Programmastructuur Stedelijke Ontwikkeling Utrecht is een vitale en leefbare stad waar mensen met plezier kunnen wonen en werken.
Doelstelling
Subdoelstelling
Kosten
1 Een optimale verdeling van het
1.1 Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling
3.785
ruimtelijk programma en daaraan
van de stad met daaraan gekoppelde
gekoppelde middelen over de
middelen.
verschillende onderdelen van de stad. 1.2 Ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk
13.765
maken met behoud van de lange termijn zeggenschap van de grond. 2 Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht
2.1 Ruimtelijke kwaliteit van de stad
Vernieuwt: Versterken van de vitaliteit
versterken.
70.995
en leefbaarheid van de stad. 2.2 Verbeteren van huisvesting
807
bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden. 3 Krachtwijken: Duurzame verbetering
3.1 Verbetering van de situatie van en het
van de woon- en leefsituatie in de
perspectief voor bewoners op het gebied
Krachtwijken Kanaleneiland, Overvecht,
van wonen, werken, leren, integreren,
Ondiep en Zuilen-Oost.
veiligheid en gezondheid in de
4.069
Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost. 4 Borgen van de monumentale en
4.1 Zorgdragen voor de instandhouding
cultuurhistorische waarden.
van monumentale en cultuurhistorische
4.327
waarden als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad. 5 De bebouwde omgeving is veilig,
5.1 Veiligheid, leefbaarheid, milieu en
leefbaar en tast de gezondheid niet
gebruik van de bebouwde omgeving
aan.
voldoen aan wet- en regelgeving.
6 Leidsche Rijn: De stad Utrecht wordt
6.1 Leidsche Rijn is een stedelijk gebied
uitgebreid met een stedelijk gebied
waar de huidige en komende generaties
waar de huidige en komende
met plezier kunnen wonen, werken en
generaties met plezier kunnen wonen,
recreëren.
19.267
111.158
werken en recreëren. 7 Stationsgebied: Samen met partners
7.1 Een aantrekkelijk en economisch
het plangebied ontwikkelen tot een
optimaal benut Stationsgebied.
vernieuwd centrumgebied. Bedragen zijn in duizenden euro's.
50.484
2.2 Stedelijke Ontwikkeling Algemene programmadoelstelling Een vitale en leefbare stad waar mensen met plezier kunnen wonen en werken. We willen zorgen voor aantrekkelijke woon- en werkmilieus en een uitnodigende openbare ruimte Het programma Stedelijke Ontwikkeling omvat alle ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken in de stad. De ruimtelijke ontwikkelingen zijn van groot belang om te voorzien in de woningbehoefte en om de vitaliteit van de stad te verbeteren. In onze regio is nog steeds sprake van woningtekort dat zich vertaalt in een fikse verstedelijkingsopgave voor Utrecht. In het collegeprogramma 2010-2014 is dan ook aangegeven dat vanwege de druk op de woningmarkt de inzet op de verruiming van het aanbod door het bouwen van nieuwe woningen onverkort gehandhaafd blijft. Utrecht zal blijven groeien, wil economisch sterk blijven, wil kennis en cultuur een grote rol laten spelen in de stad. Naast het afmaken van de opgave in Leidsche Rijn en de ontwikkeling van Rijnenburg, kiest Utrecht ervoor om de komende jaren het huidige bebouwde gebied optimaal te benutten voor nieuwe woningbouw door herstructurering van vooral naoorlogse wijken en door transformatie van bedrijventerreinen. Het gaat hierbij niet alleen om aantallen, kwaliteit staat voorop. In de ruimtelijke ontwikkelingsprojecten zal de komende jaren extra worden ingezet op duurzaamheid. Het programma Stedelijke Ontwikkeling omvat de ontwikkelingen in het Stationsgebied, in Leidsche Rijn en de ruimtelijke ontwikkelingen in de overige delen van de stad. De opgave voor het Stationsgebied is om samen met de partners het plangebied te ontwikkelen tot een vernieuwd centrumgebied met kantoren, woningen, detailhandel, leisurefuncties, hoogwaardige openbare ruimte en hoogwaardig openbaar vervoer. De eerste fase van de herontwikkeling van het Stationsgebied is nu in uitvoering. De haalbaarheid van fase 2 is thans in onderzoek. Met de bouw van Leidsche Rijn beoogt de gemeente om het woningaanbod uit te breiden met een grote verscheidenheid aan woningen, met inbegrip van infrastructuur, openbare ruimte en voorzieningen. De gemeente beoogt hiermee een betere doorstroming te realiseren van woningzoekenden. Daarnaast wordt met de bouw van Leidsche Rijn het aanbod van kantoor- en bedrijfsruimten uitgebreid. De ruimtelijke ontwikkelingen in de overige delen van de stad zijn erop gericht om het aanbod en de kwaliteit van de woningen te vergroten en passende bedrijvigheid en voorzieningen toe te voegen. Het gaat hierbij om gemeentelijke grondexploitaties, maar ook om projecten van particuliere investeerders. Het Dynamisch Stedelijk Masterplan en de herstructureringsopgave met de woningcorporaties maken hier onderdeel van uit. Ook hier geldt uiteraard dat wij de kans voor woningzoekenden op de woningmarkt willen verbeteren. De gemeente stelt zich ten doel om het ruimtelijk programma optimaal te verdelen over de genoemde verschillende delen van de stad. Voor de hele stad geldt dat wij oog houden voor cultuurhistorische waarden en zorgdragen dat de bebouwde omgeving veilig en leefbaar is en de gezondheid niet aantast. Daarnaast willen wij de kans en de situatie en het perspectief voor bewoners in de Krachtwijken verbeteren. Het programma Stedelijke Ontwikkeling kent sterke relaties met de programma's Bereikbaarheid en Openbare Ruimte en Groen. Relevante omgevingsfactoren De omgeving, waarin de ruimtelijke programma’s zich bevinden, maakt de stuurbaarheid complex. De economische crisis zet de afzetbaarheid en daarmee de productie van woningen onder druk. De leegstand op de Utrechtse kantorenmarkt is de afgelopen jaren gestegen. De uitgifte van nieuw bedrijventerrein is nagenoeg stil komen te liggen en de opgave in Leidsche Rijn op het gebied van kantoorontwikkeling is verder in de tijd gefaseerd. Dit leidt voor het programma Stedelijke Ontwikkeling tot vertraging in projecten. Daarnaast speelt op nationaal en provinciaal niveau
2/31
een belangrijke discussie over de rollen van deze overheden bij de ruimtelijke ontwikkeling. Ook voor Utrecht zal deze verandering van rollen consequenties hebben. Vanwege de crisis verwachten wij ook in 2012 lagere productiecijfers in woningen. Dit geldt voor Leidsche Rijn, maar ook voor andere delen van stad. Lagere productiecijfers in woningen, betekenen voor de gemeente minder legesinkomsten. Daarnaast heeft de gemeente te maken met rijksbezuinigingen die ook opgevangen moeten worden. Het college heeft zich in het collegeprogramma ten doel gesteld om Utrecht financieel gezond te maken. De organisatie is doorgelicht op mogelijkheden om doelmatiger en doeltreffender te werken. Voor het programma Stedelijke Ontwikkeling geldt vooral dat, naast de generieke bezuinigingen op de ambtelijke organisatie, in 2012 de planprocessen in de ruimtelijke ontwikkelingsprojecten doelmatiger ingericht zullen worden om ook hiermee kosten de besparen. Op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening zullen plankosten waar mogelijk in rekening worden gebracht bij de particuliere investeerder, om ook op die manier bij te dragen aan het beperken van de ontwikkelingskosten. Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders:
• Position Paper 'Bestemming Utrecht, Stad van Kennis en Cultuur' • Convenant Utrecht; knooppunt van Kennis en Cultuur • Meerjarenperspectief Grondexploitaties (MPG) • Dynamisch Stedelijk Masterplan (samenvatting) • Stadsontwikkeling in Utrecht 2011-2015 • Woonvisie 2009-2019 • Voortgangsrapportage Krachtwijken • Monitor Krachtwijken • Utrechtse Samenwerkingsafspraken (eind 2011 beschikbaar) • Bestuursrapportage Leidsche Rijn 2011 • Bestuursrapportage Stationsgebied 2011 • Uitvoeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht Vernieuwt
Subdoelstelling 1.1: Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de stad met daaraan gekoppelde middelen Subdoelstelling 1.1 Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de stad met daaraan gekoppelde middelen.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E1.1.1 Inhoudelijke en financiële steun van
P1.1.1 Verkennen en organiseren van het
hogere overheden en investerende partijen
ruimtelijk programma (strategische agenda,
naast eigen investeringen voor de
structuurvisies en lobby).
Utrechtse ruimtelijke doelstellingen. P1.1.2 Up-to-date houden en implementeren van stedelijke kaders op hoofdlijnen. E1.1.2 Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de stad met alle onderdelen in samenhang.
P1.1.3 Opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen ten behoeve van inpassing van ruimtelijke plannen en projecten.
3/31
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 1.1.1 Inhoudelijke en financiële steun van hogere overheden en investerende partijen naast eigen investeringen voor de Utrechtse ruimtelijke doelstellingen. De ontwikkeling van de stad draagt bij aan de vitaliteit van Utrecht en onze positie in de regio, in de Randstad en internationaal. Het programma Stedelijke Ontwikkeling biedt kansen om die vitaliteit te vergroten. Utrecht positioneert zich daarbij als 'Stad van kennis en cultuur'.Dat brengt focus aan in de manier waarop wij de ruimtelijke ontwikkeling van de stad vorm willen geven. De verstedelijkingsopgave is niet alleen een gemeentelijke opgave, maar een opgave waarvoor veel partijen aan de lat staan. Partijen, die allemaal een belang hebben bij de fysieke ontwikkeling van de stad en tegelijkertijd steeds minder middelen ter beschikking hebben om de opgave gestalte te geven. De gemeente kan in dit proces acteren, regisseren of faciliteren. We zoeken naar optimale inhoudelijke en financiële steun van hogere overheden en investerende partijen voor de Utrechtse ruimtelijke doelstellingen, zodat de opgave ook echt een gezamenlijke opgave wordt. Effectdoelstelling 1.1.2 Evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van de stad met alle onderdelen in samenhang. Vóór medio 2013 willen wij het grondgebied van Utrecht voorzien van een bestemmingsplan of beheersverordening jonger dan tien jaar, waardoor er sprake is van een afgewogen verdeling van programma. Eind 2012 willen wij circa 80% van Utrecht hebben voorzien van een actueel bestemmingsplan of een beheersverordening. In de jaren na 2013 zullen bestemmingsplannen en beheersverordeningen niet ouder zijn dan 10 jaar, tenzij de wetgeving op dit onderdeel wijzigt.
Wat gaan we daarvoor doen? We verkennen en organiseren het ruimtelijke programma allereerst van buiten naar binnen. We halen bij alle betrokken partijen wensen op voor de lange en middellange termijn; we signaleren en analyseren veranderingen in onze omgeving en vertalen die naar gemeentelijk beleid en programma. We stemmen wensen vanuit verschillende sectoren op elkaar af en zorgen voor een integrale lobby richting bijvoorbeeld Rijk en provincie voor de Utrechtse zaak. Prestatiedoelstelling 1.1.1 Verkennen en organiseren van het ruimtelijk programma (strategische agenda, structuurvisies en lobby). Het organiseren van het ruimtelijk programma betreft een continu werkproces waarin we continu inspelen op kansen die zich voordoen, bedreigingen pareren en op zoek zijn naar bondgenoten voor de Utrechtse opgave. De mate waarin we hierin slagen kan worden geduid met de relatieve positie van Utrecht als aantrekkelijke stad in Nederland. In 2012 borgen we onder andere de Utrechtse ruimtelijke opgave optimaal in de Provinciale structuurvisie, komen we met een Strategische Agenda voor ruimtelijke ontwikkeling en organiseren we een gerichte Utrechtse lobby in Den Haag en Europa. We dragen bij aan het debat over de bestuurlijke organisatie van Nederland en formuleren het Utrechtse belang. Prestatiedoelstelling 1.1.2 Up-to-date houden en implementeren van stedelijke kaders op hoofdlijnen om van beleidsgericht naar gebiedsgericht te komen. In 2012 zullen wij een bijdrage leveren aan het vervolg van het Dynamisch Stedelijk Masterplan en van het Ambitiedocument 'Aantrekkelijk en bereikbaar' om stedelijke kaders naar gebieden en projecten te vertalen. Daarnaast zullen wij goede ruimtelijke condities scheppen voor projecten en gebieden door input te leveren op de structuurvisies van de provincie en van het Rijk.
4/31
Prestatiedoelstelling 1.1.3 Opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen ten behoeve van inpassing van ruimtelijke plannen en projecten. Actualisering bestemmingsplannen Medio 2013 moet vrijwel het gehele grondgebied van Utrecht voorzien zijn van actuele plannen en beheersverordeningen. De sanctie voor het niet tijdig herzien is dat er geen leges geheven mogen worden in gebieden waar oudere plannen gelden. 2012 wordt een belangrijk jaar voor de afronding van de opgave. Er wordt een aantal grote bestemmingsplannen vastgesteld; Lage Weide, Cartesiusweg en omgeving, Overvecht-Noordelijke stadsrand, Parkwijk-Langerak, Rijnsweerd –Maarschalkerweerd-Mereveld, Haarzuilens, Terwijde en Papendorp. Daarnaast worden voor de actualiseringsgebieden waar planvorming nu nog niet is gestart, beheersverordeningen opgesteld. Een beheersverordening is een beheerregeling die hoofdzakelijk de huidige ruimtelijke en functionele structuur van gebieden vastlegt. Ontwikkelingen kunnen niet worden meegenomen. Het maken van beheersverordeningen is fors goedkoper dan het maken van bestemmingsplannen en de proceduretijd is aanzienlijk korter. In 2012 zullen beheersverordeningen worden gemaakt voor de Staatsliedenbuurt-Griftpark- Pijlsweerd-Lauwerecht-Gruttersdijk, Dichterswijk-Kanaleneiland-Transwijk, Zuilen, Voordorp- Voorveldse polder en Wilhelminapark-Buiten Wittevrouwen. Binnen deze gebieden liggen wel een aantal ontwikkellocaties, hiervoor zullen (ontwikkel)bestemmingsplannen worden opgesteld. Ontwikkelbestemmingsplannen De stad is voortdurend in ontwikkeling. Deze ontwikkelingen worden geïnitieerd door de gemeente zelf, maar ook door projectontwikkelaars en particulieren. Vaak passen dergelijke ontwikkelingen niet in eerder vastgestelde planologische kaders. In dat geval dienen de gewenste ontwikkelingen gefaciliteerd te worden met behulp van ontwikkelbestemmingsplannen. Jaarlijks wordt er aan circa 60 ontwikkelbestemmingsplannen gewerkt en de verwachting is dat dit de komende jaren, dus ook in 2012, ook zo zal blijven. Voor 2012 zullen in ieder geval plannen worden gemaakt voor Leidsche Rijn (woningbouw Haarrijn, Leidsche Rijn Centrum Kern en Zuid). Ook zullen de plannen voor het stationsgebied nog blijven doorlopen en zullen er bestemmingsplannen moeten worden gemaakt voor particuliere initiatiefnemers (inclusief woningcorporaties) op basis van de SPvE's waar nu aan gewerkt wordt. De kosten voor de ontwikkelplannen worden veelal verhaald op de initiatiefnemers. Indicatoren subdoelstelling 1.1 Indicator
Bron
Nulmeting
Realisatie
Realisatie
Doelstelling
Doelstelling
2009
2010
2012
2015
2
2
2
2
-
-
80%
100%
Effectindicatoren: Positie op de E1.1.1
woonaantrekkelijkheids-
Atlas Nederlandse
index
gemeenten
2 (2008)
Gemeente Utrecht
-
Prestatie-indicatoren: Aandeel bestemmingsplannen P1.1.3
jonger dan tien jaar
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
ruimtelijk programma
5.644
1.441
1.728
3.249
1.598
-1.018
P1.1.2 Stedelijke kaders
4.425
5.270
515
515
515
2.715
P1.1.3 Bestemmingsplannen
1.973
1.577
1.542
1.542
1.542
1.542
12.042
8.288
3.785
5.306
3.655
3.239
Lasten P1.1.1 Verkennen en organiseren van het
Totaal lasten
5/31
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
407
Baten P1.1.1 Verkennen en organiseren van het ruimtelijk programma.
105
0
407
407
407
1.300
0
0
0
0
0
-2
250
250
250
250
250
1.403
250
657
657
657
657
10.640
8.038
3.128
4.649
2.998
2.582
Toevoeging reserves
1.498
0
0
0
0
0
Onttrekking reserves
0
0
0
0
0
0
12.138
8.038
3.128
4.649
2.998
2.582
P1.1.2 Stedelijke kaders P1.1.3 Bestemmingsplannen Totaal baten Saldo lasten en baten Mutaties reserves
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s. Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 1.1.1: Verkennen en organiseren van het ruimtelijk programma Deze prestatiedoelstelling bevat lasten en baten die betrekking hebben op het verkennen en organiseren van het ruimtelijk programma en de bedrijfsmiddelen van de dienst StadsOntwikkeling. Als gevolg van efficiencymaatregelen verlagen wij de beschikbare middelen voor het verkennen en organiseren van het ruimtelijk programma vanaf 2012 met 0,130 miljoen euro. De overige mutaties vinden op de bedrijfsmiddelen van de Dienst StadsOntwikkeling plaats en bestaan ondermeer uit:
• Een uit efficiencymaatregelen gevormd budget van 2,25 miljoen euro, wat ingezet gaat worden voor de invulling van maatregelen die voortvloeien uit de doorlichtingen. • Het budget voor vastgoedinformatie van 0,798 miljoen euro dat overgeheveld gaat worden naar de Dienst Ondersteuning. • Overheadkosten die geen deel uitmaken van de uurtarieven van medewerkers (0,723 miljoen euro). • De incidentele opbrengst van 2,265 miljoen euro op de WOM Lombok, die onderdeel uitmaakt van ons collegeprogramma. • Het opnemen van het doelmatigheidsvoordeel van de optimalisatie op de ruimtelijke keten (1,49 miljoen euro).
In 2013 en de volgende jaren nemen de lasten toe, omdat de incidentele opbrengst op de WOM Lombok dan in de
raming vervalt. Een verdere toename van de doelmatigheidsvoordelen in de ruimtelijke keten zorgt voor een daling van de lasten in 2013 met 0,5 miljoen euro en in 2014 met 0,748 miljoen euro. De verdere daling in de lasten vanaf 2014 wordt veroorzaakt door de ingebruikname van het Stadskantoor (uitname van dienstbudgetten). Bij de baten zijn vanaf 2012 de opbrengsten van vastgoedinformatie opgenomen (0,407 miljoen euro). Deze zullen worden overgeheveld naar de dienst Ondersteuning. Prestatiedoelstelling 1.1.2: Stedelijke kaders De begroting 2012 van deze prestatiedoelstelling is ten opzichte van voorgaande jaren verlaagd met 4,967 miljoen euro wegens overheveling van onderdelen naar het programma Openbare Ruimte en Groen. De overheveling betreft de middelen voor wijkgroen (2,533 miljoen euro), het groenstructuurplan (1,2 miljoen euro) en groen en recreatie om de stad (1,234 miljoen euro). Abusievelijk is genoemde overheveling onvolledig verwerkt in 2015. Via de technische wijziging zal alsnog structurele overheveling plaatsvinden van 1 miljoen euro voor wijkgroen en 1,2 miljoen euro voor het groenstructuurplan. 6/31
Subdoelstelling 1.2: Ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken met behoud van de lange termijn zeggenschap over de grond Subdoelstelling 1.2. Ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken met behoud van de lange termijn zeggenschap van de grond.
Wat willen we bereiken? E 1.2.1 Economische meerwaarde die ontstaat door bestemmingswijziging of verruiming inzetten voor gemeentelijke investeringen.
Wat gaan we daarvoor doen? P 1.2.1 Op verzoek en indien passend in ruimtelijke doelstellingen toepassen van conversies en bestemmingswijzigingen. P 1.2.2 Uitgeven van gemeentelijk bezit. P. 1.2.3 Ontvangen van de erfpachtscanons, administratieve behandelingen en handhaven van bepalingen van de erfpachtscontracten.
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 1.2.1 Economische meerwaarde die ontstaat door bestemmingswijziging of verruiming inzetten voor gemeentelijke investeringen. De gemeente geeft in principe haar gronden uit in erfpacht, dat wil zeggen dat het volledig gebruik van een onroerend goed, tegen een vergoeding aan de erfpachter ten goede komt. Door een wijziging van het gebruik of de bestemming van de grond, bijvoorbeeld door sloop, of uitbreiding van gebouwen en nieuwbouw, kan een waardestijging van de grond ontstaan. Deze waardestijging, de zogenaamde meerwaarde, dient op basis van de erfpachtovereenkomst aan de gemeente, de erfverpachter, afgedragen te worden. Deze wijze van benadering van het erfpacht, namelijk het in rekening brengen van de meerwaarde bij herontwikkeling c.q. bestemmingswijziging, maakt dat de erfpacht onderdeel is van het grondbeleid van de gemeente.
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 1.2.1 Op verzoek en indien passend in ruimtelijke doelstellingen toepassen van conversies en bestemmingswijzigingen. Steeds meer jaarlijks te betalen vergoedingen (canon) zijn al omgezet in eeuwigdurende afkoop, waardoor de conversieopbrengsten zich in de toekomst vooral zullen beperken tot de afdracht van waardestijging bij bestemmingswijziging of herontwikkeling van de grond. Prestatiedoelstelling 1.2.2: Uitgeven van gemeentelijk bezit. Wij hebben als doelstelling om in de jaren 2011 tot en met 2015 vastgoed te verkopen met een netto resultaat van totaal 20 miljoen euro. Dit betekent voor 2012 een resultaat van 4 miljoen euro. Het gaat hier vooral om verkoop van panden.
7/31
Prestatiedoelstelling 1.2.3: Ontvangen van de erfpachtcanons, administratieve behandelingen en handhaven van bepalingen van de erfpachtcontracten. Percelen worden in Utrecht uitgegeven in erfpacht. Daarbij hoort een erfpachtcontract. Het beheer van deze contracten en het uitvoeren van de contracten is onderdeel van deze prestatiedoelstelling. Het uitvoeren bestaat uit het administratief verwerken van de erfpachtvoorwaarden, het innen van de erfpachtcanons en het handhaven van de erfpachtvoorwaarden. De erfpachtcontracten worden administratief in SAP Real Estate vastgelegd. Van daaruit geschiedt ook de facturering. Het handhaven is noodzakelijk om nu en in de toekomst erfpachtvoorwaarden te kunnen opstellen en daarmee ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Indicatoren subdoelstelling 1.2 Realisatie Indicator
Bron
Nulmeting
Gemeente
Gemeente
Realisatie Doelstelling Doelstelling
2009
2010
n.v.t.
-
-
n.v.t..
-
-
2012
2015
Effectindicatoren: Ontvangen meerwaardeafdracht (uit erfpachtconversie en E1.2.1
bestemmingswijziging)
2,4 miljoen euro
n.t.b.
4 miljoen
4 miljoen
euro
euro
Prestatie-indicatoren: Netto jaarlijkse opbrengst uitgifte gemeentelijk bezit (in P1.2.2
periode 2011-2015)
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
14.724
427
6.906
6.906
6.906
6.906
286
620
620
620
620
620
6.856
6.424
6.239
6.239
6.239
6.239
21.865
7.471
13.765
13.765
13.765
13.765
23.601
3.501
9.376
9.376
9.376
9.376
964
620
620
620
620
620
P1.2.3 Erfpachtcontracten en -beheer
11.028
10.667
10.525
10.525
10.525
10.525
Totaal baten
35.592
14.788
20.521
20.521
20.521
20.521
-13.726
-7.317
-6.756
-6.756
-6.756
-6.756
Lasten P1.2.1 Conversies en bestemmingswijzigingen erfpacht P1.2.2 Uitgeven van gemeentelijk bezit P1.2.3 Erfpachtcontracten en -beheer Totaal lasten Baten P1.2.1 Conversies en bestemmingswijzigingen erfpacht P1.2.2 Uitgeven van gemeentelijk bezit
Saldo lasten en baten Mutaties reserves Toevoeging reserves
0
0
0
0
0
0
Onttrekking reserves
0
0
0
0
0
0
-13.726
-7.317
-6.756
-6.756
-6.756
-6.756
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s.
8/31
Financiële toelichting Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 1.2.1: Conversies en bestemmingswijzingen erfpacht Met ingang van 2012 zijn de lasten en de baten verhoogd met 6,5 miljoen euro. Hiermee brengen wij de begroting meer in lijn met de werkelijkheid. Deze verhoging betreft de boekwaarden van de erfpachtpercelen. Deze boekwaarden maken deel uit van de afkoopsom bij conversies en bestemmingswijzigingen. Het opgenomen bedrag is een jaargemiddelde. Met de Voorjaarsnota 2011 hebben wij besloten de begrote opbrengst op erfpachtconversies structureel met 0,625 miljoen euro te verlagen, als gevolg van een verwachte terugloop van het aantal omzettingen in eeuwigdurende afkoop.
Subdoelstelling 2.1: Ruimtelijke kwaliteit van de stad versterken Subdoelstelling 2.1 Ruimtelijke kwaliteit van de stad versterken.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E 2.1.1. Vergroten van het aanbod en
P 2.1.1 Initiëren, begeleiden en stimuleren van
kwaliteit van woningen en het toevoegen
de uitvoering van ruimtelijke plannen met
van passende bedrijvigheid en
betrekking tot wonen, werken en stedelijke
voorzieningen.
functies.
E 2.1.2 Kwalitatief goede openbare ruimte (vooral bij herontwikkelingslocaties).
P 2.1.2 Opstellen van visies en gemeentelijke randvoorwaarden voor bouwplannen en inrichting openbare ruimte op basis van een voor de locatie passende ambitie en in het verlengde van de wens van de eindgebruiker. P 2.1.3 Verkopen of in erfpacht uitgeven van (bouwrijpe) gronden ten behoeve van wonen en werken in de bestaande stad. P 2.1.4 Herinrichting openbare ruimte en aanleg van hoofdinfrastructuur bij herstructureringslocaties.
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 2.1.1 Vergroten van het aanbod en kwaliteit van woningen en het toevoegen van passende bedrijvigheid en voorzieningen. De stad Utrecht is voortdurend in ontwikkeling. De opgave in de stad is complex. Gebouwen en gebieden verouderen. Wensen ten aanzien van de gebouwde omgeving veranderen. Diverse partijen investeren op grote schaal in de stad. Het volume aan investeringen in de bouwplannen bedraagt jaarlijks tussen de half en één miljard euro. 9/31
Door intensief in en om de stad te bouwen:
• wordt in de ruimtebehoefte voorzien van woningzoekenden, instellingen en bedrijven; • blijft de stad vitaal en bij de tijd (verpaupering voorkomen); • wordt het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer vergroot; • wordt het landschap ontzien. De omgeving, waarin de ruimtelijke programma’s zich bevinden, maakt de stuurbaarheid complex. De economische crisis zet de afzetbaarheid en daarmee de productie van vastgoed onder druk en dit leidt tot vertraging in projecten. In het collegeprogramma is als doelstelling opgenomen dat er 11.000 woningen gebouwd worden in de periode 2010 – 2014. Hiervan staan 4.400 woningen gepland in het Programma Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht Vernieuwt. De invloed van de woningbouwcrisis zal zich voor wat betreft de cijfers zeker doen gelden. Alle zeilen zullen moeten worden bijgezet om de gestelde doelen in 2012 te kunnen realiseren. Effectdoelstelling 2.1.2 Kwalitatief goede openbare ruimte (vooral bij herontwikkelingslocaties). In de Utrechtse Samenwerkingsafspraken met de woningcorporaties is afgesproken dat de gemeente verantwoordelijk is voor de aanleg van de hoofdinfrastructuur bij de integrale herontwikkelingslocaties. Het gaat hier om voorzieningen die qua belang de woonstraat ver te boven gaan en die in combinatie met sloop en nieuwbouw van de woningen worden aangelegd. Het kan hier gaan om ondergrondse infrastructuur in de vorm van kabels en leidingen, maar het gaat zeker ook om aanleg van groen, water en wegen. Daarnaast investeert de Gemeente Utrecht waar nodig in locaties die onderdeel uit maken van het Dynamisch Stedelijk Masterplan. Om kansen te benutten (en de bedreigingen tegen te gaan) hebben wij voor de transformatiezones in 2011 het Dynamisch Stedelijk Masterplan (DSM) opgesteld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de Merwedekanaalzone, Cartesiusdriehoek, Bedrijventerrein Tweede Daalsedijk en dergelijke. Op hoofdlijn geeft het DSM de richting en het tempo aan van de herontwikkeling van de transformatiezones in de stad en geeft het zicht op het toekomstige ontwikkelprogramma. De integrale bouwopgave op binnenstedelijke transformatielocaties bedraagt 6.000 tot 10.000 woningen in de periode 2011-2030. De bouwperiode beslaat dus bijna 20 jaar. Door bewoners, ontwikkelaars en andere betrokkenen actief te betrekken bij het proces en dit jaarlijks bij te stellen op ontwikkelingen en omstandigheden, ontstaat er dynamiek. Binnenstedelijk bouwen is echter niet goedkoop. Jarenlang heeft het Rijk fors bijgedragen in de onrendabele investeringen, maar na afloop van ISV3 in 2015 is er, uitgaande van het huidige kabinetsbeleid, geen rijksgeld meer beschikbaar. Ook ontwikkelaars kost het steeds meer moeite om grote ontwikkelingen te financieren en voor kopers wordt het steeds moeilijker een hypotheek te krijgen. Dit betekent dat de onrendabele investering steeds minder makkelijk beschikbaar komt, terwijl deze, nog meer dan voorheen, nodig is om als vliegwiel voor de ontwikkeling te dienen. Deze onrendabele investering schatten we in op 10.000 tot 25.000 euro per te ontwikkelen woning.
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 2.1.1 Initiëren, begeleiden en stimuleren van de uitvoering van ruimtelijke plannen met betrekking tot wonen, werken en stedelijke functies. Bij het realiseren van complexe bouwplannen en gebiedsontwikkelingen is de gemeente meestal niet zelf de investeerder. Er bestaat een grote afhankelijkheid van de investeringsbereidheid van marktpartijen en woningcorporaties. Binnenstedelijk ontwikkelen is inhoudelijk complex. Milieurandvoorwaarden (lucht, geluid en bodem), de noodzaak tot extra investeren in kwaliteit (zoals in openbare ruimte, groen en gebouwd parkeren), het belang van een intensief participatietraject en het te behalen financieel rendement zijn bepalende variabelen voor de haalbaarheid en de voortgang van de projecten. Gemeente is initiatiefnemer bij de gemeentelijke grondexploitaties en begeleidt en stimuleert de plannen van woningcorporaties en particuliere grondeigenaren. Uitvoeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht Vernieuwt In het uitvoeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht Vernieuwt zijn in 2011 circa 90 complexe bouwprojecten uit het Programma Stedelijke Ontwikkeling (Particuliere bouwinitiatieven en Grondexploitaties) en circa 60 projecten uit het Programma Utrecht Vernieuwt (de gebiedsplannen / de herstructureringsopgave van de 10/31
woningcorporaties) opgenomen. In elke wijk is een gebiedsmanager actief. Zij begeleiden de initiatiefnemers naar uitvoering. Met gebiedsmanagement organiseren wij korte communicatielijnen tussen initiatiefnemers, bewoners en belanghebbenden en ons bestuur. Voorbeelden van particuliere projecten waaraan in 2012 verder gewerkt gaat worden zijn het Prozee-terrein in Hoograven, het Zijdebalenterrein en Oudenoord 275 in Pijlsweerd. Maar ook voor de leegkomende ziekenhuisterreinen Antonius Oudenrijn en Overvecht komen er weer nieuwe uitdagingen op ons af. Grondexploitaties zijn bijvoorbeeld de verdere herontwikkeling van het Veemarktterrein in Voordorp en de afronding van Dichterswijk-West. Voorbeelden van Utrecht Vernieuwt projecten, waaraan in 2012 wordt gewerkt zijn de herstructurering van Ondiep en de gebiedsplannen Spoorzone Overvecht, De Gagel Overvecht, Kanaleneiland Centrum en Kanaleneiland Noord en Zuid. Ook de transformatieprojecten uit het Dynamisch Stedelijk Masterplan maken onderdeel uit van het uitvoeringsprogramma als de projecten in ontwikkeling komen. Zo wordt er in 2012 bijvoorbeeld gewerkt aan de Merwedekanaalzone en de Tweede Daalsedijk. Naast de woningbouw wordt gewerkt aan de bouw van maatschappelijke voorzieningen (zoals Rietveldcollege, Moskee Kop van Lombok, Zwembad Kromme Rijn), het ontwikkelen van commerciële voorzieningen (IKEA, Winkelcentrum De Gaard, hotelontwikkeling Two Star Lodge) en zal er ook binnen dit programma worden gewerkt aan de openbare ruimte (Amsterdam-Rijnkanaalpark, Springertuin en dergelijke). In 2012 zal het programma worden geactualiseerd en – zo nodig – zal er verder geprioriteerd gaan worden. Het Programma Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht Vernieuwt 2012 – 2016 met een volledig overzicht van projecten en initiatieven zal begin 2012 aan de gemeenteraad worden aangeboden. Prestatiedoelstelling 2.1.2 Opstellen van visies en gemeentelijke randvoorwaarden voor bouwplannen en inrichting openbare ruimte op basis van een voor de locatie passende ambitie en in het verlengde van de wens van de eindgebruiker. Voor iedere bouwplan ontwikkeling die niet past in het bestemmingsplan stelt de gemeente volgens het Utrechts PlanProces integrale randvoorwaarden op die toegespitst zijn op de specifieke locatie en de doelgroep. Deze randvoorwaarden worden bij uitgebreide projecten vervat in een Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE). Bij kleinere ontwikkelingen van particuliere initiatiefnemers wordt doorgaans een Bouwenveloppe opgesteld. Het gaat dan meestal om één complex dat (her)ontwikkeld wordt waarbij de belangrijkste randvoorwaarden aan de initiatiefnemer worden meegegeven. Een SPvE wordt vastgesteld door de gemeenteraad, een bouwenveloppe wordt vastgesteld door het college van B en W. In 2012 worden SPvE's/Bouwenveloppen vastgesteld voor onder andere Rotsoord, Oudegeinlaan (beide in Zuid), het Startblok, Kanaleneiland Noord (beide in Zuidwest), Multifunctionele Accommodatie Ibisdreef, scholen Teun de Jager/Winterboei (Overvecht) en Centrumplan Vleuten. Prestatiedoelstelling 2.1.3 Verkopen of in erfpacht uitgeven van (bouwrijpe) gronden ten behoeve van wonen en werken in de bestaande stad. Om gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in gang te zetten verwerven we terreinen, plaatsen we bedrijven uit, wordt voor vrijkomende gemeentelijke panden een andere bestemming gezocht en geven we opdracht om terreinen bouwrijp te maken. In 2012 wordt bouwrijpe grond voor een groot aantal woningen opgeleverd. Belangrijke gebiedsontwikkelingen welke zorgdragen voor deze productie zijn Hart van Hoograven Zuidzijde, Cereol, Centrumgebied Kanaleneiland en Heukelomlob. De individuele projecten vormen onderdeel van het Programma Stedelijke Ontwikkeling en Utrecht Vernieuwt. Over het financiële verloop van de grondexploitaties wordt de gemeenteraad geïnformeerd in het jaarlijkse Meerjarenperspectief Grondexploitaties (MPG). Prestatiedoelstelling 2.1.4 Herinrichting openbare ruimte en aanleg van hoofdinfrastructuur bij herstructureringslocaties. In 2012 zal onder andere in de omgeving van de Maria van Hongarijedreef en Kanaleneiland Centrum hoofdinfrastructuur (openbare ruimte) worden gerealiseerd in het kader van de afspraken met de woningcorporaties. Dit wordt vooral gefinancierd uit ISV-middelen. 11/31
Voor 2012 zullen in het kader van het Dynamisch Stedelijk Masterplan (DSM) investeringen worden gedaan bij de projecten die dan in ontwikkeling komen. Het zal dan vooral gaan om de (onrendabele) investeringen die noodzakelijk zijn voor de strategische verwerving van enkele locaties. De rapportage over de inzet van de ISV-middelen en de inzet van de DSM-middelen zal zoveel mogelijk geïntegreerd met het MeerjarenPerspectief Grondexploitaties plaatsvinden. Indicatoren subdoelstelling 2.1 Realisatie Indicator
Realisatie Doelstelling Doelstelling
Bron
Nulmeting
2009
2010
2012
2015
CBS
n.v.t.
1700
500
900
n.t.b.
n.v.t.
100
100
100
100
Effectindicatoren: Bruto toegevoegde woningen in bestaand E2.1.1
stedelijk gebied
Prestatie-indicatoren: Aantal lopende P2.1.1
projecten binnen
Uitvoerings-
Stedelijke Ontwikkeling
programma
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
5.758
2.076
4.067
4.067
4.067
4.067
Lasten P2.1.1 Gebiedsmanagement P2.1.2 Visies en randvoorwaarden ruimtelijke bouwplannen
11.613
4.275
3.812
3.812
3.812
3.812
P2.1.3 Grondexploitaties
26.612
46.319
45.056
45.056
45.056
45.056
infrastructuur
8.626
13.922
18.060
15.060
15.060
13.060
Totaal lasten
52.608
66.592
70.995
67.995
67.995
65.995
1.502
14
95
95
95
95
P2.1.4 Herinrichting ruimte;
Baten P2.1.1 Gebiedsmanagement P2.1.2 Visies en randvoorwaarden ruimtelijke bouwplannen
4.621
20
20
20
20
20
P2.1.3 Grondexploitaties
28.758
45.976
45.976
45.976
45.976
45.976
infrastructuur
8.626
13.043
6.484
6.243
6.869
13.043
Totaal baten
43.507
59.053
52.575
52.334
52.960
59.134
9.101
7.540
18.420
15.661
15.035
6.861
P2.1.4 Herinrichting ruimte;
Saldo lasten en baten Mutaties reserves Toevoeging reserves
735
0
0
0
0
0
Onttrekking reserves
17.746
6.103
4.066
4.066
4.066
4.066
-7.910
1.437
14.354
11.595
10.969
2.795
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s.
12/31
Financiële toelichting Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 2.1.1: Gebiedsmanagement De lasten stijgen in 2012 met 1,991 miljoen euro ten opzichte van 2011. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door overheveling van middelen voor de organisatiekosten van gebiedsmanagement en de plankosten voor gebiedsontwikkelingen. De overheveling is afkomstig van prestatiedoelstelling 2.1.4, waarin middelen voor stedelijke vernieuwing (ISV) zijn ondergebracht. Prestatiedoelstelling 2.1.2: Visies en randvoorwaarden ruimtelijke bouwplannen Een bijdrage van 0,162 miljoen euro ten behoeve van recreatieschappen is vanuit deze prestatiedoelstelling overgeheveld naar het programma Openbare Ruimte en Groen. Wegens efficiëncymaatregelen kunnen wij de uitgaven verder terugbrengen met 0,2 miljoen euro. Prestatiedoelstelling 2.1.3: Grondexploitaties Op deze prestatiedoelstelling ramen wij meerjarig de lasten en baten van de lopende grondexploitaties. Met de Voorjaarsnota 2011 heeft u de geactualiseerde prognoses in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) vastgesteld. Prestatiedoelstelling 2.1.4: Herinrichting ruimte; infrastructuur Met de Voorjaarsnota 2011 hebben wij besloten 9 miljoen euro extra in te zetten voor investeringen in de binnenstedelijke woningbouw (2012: 5 miljoen euro, 2013: 2 miljoen euro en 2014: 2 miljoen euro). Verder is met ingang van 2012 de raming met 1,052 miljoen euro verhoogd als gevolg van een BTW-correctie en is een bedrag van 2 miljoen euro overgeheveld naar prestatiedoelstelling 2.1.1. Het betreft middelen voor organisatiekosten van gebiedsmanagement en plankosten voor gebiedsontwikkeling. De ISV-subsidie wordt met ingang van 2012 uitgekeerd via het Gemeentefonds, maar staat in 2012 tot en met 2015 abusievelijk nog op deze prestatiedoelstelling opgenomen. Wij zullen u daarom bij de technische wijziging in 2012 voorstellen de lasten en de baten te verlagen met 6,484 miljoen euro in 2012, 6,243 miljoen euro in 2013 en 6,869 miljoen euro in 2014. In 2015 loopt de ISV-bijdrage af. Wij zullen u daarom bij technische wijziging in 2012 voorstellen de lasten en baten in 2015 te verlagen met 13,043 miljoen euro. Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves Wij stellen voor conform de meerjarenprognose grondexploitaties (MPG) 4,066 miljoen euro te onttrekken aan de programmareserve Stedelijke Ontwikkeling (onderdeel reserve grondexploitatie). Dit bedrag wordt ingezet voor bestemmingsplannen (0,295 miljoen euro), gebiedsmanagement en plankosten (0,457 miljoen euro), investeringen in mobiliteit (1,361 miljoen euro), promotie en acquisitie (0,08 miljoen euro) en als bijdrage aan de algemene middelen (1,873 miljoen euro). De verlaging van de onttrekkingen met ingang van 2012 met 2,037 miljoen euro wordt veroorzaakt door het vervallen van bijdragen voor potentiële woningbouwlocaties (2,27 miljoen euro) en anderzijds een toename van de bijdrage aan de algemene middelen met 0,233 miljoen euro waarvan het grootste deel bestaat uit de voormalige reservering voor het holle kiezen fonds (0,2 miljoen euro).
13/31
Subdoelstelling 2.2: Verbeteren van huisvesting bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden Subdoelstelling 2.2. Verbeteren van huisvesting bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E 2.2.1. Verbeteren van huisvesting
P2.2.1 Stimuleren van huisvesting voor
bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden.
bijzondere doelgroepen en uitvoering van regionale en lokale afspraken voor onder andere woonruimteverdeling.
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 2.2.1 Verbeteren van huisvesting bijzondere doelgroepen en vergroten kansen op de woningmarkt voor woningzoekenden. Aan de hand van de Woonvisie 2009-2019 zetten wij ons in voor een hoge productie en voor een betere verdeling van de vrijkomende woningen over de verschillende doelgroepen om zo de kansen op de woningmarkt te vergroten. De groep middeninkomens krijgt daarbij extra aandacht omdat door recente regelgeving deze groep hun woningmarktpositie heeft zien verslechteren. De bedoeling is om met doorstroming te zorgen voor verbeterde toegankelijkheid van vooral de sociale huurwoningmarkt. Het uitvoeringsprogramma van de Woonvisie geeft ons instrumenten om de ontwikkeling van de huur- en koopwoningmarkt te stimuleren. Door middel van het stimuleren van transformatie van kantoren naar eenheden worden huisvestingmogelijkheden voor onder andere studenten vergroot. . Binnen de huisvesting van bijzondere doelgroepen gaat de komende jaren extra aandacht uit naar huisvesting van (dreigend) daklozen. Het actieplan Wonen en Woonvoorzieningen OGGZ 2010-2014, BinnenPlaats2, vormt een richtinggevend kader voor de inzet van gemeente en betrokken partijen hierop.
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 2.2.1 Stimuleren van huisvesting voor bijzondere doelgroepen en uitvoering van regionale en lokale afspraken voor onder andere woonruimteverdeling. Bijzondere doelgroepen zijn ouderen, gehandicapten, starters, studenten en mensen in maatschappelijke opvang, vaak in combinatie met zorg en welzijn.
• Wij continueren de gemeentelijke starterslening. • Wij zorgen voor toepassing van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen. • Wij zorgen voor huisvesting van de statushouders. • Wij dragen zorg voor de afspraken rond woonruimteverdeling en voor de contracten rond woningtoewijzing. Er wordt gewerkt aan nieuwe contracten Woningnet per 1-1-2012. • Wij zien in regionaal verband toe op de afspraken rond de sociale woningbouw en doelgroepen. • Wij maken afspraken over de (nieuw)bouwopgave levensloopbestendige- en rolstoelwoningen. • Wij stellen het Huurteam Utrecht in en presenteren jaarlijks de resultaten. • Wij zetten in op transformatie van structureel leegstaande kantoren. • Voor studenten zetten wij in op uitbreiding van de bestaande voorraad. • Wij zetten in op vinden van locaties voor de laatste grootschalige voorzieningen voor de OGGz doelgroep. • Ten behoeve van voldoende zelfstandige woningen voor (dreigend) daklozen maken wij afspraken met corporaties over het aandeel van de vrijgekomen woningen dat zij voor deze doelgroep beschikbaar stellen. Wij • zoeken daarnaast naar extra woningen voor (dreigend) daklozen voor 2012 en verder. 14/31
Het uitvoeren van de woonvisie samen met externe partners met zorgvuldige participatie in de herstructurering en betere benutting van de woningvoorraad.
• Wij onderhouden onze contacten en maken indien nodig afspraken met particuliere verhuurders,
woningcorporaties en andere (markt)partijen. Met de woningcorporaties is in 2011 overeenstemming bereikt over nieuwe afspraken. Deze zullen in 2012 worden uitgevoerd.
• Wij geven bewoners door middel van het (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) gelegenheid te
participeren in de woningbouwproductie. De Veemarkt is pilot voor PO en CPO. Anders dan bij de lopende projecten PO in Leidsche Rijn wordt hier schouder-aan-schouder gebouwd. Er wordt nu concreet gezocht naar een beperkt aantal extra locaties voor PO/CPO (vooral stedelijk woonmilieu).
Indicatoren subdoelstelling 2.2 Realisatie Indicator
Bron
Nulmeting
2009
Realisatie Doelstelling Doelstelling 2010
2012
2015
Effectindicatoren: E2.2.1
Wachttijd huurwoning
Bestuursinformatie
aanbodsysteem (in jaren)
Gemeente Utrecht
n.v.t.
7.25
7.5
n.v.t.
-
192
200
200
(2012)
-
-
100%
100%
n.v.t.
270
-
1250
Het aantal gerealiseerde eenheden door middel E2.2.1
van transformatie van
Afdeling wonen,
kantoren
Gemeente Utrecht
Prestatie-indicatoren: P2.2.1 P2.2.1
Monitor Utrechtse
Afdeling wonen
Samenwerkings-afspraken
Gemeente Utrecht
Aantal certificaten Politie
Afdeling wonen
Keurmerk Veilig Wonen
Gemeente Utrecht
1
Aantal verstrekte
Afdeling wonen
P2.2.1
startersleningen
Gemeente Utrecht
n.v.t.
165
-
250
P2.2.1
Huurteam Utrecht
n.t.b.
n.t.b.
-
-
n.t.b.
n.t.b.
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
doelgroepen
798
949
807
807
807
807
Totaal lasten
798
949
807
807
807
807
doelgroepen
5
0
0
0
0
0
Totaal baten
5
0
0
0
0
0
793
949
807
807
807
807
Lasten P2.2.1 Huisvesting bijzondere
Baten P2.2.1 Huisvesting bijzondere
Saldo lasten en baten Mutaties reserves Toevoeging reserves
0
0
0
0
0
0
Onttrekking reserves
0
0
0
0
0
0
Er wordt een voorstel gedaan om de subsidieregeling in dezelfde omvang voort te zetten, zodat het begrote aantal certificaten gehaald kan worden. 1
15/31
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
793
949
807
807
807
807
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s. Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 2.2.1: Huisvesting bijzondere doelgroepen In 2012 zijn de begrote lasten met 0,142 miljoen euro verlaagd. Dit komt door een lagere bijdrage aan Woningnet van 0,1 miljoen euro en 0,042 miljoen euro door een efficiëntere bedrijfsvoering. Op 30 juni 2011 heeft uw gemeenteraad bij amendement 2011/A32 'Huisjesmelkers blijven aanpakken' besloten de inzet van het huurteam structureel te maken. Wij hebben voor deze aanpak 0,25 miljoen euro structureel opgenomen in het financiële beeld. Bij de GG&GD is een stimuleringsbudget beschikbaar van 1,162 miljoen euro voor creatieve oplossingen om extra zelfstandige woningen voor (dreigend) daklozen uit de OGGZ-doelgroep te realiseren.
Subdoelstelling 3.1: Verbetering van de situatie van en het perspectief voor bewoners op het gebied van wonen, werken, leren, integreren, veiligheid en gezondheid in de Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost Subdoelstelling 3.1 Verbetering van de situatie van en het perspectief voor bewoners op het gebied van wonen, werken, leren, integreren, veiligheid en gezondheid in de Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E 3.1.1 Verbetering van de situatie van en
P3.1.1 Uitvoeren van de
het perspectief voor bewoners op het gebied
wijkactieprogramma’s in de vier Krachtwijken.
van wonen, werken, leren, integreren, veiligheid en gezondheid in de Krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en ZuilenOost.
16/31
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 3.1.1 Het programma Krachtwijken staat voor duurzame verbeteringen in de wijken en meer mogelijkheden voor mensen om hun situatie te verbeteren. Het programma richt zich op de wijken en buurten met relatief veel kwetsbare bewoners. De problemen in deze wijken zijn vaak groot en kunnen alleen doeltreffend worden aangepakt door een integrale benadering met sociale en fysieke maatregelen. De sociale aanpak staat centraal in het programma Krachtwijken. De wijkactieprogramma’s voor de vier Krachtwijken Kanaleneiland, Overvecht, Ondiep en Zuilen-Oost bevatten maatregelen om bewoners te activeren en te ondersteunen op het gebied van opvoeding en onderwijs, werkgelegenheid, wijkeconomie en vrije tijdsbesteding. De fysieke aanpak komt vooral tot uitdrukking in de projecten van Utrecht Vernieuwt. Daarnaast worden in het kader van het programma Krachtwijken extra fysieke investeringen gedaan. Voor het programma is vanaf 2012 minder budget beschikbaar dan in voorgaande jaren. Van Rijk en provincie worden geen extra middelen meer verwacht. Als gevolg van het afschaffen van de Vogelaarheffing en bijzondere projectsteun investeren de woningcorporaties per jaar 30% minder, 15 miljoen euro in plaats van 21,5 miljoen euro per jaar. Van dat bedrag wordt 6 miljoen euro besteed aan sociale maatregelen, 9 miljoen euro is bestemd voor fysieke investeringen in de Krachtwijken. De gemeente investeert de komende jaren 4 miljoen euro per jaar in de Krachtwijken. Prestatiedoelstelling 3.1.1: Meer focus en minder projecten zijn de rode draad in de wijkactieprogramma‘s 2012-2013 voor Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost. Ook voor Hoograven, de door Utrecht zelfbenoemde krachtwijk waarvoor vanaf 2012 het extra budget wordt afgebouwd, is nog een wijkactieprogramma gemaakt Keuzes zijn gemaakt op basis van de opgave vanuit de wijk, de evaluatie van het programma Krachtwijken (Berenschot april 2011), de expertise van de programmateams, de voortgangsrapportage over 2010 en resultaten uit 3-meting van de monitor Krachtwijken. Prestaties die we in 2012 willen realiseren zijn: -Uitvoeren van de projecten zoals opgenomen in de wijkactieprogramma’s 2012-2013.
• • -Verder verbeteren en versterken van de samenhang met de reguliere activiteiten van gemeente, woningcorporaties en andere partijen in de wijken. • -Versterken van de betrokkenheid van bewoners bij de aanpak in de wijken. • -Voeren van stedelijke regie en voortgangsbewaking op de wijkactieprogramma’s per wijk. • -Voortzetten en verder verbeteren van monitoring van het programma Krachtwijken. • -Afspraken maken met stedelijke en landelijke instellingen over hun inzet in de Krachtwijken. Voor een overzicht van alle projecten in de Krachtwijken verwijzen we naar de wijkactieprogramma’s 2012-2013 die eind 2011 verschijnen. De voortgang van het programma is uitgebreid beschreven in de vijfde Voortgangsrapportage Krachtwijken (juni 2011). In de meting 2011(3) van de Monitor Krachtwijken vindt u per wijk de ontwikkelingen van de doelstellingen uit de wijkactieprogramma’s. Indicatoren subdoelstelling 3.1 Realisatie Realisatie Doelstelling Doelstelling Indicator
Bron
Nulmeting
2009
2010
2012
2015
6
6,1
6,2
6,3
Effectindicatoren: Het buurtoordeel Krachtwijken benadert E3.1.1
het gemiddelde
Inwonersenquête
buurtoordeelcijfer
Bestuursinformatie
2007
17/31
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
P3.1.1 Krachtwijken
15.438
5.065
4.069
4.069
4.069
4.069
Totaal lasten
15.438
5.065
4.069
4.069
4.069
4.069
P3.1.1 Krachtwijken
5.542
0
0
0
0
0
Totaal baten
5.542
0
0
0
0
0
Saldo lasten en baten
9.895
5.065
4.069
4.069
4.069
4.069
Lasten
Baten
Mutaties reserves Toevoeging reserves
0
1.275
0
0
0
0
Onttrekking reserves
6.873
5.000
0
0
0
0
Saldo na mutaties reserves
3.022
1.340
4.069
4.069
4.069
4.069
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Financiële toelichting Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 3.1.1: Krachtwijken Op deze prestatiedoelstelling hebben wij de gemeentelijke bijdrage voor de Krachtwijken van 4,069 miljoen euro geraamd. Daarnaast investeren de corporaties de komende 2 jaar ook in de Krachtwijken. De investeringen in Krachtwijken worden concreet in beeld gebracht in de wijkactieprogramma's 2012-2013, die eind 2011 verschijnen. Op basis daarvan zullen wij nog een voorstel doen om de begroting hierop aan te passen.
Subdoelstelling 4.1: Zorgdragen voor de instandhouding van monumentale en cultuurhistorische waarden als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad Subdoelstelling 4.1 Instandhouding van monumentale en cultuurhistorische waarden als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E 4.1.1 Monumenten en cultuurhistorische
P4.1.1 Begeleiden, toetsen, subsidiëren, en
waarden zijn geborgd als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad.
financieren van monumenten-renovaties en – onderhoud en het borgen van cultuurhistorische waarden in de stad.
18/31
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 4.1.1 Monumenten en cultuurhistorische waarden zijn geborgd als integraal onderdeel van de aantrekkelijke stad. Behoud van gebouwd en archeologisch erfgoed is een belangrijke factor voor de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de stad en als een belangrijke economische factor. Ons erfgoed draagt daarmee bij aan een kwalitatief hoogwaardige omgeving als 'Stad van Kennis en Cultuur'. Wij zetten cultuurhistorische waarden, waaronder archeologische, in bij ruimtelijke ontwikkelingen en ondersteunen goed gebruik en beheer van cultuurhistorisch waardevolle objecten, waaronder 3.000 beschermde monumenten. Met de komende aanpassing van de Wro per 2012 krijgt de integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening bovendien een wettelijke verankering. Duurzaamheid is daarbij een steeds belangrijker aspect. Behoud van Romeins erfgoed ondersteunen wij vooral in Leidsche Rijn, door de ontwikkeling van De Hoge Woerd, maar ook in andere stadsdelen. Bij deze doelstelling is actief publieksbereik over resultaten van onderzoeken, zo mogelijk in samenwerking met maatschappelijke partners, voor verspreiding van kennis en draagvlak een belangrijke factor. Daarmee ondersteunen wij met cultuurhistorische waarden tevens stadspromotie en stadsontwikkeling. De beperkte middelen om behoud en herstel van cultureel erfgoed te faciliteren zullen ons bij deze doelstelling ondanks een efficiënte en doeltreffende aanpak wel tot keuzes dwingen.
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 4.1.1 Begeleiden, toetsen, subsidiëren, en financieren van monumenten, -renovaties en – onderhoud en het borgen van cultuurhistorische waarden in de stad. Wij adviseren eigenaren over instandhouding van (beschermde) monumenten en ondersteunen dan wel adviseren deze bij de financiering. Door afroming van het Utrechts Restauratiefonds (URF) is de mogelijkheid voor financiering via dit fonds momenteel beperkt. Wel zullen wij voordelige leningen uit het URF gaan verstrekken voor energiemaatregelen voor (gemeentelijke) monumenten, door gelden van het programma Utrechtse Energie hiervoor in te zetten, waar mogelijk in combinatie met restauraties. Behoud door ontwikkeling willen wij inhoud geven door naast bescherming actief te streven naar passend gebruik. Daarbij zetten wij specifiek in op passend hergebruik van vrijkomend monumentaal vastgoed. Via ons gemeentelijk archeologiebeleid, op basis van archeologiewetgeving, geven we sturing aan archeologisch onderzoek. Wij werken mee aan (inter)nationale projecten als de Nieuwe Hollandse waterlinie (project De Kraag van Utrecht), en Portico (behoud Romeins erfgoed) en plaatselijke initiatieven als Domplein 2013.
• Wij verstrekken financieringen voor een duurzame aanpak bij behoud van monumentale objecten en cultuurhistorische waarden. • De instandhouding van kerkgebouwen op de gemeentelijke monumentenlijst ondersteunen wij met onderhoudssubsidies. • Wij ondersteunen het streven van de NV Wonen boven winkels Utrecht door middel van revitalisering van verdiepingen van winkelpanden vijftien woningen te realiseren in het –kern- winkelgebied. • De kwaliteit en wijze van uitvoering, bij monumenten van groot belang, bewaken wij door toetsing van aanvragen omgevingsvergunning. zowel restauratietechnisch als bouwhistorisch. • Wij toetsen en begeleiden archeologische onderzoeken van derden en voeren waar nodig eigen onderzoek uit. • Wij borgen de resultaten van archeologisch- en bouwhistorisch onderzoek in (basis)rapportages en het beheer van vondsten in het (archeologisch) depot. • Wij ondersteunen particuliere initiatieven en activiteiten, waaronder Kerken Kijken en de Open Monumentendag (totaal 60.000 bezoekers per jaar).
19/31
Indicatoren subdoelstelling 4.1 Indicator
Bron
Realisatie
Realisatie
Doelstelling
Doelstelling
2009
2010
2012
2015
100%
100%
100%
100%
126 vanaf
126 vanaf
136 vanaf
150 vanaf
2004
2004
2004
2004
Nulmeting
Effectindicatoren: Aandeel ruimtelijke ordeningsprojecten en bestemmingsplannen waarin cultuurhistorie is E4.1.1
geïntegreerd
Afdeling SteM 2 * n.v.t.
Prestatie-indicatoren: Verbeteren van 200 in matige / slechte staat P4.1.1
verkerende monumen-
Registratie
ten (meerjarenaanpak)
projecten
Beleidsplan 2004
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
waarden
3.890
3.277
4.327
2.947
2.597
2.597
Totaal lasten
3.890
3.277
4.327
2.947
2.597
2.597
waarden
1.211
326
595
595
595
595
Totaal baten
1.211
326
595
595
595
595
Saldo lasten en baten
2.679
2.951
3.732
2.352
2.002
2.002
Lasten P4.1.1 Monumenten en cultuurhistorische
Baten P4.1.1 Monumenten en cultuurhistorische
Mutaties reserves Toevoeging reserves
2.147
174
174
174
174
174
Onttrekking reserves
0
420
0
0
0
0
4.826
2.705
3.906
2.526
2.176
2.176
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s. Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht.
Toelichting: Voor de kwantificering van de effectindicator moet het aantal RO- en ruimtelijke plannen waarin cultuurhistorie is opgenomen met ingang van 2012 geregistreerd gaan worden. 2
20/31
Prestatiedoelstelling 4.1.1: Monumenten en cultuurhistorische waarden Bij de Voorjaarsnota 2011 is besloten om in het jaar 2012 1 miljoen euro extra in te zetten ter dekking van kosten van archeologisch onderzoek in Leidsche Rijn en 0,1 miljoen euro voor het project Portico. Een eenmalige verhoging van het budget met 0,03 miljoen euro in 2012 wordt gedekt uit een corresponderende post van het Gemeentefonds voor herbestemming erfgoed. Ten gevolge van de doorlichting op de regierol van wonen en monumenten verlagen wij het budget ten opzichte van 2011 oplopend met 0,1 miljoen euro in 2012 en 0,35 miljoen euro in 2013 tot 0,7 miljoen euro in 2014 en volgende jaren. De verlaging heeft tevens gedeeltelijk betrekking op de prestaties 2.1.2 respectievelijk 2.2.1 van dit programma. Daarom zullen wij bij de technische begrotingswijziging in 2012 de verdeling over de betreffende prestaties administratief verwerken. Een toename van de baten met 0,269 miljoen euro verklaren wij als volgt: Er wordt rekening gehouden met een bijdrage van 0,42 miljoen euro voor het verrichten van archeologische werkzaamheden in Leidsche Rijn. Daarnaast worden de baten verlaagd met 0,151 miljoen euro als gevolg van de overheveling van te ontvangen gebruikersvergoedingen naar prestatiedoelstelling 5.1.1 vergunningverlening. Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves Wegens uitputting van de reserve voor archeologie Leidsche Rijn zijn geen onttrekkingen gepland met ingang van 2012. Ter dekking van de kosten voor archeologische werkzaamheden is er in 2012 een extra budget van 1 miljoen euro opgenomen en is er binnen de grondexploitatie van Leidsche Rijn een aanvullende reservering van 1,5 miljoen euro opgenomen. Wij storten jaarlijks een bedrag van 0,174 miljoen euro in de programmareserve, onderdeel archeologisch museum Hoge Woerd. Bij de Voorjaarsnota 2011 is besloten uit deze reserve middelen in te zetten ter dekking van de organisatiekosten van Portico. Portico is een internationaal samenwerkingsproject om cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed zichtbaar te maken en samen te laten gaan met economische ontwikkelingen.
Subdoelstelling 5.1: Veiligheid, leefbaarheid, milieu en gebruik van de bebouwde leefomgeving voldoet aan wet en regelgeving Subdoelstelling 5.1 Veiligheid, leefbaarheid, milieu en gebruik van de bebouwde leefomgeving voldoet aan wet en regelgeving.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E5.1.1. De bebouwde leefomgeving en
P5.1.1 We toetsen en houden toezicht op alle
ruimtelijke ordening is leefbaar, veilig en tast de gezondheid niet aan.
vergunningaanvragen, integraal en adequaat volgens vastgestelde protocollen. P5.1.2 We houden toezicht op de naleving van de milieuregels, de kwaliteit en het gebruik van de bestaande gebouwen en terreinen, en treden op tegen woonfraude en het illegaal onttrekken van zelfstandige woonruimte.
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 5.1.1 De bebouwde leefomgeving en ruimtelijke ordening zijn leefbaar, veilig en tast de gezondheid niet aan. Wij willen ervoor zorgen dat het oprichten, slopen of wijzigen van gebouwen voldoet aan de wettelijke en lokale regelgeving en dat de uitvoering van (nieuwe) wet- en regelgeving betrouwbaar, professioneel en klantgericht is. Het leefmilieu willen wij blijven beschermen tegen aantasting door bedrijfsmatige activiteiten en bodemverontreiniging. Daarnaast willen wij dat de bestaande bebouwde leefomgeving blijft voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en dat de woningen uit de kernvoorraad legaal verhuurd en bewoond worden. 21/31
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 5.1.1 We toetsen en houden toezicht op alle vergunningaanvragen, integraal en adequaat volgens vastgestelde protocollen. Wij toetsen alle vergunningaanvragen integraal en adequaat aan wettelijke regelgeving met behulp van protocollen. Daarnaast houden wij toezicht op de realisatie en resultaten van voornamelijk bouw- en sloopactiviteiten. Wij monitoren de ontwikkelingen in de bebouwde leefomgeving en implementeren nieuwe wet- en regelgeving. Ook verbeteren wij onze dienstverlening, passen kanaalsturing toe en optimaliseren en digitaliseren onze werkprocessen. Prestatiedoelstelling 5.1.2 We houden toezicht op de naleving van de milieuregels, de kwaliteit en het gebruik van de bestaande gebouwen en terreinen, en treden op tegen woonfraude en het illegaal onttrekken van zelfstandige woonruimte. Wij houden programmatisch toezicht op de naleving van milieuregels bij bedrijven met voornamelijk industriële activiteiten. We doen dit waar mogelijk integraal met andere specialisten zoals de brandweer. Bij bodem- en tanksaneringen, grondverzet en transport van verontreinigde grond houden wij toezicht op de naleving van de geldende wet- en regelgeving. Wij houden conform het handhavingsprogramma toezicht op de kwaliteit en het gebruik van gebouwen en terreinen en treden op tegen woonfraude en het illegaal onttrekken van zelfstandige woonruimte. Wij stellen actuele handhavingstrategieën op per domein, maken een integraal handhavingsprogramma 2012 en een evaluatie over 2011. Wij behandelen alle meldingen en klachten binnen de Utrechtse servicenormen. Indicatoren subdoelstelling 5.1 Indicator
Realisatie
Realisatie
Doelstelling
Doelstelling
2009
2010
2012
2015
(2011)
99,5%
99,5%
SO-PD-FOV
(2011)
<1%
<1%
SO-PD
(2009)
>7
>7
SO-PD-TH
(2012)
nulmeting
SO-PD-JZB
0,5% (2005)
SO-PD-TH
(2012)
Bron
Nulmeting
SO-PD-FOV
Effectindicatoren: Aanvragen verleend binnen wettelijke E5.1.1
termijn Gegronde bezwaren op afgegeven WABO
E5.1.1
beschikkingen Rapportcijfer klanttevredenheid in Benchmarking Publiekszaken van Balie Bouwen, Wonen en
E5.1.1
Ondernemen Percentage bedrijven dat
E5.1.1
milieuregels niet naleeft Aantal slechte panden als percentage van de
E5.1.1
totale voorraad
0,25%
0,22%
<0,22%
<0,20%
Percentage onrechtmatige woonsituaties dat E5.1.1
gemeld wordt
nulmeting
Prestatie-indicatoren: Toetsen bouwaanvragen conform niveau 4 van het Utrechtse protocol P5.1.1
'SUPER' van 2009
<100% SO-PD-FOV
(2007)
100%
100%
100%
100%
22/31
Indicatoren subdoelstelling 5.1 Indicator
Realisatie
Realisatie
Doelstelling
Doelstelling
Bron
Nulmeting
2009
2010
2012
2015
SO-PD-TH
100% (2007)
100%
100%
100%
100%
SO-PD-JZB
(2012)
100%
100%
SO-PD-FOV
(2012)
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Uitvoeren bouwtoezicht conform landelijk P5.1.1
toezichtprotocol Wetswijzigingen zijn
P5.1.1
tijdig geïmplementeerd Digitaliseren van werkprocessen en informatie websites zijn
P5.1.1
actueel en compact Aantal meldingen van verdachte woonsituaties
P5.1.2
dat wordt onderzocht
SO-PD-TH
(2011)
Handhavingsprogramma P5.1.2
realiseren 2012
SO-PD-TH
100% (2007)
>100%
100%
SO-PD-TH
100% (2007)
100%
100%
SO-PD-TH
(2011)
100%
100%
SO-PD-TH
(2011)
100%
100%
Handhavingsprogramma 2011 evalueren en programma 2013 P5.1.2
opstellen Actuele handhavingstrategie
P5.1.2
voor ieder domein Aantal meldingen en klachten afgehandeld
P5.1.2
binnen de servicenorm
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
12.886
15.788
14.975
14.975
14.975
14.975
2.899
5.578
4.292
4.372
4.372
4.372
15.785
21.367
19.267
19.347
19.347
19.347
14.900
16.974
16.596
16.596
16.596
16.596
139
3.428
31
111
111
111
15.039
20.402
16.627
16.707
16.707
16.707
746
964
2.640
2.640
2.640
2.640
Lasten P5.1.1 Toetsen vergunningaanvragen P5.1.2 Toezicht op de naleving Totaal lasten Baten P5.1.1 Toetsen vergunningaanvragen P5.1.2 Toezicht op de naleving Totaal baten Saldo lasten en baten Mutaties reserves Toevoeging reserves
0
154
0
0
0
0
Onttrekking reserves
303
343
0
0
0
0
Saldo na mutaties reserves
443
775
2.640
2.640
2.640
2.640
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
23/31
Financiële toelichting Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 5.1.1: Toetsen vergunningaanvragen In 2012 dalen de lasten structureel met 0,813 miljoen euro.
• Wij hebben de lasten per saldo met 0,145 miljoen euro verlaagd als gevolg van de afname van het aantal vergunningsaanvragen (technische wijziging begroting 2010 en 2011). • Wij hebben de lasten verhoogd met 0,041 miljoen euro vanwege de overdracht van het budget voor de uitvoering van het gemeentelijk accommodatiebeheer. De • doorbelasting van de concernoverhead van 0,709 miljoen euro vervalt vanaf 2012. In 2012 dalen de baten met 0,378 miljoen euro. Wij hebben de baten per saldo met 0,532 miljoen euro verlaagd als gevolg van de afname van het aantal
• vergunningsaanvragen (technische wijziging begroting 2010 en 2011). • Wij hebben de baten verhoogd met 0,151 miljoen euro vanwege de overheveling van de inkomsten uit de gebruiksvergunningen uit prestatiedoelstelling 4.1.1
Het saldo van de prestatiedoelstelling komt uit op – 1,621 miljoen euro. De kostendekkendheid is gemeentebreed gewaarborgd vanwege de nog niet in het budget verwerkte kosten voor de concernoverhead en de dekking van de kosten van de brandweer via de bestuursdienst. Prestatiedoelstelling 5.1.2: Toezicht op de naleving In 2012 dalen de lasten met 1,286 miljoen euro: De subsidiekosten uit VH-regelingen dalen met 3,242 miljoen euro omdat deze lasten niet meer via de exploitatie
• worden verantwoord maar worden verrekend met de balans. • De lasten stijgen met 3,066 miljoen euro vanwege de herverdeling van activiteiten naar de nieuwe programma indeling van de begroting. • Wij hebben de lasten per saldo met 0,487 miljoen euro verlaagd als gevolg van de verwerking van efficiencymaatregelen (technische wijziging begroting 2010 en 2011). • Wij hebben de lasten verlaagd met 0,2 miljoen euro vanwege het wegvallen van de bijdrage uit het Holle Keizenfonds. • De doorbelasting van de concernoverhead van 0,423 miljoen euro vervalt vanaf 2012
In 2012 dalen de baten met 3,397 miljoen euro. De subsidie-inkomsten uit VH-regelingen dalen met 3,242 miljoen euro omdat deze baten niet meer via de
• exploitatie worden verantwoord maar worden verrekend met de balans. De • baten stijgen met 0,114 miljoen euro vanwege de herverdeling van activiteiten naar de nieuwe programma indeling van de begroting Wij • hebben de baten per saldo met 0,269 miljoen euro verlaagd als gevolg van de verwerking van efficiencymaatregelen (technische wijziging begroting 2010 en 2011).
De verhoging in 2013 van zowel de lasten als de baten met 0,08 miljoen euro is ontstaan door het structureel verwerken van het budget voor de pilot woonfraude. Gelet op het incidentele karakter corrigeren wij dat via de technische wijziging.
24/31
Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves Een deel van de kosten voor bijzondere handhaving worden gedekt uit de opbrengst voor het gebruik van de openbare grond. Daarom storten wij 0,154 miljoen euro minder aan opbrengsten in de reserve handhaven. Vanaf 2012 daalt de onttrekking uit de reserve met 0,2 miljoen euro vanwege het vervallen van de bijdrage uit het Holle Kiezenfonds voor de aanpak van slechte panden en 'beter onderhoud, ook achter de voordeur'. Omdat de lasten voor de bijzondere handhaving vanaf 2012 rechtstreeks binnen de exploitatie worden verrekend met de baten uit het gebruik van de openbare grond verlagen wij de onttrekking met 0,143 miljoen euro.
Subdoelstelling 6.1: Leidsche Rijn Algemene programmadoelstelling Leidsche Rijn: De stad Utrecht uitgebreid met een stedelijk gebied waar de huidige en komende generaties met plezier kunnen wonen, werken en recreëren. Met de bouw van Leidsche Rijn beoogt de gemeente Uitbreiding van het woningaanbod in de Utrechtse regio voor de huidige en toekomstige bewoners en gebruikers
• met een grote verscheidenheid aan woningen, met inbegrip van infrastructuur, openbare ruimte en voorzieningen. • Een betere doorstroming van woningzoekenden in de regio. • Een gedifferentieerd samengestelde bevolking in het nieuwe stadsdeel. • Een uitbreiding van het aanbod van kantoor- en bedrijfsruimten. • Betere voorwaarden voor de economische ontwikkeling van de regio. De Gemeente Utrecht heeft de missie en het beleid voor Leidsche Rijn vastgelegd in een Masterplan en een Ontwikkelingsvisie. Jaarlijks wordt de grondexploitatie Leidsche Rijn geactualiseerd en de effecten hiervan zijn opgenomen in de Bestuursrapportage Leidsche Rijn. Relevante omgevingsfactoren Het Rijk is verantwoordelijk voor de integratie en verplaatsing van de A2. Als in het tempo en het kwaliteitsniveau van dit project veranderingen worden aangebracht, kan dat gevolgen hebben voor het realiseringstempo en het kwaliteitsniveau van het stadsdeel als geheel. De huidige economische omstandigheden hebben vergaande consequenties voor het realiseringstempo van woningen, kantoren- en bedrijvenlocaties en voorzieningen. Dit legt een enorme druk op de grondexploitatie Leidsche Rijn. Optimalisatietaakstelling Wij denken in 2012 een deel van de totale optimalisatietaakstelling in te vullen door een gedeeltelijke en gefaseerde vrijval van de marktprijscorrectie, mogelijk een positief risico van de GEM Vleuterweide, een gedeeltelijke invulling conform het Nieuw Afsprakenstelsel (NAS), de verkoop van het Informatiecentrum en mogelijke vrijval van budgetten op basis van nacalculaties bij het bouw- en woonrijpmaken. In goed overleg met SO afdeling Archeologie is afgesproken om gezamenlijk na te gaan of door middel van prioriteitstellingen, werk met werk maken, andere financieringsbronnen, afgrenzing van het te onderzoeken gebied c.q. gebieden financiële optimalisaties zijn door te voeren. Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders:
• Bestuursrapportage Leidsche Rijn 2011
25/31
Subdoelstelling 6.1: Leidsche Rijn is een stedelijk gebied waar de huidige en komende generaties met plezier kunnen wonen, werken en recreëren. Subdoelstelling 6.1 Leidsche Rijn: De stad Utrecht uitgebreid met een stedelijk gebied waar de huidige en komende generaties met plezier kunnen wonen, werken en recreëren.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E6.1.1 Leidsche Rijn is een goed functionerend
P6.1.1 Realiseren van bouwrijpe grond voor
stadsdeel.
woningbouw, kantoren, bedrijventerreinen en de aanleg en inrichting van bijbehorende openbare ruimte.
E6.1.2 Het voorzieningenniveau in Leidsche P6.1.2 Voorbereiden van de plannen en opleveren van voorzieningen.
Rijn sluit aan bij de vraag (kwantitatief en kwalitatief) van bewoners.
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 6.1.1 Leidsche Rijn is een goed functionerend stadsdeel. De gemeente maakt grond bouw- en woonrijp voor in totaal ruim 30 duizend woningen, 720 duizend vierkante meter kantoren, 270 hectare bedrijventerrein en een 300 hectare groot Máximapark. Daarbij zorgt de gemeente voor het tot stand komen van een adequate infrastructuur, een aantrekkelijk openbaar gebied en goede voorzieningen. Effectdoelstelling 6.1.2 Het voorzieningenniveau in Leidsche Rijn sluit aan bij de vraag (kwantitatief en kwalitatief) van bewoners.
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 6.1.1 Realisatie van bouwrijpe grond voor woningbouw, kantoren, bedrijventerreinen en de aanleg en inrichting van bijbehorende openbare ruimte. Prestatiedoelstelling 6.1.2 Voorbereiden van plannen en oplevering van voorzieningen. Indicatoren subdoelstelling 6.1 Indicator
Realisatie
Realisatie
Doelstelling
Doelstelling
2009
2010
2012
2015
Wijkwijzer 2010
7,1
n.b.
7,5
8
Bron
Nulmeting
Effectindicatoren: E6.1.1. Tevredenheid bewoners Prestatie-indicatoren: P6.1.1.1
Woningen
Planning Triode
53,62%
56,84%
64,55%
76,69%
P6.1.1.2
Kantoren
Planning Triode
32%
32%
34,01%
45,68%
P6.1.1.3
Bedrijven
Planning Triode
48,23%
48,44%
48,46%
59,2%
(Bron: Triode januari 2011) 26/31
De productiegegevens zijn ontleend aan de planning op hoofdlijnen die gelijktijdig met de Bestuursrapportage Leidsche Rijn 2011 is vastgesteld. Voor gedetailleerde overzichten op projectniveau verwijzen wij naar deze rapportage.
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
P6.1.1 Realisatie van bouwrijpe grond
54.423
134.734
111.158
199.536
162.731
126.378
Totaal lasten
54.423
134.734
111.158
199.536
162.731
126.378
P6.1.1 Realisatie van bouwrijpe grond
47.827
132.093
113.638
204.862
166.815
126.560
Totaal baten
47.827
132.093
113.638
204.862
166.815
126.560
6.597
2.641
-2.480
-5.326
-4.084
-182
Lasten
Baten
Saldo lasten en baten Mutaties reserves Toevoeging reserves
26.600
0
4.324
5.651
4.373
376
Onttrekking reserves
3.786
0
0
0
0
0
29.411
2.641
1.844
325
289
194
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s. Financiële toelichting
Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. Prestatiedoelstelling 6.1.1: Realisatie van bouwrijpe grond In 2012 verlopen veel projecten in Leidsche Rijn moeizaam. Door de huidige marktomstandigheden kunnen we de voortgang van de projecten moeilijk voorspellen en daardoor is de woningbouwproductie en de afzet van commercieel vastgoed onzeker. Waar mogelijk passen wij het uitgavenniveau hieraan aan. Voor 2012 ramen we 12 miljoen euro aan plankosten, 11 miljoen euro voor verwervingen, 3 miljoen euro sloop- en milieukosten, 30 miljoen euro bouwrijpmaken, 99 miljoen euro woonrijp maken, Vatkosten 7,5 miljoen euro en 10 miljoen euro voor rentelasten. Gelet op de hoogte van de inkomsten onttrekken we 61,5 miljoen euro aan het onderhanden werk. We ramen 68 miljoen euro voor opbrengsten uitgifte woningbouw, 26,5 miljoen euro voor uitgifte niet woningbouw, 6 miljoen euro overige opbrengsten (tijdelijk beheer en verkoop bestaand onroerend goed) en 13 miljoen euro wegens bijdragen van derden (ontwikkelaars Vleuterweide, Haarzicht, Rijkswaterstaat).
27/31
Subdoelstelling 7.1: Stationsgebied Algemene programmadoelstelling Samen met de partners het plangebied ontwikkelen tot een vernieuwd centrumgebied met intensief ruimtegebruik, hoogwaardige openbare ruimte, kantoren, woningen, detailhandel en leasurefuncties, evenals een hoogwaardige OVterminal door uitbreiding en opwaardering van de transfercapaciteit en de daar aanwezige infrastructuur voor trein, tram en hoogwaardig openbaar vervoer (HOV). Deze algemene doelstelling is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst met het Rijk van 2 juli 2004. Daaraan is sinds 2009 het principe van duurzaamheid toegevoegd. Evenals in de vorige periode het geval was, wordt ook in het collegeprogramma 2010-2014 voortgebouwd op de door de bevolking gekozen visie over de ontwikkeling van het Stationsgebied. De stedenbouwkundige principes van het (geactualiseerd) masterplan zijn: herstellen, verbinden en betekenis geven. De herontwikkeling van het Stationsgebied is en blijft een dynamisch proces, waarbij maatschappelijke ontwikkelingen (van luchtkwaliteit tot economische crisis), planvoorbereiding en - uitvoering elkaar beïnvloeden. Samenwerking met de eigenaren in het gebied (de private partnes), de gebruikers (reizigers, bezoekers, werknemers) en de verschillende belangengroeperingen (van Fietsersbond tot SOLGU), staat de komende periode hoog in het vaandel. De eerste fase is nu in uitvoering. De haalbaarheid van fase 2 is thans in onderzoek. Relevante omgevingsfactoren Er is een aantal belangrijke omgevingsfactoren: de ambities en randvoorwaarden van het Rijk (het ministerie van Infra & Milieu);
• • de belangen van private partners, waaronder Corio, Jaarbeurs, NS en ProRail; • de massale vervoersstromen in het gebied waaronder fietsen; • de veelheid van partijen die zich in dit gebied manifesteren; • de ingewikkelde eigendomsrelaties • de invloed van publiekrechtelijke voorschriften en procedures op de voortgang en de kosten • de economische crisis; • complexiteit van de ondergrondse infrastructuur.
Deze omgevingsfactoren bepalen in belangrijke mate de (financiële) haalbaarheid en het tempo van de geplande ontwikkelingen. Meerjarige beleidsvoornemens die zijn opgenomen in beleidsnota's, -visies of –kaders:
• Bestuursrapportage Stationsgebied 2011.
Subdoelstelling 7.1: Een economisch optimaal benut en aantrekkelijk Stationsgebied subdoelstelling 7.1 Een economisch optimaal benut en aantrekkelijk Stationsgebied.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
E7.1 Een economisch optimaal benut en aantrekkelijk Stationsgebied.
P7.1 Uitvoeren masterplan (inclusief jaarlijkse raadsbesluiten).
28/31
Wat willen we bereiken? Effectdoelstelling 7.1 Een economisch en optimaal benut en aantrekkelijk Stationsgebied. Door de uitbreiding van vierkante meters winkels, voorzieningen en kantoren wordt werkgelegenheid toegevoegd. Daarnaast neemt door de uitbreiding van het vastgoed en de kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, de waarde van het vastgoed toe. De afzetmogelijkheden voor de marktpartijen zijn door de combinatie van bovenstaande factoren gunstig. Als gevolg hiervan nemen de jaarlijkse inkomsten voor de gemeente toe door een stijging van de ozb-opbrengsten. In de eindsituatie is de aantrekkelijkheid sterk verbeterd door sociaal veilige routes voor langzaam en snelverkeer (stadscorridor, de interwijkverbinding, RABO brug en HOV banen), een kwalitatief hoogwaardig ingericht openbaar gebied met aantrekkelijke pleinen (Jaarbeursplein, Stationspleinen, Vredenburgplein en Smakkelaarsveld), gebouwde stallingsvoorzieningen voor 33.000 fietsen, vermindering van autoasfalt ten gunste van groen en water (herstel Catharijnesingel en Leidsche Rijn), nieuwe woningen in het gebied en dekkende afspraken over gezamenlijk beheer.
Wat gaan we daarvoor doen? Prestatiedoelstelling 7.1 Uitvoeren masterplan (inclusief jaarlijkse raadsbesluiten). De prestaties bestaan uit vastgoedprojecten van private partijen en gemeente en infraprojecten. De programmatabel is te zien als een prestatie-indicator voor het vastgoedvolume. In 2012 zijn veel van de voorgenomen projecten in uitvoering. Daarnaast worden voor het Jaarbeursterrein en Lombokplein visies uitgewerkt. De laatste twee leiden tot afzonderlijke beleidsvoorstellen. In uitvoering in 2012 Infrastructurele werken: HOV Verlengde Graadt van Roggenweg/tijd. eindhalte tram
• • HOV Verlengde van Zijstweg (inclusief deel Mineurslaan) • 2e Asselijnstraat • herinrichting Vredenburg Noord • Vredenburgknoop • Sloop Catharijnebak • Sloop parkeergarage Gebouwen: Muziekpaleis (Gemeente Utrecht)
• • Overbouwing Stationsstraat (Corio) • OV-terminal (ProRail) • Stadskantoor (NS Poort) • Stationsplein west inclusief fietsenstalling Overige projecten: • Tijdelijke tramhalte • Tijdelijke parkeergarage • Tijdelijke fietsenstalling • Tijdelijke maatregelen Vredenburgknoop • Toegankelijkheids maatregelen Opleveringen in 2012: Tijdelijke fietsenstalling Smakkelaarsveld
• • Woonwinkel gebouw De Vredenburg
29/31
Indicatoren subdoelstelling 7.1 Indicator
Bron
Realisatie
Realisatie
Doelstelling
Doelstelling
2009
2010
2012
2025
Nulmeting
Effectindicatoren: E7.1.1
Toename banen
Ecorys/BI
2.280-2.510
Toename netto contante E7.1.1
290 miljoen
waarde
Ecorys/BI
euro
Toename ozb opbrengst per E7.1.1
jaar
4,8 miljoen BI
euro
Prestatie-indicatoren: P7.1.1
Toename aantal woningen
Berap/MP 3
P7.1.1
Toename m kantoren (bvo)
Berap/MP
251.714
P7.1.1
Toename m2 winkels (vvo)
Berap/MP
46.000
P7.1.1
Toename m2 leisure (vvo)
Berap/MP
70.000
P7.1.1
Toename m2 cultuur (bvo)
Berap/MP
37.500
P7.1.1
Toename m2 hotel (bvo)
Berap/MP
21.627
P7.1.1
Toename m2 horeca (bvo)
Berap/MP
11.515
2
2.229
Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2010
2011
2012
2013
2014
2015
P.7.1.1 Uitvoeren Masterplan
48.727
59.315
50.484
68.844
79.822
56.898
Totaal lasten
48.727
59.315
50.484
68.844
79.822
56.898
P.7.1.1 Uitvoeren Masterplan
81.283
58.257
49.525
67.900
78.908
56.074
Totaal baten
81.283
58.257
49.525
67.900
78.908
56.074
Saldo lasten en baten
32.556
1.058
959
944
914
824
Toevoeging reserves
45.019
0
0
0
0
0
Onttrekking reserves
8.616
0
0
0
0
0
Saldo na mutaties reserves
3.847
1.058
959
944
914
824
Lasten
Baten
Mutaties reserves
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Financiële toelichting Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf Bedrijfsvoering. Door de wijziging in de indeling van de begroting en de daarbij behorende doelstellingen is niet meer in alle gevallen één op één de vergelijking te maken tussen de nominale Begroting 2011 en de nominale Begroting 2012. Mutaties groter dan 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht.
3
Bestuursrapportage / Masterplan Stationsgebied. 30/31
Prestatiedoelstelling 7.11: Uitvoeren Masterplan De optimalisatietaakstelling grondexploitatie Stationgebied is afgenomen van 29,87 miljoen euro tot 6,27 miljoen euro (stand Bestuursrapportage 2011). Daarnaast moeten de benodigde plankosten van 2013 tot en met 2016 nog worden ingepast. Voor de invulling van beide taakstellingen verwijzen wij naar het hoofdstuk Actualisatie Financieel Beeld. Het uitgangspunt is dat over de gehele looptijd de grondexploitatie op nul moet sluiten. De cijfers in de financiële tabel zijn gebaseerd op de grondexploitatie die onderdeel uitmaakt van de door u in juni vastgestelde voorjaarsnota, inclusief Bestuursrapportage Stationsgebied 2011. De inschattingen in de bestuursrapportage zijn gebaseerd op planningsinzichten van begin 2011. De ervaring leert dat er forse verschuivingen in zowel de baten als lasten kunnen optreden gedurende het jaar. Het in totaal aan verwachte kosten van 50,484 miljoen euro in 2012 heeft voor een groot deel betrekking op de in uitvoering genomen infrastructurele projecten:
• Kosten bouw- en woonrijpmaken (29,397 miljoen euro) voor de Vredenburgknoop, sloop Catharijnebak, sloop parkeergarage Jaarbeursplein, herinrichting Vredenburg Noord, aanleg 2e Asselijnstraat, realisatie RABObrug,
aanleg HOV Verlengde Graadt van Roggenweg /tijdelijke eindhalte tram en aanleg HOV Verlengde van Zijstweg (inclusief deel Mineurslaan).
• Hiermee samenhangende plan- en VAT kosten (11,633 miljoen euro), rentekosten (1,6 miljoen euro), sloopkosten (1,674 miljoen euro) en overige kosten (4,873 miljoen euro).
De in 2012 totaal verwachte baten van 49,525 miljoen euro omvat de volgende bijdragen: Prorail, NS en Stedin (10,794 miljoen euro) voor de fietsenstallingen en stijgpunten onder het Stationsplein West.
• • BRU en Rabobank (3,888 miljoen euro) voor de ontwikkeling van de fietsbrug. • Rentebaten van 3,5 miljoen euro. • Het restant van 31,343 miljoen euro betreft de saldomutatie onderhanden werk, dat wordt gebruikt voor het
activeren van het saldo van de jaarlijkse baten en lasten naar de balansrekening onderhanden werk. Doordat er meer uitgaven dan inkomsten zijn geraamd zal er een onttrekking plaatsvinden. Bij de afsluiting van de grondexploitatie in 2018 wordt het saldo als resultaat verantwoord.
31/31