Sloveens Voorzitterschap van de Europese Unie 2008
7de Ontmoeting van mensen in armoede Brussel, 16 – 17 mei 2008
4 pijlers in de strijd tegen de armoede
2 Inhoudsopgave Inleiding Voorwoord Context van de 7de Ontmoeting: Mevr. Vesna LESKOSEK, Voorzitster van de 7de Ontmoeting Nota van het Sloveense Voorzitterschap aan de Europese Raad, Luxemburg, 9 & 10 juni 2008 De Europese Ontmoetingen, een voortschrijdend proces Openingszitting -
Mevrouw Marjeta COTMAN, Minister voor Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië Mijnheer Jérôme VIGNON, Directeur, Directoraat Sociale Bescherming en Integratie, Europese Commissie Mijnheer Jean-Marc DELIZEE, Staatssecretaris voor Armoedebestrijding, België Mevrouw Salomé MBUGUA, afgevaardigde van de 6de Ontmoeting van Mensen in armoede – 2007
Werkgroepen - Sociale diensten - Diensten van Algemeen Belang (zoals nutsvoorzieningen) - Huisvesting - Minimuminkomen Verslagen van de werkgroepen – Commentaren - Debat Slotzitting -
-
Mijnheer Vladimir ŠPIDLA, Commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen Mevrouw Romana TOMC, Staatssecretaris, Ministerie van Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië Mijnheer Martin HIRSCH, Hoog Commissaris voor Actieve Solidariteit tegen Armoede, Frankrijk Mijnheer Marian HOSEK, Minister voor Sociaal Beleid, Sociale Diensten en Familiebeleid, Ministerie van Werkgelegenheid en Sociale Zaken, Tsjechische Republiek Mijnheer Ludo Horemans, Voorzitter van EAPN (Europees Netwerk Armoedebestrijding)
2
3 Inleiding Voorwoord De Europese Ontmoetingen van mensen in armoede werden in 2001 gelanceerd door België en staan sinds 2003 op de agenda van Europa. De mensen in armoede zijn voor de zevende keer samengekomen, en dit op 16 en 17 mei 2008 in Brussel. 124 afgevaardigden – mensen in armoede – afkomstig uit 26 lidstaten namen deel aan deze Ontmoeting en ontvingen 90 gasten uit ministeries van lidstaten, Europese instellingen, NGO’s, de academische en syndicale wereld. Onder impuls van het Sloveense Voorzitterschap, draaide de Ontmoeting rond vier thema’s die als puzzelstukken in elkaar passen: sociale diensten, diensten van algemeen belang, huisvesting en minimuminkomen. De afgevaardigden hadden de vier thema’s van de 7de Ontmoeting namelijk sociale diensten, diensten van algemeen belang, huisvesting en minimuminkomen voorbereid aan de hand van drie vragen: Wat functioneert goed? Wat functioneert niet goed? Hoe kunnen we de situatie verbeteren? Na de openingszitting in plenum, wisselden de afgevaardigden hun ervaringen uit en debatteerden ze op basis van hun nationaal voorbereidingswerk. De werkgroepen werden afgesloten met verslagen die verschillende aanbevelingen bevatten en die vervolgens tijdens het plenum werden voorgesteld. De voorstellen die het resultaat waren van dit groepswerk, werden daarna becommentarieerd en bediscussieerd. Dit verslag gaat eerst in op de belangrijkste boodschappen van de afgevaardigden, daarna op de resultaten van de vorige ontmoetingen, vervolgens komen de interventies van de openingszitting aan bod, de samenvatting van de werkgroepen met uittreksels uit het nationale voorbereidingswerk, de voorstellen en aanbevelingen, de commentaren en het debat tijdens het plenum en de slotinterventies. Context van de 7de Ontmoeting Mevrouw Vesna LESKOSEK –van de Faculteit voor sociaal werk van de Universiteit van Ljubljana, Slovenië, – en Voorzitster van de 7de Ontmoeting - heet de deelnemers welkom. Vervolgens schetst ze de Ontmoeting en gaat ze kort in op het belang van de vier thema’s. De sociale diensten voeren het beleid uit dat de nationale of regionale regeringen uitschrijven. Het beleid bevordert of remt de toegang tot sociale diensten en programma’s. Hierbij is de fysieke toegankelijkheid belangrijk, bijvoorbeeld op het gebied van het vervoer, de nabijheid van de diensten, de aanwezigheid van bouwkundige obstakels, enz. Een ander belangrijk aspect is de sociale toegankelijkheid voor de verschillende groepen van begunstigden. Nog op het vlak van toegankelijkheid, zijn er heel wat bureaucratische obstakels die een rem zetten op de utvoering van het beleid. De bureaucratische barrières duiden vaak op
3
4 strategieën om de sociale rechten in te perken. Er is ook de manier waarop de gebruikers behandeld worden: worden zij aanzien als een sociaal probleem, bestempeld als inactievelingen met een laag IQ die niet in staat zijn om op eigen benen te staan en die hun verantwoordelijkheid ontlopen? Of worden ze aangemoedigd om hun mogelijkheden te ontwikkelen en te ontplooien? Spannen de sociale diensten zich in om de obstakels uit de weg te ruimen en zo te komen tot meer sociale insluiting, om de gebruikers respectvol te behandelen en hun waardigheid te garanderen? De sociale diensten werden vaak geprivatiseerd, wat betekent dat ze niet voor iedereen onder dezelfde voorwaarden toegankelijk zijn en dat de winst het er haalt op de menselijke waardigheid. Het minimuminkomen vormt één van de belangrijkste pijlers in de strijd tegen de armoede, het stelt namelijk normen voor een waardig leven. Daarom wordt er uitgebreid gedebatteerd over wat een waardig leven is en hoe dit kan gegarandeerd worden. Het recht op sociale uitkeringen is een verdienste van de arbeidersstrijd en moet dus correct toegekend worden. Personen die niet (meer) in staat zijn om op eigen benen te staan, hebben recht op deze uitkeringen. Dit wordt maar al te vaak verborgen en we horen vaak dat de mensen afhankelijk zijn van hun uitkering en elke motivatie om werk te zoeken, verliezen. Dergelijke debatten zouden kunnen leiden tot het afschaffen van de sociale uitkeringen of tot het inkrimpen van de middelen, gekoppeld aan het opvoeren van de druk om werk te vinden. Nochtans leert de ervaring ons dat het afbouwen van de sociale uitkeringen alleen leidt tot een toename van de armoede zonder dat de tewerkstellingsgraad stijgt. De economische en culturele vooruitgang leggen de lat wat betreft de waardigheid waarop iedereen recht heeft hoger, en dit zonder de manier waarop deze bereikt wordt, al dan niet via arbeid, in beschouwing te nemen. In armoede leven is geen keuze. De oorzaken van armoede dienen gezocht te worden op structureel vlak. Aangezien armoede ontstaat door de beleidsvoering, zijn de staten verplicht om hun verantwoordelijkheid op te nemen zodat deze mensen een waardig leven kunnen leiden. Het minimuminkomen vormt op dit vlak een essentieel instrument. Anderzijds, dient ook benadrukt te worden dat steeds grotere bevolkingsgroepen uitgesloten worden van de sociale diensten: zoals de migranten, de mensen zonder papieren, de dak- en thuislozen en alle andere personen die zich in een onregelmatige situatie bevinden. Huisvesting bestaat niet uitsluitend uit het aanbieden van onderdak, maar wel degelijk uit het ter beschikking stellen van een thuis, een waarborg op zekerheid en stabiliteit. Een thuis is een privé-ruimte, die waardigheid garandeert, waar men op krachten kan komen, de vrije tijd kan doorbrengen, rusten, vriendschapsbanden kan onderhouden, het verleden kan koesteren dankzij voorwerpen en souvenirs die men er kan verzamelen. Dit alles draagt bij tot zekerheid, waardoor ook wordt vermeden zich onafgebroken zorgen te maken omtrent overlevingsproblemen. Water, elektriciteit en verwarming moeten er ook ter beschikking zijn waardoor tijd vrijkomt voor andere activiteiten. Indien deze niet beschikbaar zijn, zien we ons verplicht om dag in dag uit na te denken over hoe te overleven: hoe schoon blijven, waar slapen, waar onze persoonlijke voorwerpen bewaren, waar kracht vinden om de dag door te komen? Om deze redenen, neemt het huisvestingsbeleid een sleutelpositie in bij de armoedebestrijding. Huisvesting staat er namelijk garant voor dat we onze energie kunnen aanwenden voor andere zaken dan te zoeken naar voedsel, een plaats om te overnachten, enz. Wie een woning heeft, kan op zoek gaan naar werk, lessen volgen, zijn kennis uitbreiden, enz. Sinds jaren reeds constateren we dat de
4
5 woningmarkt op zich geen waardige woonplaats biedt aan mensen in armoede of met een precair bestaan. Staten zouden hun huisvestingsbeleid moeten uitwerken met een degelijke kennis van wat een thuis voorstelt in eenieders leven. Het is de taak van de staten om zich af te vragen welke de kenmerken zijn van een waardige woning voor hun inwoners. De diensten van algemeen belang (zoals nutsvoorzieningen) lijken in zekere mate - want ze zijn nog niet voldoende bestudeerd en men is er zich nog onvoldoende bewust van – op een verborgen pijler van de armoede. We hebben weinig of geen zicht op de lacunes wat energie- en waterbevoorrading betreft want deze problemen beperken zich vaak tot het platteland of marginale wijken waar het grootste probleem bestaat uit het vinden van een dak boven het hoofd en waar er geen infrastructuur is. Onlangs is het probleem opgedoken in oude woonwijken waar migranten, bejaarden, Roma-zigeuners, daklozen en andere uitgesloten bevolkingsgroepen gehuisvest zijn. Diensten van algemeen belang , dat zijn de bussen en treinen, die in deze tijd van arbeidsflexibiliteit een voorwaarde vormen om een baan te vinden en te behouden. Weinig mensen hebben het geluk om werk te vinden in hun eigen stad. Steeds meer mannen en vrouwen pendelen dagelijks urenlang. Verder zien we ook dat winkels zich concentreren in stoppingcentra die vaak ver buiten de woonwijken gevestigd zijn: beschikken over openbaar vervoer is onmisbaar voor wie in het centrum van de stad of in de buitenwijken leeft, en zeker voor de mensen die op het platteland wonen die eveneens grote moeilijkheden ondervinden qua toegang tot gezondheidsdiensten en onderwijs. Het loont de moeite om te discussiëren over al deze aspecten. In het licht van de vorige Europese Ontmoetingen, is het duidelijk dat we geen onmiddellijke resultaten en veranderingen kunnen verwachten. Maar wat in elk geval de doorslag kan geven, is dat ervaringsdeskundigen op het vlak van armoede in dialoog treden met de programma- en beleidsverantwoordelijken, zodat de ongelijkheid afgevlakt wordt. In vol vertrouwen, wens ik dat deze Ontmoeting een steentje kan bijdragen aan deze doelstelling.
5
6
NOTA VAN HET SLOVEENSE VOORZITTERSCHAP AAN DE EUROPESE RAAD Luxemburg, 9 & 10 juni 2008 Het Sloveense Voorzitterschap heeft, met de steun van de Europese Commissie, de Belgische regering en EAPN, de 7de Europese Ontmoeting van Mensen in Armoede georganiseerd op 16 en 17 mei 2008 te Brussel. 124 afgevaardigden uit 26 landen namen eraan deel, evenals 90 genodigden uit nationale ministeries, Europese instellingen, NGO’s, onderzoekscentra en vakbonden. De Ontmoeting van dit jaar spitste zich toe op 4 pijlers van de strijd tegen de armoede:diensten van algemeen belang, sociale diensten, huisvesting en minimuminkomen. Hieronder hernemen we de kernboodschappen en de aanbevelingen die naar voren werden gebracht door de afgevaardigden van de 7de Europese Ontmoeting:
Om een waardig leven te kunnen bieden en de grondrechten te respecteren, is het essentieel dat diensten van algemeen belang fysiek en financieel toegankelijk zijn. Veel afgevaardigden haalden aan dat deze diensten steeds moeilijker toegankelijk worden. Energiearmoede neemt hier een bijzondere plaats in. De impact van de stijging van de energieprijs en andere basisbenodigdheden werd sterk benadrukt. De afgevaardigden merkten op dat het onaanvaardbaar is dat men moet kiezen tussen eten en zich verwarmen. Hun voornaamste aanbevelingen zijn :
De toegang tot energie en andere basisdiensten moet gewaarborgd worden als grondrecht. De lidstaten zouden de toegang tot alle noodzakelijke diensten moeten waarborgen via maatregelen voor prijsregulering, een minimumlevering garanderen en energieafsluitingen verbieden. Het Europees Charter voor de energiegebruikers dat momenteel voorbereid wordt, moet sociale normen bevatten en moet ook bindend zijn. Het Charter moet een instrument zijn ter bescherming van de consument. Energiearmoede moet erkend worden als een essentieel probleem waartegen de Europese Unie in overleg dringende maatregelen moet nemen, meer bepaald in de huidige context van stijgende energieprijzen. Hierbij moet actie ondernomen worden voor betaalbare prijzen en energie-efficiëntie en de link naar een passend minimuminkomen moet gelegd worden. Er moet verstaanbare en toegankelijke informatie verstrekt worden via persoonlijke dienstverlening ter plaatse, i.p.v. via elektronische toepassingen, want deze discrimineren mensen met een laag inkomen. Er dient eveneens
6
7
een onafhankelijke raad opgericht te worden en er dienen efficiënte klachtenprocedures uitgewerkt te worden. Het effect van de liberalisering van de markten, met inbegrip van de impact van de Dienstenrichtlijn, moet zo vlug mogelijk geëvalueerd worden qua sociale weerslag op de mensen in armoede en qua sociale uitsluiting. De mensen in armoede moeten betrokken worden bij de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van het beleid betreffende de diensten van algemeen belang zoals nutsvoorzieningen indien de doelstelling is, te komen tot een werkelijke evaluatie van hoe deze diensten en de werking van de interne markt bijdragen tot sociale inclusie.
Sociale diensten zijn essentieel in die zin dat ze de sociale inclusie van mensen in armoede bevorderen. Ze moeten toegankelijk en kwaliteitsvol zijn en voor iedereen gewaarborgd zijn. De rechten van de interne markt mogen geen voorrang krijgen op de grondrechten en zouden niet mogen beletten dat de lidstaten hun verplichtingen nakomen om toegankelijke sociale diensten in te richten die tegemoet komen aan de werkelijke noden van de lokale gemeenschap. Het recht op sociale hulp werd erkend via het Handvest van de Grondrechten maar het wordt steeds moeilijker om er een beroep op te doen door discriminerende criteria, contracten en sancties. De voornaamste aanbevelingen van de afgevaardigden zijn de volgende :
Het recht op en de toegang tot kwaliteitsvolle sociale diensten moeten gewaarborgd worden. De sociale dienstverlening moet kwaliteitsvol en laagdrempelig zijn. Ze moet tegemoet komen aan de werkelijke noden van mensen die leven in armoede of sociale uitsluiting. En ze moet ook een permanent karakter hebben dwars tegen de veranderende levensomstandigheden. Iedereen heeft recht op een gelijke en waardige behandeling. De sociale diensten moeten zonder discriminatie toegankelijk zijn. De informatie moet voor iedereen ter beschikking zijn en op zo’n manier die ook toegankelijk is voor mensen met een laag inkomen, en dit onder andere via lokale diensten. De toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg en huisvesting moet heel dringend gewaarborgd worden. Er zou een Europees observatorium voor gezondheid en armoede moeten opgericht worden. De mensen in armoede stellen zich vragen bij de nieuwe aanpak die erin bestaat om contracten op te stellen tussen gebruikers en sociale dienstverleners: er moet actie ondernomen worden om te verzekeren dat deze contracten niet discriminerend zijn. De Europese Unie zou kwaliteitsnormen moeten uitschrijven, waardoor er in de lidstaten de garantie ontstaat op kwaliteitsvolle en toegankelijke sociale dienstverlening . De nationale regeringen moeten waarborgen dat de sociale diensten goed werken, en dit in overeenstemming met de normen die op Europees niveau werden opgesteld. De sociale diensten moeten op lokaal niveau gecoördineerd, ingeplant en geëvalueerd worden. 7
8
Om de mensenrechten na te leven, moeten de mensen in armoede structureel betrokken worden via participatiemechanismen op alle niveaus. Europese en nationale financieringsmechanismen moeten participatieve modellen voor beleidsontwikkeling en –uitvoering actief promoten en ondersteunen.
De Europese Unie moet het recht op huisvesting en onderdak erkennen als grondrecht. De afgevaardigden benadrukken dat wonen meer inhoudt dan een dak boven zijn hoofd hebben: mensen hebben nood aan een goede omgeving en kwaliteitsvolle diensten om waardig te leven. Qua specifieke problemen i.v.m. de huisvesting en het onthaal van daklozen en personen die lijden aan verslaving of psychische problemen hebben, werden de goede praktijken van verenigingen benadrukt die de specifieke noden van deze groepen respecteren en de betrokken personen rechtstreeks inschakelen. De afgevaardigden werden in het bijzonder aangegrepen door de moeilijkheden die de migranten ondervinden. Ook mensen met een handicap hebben specifieke noden qua huisvesting, die hun recht op het leiden van een onafhankelijk leven moet kunnen verzekeren. Tenslotte, werd in veel lidstaten de nadruk gelegd op het feit dat het steeds moeilijker wordt om zich te huisvesten en op het steeds groeiende aandeel van huisvesting binnen het gezinsbudget. Hierdoor wordt huisvesting voor een aanzienlijk deel van de bevolking problematisch. Hoewel huisvesting een nationale bevoegdheid is, is het wenselijk dat er op Europees niveau grotere inspanningen geleverd worden om dit probleem aan te pakken. Ziehier de voornaamste aanbevelingen van de afgevaardigden:
Om tegemoet te komen aan de noden van daklozen en slecht gehuisveste personen, is het essentieel om de NGO’s en de personen die rechtstreeks getroffen worden door huisvestingsproblemen, te betrekken. Er moeten absoluut financiële middelen gewijd worden aan empowerment van daklozen en aan ondersteuning van NGO’s die oplossingen aanreiken voor de huisvestingsproblemen. Er zouden strategieën en Nationale Actieplannen moeten ontwikkeld worden om een oplossing te bieden voor de huisvestingsproblemen. In het kader van de strategie voor sociale inclusie, zouden huisvesting en het probleem van de daklozen het kernonderwerp moeten vormen van een Europees themajaar. Het bestaan van een aanbod aan sociale woningen speelt een bepalende rol in de huisvestingsstrategie. De Europese Structuurfondsen zouden meer inspanningen kunnen leveren om de toegang tot betaalbare huisvesting te ondersteunen. De lidstaten zouden doelstellingen moeten vastleggen en dit uitgedrukt onder de vorm van het percentage van het beschikbare inkomen dat aan huisvesting kan besteed worden. Het belastingbeleid zou leegstand en speculatie op immobiliën moeten ontraden. Een doorslaggevende rol speelt de niet-discriminatie op het vlak van toegang tot huisvesting. De Europese wetgeving terzake zou versterkt moeten worden en de toepassing ervan zou strikt gecontroleerd moeten worden.
8
9 Alle lidstaten moeten een syteem van minimuminkomen invoeren. Het minimuminkomen moet als recht beschouwd worden. Er moet erkend worden dat aan waardigheid een prijskaartje verbonden is. Een prijskaartje dat op zich een investering is in de toekomst van onze maatschappij. Ziehier de aanbevelingen van de afgevaardigden: Het minimuminkomen moet beschouwd worden als een dynamisch instrument dat eenvoudig kan bekomen worden door alle personen zodat zij hun levensloop kunnen wijzigen. Het minimuminkomen is een investering in sociale inclusie die ervan uitgaat dat tewerkstelling niet de enige weg naar insluiting is. De deelnemers leggen de nadruk op de nood aan informatie en toegang tot het minimuminkomen. De administratie zou moeten vereenvoudigd worden en transparanter worden en de waardigheid van de betrokken personen respecteren (bijvoorbeeld, door voor het aanvragen van een minimum inkomen een éénloketsysteem op te richten zodat de mensen niet telkens opnieuw hun leven uit de doeken moeten doen). Het minimuminkomen is niet alleen een kwestie van geld, het opent eveneens de deur naar gezondheidszorg, cultuur,… en andere wegen naar een waardig bestaan. Het minimuminkomen zou gekoppeld moeten worden aan de levensduurte, rekening houden met de prijsstijgingen, en dit in overeenstemming met de normen en noden van elk land. De sociale NGO’s hebben een bijzondere rol te spelen in de participatieve aanpak voor het bepalen van een korf van goederen en diensten die noodzakelijk is voor een waardig leven. De Europese Unie zou de erkenning van het minimuminkomen moeten promoten als een troef en een investering eerder dan als een loutere kost en zou het stigmatiseren van het minimuminkomen als « passieve maatregel » moeten vermijden. De afgevaardigden dringen erop aan dat deze vier pijlers zichtbaar moeten worden in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Ze benadrukken dat het noodzakelijk is dat de media een correct beeld ophangen van de werkelijkheid van armoede en het negatieve imago van « luie mensen die niet willen werken » doorbreken. Ze raden aan om de participatie van mensen in armoede aan te moedigen, en dit als essentieel onderdeel om deze stereotypen te doorbreken en hun meerwaarde als ervaringsdeskundigen te erkennen. De afgevaardigden wensen dat er instrumenten ontwikkeld worden om de vooruitgang te evalueren die tussen elke Europese Ontmoeting geboekt wordt. Ze benadrukken de noodzaak om de impact van de strategie van sociale inclusie te evalueren in het licht van 2010, het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
Voorstellen van het Sloveense Voorzitterschap Het Voorzitterschap steunt de participatie van mensen in armoede, het meent dat deze essentieel is en roept op om zich harder te gaan inspannen om deze participatie te promoten.
9
10 Het Voorzitterschap moedigt de lidstaten aan om in hun Nationale Actieplannen 2008-2011, in hun Nationale Hervormingsprogramma’s en bij de opvolging van hun communicatie over actieve inclusie, rekening te houden met de boodschappen en aanbevelingen die de afgevaardigden tijdens de 7de Europese Ontmoeting formuleren. Het Voorzitterschap moedigt de Europese Commissie aan om rekening te houden met de visies die de afgevaardigden tijdens de 7de Ontmoeting uitdrukken, en dit in haar werk en haar dienstverlening, in de uit te werken principes over actieve inclusie, in de opvolging van het werk over de Lissabon-strategie en de Open Coördinatiemethode voor Sociale Bescherming en Sociale Inclusie, alsook in haar voorstellen voor de volgende sociale agenda. Het Voorzitterschap moedigt alle deelnemers en genodigden op de 7de Ontmoeting aan om de resultaten en de ervaringen ervan zo breed mogelijk te verspreiden en zo groot mogelijke inspanningen te leveren om aan te tonen in hoeverre de resultaten van de Europese Ontmoetingen bijdragen tot kennis- en ervaringsuitwisseling, aan de ontwikkeling van acties in het kader van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting op alle niveaus en aan de permanente ontwikkeling van een beleid voor het uitroeien van armoede en sociale uitsluiting.
De Europese Ontmoetingen, een voortschrijdend proces De Europese Raad van Lissabon (2000) besloot om een Europese strategie in te voeren om “een betekenisvolle impact te hebben op de uitroeiing van armoede in Europa tegen 2010”. Eén van de gebruikte strategieën is de strijd tegen armoede sociale uitsluiting, die de sleutel vormt om deze belofte na te komen. Alle actoren , dus ook mensen in armoede, moeten hierbij betrokken worden. De Europese Ontmoetingen van Mensen in armoede kaderen hierbinnen en blijken een voortschrijdend proces te zijn. Alle lidstaten ondersteunen de nationale opvolging en voorbereiding van de ontmoetingen. Wat kunnen we onthouden van de vorige Ontmoetingen? 2001 De Belgische regering, die sinds 1994 ervaring opdeed op participatievlak, wendt haar Voorzitterschap van de Europese Unie aan om de 1ste Europese Ontmoeting van mensen in armoede te lanceren waarin vier problematische thema’s worden aangesneden: huisvesting, gezondheid, opleiding en inkomen. De belangrijkste conclusie van dit eerste evenement is dat mensen in armoede de competenties en expertise in huis hebben om fenomenen als uitsluiting te analyseren en dat zij wensen deel te nemen aan de maatschappij en in de beslissingen die hun leven aanbelangen. 2003 In de loop van 2002, lanceert de Belgische regering het voorstel om een tweede ontmoeting te organiseren. Het Griekse Voorzitterschap neemt de fakkel over voor dit initiatief en de voorbereiding ervan wordt toevertrouwd aan EAPN. De voorbereidingstijd blijkt echter te kort om de ontmoeting grondig samen met de delegaties voor te bereiden. Het thema is “goede praktijken
10
11
2004
2005
2006
2007
inzake participatie”. De voorbereiding en de werkgroepen leiden tot pogingen om modellen voor participatieprocessen uit te tekenen. En de afgevaardigden stellen een eis: mensen in armoede willen rechtstreeks in dialoog kunnen treden met de beleidsmakers i.v.m. beleidsmaatregelen die hen aanbelangen. Als antwoord op deze eis, vraagt het Griekse voorzitterschap aan de Europese Raad van Ministers van juni dat de Europese Ontmoetingen een regelmatig proces worden, zoals de Ronde Tafel voor Sociale Inclusie. Het onderwerp dat onder het Ierse voorzitterschap wordt aangesneden, weerspiegelt de vragen van de 2de Ontmoeting en gaat meer bepaald in op de dialoog tussen mensen in armoede en beleidsmakers. Dit onder de titel: “Participatie in het meervoud”. De overheid wordt benaderd als “genodigden” van de mensen in armoede – in tegenstelling tot de klassieke benadering - en neemt samen met de afgevaardigden deel aan de werkgroepen om rechtstreeks te kunnen uitwisselen. De ontmoeting wordt afgerond met een open debat tussen mensen in armoede en een panel van beleidsmakers. Tijdens het evenement wordt een DVD opgenomen. Dit instrument wordt nu op grote schaal gebruikt door de nationale netwerken van EAPN om de nationale en regionale beleidsmakers te sensibiliseren. Het Luxemburgse Voorzitterschap kiest ervoor om te werken rond beeldvorming en perceptie van armoede. Er wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan de productie van visueel materiaal: mensen in armoede brengen patchwork, schilderijen en foto’s mee. Deze creatieve uitingen worden verzameld in een tentoonstelling die voorgesteld wordt tijdens de Ronde Tafel van Liverpool. Er wordt een catalogus met de werken gepubliceerd. Het Luxemburgse Voorzitterschap getuigt van haar grote betrokkenheid door tijdens de Europese Ministerraad van juni alle Europese landen klaar en duidelijk uit te nodigen om hetzelfde soort Ontmoetingen op te zetten. Geleidelijk aan organiseren heel wat nationale EAPN-netwerken gelijkaardige Ontmoetingen op nationaal en/of regionaal niveau. Onder het Oostenrijkse Voorzitterschap omvat het voorbereidende werk alle aspecten van de armoede en sociale uitsluiting rond het thema “hoe redt men zich in het dagelijks leven”. Het voorbereidende werk van de afgevaardigden onthult de actieve kracht en energie van mensen in armoede. Elke delegatie van mensen in armoede bereidt een affiche voor en stelt deze voor in het plenum. Dit is één van de sterke momenten van de 5de Ontmoeting die in het geheugen gegrift blijven staan. Rond de affiches wordt een tentoonstelling opgebouwd, die in april 2007 voorgesteld wordt op de Ronde Tafel in Finland, in de lokalen van de Europese Commissie en tijdens de eerste Nationale Ontmoeting van mensen in armoede in het Verenigd Koninkrijk, in juli 2007. Uit de evaluatie van de 5de Ontmoeting blijkt een grote nood om een stand van zaken op te maken na de eerste vijf Ontmoetingen. De zesde Ontmoeting, onder het Duitse Voorzitterschap, pikt in op deze verwachting en kiest als thema “Vooruitgang en Toekomst”. Op 4 en 5 mei 2007, kwamen 130 afgevaardigden uit 27 landen en 97 vertegenwoordigers van Europese en nationale overheden samen in Brussel. De afgevaardigden en genodigden visualiseerden het thema van de ontmoeting via symbolische objecten. Zonder de vooruitgang te onderschatten die geboekt is op sociaal
11
12 vlak, benadrukken de afgevaardigden dat de doelstelling om tegen 2010 een belangrijk deel van de armoede uit te roeien, niet realistisch is. Het is namelijk duidelijk dat de armoede zich verder verspreidt. Met de 6de Ontmoeting wordt het duidelijk dat participatieprocessen leiden tot empowerment. Er wordt ook opgemerkt dat er meer samengewerkt wordt tussen verenigingen en de overheid en dat er een vraag is om op nationaal niveau permanent in dialoog te treden.
12
13
Openingszitting
Mevrouw Marjeta COTMAN, Minister voor Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië Eerst en vooral, wens ik mijn dankbaarheid te tonen aan de organisatoren en meer bepaald aan EAPN, zijn Directeur Fintan Farrell en aan zijn team zonder wie het niet mogelijk geweest was om dit evenement te organiseren. Ik wens ook de Europese Commissie te bedanken voor haar inbreng en financiële steun, alsook de Belgische regering die ons deze plek ter beschikking stelt, zodat we kunnen in debat treden over armoede, een onderwerp dat ons allen aanbelangt. Ik moet toegeven dat ik heel wat gelukkiger zou zijn indien we niet over armoede hoefden te discussiëren in Europa, een continent waar de afgelopen decennia meerdere sociale zekerheidssystemen ontwikkeld werden. Spijtig genoeg moeten we vaststellen dat in deze 21ste eeuw de armoede niet alleen bestaat, maar zelfs toeneemt. Ik ga jullie niet overladen met statistische gegevens: ze zijn niet zo relevant voor jullie en jullie gezinnen. Naar mijn mening is één van onze prioritaire opdrachten, voorwaarden te scheppen die aan iedereen de kans bieden tot een waardig en kwalitatief leven. We moeten hier de gemeenschappelijke Europese waarden respecteren, zoals solidariteit en cohesie, gelijke kansen, de strijd tegen alle vormen van discriminatie, gezondheid en werkzekerheid, opname in het maatschappelijk middenveld en duurzame ontwikkeling. De belangrijkste waarde is arbeid. Maar niet eenvoudigweg tewerkstelling die een salaris opbrengt, maar werk dat bijdraagt tot de menselijke waardigheid en zekerheid biedt. Daarom is het op Europees niveau een cruciale doelstelling om alle werkbekwame mensen te integreren in de arbeidsmarkt. Wat hand in hand gaat met de noodzaak om een gepaste sociale bescherming te waarborgen aan de mensen die niet in staat zijn om te werken. Armoede en sociale uitsluiting zijn complexe, veelzijdige problemen die tegelijkertijd de samenleving en het individu aanbelangen en moeten aangepakt worden. De ervaring uit de vorige ontmoetingen leert ons dat de samenwerking tussen de vertegenwoordigers van de nationale regeringen, de Europese Commissie, de NGO’s, de sociale partners en andere actoren die betrokken zijn bij armoedebestrijding, een cruciale rol speelt bij het uitwisselen van ervaringen met mensen in armoede. Deze samenwerking is belangrijk om het beleid en de praktijken die het dagelijkse leven van mensen in armoede beïnvloeden, te verbeteren. De recente discussies over de nieuwe sociale agenda bevestigen dat het Europese beleid de sociale doelstellingen moet opnemen en respecteren. We moeten er ons ook van verzekeren dat deze doelstellingen onderschreven worden door de mensen. We wensen allemaal kansen te krijgen om onze persoonlijke ontwikkeling te stimuleren, en dit ons hele leven lang. We hebben allemaal nood aan toegang tot onderwijs, een kwalitatieve gezondheidszorg, sociale diensten en diensten van
13
14 algemeen belang. En bovenal hebben we solidariteit nodig. We hebben solidariteit nodig wanneer we niet op onze eigen benen kunnen staan en de maatschappij, als geheel, heeft ook permanent solidariteit nodig om te kunnen bestaan en zich te ontwikkelen. We zijn ons ervan bewust dat de sociale doelstellingen moeten opgenomen worden in het hele Europese beleid. We moeten kansen kunnen scheppen om een optimale ontwikkeling te garanderen van ieders talenten en mogelijkheden en dit levenslang en levensbreed. We dienen toegang te verstrekken tot onderwijs, kwalitatieve zorgen, sociale bescherming en diensten van algemeen belang en om dit te doen, moeten de investeringen in geschikte infrastructuur benadrukt worden op de Europese agenda. Tenslotte, is de solidariteit onmisbaar, voor alle individuen, wanneer zij niet in staat zijn om op hun eigen benen te staan en voor de hele maatschappij, op permanente basis, om te bestaan en zich te ontwikkelen. De 6de Ontmoeting, die vorig jaar georganiseerd werd door het Duitse Voorzitterschap, stelde reeds dat dit type ontmoetingen een nieuwe kans bieden om de verschillende processen en Europese beleidsvormen uit te voeren. Het waren noch de politici, noch de academici die in het middelpunt van de belangstelling stonden, maar wel de personen die de problemen het beste kennen. Elk woord en elke mening zijn belangrijk op de weg die leidt naar een bredere sociale inclusie. Daarom moet iedereen zijn mening uiten en bijdragen aan een sociaal Europa zonder sociale uitsluiting. De Ontmoeting van dit jaar heet “Vier pijlers in de strijd tegen armoede”. Deze pijlers zijn de sociale diensten, de diensten van algemeen belang, het huisvestingsbeleid et het minimuminkomen. Waarom deze 4 pijlers? Omdat de deelnemers aan de Ontmoeting van vorig jaar ze aanwezen als brandend actuele onderwerpen. Daarom moeten we allemaal samen een bijdrage leveren aan deze thema’s. Het zijn thema’s die min of meer kunnen hernomen worden in de huidige debatten over de interne markt en de liberalisering van de diensten en ook bij de discussies voor het vastleggen van een standaard minimuminkomen in Europa. Europa moet inspanningen leveren om de rol van diensgten van algemeen belang en hun belang voor de mensen te bewaren. Bovendien wensen we ook de kwaliteit en de toegankelijkheid van de sociale diensten te verhogen, wat ongetwijfeld de levenskwaliteit van de Europese burgers zal verhogen. Dit is één van de voornaamste doelstellingen waar het Sloveense Voorzitterschap, dat een bijzondere nadruk legt op de sociale diensten, achterstaat. We steunen het voorstel van de Europese Commissie om een harmonieuze Europese omkadering van sociale diensten uit te werken. Bovendien verdedigen we het akkoord over de algemene kwaliteitsprincipes van de sociale diensten en de diensten van algemeen belang op Europees niveau. Met veel interesse zullen we luisteren naar jullie mening over vraagstukken omtrent huisvesting en minimuminkomen.
14
15 We hebben jullie hulp nodig om geschikte oplossingen te vinden. Ik ben ervan overtuigd dat jullie de volgende twee dagen actief en productief, luisterbereid, beluisterd, begrijpend en begrepen zullen zijn. Ongetwijfeld zullen jullie oplossingen zoeken voor de dagelijkse problemen én er vinden. Ik wens jullie een vruchtbare uitwisseling toe.
Mijnheer Jérôme VIGNON, Directeur, Directoraat Sociale Bescherming en Integratie, Europese Commissie De inzet van deze nieuwe Ontmoeting voor mensen die in een situatie van armoede en uitsluiting leven. Ik kreeg als vertegenwoordiger van de Europese Commissie de eer om deel te nemen aan de vorige Ontmoetingen. Ik zou willen benadrukken wat ze de Europese Instellingen, het Europees Parlement, de Ministerraad en de Commissie hebben bijgebracht, om de vruchten van deze dialoog, die sinds 2001 jaarlijks gevoerd wordt, in de verf te zetten. Ik betuig België, vandaag vertegenwoordigd door haar Staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Jean-Marc Delizée, mijn erkentelijkheid, omdat ik niet vergeet dat het op initiatief van België was dat in 2001 – start van de Europese strategie voor uitsluitings- en armoedebestrijding –dit originele initiatief, een ware ontmoeting, werd opgezet. Natuurlijk kan niet alles perfect zijn. Het is moeilijk om vanuit alle uithoeken van Europa naar hier te komen, een Europa dat steeds maar uitbreidt. Het is moeilijk om zich zo lang op voorhand voor te bereiden. Ik feliciteer de medewerkers van het EAPN-netwerk, want dankzij hun volharding, is het evenement steeds mogelijk geweest, is het steeds gegroeid en steeds nuttiger geworden. Ik leg hier de nadruk op omdat ik vorig jaar, in 2007, een zekere ontmoediging had opgemerkt… Wat hebben de Ontmoetingen de Commissie bijgebracht? Ze hebben een daadwerkelijke impact. Eerst en vooral zijn het jullie die de instellingen ontvangen, wat de bijdrage van de mensen in armoede symboliseert. Van 2001 tot 2003 is de Commissie zich ervan bewust geworden dat de Europese strategie alleen maar via participatie kan uitgewerkt worden. In 2005, werd het symbolische belang van de strategie van sociale inslusie ontsluierd. Sindsdien is een groot deel van het Progress-programma gewijd aan communicatie en beeldvorming. In 2006: Het wegwerken van ongelijkheid, terwijl de maatschappij steeds meer piramidaal wordt. Na deze vaststelling begon de Lissabon-strategie over de sociale inclusie als een doelstelling op zich te spreken. Sociale cohesie is een doelstelling van Europa geworden.
15
16
2008 : Veel zal afhangen van de efficiëntie van alle diensten samen. Inderdaad, sociale cohesie is niet alleen een kwestie van werkgelegenheid. Het hele Europese beleid moet gericht zijn op cohesie in de gemeenschap.
Mijnheer Jean-Marc DELIZEE, Staatssecretaris voor Armoedebestrijding, België Eerst en vooral wens ik jullie te zeggen dat het een eer is voor mij om deel te nemen aan deze Europese Ontmoeting. En dat ik eraan deelneem met gemengde gevoelens van nederigheid en respect. Nederigheid want, belast zijn met armoedebestrijding in België, net zoals elders in Europa, is als David strijden tegen Goliath. Het betekent geconfronteerd te worden met de volgende fundamentele vraag: hoe de ongelijkheden in België, in Europa, in de rest van de wereld wegwerken? Hoe een oplossing zoeken voor onze versnipperde samenleving? Hoe iedereen bestaanszekerheid en waardigheid waarborgen? En respect, omdat ik voel dat sommigen van jullie zich hard dienen in te spannen. Ik voel goed aan dat het niet gemakkelijk is voor jullie om te komen getuigen, jullie leven uit de doeken te doen en jullie verwachtingen uit te drukken. Respect omdat jullie de kracht gevonden hebben om het te doen. In 2001 nam het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie het initiatief om een 1ste Europese Ontmoeting te organiseren om na te denken over armoede in een geest van dialoog en partnerschap. Dit initiatief werd door andere staten overgenomen. Ik bedank de politieke verantwoordelijken die deze weg verder bewandelen en in het bijzonder mijn Sloveense collega, Mevrouw Cotman, voor het organiseren van deze 7de Ontmoeting. Voor de eerste maal werd er in België een Staatssecretaris voor Armoedebestrijding aangesteld. De Belgische regering wil er echt gewicht aan geven. De uitdaging is groot en vereist dat iedereen zich inzet. Een staatssecretaris zal politieke zichtbaarheid geven aan de armoedebestrijding. Mijn rol is die van coördinator, van trekker. Jullie inspanningen voeden het denkwerk. Ik wil bovenal naar jullie luisteren en jullie verwachtingen, ervaringen, vragen aanhoren. Zonder te luisteren, uit te wisselen, in dialoog te treden, kan er geen oplossing komen. We schrijven geen beleid uit voor de mensen, maar samen met hen en door iedereen op alle niveaus in beweging te brengen: van de wijk over het dorp tot de Europese instanties. In 2000 stelden de staats- en regeringsleiders zich te Lissabon heel ambitieuze doelstellingen, maar we staan nog nergens.
16
17 We moeten samen concrete maatregelen voorstellen in onze Staten en Europese ambities herformuleren voor meer cohesie binnen onze maatschappij. Mevrouw Salomé MBUGUA, afgevaardigde van de 6de Ontmoeting van Mensen in armoede – 2007 Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om de organisatoren van deze belangrijke Ontmoeting te bedanken en de wens uit te drukken dat dit type Ontmoetingen kan blijven georganiseerd worden. Ik voel me zowel bevoorrecht als vereerd om met jullie mijn ervaring van vorig jaar te delen. Toen ik in 2007 werd aangeduid om deel te nemen aan de 6de Ontmoeting, wist ik niet duidelijk wat ik ervan verwachtte. Vier Ierse deelnemers kwamen meermaals samen om de Ontmoeting voor te bereiden. Om Ierland te vertegenwoordigen, werd het thema van armoede onder de immigranten gekozen en in functie van dit thema, werden deelnemers gekozen uit de talrijke migrantengemeenschappen. Zes aspecten die een impact hebben op de levensstijl en levensvoorwaarden van de immigranten werden weerhouden en elke deelnemer deed onderzoekswerk naar deze aspecten, namelijk: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
9,10 € per dag voor een volwassen asielzoeker Beperking van de bewegingsvrijheid Gezinshereniging Racisme en discriminatie Arbeiders zonder papieren Gebrek aan erkenning van competenties
De vier afgevaardigden werkten elk in hun eigen vereniging en ontwierpen beelden voor de voorstelling. EAPN Ierland heeft ons hard geholpen tijdens dit voorbereidingsproces, waarvoor we hen bedanken: het was heel belangrijk om te kunnen genieten zowel van de steun als van de toelichting van beroepskrachten. De afgevaardigden vertrokken uit Ierland een dag voor de Ontmoeting. Tijdens de openingssessie, werd aan de afgevaardigden van alle landen gevraagd om het driedimensionale object dat ze ontwierpen, voor te stellen. Toen het aan onze beurt was, heb ik ondervonden dat de aanwezigheid van vier afgevaardigden van een etnisch-culturele minderheid een uitdaging was. We kozen ervoor om mensen te sturen naar deze Ontmoeting die rechtstreeks ervaring konden voorleggen over de behandelde onderwerpen. Het was een intense en verrijkende ervaring. We hebben gevoeld dat onze aanwezigheid indruk maakte op de aanwezigen; we denken ook dat we veel van de anderen geleerd hebben want het is belangrijk om te luisteren naar de diversiteit van Europa’s inwoners en hun ervaringen op het gebied van armoede, uitsluiting en discriminatie. Tijdens onze voorstelling behandelden we ook kritisch de visie van Jan modaal op het recente economische succes van Ierland. We hebben binnen deze economische groei de nadruk gelegd op de rol van de migranten maar ook op de mate waarin ze 17
18 onzichtbaar bleven en verder in armoede bleven leven. Het was voor ons fundamenteel belangrijk om te kunnen spreken, een stem te hebben, in onze eigen naam te kunnen spreken en te weten dat er naar ons geluisterd werd als naar een gelijke. De werkgroepen gaven ons de gelegenheid om banden te smeden, ervaringen uit te wisselen en strategieën uit te werken om verder te gaan. De moderatoren werkten voortreffelijk. We konden onze bijdrage leveren én tegelijkertijd leren van de andere deelnemers. Netwerking heeft een onschatbare impact en zorgt voor een stimulerende omgeving. Tijdens die twee dagen kon ik kennis maken met veel afgevaardigden. Met velen van hen bleef ik contact houden. De voorstellingen en bijdragen van de andere landen waren erg verrijkend, des te meer omdat ze getuigden van een oeverloze creativiteit. De Ontmoeting is goed verlopen, het Voorzitterschap was er voortdurend op uit om ons op ons gemak te stellen. Eén enkele keer, meende de Ierse delegatie dat haar boodschap onvolledig werd overgebracht, wat werd rechtgezet. Voor migranten zijn zulke feiten bijzonder belangrijk; het bewijst dat we au sérieux genomen werden. Het was een positieve ervaring. Het enige negatieve punt was het bekomen van visa : één van ons ondervond veel problemen, wat ons er des te meer aan herinnerde waarom we gekomen waren.
18
19 Werkgroepen Er waren zeven werkgroepen met: - Afgevaardigden uit 25 lidstaten en Noorwegen waaronder 90 % mensen in armoede met hun levenservaring. - “Genodigden”, vertegenwoordigers van verschillende Europese en nationale instellingen die bevoegd zijn voor armoedebestrijding en sociale uitsluiting, Europese organisaties en wetenschappers. - “Sleutelfiguren” van de Commissie, Europese instellingen, Europese NGO’s, administraties en lokale sociale diensten. Deze vernieuwende deelnemerssamenstelling daadwerkelijke uitwisseling te stimuleren.
had
de
bedoeling
om
een
Elke werkgroep is het resultaat van voorbereidend werk in elke lidstaat. Dit werk werd door elke delegatie voorgesteld, waardoor men daarna vlug in debat kon treden. Als inleiding van de verslagen van de werkgroepen werden uittreksels opgenomen van deze nationale voorbereidingen. Op het einde van de werkgroepen werd een samenvatting opgesteld. Voorstellen en aanbevelingen werden opgelijst. De resultaten werden dan voorgesteld tijdens het plenum waarna er commentaar kon geleverd worden en er een debat volgde.
Sociale diensten Uittreksels uit de voorbereidingen Spanje, Portugal, Polen, Noorwegen, Italië, Denemarken, Slovenië, Cyprus, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk. Wat functioneert -
-
-
-
Er werd geïnvesteerd in de sector van de beroepsopleiding ; de achtergestelde doelgroepen vinden dit een sleutelinvestering om een kwalitatieve job te bekomen en het recht op een degelijke verloning en menselijke waardigheid te garanderen. Sommige beleidsmaatregelen voor beroepsactivering, meer bepaald enkele programma’s van het orgaan dat bevoegd is voor werkgelegenheid, leverden goede resultaten op voor de beroepsinschakeling en sociale integratie van achtergestelde personen en hebben bijgedragen tot een hogere zelfwaardering. Enkele personen, die sinds enkele jaren hebben deelgenomen aan ontmoetingen met sociaal werkers, merken veranderingen op in hun relatie met deze werkers. “Wanneer we elkaar ontmoeten in een andere context dan die van een hulpvraag en we samen de armoede afwijzen of het belang van ieders waardigheid onderstrepen, dan verandert de relatie. Men ziet ons niet meer als een probleem maar als menselijke wezens die spreken over moeilijkheden.” Sommige sociaal werkers bevestigen deze verandering. Verschillende personen stellen dat er via de initiatieven en projecten die de NGO’s ontwikkelen er zich steeds meer deuren openen om te ontsnappen
19
20
-
-
-
-
aan de armoede. Sommigen die door deze deur stapten, begrijpen niet dat de anderen er geen gebruik van maken. Vooral de steun van de NGO’s, en niet die van de staatsdiensten, wordt positief beoordeeld. Een hervormingswet (328/2000) betreffende de integratie van de sociale diensten past het participatieprincipe daadwerkelijk toe bij het oprichten, beheren en evalueren van de sociale diensten . De sociale diensten hebben een Charter over de cliëntenrechten ontwikkeld of zijn dit aan het ontwikkelen. Veel sociale werkers en instellingen werken met overtuiging en geloven in wat ze doen. De eenoudergezinnen ontvangen een hogere steun. Gezinnen met een laag inkomen en kinderen krijgen gratis toegang tot crèches, kleuterscholen en buitenschoolse opvang. Alle sociale acties die opgestart worden door mensen die erin geloven, worden goed geleid. Sommige sociale partners kunnen toegeven dat ze iets niet weten. Ze richten zich tot het netwerk/partnerschap. Er bestaan veel lokale initiatieven die goed functioneren, maar ze hebben weinig middelen.
Wat niet functioneert -
-
-
-
-
De sociale diensten scoren enorm slecht, ofwel omdat er te weinig bestaan, ofwel omdat ze slechte kwaliteit leveren. Het is moeilijk om kwalitatieve gezondheidszorg te genieten, het duurt lang om een afspraak te krijgen in een openbaar ziekenhuis. Dit probleem treft in het bijzonder de arme bejaarden en personen die nood hebben aan continuïteit binnen de dienstverlening. De toegang tot een kwaliteitsvolle beroepsopleiding, die tewerkstelling en een degelijk loon kan waarborgen, is niet verzekerd : dit is één van de grootste problemen voor jongeren, werkloze arbeiders en 40-plussers. Het bekomen van een waardige job blijft heel moeilijk. Bij dit probleem voegt zich nog de delocalisatie van de grote bedrijven en het failliet van enkele sectoren uit de meer traditionele economie. Heel veel gebruikers drukken hun ontevredenheid uit over de kwaliteit van het contact met de medewerkers van sociale diensten . De medewerkers getuigen van weinig begrip tegenover sommige situaties en zijn niet erg flexibel: “Ze plakken vast aan de administratieve teksten.” Men geeft niet om de mensen maar om de wettekst. De projectfinanciering doet vragen stellen: “Wij weten dat er projecten gefinancierd worden voor de armoedebestrijding. Maar we begrijpen niet goed hoe alles geëvalueerd wordt. We merken dat er geen continuïteit is. Projecten worden stopgezet, andere worden opgestart. Soms komt het geld heel laat aan maar moet het zeer snel uitgegeven worden. Wie denkt hier allemaal aan? Wie volgt dit langdurig op om continuïteit te verkrijgen? We hebben soms de indruk dat de projecten dienen om de activiteiten van de projectpromotoren te financieren. De projecten leveren niets op en het geld wordt door ramen en deuren gegooid. » Wetten en reglementen worden niet overal op dezelfde manier toegepast. De goede praktijken zijn bijna steeds het resultaat van projecten; er komt dus een einde aan bij afloop van de projecten.
20
21 -
-
De financiering van projecten hangt af van de goede wil van politici / beleidsmakers en van het beschikbare geld op dat ogenblik. Door de versnippering van de sociale diensten wordt een globale aanpak heel moeilijk. Het grote aantal dossiers en de vele uren vergadertijd schaden het dossierbeheer. De sociale werkers hebben geen tijd om zich met de mensen bezig te houden. De gebruiker krijgt niet gemakkelijk toegang tot zijn dossier. De sociale werkers houden er niet van dat men hen zaken wil aanleren. De administratieve diensten nemen hun verantwoordelijkheid niet op (documenten gaan verloren). Er is geen mogelijkheid om zich te verzetten wanneer de administratie een vergissing begaat, wat ernstige gevolgen kan hebben.
Enkele uitspraken uit de werkgroepen -
De sociale diensten worden ervaren als diensten voor armen, ze worden zo gestigmatiseerd. De mensen schamen zich ervoor om een beroep te doen op de sociale diensten. Bij ons wordt er meer nadruk gelegd op de opleiding dan op de doeltreffendheid van de sociale diensten. Veel mensen hebben recht op sociale dienstverlening maar weten het niet. Burger zijn, wil zeggen dat men weet waartoe zich te richten. Er wordt geen totaalbeeld opgesteld van de kwetsbare personen. De sociale diensten worden geprivatiseerd en dienen dus winstgevend te zijn. De sociaal werkers respecteren de waardigheid van de mensen niet. In mijn land zijn er geen sociale diensten om me te helpen, ik ben dus constant aangewezen op de hulp van mijn vrienden of familie. Vrouwen worden extra gediscrimineerd in de sociale diensten. In mijn land hebben buitenlandse arbeidskrachten geen toegang tot de sociale diensten. Ze werken in het zwart, wonen in erbarmelijke woningen en de kinderen gaan niet naar school. De sociale diensten zijn in het algemeen niet erg begripvol. Wanneer ik er heen ga, zie ik goed dat ze zeggen « wat doet die hier ? hij heeft ons niet nodig ». Ze denken dat omdat ik niet afhankelijk ben. Armoede is geen individueel probleem. Armen zijn niet de oorzaak van hun problemen. De vraag die men moet stellen is niet waarom een zekere persoon arm is, maar hoe men de armoede kan indijken. Tussen 18 en 25 jaar heeft men geen recht op een minimuminkomen. Arm zijn, is nochtans op geen enkele leeftijd prettig.
Samenvatting Voor de aanwezigen op de werkgroep zijn de sociale diensten basisdiensten voor iedereen en moet de toegang ertoe verzekerd zijn voor iedereen. Ze moeten een globale aanpak hebben van de persoon indien deze met verschillende problemen kampt. Daarom moeten alle diensten met elkaar een netwerk gaan vormen. Deze aanpak moet eveneens getuigen van respect voor de mensen.
21
22
Een algemene vaststelling is dat de sociale diensten en de informatie over rechten moeilijk toegankelijk zijn. Het is belangrijk dat sociale diensten een bevoegdheid blijven van de staat en dat de toegang ertoe bij wet bepaald wordt. Er moeten eveneens voldoende sociale diensten zijn en ze moeten kwaliteitsvol zijn. Wanneer sociale diensten geprivatiseerd worden, komen ze terecht in de economische en dus winstgevende sfeer. Rendement gaat dan voor op de dienstverlening. In bepaalde lidstaten doen de sociale diensten een beroep op empowerment. Deze praktijk lijkt de mensen die aankloppen bij deze diensten te versterken. Een goede praktijk is om de NGO’s en de openbare diensten samen sociale zekerheidsprogramma’s te laten beheren. Het is dus belangrijk om bij de beleidsvoering personen te betrekken die ervaring hebben op het domein van armoede. Het grootste probleem qua organisatie van de sociale diensten is de bureaucratie. Zelfs voor een kleine dienstverlening, moeten de aanvragers heel wat papierwerk verrichten. Om toegang te krijgen tot sociale diensten voelen de mensen zich verplicht om een rol te spelen, een masker op te zetten. Bovendien is het ook moeilijk om de blikken van de anderen, de familie, de vrienden te verdragen, wanneer men een beroep doet op de sociale diensten . Vaak dient men bij bepaalde diensten een contract te ondertekenen wanneer men hulp wil, wat de mensen onder druk zet. Bovendien maakt dit contract allusie op de verantwoordelijkheid van deze persoon voor zijn armoede. In bepaalde staten is de sociale hulpverlening een gedecentraliseerde bevoegdheid. De sociale hulpverlening werd doorgeschoven naar het lokale niveau, waardoor er heel wat verschillen bestaan in de regelgeving. Bovendien wordt de sociale hulpverlening steeds meer toevertrouwd aan vrijwilligersgroepen. Het begrip “recht” evolueert naar het begrip hulpverlening. De automatische toekenning van rechten evolueert naar het verdienen van rechten. Om toegang te krijgen tot sociale dienstverlening, komen er steeds meer voorwaarden, contracten en sancties. Voorstellen -
-
Sociaal werkers moeten permanente vorming volgen om de cultuur van de hulpvragers te begrijpen. Mensen in armoede moeten hun plaats krijgen in het opleidingsaanbod in scholen van toekomstige sociale werkers om het beeld dat deze hebben over armoede bij te sturen. Deze opleiding moet hen een realistische en positieve kijk geven op sociale inclusie. Aanvragen voor administratieve dossiers moeten gecentraliseerd worden zodat mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Mensen dienen volledige informatie te krijgen over de te volgen procedure om hun dossier in orde te brengen.
22
23 -
Er moet één enkel aanspreekpunt zijn om de verschillende diensten te coördineren. Er moet een dienst opgericht worden die bij conflicten bemiddelt tussen de begunstigden en sociaal werkers. De efficiëntie van de diensten kan opgetrokken worden door een sociaal werker en een administratief bediende in duo te laten werken. De sociaal werker moet in staat zijn om de nodige informatie voor de begeleiding op te zoeken.
Aanbevelingen
Het recht op en de toegang tot kwaliteitsvolle sociale diensten moeten gewaarborgd worden. De sociale diensten moeten vlot toegankelijk en kwaliteitsvol zijn en een permanente werking hebben. Ze moeten tegemoet komen aan de werkelijke noden van mensen die in een situatie van armoede en sociale uitsluiting leven doorheen de veranderende levensomstandigheden. Ieder heeft recht op een gelijke en waardige behandeling om zonder discriminatie toegang te krijgen tot de sociale diensten. De informatie moet voor iedereen beschikbaar zijn, toegankelijk zijn voor mensen met een laag inkomen, en dit onder andere via dienstverlening op lokaal niveau. De toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg en huisvesting moet dringend gewaarborgd worden. Er zou een Europees observatorium voor gezondheid en armoede opgericht moeten worden. De mensen in armoede stellen zich vragen bij de nieuwe aanpak die erin bestaat om contracten op te stellen tussen cliënten en sociale dienstverleners. Er moet actie ondernomen worden om te waarborgen dat deze contracten niet discriminerend zijn. De Europese Unie zou kwaliteitsnormen moeten opstellen waardoor in de lidstaten kwaliteitsvolle en toegankelijke sociale dienstverlening gewaarborgd wordt. De nationale regeringen moeten garanderen dat de sociale diensten goed werk leveren in overeenstemming met de normen die op Europees niveau worden opgesteld. Sociale diensten moeten op lokaal niveau gecoördineerd, ingeplant en geëvalueerd worden. Met het oog op de mensenrechten, moeten mensen in armoede structureel betrokken worden via partipatiemechanismen op alle niveaus. Participatieve methoden voor beleidsontwikkeling en –uitvoering moeten actief gepromoot worden. Hiervoor is Europese en nationale financiering nodig.
Diensten van algemeen belang Uittreksels uit de voorbereidingen Cyprus, Finland, Verenigd Koninkrijk, Bulgarije, België Wat functioneert
23
24
-
De gasmaatschappij heeft een hulpfonds opgericht voor mensen met een laag inkomen, maar dit is nauwelijks bekend. Een energieleverancier biedt een gewaarborgd pakket aan voor mensen met een laag inkomen. Het Ministerie van Tewerkstelling en Sociale Zaken helpt mensen met een laag inkomen voor hun verwarmingskosten tijdens de wintermaanden. Er werd een sociaal tarief ingesteld. Er bestaan budgetmeters. Een minimumdienstverlening garandeert een gratis levering van 100 KWh. Tijdens de wintermaanden mag er niet afgesloten worden.
Wat niet functioneert -
-
De elektriciteitsprijs ligt hoog en soupeert een aanzienlijk deel van het inkomen van de mensen op. Het water is niet duur, maar er is een gebrek aan water en de mensen beginnen geïmporteerd water aan te kopen, wat een onevenwicht veroorzaakt. De diensten van algemeen belang werden hervormd. De resultaten zijn catastrofaal. Mensen moeten hun verbruik verminderen of worden zelfs uitgesloten van het systeem. Er bestaat geen controle en opvolgingssysteem voor de dienstverleners. De diensten van algemeen belang veroorzaken armoede. Cliënten beschikken over weinig informatie om leveranciers te vergelijken alvorens er één uit te kiezen. Bedrijven eisen dat er een waarborg betaald wordt, wat sommigen niet kunnen betalen. Sommige huurders beschikken niet over individuele meters. De facturen zijn moeilijk om te lezen. Het sociaal tarief wordt niet automatisch toegekend, men moet er een aanvraag voor indienen. Dat vereist heel wat administratieve stappen. Bepaalde personen met lage inkomsten hebben geen toegang tot het statuut van beschermde klant. De plaatsing van een budgetmeter moet steeds aangevraagd worden. De budgetmeters kunnen niet preventief geïnstalleerd worden. Betalingsmoeilijkheden leiden soms tot een schuldenberg. Mensen zonder papieren kunnen geen gas- en elektriciteitsmeters openen.
Enkele uitspraken uit de werkgroepen -
-
De regering legde wel een intentieverklaring af over het beheren van de diensten van algemeen belang maar in werkelijkheid leiden de slechte praktijken tot verontrustende resultaten. De energievoorzieningen komen steeds meer in handen van de privé-sector. De kwaliteit van de dienstverlening daalt. Zij die niet kunnen betalen, hebben geen toegang tot de voorzieningen. Er is toch voldoende water in mijn land… Waarom is het dan zo duur ? De elektriciteitsmeters worden 12 meter hoog geplaatst. Hoe kan dan het verbruik gecontroleerd worden?
24
25 -
-
-
De Roma die in kampen wonen, hebben geen toegang tot water. Ze moeten leven zoals in de middeleeuwen. De kinderen studeren ’s avonds bij kaarslicht. Advocaten zijn bang om hun cliënten te verdedigen tegen de grote maatschappijen. Soms dient een waarborg van 800 € betaald te worden, mensen in armoede kunnen geen 800 € betalen. Het plafond voor het sociaal maximum is te hoog. Op zoek naar nieuwe klanten komen vertegenwoordigers van energiemaatschappijen vaak aanbellen in de volksbuurten en spelden de mensen wat op de mouw. Men ondertekent hun contract, hun prijzen liggen niet lager en dit nieuwe contract annuleert het vorige contract niet en op het einde van de maand krijgt men twee facturen voorgeschoteld. Er bestaan budgetmeters voor mensen die serieuze moeilijkheden hebben. Het verbruik wordt dan met een kaart betaald.
Samenvatting De privatisering van de energiemarkt deed de kosten niet dalen, maar integendeel stijgen, constateren de deelnemers aan de werkgroep. Mensen in armoede zien zich dus genoodzaakt om te kiezen tussen voedsel, verzorging of energiebevoorrading. Het beheer bij dienstverlenende maatschappijen is helemaal niet transparant. Soms zijn de facturen torenhoog en kan er niet gecontroleerd worden waarom. Vaak is er sprake van agressieve verkoopspraktijken en mensen krijgen op het einde van de maand twee facturen in de bus die ze moeten betalen omdat de nieuwe dienstverlener het nalaat om de oude dienstverlener op de hoogte te brengen van het nieuwe contract. Het zijn de mensen die verplicht zijn om het contract op te zeggen, iets wat men niet weet. De gas- en elektriciteitsmarkt moet gereglementeerd worden. De privatisering op zich alleen is een onvoldoende uitleg voor de prijsstijging. De staten zijn ook deels verantwoordelijk; ze nemen hun rol van marktregulator niet op of ontwikkelen zelfs geen beleid om de zwaksten te beschermen. In bepaalde staten wordt de concurrentie tussen de verschillende maatschappijen vervalst en wordt de consument niet beschermd. Wanneer de prijzen stijgen, daalt de kwaliteit van de dienstverlening. De toegang tot diensten van algemeen belang is een grondrecht. De huidige problemen met energie- en waterlevering treffen alle burgers maar het zijn de mensen in armoede die het meest lijden onder de liberalisering. Deze personen wonen meestal in slecht geïsoleerde en dus energievretende woningen, wat hun verbruik de hoogte injaagt. Sociale woningen zouden beter geïsoleerd moeten worden. Bovendien kan men met het minimuminkomen of bepaalde uitkeringen niet leven, maar alleen overleven. Het instellen van een sociaal tarief stigmatiseert minder dan een budgetmeter. Voorstellen
25
26
-
-
-
De verantwoordelijken voor deze ongerechtvaardigde privatisering moeten gevonden worden. Er zou een raad moeten opgericht worden die beide kanten zou vertegenwoordigen: de klanten en de dienstverleners. Klanten moeten beter geïnformeerd worden. Een onafhankelijk orgaan moet de dienstverleners controleren. De wetgeving moet veranderd worden. Er moet nagedacht worden over het invoeren van een minimumpakket van energielevering. Het recht op energie is een fundamenteel sociaal recht. De liberalisering van de energiemarkt moet continu breed geëvalueerd worden. Het Europees Charter ter bescherming van de rechten van de energiegebruiker moet afgewerkt worden, onmiddellijk gevolgd door een richtlijn. De uitvoering van het systeem voor openbare dienstverplichtingen moet verplicht gemaakt worden. Er moeten maatregelen genomen worden opdat maximum 5% van het inkomen van een gezin besteed wordt aan energiekosten, waarbij men rekening houdt met de volgende elementen : o de prijzen opvolgen en onder controle houden o een BTW-systeem voorstellen waarbij de lidstaten de energiebasisvoorziening aan het laagste tarief belasten o zorgen voor administratieve vereenvoudiging o sociale maximumprijzen regelen voor mensen met een bescheiden en laag inkomen o maatregelen nemen voor het beperken van energieverbruik Er moet een regulerende rol opgenomen worden inzake verkoopspraktijken. Er moet een bemiddelingsdienst opgericht worden.
Aanbevelingen De toegang tot energie en andere basisvoorzieningen moet gegarandeerd worden als grondrecht. De lidstaten zouden de toegang tot alle basisvoorzieningen moeten garanderen via maatregelen voor prijsregulering, een minimumpakket garanderen en energieafsluitingen verbieden. Het Europees Charter ter bescherming van de rechten van de energiegebruiker dat momenteel in voorbereiding is, moet sociale normen bevatten en moet wettelijk afdwingbaar zijn. Het Charter moet een beschermingsinstrument voor de consument worden. Energiearmoede moet erkend worden als een ernstig probleem waarvoor de Europese Unie in overleg dringende maatregelen moet nemen, meer bepaald in de huidige context van stijgende energieprijzen. Er moet actie ondernomen worden voor betaalbare prijzen en energie-efficiëntie en de link naar een adequaat minimuminkomen moet gelegd worden. Er moet begrijpbare en toegankelijke informatie verstrekt worden via een persoonlijke aanpak, in plaats van via een elektronische relatie die mensen
26
27
met een laag inkomen discrimineert. Er is ook nood aan een onafhankelijke raad en efficiënte klachtenprocedures. De sociale terugslag van het vrijmaken van de markt, met inbegrip van de impact van de Dienstenrichtlijn, op mensen die in armoede en sociale uitsluiting leven, moet zo snel mogelijk geëvalueerd worden. Mensen in armoede moeten betrokken worden in de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleidsmaatregelen omtrent diensten van algemeen belang indien men werkelijk wil evalueren hoe deze diensten alsook de werking van de interne markt bijdragen tot de sociale uitsluiting.
Huisvesting Uittreksels uit de voorbereidingen Spanje, Polen, Noorwegen, Malta, Italië, Denemarken, Slovenië, Cyprus, Tsjechische Republiek, Litouwen, Ierland, Verenigd Koninkrijk, België Wat functioneert -
-
-
-
In bepaalde provincies bestaat er huursteun. De overheden beseffen dat er een huisvestingsprobleem bestaat. Ze ontwikkelen beleidsmaatregelen maar het is nog te vroeg om deze te evalueren. Sommige gemeentebesturen en regio’s zijn gestart met de ontwikkeling van nieuwe lokale of regionale beleidsmaatregelen op het gebied van huisvesting, gelinkt aan processen voor sociale inclusie van achtergestelde personen. Mensen in armoede ontvangen een huisvestingsuitkering die afhangt van hun inkomen. Er is een staatsfonds voorzien om woningen te bouwen. Dankzij dit fonds kunnen er leningen afgesloten worden aan een lage intrestvoet en kunnen er ook woningen gerenoveerd worden. De overheid controleert de huurprijzen en dit tot in 2010. Sociale huisvesting wordt prioritair toegekend aan mensen met een laag inkomen en aan grote gezinnen. Er zijn betaalbare woningkredieten. Verenigingen bieden hulp op het gebied van huisvesting. Via een wet kan de overheid leegstaande gebouwen opeisen. Er wordt hulp geboden op huisvestingsvlak. In concreto helpen de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn bij het betalen van de huurwaarborg.
Wat niet functioneert -
Er zijn onvoldoende woningen voor alleenstaanden. Bovendien staan de betaalbare woningen voor alleenstaanden niet tussen de zoekertjes. De wachttijd om een sociale woning te krijgen is vaak erg lang. Zelfs de goedkoopste woningen zijn slechts betaalbaar voor gezinnen uit de middenklasse. In de nieuwe lidstaten, bevindt de huisvestingsmarkt zich in een overgangsfase. De situatie is niet éénduidig en niet aangegeven onderverhuring maakt het leven van de meest kwetsbaren er niet
27
28
-
-
-
-
gemakkelijker op. Ze zijn waarschijnlijk de eersten die lijden onder deze trage evolutie... voor zover er al een land bestaat waar de woningmarkt transparant is en ten dienste staat van de zwaksten! Opvangcentra voor daklozen vragen aan hun cliënten een bedrag dat overeenkomt met bijna een volledig minimuminkomen. Vaak zijn de sociale woningen te klein en slecht ontworpen. In bepaalde steden is er heel wat leegstand. Hoe kunnen deze woningen in gebruik genomen worden? Om een sociale woning te krijgen, dient men een aantal punten te scoren. Pas vanaf 19 punten wordt de aanvraag voor een sociale woning onderzocht en krijgt men toegang tot de wachtlijst. Het heeft geen zin om in sociale woningcomplexen enkel mensen met grote moeilijkheden samen te huisvesten. Deze mensen krijgen dan weinig kans om gezinnen en personen met een andere levensstijl te ontmoeten. Dit jaar waren er 1.200 uithuiszettingen. Ze verliepen heel snel en op basis van twijfelachtige rechtspraktijken. Stevige lokale en regionale beleidsmaatregelen zijn vooral van toepassing in de rijke regio’s. Er is geen nationaal huisvestingsbeleid. Er worden nauwelijks sociale woningen gebouwd. De woningen zijn heel duur in verhouding met de inkomens. Gemeentebesturen verkopen hun sociale woningen, dit verontrust de mensen. Er is een zwarte woningmarkt ontstaan. Woonwagenbewoners ondervinden moeilijkheden om een sociale woning te bekomen. Weinig woningen zijn aangepast aan mensen met een handicap en bovendien bevinden de woongebieden zich vaak ver van de handelszaken. Migranten hebben geen of moeilijke toegang tot sociale woningen. Veel gezinnen die op de privé-markt gehuisvest zijn, beantwoorden aan de voorwaarden om een sociale woning te krijgen. De reglementen worden geïnterpreteerd en sommige huisvestingsmaatschappijen zijn uit op winst. De huisvestingscode voorziet een proeftijd van twee jaar voor de definitieve toekenning van een sociale woning. De criteria voor definitieve toekenning zijn noch duidelijk noch neutraal. De wet op het vorderen van lege gebouwen wordt niet toegepast.
Enkele uitspraken uit de werkgroepen -
-
De huisvesting is niet toegankelijk voor bepaalde groepen, waaronder mensen met een handicap. Er zijn onvoldoende woningen en de huurprijzen leiden soms tot dakloosheid. Men zou niet meer dan 30% van het inkomen mogen besteden aan huisvesting. Vaak kunnen mensen in armoede de huurwaarborg niet voorschieten. De regering waarborgt de rechten van de Roma, woonwagenbewoners en migranten niet; ze staan op de wachtlijst om een woning te krijgen. Eigenlijk bestaat het recht op huisvesting niet. Voor gezinnen met lage inkomsten is de huur niet betaalbaar. Het recht op huisvesting is een nietszeggend concept. Huisvesting is geen recht, maar alleen koopwaar, een product.
28
29 -
-
-
-
-
-
-
Het huisvestingsprobleem heeft een rechtstreekse impact op het aantal daklozen. Maar dat is nergens terug te vinden in de regeringsverslagen. Hoe kunnen mensen die op straat wonen, hulp vragen aan de sociale diensten? Huisvesting van slechte kwaliteit is goedkoper, maar de kwaliteit is om bij te huilen. Om een sociale woning te krijgen, moet men reeds twee jaar in het land verblijven. Dit heeft voornamelijk een betreurenswaardige impact op de migrantengemeenschap. Bij gebrek aan voldoende inkomsten, kunnen de Roma uit de stad weggejaagd worden. De ene uithuiszetting volgt de andere op. Water en elektriciteit worden afgesneden, we wonen in kampen waar we de kosten wel kunnen betalen maar waar we als beesten leven. Vandaag worden er in Rome mensen uit hun woning gezet; de Roma hebben geen rechten. We willen ons integreren in de samenleving, maar dat wordt ons geweigerd. Veel verenigingen/groepen hebben ervaring maar ze krijgen weinig de gelegenheid om deze bekend te maken. Er moet voor gezorgd worden dat de politici het belang van deze verenigingen erkennen en hun ondersteunen. Om het leven op straat de rug toe te keren en een woning te gaan betrekken, moet men eerst de drugs en de alcohol laten. Je moet dus kunnen rekenen op de sociale diensten en je moet verantwoordelijkheid opnemen voor jezelf. Nochtans, zelfs wanneer je de drugs gelaten hebt en een woning gevonden hebt, stoot je daarna op het gebrek aan werk, waardoor je soms weer hervalt in drugsgebruik. Het is gevaarlijk om het feit dat men dakloos is uitsluitend te linken aan verslaving/alcoholisme, want dat herleidt iedereen tot één enkel profiel en kan leiden tot stereotypen. Het probleem van de daklozen bestaat zelfs in zeer ontwikkelde landen. Het is een lange-termijnproblematiek op Europees niveau waarvoor minimumnormen moeten gesteld worden. Zonder deze normen, kunnen we niet spreken van impact noch van sanctionering op Europees niveau. Vroeger was de staat verantwoordelijk voor de huisvesting, nu is dat de privésector. Slechts 3 % betreft sociale huisvesting. Men heeft de indruk dat de staat zijn verantwoordelijkheid niet opneemt. De Europese Structuurfondsen zijn te beperkt: dankzij de fondsen kunnen de neveneffecten bestreden worden, maar er kunnen geen woningen mee gebouwd worden.
Samenvatting De afgevaardigden constateren dat de situatie in de verschillende landen heel verscheiden is, maar dat er ook heel wat raakpunten zijn. Huisvesting is voor allen een ernstig probleem en vooral voor mensen met een handicap, etnisch-culturele minderheden, migranten met inbegrip van de asielzoekers, eenoudergezinnen, woonwagenbewoners, de Roma en personen die leven van een minimuminkomen. Hoewel er voorbeelden bestaan van positieve beleidsmaatregelen, worden deze niet steeds in praktijk gebracht of worden de fondsen niet correct aangewend. Een ander groot probleem in de meeste landen betreft de beschikbaarheid en de prijzen van de huurwoningen; in de meeste landen leidt dit probleem tot dakloosheid.
29
30 Sommige regeringen zijn zich bewust van dit probleem, maar proberen de dakloosheid eerder te verbergen dan ze op te lossen. Een ander belangrijk punt is een evenwichtige verhouding tussen eigenaars en huurders. Het niveau van huisvestingsrechten en de praktische uitoefening van deze rechten varieert van land tot land. Sommige landen leveren inspanningen om goede praktijken op huisvestingsgebied te ontwikkelen terwijl er in andere landen woningen aangeboden worden van een lamentabele kwaliteit waarvan de huurders weinig hoop hebben om een betere woning te vinden of soms uit hun huis gezet worden omdat ze zelfs de heel lage huur niet kunnen betalen. Er bestaan ook gevallen waar de basisrechten niet lijken te bestaan of waar de mensenrechten met de voeten getreden worden, zoals bij de Roma in Italië. De Roma leven vaak in afschuwelijke omstandigheden, zonder basisvoorzieningen (elektriciteit, water). Ze hebben ook af te rekenen met discrimatie in de sociale huisvesting en worden vaak uit hun huis gezet. In bepaalde nieuwe lidstaten gaat de overgang van het « oude politieke regime » naar het nieuwe ten koste van sociale huisvesting: het verdwijnt beetje bij beetje en de woningen komen in handen van de privé-sector, dus in de commerciële sfeer. Het huisvestingsbeleid moet globaal aangepakt worden. De oorzaken van dakloosheid zijn complex en hebben heel wat facetten: het huisvestingsbeleid, werkloosheid, persoonlijke levensomstandigheden die leiden tot uitsluiting zoals drugsverslaving bijvoorbeeld. Huisvesting is een grondrecht dat moet gegarandeerd worden door de Europese Unie. Om iedereen een woning te waarborgen, moeten er meer sociale woningen komen. De huurprijs moet gereguleerd worden door de staten. Een huurder mag niet meer dan 30% van zijn inkomen aan zijn woning besteden. De regeringen moeten eveneens een huurwaarborgfonds oprichten voor mensen in armoede. Verenigingen die begeleiding bieden op het vlak van huisvesting zouden over meer middelen moeten kunnen beschikken. Via hun werk kunnen ook de meest kwetsbaren ingeschakeld worden. Vaak werken deze verenigingen in partnerschap met bepaalde eigenaars of lokale overheden. Voorstellen -
De Europese Unie moet het recht op huisvesting erkennen als een grondrecht. Er moeten voldoende woningen gegarandeerd worden die tegemoet komen aan de sociale behoeften. Slechts 30 % van het inkomen mag besteed worden aan huisvesting. Er moet een degelijke prijs-kwaliteitverhouding komen voor de woningen. De Europese Unie moet aandringen op een evenwicht tussen de rechten van de eigenaars en die van de huurders, wat inhoudt dat er duidelijke contracten
30
31
-
-
-
-
moeten opgesteld worden waarin de rechten, kosten, enz. beschreven staan en die moetenopgevolgd, gecontroleerd en gesanctioneerd worden. De overheden moeten tussenbeide komen om de mensen hun huurwaarborg te helpen betalen. Deze huurwaarborg zou dan beetje bij beetje terugbetaald moeten worden. Het BTW- en/of belastingssysteem moet berekend worden op basis van de werkelijke huurprijs. Er moeten toegankelijke diensten en daadwerkelijke steun komen voor bewoners van sociale woningen en voor daklozen. De dienstverlening moet aangepast zijn aan de noden van de verschillende groepen; ze moet transparant en gemakkelijk begrijpbaar zijn voor het cliënteel. Goedgekeurde beleidsmaatregelen moeten daadwerkelijk toegepast worden en eveneens gefinancierd en opgevolgd worden. Indien nodig, moeten er sancties komen wanneer het beleid niet daadwerkelijk toegepast wordt. De begunstigden van het huisvestingsbeleid moeten betrokken worden bij de beslissingen die hen raken op lokaal niveau. De Europese Unie moet normen ontwikkelen, ze benadrukken en bekend maken. De staten moeten een bepaald percentage sociale woningen verzekeren binnen het totale woningaanbod. De Europese Unie moet de richtlijn over de discriminatie in de toegang tot diensten, waaronder de huisvesting, goedkeuren. De basisverenigingen moeten gefinancierd worden.
Aanbevelingen
Om tegemoet te komen aan de behoeften van daklozen en slecht gehuisveste mensen, is de betrokkenheid van NGO’s en personen die rechtstreeks met huisvestingsproblemen te kampen hebben, van kapitaal belang. Het is werkelijk essentieel om financiële middelen te wijden aan de empowerment van daklozen en aan NGO’s die een oplossing voorstellen voor de huisvestingsmoeilijkheden. Er zouden strategieën en Nationale Actieplannen moeten ontwikkeld worden om tegemoet te komen aan de huisvestingsproblemen. Huisvesting en dakloosheid zouden de kern moeten vormen van een Europees themajaar voor sociale inclusie. Het bestaan van sociale woningen is een bepalende factor in de huisvestingsstrategie. De structuurfondsen zouden de toegang tot betaalbare woningen meer kunnen ondersteunen. De lidstaten zouden doelstellingen moeten vastleggen, concreet uitgedrukt in het maximum percentage van het beschikbare inkomen dat mag besteed worden aan huisvesting. Het belastingsbeleid zou leegstand en speculatie op immobiliën moeten ontraden. Qua toegang tot huisvesting is het absoluut noodzakelijk dat er niet gediscrimineerd wordt. De Europese wetgeving terzake zou versterkt moeten worden en er zou strikt moeten toegekeken worden op de toepassing ervan.
Minimuminkomen 31
32
Uittreksels uit de voorbereidingen Spanje, Portugal, Noorwegen, Malta, Slovenië, Cyprus, Finland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk. Wat functioneert -
-
-
Het voordeel van het minimuminkomen is dat het bestaat maar het lost de armoede niet op. Het concept van het minimuminkomen wordt eerder beschouwd als een middel om iets te bereiken dan als een louter financieel voordeel. Men meent dus dat het minimuminkomen van fundamenteel belang is om geloofwaardigheid te geven aan de maatregel en te waarborgen dat deze maatregel uitgroeit tot een recht dat de processen voor armoedebestrijding bij gezinnen en individuen kan bijspringen. Het minimuminkomen geeft toegang tot andere rechten (verzorging, huisvestingtoelage, …) en facultatieve hulpverlening (transport, vrijetijdsbesteding, cultuur, …). Het minimuminkomen is een fase in de heropbouw van het leven van mensen.
Wat niet functioneert -
-
-
-
De toegang tot het minimuminkomen is een recht en geen voorrecht. Met een minimuminkomen kan men overleven, maar niet leven. De administratie is heel log en traag. Er dienen heel wat instanties tussen te komen. Er zou één aanspreekpunt moeten zijn. De publieke opinie twijfelt aan de waarde van het minimuminkomen in de strijd tegen sociale uitsluiting. De publieke opinie dient ervan overtuigd te worden dat deze maatregel waardevol is in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en om te investeren in de opleiding van alle hulp- en dienstverleners die betrokken zijn bij het uitvoeren van deze maatregel (sociaal werkers, openbare instanties, maatschappelijk middenveld…). Heel wat sociaal werkers zien de werkelijke draagwijdte van het minimuminkomen niet in en ontwikkelen een negatieve houding tegenover de begunstigden. Het minimuminkomen ligt vaak onder de armoedegrens. Jongeren tussen 18 en 25 jaar hebben geen toegang tot het minimuminkomen. Er is een gebrek aan duidelijke informatie omtrent het systeem, de toelatingscriteria. De maatschappij bekijkt de begunstigden van het minimuminkomen met een discriminerende blik. Deze stigmatisering brengt eenzaamheid en een laag zelfbeeld met zich mee. Wanneer men in armoede leeft, is het moeilijk om zijn rol als ouder op te nemen. De bedragen van het minimuminkomen verschillen te veel, ze verschillen van plaats tot plaats.
Enkele uitspraken uit de werkgroepen
32
33 -
-
Het minimuminkomen heeft me geholpen om de draad weer op te nemen, om tijd te nemen voor mezelf, om medische zorg te genieten. Via het minimuminkomen krijgt men recht op verzorging, cultuur,... maar men moet erachter aan gaan. 90% van de mensen op straat kennen hun rechten niet. De armoedegrens , dat is de schaamtegrens. De houding t.o.v. de armen is harder geworden. Men zegt dat mensen die sociale hulp ontvangen niet willen werken. Maar geen enkele studie bewijst dat de begunstigden van het minimuminkomen luiaards zouden zijn! Zelfs als de uitsluiting van korte duur is, wordt men van alles uitgesloten. Daklozen zijn geen nietsnutten. Indien er op grote schaal fraude zou gepleegd worden, dan zou dat geweten zijn. Jongeren tussen 18 en 25 jaar hebben nergens recht op. Vreemdelingen, zelfs met een visum, ondervinden heel wat moeilijkheden om het minimuminkomen te genieten. Om het minimuminkomen te bekomen, moet men een lange weg afleggen. De armoede onder de mensen met een baan neemt toe. Dit is de onzichtbare armoede. Het is niet normaal dat werk steeds meer gewaardeerd wordt dan het leven. We hebben geen zin om 1.000 keer ons leven uit de doeken te doen.
Samenvatting Het is goed dat het minimuminkomen bestaat, bevestigen de afgevaardigden, hoewel dit nog niet het geval is in heel Europa. Maar toch is dit inkomen niet voldoende, want het staat niet in verhouding tot de werkelijke levensduurte. Het minimuminkomen bevindt zich vaak onder de armoedegrens. Het zou zich minstens op die grens moeten bevinden. Wanneer men niet kan leven van een baan, moet men waardig kunnen leven. De toegangsvoorwaarden tot het minimuminkomen en de eraan verbonden voordelen, verschillen van staat tot staat. Maar de weg tot het minimuminkomen is bezaaid met heel wat rompslomp, hopen formulieren en administratieve traagheid. Niet iedereen is op de hoogte van zijn recht om, in geval van nood, een minimuminkomen te ontvangen. Het minimuminkomen moet een dynamisch instrument zijn ter bevordering van de inzetbaarheid. Deze inzetbaarheid wordt niet alleen bereikt via een job, maar ook via opleiding, toegang tot cultuur, gezondheidszorg, het waarderen van onbezoldigde arbeid. De personen die het minimuminkomen genieten, voelen zich gestigmatiseerd. Ze worden ervan beschuldigd niet te willen werken, luiaards te zijn en zelfs fraude te plegen. Voorstellen -
Alle lidstaten van de Europese Unie moeten een minimuminkomen invoeren.
33
34 -
-
-
De armoede moet zichtbaar gemaakt worden via de Open Methode van Coördinatie, zonder discriminatie: o Er moeten meer plaatsen komen waar mensen in armoede geraadpleegd worden en waar met hen samengewerkt wordt voor het uitwerken, opvolgen en evalueren van het openbare beleid. De juiste sleutelfiguren en fora moeten gevonden worden. o De integrale aanpak van de Europese Commissie steunen en de gemeenschappelijke principes op het vlak van actieve inclusie, die in oktober 2008 besproken zullen worden, aannemen. o IJkpunten en eurobarometers opstellen. o Het concept armoede relatief en niet absoluut gebruiken, maar het zo concreet mogelijk uitdrukken. o Werken rond het verband tussen het minimuminkomen en de armoedegrens. o In 2010 een Europese campagne voeren over de noodzaak van het minimuminkomen in alle landen. De administratieve stappen moeten vereenvoudigd worden met het oog op een betere toegang tot informatie via het oprichten van een éénloketsysteem. Het minimuminkomen moet geïndexeerd worden volgens de werkelijk prijsstijging. De media moeten betrokken worden bij de strijd tegen armoede en uitsluiting.
Aanbevelingen
Het minimuminkomen dient beschouwd te worden als een dynamisch instrument dat gemakkelijk kan gebruikt worden door alle personen om hun levensloop bij te sturen. Het minimuminkomen is een investering in sociale inclusie die er rekening mee houdt dat een job niet de enige weg naar sociale inclusie is. De deelnemers benadrukken de nood aan informatie over en toegang tot het minimuminkomen. De administratieve procedures zouden vereenvoudigd moeten worden en de waardigheid van de betrokken personen respecteren (bijvoorbeeld, door het oprichten van een éénloketsysteem voor de aanvragen en te vermijden dat de mensen telkens opnieuw hun leven uit de doeken moeten doen). Het minimuminkomen is niet slechts een kwestie van geld, het opent eveneens de toegang tot gezondheidszorg, tot cultuur… en andere noodzakelijk elementen om een waardig bestaan te leiden. Het minimuminkomen zou moeten gekoppeld worden aan de levensduurte, waarbij rekening gehouden wordt met de prijsstijgingen, in verhouding tot de normen en behoeften in elk land. De sociale NGO’s kunnen een bijzondere rol spelen in de participatieve aanpak van het bepalen van een « korf van goederen en diensten » die een waardig leven mogelijk maken. De Europese Unie zou de erkenning van het minimuminkomen als investering en niet enkel als kost moeten promoten en zou het bestempelen van het minimuminkomenbeleid als « passieve maatregelen » moeten vermijden.
34
35
35
36 Aanbevelingen - Commentaren – Debat Tijdens het plenum, heeft elke werkgroep aanbevelingen voorgesteld (hierboven opgesomd). Op hun beurt riepen deze aanbevelingen commentaren en antwoorden op vanwege een panel waarin de volgende personen zetelden: Mijnheer Jérôme Vignon van de Europese Commissie, Mijnheer Ludo Horemans Voorzitter van EAPN (het Europees Netwerk ARmoedenestrijding) en Mevrouw Elise Willame, voorzitster van het Comité voor Sociale Bescherming. Naast de aanbevelingen over de vier thema’s, hebben veel afgevaardigden ook gevraagd om evaluatie-instrumenten te ontwikkelen om de vooruitgang tussen elke Europese Ontmoeting te kunnen meten. Hoewel ze erkennen dat de participatie van de mensen in armoede en de ontwikkeling van werkelijke acties een langetermijnproces is, dringen ze erop aan dat er objectieve evaluatiecriteria moeten komen voor de Ontmoetingen zodat tijdens elke Ontmoeting de vorderingen op het vlak van armoedebestrijding gemeten kunnen worden. De afgevaardigden benadrukten eveneens de noodzaak om de impact van de Strategie voor Sociale Inclusie te evalueren, en dit in het licht van de voorbereiding van 2010, het Europese jaar voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Dhr. Jérôme Vignon reageerde op deze vragen: hoewel hij erkent dat alle betrokken partijen meer inspanningen zouden kunnen leveren om aan deze vragen tegemoet te komen, raadt hij aan om voorzichtig te werk te gaan op het gebied van die zaken die snel zouden kunnen verworden tot een routine, een oefening op papier. Belangrijke rapporten, zoals het Gemeenschappelijk Rapport over Armoede en Sociale Uitsluiting, bestaan reeds. We moeten deze rapporten beschouwen als ankerpunten waar we kunnen zien welk gevolg gegeven werd aan de aanbevelingen van de Ontmoetingen. Er dient eveneens gekeken te worden naar de voorstellen van de Europese Commissie, zoals het voorstel over actieve inclusie, als onderdeel van de antwoorden op de boodschappen van de Ontmoetingen. Nog meer « oefeningen op papier » moeten vermeden worden. Daarentegen moet bekeken worden of in het centrale werk van de Europese Commissie rekening wordt gehouden met de resultaten van de Ontmoetingen. Op het gebied van de solidariteitskwestie, constateert Mijnheer Vignon dat opdat een minimuminkomen efficiënt zou zijn, het voldoende hoog moet liggen en dat bovendien veel mensen er geen toegang tot hebben. Voor de sociale diensten speelt er ook het probleem van de nationale herverdeling. Nochtans moet er in deze tijden waarin de broeksriem wordt aangespannen, geluisterd worden naar de boodschap van solidariteit. De Europese Commissie moet het verband bekijken tussen de toegang en de solidariteit bij het voorbereiden van de volgende Europese politieke agenda. Wat betreft de contracten die de afgevaardigden aanvoelen als een reeks voorwaarden die hen worden opgelegd voordat ze sociale hulp kunnen genieten, verwijst Jérôme Vignon naar de persoonlijke verantwoordelijkheid. Er zou met het Comité voor Sociale Bescherming kunnen nagedacht worden om verantwoordelijkheid en vrijheid met elkaar te laten rijmen.
36
37 Mijnheer Vignon herinnert eraan dat de voorbereiding van de Nationale Actieplannen voor Sociale Inclusie participatie vereist. Mensen in armoede vormen een echte “intelligentiemacht” om voorstellen te doen. Deze plannen zijn de plaats waar de ideeënbus gelicht wordt en waar de voorstellen die oprezen tijdens deze Europese Ontmoetingen moeten ingang vinden. Op het huisvestingsthema heeft de Europese Unie weinig greep, merkt Jérôme Vignon op. Maar de Unie kan het beleid onrechtstreeks beïnvloeden in de lidstaten. De eisen op dit gebied kunnen dan ook overgemaakt worden aan andere Directoraten-generaal dan dat van Sociale Zaken. Voor Ludo Horemans, Voorzitter van EAPN, blijkt uit de debatten in de eerste plaats de basisnood dat de rechten gewaarborgd worden. We moeten erkennen dat er op Europees niveau inspanningen geleverd zijn om het minimuminkomen op de agenda te plaatsen. Vandaag hebben bepaalde lidstaten geen minimuminkomen en zijn de mechanismen in bepaalde staten niet toereikend. Een efficiënt en toereikend minimuminkomen moet beschouwd worden als een belangrijke investering. De Europese strategie voor sociale inclusie heeft de nadruk gelegd op de armoede bij kinderen, voegt hij eraan toe. Nu is er nood aan acties die bewijzen dat het focussen op deze doelstelling positieve resultaten kan teweeg brengen. Er moet zo vroeg mogelijk tussenbeide gekomen worden om de vicieuze cirkel van de armoede te doorbreken. De sociale pijler heeft zich afgesplitst van de Lissabon-strategie. Dat is de realiteit, ondanks de mooie bewoordingen in de conclusies van de Europese Raad van Ministers. Het sociale luik moet op gelijke voet komen te staan met het economische aspect indien we werkelijk vooruitgang willen boeken. De inspanningen die via de Open Methode van Coördinatie werden geleverd, moeten in overeenstemming gebracht worden met de politieke beslissingen en werkwijzen van de Lissabonstrategie. Er is een verschil tussen een economisch en een sociaal contract. We worden nu te vaak een economisch contract voorgelegd voor diensten van algemeen belang zoals nutsvoorzieningen . Dit komt niet steeds tegemoet aan de noden van de mensen die deze diensten nodig hebben. We moeten meer gaan debatteren over de impact van de liberalisering en de toegang tot diensten van algemeen belang zoals nutsvoorzieningen voor de mensen in armoede. Hij besluit dat overleg en dialoog belangrijk zijn om vooruitgang te boeken. Elise Willame, voorzitster van het Comité voor Sociale Bescherming, wijst erop dat het Comité zich momenteel buigt over de actieve inclusie, die drie thema’s aan elkaar koppelt: het minimuminkomen, de diensten van algemeen belang waaronder ook de sociale diensten en de activering. De eisen die naar voren gebracht worden tijdens deze Ontmoeting zijn duidelijk gelinkt aan het debat over de sociale inclusie. Als Voorzitster van het Comité voor sociale bescherming, zal ze erop aandringen dat dit orgaan rekening houdt met de boodschappen van de Ontmoetingen. Ze moedigt de afgevaardigden aan om de
37
38 dialoog met hun nationale vertegenwoordigers binnen het Comité voor Sociale Bescherming verder te zetten zodat deze hun ideeën over actieve inclusie meenemen naar het Comité. Ze merkt eveneens op dat de boodschappen van de Ontmoetingen uitstekend passen in de voorbereiding van de Nationale Actieplannen 2008-11 en dat het absoluut noodzakelijk is dat de afgevaardigden hun boodschappen opvolgen via de nationale administratie die bevoegd is voor de voorbereiding van de Plannen. Debat Er kwam veel reactie van de afgevaardigden op deze commentaren. Eerst werd bevestigd dat de mensen wegzinken in de armoede. De afschuw tegenover het geweld dat de Roma in Italië ondergaan, tegenover de brand die groepjes jongeren stichtten in de kampen te Napels, wordt opnieuw uitgesproken. Voor de afgevaardigden illustreert dit duidelijk het gebrek aan een stevig sociaal beleid. De Italiaanse delegatie riep Europa op om strategieën in te zetten t.o.v. de Italiaanse regering en om deze situatie aan te klagen. De situatie van personen die lijden aan zeldzame ziekten, meer bepaald te Malta, is ook een reden voor ongerustheid. Een afgevaardigde herinnert ons eraan dat het minimuminkomen onvoldoende is om het minimum te betalen. Wanneer mensen in kleine dorpen willen werken, doen ze dit met verlies; Een andere schreeuwt uit dat water geen privé-eigendom kan zijn. De toegang tot elektriciteit en gas moet gewaarborgd en georganiseerd worden door de staat. Andere reacties betreffen de moeilijkheden die de NGO’s ondervinden om Europese financiering te bekomen. Deze financiering zou rechtstreeks aan de verenigingen gestort moeten worden. De volgende vraag keert steeds maar terug: « waarom heeft Europa niet meer bevoegdheid om ervoor te zorgen dat de lidstaten over een toereikend huisvestingsbeleid beschikken?” Iemand drukt zijn ontmoediging uit: « Solidariteit, dat is een mooi woord, maar het blijft hol zolang de Commissie geen gefaseerde actie onderneemt om in elke lidstaat een hoog niveau van sociale bescherming te verzekeren, door minimumnormen en –bedragen vast te leggen. » Iemand gooit een eis in de groep: « De Europese Unie moet het werk dat ze verricht op het vlak van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting zichtbaar maken. » En dan verbaast iemand zich : wat zijn de verdiensten van de Lissabon-strategie « want er is nog steeds evenveel onrechtvaardigheid in Europa? »
Slotzitting Mijnheer Vladimir ŠPIDLA, Europees Commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen
38
39 De debatten die tijdens deze twee dagen gevoerd werden, tonen aan dat armoede nog steeds wijd verspreid is binnen de Europese Unie en dat ze verzet blijft oproepen bij ons en we steeds in de weer moeten blijven om het tij te doen keren. We wonen in de zogenaamde « rijke » landen, in een Europese Unie die deel uitmaakt van de geïndustrialiseerde en ontwikkelde wereld, met een BBP (bruto binnenlands product) van meer dan 23 0001 euro per inwoner. En toch rekent de Europese Unie nog steeds af met een hoge graad van armoede. We kunnen niet aanvaarden dat in de Europese Unie 78 miljoen personen bedreigd worden door armoede, zoveel personen die bloot staan aan uitsluiting en gemarginaliseerd worden binnen onze maatschappij. Solidariteit is een fundamenteel principe van de Europese Unie. Ze maakt deel uit van haar bestaansreden, net zoals solidariteit één van de pijlers van het Europese sociale model vormt. We hebben geen andere keuze dan verder te evolueren naar een Europa met meer gelijkheid, zodat niemand aan de kant van de weg blijft staan. Als we hiertoe komen, zullen we eveneens goed onderweg zijn in de richting van de prioriteiten die de Lissabon-strategie stelde, voor meer groei, meer werkgelegenheid en een grotere sociale cohesie. De Europese leiders namen hun engagement op in 2000 te Nice, in het bijzonder om te strijden tegen de armoede. Met een sterk gebaar zetten ze toen hun wil om tegen 2010 de armoede uit te roeien in de verf. Commissaris Špidla legt de nadruk op drie punten:
het eerste is de noodzaak om iedereen te betrekken in de strijd tegen armoede, en voor de besluitvormers om rekening te houden met ieders mening, vooral de mening van de betrokkenen;
het tweede is dat de Unie actie onderneemt om de lidstaten te ondersteunen, opdat we allen dezelfde richting uitgaan om armoede terug te dringen;
ten slotte, wenst hij te focussen op de meest benadeelde bevolkingsgroepen, die als eerste getroffen worden door de armoede.
Noodzaak om iedereen te laten participeren Het is dit jaar de zevende keer dat we samenkomen voor deze Europese Ontmoetingen. De jaren gaan voorbij, maar onze boodschap is nog steeds even krachtig : de mensen in armoede hebben het recht zich uit te drukken en er moet naar hen geluisterd worden. Toen we met de eerste Ontmoeting in 2001 het woord gaven aan de vrouwen en mannen die men meestal niet hoort, zorgden we voor een grote doorbraak. Sinds drie jaar krijgt deze aanpak een extra dimensie aangezien mensen in armoede in de Europese Unie en de beleidsmakers met elkaar in dialoog treden. 1
Cijfers van 2005, bron : Eurostat.
39
40
Zeven jaar later, hebben we deze praktijk omgevormd tot een instrument dat ons leidt bij onze besluitvorming. Als beleidsmaker moet ik stellen dat ik deze dialoog met mensen in armoede enorm waardeer. Het is essentieel om steeds herinnerd te worden aan de werkelijkheid. Het is wel degelijk daarom dat we vandaag hier zijn: opdat de beleidsmakers, zij die gewicht in de schaal kunnen leggen om de armoede in te dijken, luisteren naar wat de betrokkenen te zeggen hebben. Met de jaren, hebben de Ontmoetingen ons gesterkt in het idee dat we de armoede op meerdere fronten tegelijkertijd moeten aanvallen. Werkgelegenheid en inkomen zijn centrale vraagstukken, daarmee gaan we allen akkoord. Maar om de armoede achter ons te laten, moeten we onze inspanningen koppelen aan een gecoördineerde beleidsvorming op het vlak van onderwijs en opleiding, huisvesting, gezondheidszorg, toegang tot sociale dienstverlening en, algemeen gezien, op het vlak van integratie. Wat dat betreft, geloof ik dat we allen konden vaststellen dat de organisatoren een goede keuze maakten door de nadruk te leggen op vier stukken uit de puzzel tegen de strijd tegen armoede: huisvesting, minimuminkomen, diensten van algemeen belang en sociale diensten . Wat de Europese Unie onderneemt tegen de armoede De verwachtingen t.o.v. de Europese Unie staan hoog gespannen en we kunnen de mensen dan ook niet teleurstellen. De bevoegdheden op het vlak van armoedebestrijding liggen voornamelijk bij de lidstaten. Maar toch heeft ook de Europese Unie een belangrijke rol te spelen: zij moet de acties van de lidstaten ondersteunen en begeleiden. We moeten volop onze wapens in deze strijd gebruiken:
ten eerste, de Strategie voor Actieve Inclusie waarmee we vorderingen boeken op het vlak van de integratie van de burgers die het verst verwijderd zijn van de arbeidsmarkt. Om hiertoe te komen, maken we meer bepaald gebruik van het Europees Sociaal Fonds;
ten tweede, versterkt de Europese Unie de inspanningen van de lidstaten via de coördinatie van hun acties tegen armoede via wat we de Open Methode van Coördinatie noemen. Deze methode biedt de lidstaten een gemeenschappelijk analysekader en uitwisselingsforum aan om de resultaten van hun beleid te vergelijken en te evalueren;
de Europese Commissie besloot eveneens om 2010 uit te roepen tot het « Europese jaar voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting » en maakte hiervoor een budget van zeventien miljoen euro vrij. Dankzij dit Europese jaar zullen we nog een stap verder kunnen zetten en de burgers sensibiliseren rond het feit dat armoede een plaag is die nog steeds het dagelijkse leven van heel wat Europeanen teistert.
40
41
Dankzij deze instrumenten kunnen we ingaan tegen de armoede van vandaag. Maar onze samenleving wordt ook getroffen door nog grotere uitdagingen, die leiden tot nieuwe sociale werkelijkheden. Ik denk aan de globalisering, de veroudering van de bevolking, de nieuwe technologieën of nog de klimaatsverandering. De Europese Unie moet reageren. De Commissie heeft het voortouw genomen: we buigen ons momenteel over de nieuwe Sociale Agenda, die voor de zomer zal voorgesteld worden. De ambitie van deze agenda is, bij te dragen om al onze medeburgers geschikte instrumenten aan te reiken zodat ze zich stevig en duurzaam kunnen verankeren in deze gemondialiseerde, voortdurend evoluerende wereld. Nadruk op de meest kwetsbaren Het is absoluut noodzakelijk dat binnen deze evoluties op wereldvlak niemand aan de kant van de weg blijft staan. Bepaalde groepen worden meer door armoede bedreigd dan andere, bijvoorbeeld mensen met een handicap, immigranten of nog etnisch-culturele minderheden, te beginnen bij de Roma. Deze mensen vormen de prioritaire doelgroep van onze acties, en dit via een drievoudige aanpak om de discriminatie waarvan zij het slachtoffer zijn te bestrijden:
ten eerste via de verbetering van de toegang tot diensten;
vervolgens via het naleven van de wetgeving betreffende de strijd tegen discriminatie, en wij kijken hier in het bijzonder op toe;
ten slotte, indien nodig, via gerichte methodes; dit is bijvoorbeeld het geval voor de Roma, voor wie armoede een fenomeen is dat steeds tot hun leven behoord heeft en dat de meesten onder hen (in het bijzonder nog de Romavrouwen) treft; in het kader van de vernieuwde Sociale Agenda, zal de Europese Commissie trouwens eind juni een verslag voorstellen over de Europese instrumenten ter bevordering van de inclusie van de Roma.
Conclusie We moeten ons volop bewust zijn van het feit dat, ondanks onze relatieve welvaart, de Europese Unie er niet toe in staat is om een absolute garantie te bieden tegen de armoede. Indien we erin willen slagen om armoede stevig terug te dringen, dan moeten we dit hardnekkige probleem met alle macht en alle middelen bestrijden. Alle lidstaten moeten er een prioriteit van maken en we moeten allen dezelfde richting uitgaan om goede resultaten te bekomen. De Europese Unie zal haar rol tegenover deze uitdaging blijven opnemen. Met de vernieuwde Sociale Agenda, die Commissaris Špidla binnen enkele weken zal voorstellen, zullen we een extra stap in deze richting kunnen zetten en onze wil om deze plaag uit te roeien nog een beetje concreter kunnen maken.
41
42 Mevrouw Romana TOMC, Staatssecretaris bij Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië
de
Minister
van
Deze Ontmoeting zou waarschijnlijk niet mogelijk geweest zijn zonder de inspanningen en de inzet van het Europees netwerk van verenigingen die strijden tegen de armoede (EAPN). Ik wens hen hierbij te bedanken en in het bijzonder Mijnheer Farrell, Directeur van EAPN, en zijn team. Ik wens ook mijn dank te betuigen aan de Europese Commissie, aan Mijnheer de Commissaris Vladimir Špidla en aan Mijnheer Vignon, en tevens aan de vertegenwoordiger van de Belgische regering die ons deze vergaderruimte aanbood gedurende twee dagen. Jullie hebben hard gewerkt. Jullie hebben ervaringen uitgewisseld, antwoorden en nieuwe oplossingen gezocht om jullie sociale omstandigheden te verbeteren. Jullie hebben ook jullie mening uitgedrukt, jullie kritiek geuit over acties die de lidstaten ondernemen op basis van de Nationale Actieplannen rond armoedebestrijding en sociale inclusie. We kregen vandaag de gelegenheid om te debatteren over deze onderwerpen tijdens de werkgroepen en vandaag, tijdens de ‘marktplaats’ en tijdens onze dialoog hebben we rechtstreeks met de betrokkenen kunnen discussiëren. Dit was voor mij een zeer positieve ervaring. In Slovenië zijn we er goed bewust van dat het probleem van armoede en sociale uitsluiting op een ernstige en verantwoorde manier moet aangepakt worden. Ondanks onze relatief gunstige statistieken in vergelijking met andere nationale gemiddelden, zijn we ons ervan bewust dat de ervaringen van mensen in armoede een permanente uitdaging vormen. Meer nog, de inzet betreft eveneens de inspanningen en acties van alle bevoegde betrokkenen en van de besluitvormers, bovenop de specifieke strategieën en maatregelen, die een impact hebben op het leven en werk van elk lid van onze samenleving, en meer bepaald op de meest kwetsbare groepen en individuen. Te vaak uiten we kritiek op de globalisering, de technische vooruitgang, de verouderende bevolking die ons remmen bij het behalen van onze doelstellingen. Dat is misschien gedeeltelijk waar. In elk geval, in het licht van de discussies van deze twee dagen, kom ik tot de conclusie dat een groot deel van het werk kan verricht worden via een verbetering van ons beleid en een verandering van onze praktijken. De Ontmoeting van dit jaar benadrukte vier thema’s in verband met de strijd tegen de armoede : sociale diensten, diensten van algemeen belang, het beleid voor huisvestingsbeleid en voor minimuminkomen. Ik ben ervan overtuigd dat we de conclusies van jullie discussies de afgelopen twee dagen zullen kunnen opnemen in de toekomstige beleidsteksten en strategieën om te strijden tegen armoede en sociale uitsluiting. Tijdens de discussies van de laatste tijd over het vernieuwen van de Sociale Agenda, waren we ons in het bijzonder bewust van de nood om sociale doelstellingen op te nemen in het Europese beleid. We hebben nood aan het scheppen van kansen voor de optimale ontwikkeling van het potentieel van elk individu en dit tijdens alle
42
43 levensfasen. We hebben nood aan het vergemakkelijken van de toegang tot onderwijs, tot kwaliteitsvolle zorgverlening, sociale bescherming en diensten van algemeen belang. Tenslotte hebben we ook nood aan solidariteit: voor individuen, wanneer deze niet voor zichzelf kunnen zorgen en op permanente basis vanwege de maatschappij om te kunnen bestaan en zich te ontwikkelen. Bij wijze van afsluiting van deze Ontmoeting, wens ik ten zeerste mijn dank te betuigen aan iedereen die actief deelnam aan de werkgroepen en zo bijdroeg tot een betere levenskwaliteit en meer waardigheid voor mensen in armoede.
Mijnheer Martin HIRSCH, Hoog Commissaris voor Actieve Solidariteit tegen Armoede, Frankrijk Ik zou willen terugkomen op een punt dat aan bod kwam bij de bespreking van het het minimuminkomen. Een waardig leven is onmogelijk zonder dit minimuminkomen. In Frankrijk werd het minimuminkomen 20 jaar geleden ingevoerd en vandaag constateren we dat het aantal begunstigden drie maal hoger ligt dan wat we verwacht hadden. Voor deze begunstigden blijft het leven moeilijk en wanneer ze toegang krijgen tot de arbeidsmarkt, blijft hun inkomen gevoelig identiek en dit terwijl ze dan te maken krijgen met bijkomende uitgaven zoals kinderopvang en transport. Zolang de diensten voor arbeidsbemiddeling geen rekening houden met de begunstigden van het minimuminkomen – omdat men geen werkzoekende moet zijn om toegang te hebben tot het minimuminkomen – zal dat een vicieuze cirkel blijven. De diensten voor arbeidsbemiddeling die er zijn om de mensen op de arbeidsmarkt te brengen, voeren hun taak niet uit omdat de begunstigden van het minimuminkomen hun job niet zolang als gewenst kunnen behouden. Hoe kunnen we deze situatie veranderen en van het minimuminkomen komen tot iets dat niet onmiddellijk het beschikbare topniveau is? Hoe kunnen we het minimuminkomen laten evolueren tot iets dat leidt naar een basisloon op de arbeidsmarkt? Dat is een kernprobleem. Zolang we dit probleem niet opgelost krijgen, zullen we het minimuminkomen niet kunnen optrekken omdat er teveel personen van genieten en omdat binnen de grenzen van een beperkt budget, we het aantal begunstigden van het minimuminkomen moeten inkrimpen om het bedrag te kunnen optrekken. De uitdaging is nog complexer omdat er twee soorten lidstaten zijn: zij die een minimuminkomen hebben en zij die er geen hebben. En zelfs bij hen die een systeem voor minimuminkomen hebben, zou dit systeem opnieuw geëvalueerd moeten worden als we minder armen willen in de Europese Unie, als we de mensen terug een plaats willen geven in de maatschappij. Met de Europese Commissie en het Voorzitterschap van de Europese Unie, moeten we relevante doelstellingen ondersteunen en ook vragen aan mensen in armoede om zich achter ons te scharen: jullie zijn het die deze doelstellingen zullen bereiken. We moeten er onszelf ook van verzekeren dat werk en solidariteit hand in hand gaan en geen tegengestelde krachten gaan vormen. We moeten de goede praktijken bekijkendie echt werken en we moeten proberen deze op Europees vlak toe te passen. Wat een groep burgers bereikte, kan vermenigvuldigd worden voor
43
44 honderden anderen in Europa. Deze Ontmoeting en de komende Ontmoetingen zullen de plaats vormen waar wij poolshoogte nemen van wat verwezenlijkt is en ook de plek waar we projecties zullen maken om de situatie in de toekomst te verbeteren.
Mijnheer Marian HOSEK, Minister voor Sociaal Beleid, Sociale Diensten en Familiebeleid, Ministerie van Werkgelegenheid en Sociale Zaken, Tsjechische Republiek In de eerste plaats wens ik, in naam van het toekomstige Tsjechische Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, het Sloveense Voorzitterschap, EAPN en de Europese Commissie te bedanken omdat ik het woord krijg tijdens deze 7de Europese Ontmoeting van Mensen in Armoede. Ik druk mijn bewondering uit voor het Sloveense Voorzitterschap omwille van de uitstekende organisatie van dit evenement. De Europese Ontmoetingen vormen een unieke gelegenheid om in debat te treden met mensen in armoede en sociale uitsluiting, met hen die hen begeleiden om hun moeilijkheden te boven te komen alsook met hen die zich erop toeleggen om deze dagdagelijkse moeilijkheden te overwinnen via het nemen van politieke beslissingen. Op persoonlijk vlak kan ik stellen dat deze tweedaagse Ontmoeting een ervaring van onschatbare waarde was. Gedurende de hele Ontmoeting, heb ik aandachtig geluisterd naar jullie moeilijkheden om een duurzaam werk te vinden, om een oplossing te vinden voor de huisvestings- en onderwijsproblemen, de moeilijkheden om ontspanningsactiviteiten voor jullie kinderen te vinden. Ik zou nog verder kunnen gaan, de lijst met zorgen is lang. Het is alarmerend dat 78 miljoen mensen in Europa onder de armoedegrens leven. Onder hen bevinden zich 19 miljoen kinderen. Een efficiënt systeem voor sociale bescherming en een preventiebeleid kunnen bijdragen om deze mensen te helpen. Op het niveau van de staten en de openbare administraties is het nodig om de versnippering qua armoedebeleid en –instrumenten te overstijgen. Er moet een gepast, gecombineerd beleid komen dat zich zowel richt op preventie als op het stimuleren van het uitoefenen van een economische activiteit om niet te moeten leven van een uitkering. Op Europees vlak vormen de dialoog over de problemen van armoede en sociale uitsluiting en het ondersteunen van de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het uitwisselen van geschikte beleidsmaatregelen, essentiële instrumenten. In 2007 beantwoordde een derde van de ondervraagden de vraag “waarvoor zijn de Europeanen bang?” met : werkloosheid. De criminaliteit, de gezondheidszorg, de prijsstijgingen, het pensioen en de uitkeringen, wekten gelijksoortige angsten op. Het goede nieuws was dat de mensen minder bang waren van werkloosheid dan de vorige jaren. De werkgelegenheid, de mobiliteit op de arbeidsmarkt en het actief betrekken van de mensen die het verst verwijderd zijn van de arbeidsmarkt vormen de prioriteiten voor de drie opeenvolgende voorzitterschappen, namelijk Frankrijk, de Tsjechische Republiek en Zweden. In het kader van haar Europees Voorzitterschap, zal de Tsjechische Republiek een beleid voeren voor sociale diensten in termen van actieve inclusie, en dit parallel
44
45 aan een beleid dat zich richt op de integratie op de arbeidsmarkt en de waarborg op een minimuminkomen. Naarmate de bevolking veroudert, zullen de reikwijdte en het potentieel van de sociale diensten steeds uitbreiden. De sociale diensten, en meer bepaald de preventiediensten, dienen de competenties van hun gebruikers te versterken om zo te zorgen voor hun sociale inclusie. Ze bieden een essentiële ondersteuning waarmee deze personen hun waardigheid kunnen bewaren en sociale activiteiten kunnen ontplooien, net als iedereen. In de Tsjechische Republiek voeren we een sociale hervorming van de sociale diensten door die erop gericht is om een systeem van sociale dienstverlening op te zetten dat tegemoet komt aan de menselijke en sociale ontwikkelingsnoden. We letten erop dat de beslissingen betreffende de dienstverlening zo dicht mogelijk bij de mensen genomen worden, met andere woorden, op lokaal niveau, daar waar de mensen wonen. Tijdens ons Voorzitterschap van de Europese Unie nemen we onze taak ter harte om de vooruitgang die geboekt werd op het gebied van kwaliteit en toegang tot de sociale diensten met iedereen te delen. De strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting is onze gemeenschappelijke doelstelling en moet zichtbaar worden. Daarom zullen de drie opeenvolgende Voorzitterschappen zich inspannen om het jaar 2010, dat uitgeroepen werd tot het Europese jaar voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, zo goed mogelijk voor te bereiden voor de Europese Raad en het Parlement. Ten slotte, wens ik vanwege het toekomstige Tsjechische Voorzitterschap, het belang van deze Ontmoeting te benadrukken en jullie hartelijk uit te nodigen op de 8ste Europese Ontmoeting van mensen in armoede die zal plaats vinden te Brussel in 2009.
Mijnheer Ludo Horemans, Voorzitter van EAPN Ik zou willen aansluiten bij wat Commissaris Špidla zei in verband met het engagement dat de staats- en regeringsleiders in 2000 op zich namen om tegen 2010 « een belangrijke impact teweeg te brengen op het uitroeien van de armoede ». Twee derde van de tijd om deze doelstelling te bereiken is nu reeds om en we maken ons reeds klaar voor de evaluatie maar we weten nu reeds dat de impact niet zo groot zal zijn. Zelfs de statistieken, waarmee de waarheid soms wat opgesmukt kan worden, tonen aan dat we weinig vooruitgang geboekt hebben. 2010 wordt het Europese jaar voor de bestrijding van armoede en luidt tegelijkertijd het einde van de Lissabon-strategie in. Deze gelegenheid zal aangegrepen worden om zowel de economische als de sociale pijler van deze strategie te evalueren. Het zal het moment zijn waarop de staats- en regeringsleiders een nieuw engagement moeten opnemen met duidelijke doelstellingen en doelen om, jaar na jaar, te kunnen opvolgen in welke mate er vooruitgang is geboekt. Vooraleer een nieuw engagement op te nemen, wens ik dat de Europese instellingen (Commissie, Raad en Parlement) zich engageren om een ernstige evaluatie in de diepte en de breedte op te maken van de vorige periode. We wensen erop aan te dringen en te zeggen dat de evaluatie van de Lissabon-strategie niet uitsluitend moet
45
46 gevoerd worden door de economische partners, maar breder gezien door alle actoren die bij deze evaluatie betrokken zijn, waaronder de mensen in armoede. Ik hoop dat de vernieuwde Sociale Agenda die nu in de maak is, de mogelijkheid zal open laten en ruimte zal scheppen om deze evaluatie op te starten met alle actoren. Ik verwacht dit alles niet louter van de Europese instellingen. Ik denk dat wij, als afgevaardigden op deze Europese Ontmoeting, er ook moeten op aandringen bij onze eigen regeringen opdat er een brede evaluatie komt alsook een nieuw engagement voor de komende periode.
Deelnemerslijst Afgevaardigden Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr.
Oostenrijk HLAWATY Waltraud GNAHORE Christiane ZEHENER Gabriele GACH Peter SCHÜTTE Michael België MEULEMAN Daniël ROSIERS Paul KONTSYBOVSKY Anatole DRAYE Solange EL OUARRAK Fouad Bulgarije JELIAZKOVA Maria PAVLOVA Ekaterina BLAGOEV Simeon GEORGIEV Petar PARASKOVA Silvia Tsjechische Republiek TURONOVA Renata SOTKOVSKA Lenka MITREGOVA Dana MAROSZ Karel HEBNAROVA Danuta Cyprus KAZANTZIS Ninetta APOSTOLIDOU Efrosini STAVROU Georgios MIKELLIS Michalakis Denemarken VEJBO Dorthe HOLMGREM René GOURDE DAVIES Jeanine KÜNKELS Gitte
Strassenzeitung Augustin International Centre for Black Women's Perspektive Strassenzeintung Kupfermuckn SHG fMisl Strassenzeitung Augustin T'Hope Roeselare Recht Op Borgerhout Marche-en Famenne gadl Comité de la Samaritaine, Brussel EAPN Bulgarije Parlement Rom Parlement Rom Parlement Rom EAPN Bulgarije Kofoedova skola Kofoedova skola Kofoedova skola Kofoedova skola Kofoedova skola EAPN Cyprus
Kofoedskole SAND Kofoedskole Kofoedskole
46
47 Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr.
BAY France Annalise Finland MIKKONEN Juha PARKKONEN Jouni LEVO Harri KARHU Heikki VALKAMA Satu Frankrijk OGER Aymeric JACQUES Marc NICOLOSI Tiziano BRELIN Bruno GRIVA Jean-Philippe Duitsland SCHMIEDL Robert SCHMIDT Dorothée SCHRÖTTER Jens E KADIOFSKY Peter BIEHN Erika JECKEL Wolfgang Griekenland PAPAGIANNOGLOU Lisa SIDIROPOULOS Odysseas GIANNOULA Magga MARINAKI Litsa SARANTOPOULOU Korina Hongarije GOSZTONYI Geza CSIKINE PUPORKA Andrea BIRI Imre EAPN Hongarije SZARVAK Eva Ierland LYNCH Kay MBUGUA Salome SHINE Billy MACKIE Michael NEWMAN Lucy BRILL Sammy Italië PALAIA Antonio NATURALE Ciro MELE Carlo BATTAGLIA Giuseppe GRGA Mirko SABRINA Emilio DE ACUTIS Giorgio Litouwen BARANAUSKAITE Vaida BAGDONAITE Loreta PETKUNIENE Jane
SAND Association for Healthy Lifestyles - EAPN Finland Rovaniemi arear unemployed association (werklozen) Ass. For unemployed in Nurmijârvi disctrict (werklozen)
Ile de France Leger des Heil Marseille CHRS Le Château
ver.di.Regionserwerbslosenausshus Götingen Verb.alleinerziehendr Mütter und Vätter Kreisverband Mettmann e.V Institut für Angewandte Armut Hilfe im Nordend EAPN Duitsland
EAPN Griekenland ARGO Rom Organisation for Women (Roma-vrouwen) Centre for Family and Child Ariadni EAPN Hongarije EAPN Hongarije EAPN Hongarije EAPN Hongarije EAPN Hongarije EAPN Ierland Africain Women's Networks Athlone Simon Galway Simon Muscual Distrophy Ireland Associazione Amici di Piazza Grande - Bologna Coop. Sociale Lascia - Perugia Caritas, Avellino Il Pioppo, Napoli Comunità di Capodarco Associazione Europa, Bari Casa dei Diritti Sociali Focus - Rome Baltic Foundation Heifer International Babrungas Community Reskutenai Community
47
48 Dhr. Mevr. Mevr. Rev Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. M M Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr.
Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr.
Mevr.
USINSKIS Albertas Luxemburg ALEIXO DELGADO Sonia ROMAIN Collette Malta BUSUTTIL Edgar SCHEMBRI Simone SAID Diane WEAVER Daniel Martin Nederland SMEEKES Alida GLASHOUWER Sara HENDRIKS Jan VAN BUUREN Ellie LEEMKUIL Sonja Noorwegen FRAGAAT Liv Airin VON ELY Vigdis BARLOW Ross TORGEIR Tangvik KARLSEN Svein Polen SLEDZ Maria EYCKE Pawel NOWAK Bartlomiej KUKLINSKA Jolanta KNOP Justyna Portugal PAIVA Julio CASTRO Francisco PEREIRA Helen PELUICO Ana PEREIRA Manuel Slowakijke BENOVA Nina SEBO Stefan SIPOS Jaroslav RACICKA Eva Slovenië NOUHOUM Ibrahim HARIS Jakob GLAVAC Jadranka CENCELJ Ivan Spanje EIGUREN Julene
GANCZARCZYK Maja Agata SADI Idriss DELGADO BAUTISTA Pedro RODRIGUEZ CARRILLO Vilma Carmen FERNANDEZ Maria Luisa Zweden
Tarosai Community Ligue médico-sociale
EAPN Malta ADHD/ASD Paula Freire Institute YMCA Local Senior Council EAPN EAPN NL EAPN NL Local Client Council Local client council Welfare Alliance Velferdsalliansen Velferdsalliansen Total Rehab Velferdsalliansen
Barka Barka Przystan Przystan EAPN Portugal Gabinete de Atendimento à Familia EAPN Lissabon EAPN Portoalegre Clube Academico de Leiria SAPN o.z. Pramen nadeje Proti prùdu Proti prùdu Humanitas Kings of the Street Safe Shelter Ass. Of unemployed and social threatened Slovenia EAPN Spanje EAPN Spanje ACCEM Guadalajara Oficina Tecnica Plan Integral Distrito V ADIFE EAPN Spanje
48
49 Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr.
Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr.
KARLSSON Willy CANABATE Marcos GARDBO Bo SVENSSON Gert Owe LANDEN Per Roemenië RADUT Elena Andreea Verenigd Koninkrijk GIBSON Julie McSORLEY Bernadette MONODU Vickar MOORE Kate FORSYTH Marie STEWART Donna Voorzitterschap LESKOSEK Vesna Sprekers ŠPIDLA Vladimir COTMAN Marjeta TOMC Romana VIGNON Jérôme HOSEK Marian HIRSCH Martin HOREMANS Ludo
Mevr. Mevr.
Sloveens ministerie OSLAJ Danica JUVAN Nika
Mevr. Mevr. Mevr. Mevr.
MARIC Nina TRUPI TEREZIJA ROJKO Neza BEC Marjeta
Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr.
Dhr. Dhr. Dr Dhr. Mevr.
Frans ministerie PALPANT Catherine SAINTOYANT Valérie KEIRLE Marie Tsjechisch ministerie ZAJAROSOVA Zuzana HACAPERKOVA Dana MURYCOVA Petra SUDA Radek Belgisch ministerie DEMEYER Magda VANDENBUSSCHE Johan Ministeries Sociale Zaken (Comité voor sociale bescherming) DRAGANOV Dragomir IRLENKAEUSER Rainer GAZON Eric REYNOLDS Dave VELLA Marie Grace
Mevr.
SEBOVA Nadezda
Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr.
EAPN Zweden
EAPN Zweden Aluma Foundation for Education UK Coalition against Poverty UK Coalition against Poverty UK Coalition against Poverty UK Coalition against Poverty UK Coalition against Poverty UK Coalition against Poverty Universiteit van Ljubljana, Faculteit Maatschappelijk Werk Commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen Minister voor Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië Staatssecretaris Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië Europese Commissie, Directeur van Sociale Bescherming en Integratie Minister voor Sociaal Beleid, Sociale Diensten en Familiebeleid,Tsjechische Republiek Hoog Commissaris voor Actieve Solidariteit tegen Armoede, Frankrijk EAPN, Voorzitter Ministerie voor Werkgelegenheid, Sociale en Famieliezaken, Slovenië Permanente Vertegenwoordiging, Slovenië Internationale Samenwerking en Europese Aangelegenheden, Ministerie van Werk en Sociale Zaken, Slovenië Public Relations, Ministerie van Werk, Familie en Sociale Zaken, Slovenië Ministerie van Werk, Familie en Sociale Zaken, Slovenië - tolk Kabinetschef, Ministerie van Werk, Familie en Sociale Zaken, Slovenië Kabinet van de Hoog Commissaris voor actieve insluiting tegen de armoede, Frankrijk Permanente Vertegenwoordiging, Frankrijk Ministerie Van Werk, Sociale Zaken, Familie en Solidariteit, , Frankrijk Ministerie van Werk en Sociale Zaken, Tsjechische Republiek Ministerie van Werk en Sociale Zaken, Tsjechische Republiek Ministerie van Werk en Sociale Zaken, Tsjechische Republiek Ministerie van Werk en Sociale Zaken, Tsjechische Republiek Staatssecretariaat armoedebestrijding, Expert, België Ministerie Maatschappelijke Integratie, België
Ministerie Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Bulgarije Federaal Minister Werkgelegenheid en Sociale Zaken, Duitsland Ministerie Werkgelegenheid en Sociale Bescherming, Griekenland Departement Sociale en Familiezaken, Ierland Ministerie Sociaal Beleid, Malta Ministerie Werkgelegenheid, Familie en Sociale Zaken, Afdeling beleid, Algemeen directeur, Slowakije
49
50
Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr.
HETTES Miloslav PAVOL Juhas ERIKSSON Anne WILLAME Elise PIGNATELLI DEMEE Maria Cecilia
Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr.
SULKA Kastriot OSTOJIC Jasmina FRANKOVIC Snjezana PAULIG Kasper GRIFFITHS Tricia MARCUCCI Fabrizio KING Brenda
Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr. Dr Dhr. Mevr.
Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. DHR. Dhr. Dhr. Dhr. Dhr.
Europese Commissie PARASKEVAS Marie-Anne PACI Stefano PROGRESS-programma DOVGAN Diana HALLORAN John GUENTNER Simon Europese instellingen SHARMA Madi VLADYCHENKO Alexander ANDERSON Robert CES DERRUIME Olivier Onderzoeksinstellingen ATZMÜLLER Roland DIERCKX Danielle MARLIER Eric Europese NGO’s HOEL Anne LEAL Mafalda RENOUX Marie-Cécile FARRELL Fintan CESNOVAR Christof Experten STARIC STRAJNAR Barbara STEENBERGEN Barbara ROUMET Claire PAASCHE Silke RABAU Muriel POLACEK Richard JONES Sian DE BUCQUOIS Patrick JONES Laura LELIE Peter SAINT-DENIS Antoine VAN GEERTSOM Julien CHAMPEIX Claire CALANDRINO Michele
Ministerie Werkgelegenheid, Familie en Sociale Zaken, Internationale Aangelegenheden, Slowakije Permanente Vertegenwoordiging van Slowakije Ministerie Sociale Zaken en Volksgezondheid, Finland Voorzitster, Europees Comité voor sociale bescherming Ministerie Werkgelegenheid en Sociale Solidariteit, Portugal Volksvertegenwoordiger, Minister Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen, Albanië Ministerie Volksgezondheid en Welzijn, Afdelingshoofd, Kroatië Ministerie Volksgezondheid en Welzijn, Senior adviseur, Kroatië Ministerie Volksgezondheid en Sociale Aangelegenheden, Zweden Departement Werkgelegenheid en Pensioenen, Verenigd Koninkrijk Ministerie voor Sociale Solidariteit, Italië SPC Europese Commissie, DG Tewerkstelling & Sociaal Beleid EU Commissie CECOP- CICOPA Europa Europees sociaal netwerk, Directeur Eurocities EESC Raad van Europa, Directeur Generaal Departement Sociale Cohesie Dublin Foundation ETUC/CES FORBA Working Life Research Unit, Oostenrijk Universiteit Antwerpen, België CEPS-INSTEAD Research Institute, Luxemburg Plateforme sociale Eurochild ATD Quart Monde Directeur EAPN AKEUROPA Ministerie van Werkgelegenheid, Familie- en Sociale Zaken, Slovenië Union internationale des locataires CECODHAS FEANTSA Permanente Vertegenwoordiging van België Plateforme sociale EAPN Ierland Caritas Europa Eurodiaconia Europese Commissie Europese Commissie, DG Werkgelegenheid en Sociaal Beleid Publieke Overheidsdienst Maatschappelijke integratie, België EAPN Europese Commissie DG EMPL
50
51 Dhr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Mevr. Dhr. Mevr. Mevr. Dhr. Dhr. Dhr. Mevr.
GEKIERE Wouter SOPI Aziz CLARKE Penny Animatoren GINNELL Paul GUIDICELLI Marie HERMANS Marja KOCMANKOVA Dagmar MARGUERY Olivier MOSER Michaela COLINET-DUBOIS Geneviève CALVANELLI Laura GORIS Josée CESARINI-SFORZA Letizia O'KANE Catri WIN Aye Aye OSINSKA Anna PAIVA Julio Coördinator GERONDAL Micheline Verslaggever VEREECKEN Léopold EAPN Secretariaat FLEMAL Coralie DAHMEN Sigrid LEE Rebecca LEMMENS Philippe Pers & Media GUEUDET Audrey Tinca STOKOJNIK DAKOUA Raymond McBRIDE Conor RYAN James TONNEAU Nicole
Europees Parlement, Adviseur OCMW Vorst, België EPSU EAPN Ierland Leger des Heil, Frankrijk Welzijnszorg, België Novy Prostor, Tsjechische Republiek Leger des Heil, Frankrijk Die Armutskonferenz, Oostenrijk EAPN Frankrijk Caritas Firenze, Italië Publieke Overheidsdienst Maatschappelijke integratie, België CILAP EAPN Italië Simon Communities, Ierland Dignity International ATD Quart Monde, Polen EAPN Portugal EAPN OCMW, Stad Brussel EAPN EAPN EAPN EAPN EAPN Permanente Vertegenwoordiging Slovenië Fotografie Irish TV Team Irish TV Team UBUNTU Film
4ème de couverture Dankwoord Met de steun van de Europese Commissie en de Belgische regering Georganiseerd door het European Anti-Poverty Network Verslaggever: Léopold VEREECKEN Coördinator: Micheline GERONDAL Fotograaf : Raymond DAKUA ISBN Oorspronkelijke verslagtaal: Frans.
51