Troonstraat 125, 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
December 2010
Doeltreffende en gezinsvriendelijke leeflonen in de strijd tegen armoede Standpunt van de Gezinsbond
Stilaan loopt 2010, het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, ten einde. Tal van studiedagen, seminaries en debatten sneden dit thema aan. De conclusies waren unaniem: we moeten armoede zo veel mogelijk uitsluiten. Maar zullen we daar in slagen? De zopas gepubliceerde armoedecijfers houden nog maar gedeeltelijk rekening met de economische crisis die voortvloeide uit de financiële crisis, die aanving op 15 september 2008, de dag waarop het onkreukbaar geachte Lehman Brothers toch failliet ging. Ruim 16,4 % of één op zes van de Belgische kinderen jonger dan 16 jaar had in 2009 al een armoederisico. Sinds 2006 is het kinderarmoederisico zelfs met méér dan 10% gestegen van 14,8 % tot 16,4 %, terwijl de globale armoederisico voor alle Belgen samen stabiel bleef rond 14,6 %. Het armoederisico van gezinnen met kinderen waarin geen van de ouders werkt, is zelfs toegenomen tot 75,4%. België is dus niet goed bezig. Totnogtoe werden er bitter weinig concrete resultaten geboekt. Nochtans heeft België in het kader van de Europese strategie voor sociale inclusie de strijd tegen kinderarmoede als één van de objectieven in het Nationaal Actieplan Sociale Insluiting 2006-2008 geformuleerd. Eén van de concrete doelstellingen was “het aantal kinderen in armoede tegen 2010 terug te dringen tot 12 %”. Om te weten of ons land die doelstelling kon realiseren, moeten we nog één jaar wachten tot de armoedecijfers van 2010 gekend zijn. De Gezinsbond vreest dat er mede door de economische crisis weinig vooruitgang werd geboekt, integendeel. Om de (kinder)armoede uit te roeien is er nog veel werk aan de winkel, en dit op diverse fronten. Armoede is immers niet louter een financiële kwestie. Toch is het voor de Gezinsbond duidelijk dat de financiële nood bij een groep uitzonderlijk kwetsbare gezinnen bijzonder hoog is. In dit standpunt werkt de Gezinsbond voorstellen uit die het leefloon voor personen met gezinslast doeltreffender en gezinsvriendelijker maken. Voor de gezinsorganisatie blijft leefloon een tijdelijke situatie om gezinnen in nood op te vangen. Dat vangnet mag echter niet evolueren naar een hangmat, waarin gezinnen nodeloos blijven hangen. Wij roepen politici op om het Europees Jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting af te sluiten met een méér dan symbolisch gebaar. Door het realiseren van onze voorstellen zullen de leeflonersgezinnen in 2011 een iets menswaardiger leven kunnen leiden dan vandaag.
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 1
1. Leefloon: huidige regeling Wat is leefloon? Het leefloon is één van de drie vormen van het recht op maatschappelijke integratie. Deze zuiver financiële bijstand vervangt het vroegere bestaansminimum en wordt uitbetaald door het plaatselijke OCMW. Naargelang de situatie van de leefloner (persoon die een leefloon ontvangt) kan het leefloon worden aangevuld met bijkomende sociale bijstand zoals verlening van huurwaarborg, verwarmingstoelage, medische hulp… De andere twee vormen van het recht op maatschappelijke integratie zijn: tewerkstelling en geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie. Het recht op maatschappelijke integratie wordt vanaf 1 oktober 2002 geregeld door de Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (RMI-wet) en het Koninklijk Besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Wie kan aanspraak maken op leefloon? Om in aanmerking te komen voor een leefloon moet de aanvrager algemeen, cumulatief en verplicht voldoen aan zes voorwaarden: Nationaliteit: Belgische nationaliteit hebben, burger van de Europese Unie zijn, als vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, staatloos of vluchteling zijn. Woonplaats: werkelijke verblijfplaats in België hebben. Leeftijd: meerderjarig zijn. Staat van behoeftigheid: niet over (voldoende) bestaansmiddelen beschikken en niet in staat zijn om zich die te verschaffen, hetzij door persoonlijke inspanningen, hetzij door andere middelen. Werkbereidheid: werkbereid zijn tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk is. Uitputting van het recht op andere inkomsten: zoals sociale uitkeringen of onderhoudsgeld. Categorieën leefloon Sinds 1 september 2006 zijn er drie categorieën leefloners: Samenwonende (categorie 1) Alleenstaande (categorie 2) Persoon met gezin ten laste (categorie 3) Onder samenwonende verstaat de RMI-wet iemand die samen met een ander persoon onder één dak woont en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelt. De aard van de relatie tussen de samenwonende personen heeft echter geen enkele invloed op de bepaling van de categorie “samenwonende”. Aangezien leefloon een individueel recht is, kunnen twee samenwoners elk recht hebben op een leefloon als samenwonende. Het gaat hier uitsluitend over samenwonenden zonder kinderen. Samenwoners met kinderen, behoren tot categorie drie “persoon met gezin ten laste”. Onder alleenstaande verstaat de RMI-wet elke persoon die alleen woont. Onder persoon met gezin ten laste verstaat de RMI-wet (aangepast door de programmawet van 9 juli 2004) een persoon die minstens één ongehuwd minderjarig kind ten laste heeft en in voorkomend geval zijn echtgeno(o)t(e) of levenspartner. Om tot deze categorie te behoren, is het dus noodzakelijk dat er minstens één ongehuwde
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 2
minderjarige tot het gezin behoort. Een koppel (al dan niet gehuwd) zonder kinderen kan nooit tot deze categorie behoren. Beide partners kunnen wel elk een leefloon van samenwonende krijgen. Volgens de statistieken van de POD Maatschappelijke Integratie telde ons land in 2009 ruim 90.822 leefloners, als volgt verdeeld over de drie categorieën: 25.952 samenwonenden (categorie 1) 40.318 alleenstaanden (categorie 2) 24.553 personen met gezin ten laste (categorie 3) Bedragen van leefloon Welk bedrag aan leefloon een leefloner zal krijgen, hangt enerzijds af van de categorie waartoe hij of zij behoort en anderzijds van de berekening van zijn of haar bestaansmiddelen. De bestaansmiddelen waarover de leefloner zelf beschikt worden in mindering gebracht van het leefloon waarop hij of zij volgens de overeenstemmende categorie recht heeft. Vanaf 1 september (laatste overschrijding van de spilindex) bedraagt het leefloon in de verschillende categorieën: Categorie Samenwonende Alleenstaande Persoon met gezinslast
Jaarbedrag 5.922,53 8.883,78 11.845,05
Maandbedrag 493,54 740,32 987,09
Het leefloonbedrag van 987,09 euro is dus van toepassing voor drie typegezinnen: alleenstaande ouders met kind(eren), samenwoners zonder kinderen en samenwonende koppels met kind(eren). Om recht te hebben op een leefloon, moet de aanvrager over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken. Daartoe voert het bevoegde OCMW een sociaal onderzoek samen met een middelenonderzoek. In principe worden volgende inkomsten in aanmerking genomen: Beroepsinkomen (ook sociale uitkeringen) Onroerend inkomen Roerend inkomen Overdracht van goederen Voordelen in natura Inkomsten van samenwonenden Kinderbijslag en studietoelagen voor kinderen én onderhoudsgeld betaald voor ongehuwde kinderen ten laste – voor zover de leefloner hen opvoedt - tellen niet mee in de berekening van de bestaansmiddelen.
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 3
2. Knelpunten huidige leefloonregeling De huidige leefloonregeling is onvoldoende efficiënt als accuraat wapen tegen armoede. De Gezinsbond stelt een aantal belangrijke knelpunten vast. 2.1 Leefloon lager dan armoededrempel De huidige bedragen van het leefloon zijn ontoereikend om leefloners toe te laten een menswaardig leven te leiden. We vergelijken de huidige bedragen met de nationale armoederisicodrempels uit de EUSILC enquête van 2009, na indexatie van deze drempels aan de hand van het laatst gekende indexcijfer van 30 november 2010. Het leefloon van een alleenstaande bedraagt momenteel 740,32 euro. De geïndexeerde armoederisicodrempel voor een alleenstaande bedraagt momenteel 992,07 euro. Het leefloon van een alleenstaande ligt dus 25,4 % of 251,75 euro onder de armoederisicodrempel. Het leefloon van twee samenwonenden bedraagt momenteel 987,08 euro (2 x 493,54 euro). De geïndexeerde armoederisicodrempel voor een koppel bedraagt momenteel 1.488,10 euro. Het leefloon van twee samenwonenden ligt dus 33,7 % of 501,02 euro onder de armoederisicodrempel.
2.2 Leefloon niet gezinsgemoduleerd Het leefloon van een persoon met gezinslast bedraagt momenteel 987,09 euro, ongeacht het aantal kinderen ten laste. In onderstaande tabellen vergelijken we het leefloon van een persoon met gezinslast, aangevuld met de gemiddelde kinderbijslag volgens het aantal kinderen en hun leeftijd, met de geïndexeerde armoederisicodrempel voor een aantal typegezinnen. Tabel 1: Vergelijking leefloon - armoederisicodrempel (ARD) eenoudergezinnen Kinderen Aan< > tal 14 j 14 j 1 1 0 1 0 1 2 2 0 2 1 1 2 0 2 3 3 0 3 2 1 3 1 2 3 0 3
Leefloon 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09
Kinderbijslag 156,60 171,61 363,73 378,74 413,83 643,28 658,29 693,38 728,47
Totaal
ARD
1.143,69 1.158,70 1.350,82 1.365,83 1.400,92 1.630,37 1.645,38 1.680,47 1.715,56
1.289,69 1.488,10 1.587,31 1.785,72 1.984,14 1.884,93 2.083,34 2.281,76 2.480,17
Te kort 146,00 329,40 236,49 419,89 583,22 254,56 437,96 601,29 764,61
% verschil 11,3 22,1 14,9 23,5 29,3 13,5 21,0 26,4 30,8
Tabel 1 leert ons dat het leefloon van een alleenstaande ouder, met één kind jonger dan 14 jaar, samen met de kinderbijslag voor dat kind, 11,3 % of 146,00 euro onder de armoederisicodrempel ligt. De kloof (absoluut en procentueel) neemt aanzienlijk toe naarmate het eenoudergezin méér en oudere kinderen telt. De armoederisicodrempel bij eenoudergezinnen neemt per kind toe met 297,62 euro voor kinderen jonger dan 14 jaar en met 496,04 euro voor kinderen vanaf 14 jaar.
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 4
Tabel 2: Vergelijking leefloon-armoederisicodrempel (ARD) tweeoudergezinnen Kinderen Aan< > tal 14 j 14 j 1 1 0 1 0 1 2 2 0 2 1 1 2 0 2 3 3 0 3 2 1 3 1 2 3 0 3
Leefloon 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09 987,09
Kinderbijslag 98,39 114,83 278,67 295,11 330,20 536,57 553,01 588,10 623,19
Totaal 1.085,48 1.101,92 1.265,76 1.282,20 1.317,29 1.523,66 1.540,10 1.575,19 1.610,28
ARD 1.785,72 1.984,14 2.083,34 2.281,76 2.480,17 2.380,96 2.579,38 2.777,79 2.976,20
Te kort 700,24 882,22 817,58 999,56 1.162,88 857,30 1.039,28 1.202,60 1.365,92
% verschil 39,2 44,5 39,2 43,8 46,9 36,0 40,3 43,3 45,9
Tabel 2 leert ons dat het leefloon van een koppel met één kind jonger dan 14 jaar 39,2% of 700,24 euro onder de armoederisicodrempel ligt. De kloof (absoluut en procentueel) neemt aanzienlijk toe naarmate het gezin méér en oudere kinderen telt. Ook bij koppels met kinderen neemt de armoederisicodrempel per kind toe met 297,62 euro voor kinderen jonger dan 14 jaar en met 496,04 euro voor kinderen vanaf 14 jaar. Het procentuele tekort is voor koppels met kinderen groter dan voor eenoudergezinnen omdat de tweede ouder geen recht geeft op hoger leefloon en omdat koppels geen eenoudertoeslag in de kinderbijslag krijgen. De bedragen van het leefloon zijn niet gezinsgemoduleerd. Een persoon met gezinslast (categorie 3) krijgt een hoger bedrag aan leefloon: 246,77 euro méér dan een alleenstaande en 493,55 euro méér dan een samenwonende. Deze verhoging is echter onafhankelijk van het aantal kinderen ten laste. Een persoon met 3 kinderen ten laste, krijgt hetzelfde leefloon als een persoon met 1 kind ten laste. Het huidige bedrag van het leefloon voor personen met gezinslast houdt onvoldoende rekening met het aantal gezinsleden dat met dit inkomen moet rondkomen.
2.3 Koppels met kinderen gediscrimineerd Een leefloner met kinderen krijgt momenteel 987,09 euro (het leefloonbedrag van een persoon met gezinslast). Een koppel leefloners zonder kinderen krijgt 987,08 euro (tweemaal het individuele bedrag van een samenwonende leefloner, nl. 493,54 euro). Een koppel leefloners met kinderen krijgt hetzelfde leefloon. Zij worden in de huidige leefloonregeling dus duidelijk gediscrimineerd, want ze krijgen maar evenveel leefloon als een koppel zonder kinderen. De huidige regelgeving negeert duidelijk de gezinslast van koppels. Onlogisch aangezien die gezinnen telkens één persoon méér tellen om rond te komen met het gezinsbudget.
2.4 Gezinnen met alleen 18-plussers gediscrimineerd Alleenstaande ouders met nog alleen kinderen ouder dan 18 jaar ten laste krijgen het leefloon van een alleenstaande: 740,32 euro. Zij vallen uit de boot voor het hogere bedrag van categorie 3 (987,09 euro). Om dat bedrag te krijgen, moet er immers nog minstens één ongehuwd minderjarig kind tot het gezin behoren. Bij koppels met nog alleen kinderen ouder dan 18 jaar ten laste, krijgt elke ouder het leefloon van een samenwonende: 987,08 euro (2 x 493,54 euro). Als slechts één van hen
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 5
leefloner is, krijgt die het leefloon van een samenwonende (493,54 euro). Zo vallen ook deze gezinnen uit de boot voor het hogere bedrag van categorie 3 (987,09 euro) omdat ze geen ongehuwde minderjarige kinderen meer ten laste hebben. Het is ontoelaatbaar dat gezinnen die uitsluitend nog 18-plussers tellen, uit de boot vallen voor de categorie “persoon met gezinslast”. Het zijn net studerende 18-plussers die het zwaarst doorwegen in gezinsbudgetten. Op deze manier wordt kinderen van leefloners de toegang tot het hoger onderwijs als het ware ontzegd, terwijl iedereen erkent dat het behalen van een goed diploma een sleutel is om uit de armoedespiraal te geraken. 2.5 Leefloners niet automatisch recht op sociale toeslagen in kinderbijslagen In ons huidige kinderbijslagstelsel krijgen bepaalde behartenswaardige gezinnen een sociale toeslag bovenop de basiskinderbijslag en de leeftijdsbijslag. Er zijn drie sociale categorieën: gepensioneerden, langdurig (> 6 maanden) werklozen en langdurig (> 6 maanden) zieken of personen met een invaliditeit. De situatie van de rechthebbende ouder (of ander familielid) is doorslaggevend. Om deze toeslag te krijgen, mag het bruto inkomen van het gezin niet hoger liggen dan: 2.102,22 euro voor een alleenstaande en 2.173,88 euro voor een koppel. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de sociale toeslagen: Tabel 3: Maandelijkse sociale toeslagen in de kinderbijslag (bedragen geldig vanaf 01-09-’10) Sociaal statuut 1ste Werkloos/Gepensioneerd Ziekte/invaliditeit
Rang van het kind 2de 43,31 26,85 93,18 26,85
3de 4,71 4,71
De sociale toeslagen zijn niet cumuleerbaar met de eenoudertoeslagen voor ouders met een inkomen onder 2.102,22 euro. De eenoudertoeslag bedraagt: 43,31 voor een 1ste kind, 26,85 euro voor een 2de kind en 21,65 euro voor een 3de kind. Een alleenstaande die bovendien nog behoort tot een sociale categorie krijgt voor kinderen van de derde rang bovenop de sociale toeslag een extra eenoudertoeslag van 16,94 euro. Kinderen van de eerste rang die een sociale toeslag of een eenoudertoeslag krijgen, genieten de volledige leeftijdsbijslag in plaats van de gehalveerde. Leefloners hebben vaak geen band met de arbeidsmarkt, behalve als ze leefloon trekken als bijpassing bij een laag inkomen uit arbeid. Zij kunnen dus meestal geen rechthebbende op kinderbijslag zijn. Daarom zal het kinderbijslagfonds in de familiale kring van het gezin van de leefloner zoeken naar een persoon die wel werkt. Dat kan bijvoorbeeld een tante of nonkel zijn. Als er binnen de familiale kring geen band met de arbeidsmarkt is, opent de leefloner een recht op kinderbijslag in het stelsel van de Gewaarborgde kinderbijslag. Dat stelsel telt 7.048 gezinnen met 14.450 kinderen. Ruim 90% van deze gezinnen zijn leefloners. Kinderen die kinderbijslag krijgen in het gewaarborgde stelsel krijgen bovenop hun basiskinderbijslag en hun leeftijdsbijslag hetzelfde supplement als kinderen van gepensioneerden en langdurig werklozen in de andere drie stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren): 43,31 euro (1ste kind), 26,85 euro (2de kind) en 4,71 euro (3de kind). De kinderen van leefloners waar het kinderbijslagfonds toch een band met de arbeidsmarkt vindt binnen de familiale sfeer, krijgen hun kinderbijslag in één van de drie andere
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 6
kinderbijslagstelsels. Als de leefloner dan een alleenstaande ouder is, krijgt die wel de eenoudertoeslag. In de andere situaties bepaalt het sociale statuut van het als rechthebbende aangeduide familielid of het kind van de leefloner een sociale toeslag zal krijgen en hoeveel die bedraagt. Met andere woorden, de sociale toeslag wordt in die situaties niet toegekend op basis van de precaire gezinstoestand maar louter op basis van het eerder toevallige sociale statuut van de aangeduide rechthebbende. Er zijn dus wat de kinderbijslag betreft, vier verschillende categorieën kinderen van leefloners die: in het stelsel van de Gewaarborgde kinderbijslag de gewone sociale toeslag krijgen; in één van de andere drie stelsels de eenoudertoeslag krijgen; in één van de drie andere stelsels de gewone sociale toeslag krijgen omdat het rechthebbende familielid een gepensioneerde of langdurig werkloze is; in één van de drie andere stelsels de verhoogde sociale toeslag krijgen op basis van de langdurige ziekte of invaliditeit van het rechthebbende familielid. We stellen dus vast dat kinderen van leefloners, die toch een behartenswaardige groep uitmaken, niet automatisch de sociale toeslagen genieten. Sommigen, die “geluk” hebben dat het aangeduide rechthebbende familielid behoort tot een sociale categorie die in aanmerking komt voor één van de sociale toelagen, krijgen wel een verhoogde kinderbijslag. Anderen, die “pech” hebben dat het aangeduide rechthebbende familielid niet in aanmerking komt van één van de sociale toeslagen krijgen geen verhoogde kinderbijslag. De Gezinsbond vindt de huidige toestand een onterechte discriminatie.
2.6 Roerende inkomsten overschat in berekening bestaansmiddelen Tijdens het middelenonderzoek worden de bestaansmiddelen van de aanvrager berekend. De verschillende inkomsten die de aanvrager al geniet, worden samengeteld. Dat bedrag wordt in mindering gebracht van het leefloon dat de aanvrager in principe zou krijgen volgens de categorie waartoe hij behoort. Eén van de inkomsten waarmee het leefloon wordt verminderd zijn de roerende inkomsten. Het spaarpotje van de aanvrager wordt omgezet in een fictieve rente volgens vaste regels. De eerste schijf tot 6.200 euro wordt vrijgesteld in de berekening. Op de schijf tussen 6.200 euro en 12.500 euro wordt een fictieve rente van 6 % berekend. Spaartegoeden boven 12.500 euro leveren in de berekening een fictieve rente van 10 % op. Rekeninghoudend met de huidige lage renteniveaus, moeten OCMW’s op het spaargeld van de aanvrager van leefloon (en ook van de InkomensGarantie voor Ouderen) absurd hoge rentevoeten toepassen om de bijdrage van spaargelden aan de bestaansmiddelen te berekenen. Het is in de huidige lage rentestructuur onmogelijk om spaargeld nog 6 % of 10 % te laten renderen, zeker niet als dat spaargeld op spaarboekjes staat of belegd wordt in vastrentende beleggingen. Geldelijke meevallers, zoals een erfenis, die de leefloner toebedeeld krijgt, wordt op deze manier wel zwaar afgestraft voor een groep die er financieel zeer zwak voor staat.
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 7
3. Voorstellen van de Gezinsbond Vanuit de hierboven opgesomde knelpunten, formuleert de Gezinsbond een aantal voorstellen om de leefloonregeling doeltreffender en gezinsvriendelijker te maken. Met enkele kleine ingrepen kan een daadwerkelijk verschil gemaakt worden in leefbaarheid voor gezinnen waarvan iedereen weet dat de financiële nood bijzonder hoog is. 3.1. Leefloon optrekken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel Leefloon kan pas echt een doeltreffende rol spelen in de strijd tegen de armoede als de bedragen substantieel worden opgetrokken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel. Om dit objectief te realiseren, moet het leefloon voor alleenstaanden worden opgetrokken met 251,75 euro per maand: van 740,32 euro tot 992,07 euro. Twee samenlevende leefloners zouden samen moeten kunnen beschikken over een inkomen van 1.488,10 euro om de armoederisicodrempel te evenaren. Dat betekent dat het leefloon voor een samenwonende moet opgetrokken worden met 250,51 euro per maand: van 493,54 euro tot 744,05 euro. Raming budgettaire impact = 273,8 miljoen euro per jaar, te verminderen met een besparing door ons voorstel om categorie 3 “persoon met gezinslast” af te schaffen, zodat de werkelijke budgettaire impact gemiddeld 164,7 miljoen euro (minimaal 128,4 miljoen euro en maximaal 201,1 miljoen euro) bedraagt. 3.2. Leefloon moduleren volgens gezinslast Om gezinnen van leefloners een menswaardig bestaan te bieden, moet het leefloon worden aangepast aan het aantal gezinsleden dat moet rondkomen met dat inkomen. Daarom stelt de Gezinsbond voor om de huidige leefloonregeling uit te breiden met een gezinsmodulering. In concreto komt dat er op neer dat de categorie 3 “persoon met gezinslast” wordt afgeschaft en vervangen door een systeem waarbij het leefloon van een alleenstaande of een samenwonende wordt verhoogd met een leefloontoeslag, een vast bedrag per kind ten laste, ongeacht zijn rang. Deze leefloontoeslag hangt af van de leeftijd van het kind: 100,00 euro per kind jonger dan 14 jaar 250,00 euro per kind vanaf 14 jaar Deze gezinsmodulering verhoogt in functie van het kindertal het leefloonbedrag zowel voor alleenstaanden als voor samenwonenden. Het voorstel van de Gezinsbond is geïnspireerd door de huidige regeling in Frankrijk rond de “revenu de solidarité active (Rsa)” waar ook een gezinsmodulering geldt op dit Franse leefloon. Franse koppels krijgen een verhoging van hun Rsa van 138,03 euro per kind voor het 1ste en 2de kind en 184,04 euro per kind vanaf het 3de. Alleenstaande Fransen krijgen een verhoging van hun Rsa met 230,05 euro voor het 1ste kind, 138,03 euro voor het 2de kind en 184,04 euro per kind vanaf het 3de. Raming budgettaire impact = 81,5 miljoen euro.
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 8
3.3. Nieuwe categorie leefloners: samenwonenden met gezinslast Door onze voorstellen om enerzijds de categorie “persoon met gezinslast” af te schaffen en anderzijds een gezinsmodulering in te voeren in de bedragen van de leeflonen voor alleenstaanden en van samenwonenden creëren we automatisch een nieuwe categorie, die weliswaar niet afzonderlijk moet vermeld worden: “samenwonenden met gezinslast”. Deze gezinnen zullen in onze visie tweemaal het bedrag van een samenwonende leefloner krijgen, verhoogd met het bedrag voor elk kind dat tot het gezin behoort in functie van zijn leeftijd (jonger dan 14 jaar of 14 jaar en ouder). Het voorstel van de Gezinsbond is opnieuw geïnspireerd op de huidige regeling in Frankrijk rond de “revenu de solidarité active (Rsa)” waar ook twee samenwoners een hoger leefloon krijgen dan een alleenstaande, dat cumuleerbaar is met de gezinsgemoduleerde kindverhogingen. Alleenstaande Fransen krijgen een Rsa van 460,09 euro, terwijl Franse koppels een Rsa van 690,14 euro krijgen, m.a.w. 150 % van het Rsa van een alleenstaande. Raming budgettaire impact = maximaal 219,2 miljoen euro (gemiddeld 109,6 miljoen euro) per jaar. 3.4. Studerende 18-plussers altijd meetellen in de gezinslast De Gezinsbond stelt voor om elke studerende 18-plusser de verhoging van 250 euro toe te kennen, ook als er geen andere ongehuwde minderjarige kinderen meer tot het gezin behoren. De leefloner krijgt deze leefloontoeslag zolang de studerende 18-plusser rechtgevend is op kinderbijslag, dus maximaal tot 25 jaar. Budgettaire impact: pro memorie (eerder bescheiden). 3.5. Kinderen van leefloners automatisch de sociale kinderbijslagtoeslag geven zoals “langdurig werklozen” De Gezinsbond stelt voor om alle kinderen van leefloners in alle kinderbijslagstelsels automatisch de sociale kinderbijslagtoeslag voor langdurig werklozen toe te kennen. Deze sociale toeslag bedraagt momenteel: 43,31 euro voor het eerste kind, 26,85 euro voor het tweede kind en 4,71 euro voor het 3de kind. Op termijn zou - in het kader van de harmonisatie van de sociale toeslagen - deze toeslag voor het eerste kind van leefloners net als voor de eerste kinderen van langdurig werklozen en gepensioneerden moeten opgetrokken worden tot op het niveau van de sociale toeslag die momenteel langdurig zieken en personen met invaliditeit krijgen: 93,18 euro. Principieel verdedigt de Gezinsbond het universele karakter van kinderbijslagen als recht van het kind. Maar een systeem van sociale kinderbijslag bestaat vandaag al. Omdat leefloners met kinderen een behartenswaardige groep zijn, waarin kinderen in precaire situatie opgroeien, verdedigt de gezinsorganisatie dus toch uitzonderlijk deze selectieve maatregel als verlengstuk van de bestaande sociale toeslagen en om de huidige ontoelaatbare discriminatie weg te werken voor sommige leefloongezinnen, die deze sociale toeslag louter op basis van een toevalligheid wordt ontzegd, terwijl zij dat zeker ook verdienen. Raming budgettaire impact = maximaal 12,46 miljoen euro (gemiddeld 6,23 miljoen euro) per jaar.
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 9
3.6. In middelenonderzoek fictieve rente op spaargeld realistischer inschatten De Gezinsbond stelt voor om in de berekening van de bestaansmiddelen de bijdrage van de spaartegoeden van de leefloners in die bestaansmiddelen realistischer in te schatten door de fictieve rente op het spaargeld vast te leggen op het niveau van de 10-jarige OLO-rente ( momenteel rond de 4 %). Budgettaire impact: pro memorie (maar zeker zeer bescheiden)
4. Noodzakelijke randvoorwaarden Om de bestaande inactiviteitsval niet nog te vergroten, zouden de voorgestelde maatregelen uit dit standpunt moeten geflankeerd worden door een substantiële verhoging van de minimumlonen en van de andere sociale uitkeringen, zoals de werkloosheidsuitkeringen. Er moet immers een voldoende spanningsveld behouden blijven tussen leefloon en minimumloon en werkloosheidsuitkering zodat leefloners financieel geprikkeld blijven om aan de slag te gaan. Daarom moeten leefloners alle kansen (bijscholing, beroepsopleiding en begeleiding op maat op alle vlakken) krijgen en benutten om arbeidsactief te worden. Voor de Gezinsbond is het wel belangrijk dat in het activeringsproces leefloners niet verplicht worden jobs te aanvaarden die een goede combinatie van gezin en arbeid in de weg staan. Ook onmiddellijk beschikbare, betaalbare en toegankelijke kinderopvang is een noodzakelijke randvoorwaarde om de inactiviteitsval te verkleinen.
5. Samenvatting
1. Leefloon optrekken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel. 2. Leefloon moduleren volgens gezinslast. 3. Nieuwe categorie leefloners invoeren: “samenwonenden met gezinslast”. 4. Studerende 18-plussers altijd meetellen als gezinslast. 5. Kinderen van leefloners automatisch recht geven op sociale kinderbijslagtoeslag als “langdurig werkloze”. 6. In middelenonderzoek fictieve rente op spaargelden realistischer inschatten.
________________
Leeflonen – Gezinsbond, december 2010 - 10