel de krachten van gevaar en kwaad. De beoefenaar van een gevechtskunst staat dus met zijn gezicht naar het noorden om op die manier gevaar en kwaad in de ogen te kunnen zien en zo bescherming te bieden voor al degene die achter hem staan. Dit beeld laat zien dat een karateka zich oefent in de gevechtstechnieken om zichzelf, maar vooral anderen, te beschermen tegen het kwaad en gevaar van buitenaf. In de dojo heet deze muur shomen. Aan de shomen zijde hangt vaak een foto van de grondlegger van de stijl die beoefend wordt. In onze dojo hangt aan de shomen zijde dus de foto van grootmeester Kenwa Mabuni. Hij heeft alle aspecten van het karate in zich opgenomen en is dus voor ons de grote beschermer van het gevaar en kwaad dat uit het noorden komt. Aan de shomen zijde staat ook de leraar van de school. Hij heeft niet alleen de taak om alle aspecten van het karate-do door te geven aan de leerlingen, maar hij moet ook bescherming bieden tegen de krachten van gevaar en kwaad die uit het Noorden komen. De leerlingen van de school staan aan het begin en einde van de les, in volgorde van graad en leeftijd, aan het zuiden opgesteld. Het zuiden is de richting van groei, hoop en toekomst. Deze zijde heet in de dojo de shimoza zijde. Een bekend gezegde in de budo-gemeenschap luidt dat er uit het zuiden geen onderricht komt. Dit betekent dat leerlingen elkaar in de dojo niet mogen corrigeren. Dat is een taak die alleen maar toegeschreven is aan de leraar en zijn sempai’s. Deze sempai’s staan dan ook niet aan de shimoza zijde maar zij staan aan de joseki zijde van de dojo. Deze zijde ligt in het oosten. De krachten uit het oosten geven verlichting, wijsheid en kracht: aspecten die iedere beoefenaar van de martiale gevechtskunsten nastreeft. Overigens is het oosten ook de windrichting waar de zon opkomt. De zon geeft licht en leven en dat wordt algemeen als goed en nastrevenswaardig gezien. Tegenover de joseki zijde ligt de shimoseki zijde die aan de westkant gebouwd is. Deze zijde van de dojo vormt een soort nulpunt. Er wordt dus geen bijzondere betekenis aan gegeven. In het gedachtegoed van de Oosterse mens echter is het westen de richting waarin de ziel gaat na het overlijden van de desbetreffende persoon. Het westen is ook de windrichting waar de zon ondergaat. Zo zie je dus dat elke zijde in de dojo een speciale betekenis heeft en dat iedereen in de dojo een bepaalde plaats krijgt overeenkomstig zijn of haar graad. Op de volgende bladzijde zie je een plaatje van een traditionele dojo afgebeeld. Dit plaatje laat de ideale inrichting van een dojo zien. Tevens zie je in dit plaatje de plaats waar elke karateka zich mag begeven.
De indeling van de dojo
Uit: Jodo, the way of the stick van Pascal Krieger
In een dojo zijn dus ook allerlei gedragsregels (normen dus) waar de karateka zich aan moet houden. Als je de dojo beschouwt als een plaats waar jij als karateka op bezoek bent, net zoals je wel eens bij een vriend op bezoek bent, dan is het wel te begrijpen dat je de regels die daar heersen ook moet respecteren. De leraar heeft in de dojo mede de taak om er op toe te zien dat jij als gast van de dojo dat ook doet. Wat zijn nou precies de regels die in een dojo gelden? Regels ontstaan uit opvattingen over wat goed en nastrevenswaardig is. De waarden die in de dojo als nastrevenswaardig gezien werden door de grootmeesters van weleer zijn opgeschreven in de dojokun. De allereerste vermelding van het bestaan van een dojokun gaat terug naar de tijd van Bodhidharma. Naast de verschillende lichaamsoefeningen gaf hij de monniken ook een aantal leefregels die hij nastrevenswaardig vond. De dojokun die in het huidige karate gebruikt wordt is afkomstig van de karategrootmeester Sakugawa Shungo (1733-1815) en deze dojokun is geënt op de dojokun van Bodhidharma. In de dojokun van Sakugawa zijn de volgende waarden opgenomen. 1. Jinkaku kansei ni tsuto muru koto - zoek perfectie van karakter. Deze waarde verteld iets over de innerlijke verhouding die een mens tot zichzelf heeft. Het wordt duidelijk dat de beoefening van karate niet alleen fysiek is maar dat de beoefenaar in elke dagelijkse situatie kritisch naar zichzelf moet kijken. Hij kan op die manier ontdekken waar zijn innerlijke problemen, die de perfectie van zijn Zelf in de weg staan, precies gelegen zijn. Door deze waarde wordt de karateka opgeroepen om zijn innerlijke problemen op dezelfde wijze te lijf te gaan als dat hij dat in de training met zijn fysieke onvolkomenheden doet. 2. Makoto no michi o mamoru koto - ben betrouwbaar, loyaal en trouw Deze waarde verteld ons iets over de houding van de mens ten opzichte van het leven en de bereidwilligheid de juiste relatie tussen zichzelf en de ander aan te gaan. Ze maakt duidelijk dat op de weg naar bijvoorbeeld een doel er tegelijkertijd een goede relatie moet blijven bestaan tussen zichzelf en de ander. 3. Do ryoku no seishin o yashinau koto - streef naar uitmuntendheid Deze waarde verteld iets over de verwerkelijking van de persoonlijke doelen die een mens zichzelf gesteld heeft. Ze heeft heel nauw met de vorige twee waarden te maken. Men zal, volgens deze waarde, niet blindelings zijn doel achterna moeten lopen maar men zal tegelijkertijd een volgroeide of volwassen houding moeten nastreven. 4. Rei gi o omonzuru koto - respecteer anderen Deze waarde verteld iets over de juiste manieren die een mens in acht moet nemen als hij door andere mensen begrepen en geaccepteerd wil worden. Deze waarde ligt ten grondslag aan heel veel regels die in de dojo-etiquette zijn terug te vinden. Het zijn dan met name die regels die betrekking hebben op het overbrengen van respect voor jezelf, de ander en de gevechtskunst die je beoefend. 5. Kekki no you o imashi muru koto - zie af van gewelddadig gedrag Deze waarde heeft betrekking op een noodzakelijke innerlijke houding om tot samenleven in staat te zijn. Tegelijkertijd geeft het aan dat een gevorderde in het karate in staat is andere mensen zeer ernstig letsel toe te brengen. Hij kan dus een gevaar voor de samenleving
vormen. Vanuit die optiek is het noodzakelijk dat een karateka alles op alles zet om fysiek geweld te voorkomen. Dit kan alleen als de karateka een innerlijke groei heeft doorgemaakt waarin zijn Ego minder groot is geworden. Deze bovenstaande dojokun omvat dus een aantal waarden die Grootmeester Sakugawa heel belangrijk vond. Er zijn in de loop der tijd meerdere varianten op deze dojokun opgeschreven en ook de grondlegger van onze karatestijl, Kenwa Mabuni, heeft een eigen dojokun opgesteld. Deze dojokun is binnen het Shito-ryu karate-do bekend geworden onder de naam Go Do Shin oftewel het vijfvoudige pad van Shito-ryu (zoals hieronder afgebeeld). 1. Ishi. Shoshin wasureru nakare Vastberadenheid. Verwaarloos nooit de mentaliteit van het eerste begin. 2. Do toku. Reigi otokaru nakare Morele beginselen. Verwaarloos nooit hoffelijkheid en etiquette. 3. Hitten. Doryoku okataru nakare Ontwikkeling. Verwaarloos nooit de inspanning. 4. Jo shiki. Jo shiki kakeru nakare Gezond verstand. Verwaarloos nooit het gezonde verstand. 5. Heiwa. Wa midasu nakare Vrede. Verstoor nooit de harmonie. Ook al zijn de waarden iets anders geformuleerd, ze vertonen toch wel veel overeenkomsten met de dojokun die grootmeester Sakugawa heeft opgesteld. Welke dojokun je dan ook aanhoudt maakt niet zoveel uit. Het is namelijk elke dojokun die nastrevenswaardige zaken aangeeft. Vanuit dat licht bekeken vormt de dojokun dus het morele fundament waarop de rest van het karate gebouwd is. Zonder dit fundament, de nastrevenswaardige zaken die je met behulp van karate-do kunt bereiken, zou karate alleen maar verworden tot een gevechtsvorm waarin je als beoefenaar allerlei technieken aangereikt krijgt om iemand anders zo snel mogelijk letsel toe te brengen en iemand zo snel mogelijk uit te schakelen. Nou is daar natuurlijk niets op tegen als je in een maatschappij leeft waarin geweld aan de orde van de dag is, maar in onze hedendaagse maatschappij waarin oorlog en conflicten gelukkig niet zo vaak voorkomen kunnen we ons bezighouden met de ontwikkeling en ontplooiing van ons menszijn. Dientengevolge zullen hogere waarden dan alleen het behoud van lijf en leden belangrijk worden. Wat je wel merkt als je de dojokun leest is dat het om veelal vage begrippen gaat. Het zijn begrippen waar je wel een gevoel bij hebt maar die niet echt concreet zijn. Dat is dan ook een belangrijk kenmerk van een waarde. Het is overigens wel zinvol om deze waarde goed te overdenken, mede omdat deze waarden ten grondslag liggen aan de regels die in de dojo belangrijk gevonden worden. Zo ook hebben de grootmeesters vanuit de dojokun een zogenaamde dojo-etiquette opgesteld. In deze etiquette staan concrete regels waar de karateka zich aan moet conformeren wil hij zich met de studie van het karate-do bezighouden . Elke
dojo stelt vanuit de dojokun zijn eigen dojo-etiquette samen. Voor onze school staat de dojoetiquette of de gedragregels hieronder aangegeven en het zijn deze regels die niet alleen uit het hoofd geleerd moeten worden maar die in het bijzonder praktisch uitgevoerd moeten worden. Dus jouw gedrag laat zien of je deze regels echt hebt begrepen of dat je ze alleen maar uit je hoofd geleerd hebt.
1.
Groet bij binnenkomen en verlaten van een dojo.
2.
Ben op tijd aanwezig, sla lessen alleen in het uiterste geval over.
3.
Indien de leraar nog niet aanwezig is, begin dan met een lichte warming-up.
4.
Wees niet rumoerig, maar concentreer je op de les en zorg voor een juiste mentale instelling.
5.
Zorg dat de kleding (witte karategi) schoon en correct is en de band (obi) conform de behaalde graad.
6.
Zorg voor een goede hygiëne. Kort geknipte nagels en kort haar of vastgebonden door middel van een haarband. Het dragen van petten, hoofddoeken en sieraden is verboden.
7.
Neem bij het begin en einde van de les, indien je lager gegradueerd bent dan de ander, aan zijn/haar linkerzijde plaats.
8.
Train tijdens de les optimaal, maak geen storende of afleidende opmerkingen en/of bewegingen.
9.
Verlaat de training niet zonder toestemming.
10.
Doe alleen de oefeningen die opgedragen zijn.
11.
Loop tijdens de trainingen nooit tussen of voor oefenende karateka’s door of langs, maar loop steeds achterlangs.
12.
Toon onderling respect en behulpzaamheid.
13.
Schep nooit op over opgedane kennis en zorg voor onberispelijk gedrag in maar ook buiten de dojo.
14.
Gebruik de karatetechnieken niet op straat tenzij je absoluut niet anders kunt.
15.
Geef nooit op.
De dojo-etiquette oftewel de gedragregels in onze dojo 1.
Groet bij binnenkomen en verlaten van een dojo.
Sommige mensen vinden dit een vreemde regel, want waarom zou je nou voor een lege zaal groeten? Toch is deze regel niet zo dom als je mogelijk zou denken. In de staande buiging die een karateka namelijk maakt ligt veel meer besloten dan alleen maar een beweging. Hij laat met deze buiging zien dat hij tijdens de training zijn uiterste best zal doen en zich tevens volgens de regels van de dojo zal gedragen. Hij doet dus een soort van belofte naar zichzelf en naar alle anderen toe. Daarnaast maakt hij een buiging waarbij hij beseft dat hij een andere realiteit betreedt. Het is een realiteit waar alle dagelijkse beslommeringen niet meer gelden en hij moet als het ware zijn rugzak met alle problemen bij de deur achterlaten. In sommige dojo’s heeft de deur een heel lage deurstijl. Je moet dus wel buigen want anders stoot je je hoofd. Het jezelf kleiner maken heeft een positieve werking op je mens-zijn (met name in relatie tot anderen), het maakt je namelijk nederig en dit is een waarde die in het karate heel belangrijk gevonden wordt. Nederigheid is trouwens niet hetzelfde als minderwaardigheid. Als mens heeft iedereen net zoveel waarde maar in onze maatschappij zien we helaas teveel mensen die zich meer voelen dan de ander en voor deze mensen is nederigheid een harde les om te leren…maar wel een belangrijke les. 2.
Ben op tijd aanwezig, sla lessen alleen in het uiterste geval over.
Deze regel heeft vooral te maken met beleefdheid t.o.v. de leraar en alle medekarateka’s. Als je bijvoorbeeld tien minuten later binnenkomt dan heeft dat altijd een verstorend effect op de les die op dat moment gegeven wordt. Daarnaast is het natuurlijk de bedoeling dat je zo vaak mogelijk komt trainen. Je wilt namelijk goed worden in karate! Als je werkelijk meesterschap in karate wilt bereiken dan moet je frequent komen trainen. Door nonchalant om te gaan met je trainingsmomenten bereik je het bovenstaande doel niet. 3.
Indien de leraar nog niet aanwezig is, begin dan met een lichte warming-up.
Het komt regelmatig voor dat de dojo al vrij is terwijl de les nog niet begonnen is. Natuurlijk mag je dan alvast de dojo ingaan. Bedenk alleen dat de dojo geen speeltuin is, ook al leent zo’n mooie ruimte met zachte matten zich daar wel voor. Het enige wat je in de dojo doet is werken aan je vooruitgang in het karate. Wil je liever nog even kletsen of spelen blijf dan buiten de dojo. 4.
Wees niet rumoerig, maar concentreer je op de les en zorg voor een juiste mentale instelling.
Ook deze regel zegt iets over beleefdheid t.o.v. je leraar en medekarateka’s. Als je rumoerig bent dan verstoor je de les voor degene die wel willen leren. Bedenk dat karate voor iedereen wel eens saai kan zijn maar dan is het zeker niet de bedoeling dat je daar anderen mee lastig gaat vallen. De juiste mentale instelling zorgt er voor dat de stappen die je in het karate zet veel sneller gaan. Stel je voor dat je tijdens een kata aan school denkt of aan zaken op je werk. Je kan je wellicht voorstellen dat de uitvoering van die kata helemaal niet zo goed zal zijn dan wanneer je er echt voor gaat, niet alleen fysiek maar ook mentaal.
5.
Zorg dat de kleding (witte karategi) schoon en correct is en de band (obi) conform de behaalde graad.
Karateka’s trainen in onze school altijd in een wit pak. Wit is namelijk de kleur van reinheid of zuiverheid (overigens is wit ook de kleur van de dood in het Verre Oosten). Deze zuiverheid heeft niet alleen te maken met het feit dat je er voor zorgt dat je niet stinkt, maar je moet ook met de juiste houding met karate bezig zijn. Bij deze correcte houding horen zaken als luisteren als er iets wordt uitgelegd, elkaar niet pesten, elkaar niet opzettelijk pijn doen etc. etc. 6.
Zorg voor een goede hygiëne. Kort geknipte nagels en kort haar of vastgebonden door middel van een haarband. Het dragen van petten, hoofddoeken en sieraden is verboden.
Aangezien je in de dojo op blote voeten werkt en je vaak met elkaar moet samenwerken is het heel belangrijk dat je er voor zorgt dat jouw nagels van handen en voeten kort geknipt en zuiver zijn. Lange nagels die ook vies zijn kunnen de ander blesseren en zelfs ernstig verwonden…en dat wil natuurlijk niemand. Als je lange haren hebt dan moet je ze met een elastiekje of zoiets dergelijks vastbinden zodat ze niet voor je ogen op en neer wapperen. Daarnaast moeten alle sieraden afgedaan worden. Tijdens het werken met een partner kan het namelijk gevaarlijk zijn als je haren steeds voor je ogen hangen want dan zie je niet wat jouw partner doet. Het is ook gevaarlijk als jij oorbellen draagt want ik zou wel eens met mijn hand achter een oorbel kunnen blijven hangen…en dan is niet alleen mijn hand geblesseerd maar ook een stukje van jouw oor. Uiteraard staat het iedereen vrij om bepaalde dingen te geloven en het kan zijn dan je vanuit religieuze of morele overtuigingen een hoofddoek of pet moet of wilt dragen. In de dojo wordt echter geen onderscheid gemaakt en ook geen religie bedreven, iedereen is dus gelijkwaardig en er mogen absoluut geen symbolen gedragen worden die zouden laten zien dat jij anders bent dan een ander. Iedere karateka draagt exact hetzelfde pak en dezelfde band (ook al zijn de kleuren van de banden anders, we begeven ons allemaal op dezelfde weg die karate heet). Hoofddoeken moeten dus ook afgedaan worden! 7.
Neem bij het begin en einde van de les, indien je lager gegradueerd bent dan de ander, aan zijn/haar linkerzijde plaats.
Deze regel stamt nog uit de tijd van Confucius. Deze Oosterse filosoof heeft veel geschreven over de rol van de mens in de maatschappij. Er was in zijn tijd nogal veel onbeleefdheid ten opzichte van elkaar en de regering. Deze filosoof heeft eigenlijk allerlei regels beschreven waarin de plaats van het individu ten opzichte van een ander individu of de regering vastgelegd is. In de dojo hebben zijn ideeën dus nog steeds opgang in de vorm van het hiërarchische denken. Zo hebben lager gegradueerden een andere plaats in de dojo dan bijvoorbeeld de hoger gegradueerden. De leraar zit altijd aan de voorzijde van de dojo en de leerlingen zitten recht tegen over hem. Aan de linkerzijde van de leraar zitten de hoogst gegradueerden en zo aflopend naar rechts de lager gegradueerden. 8.
Train tijdens de les optimaal, maak geen storende of afleidende opmerkingen en/of bewegingen.
Eigenlijk zegt deze regel weer iets over je fatsoen. Zorg er voor dat iedereen goed kan werken en heb respect voor elkaar.
9.
Verlaat de training niet zonder toestemming.
Deze regel is vanuit veiligheidsoverweging ingevoerd. Tijdens de training kan het gebeuren dat je een te harde klap krijgt, waarna jij bijvoorbeeld naar het toilet loopt om even bij te komen. Tijdens jouw wandeling naar het toilet blijkt dat je toch veel ernstiger geraakt bent en je valt bewusteloos. Niemand ziet je of hoort je …..Als de leraar dus niet weet dat je weg bent (en dat kan wel eens gebeuren als het heel druk is) dan blijf jij daar in de gang liggen. Als de leraar daarentegen weet dat je even naar het toilet toe bent, en het duurt wel heel erg lang dat je weg blijft, dan kan hij zelf gaan kijken waar je blijft. Daarnaast kan het ook heel verstorend werken als iedereen te pas en te onpas wegloopt om naar het toilet te gaan. De eenvoudige regel is dat je voor de les naar het toilet moet gaan en ook niet teveel voor de les moet drinken. Als je nou echt heel dringend tijdens de les naar het toilet moet gaan dan kom je dat even vragen en dan zal de leraar je echt wel laten gaan…maar probeer het zoveel mogelijk te voorkomen. 10.
Doe alleen de oefeningen die opgedragen zijn.
Deze regel heeft ook met name met veiligheid te maken. Als we namelijk allemaal hetzelfde doen dan kan de leraar de groep beter in het zicht houden. Zouden we allemaal iets anders doen dan kan het gebeuren dat je zomaar in een keer een been naar je gezicht toe ziet komen terwijl jij met een kata bezig bent. 11.
Loop tijdens de trainingen nooit tussen of voor oefenende karateka’s door of langs, maar loop steeds achterlangs.
Ook deze regel is ontstaan vanuit veiligheidsoverweging. Stel je voor dat twee mensen met elkaar willen gaan sparren terwijl jij net tussen hen doorloopt….kaboem een botsing. Als je consequent achterlangs loopt dan is iedereen veilig. 12.
Toon onderling respect en behulpzaamheid.
Deze regel is een van de allerbelangrijkste in de dojo. Wij zijn allemaal bezig met het bestuderen van het karate. We willen allemaal heel graag goed worden en we hebben elkaar ook nodig om dit te bereiken. Correct met elkaar omgaan en elkaar helpen als de ander dat vraagt zijn simpelweg twee gedragskenmerken van goede karateka’s. 13.
Schep nooit op over opgedane kennis en zorg voor onberispelijk gedrag in maar ook buiten de dojo.
Karateka’s zijn bescheiden mensen, zij weten dat ze alleen maar vooruitkomen in de studie van het karate door hard te werken. Zij weten ook dat iedereen goed kan worden als hij daar maar met volle 100% voor wil gaan. Het is dus niet nodig om op te scheppen over wat jij allemaal kunt. Er is namelijk altijd een baas boven baas, met andere woorden er zijn altijd mensen te vinden die nog beter zijn in karate dan jij op dit moment. 14.
Gebruik de karatetechnieken niet op straat tenzij je absoluut niet anders kunt.
Karate ni sente nashi oftewel in karate is er geen eerste aanval. Deze zinsnede laat de werkelijke aard van karate zien. Een karateka zal nooit als eerste ten aanval trekken. Hij zal er ook alles aan doen om geen geweld te hoeven gebruiken. Alleen in uiterste noodzaak zal hij zich verdedigen.
15.
Geef nooit op.
De enige manier om vooruitgang te boeken is door door te gaan. Het is voor iedereen wel eens moeilijk en soms is het gedurende lange tijd heel moeilijk en vindt je het eigenlijk ook helemaal niet leuk meer. Toch is er maar een manier en dat is gewoon doorgaan, misschien een tandje lichter en wat minder vaak maar als je doorgaat dan zul je vanzelf merken dat het weer leuk begint te worden. Deze dalen horen bij je ontwikkeling op de weg van karate. De weg van karate is immers geen vlakke geasfalteerde weg, maar het is een bergachtige weg met soms veel hobbels en obstakels. Van deze hobbels en obstakels wordt je uiteindelijk alleen maar sterker en dat is uiteindelijk ook de hele opzet van karate….het verbeteren van je karakter en daardoor tot ontwikkeling en ontplooiing te komen. Deze vijftien regels zijn met name bedoeld om: 1. een veilige omgeving te creëren. 2. een optimale omgeving te scheppen om de waarden, zoals aangegeven in de dojokun, tot ontwikkeling en ontplooiing te brengen. Ad 1. Het scheppen van een veilige omgeving kan bereikt worden door: matten netjes recht leggen, oefenmateriaal netjes opruimen, met elkaar afspraken maken over hoe te werken (opstellen in rijtjes bijvoorbeeld), naleven van de regels in de dojo maar ook de persoonlijke veiligheid waar je allemaal verantwoordelijk voor bent. Stel je voor dat je met een partner werkt die constant naar andere dingen zit te kijken. Zo iemand is een gevaar voor zichzelf maar ook voor de ander. Als voorbeeld het volgende dat echt gebeurt is. Tijdens een trainingsstage waar ook publiek bij mocht komen kijken werkte twee karateka’s met elkaar samen. Op een gegeven moment ziet de ene karateka een heel mooie jongedame binnen komen en hij volgt haar in zijn ooghoek tot aan de zitplaats op de tribune. Het gevolg van deze afleiding was dat hij te laat de aanval van de andere karateka op zich af zag komen met als gevolg een harde schop in zijn buik waardoor hij even geen lucht meer kreeg. Nu zul je zeggen eigen schuld, dikke bult. Toch is dit niet helemaal waar. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat je jezelf laat afleiden maar de aanvallende partner had toch zeker in de gaten moeten hebben dat zijn partner niet meer geconcentreerd bij de kumiteoefeningen was. Hij had dus eigenlijk niet mogen aanvallen maar hij had zijn partner attent moeten maken op het gevaar. Ad 2. Grootmeester Funakoshi, die veelal gezien wordt als de grondlegger van het moderne karate (en die tevens de grondlegger van de Shotokan karatestijl is) vertelde aan zijn leerlingen altijd dat het uiteindelijke doel van karate niet gelegen was in nederlaag of overwinning maar in de verbetering van het karakter van de beoefenaar. Deze stelling wordt eigenlijk door alle grootmeesters van weleer bevestigd en het laat dus zien dat een karateka door middel van de karatetechniek een ander mens kan worden.
Tot zover de opgeschreven regels die in de dojo gelden. Zoals je in het begin hebt kunnen lezen bestaan er ook ongeschreven regels. Dit zijn regels die nergens beschreven staan maar die wel degelijk bestaan. Ook in de budo gemeenschap komen dergelijke ongeschreven regels voor. Voor veel leerlingen zijn deze regels moeilijk te begrijpen en gaan ze vaak over gedragingen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de leraar. Het is meestal een ervaringskwestie waarbij je na jarenlange training deze ongeschreven regels gaat begrijpen en tevens gaat waarderen. Hieronder leg ik een aantal van de ongeschreven regels uit. Zoals al aangegeven kan het zijn dat de beginnende karateka weinig begrip kan opbrengen voor deze regels. Ik heb ze niet zelf verzonnen maar ze zijn er gewoon!
In de dojo mogen de lager gegradueerden elkaar niet corrigeren, laat staan dat een lager gegradueerde een hoger gegradueerde op zijn fouten wijst. Het is ten allen tijden de taak van de leraar om te corrigeren en niet de taak van de leerling. Een uitzondering op deze ongeschreven regel vormen de hoogst gegradueerden in de dojo. Zij mogen, met toestemming van de leraar, op een subtiele wijze anderen in de dojo corrigeren. Spreek de leraar altijd op een correcte wijze aan. De juiste wijze om een leraar in de dojo aan te spreken is met de titel sensei (zie hoofdstuk 7 van deze map). Als je ooit op een stage komt en je krijgt dan les van een meester dan is de aanspreektitel, zowel in de dojo alsook daarbuiten, sensei of meester. De wil van de leraar is wet. Hij is namelijk de enige in de dojo die de weg die jij op dit moment aan het bewandelen bent helemaal heeft afgelegd (althans het gedeelte van de weg waar zijn leerlingen lopen). Hij weet wat de gevaarlijke stukken zijn en hij weet als enige wat belangrijk is om het afleggen van de weg tot een goed succes te brengen. Een leraar besteed veel van zijn energie aan zijn leerlingen. Het is dan ook fatsoenlijk om daar dankbaar voor te zijn. Deze dankbaarheid toon je door steeds je uiterste best te doen. Hoe groter jouw inzet hoe meer de leraar er voor jou zal zijn. Het is niet zo dat jij de aandacht van de leraar kan opeisen alleen maar omdat jij bijvoorbeeld contributiegeld betaald. Het verkrijgen van geld is voor een leraar nooit een reden om aandacht aan zijn leerlingen te besteden. Je zult er veel meer voor over moeten hebben. Nederigheid en bescheidenheid zijn belangrijke waarden waar een leerling op de weg van de lege hand naar moet streven. Veel Westerlingen vinden deze waarden niet zo positief aangezien zij een ander beeld bij deze woorden hebben, namelijk het beeld van minderwaardigheid. Dat is absoluut een verkeerd beeld van deze begrippen. Sterker nog een mens kan niet nederig zijn vanuit een minderwaardige houding. Om echt nederig te kunnen zijn moet je een positief beeld van jezelf ontwikkeld hebben en je zelfwaardering moet dan ook hoog zijn. Dat zelfde geldt voor het begrip bescheidenheid. Iemand met een laag zelfbeeld kan niet bescheiden zijn, hij komt misschien wel zo over, maar dat is geen echte bescheidenheid. Als een medeleerling jou ergens mee helpt bedank hem dan ook. Als de leraar of een hoog gegradueerde jou ergens in corrigeert kijk hem dan ook aan en geef aan of je het begrepen hebt. Stel niet teveel vragen, je kan karate pas echt leren door het te doen. Schep niet op over datgene waar je goed in bent. Iedereen weet dit toch wel. Als je verliest word dan niet boos. Verliezen of winnen is in karate niet belangrijk.
Respect is het belangrijkste begrip dat in een dojo nagestreefd wordt. Laat dus geen disrespectvol gedrag zien, ook niet op een non-verbale manier. Als je van iemand iets krijgt bedank hem dan. In de dojo is geen plaats voor mensen die alleen maar met zichzelf bezig zijn. Vraag niet om complimenten. Train ook thuis. Karate is vaak herhalen van stof die je al vaker hebt gehad. Klaag daar niet over maar doe gewoon mee want je bereikt alleen maar iets door het vaker te doen. Als je les krijgt van een assistent van de leraar ga hem dan niet uitproberen. De regels (geschreven alsook ongeschreven) zijn ook dan van toepassing. Heb respect voor de spullen van andere mensen, dus ook voor de spullen van de sportschool. Begroet elke leraar, ook een leraar van een andere gevechtskunst. Lach iemand niet uit als hij een fout maakt. Ruim de dojo mee op en denk niet dat jij dit niet hoeft te doen aangezien jij contributiegeld betaald. Het schoonmaken van de dojo is een onderdeel van de training van karate-do en hoort tevens bij de ontwikkeling van de begrippen bescheidenheid en nederigheid. Als een leraar of hoger gegradueerde je iets vraagt doe dat dan zonder schroom. Een leraar vraagt niet zomaar iets aan jou, hij heeft daar een goede reden voor. Als de leraar in de dojo iets aan het uitleggen is ben dan stil en luister goed naar wat hij te zeggen heeft en observeer heel goed hoe bepaalde oefeningen uitgevoerd moeten worden. De leraar heeft tot taak jou te ondersteunen en te begeleiden op de weg van de lege hand (hij moet jou dus karate leren) maar jij hebt tot taak steeds opnieuw je uiterste best te doen. Als de leraar met iemand anders in gesprek is onderbreek hem niet op een brutale manier maar vraag netjes of je even mag storen. De leraar geeft dan wel aan of dit kan of niet. Soms hebben kinderen de neiging elkaar te willen pesten. Bedenk dat pesten allesbehalve respectvol is en van een karateka zal dergelijk gedrag dan ook niet getolereerd worden. Als je gepest wordt dan kom je naar de leraar. Hij zal altijd hard ingrijpen tegen mensen die pesten.
Voor sommige mensen klinken bovenstaande regels extreem en belachelijk maar toch horen ze bij het Oosterse gedachtegoed. Bedenk dat deze regels maar een greep uit de handje volle onomschreven regels zijn. Tijdens de training zal het zeker voorkomen dat je wel eens gecorrigeerd wordt op bovenstaande regels. Accepteer dit en bedenk dat de leraar ook jou als een waardevol lid van de budo-gemeenschap wil gaan beschouwen. Jij kunt echter alleen dan toegelaten worden tot die gemeenschap als jij bereid bent deze regels na te leven.
Na het lezen van dit alles kun je tot de conclusie komen dat de regels uit de dojo-etiquette en de ongeschreven regels vooral te maken hebben met fatsoensnormen. Dat is voor een groot deel ook zo. In een dojo zijn zaken als beleefdheid, respect en een juiste houding (niet alleen de lichamelijke houding maar ook de mentale houding) heel erg belangrijk. Grootmeester Kenwa Mabuni heeft voor karateka’s een waarschuwing achtergelaten die veel te maken heeft met deze bovenbeschreven regels. Deze waarschuwing is bekend onder de naam Heijutsu no Sanbyo oftewel de 3 ziektes van de martiale kunsten: 1.
Giro – twijfel, onzekerheid
2.
Ketai – ijdelheid, veronachtzaamheid
3.
Manshin – egoïsme, hoogmoed
Een karateka zal zich dus ten alle tijden moeten onthouden van bovenstaande 3 zaken aangezien hij zich bezighoudt met een edele discipline – Kunshi no ken.
Kunshi no Ken