djksdienst voor de ijsselmeerpolders
ministerie van verkeer en waterstaat r
,
BIBLIO?t-IEEK
RlJt<sCl!t.lr.!J
i
%,o:;<:s.4
Oe
lJ.S5jC;LME?.%POC~ERS -
Z E E W O L D E -----------------------------
8-
Een voorbeeld van "stedelijke inrichting" \i
door W.N.M. van Acht januari
1984
- 22 Abw
postbus 600 8200 AP lelystad smedinghuis zuiderwagenplein 2 te1.(03200) 89111 telex 40115
Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 2 . Uitgangssituatie 2 . 1 . Gebiedsbeschrijving 2 . 2 . Bodemgesteldheid 2 . 3 . Hydrologische gesteldheid 2 . 4 . Grondmechanische eigenschappen 3 . Programmatische aspecten 3.1. Karakter 3 . 2 . Wonen 3 . 3 . Vrije tijd 3 . 3 . 1 . Overzicht vrijetijdsvoorzieningen 3 . 3 . 2 . Volkstuinen 3 . 3 . 3 . Buitensportaccommodaties 3 . 4 . Verkeer en vervoer 4 . Aanpassing van bestemmingen aan bodemgesteldheid 4 . 1 . Deelbestemmingen 4 . 2 . Hoofdbestemmingen 4 . 3 . Optimalisering van locatie van bestemmingen 5 . Structuurplan Zeewolde 5 . 1 . Hoofdstructuur
5 . 2 . Wonen en werkgelegenheid 5 . 3 . Verkeer en vervoer 5 . 4 . Faaering 5 . 5 . Financizle aspecten
6. ~estemmingsplan de Akkers 6.1. Hoofdstructuur 6.2. Woongebieden 6.3. Milieuaspecten 6.4. FinanciEle aspecten 7. Inrichtingsaspecten 7.1. Bouwrijpmaken 7.1.1.
Fundering
7.1.2.
Ophogen
7.1.3. Waterhuishouding 7.1.4.
Nutsvoorzieningen
7.1.5. Wegen 7.2. Groen en recreatie 7.2.1. Algemeen 7.2.2.
Groen
7.2.3. Wolderwijd 7.2.4.
Volkstuinen
7.2.5.
Veldsporten
7.2.6. Ruitersport
8. Organisatie en planning van het project 9. Literatuur
In het kader van het college Stedelijke Inrichting van de vakgroep Cultuurtechniek van de Landbouwhogeschool wordt Zeewolde als voorbeeld genomen van "stedelijke" inrichting. Hiertoeis de tot nu toe beschikbare informatie over het project gebundeld en samengevat in dit document. De informatie betreft behalve bestaande rapporten ook verschillende nota's, notities en mondelinge informatie. Voor de bereidwillige informatieverstrekking gaat hartelijke dank uit naar de leiding en leden van de Projectgroep Zeewolde, evenals de afdeling Recreatie, de subafdeling Waterhuishouding en de sectie Bodemtechniek van de Directie Landinrichting en de afdeling Studie en de afdeling Civieltechnische Werken van de Directie Stedebouw en Openbare Werken van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
SAMENVATTING
In dit document is de planvoorbereiding en het begin van de realisatie' van de bewoningskern Zeewolde beschreven met vooral als doe1 de plaats en de betekenis van cultuurtechnische kennis bij stedelijke inrichting te verduidelijken. Zeewolde heeft v o m gekregen in een iteratieproces tussen vooral planvormers, onderzoekers en bestuurders. Echter om progmatische redenen is in dit document een andere volgorde van planvormingsaspecten gekozen dan de volgorde in het werkelijke proces van planvorming. Achtereenvolgens is ingegaan op de uitgangssituatie voor de bouw van Zeewolde, op de programmatische aspecten, de aanpassing van mogelijke bestemmingen aan de bodemgesteldheid, het structuurplan Zeewolde, het bestemmingsplan van de eerste woonwijk de Akkers, de inrichtingsaspecten en de organisatie en planning van het project. Vooral de aanwezigheid van Almere en Lelystad en de toename van het vereiste minimum draagvlak van tal van voorzieningen hebben in Zuidelijk Flevoland tot een nederzettingenpatroon geleid, van aan de rand gelegen wooncentra. In regionaal verband openbaart zich in Flevoland niet alleen een bevolkingsdruk, maar ook een vestigingsdruk van bestaande bedrijven. Behalve Almere ligt ook Zeewolde hiervoor binnen aantrekkelijke afstand van het oude land. Het regionale bevolkingsdraagvlak van het landelijk gebied van Zuidelijk Flevoland bedraagt maximaal ca. 1.500 inwoners. Teneinde een aanvaardbaar voorzieningenniveau in de bewoningskern Zeewolde te kunnen realiseren, is een bevolkingsomvang van 8.000 personen voorgesteld. Doorgroei van Zeewoldenaar 15.000 inwoners is mogelijk. De totale ruimtereservering is toereikend voor ca. 25.000 inwoners. Gekozen is voor een ligging van Zeewolde aan het Wolderwijd om vooral ook voor niet-agrarisch gebonden bewoners een aantrekkelijke woonplaats te ontwikkelen.
Het landelijk gebied van Zuidelijk Flevoland is opgebouwd uit drie deelgebieden, te weten het Oostvaardersdiepgebied, het Middengebied en de Zuidlob. Zeewolde ligt in de Zuidlob, een gebied met een multifunctioneel karakter waarin plaats is voor landbouw, natuur, houtteelt, recreatie, wonen en waterwinning. Het gebied waarvoor de planvorming van Zeewolde geldt, is ca. 1.100 ha groot en omvat de woonkern, het bedrijventerrein "het Trekkersveld" en de verbindingszoneertussen. In een gevarieerd patroon wisselen pleistocene en holocene bodems elkaar af. De stijghoogten van het grondwater in het pleistocene zand varizren van enkele decimeters tot ca. 1,50 m minus maaiveld. gevolge van alleen een verlaging van de grondwaterstand tot 1,60 m beneden maaiveld varieert de zetting van 0 tot 20 cm. Bij ophoging met 1 m zand varieert de zetting tussen 10 en 50 cm. In de eerste 5 jaar vindt 90 procent van de totale zetting plaats.
en
Programmatische aspecten -------------------Zeewolde zal de sfeer gaan ademen van een plattelandskern. Het karakter van het centrum, 'zalmeer dan dat van de woonbuurten mede bepaald worden door de recreatieve verzorgingsfunctie. De bevolking van Zeewolde zal in
de beginfase gedomineerd worden door de leeftijdscategoriegn 20 tot en met 34 en 0 tot en met 12 jaar veelal in gezinsverband. Om 8.000 inwoners te kunnen huisvesten, zullen bij een gemiddelde woningbezetting van 2,85 personen per woning, ongeveer 2.800 woningen moeten worden gebouwd. Integratie van wonen met andere functies dient te worden nagestreefd. Het landelijk karakter van Zeewolde dient tot uiting te komen in een lage gemiddelde woningdichtheid (25 B 30 woningen per ha netto), ca. 90% el?ngezinswoningen en royale groenvoorzieningen in en nabij de woongebieden. Naar het centrum kunnen meer kleinstedelijke kenmerken vorm krijgen door een toename van bebouwingshoogte en menging van wonen met centrwn en recreatieve functies. Wat betreft woningtype zal een vrij sterk accent liggen op 4- en 5 kamerwoningen, waarbij te denken is aan realisering van 30 tot 50% in de koopsector. Het verkeer- en vervoerssysteem dient aantrekkelijk te zijn voor fietsers en voetgangers. Hiertoe dient een relatief fijnmazig net van veilige en comfortabele routes te worden aangelegd. Voor een veilige afwikkeling van het autoverkeer is een hizrarchische opbouw van woonstraat, buurtweg en kernontsluitingsweg wenselijk, evenals een indeling naar verkeers- en verblijfsruimte. Het openbaar vervoer dient een selectief gebruik van de auto mogelijk te maken. Vrijetijdsvoorzieningen spelen in een nieuwe kern een belangrijke rol. Ten tijde van de oplevering van de eerste woningen zullen a1 enkele relatief intensief gebruikte voorzieningen op het gebied van sport, vereniging, horeca en bibliotheek aanwezig moeten zijn. De volkstuin en buitensport nemen hierbij een belangrijke plaats in. Bij 8.000 inwoners is ca. 10 ha nodig voor volkstuin en ca. 10 ha voor een gecombineerd voetbal/hockey/honkbal-complex. Aanpassing van bestemmingen aan bodemgesteldheid ................................................ Een methode is ontwikkeld om een zodanige aanpassing van de mogelijke bestemmingen aan de bodemgesteldheid te kunnen verkrijgen, dat het totaal van de kosten van uit te voeren werkzaamheden minimaal is. Omdat stedebouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden niet in de bestemmingen zijn betrokken, kunnen de verkregen plannen niet meer zijn dan een hulpmiddel voor de stedebouwer en planoloog. Om de invloed van variabelen als de prijs van het zand, het inwonertal en het sparen van reeds ingeplant bos te onderzoeken, zijn acht alternatieven doorgerekend. Uit de berekeningen valt af te leiden dat de invloed van de zandprijs op de plaatskeuze van de bestemmingen &eer gering is. Het sparen van het reeds ingeplant bos kost 4,3 en 7*10 gulden bij de voor deze studie aangenomen inwonertallen van resp. 20.000 en 30.000 inwoners. Het verschil in bodemafhankelijke kosten tussen het optimale plan en een plan waarbij de bestemmingen volledig willekeurig over het gebied zijn verdee d, bedraagt bij een aangehouden zandpr s van f 10,--/m3 ca. 8,3*10!t gulden bij 20.000 inwoners en 8,6* 10ijgulden bij 30.000 inwoners. Deze besparing zal door het buiten beschouwing laten van stedebouwkundige randvoorwaarden, niet gehaald worden.
Structuurplan Zeewolde Getracht is om aan de hand van de programmatische uitgangspunten een plan te ontwikkelen, dat inspeelt op de aanwezige landschappelijke elementen, de bestaande infrastructuur en de bodemgesteldheid. Twee belangrijke keuzes zijn, dat het centrum nabij de aanwezige jachthaven wordt gesitueerd en de hoofdstructuur mede bepaald wordt door de bestaande landbouwkundige verkaveling. De groenstructuur kenmerkt zich door een centrale groenzone gekoppeld aan het aangrenzenden Horsterwold en door aan de randen van de woonbuurten gelegen groenzones met een breedte van 100 - 150 m. Het aantal woningen van Zeewolde bij 8.000 inwoners is verdeeld in twee woongebieden gescheiden door de centrale groenzone. De werkgelegenheid zal zich concentreren op het 70 ha grote bedrijventerrein Trekkersveld en twee kleine bedrijventerreinen van samen ca. 10 ha grenzend aan de woongebieden. De interne routes voor fietsers en voetgangers vallen samen of lopen parallel aan buurtontsluitingswegen. In het centrumgebied zal menging van verkeerssoorten optreden. De verbindingsweg aan de westrand van de bebouwing dient ter afleiding van het niet centrum gerichte verkeer direct naar de woonwijken. De halteplaatsen van het openbaar vervoer zijn zo gesitueerd dat ca. 852 van de inwoners hemelsbreed binnen 400 m van een halte woont. De nagestreefde verdeling in woongebieden van 27% verharding, 20% openbaar groen en 53% uit te geven terrein, evenals de eenvoudige verkaveling en de relatief grote aaneengesloten groengebieden op kernniveau zullen een gunstige invloed hebben op de investeringskosten en de toekomstige beheerskosten. Bestemmingsplan de Akkers ......................... Het plangebied de Akkers omvat de noordelijke woonbuurt, een kleinschalig bedrijventerrein, een deel van het centrum en twee brede groenstroken. In de hoofdstructuur zijn kenmerkend de centraal gelegen noord-zuid lopende groenzone, de rasterstructuur en de duidelijk herkenbare hoofdroutes voor fietsers, voetgangers en gemotoriseerd verkeer. Binnen her woongebied kan het groen beperkt blijven, omdat zich aan alle zijden langs het plangebied groenzones bevinden. Het omrijden in de woongebieden zal tot een minimum worden teruggebracht door de vijf aansluitingspunten op de kernontsluitingswegen onderling te verbinden door een circuit van buurtwegen. Voor het merendeel van de buurtwegen is een lagere verkeersintensiteit dan 2.450 motorvoertuigen per etmaal, waardoor voor deze wegen geen geluidszone geldt. Voor de economische uitvoerbaarheid moet er sprake zijn van een sluitende grondexploitatie. Dit is te bewerkstelligen door een efficiente verkaveling en ontsluiting, een hoog aandeel uitgeefbaar terrein, een groot aantal fictieve woningen en een sobere afwerking en inrichting van het openbare gebied. De totale stichtingskosten per woning bedragen afgerond f 110.000,-- per woning.
Inrichtingsaspecten ------------------In het zuidoostelijk deel van Zeewolde is het zeer goed mogelijk om op staal te funderen, omdat de draagkrachtige zandlagen dicht aan het oppervlak komen. Voor bijzondere bebouwing en woongebieden in het noordwestelijk deel is fundering op betonnen palen nodig. De funderingsdiepten voor lichtere bebouwing varigren van 5 m in het zuidoostelijk deeltot 10 m in het noordoostelijk deel van Zeewolde. Bij holoceendikten van meer dan 2,s m is een voorgespannen betonnen paal nodig om scheurvorming te voorkomen, in het geval dat horizontale belastingen door ophogingen of afgravingen in de nabijheid voorkomen. Voor Zeewolde is de keus gemaakt om niet integraal op te hogen. In gebieden waar het pleistocene zand minder dan 40 cm onder maaiveld begint, kunnen voor woningen en wegen eenvoudig cunetten worden gegraven. Op plaatsen waar zand aan de oppervlakte voorkomt met een laagdikte van maar minder dan 80 cm, is extra ophoging van wegen nodig. Het diepe deel van her zandpakket uit de grachten is doorgaans beschikbaar als materiaal voor het zandbed. Voor de afwatering van Zeewolde is een waterlopenstelsel nodig met een oppervlakte van 2,s tot 3% van het gebied. Voor de ontwatering is een vrij extensieve drainage toereikend, eventueel aangevuld met ringdrainage rondom woningen. Op plaatsen met een zandige bodem is in de gtachten een onderwatertalud van minimaal 1 : 4 nodig. Tevens dient hier kort na het graven een oeverbescherming te worden aangebracht. Een plasberm beperkt het verdrinkingsgevaar. In Zeewolde worden zes stelsels van nutsvoorzieningen aangelegd. De hoofdstructuur hiervan ligt grotendeels langs de ontsluitingsroutes. Voor de afvoer van regenwater en vuil water is voor een gescheiden rioleringsstelsel gekozen. Zolang de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet functioneert, wordt het afvalwater onder meer van de recreatie-objecten behandeld op een riet-infiltratie-veld. De eerste fase van de hoofdontsluiting van Zeewolde betreft de Horsterweg, de verlengde Dasselaarweg, de noordelijke rondweg, de onderlinge aansluitpunten in de v o m van verkeerscirculatiepleinen en de landelijke open bruggen. De ligging van Zeewolde tussen het Wolderwijd en het Horsterwold biedt recreatieve mogelijkheden. In de centrale groenzone zijn onder meer sportvelden en volkstuinen opgenomen.Het streven is om de jachthaven "Wolderwijd" zo goed mogelijk met het centrum te integreren. Door aanleg van een eiland in het Wolderwijd in de hoek Knardijk - Zeewolderdijk zal de aantrekkelijkheid van het Wolderwijd voor middelgrote en grotere schepen toenemen. In het structuurplan Zeewolde zijn drie volkstuincomplexen opgenomen, waarvan twee kleine aan de rand van de woongebieden zijn gelegen en 6Gn grotere in de centrale groenzone. Elk complex dient te voet, per fiets en per auto bereikbaar te zijn. Het noordelijke kleinere complex is door diepploegen geschikt te maken voor gebruik als volkstuin. De grassportvelden dienen tonrond gelegd te worden. Voor Zeewolde wordt uitgegaan van de vestiging van Sen hippisch centrum dat tesamen met kleine oefenterreinen in het basisnet van ruiterpaden zal worden opgenomen.
De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders heeft voor de ontwikkeling van het project Zeewolde een Stuurgroep en een Projectgroep ingesteld. In de Projectgroep worden plannen voorbereid en uitgewerkt om vervolgens ter goedkeuring aan de Stuurgroep te worden voorgedragen. In 1982 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat na advies door de Raad van de Waterstaat het structuurplan Zeewolde goedgekeurd. Bij de tijdsplanning van het project wordt onderscheid gemaakt in een globale planning en een detailplanning. Onderdeel van de detailplanning is het aangeven van het kritieke pad. Vanaf 1984 zal naast de R.1J.P. ook de per 1 januari 1984 ingestelde gemeente Zeewolde voorzieningen realiseren.
1. INLEIDING
De ontwikkeling van de nieuwe IJsselmeerpolder is gepaard gegaan met de vestiging van mensen en bedrijvigheid. Dit kolonisatieproces is steeds bepaald door de aard en vorm van het grondgebruik in de polder en door de invloeden van buitenaf. De Wieringermeer en de Noordoostpolder werden sterk gedomineerd door het agrarische grondgebruik en waren relatief besloten eenheden met een nederzettingenpatroon dat is opgebouwd uit verspreide agrarische bewoning rond lokaal verzorgende kernen en een regionale verzorgingskern (figuur 1). Ook Oostelijk Flevoland vertoont nog duidelijk de kenmerken van een soortgelijk nederzettingenpatroon, maar in deze polder begon zich ook de invloed van de Randstad te doen gelden. Hieruit is de groeikernfunctie van Lelystad voortgevloeid. Lelystad zal kunnen uitgroeien tot minstens 100.000 inwoners en daarmee in de toekomst ongeveer driekwart van de totale bevolking van Oostelijk Flevoland herbergen. In Zuidelijk Flevoland zal het stedelijke aandeel van de totale bevolking in de toekomst nog groter zijn dan in Oostelijk Flevoland. Gelegen aan de rand van de dichtbevolkte Randstad zal deze polder door de bouw van Almere een belangrijke functie gaan vervullen ten behoeve van het volkshuisvestingsbeleid in het noordelijke deel van de Randstad. Het ontwerp-structuurplan voor Almere is gebaseerd op een maximaal inwoner aantal van ca. 250.000 inwoners. De aanwezigheid van Almere en Lelystad is van grate betekenis voor het nederzettingenpatroon van Zuidelijk Flevoland. Deze zal in tegenstelling tot de eerdere (agrarische) polders Wieringermeer en Noordoostpolder alsmede het daarmee te vergelijken oostelijke deel van Oostelijk Flevoland niet worden gekenmerkt door centraal in hun verzorgingsgebied gelegen kernen maar door aan de rand gelegen wooncentra van waaruit het daartussen gelegen landelijk gebied wordt verzorgd. Naast Almere in de zuidwestelijke hoek van Zuidelijk Flevoland en Lelystad gelegen aan de noordelijke rand zal aan het Wolderwijd Zeewolde worden gebouwd als woon- en verzorgingskern voor het agrarischjrecreatieve oostelijke deel van de polder. Reeds in de Noordoostpolder heeft zich in het agrarische gebied van de IJsselmeerpolders een schaalvergrotingsproces voltrokken dat tot direct gevolg had dat de bevolkingsdichtheid daar sterk afnam en bijgevolg ook het draagvlak voor de totale verzorgingskernen. Omdat tegelijkertijd ook het vereiste minimum draagvlak voor tal van voorzieningen (met name in de commerciSle sfeer) is toegenomen, kunnen verzorgingskernen in dat opzicht nog slechts levensvatbaar zijn bij een steeds groter inwoneraantal van de kern zelf en het omringende gebied. Momenteel wordt een minimaal inwoneraantal van ongeveer 5.000 inwoners algemeen als norm gehanteerd. Dit inwoneraantal is alleen haalbaar bij vestiging van personen uit andere regio's of stedelijke centra in Flevoland. Daartoe is een wervend voonmilieu onontbeerlijk en dit kan optimaal tot ontwikkeling worden gebracht bij een ligging van Zeewolde op de grens van land en water. De a-centrale ligging t.0.v. het landelijke verzorgingsgebied is op zich minder gunstig, maar de maximale afstanden vanuit het landelijke gebied in Zuidelijk Flevoland naar de omliggende verzorgingscentra zullen daar-
mee niet hoger uitkomen dan in Oostelijk Flevoland het geval is. De ligging van Zeewolde is uigesproken gunstig om deze woonkern te doen functioneren als attractie- en/of verzorgingspunt voor de talrijke "tijdelijke" (recreatieve) inwoners van Zuidelijk Flevoland, die zich met name zullen ophouden op en langs de randmeren en op de verblijfsrecreatieve terreinen in de Zuidlob in de directe omgeving van Zeewolde. In regionaal verband openbaart zich op Flevoland niet alleen een bevolkingsdruk vanuit aangrenzende gebieden op het oude land, maar tevens een potentigle vestigingsdruk van bestaande bedrijven, die onvoldoende hervestigings- of uitbreidingsmogelijkheden vinden binnen de regio. Een belangrijke reden hiervoor is het provinciaal beleid dat, gesteund door het nationale beleid, is gericht op beperkte verstedelijking en bescherming van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Dit uit zich onder meer in concentratie van woningbouwactiviteiten in een beperkt aantal regionale groeikernen (Amersfoort, Harderwijk). Deze druk zal zich allereerst richten op Almere, waar in het oostelijk deel een bedrijventerrein in voorbereiding is, maar ook de geprojecteerde woonkern Zeewolde zal op een aantrekkelijke afstand voor zich uit beide regio's bedrijven liggen.
Figuur 1. Woonkernen in IJsselmeerpolders en verzorgingscentra in en om het plangebied (R.IJ.P., 1981)
In 1978 is door de minister van Verkeer en Waterstaat aan de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders een opdracht verstrekt om een structuurplan te maken voor een verzorgingskern in Zuidelijk Flevoland. Het in 1982 goedgekeurde structuurplan is een eerste aanzet voor de kern Zeewolde. Het structuurplan biedt een leidraad voor de nadere uitwerking van de woonbuurten, de bedrijventerreinen en de centrum- en recreatiegebieden. Tevens vormt het plan een toetsingskader voor de op te stellen plannen voor deze onderdelen. op basis van veronderstellingen ten aanzien van de omvang van het landelijke gebied (fig. 2), dat wat betreft de verzorging primair op Zeewolde zal zijn aangewezen, en het aantal daarin werkzame of er anderszins aan gebonden personen, wordt gekomen tot een schatting van de regionale bevolkingsdraagvlak van Zeewolde. Het blijkt te gaan om maximaal ca. 1.500 inwoners. Dit is onvoldoende voor de realisering van een verzorgingskern met een enigszins bevredigend voorzieningenpakket.
r '! J' , I A
Figuur 2. Verzorgingsgebied Zeewolde (R.IJ.P., 1982). Voor Zeewolde wordt een bevolkingsomvang van ca. 8.000 personen voorgesteld. Bij deze omvang wordt het mogelijk geacht, naast een basispakket voorzieningen, ook voldoende draagvlak te realiseren voor vormen van voortgezet onderwijs, uitgebreidere medisch/maatschappelijke dienstverlening en dupliceren (ter vergroting van de keuzemogelijkheid) van voorzieningen met een lage drempelwaarde. Inclusief de inwoners van het landelijke gebied zal bij deze omvang ook een voldoende,zij het minimaal, draagvlak worden gevormd voor een zelfstandige gemeente Zeewolde met ca. 10.000 inwoners. Voor verdere uitgroei van Zeewolde boven de omvang van 8.000 inwoners is ruimte gereserveerd. Teneinde een aanvaardbaar voorzieningenniveau te kunnen realiseren, slechts mogelijk bij vestiging van niet-agrarisch en niet-recreatief gebonden bewoners, is gekozen voor een ligging aan het Wolderwijd. Zowel vo,or het ornringende landbouwgebied dat geleidelijk bewoond raakt, als voor de recreatieve ontwikkeling onder meer in de vorm van meerdere vakantiecomplexen, is een spoedige start van de bouw van Zeewolde van belang
.
In dit document is de planvoorbereiding en hetbegin van de realisatie van de bewoningskern Zeewolde beschreven met vooral als doe1 de plaats en betekenis van cultuurtechnische kennis bij stedelijke inrichting te verduidelijken. De plannen voor Zeewolde zijn niet alleen het resultaat van programmatisch onderzoek, zoals de opzet van dit document misschien suggereert. De bestaande situatie en globale ideezn onder meer omtrent functies, de grootte en de verzorgingsstructuur, hebben geleid tot een locatiekeuze en een basisopzet voor Zeewolde. Deze basisopzet is daarna onderbouwd door onderzoek. In een iteratieproces tussen vooral planvormers, onderzoekers en bestuurders heeft Zeewolde verder vorm en inhoud gekregen. Zonder afbreuk te doen aan de wisselwerking tussen betrokkenen en het werkelijk proces van planvorming, is om pragmatische redenen de beschrijving van het structuurplan Zeewolde pas gegeven na presentaties van de belangrijkste resultaten van onderzoek en programmering. Achtereenvolgens is ingegaan op de uitgangssituatie voor de bouw van Zeewolde, op de programmatische aspecten, de aanpassing van bestemmingen aan de bodemgesteldheid, het structuurplan, het bestemmingsplan de Akkers, de inrichtingsaspecten en de organisatie en planning van het project.
2. UITGANGSSITUATIE
2.1. Gebiedsbeschrijving Het landelijk gebied van Zuidelijk Flevoland is opgebouwd uit drie deelgebieden, te weten (figuur 1) het Oostvaardersdiepgebied, het Middengebied en de Zuidlob. Het Oostvaardersdiep is in het verleden altijd gezien als een interstedelijke zone waar stedelijke functies als industrie en bewoning tot ontwikkeling zouden kunnen komen. Door de ontwikkeling van het belangrijke natuurgebied "De Oostvaardersplassen" staat thans het behoud en de verdere ontwikkeling van natuurwaarden centraal. Het middengebied van Zuidelijk Flevoland zal verder ontwikkeld worden tot een grootschalig open landbouwgebied. Het zal voornamelijk bestaan uit akkerbouwbedrijven met enige weidebedrijven in de randgebieden. Aan de zuidrand nabij Zeewolde is ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van een fruitteeltgebied van minimaal ca. 800 ha. In tegenstelling tot de beide hiervoor beschreven deelgebieden waar bepaalde functies duidelijk domineren zal de zuidlob van de polder zich op basis van het totale taakstellingspakket voor de polder en de specifieke situatieve kenmerken (randmeren, voorlanden, bodemgradi'enten) ontwikkelen tot een multifunctioneel gebied waarin plaats is voor landbouw, natuur, houtteelt, recreatie, wonen en waterwinning. De bosrijke randmeerzone tussen Zeewolde en de Nijkerkerbrug vormt de randzone van het omvangrijke Horsterwold, dat zich landinwaarts tussen Zeewolde en de Nijkerkerweg zal uitstrekken tot aan de Hoge Vaart. Het gebied waarvoor de planvorming voor Zeewolde geldt is ca. 1.100 ha groot en omvat het gebied voor de woonkern, het bedrijventerrein "het Trekkersveld" en de verbindingszone ertussen (figuur 3). Het kenmerkt zich nog grotendeels door een open en onbebouwd agrarisch landschap. Het gebied voor de toekomstige woonkern wordt vanaf de Spiekweg ontsloten door de Horsterweg, die eindigt op de randmeerdifk bij het jachthavencomplex "Wolderwijd", dat in de nabije toekomst zal uitgroeien tot ca. 1400 ligplaatsen. Buitendijks is een terrein opgespotenmet de bedoeling dat het onderdeel zal gaan uitmaken van het totale centrumgebied van Zeewolde.
Dm
a
bedri jventerrein bos
O"ontgonnen landbow
1 = Noordelijke rondweg 2 = Zeewolderdijk 3 z Verlengde Dasseloarweg
= Horsterweg 5 = Veilengde Horsterweg. 6; Dosselaarweg. L
Figuur 3. Uitgangssituatie van Zeewolde (R.IJ.P.,
1982)
Het noordelijk van de Horsterweg gelegen gebied is in gebruik bij het grootlandbouwbedrijf van de Rijksdiense voor de IJsselmeerpolders. De aan de dijk grenzende delen van de kavels zijn ongeschikt voor lonende landbouwactiviteiten. Deze zijn begroeid met riet. In het uiterste noordelijkedeel ligt aan de voet van de dijk een zanddepot. De kruin van de dijk ligt ongeveer op 2,5 +N.A.P.; een hoogteverschil van ongeveer 4 m met het achterliggende land. Ten zuiden van de Horsterweg is de bodem minder geschikt voor landbouw door de aanwezigheid van kwel en pleistoceen zand vlak onder of aan de oppervlakte. Het gebied dat wordt ingesloten door de Spiekweg, de Horsterweg en de Dasselaarweg, een parallel aan de Spiekweg lopende ontsluitingsweg, is a1 vroeg ingeplant. in het goed ontwikkelde bos, waarin is een beheersschuur gebouwd. De uiterste punt van het plangebied is eveneens ingeplant met bos. De rest van het plangebiedsdeel tussen de Dasselaarweg en de randmeerdijk ligt braak en is begroeid met riet en enkele kleine wilgenbossen. In de hoek tussen de dijk en de Horsterweg ligt reeds een aantal jaren een zanddepot. Ten zuiden van het jachthavengebied is de dijk voorzien van voorlanden die destijds zijn opgespoten met zand uit de vaargeul in het randmeer. Deze voorlanden zijn voornamelijk begroeid met gras en verbreden zich op een aantal punten tot kaapachtige terreintjes.
\
h.
*
Het plangebiedsdeel nabij het Trekkersveld wordt ontsloten door de Spiekweg, die de belangrijkste verbinding tussen Zeewolde enerzijds en het Trekkersveld en het agrarische middengebied anderzijds zal vormen. Op dit moment Is ongeveer 11 ha bedrijventerrein uitgegeven van de totaal aanwezige 65 ha. In aansluiting op de Hoge Vaart zijn twee havenkommen gegraven waaraan zich vaarwatergebonden bedrijvigheid kan vestigen (schepen tot 600 ton). De bedrijven die zich tot nu toe op het Trekkersveld hebben gevestigd, kunnen vrijwel alle tot de agrarisch verzorgende sfeer worden gerekend.
2.2. Bodemgesteldheid De belangrijkste bodemkundige gegevens zijn weergegeven op figuur 4. Op grond van verschillen in profielbouw is het plangebied in vier gebieden onder te verdelen te weten (tabel 1): 1. een gebied waar Pleistoceen of verspoeld Pleistoceen op Pleistoceen voorkomt; 2. een gebied waar Holoceen op Pleistoceen voorkomt; 3. een gebied waar verspoeld Pleistoceen op Holoceen op Pleistoceen voorkomt ; 4. een gebied waar Holoceen op verspoeld Pleistoceen op Holoceen op Pleistoceen wordt aangetroffen. Tabel 1. Overzicht van de dikte van de verschillende lagen in de onderscheiden deelgebieden (dikte in m). gebied
-1 2 3 4
dikte bovenste holocene laag l,o 0,l
--
4,5 0,s
dikte verspoeld zand
0,l 0,2 -
dikte onderste holocene laag
-
0,6 0,7
0,l 0,l
diepte Pleistoceen m -mv/
--
---
- 1,0 - 1,0
0 l,o 0,5 0,5
-
4,s 1,s 1,5
--
Figuur 4. Bodemgesteldheid (R.IJ.P.,
1982)
De rijping van de bodem is sterk afhankelijk van het bodemprofiel en de ontwateringstoestand. De gedraineerde homogene kleigronden zijn over een dikte van ca. 0,8-1,O m geaEreerd. Komen er echter zandlaagjes in de klei voor dan is de rijping meestal niet verder gevorderd dan tot het eerste zandlaagje. De aeratiediepte zal derhalve sterk uiteenlopen op de kavels met een bont bodemprofiel. De bodem heeft echter aanzienlijk meer draagkracht dan in 1968-'69 en is momenteel, zeker onder droge omstandigheden, geschikt voor bouwactiviteiten. 2.3. Hydrologische gesteldheid Het polderpeil Het overtollig afgevoerd naar Spiekweg staat
in her grootste gedeelte van het gebied is 5,20 m -N.A.P. water uit het gebied kan daarbij via de tochten worden de Hoge Vaart. Even ten zuiden van Zeewolde langs de een stuw met een kruinhoogte van 4,65 m -N.A.P.
Voor zover de kavels in landbouwkundig gebruik zijn, zijn ze gedraineerd op afstanden van 24 of 48 m. De overige kavels (grotendeels niet in landbouwkundige exploitatie) zijn begreppeld op afstanden van 12 en 24 m Drains en greppels kunnen hun water afvoeren naar de kavelsloten en a a n d e randen van het gebied voorkomende tochten. In het zand heerst een overdruk van het grondwater, voornamelijk als gevolg van het waterpeil (gem. 0.30 -N.A.P.) in het randmeer. De bijdrage in de overdruk van het Veluwemassief afstromende grondwater wordt gering verondersteld. In 1968 zijn in het gebied loodrecht op de dijk een aantal waarnemingsfilters geplaatst. Tot 1976 zijn hierin regelmatig waarnemingen verricht. Daar het isohypsenpatroon zich stabiliseerd, is de opname sindsdien gestaakt. De stijghoogten in het pleistocene zand variiiren van enkele decimeters minus maaiveld in het meest zuidelijke gedeelte (ca. 2,00 m - N.A.P.)
tot ca. 1.50 m -maaiveld (ca. 4,80 m -N.A.P.) bij de in het Pleistoceen ingesneden tocht langs de Spiekweg. Uit het'isohypsenpatroon blijkt een vrij sterk verhang over de eerste 500 m vanaf de dijk.
2.4. Grondmechanische eigenschappen (Viergever, 1982) Achtereenvolgens is ingegaan op begaanbaarheid, stabiliteit en zettingen. De begaanbaarheid van de terreinen is vooral van belang gedurende het bouwproces. Tijdens de bouw moet met materiaal in het gebied gewerkt kunnen worden. Van belang voor de begaanbaarheid is de bovenste laag van ca. 1 m. In het gebied van Zeewolde komt plaatselijk het pleistocene zand aan de oppervlakte, deels rechtstreeks, deels als verspoelde laag over de holocene klei- en veenpakket. Voor een goede begaanbaarheid van het terrein voor mensen en zeer licht materieel is een laag zand van 0,30 m tot 0,50 m voldoende. In bijlage 1 is vervolgens een overzicht gemaakt van de plaatsen waar meer dan 0,40 m zand aan de oppervlakte komt of waar het pleistocene zand dicht onder het oppervlak voorkomt. De ontwatering van de terreinen is goed, zodat de draagkracht voldoende geacht moet worden. Op de keuze tussen integraal ophogen of partieel ophogen in de gebieden waar geen of onvoldoende zand aan de oppervlakte ligt, wordt in hoofdstuk 7 teruggekomen. Stabiliteitsproblemen kunnen zich voordoen bij plaatselijke ophoging van brugopritten en wegen, bij ingravingen voor grachten en kanalen of bij een combinatie van beide. Methoden om stabiliteitsverlies re voorkomen, zijn (zie ook bijlage 6) - fasering van de werkzaamheden. De mate van fasering kan worden berekend en worden gevolgd met behulp van waterspanningsmeters; verlaging van de grondwaterstand met behulp van bronbemaling. Dit biedt soms enige uitkomst in klei- en veenlagen voor tijdelijk werk; grondverbetering; - verandering van het profiel van ontgraving en ophoging.
-
Zettingen worden veroorzaakt door een toename van belastingen. De toename van belastingen heeft een toename van de krachten tussen de korrels onderling tot gevolg. De belastingtoename kan zowel worden veroorzaakt door een opgespoten zandlaag of terp als door een verlaging van de grondwaterstand, waardoor de korrels boven water meer gaan wegen en extra belasting op de eronder liggende korrels veroorzaken. De omvang van de zettingen zijn afhankelijk van: - holoceendikte ofwel dikte van het pakket samendrukbare lagen; de huidige en toekomstige grondwaterstand (bijlage 2); de dikte van de laag verspoeld pleistoceen zand op het Holoceen. In het onderzochte gebied vari'&ren deze factoren sterk. Uitgaande van de gegevens over laagdikte, samendrukkingseigenschappen, huidige entoekomstige waterpeilen en dikte van de reeds opgebrachte lagen zand, is een tweetal zettingsprognoses gemaakt. In bijlage 5 is de berekeningsmethode gegeven. De eerste prognose geeft de zettingen na 30 jaar ten gevolge van de verlaging van de huidige grondwaterstand van
-
0,50 t o t 0,75 m beneden h e t h u i d i g e maaiveld t o t een d i e p t e van 1 , b O m beneden maaiveld i n de e i n d s i t u a t i e ( b i j l a g e 3 ) . De z e t t i n g e n v a r i i i r e n van 0 t o t 20 cm. De tweede prognose g e e f t de z e t t i n g e n na 30 j a a r t e n gevolge van d e z e l f d e v e r l a g i n g van de grondwaterstand en ophoging met 1 m zand ( b i j l a g e 4 ) . De z e t t i n g e n v a r i z r e n van 0 t o t 50 cm. B i j de invoer van de grondwaterstandsverlaging i s ervan uitgegaan d a t de grondwaters t a n d i n de u i t e i n d e l i j k e t o e s t a n d gemiddeld 0,50 m boven h e t voorgestelde grachtpeil l i g t . Gerekend mag worden d a t c i r c a 1 , 5 j a a r na h e t aanbrengen van de belast i n g en h e t e f f e c t u e r e n van de grondwaterstandsverlaging 75% van de tot a l e z e t t i n g i s opgetreden, na 5 j a a r l i g t d i t percentage op 90%. De z e t t i n g e n i n de e e r s t e woonbuurt van Zeewolde z i j n e r g k l e i n . Het ged e e l t e van d i t gebied, waar eemzanddepot h e e f t gelegen, z a l na gedeelt e l i j k e a f g r a v i n g van d i t zanddepot n i e t meer zakken. Het o v e r i g e d e e l van h e t gebied z a l 1 j a a r na ontwatering nog ca. 1 B 2 cm zakken.
3. PROGRAMMATISCHE ASPECTEN
In de nabije omgeving van Zeewolde zullen omvangrijke dag- en verblijfsrecreatie ontwikkelingen plaatsvinden. Het is op dit moment nog onzeker welke invloed een en ander zal hebben op de omvang en het gebruik van de voorzieningen in de kern. Omgekeerd is het ook denkbaar dat de vaste bewoners van Zeewolde mede gebruik zullen maken van de voorzieningen op en om de recreatieterreinen. Nader onderzoek is te zijner tijd gewenst om hierover meer duidelijkheid te verschaffen. Hier zullen alleen de voor dit document relevante programmatische onderdelen die mede vorm en inhoud geven aan de planvorming worden belicht (zie ook Van Otterlo, 1981)
3.1. Karakter Qua mentaliteit en betrokkenheid zal Zeewolde de sfeer ademen van een plattelandskern. Dit zal nog eens worden versterkt door de bewoners van het buitengebied, die voor hun verzorging op Zeewolde zijn aangewezen en die in de aanwezige sociale verbanden zullen functioneren. Van de in deze toekomstige plattelandsgemeente woonachtige bevolking mag worden verwacht, dat het accent meer zal liggen op het functioneren binnen gemeenschapsverbanden dan op de anonimiteit van een stad. De wijze, waarop deze plattelandssfeer in het karakter van de bebouwing tot uiting moet worden gebracht zal eerder doen denken aan agrarische verzorgingskernen als Dronten en Emmeloord, dan aan de meer stedelijke vestigingen zoals Lelystad en Almere. Bet karakter van het centrum van Zeewolde zal, meer dan de woonbuurten mede bepaald worden door de recreatieve verzorgingsfunctie. De toeloop van recreanten zal vooral in de zomermaanden het straatbeeld in het centrumgebied verlevendigen. Aard en omvang van een deel van het winkelbestanden van sommige voorzieningen zullen worden bePnvloed door het medegebruik door dag- en verblijfsrecreanten. Wat betreft het ontwikkelingstempo van Zeewolde zal de jaarlijkse bouwstroom beperkt blijven, teneinde een redelijk evenwicht tussen gevestigde bevolking en jaarlijks instroom van nieuwe bewoners te bewaren.
Om enerzijds de gewenste differentiatie en daarbijbehorende herkenbaarheid in het wonmilieu te bereiken maar anderzijds de woningbouw betaalbaar te houden zal met relatief kleine bestekken met weinig verschillende woningtypen per bestek moet worden gewerkt.
Uit gegevens betreffende vestigers in nieuwbouwgebieden in Nederland kan afgeleid worden, dat zich in deze gebieden met name personen in de leeftijdscategoriezn 20 t/m 34 en 0 t/m 12 jaar zullen vestigen. Met name in Lelystad en Almere wordt in gezinsverband gemigreerd, waarbij na de vestiging het gezin nog enige uitbreiding ondergaat.
Wat betreft Zeewolde kan met een grote mate van waarschijnlijkheid gesteld worden, dat de leeftijdsopbouw van de vestigers zich nauwelijks van de van vestigers in nieuwbouwgebieden elders zal onderscheiden en dat derhalve die van de gehele bevolking van Zeewolde zeker tot en met de fase, waarin het inwonertal 8.000 bereikt wordt (rond 1990), gedomineerd zal blijven door bovengenoemde leeftijdscategoriezn. Afhankelijk van verschillende factoren zal daarna, min of meer geleidelijk het aandeel van de andere leeftijdscategoriegn gaan toenemen (tabel 2). Dit veranderingsproces, hier alleen voor de leeftijdsopbouw geschetst, zal zich naar alle waarschijnlijkheid ook met betrekking tot andere demografische variabelen voordoen. Het uiteindelijke resultaat zal zijn, dat de bevolkingssamenstelling steeds meer op die van de gemiddelde Nederlandse bevolking gaat lijken. Tabel 2. Te verwachten leeftijdsverdeling Zeewolde-inwoners in procenten (R.I.I.P., 1982) leeftijd
0 - 19 20 - 64 65+
-
--
beginfase
- ca.
34 ca. 61 ca. 5
---
8.000 inwoners
ca. 33 ca. 60 ca. 7
De gemiddelde woningbezetting in Zeewolde zal, volgens een door het Demografisch Model Flevoland gemaakte berekening, op ongeveer 2,85 uitkomen. Om 8.000 inwoners te kunnen huisvesten zullen dus ongeveer 2.800 woningen moeten worden gebouwd. In Zeewolde zal de woningbouw wat betreft het aantal woningen alsmede wat betreft grootte, type huur- en koopprijsniveau op de kenmerken van de te vestigen bevolking dienen te worden afgestemd. Integratie van het wonen met andere functies dient nagestreefd te worden, mits een en ander geen aantasting van het woonmilieu betekent. Op het wonen in Zeewolde zal in zijn algemeenheid (maar met name naar de kernranden toe) eerder het stempel van de landelijkheid dan stedelijkheid drukken. Een en ander komt tot uiting in de betrekkelijk lage gemiddelde woondichtheid (25 ;1 30 woningen per ha netto), de verhouding eengezinslmeergezinswoningen (die voor Zeewolde op 90 95%: 10 z i 5% gesteld wordt), alsmede de aanwezigheid van royale groenvoorzieningen in en nabij de woongebieden. Naar het centrum toe kan het wonen onder invloed van een wat hogere bebouwingsgraad in het woongebied, toename van de bebouwingshoogte en menging van het wonen met centrum- en recreatieve functies, kleinstedelijke trekken gaan vertonen. Knooppunten van voorzieningen, met name in het centrumgebied, bieden goede situeringsmogelijkheden voor onder andere bejaardenwoningen en huisvestingsvormen voor jongeren. Deels zouden beide laatstgenoemde huisvestingsmogelijkheden in de v o m van meergezinswoningen gerealiseerd kunnen worden. De reeds eerder vermelde oververtegenwoordiging van de leeftijdscategoriegn 0 t/m 12 haar en 20 tlm 34 jaar, betekent dat er voorlopig een vrij sterk accent op de 4- maar ook op de 5-kamerwoningen verwacht kan
worden. De aanvangsfase maakt Zeewolde wat minder geschikt voor jongere alleenstaanden,maar vooral ook voor bejaarden. Naar gelang het voorzieningenniveau in Zeewolde hoger wordt, kunnen laatstgenoemde categoriezn een groter aandeel in de totale vestiging te zien geven. Als gevolg hiervan worden de volgende grenzen aangegeven waartussen zich de verdeling zal bewegen: 2-3 kamerwoningen 15 a 22Z 4 kamerwoningen 28 B 37% 5 kamerwoningen 26 A 35% 6-7 kamerwoningen 6 B 12% Pas wanneer er enig uitzicht ontstaan is op de ontwikkeling van Zeewolde na het bereiken van 8.000 inwoners, kan de omvang van de verschuivingen gekwantificeerd worden. Een ander punt, maar we1 met even grote onzekerheden omgeven, betreft de verhouding koop-Ihuurwoningen. Een en ander noodzaakt dan ook tot het hanteren van vrij grote marges in de verhouding koop-Ihuurwoningen. Te denken valt aan realisering van 30 2 50% van de te bouwen woningen in de koopsector en 70 B 50% in de huursector. Met name in het begin zal het accent sterk op de huurwoningen en dientengevolge minder op de koopwoningen liggen. 3.3. Vrije tijd 3.3.1.
Overzicht vrijetijdsvoorzieningen .................................
De toename van de niet-arbeidstijd zal ook aan Zeewolde niet voorbijgaan. Niet alleen daarom is echter een adequate (dat wil zeggen, bij het bevolkingsaantal en het tempo van de bevolkingstoename passende) vestiging van vrijetijdsvoorzieningen noodzakelijk. Vrijetijdsvoorzieningen spelen in een nieuwe kern een zeer belangrijke rol. Ze vormen belangrijke ontmoetingsmogelijkheden, waar nieuwe contacten in een informele sfeer tot stand kunnen komen. Aldus leveren ze een aanzienlijke bijdrage tot het ontstaan van sociale netwerken, zonder welke een samenleving stroef functioneert. Tabel 3 geeft het voor bovengenoemde voorzieningen benodigde ruimtebeslag. Ofschoon de vrijetijdsvoorzieningen in Zeewolde gerealiseerd zullen worden in een mate die overeenstemt met de omvang en de samenstelling van de bevolking, zullen met name enkele relatief intensief gebruikte voorzieningen op het gebied van sport, vereniging, horeca en bibliotheekwezen ten tijde van de oplevering van de eerste woningen aanwezig moeten zijn. Vanade in het voorafgaande genoemde voorzieningen kunnen de hierna genoemde zeer goed in elkaars directe nabijheid gesitueerd worden, samen een sociaal-cultureel ontmoetingscentrum vormen. Voordelen hiervan zijn: het in een vroeg stadium kunnen aanbieden van een ontmoetingsplatvorm aan bewoners van een kern, waar het elkaar ontmoeten en het samenleven nog moet beginnen. Een ontmoetingsplatvorm vergemakkelijkt dit proces; in het algemeen liggen drempelwaarden voor gecombineerde voorzieningen lager dan wanneer de betreffende voorzieningen afzonderlijk zouden worden gerealiseerd; een geringer ruimtebeslag.
.
. .
De elementen waaruit een sociaal-cultureel ontmoetingscentrum in Zeewolde zou kunnen worden opgebouwd, zijn: horecavoorzieningen (caf8-bar, restaurant); bibliotheekvoorzieningen; theaterzaal (ten behoeve van muziek, dans, toneel en andere ontspanning in het amusementvlak); sporthal; overdekt zwembad (p.m); vergader- en ontmoetingsruimte; , overdekte manifestatiemogelijkheid.
.. . .. .
Het sociaal-cultureel ontmoetingscentrum zal nee moeten kunnen ontwikkelen met de bevolking van Zeewolde. Dit kan dan we1 inhouden dat tijdelijke andersoortige functies een plaats zullen vinden in het gebouw danwel dat het gebouw vanuit 58n conceptie gefaseerd wordt gerealiseerd. Voor het genoemde zwembad zal in de beginfase van de ontwikkeling van Zeewolde nog niet genoeg draagvlak aanwezig zijn, zeker ook gezien de aanwezigheid van recreatiezwembaden in de omgeving. Vooralsnog zou volstaan moeten worden met een ruimtelijke reservering voor deze voorziening om realisatiemogelijkheden in een latere fase te garanderen. Uiteindelijk zal voor het centrm naar schatting ca. 0.50 ha brutoterrein-oppervlakte benodigd zijn.
Tabel 3. Overzicht vrijetijdsvoorzieningen in Zeewolde Soort voorziening
Benodigd ruimtebeslag
Volkstuinen
ca. 9 ha netto terreinopp. kernrand enlof aan de rand van woonbuurten ca. 2500 n2 bruto vloerOPP. p.m. onder te brengen bij sportvoorzieningen e.d. 500 m2 b.v.0. in het centrumgebied, gecombineerd met andere sociaal-culturele voorzieningen 600 m2 b.v.0. in het centruw gebied, gecombineerd met andere sociaal-culturele voorzieningen p.m. onder te brengen in gymnastieklokalen, horecagelegenheden en ruimte t.b.v. muziek te combineren met 1.500 m2 b.v.0. sociale voorzieningen. p.m. onder te brengen in onderwijsvoorzieningen
Horecabedrijven Overige para-commerciEle (zoals kantines) horecabedr Bibliotheekvoorzieningen
.
Muziek
Dans
+
toneel
Zaalsportaccommodaties sporthal
. . gymnastieklokalen
Veldsporten: voetbalIhockeylhonkbal tennis overdekt bad
10 ha b.t.o.(8 velden) 0,5 ha b.t.0. (5 banen) ca. 800 m2 b.v.0.
Lokaal + zaalruimte t.b.v. communicatie, contact, vereniging en vergadering: centrumgebonden 200 m2 b.v.0.
Buurtgebonden (buurthuizen) 2.600 m2 b.t.0.
Situering
centrumgebied, te combineren met soc.cult.-voorzieningen
te combineren met soc.cult.-voorzieningen (buurt) centrumgebied. te combineren met soc .cult .-voorzieningen (buurt)centrumgebied.
3.3.2. Volkstuinen (Van Otterlo, 1981) ............................... In het scala aan mogelijkheden de vrije tijd te besteden, neemt de volkstuin, afhankelijk van plaats en tijd, een niet onbelangrijke plaats in. Terwijl in Nederland en in Amsterdam de verhouding volkstuinen/inwoners tot voor kort 1 op 1301140, respectievelijk 1 op 160 bedroeg, gaf Lelystad in 1977 een verhouding van liefst 1 volkstuin op 16 inwoners te zien, een verschil, waarvoor met name de aanwezigheid van volkstuincomplexen en de bereikbaarheid daarvan verantwoordelijk is. De oorzaken voor het beoefenen van deze vorm van vrijetijdsbesteding vormen een nogal complex geheel. Als belangrijkste doeleinden, welke men met het bezit van een volkstuin beoogt te verwezenlijken, kunnen echter worden genoemd : de behoefte aan ontspanning en rust; - de mogelijkheid te hebben onbespoten groenten en fruit te kunnen consumeren; besparingen op het gezinsbudget. In Lelystad is tijdens de eerste tien jaren het aantal vierkante meters per inwoner gedaald van 14,9 in 1968 tot 11,6 in 1977. De redenen hiervan zijn voornamelijk gelegen in de zeer sterke groei van de bevolking en een verlaging van de gemiddelde tuingrootte, die beiden het verhogende effect van een wat verminderde belangstelling voor volkstuinen m66r dan gecompenseerd hebben.
-
-
In Zeewolde zal de behoefte aan het bezit van een volkstuin met name in de beginfase waarschijnlijk meer door materikile dan immaterizle redenen zijn ingegeven. Vooral in het allereerste begin zal het winkelapparaat van Zeewolde nog niet van die omvang zijn, dat prijsstellingen voortdurend gelijk zullen zijn aan die, welke elders in de polders of op het oude land gebruikelijk zijn. Al spoedig echter zal dit nutskarakter-sec afgezwakt en het ontspanningselement versterkt zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit na verloop van tijd een daling van het aantal vierkante meters volkstuin per inwoner tengevolge hebben. Uitgaande van: - een aanvangsniveau van 14 m2 volkstuin per inwoner; - een gelijlanatige daling van het aantal m2 volkstuin per inwoner tot 11 over een periode van 10 jaar; een verdere gelijkmatige daling gedurende de daaropvolgende 9 jaar tot 8,O m2 per inwoner (conform de aannamen voor Lelystad); stabilisatie op het niveau van 8 m2 volkstuin per inwoner (eveneens conform de voor Lelystad aangenomen eindtoestand); kan een raming van bet ruimtebeslag ten behoeve van volkstuinen worden opgesteld (tabel 4).
-
Tabel 4. Raming van het ruimtebeslag van volkstuinen Aantal inwoners
8.000 15.000
Ruimtebeslag volkstuinen ca. ca.
8,96 ha netto 16 ha netto
Ten aanzien van de situering van een volkstuincomplex wordt door bezitters van een volkstuin een voorkeur uitgesprokrn voor met name de kernrand, maar ook voor de rand van woonbuurten. Naast het hierboven genoemde ruimtebeslag dient bij het reserveren van terreinen ten behoeve van volkstuinen ook rekening gehouden te wordcn met enig parkeergelegenheid, alsmede met ruimte voor paden ten behoevc van de interne en externe ontsluiting van de complexen. Uit een in 1977 gehouden onderzoek naar het gebruik van volkstuinen in Lelystad, bleek dat 58,8% van de tuinders per auto naar de volkstuin ging. 3.3.3.
Buitensportaccommodaties (Van Otterlo, ...........................................
1981)
In tabel 5 worden voor de belangrijkste takken van veldsport'het draagvlaken ruimtebeslag per accomodatie gegeven. De draagvlakcijfers zijn, gezien de te verwachten leeftijdsopbouw in Zeewolde, veilige ramingen. Tabel 5. Draagvlak en ruimtebeslag van buitensportaccommodaties tak van sport
draagvlak accommodatie
voetbal tennis hockey korfbal
1 1 1 1
per 2000 inwoners per 1500 inwoners per 14000 inwoners per 18500 inwoners
ruimtebeslag (bruto terreinOPP.) 1,5 ha 0,8 ha 1.1 ha
In de praktijk echter blijken sporten, als bij voorbeeld hockey en honkbal, veel sneller om ruimte verlegen te zitten dan op grond van draagvlakcijfers kan worden aangenomen (het bloeiend verenigingsleven en de behoefte daaraan in een jonge kern is hier uiteraard debet aan). Daarom is het bepaald niet overdreven om in geval van 8.000 inwoners een gecombineerd voetbal/hockey/honkbal-complex van ca. 10 ha bruto terreinoppervlak (8 velden) te realiseren. In geval van 15000 inwoners moet voor dit doe1 op ca. 14 ha bruto terreinoppervlak worden gerekend. Bij raming van het ruimtebeslag voor openlucht zwembaden in Zeewolde dient men rekening te houden met: - de aanwezigheid van natuurlijk zwemwater ten oosten en zuiden van Zeewolde aan het Wolderwijd en Nuldernauw; - het doel, waarmee de zwemsport beoefend wordt: het beoefenen van de zwemsport als recreatieve tijdsvulling, als onderdeel van de lichamelijkevorming in kleuter en basisonderwijs-verband en als wedstrijdsport. Voor beide laatstgenoemde doeleinden is genoemd natuurlijk zwemwater ongeschikt. Derhalve dient zonder meer terrein gereserveerd te worden voor een of meer openluchtbaden. De bezoeksfrequentie (dat wil zeggen het totaal aantaal bezoekers per seizoen gedeeld door de totale bevolking) in Nederland wat betreft het bezoek aan openluchtbaden, varieerde de laatste jaren tussen 5 en 8, terwijl die in Lelystad zich tussen 13 en 16 bewoog. Aangenomen werd, dat de bezoeksfrequentie zowel in Lelystad als in Nederland op ongeveer 10 komt te liggen. Gezien de aanwezigheid van veel natuurlijke zwemgele-
genheid in de directe nabijheid van Zeewolde mag worden aangenomen, dat de bezoeksfrequentie in Zeewolde, wat betreft openluchtbaden op een wat lager niveau zal liggen. Voorlopig wordt deze op 8 gesteld. Hieruit vloeien de volgende aantallen bezoekers en het daarmee gepaard gaande ruimtebeslag (norm: 0,01 m2 bassin per bezoeker of 0,125 3 0,15 m2 bruto terreinopp. per bezoeker) voort (Tabel 6). Tabel 6. Aantallen bezoekers en ruimtebeslag van openlucht zwembaden aant. inw.
aant. bezoekers
netto-ruimtebeslag
bruto terr. OPP.
8000 15000
80.000 150.000
800 m2 bassin 1 1500 m2 bassin 1,9
a 1,2 ha a 2,4 ha
mogelijke verdeling Ben 1000-m2 bad BBn 1000-m2 bad
Voor Zeewolde wordt de bezoeksfrequentie voor overdekte baden voorlopig gelijkgesteld aan die, welke voor Lelystad in de toekomst aangenomen wordt: 6 (het eerste jaar gaf het overdekte bad in Lelystad echter een lagere waarde te zien). De ruimtenorm voor overdekte baden kan gesteld worden op maximaal ca. 0,0016 m2 bassin per bezoeker. De bezoekersaantallen en het ruimtebeslag (tabel 7) geven aan, dat er in Zeewolde hoogstens voor 66n overdekt (en centraal gelegen) 25-meter bad (bassinoppervlakte ca. 400 mZ) plaats is. Een en ander lijkt pas haalbaar rond 15.000 inwoners. Het niet aanwezig zijn van zwemgelegenheid in de winter telde uiteindelijk dermate zwaar in de beoordeling, dat een en ander heeft geresulteerd in de beslissing de realisatie van het open bad uit te stellen en in plaats daarvan zo spoedig mogelijk een overdekt bad (800 m2 bruto vloeroppervlak) te realiseren. Realisatie van het open bad zal naar wordt verwacht pas in een verdere groeifase ter hand worden genomen. Tabel 7. Aantal bezoeken en ruimtebeslag van overdekte zwembaden. aant. inw.
aantal bezoekers
aantal m2 netto bassinruimte
3.4. Verkeer en vervoer In deze paragraaf is een overzicht gegeven van gewenste voorzieningen voor de verschillende verkeerssoorten: fietsen en voetgangers, autoverkeer en openbaar vervoer. Het verkeers- en vervoerssysteem moet zodanig worden opgezet, dat het aantrekkelijk zal zijn om zich binnen de kern op de fiets en als voetganger voort te bewegen. Fietsers en voetgangers dienen daartoe te beschikken over een relatief fijnmazig net van veilige en comfortabele routes. Veilig betekent niet alleen dat er weinig ernstige of geen ongevallen gebeuren, maar ook dat de route subjectief als veilig wordt ervaren. De routes voor fietsers en voetgangers dienen korte verbindingen mogelijk te maken tussen de diverse voor fietsers en voetgangers belangrijke voorzieningen (scholen, winkels, sportvoorzieningen, bushaltes en dergelijke). De desbetreffende verbindingen moeten
concurrerend zijn ten opzichte van de voor de auto beschikbare verbindingen. In beginsel kan de bromfiets het beste worden ingedeeld bij het fietsverkeer. Voor sommige fietsroutes geldt echter dat het karakter het medegebruiken door bromfietsers ongewenst maakt. In dergelijke gevallen dienen bromfietsers op het desbetreffende traject te worden geweerd. De voorzieningen dienen ook het buitengebied goed te ontsluiten, mede voor het recreatieve fietsverkeer. De scheiding van het fiets- en bromfietsverkeer zal met name in dit buitengebied van belang zijn om het recreatieve karakter van de fietspaden tot zijn recht te laten komen. Het bovenstaande leidt tot de volgende concrete uitgangspunten: 1. Het net van fiets- en voetgangersroutes zal fijnmazig moeten zijn; maaswijdte maximaal 200 m. 2 . De lengte van de fiets- en voetgangersroutes zal de hemelsbreed af te leggen afstanden dicht moeten benaderen. Dit geldt vooral voor de verbindingen tussen enerzijds de woongebieden en anderzijds de scholen, sport, spel en recreatievoorzieningen en het centrum. Voorts dienen de fiets-/wandelroutes aantrekkelijk en comfortabel te zijn (verhardingstype, obstakels e.d.) 3 . Conflictsituaties tussen fietsers en autoverkeer moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Een gemengde afwikkeling van auto- en fietsverkeer is zonder meer aanvaardbaar binnen de beoogde verblijfsgebieden. Hiervoor kan een bovengrens worden aangehouden van 3.000 auto's per etmaal (zie ook Schenk, 1 9 8 3 ) De wegen die intensiever gebruikt worden, vormen verkeersruimten waar een scheiding tussen autoverkeer en fietsverkeer gewenst is (fietspad langs de weg of geheel vrijliggend). De kruisingen van fietslwandelroutes met deze wegen dienen in principe ongelijkvloers te zijn. Gelijkvloerse kruisingen zijn echter ook denkbaar, indien:
. sprake is van minder belangrijke fietsrelaties en van een intensi. . .
teit van het autoverkeer die niet a1 te hoog is (tussen 3.000 en 8.000 auto's per dag); de oversteek zodanig wordt vorm gegeven, dat in elk geval plaatselijk een relatief lage snelheid (tot bij voorbeeld 40 kilometer per uur) wordt afgedwongen; er een verkeerslichteninstallatie wordt geplaatst; er sprake is van een centrumgebied, waar een mengeling van allerlei functies optreedt.
De plaatselijke scheiding van het fiets- en bromfietsverkeer zal nader aan de orde komen bij een verdere uitwerking van dit structuurplan. Het systeem voor het autoverkeer moet zodanig worden opgezet en ingericht dat een veilige afwikkeling wordt verkregen. Dit geldt vooral voor die punten waar conflicten met fietsers en voetgangers dreigen. Het autoverkeer brengt relatief veel hinder met zich mee voor de omgeving (verkeerslawaai, uitlaatgassen, moeilijke oversteekbaarheid enz.) In de verblijfsgebieden dienen de verkeersintensiteit en de inrichting van de straat zodanig te zijn dat de woonfunctie niet wordt geschaad. Voor wegen met overwegend een verkeersfunctie (stroomfunctie) kan de
hinder redelijkerwijs niet worden beperkt tot de weg zelf. De uitstraling van de hinder naar de 0mgevin.g vergt zonering (afstandvergroting tussen de weg en de voor hinder gavoelige bestemmingen) of bet projecteren van voor die hinder ongevoelige bestemmingen langs de weg. Het systeem voor het autoverkeer moet alle belangrijke bestemmingen per auto bereikbaar maken. In verband met het risico van eventuele calamiteiten dienen belangrijke bestemmingen bij voorkeur via meer dan 6Gn route bereikbaar te zijn. Ook de toegankelijkheid voor grotere voertuigen (winkelwagen, vuilnisauto) dient te worden gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid van het havengebied voor zogenaamde buitenprofielverkeer. De aan de verkeersafwikkeling te stellen kwaliteitseisen kunnen lager zijn, naarmate de desbetreffende verbinding een minder belangrijke verkeersfunctie heeft. Het bovenstaande maakt het no8lg'om' de autoverbindingen in te delen in een aantal functieklassen, die samen een hierarchisch wegennet vormen. Voor elke functieklasse gelden specifieke inrichtingseisen. Met name bij het projecteren van autovoorzieningen dreigen verschillende belangen elkaar te schaden, In dat geval dient bij de afweging een groter gewicht te worden toegekend aan het voorkomen van onveilgheid en omgevingshinder, dan aan een vlotte verkeersafwikkeling. Deze algemene uitgangspunten kunnen worden vertaald naar een aantal meer concrete uitgangspunten:
1. Het wegennet dient in Zeewolde hierarchisch te worden opgebouwd. In het specifieke geval van Zeewolde kan de volgende klasse-indeling worden aangehouden voor de functie van de lokale wegen en straten: -woonstraat (maximaal 100 woningen) -buurtontsluitende straat (maximaal 500 woningen) -kernontsluitende weg Aan de verschillende wegtypen kunnen een aantal inrichtingskenmerken worden toegekend. Zie hiervoor tabel 8.
2. Er dient een indeling gemaakt naar verkeersruimten en verblijfsruimten. De kernontsluitende wegen vormen het grofmazige hoofdwegennet ofwel de verkeersruimte. Binnen deze ruimte moet rekening worden gehouden met de negatieve effecten van het autoverkeer (milieuhinder, dreigende onveiligheid en barrierewerking). Concreet betekent dit dat veelal een ruime zone moet worden aangehouden tussen weg en hindergevoelige bestemmingen (woningen en scholen). Minder gevoelige bestemmingen (sport, bedrijven) kunnen we1 in deze zone worden gerealiseerd. Ook geldt dat een scheiding tussen auto's en fietsers/voetgangers gewenst is. Alle overige onderscheiden categoriegn behoren deel uit te maken van verblijfsgebieden. Daarbij mag de verkeersintensiteit niet hoger zijn dan 2.500 B 3.000 auto's per dag, terwijl de rijsnelheden tot 25 $ 40 kmlu moeten worden beperkt. Onder deze voorwaarden gelden geen bijzondere beperkingen vanuit de verkeersonveiligheid of de omgevingshinder. De verkeersstructuur in eerste instantie van minder belang.
Tabel 8. Inrichtingskenmerken functieklassen wegen functie woonstraat
grenswaarden intensiteit (werkdagetmaal) 500
Inrichtingskenmerken -menging alle verkeer -kle?nschalige inrichting als woonerf mogelijk en gewenst -minimumafstand aansluitingen: 35 m -afstand as-woonbebouwing: minimaal 5-10 m -0ntsluit maximaal circa 100 woningen -maximale rechtstanden: 50 m -snelheid autoverkeer: 25-35 km/u
buurtontslui- 3.000 tingsstraat
lnenging fiets- en autoverkeer aanvaardbaar, maar alternatieve autoarme fiets-wandelroutes gewenst -geen drempels en woonerven -snelheidsremmende maatregelen kunnen plaatselijk gewenst zijn -maximale rechtstanden: 100-150 m -6nelheid autoverkeer: 30-40 km/u -afstand as-woonbebouwing: minimaal 10-15 m -0ntsluiting maximaal circa 500 woningen -minimumafstand aansluiting: 45 m
kernontsluitingsweg
-vrijliggende en/of alternatieve wandelroutes noodzakelijk -vanuit de verkeersafwikkeling bezien zijn pas dubbelbaans wegen (2 x 2 of 2 x 1) nodig, bij intensiteiten hoger dan circa 15.000 auto's per dag -minimumafstand aansluiting: 60 m -afstand as-woonbebouwing: afhankelijk van intensiteitswaarden, lawaaiproblematiek en inrichtingswensen.
3.000
Het bedieningsniveau van het openbaar vervoer in Zeewolde dient zodanig te zijn, dat er zo gunstig mogelijk vervoersmogelijkheden ontstaan, zowe1 voor de bewoners als voor de werkers en bezoekers van Zeewolde. Het openbaar vervoer dient een selectief gebruik van de auto mogelijk te maken. Het openbaar vervoer zal met name een functie vervullen voor het externe personenvervoer. Binnen de mogelijkheden van het streekvervoer dient ook optimaal te worden voldaan aan de vervoersbehoefte binnen Zeewolde. In vqrband met een mogelijk verdere uitgroei dienen de mogelijkheden voor een lokaal openbaar vervoerssysteem te worden opengehouden.
Het bedieningsniveau van het openbaar vervoer wordt bepaald door een complex van factoren, zoals frequentie, rechtstreeks te bereiken bestemmingen, gemiddelde rijsnelheid, voor- en natransport enz. Niet elk van deze factoren afzonderlijk, maar de combinatie ervan, dient optimaal te zijn. Het busvervoer dient tebeschikken over doelmatige, relatief vlot te berijden routes, die geen hinder veroorzaken voor de verblijfsgebieden. Zo nodig dient het openbaar vervoer prioriteit te hebben boven het autoverkeer door toepassing van speciale voorzieningen of ontheffing voor de lijndiensten. De busroutes binnen Zeewolde zullen onderdeel uitmaken van regionale buslijndiensten. De buslijnen Almere-Zeewolde-Harderwijk en LelystadZeewolde-Amersfoort lijken haalbaar als uurdienst, rekening houdende met het normeringssysteem voorzieningenniveau streekvervoer (N.V.S.)
4. AANPASSINGEN VAN BESTEMMINGEN AAN BODEMGESTELDHEID (RIJNIERSCE EN BAKKER, 1979)
De bodemgesteldheid van het plangebied vertoont veel variatie. Naast zandgebieden komen ook gebieden voor waarvan het bovenste gedeelte van het profiel uit enige meters klei bestaat. Cnndat de kosten van vele, voor de realisering van een kern noodzakelijk uit te voeren werkzaamheden, afhankelijk zijn van de bodemgebteldheid, en de mate waarin de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd afhankelijk zijn van de bestemming, is een methode ontwikkeld om een zodanige aanpassing van de bestemmingen aan de bodemgesteldheid te kunnen verkrijgen, dat het totaal van de kosten minimaal is. Daartoe is het plangebied verdeeld in 210 vierkantjes en is voor ieder vakje berekend, hoe groot de bodemafhankelijke investeringskosten zijn per bestemming. Om dit mogelijk te maken is iedere bestemming verdeeld in deelbestemmingen waarvoor de bodemkundige eisen strikt vastgesteld zijn. Als bodemafhankelijke deelbestemmingen zijn onderscheiden: - wegen - lichte bestrating (voet-, fietspaden en trottoirs) - riolering - groengebied - bouwputten - funderingen - sportvelden In feite zijn de rioleringen en de funderingen geen deelbestemmingen, omdat zij geen aanspraak doen op een gedeelte van het oppervlak. Het zijn echter we1 elementen die bij het bouwen van een kern aangelegd moeten worden en waarvoor de kosten afhankelijk zijn van de bodemgesteldheid. voor alle bestemmingen zijn de kosten uitgerekend per 1x2 te bestemmen gebied, met uitzondering van de rioleringskosten die per strekkende meter riool worden gegeven en de funderingskosten die per m2 woning zijn berekend. In de volgende parsgrafen zullen de deelbestemmingen, de hoofdbestemmingen en de optimale locatiekeuze achtereenvolgens behandeld worden. Daaraan voorafgaand is een lijst gegeven van de prijzen die voor de werkeenheden zijn gehanteerd. (Tabel 9). Tabel 9. Kosten van onderscheiden werkzaamheden (prijzen R.1J.P. 1979)
- Afvoeren en verwerken van grond en zand - Opbrengen en egaliseren van zand - Bezanden en tonrond leggen van sportvelden - Ploegen en woelen - Afgraven en terugschuiven van grond
- Opbrengen en egaliseren van grond
60 cm
f. " " " " "
5,--/m3 5,--/m3 10,--/m3* 1,20/m3 0,35/m2 1,00/m2 woning 78,85/m2 woning
" " "
101,92/m2 woning 85,581~12woning 101,92/m2 woning
"
- Funderen op staal 100 cm
- Funderen op palen 2-5 m - Funderen op palen 5-10 m - Rooien van bos voor dezelfde opp. als ming - Rooien van bos voor 2x de opp. van de
de bestem"
bestemming"
0,20/m2 0,40/m2
- Inplanten - Inrichten bo s - Riolering - Riolering *
van bomen en s t r u i k e n voor een park van e e n park op een r e e d s bestaand
f.
0,60/m2
0,70/m2 i n zand " 5,25/m' in klei " 33,76/m' D i t bedrag omvat h e t s p u i t e n van zand i n een depot, h e t ontgraven op h e t d e p o t , h e t t r a n s p o r t e r e n en h e t verwerken. Gezien de onzekerheden d i e b e s t a a n t . a . v . de zandwinning z i j n ook berekeningen uitgevoerd met bedragen van f 5,en f 20,--1m3. "
4.1. Deelbestemmingen Wegen moeten worden aangelegd op een d r a a g k r a c h t i g , goed waterdoorlatend zandbed. Waar d i t aanwezig i s , z a l a l l e e n de v e r v u i l d e toplaag zonodig verwijderd moeten worden en vervangen door schoon zand. De aanpassingsk o s t e n op h e t P l e i s t o c e n e zand z i j n d a a r m gering. I n h e t k l e i g e b i e d e c h t e r z a l een cunet gegraven moeten worden van ca. 1.00 m d i e p t e en aangevuld worden met zand. De aanpassingsmaatregelen bestaan h i e r u i t 2 onderdelen, t e weten: ontgraven en verwerken van grond opbrengen en e g a l i s e r e n van zand Daar waar bos i n g e p l a n t i s , z a l h e t bos t e r p l a a t s e van de weg gerooid moeten worden over een b r e e d t e van c a . 2x de wegbreedte i.v.m. wegbermen, k a b e l s en l e i d i n g e n . Is de k l e i l a a g minder d i k dan 1 m , dan behoeft ook minder grondwerk uitgevoerd t e worden. D i t is h e t geval i n h e t overgangsgebied van zand naar k l e i .
-
Onder de noemer l i c h t e b e s t r a t i n g e n v a l l e n a l l e verhardingen, bestemd voor de f i e t s - e n voetgangers, alsmede parkeerstroken. Deze verhardingen worden eveneens aangelegd op een d r a a g k r a c h t i g en goed voor water doorl a t e n d zandbed, maar met een d i k t e van ca. 0 , 4 m I n de deelgebieden waar h e t P l e i s t o c e n e zand of voldoende verspoeld zand aan de o p p e r v l a k t e l i g t , behoeven p r a k t i s c h geen kosten gemaakt t e worden. Vanaf de d i j k l o o p t h e t maaiveld i n h e t plangebied met e n i g verhang af i n de r i c h t i n g van de Spiekweg. Deze h e l l i n g i s w a a r s c h i j n l i j k voldoende om de r i o l e r i n g van &Bn d i e p t e beneden h e t maaiveld t e kunnen ontwerpen. Binnen h e t plangebied z i j n a f h a n k e l i j k van de p l a a t s een a a n t a l v a r i a t i e s denkbaar i n de wijze van funderen van de bebouwing van Zeewolde. Gekozen kan worden u i t funderen op s t a a l en op palen. Tot een maximum van 1 m- m.v. behoort funderen op s t a a l t o t de mogelijkheden. Deze fund e r i n g is u i t t e voeren i n gebied 1 en i n g e d e e l t e n van de gebieden 3 en 4 ( f i g u u r 4 ) . H i e r b i j worden een t w e e t a l a a n l e g d i e p t e n onderscheiden, t e weten 0 , 6 5 en 1,00 m.v. In h e t o v e r i g e g e d e e l t e van h e t plangebied z a l , g e z i e n de grondslag, gefundeerd moeten worden op palen van ca. 2 t o t 10 m l e n g t e . Onderscheid h i e r b i j is gemaakt i n p a a l l e n g t e n van 2 t o t 5 m en p a a l l e n g t e n van 5-10 m. I n b i j l a g e 7 z i j n de aanpassingskosten voor fund e r i n g e n weergegeven.
Y
Aan sportvelden worden m a r e eisen gesteld. Een intensieve betreding vindt veelal in de winter plaats, een tijd waarin tevens de neerslag als overtollig water afgevoerd moet worden. De combinatie van intensieve betreding en vaak minder gunstige weersomstandigheden in de periode van groeistilstand van het gras, pleegt een zware aanslag op de kwaliteit van een sportveld. Het herstel van vooral de zode vindt in hoofdzaak in het groeiseizoen plaats. Om in het groeiseizoen goede herstelmogelijkheden van vooral de zode te creeren, moet ernaar gestreefd worden dat zowel de vocht- als de voedselvoorziening een goede zode-ontwikkeling bevordert. Het voorafgaande betekent dat gezorgd moet worden voor een bodemprofiel, dat tot minimaal ca. 0,5 m - m.v. klei bestaat. Hierop dient een zandlaag van 0,l m te worden aangelegd. In gebied 1 zal na a1 of niet afgraven van ca. 0,5 m zand een laag goed gerijpte klei van 0,5 m opgebracht moeten worden. Na tonrond leggen en cultiveren, moet bezand worden met 10 cm zand. In de overige gebieden zal waar nodig klei opgebracht moeten worden, waarna het geheel geprofileerd en bezand kan worden. 4.2. Hoofdbestemmingen Als hoofdbestemmingen zijn onderscheiden: - woongebieden - centrumgebieden - parken - sportcomplexen - volkstuinen Binnen de hoofdbestemming woongebieden is onderscheid gemaakt naar een viertal, voor Zeewolde waarschijnlijke, bebouwingsdichtheden, te weten 15, 20, 25 en 30 woningen per ha. Dit is gedaan omdat de verhouding van de deelbestemmingen in een woongebied afhankelijk is van de bebouwingsdichtheden. Binnen de woongebieden is de veronderstelde verhouding van deelbestemmingen in tabel 10 weergegeven. Tabel 10. Veronderstelde verhouding van de deelbestemmingen in de hoofdbestemming woongebieden in procenten van de oppervlakte deelbestemming wegen
15 7,5
20
8
bebouwingsdichtheid 25 30 9,5
10,5
lichte bestrating
23
23
23
23
bouwputten
10,5
14
17,5
21
groengebieden
59
55
50
45,5
100
100
100
totaal
100
De deelbestemmingen riolering en fundering nemen geen ruimte aan de oppervlhkte in beslag.
Op basis van gegevens over de lengte aan rioolbuis per woning bij verschillende bebouwingssichtheden is het aantal in riool per m2 woongebied berekend
.
Aangenomen is dat het centrumgebied van Zeewolde wat betreft de oppervlakteverhoudingen, beschouwd kan worden als een woongebied met 30 woningen per ha. Een groot gedeelte van de oppervlakte van het plangebied zal ingenomen gaan worden door een parkachtig gebied, waarbinnen allerlei op de bewoners gerichte voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Te denken valt hierbij aan een kinderboerderij, manege en trimbanen. Verreweg het grootste gedeelte van de oppervlakten binnen deze hoofdbestemming parken, zal ingenomen worden door het groen. Andere deelbestemmingen zijn niet in de beschouwing betrokken. Gesteld is dat aan het groen in een parkgebied een andere functie wordt toegekend, dan aan het groen in een woongebied. Gemeend is daarom deze bestemming een bodemmilieu te geven dat bestaat uit een laag van minimaal 0,3 m klei, die door gemengd wordt met de ondergrond tot ca. 0,7 m diepte. In gebied 2 zijn dan geen grondverbeterende maatregelen noodzakelijk. In de overige gebieden kan met uitzondering van gebied l, waar 0,3 m grond opgebracht en doorgemengd moet worden, veelal volstaan worden met ploegen en woelen van het bodemprofiel. Omdat een gedeelte van het plangebied bestaat uit ingeplant bos zal het wat betreft kosten aantrekkelijker zijn hiervan een park te maken. De enige aanpassingskosten die op deze terreinen t.b.v. parken gemaakt moeten worden, zijn die welke voortkomen uit het herinrichten van deze bossen. Om een goede vergelijking, wat betreft aanpassingskosten, te kunnen maken tussen de terreinen die reeds met bos ingeplant zijn en alleen heringericht moeten worden, en de terreinen die opnieuw ingeplant moeten worden, is het noodzakelijk dat voor deze laatste gebieden, naast de kosten voor een eventuele grondverbetering, ook de kosten voor het inplanten van het gebied te worden gerekend. De hoofdbestemming sportcompex bestaat uit drie deelbestemmingen, te weten: - sportvelden - lichte bestrating - parkgebied Deze deelbestemmingen zijn resp. met 80, 20 en 10 procent in de hoofdbestemming vertegenwoordigd. De aanpassingskosten/m2 van deze hoofdbestemming bestaan uit de som van de kosten van de deelbestemmingen volgens de genoemde percentages. Ten behoeve van de bevolking wordt in en rond een kern een gebied gereserveerd voor de aanleg van volkstuinen. Voor volkstuinen wordt een bodemmilieu vereist waaop een goede groei van de geteelde gewassen mogelijk moet zijn. Een goede groei is afhankelijk van de vocht- en voedingsstoffenvoorziening. Deze wordt voldoende gevonden, indien minstens 0,s m klei aan de oppervlakte ligt, of indien 0,3 klei aanwezig is en doormengd of gewoeld wordt met de ondergrond tot een diepte van ca. 0,7 m. Het voorgaande komt erop neer dat in gebied 1 na a1 of niet afgraven van 0,3 m zand, 0,3 m klei opgebracht wordt. Hierna wordt het geheel tot een diepte van 0,7 m gemengd.
In het overige plangebied zal, waar nodig, om voldoende klei aan de oppervlakte te krijgen, eerst geploegd moeten worden, waarna bezien moet worden of een verdere menging noodzakelijk is. In gebied 1, waar het pleistocene zand aan de oppervlakte ligt, zullen de meeste kosten gemaakt moeten worden. In gebied 2 voldoet het profiel aan de gestelde eis en behoeven geen kosten gemaakt te worden.
4.3. Optimalisering van locatie van bestemmingen Het doe1 van de optimalisering is het berekenen van een plansamenstelling,waarinde acht bestemmingen zo zijn verdeeld over de 210 vakken, dat het totaal van de investeringskosten minimaal is. Wiskundig is dit doe1 als volgt te formuleren: - Kii zijn de kosten die gemaakt moeten worden om vierkantje i gesc ikt te maken voor bestemming j; - bij is 1 indien vierkant i wordt bestemd voor bestemming j; bf3 is o indien vierkant i niet wordt bestemd voor bestemming j; - si'; het aantal vakjes dat toebedeeld moet worden aan bestemming j. De doelfunktie luidt dan: Kid * bij = minimaal onder de voorwaarden dat: 210 bij = j' voor alle j's i- 1 8 bij =moor alle i t s (ieder vakje kan maar 6611 bestemming krijj= 1 gen)
Z
~ Z z ebenodigde informatie bestaat uit: - de kosten die in ieder vakje gemaakt moeten worden voor iedere bestemming (Kij); aantal vakjes dat aan iedere bestemming toebedeeld moet worden
bt
.
De b&;kening
van de kosten is a1 behandeld.
Op basis van 20.000 inwoners van Zeewolde, een gemiddelde woningbezetting van 2,85 en een als doe1 gestelde verdeling van bebouwingsdichtheden, zijn van de 210 onderscheiden vierkanten er 89 voor woongebied bestemd Het aantal vakjes dat benodigd is voor het centrumgebied is ontleend aan een kern met een vergelijkbare omvang, te weten Dronten. In deze kern blijkt het centrumgebied een oppervlakte van 20 ha te beslaan, dus 5 vakjes. Voor sportveldencomplexen wordt de norm gehanteerd dat 66n complex met een oppervlakte van 10 ha voldoende is voor ca. 10.000 inwoners. Dat houdt in dat in Zeewolde 20 ha, dus 5 vakjes, bestemd moeten worden als sportcomplex. De landelijke norm voor volkstuinen is 5 m2 per inwoner. Derhalve worden 3 vakjes bestemd als volkstuin. De parken en bossen zijn gebruikt als sluitpost om het totaal van de te bestemmen vakjes op 210 te brengen.
.
Dit betekent dat 108 vakjes ( = 432 ha) bestemd worden als park. Om de invloed van variabelen als de prijs van het zand, het inwonertal en het sparen van reeds ingeplant bos te onderzoeken, zijn acht alternatieven doorgerekend. Figuur 4 geeft de uitkomst van 6&n van de alternatieven.
LEGENDA
1
WwWngrblrd
,
15miho,
woongebld 1 2 0 u m i h o i
woonW#ed 125 u a n i h o l
wmrjcbcd 130 uon/hol
.."I,"",
Park*"
3por,cm@ex
"".....""
""lk.t"i"."
Figuur 4. Optimale locatie van bestemmingen bij 20.000 inwoners, een zandprijs van 10 gulden per m2 en zonder rekening te houden met het reeds ingeplante bos (Rijniersce en Bakker, 1979) Bij een vergelijking van de beschouwde alternatieven blijkt dat de invloed van de zandprijs op de plaatskeuze van de bestemmingen zeer gering is. Het sparen van het reeds ingeplante bos kost 4 , 3 en 7*106 gulden bij inwonertallen van resp. 20.000 en 30.000 inwoners. Het verschil in bodemafhankelijke kosten tussen het optimale plan en een plan waarbij.de bestemmingen volledig willekeurig over het gebied zijn verdeeld, b draagt bij een aangehouden zandprijs v n f 10,--/m3 ca. 8,3 * 10% gulden bij 20.000 inwoners en 8,6* 10t gulden bij 30.000 inwoners. Omdat stedebouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden niet in de bestemmingen zijn betrokken, kunnen de verkregen plannen niet meer zijn dan een hulpmiddel voor de stedebouwer en planoloog, en mogen zeker niet als structuurplan betiteld worden. Hoewel de ontwikkeldemethode en ten dele ook de programmatuur zeer specifiek is voor het Zeewolde-gebied, is de aanpak als zodanig zo universeel, dat deze gebruikt kan worden als voorbeeld voor het oplossen van soortgelijke problemen in andere gebieden.
5. STRUCTUURPLAN ZEEWOLDE
5.1. Hoofdstructuur Getracht is om aan de hand van de programmatische uitgangspunten een plan (figuur 5) te ontwikkelen, dat inspeelt op de aanwezige landschappelijke elementen in het plangebied en tevens rekening houdt met aanwezige randvoorwaarden zoals de bestaande infrastructuur en de bodemgesteldheid. N e e belangrijke keuzes zijn gemaakt; het centrum is nabij de aanwezige jachthaven gesitueerd en de hoofdstructuur is mede bepaald aan de hand van de bestaande landbouwkundige verkaveling. Onder andere omdat de bodemgeschiktheid in het plangebied zodanig is dat de bouw grotendeels kan plaatsvinden op het bestaande maaiveld, is de huidige verkaveling met kavelbreedten van 500 m als 66n van de uitgangspunten voor de planopzet gehanteerd. Een aantal bestaande kavelsloten kan dientengevolge de waterhuishoudkundige functie behouden.
/
Door de keuze om het centrum van Zeewolde aan het Wolderwijd te situeren, is de ligging van deze kern aan het Wolderwijd nogmaals duidelijk kenbaar gemaakt. Door deze centrumsituering en de uitwerking daarvan met een binnen- en buitendijks centrumdeel wordt de relatie van Zeewolde met het Wolderwijd en de reeds aanwezige jachthaven gelegd. Naast de verzorgende functie van dit centrum voor de inwoners van Zeewolde zelf, fungeert het ook als verzorgingssteunpunt voor het omliggende landelijk gebied en ten dele voor de recreatie-objecten in de omgeving. In het centrum zal de maaiveldshoogte m a r de dijk toe oplopen, om de dijk, die we1 als zodanig herkenbaar blijft, zo min mogelijk een obstakel te doen zijn in de relatie tussen het binnen- en buitendijks centrumdeel. Overigens zal de centrumopzet zodanig zijn, dat de voor de bevolking van Zeewolde in eerste instantie belangrijke winkelvoorzieningen binnendijks langs een verbindingsas tussen de beide woonbuurten gesitueerd worden op een slechts gedeeltelijk verhoogd peil. Buitendijks zal er naast wonen vooral plaats zijn voor met name op de recreatie gerichte voorzieningen. Ten noorden van het centrum is tussen de noordelijke woonbuurt en de Wolderwijddijk een reservegebied in het plan opgenomen. Deze reservering kan bij de verdere uitgroei van Zeewolde plaats bieden aan centrumgebonden voorzieningen. Het centrum zelf kan tevens in westelijke richting in de centrale groenzone uitgroeien. Door een uitbreiding in noordelijke richting bij een doorgroei boven de 8.000 inwoners ontstaat tevens een meer centrale ligging t.0.v. de dan bebouwde delen van het plangebied. Als onderdeel van de groenstructuur zijn aan de randen van de woonbuurten groenzones met een breedte van 100-150 m geprojecteerd. Naast de functie als windschermen voor de aangrenzende woongebieden, kunnen hierin ook kleinschalige recreatievoorzieningen worden gesitueerd, zoals volkstuinen. Om milieu-technische redenen (geluidsoverlast) zijn in deze zones ook de hoofdontsluitingswegen gesitueerd. Een centrale groenzone is als onderdeel van een ontwikkelingsas tussen het Wolderwijd en het Horsterwold een belangrijk ruimtelijk element, waarmee de koppeling van de woonkern met het omringende landschap wordt bewerkstelligd. De in deze groenzone reeds aanwezige Horsterweg wordt als belangrijk directe ontsluiting van het centrum gehandhaafd. Verder wordt een tangentiale ontsluiting, in eerste instantie aan de noordzijde, toegevoegd, gedeeltelijk zal hierdoor het verkeer van en naar de buitendijks gelegen recreatievoorzieningen worden afgeleid. Bij verdere doorgroei van
Zeewolde kan eventueel ook aan de zuidzijde een tangentiale ontsluiting worden toegevoegd. Door het voornamelijk ontsluiten via deze tangenten van de woonbuurten van Zeewolde, blijft het verkeersaanbod op de te handhaven Horsterweg ook in de toekomst van een aanvaardbaar niveau. Aan de westzijde is in de bovengenoemde groenstrook een sportcomplex opgenomen. Meer naar het centrum toe biedt deze zone de mogelijkheid tot situering van enkele kantoren en van grootschalige voorzieningen zoals een sporthal. Door de omvang dit groene element is het buitengebied tot diep in de kern aanwezig en draagt daardoor bij aan het landelijk karakter van Zeewolde. Mocht in de toekomst een verdere groei van Zeewolde nodig blijken, dan ligt in de centrale groene zone ook de mogelijkheid voor expansie van het centrumgebied. Gedeeltelijk zal ook verdichting in het centrum zelf kunnen optreden. Direct achter de Wolderwijddijk in de noordelijke woonbuurt, is verder een gebied gereserveerd gekoppeld aan het centrum en door middel van de noordelijke tangentiale ontsluitingsweg vrij direct voor het autoverkeer van buiten Zeewolde ontsloten. Deze locatie zou bij verdere doorgroei van Zeewolde eventueel plaats kunnen bieden aan centrumgebonden activiteiten, bij voorbeeld van regionale recreatieve aard. In de groenzones, die vanuit alle woonbuurten snel bereikbaar zijn, zullen ook de voet- en fietsverbindingen naar de verschillende buitengebieden worden opgenomen. In de groenzones zal geen sprake zijn van de hizrarchische opbouw naar kern-, wijk- en buurtniveau. De groenzones zullen duidelijk verschillend zijn in verschijningsvorm, omdat ze op landschappelijk verschillende buitengebieden aansluiten. Specifiek op de recreatie gerichte voorzieningen kunnen een kwalitatieve bijdrage leveren aan de centrumontwikkeling en het karakter van het centrum.
Figuur 5. Structuurplan Zeewolde (R.I.J.P.,
1982).
5.2. Wonen en werkgelegenheid Het aantal woningen van Zeewolde bij 8.000 inwoners is verdeeld in twee woongebieden, gescheiden door een groenzone. Het type woning zal hoofdzakelijk bestaan uit eengezinswoningen. De verkaveling van de woningen is eenvoudig van opzet. De woningen zijn in beginsel voorzien van een kap en beschikken over tamelijk diepe achtertuinen.
Voor zover stapeling van woningen wenselijk wordt geacht, zal dit hoofdzakelijk in en nabij het centrum plaatsvinden. De bebouwingsdichtheid is relatief laag maar zal naar het centrum toe toenemen. Gestreefd zal worden naar een zo groot mogelijke verscheidenheid die tot uiting komt in verschillen in dichtheid, verkavelingstype, huurniveau, koopprijsniveau en verschijningsvorm. Onder de bebouwingsdichtheid wordt verstaan: de gemiddelde dichtheid (netto) binnen het woongebied. Deze varieert tussen 15-25 en 25-30 woningen per ha. Laatstgenoemde dichtheid is het meest voorkomend. De woonbuurten zullen geen monoculturen van uitsluitend woningen worden, maar er zullen meerdere functies worden gehtegreerd. Binnen de woongebieden zijn de volgende voorzieningen gesitueerd: kleuter/basisscholen, peuterspeelzalen, voorzieningen voor actieve en passieve recreatie op buurtniveau en enkele ruimten voor bedrijvigheid. Aan de noordzijde van Zeewolde ligt het erootschalige bedrijventerrein "Trekkersveld", dat deels a1 in ontwikkeling is gebracht en ca. 70 ha beslaat. Deze op de plankaart aangegeven 70 ha bedrijventerrein omvat ca. 35 ha programmatisch benodigd terrein om voldoende arbeidsplaatsen te kunnen realiseren, ca. 25 ha terrein voor agrarisch ondersteunende bedrijven en ca. 10 ha voor een eerste fase van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Twee kleinere bedrijventerreinen, samen ca. 10 ha groot, zijn gelegen langs de hoofdontsluitingswegen in directe relatie met de aangrenzende woongebieden. Zij zijn bestemd voor kleinschalige, weinig hinder veroorzakende bedrijven, voornamelijk van lokale betekenis. Een belangrijk deel van de werkgelegenheid is in het centrumgebied gelokaliseerd. Deels zal die in de recreatiesfeer liggen. In de centrale groene zone zullen langs de weg naar het centrum (Horsterweg) kantoren en andere centrumgebonden instellingen kunnen worden gesitueerd. In het bosgebied aan de westzijde van het plangebied wordt rekening gehouden met reserveringen voor incidentele vestigingen die getypeerd worden door hun extensieve karakter. Hierdoor zal het bosachtige karakter van dit gebied gehandhaafd blijven. 5.3. Verkeer en vervoer De geringe omvang van Zeewolde - de maximale afstand tot bij voorbeeld het centrum bedraagt 800 m - stelt de hoogste prioriteit aan een goede bereikbaarheid van alle bestemmingen voor fietsers en voetgangers. Figuur 6 geeft het - tot een gridstructuur geschematiseerde - net van fiets- en looproutes aan, waarbij voldaan wordt aan het maaswijdte criterium. Zowel de routes binnen Zeewolde, als de routes naar het buitengebied zijn weergegeven. De aangegeven routes zullen op diverse manieren worden ingericht, te weten: als pad langs een belangrijke weg (bij voorbeeld langs de Spiekweg); - als vrijliggende route (bij voorbeeld de route over de Wolderdijk); als (voornamelijk recreatief) pad in de omliggende boscomplexen; - als woonstraat binnen verblijfsgebieden. In beginsel zullen de interne routes samen kunnen vallen of parallel lopen aan buurtontsluitingswegen. De voetganger en de fietser bewegen zich in principe op het maaiveld. De kruisingen met de hoofdontsluitingswegen zijn in principe gelijkvloers, behalve daar waar de intensiteit van het gemotoriseerde verkeer te hoog is, dit is bij meer dan 3.000 mvt/etm.
-
Voor de verbinding tussen Zeewolde enerzijds en het bedrijventerrein en het landbouwgebied anderzijds, voorziet het plan in een ongelijkvloerse kruising met de Gooise Weg en de Spiekweg.
Figuur 6. Langzaam verkeer ( R . I . I . P . ,
1982)
Er is voor Zeewolde de voorkeur gegeven aan een ontsluitingsstructuur die tegemoet komt aan de wens tot duidelijkheid voor zowel de bezoeker van de won- en werkgebieden als voor de bezoeker van het centrum en de jachthaven. Daarnaast mag de structuur de interne samenhang van de kern en een eventuele uitgroei ervan niet belemmeren. Het centrumgebied en de jachthaven worden vanaf de Spiekweg ontsloten door de te handhaven Horsterweg en door een weg vanaf de Spiekweg ter hoogte van de aansluiting met Ossenkamperweg. In het centrumgebied zijn beide hoofdontsluitingswegen aan elkaar gekoppeld (figuur 7). De verbindingsweg aan de westrand van de bebouwing dient voor de uitwisseling van het niet centrum gerichte verkeer op beide centrum gerichte wegen. Bij de ontsluitingswegen is een ruime zone in acht genomen tussen weg en bebouwing. Aangezien de wegen echter samenvallen met groen-zones zullen afdoende maatregelen tegen geluidsoverlast kunnen worden getroffen. In het centrumgebied zal menging van verkeerssoorten optreden. Door koppeling van langzaam verkeersroutes met watergangen kunnen incidenteel kruisingen ongelijkvloers opgelost worden. De ruimte langs de noordelijke tangent laat in een latere fase (bij uitgroei van Zeewolde) een ontwikkeling open, waarbij deze weg de functie van centrale ontsluitingsweg kan gaan vervullen. Het zal in alle gevallen de voorkeur verdienen de restruimten langs de wegen zodanig vorm te geven (stedebouwkundig en verkeerskundig) dat het karakter, de beleving en de oriEntatie tot hun recht komen. De ontsluiting van het landelijke gebied langs de Ossenkamperweg zal zodanig vorm gegeven worden dat sluipverkeer van en naar Harderwijk via deze weg geweerd zal kunnen worden.
1 = Nootdelijke rondweg. 2 : Zeewolderdijk 3. Verlengde Dosseloorweg L = Horsterweg 5: Verlengde Horsterweg 6 2 Dasselaarweg.
Figuur 7. Hoofdontsluitingswegen ( R.I.I.P.,
1982)
Het openbaar vervoer zal gebruik maken van het hoofdontsluitingssysteem (figuur 8). De halteplaatsen zijn zo gesitueerd dat ca. 85% van de inwoners hemelsbreed binnen 400 m van een halte zal wonen. Daardoor wordt niet geheel voldaan aan de eerdergenoemde eis maar, in de gegeven situatie wordt dit alleszins acceptabel geacht. Bij de nadere uitwerking van de woongebieden zal worden bezien of door het gebruik maken van buurtontsluitingswegen als openbaar vervoersroute een betere ontsluiting voor het openbaar vervoer kan worden bereikt. De gemiddelde halte-afstand is ca. 800 m. De grote afhankelijkheid van de voorzieningen op het oude land in de eerste bouwfase van Zeewolde zal aanleiding geven om allereerst een buslijn (Amersfoort-)Nijkerk-Zeewolde-Harderwijk in exploitatie te nemen. De later in exploitatie te nemen buslijn Almere-Zeewolde-Harderwijk zal tevens bet agrarisch middengebied van Zuidelijk Flevoland kunnen bedienen.
Figuur 8. Openbaar vervoer (R.I.T.P.,
1982)
5.4. Fasering Aangegeven is dat in de jaren 1984 t/m 1990 een verzorgingskern met ca. 8.000 inwoners zal worden gerealiseerd, waarbij de verdere groei naar ca. 15.000 inwoners mogelijk is. De totale reservering binnen het verkavelingsplanheeft een inwonerscapaciteit van ca. 25.000 inwoners. De eerste woningen met bijbehorende buurtvoorzieningen en de eerste school voor kleuter en basisonderwijs zullen in noordelijke woonbuurt Zeewolde worden gebouwd. Hiermee wordt de groeirichting Trekkersveld en naar het achterliggende landelijk gebied ingezet. Tegelijk met de komst van de eerste inwoners zullen de eerste centrumvoorzieningen in gebruik worden genomen in een aan het eerste woongebied grenzend deel van het centrum. De Horsterweg zal zijn ontsluitende functie behouden in eerste instantie nog via het bestaande trac6, na enige tijd nabij het centrum via een enigszins aangepasttracering. Vrij direct a1 zal ook de aanleg van noordelijke tangentiale ontsluitingsweg aangepakt worden. Enerzijds om mede voor het bouwerkeer snel een tweede weg ter beschikking te hebben, anderzijds vanwege de groenzone waarin deze weg ligt. Het wordt namelijk van groot belang geacht de in het plan voorkomende groenzones in een zo vroeg mogelijk stadium aan te leggen. Hetzelfde geldt voor de kuststrook t.b.v. de oeverrecreatie. Sportvelden, volkstuinen en ook de begraafplaats zullen gereed moeten zijn bij de eerste bewoning van Zeewolde
.
Na twee a drie jaar zal ook met de bouw worden begonnen in de zuidelijke woonbuurt. Hierdoor zal het centrum direct a1 een "centrale" ligging krijgen. In het centrum zal daarom ook in deze fase de nadruk liggen op de verbindingsas tussen beide woonbuurten. Inmiddels zullen zowel in de noordelijke als in de zuidelijke woonbuurt de kleinere bedrijventerreinen en de verspreide bedrijvigheid in de woonbuurt tot ontwikkeling worden gebracht.
Rond 1990 zal de kern Zeewolde ca. 8.000 inwoners omvatten, de beide woonbuurten zijn volgebouwd met de daarbij behorende voorzieningen. In het centrum zal nu naast de koppeling tussen de beide woonbuurten een relatie met het buitendijkse centrumdeel van meer recreatieve aard zijn aangelegd. In het winkelapparaat treedt een geringe duplicering op en de enigszins grootschaliger voorzieningen, zoals de aanzet voor middelbaar onderwijs en overdekte sportaccommodaties zullen zijn gerealiseerd. In het hiervoor omschreven plan is rekening gehouden met een mogelijke doorgroei van Zeewolde boven de 8.000 inwoners. De omvang van de eventuele verdere groei is thans nog niet vastgelegd. Een vrij natuurlijke geleidelijke doorgroei is mogelijk, doch ook is het niet uitgesloten dat Zeewolde op langere termijn een betekenende functie kan gaan vervullen in het kader van de overloop. In dat.geva1 zal een snellere doorgroei plaatsvinden. Zowel aan de zuidzijde als aan de noordzijde liggen reserveringen die een inwonertal van 20.000 3 25.000 inwoners mogelijk maken (figuur 9). Aan de aangegeven reservegebieden kunnen bij verdere uitgroei zowel woon- als bedrijfsbestemmingen worden toegekend. Voor het buitendijks gelegen centrumgebied zullen de ontwikkelingen tot 1990 zich hoofdzakelijk in de zogenaamde "aanloophaven" manifesteren. Bij een doorgroei van Zeewolde boven de 8.000 inwoners zal voor het buitendijkse gebied opnieuw een afweging plaatsvinden. Verder is het mogelijk binnen de reservegebieden afhankeliijk van de omvang van de verdere uitgroei, 6Bn of meerdere winkelsteunpunten op te nemen. De noordelijke auto-ontsluiting van de 8.000 inwonersfase is op een dusdanige wijze ontworpen, dat bij bebouwing van de noordelijke reservegebieden op bestaande hoofdinfrastructuur kan worden aangesloten. Naast de genoemde noordelijke ontsluitingsweg en de te handhaven bestaande Horsterweg kan bij verdere uitbreidingn ook aan de zuidzijde een tangentiale ontsluiting naar het centrum van Zeewolde worden gerealiseerd Het trace van deze zuidelijke ontsluitingsweg wordt in de 8.000 fase reeds gedeeltelijk benut voor de ontsluiting van de zuidelijke woonbuurt en is verder op de plankaart als reservering opgenomen.
.
Figuur 9 . Groeimogelijkheden Zeewolde 50
5.5. FinanciZle aspecten Bij het in beschouwing nemen van de financigle aspecten van het hiervoor omschreven plan, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de benodigde investeringen ten behoeve van het stichten en verder uitbouwen van deze kern en de te verwachten exploitatielasten, die zullen gaan optreden na realisatie van het plan. De uitvoeringskosten van het onderhavige plan worden in eerste instantie door twee belangrijke factoren bepaald nl. de woningdichtheid en de totaalopzet van het plan. De woningdichtheid is op basis van de programmatische uitgangspunten tamelijk laag nl. ca. 25 a 30 woningen per ha. Hierbij is echter de opzet van het plan eenvoudig gehouden. Door in het ontwerp rekening te houden met aanwezige elementen, zoals de bestaande infrastructuur en het aanwezige afwateringsstelsel, voorts door de relatief gunstige bodemgesteldheid zullen de investeringen naar wordt verwacht betrekkelijk laag gehouden kunnen worden. Een berekening welke is opgezet voor het bij 8.000 inwoners relevante deel van het plangebied, inclusief het hierbij behorende gedeelte van het buiten de kern gelegen grootschalig industrieterrein "het Trekkersveld" geeft aan dat van de totale 312 ha (zie figuur 10): ca. 33% bestaat uit netto woongebied (103 ha); ca. 10% uit gebieden bestemd voor onderwijs, sport, bijzondere voorzieningen (31 ha); ca. 23% uit het grootschalig bedrijventerrein "het Trekkersveld" (70 ha) ; ca, 4% uit kleinschalige bedrijventerreinen (13 ha); ca. 4% uit droge en natte infrastructuur, buiten netto woongebied (13 ha) ; ca. 1% uit gebieden bestemd voor waterstaatkundige werken (3 ha); ca. 15% uit wijk- en kerngroen (47 ha); ca. 10% uit reservegebieden (31 ha). Deze verhouding steekt niet ongunstig af bij de overige kernen in de polders. Uit een vergelijking met de agrarische verzorgingskern Dronten blijkt, dat in het kerngedeelte Dronten-Noord 30% van het plangebied uit netto woongebied en 35% uit groen bestaat. Het netto woongebied in Zeewolde zal voor minstens 56% uit uit te geven terrein bestaan, voor minder dan 24% uit verharding en voor minder dan 20% uit openbaar groen. De maatstaven van het "bruine boekje" geven in een gebied met eengezinswoningen een verhouding aan van 53% uit te geven terrein, 27% verharding en 20% openbaar groen. De nagestreefde verdeling in Zeewolde zal een gunstige invloed hebben op zowel de investeringskosten als op de toekomstige beheerskosten. Wat dit laatste betreft wordt tevens gestreefd naar een eenvoudige verkaveling van de woongebieden met extra aandacht voor lage onderhoudskosten voor blok- en buurtgroen. Met betrekking tot het onderhoud van het kerngroen zal een nadere bezinning over de toekomstige beheersgrenzen moeten volgen. Aaneengesloten groengebieden in de overgangszones tussen het landelijk gebied en de woonkern kunnen in onderhoud bij het landelijk gebied worden betrokken. Voorts is in de planvorming gestreefd naar relatief grote aaneengesloten groengebieden daar waar het het kerngroen betreft. Ook bij de verdere uitwerking zal zo eenvoudig mogelijk onderhoud als ontwerpgegeven worden meegenomen.
Figuur 10. Relevant plangebied bij 8.000 inwoners (R.IJ.P.,
1982)
6. BESTEMMINGSPLAN DE AKKERS (R.IJ.P.,.1983)
6.1. Hoofdstructuur Het plangebied de Akkers omvat de noordelijke woonbuurt, een kleinschalig bedrijventerrein, een deel van het centrum en twee brede groenstroken (figuur 11). Centraal door het plangebied loopt in noord-zuidrichting een groenzone. Hierdoor wordt de schaal van het bebouwd gebied verkleind, terwijl tevens door een verbreding in deze groenzone een centraal in het gebied gelegen groen plein wordt gerealiseerd. Het karakter van de bebouwing wordt naar het centrum toe wat geslotener. Dit wordt bereikt door 0.a. verschillen in bebouwingsdichtheid, profielen, bebouwingshoogte en erfscheidingen. De relatie tot het Wolderwijd wordt gelegd door de bebouwing direct achter de dijk verhoogd te bouwen, zodat hier een direct contact met het buitendijks gebied mogelijk is.
#
woongebied centrumgebied
0 volkstuinen
0 groen -
plangrens = kernontsluitingsweg
biizondere bestemming
- --,
-
I -
kleinschalig bedrijventerrein buurtweg langzaam verkeersroute watergang
Figuur 11. Planopzet de Akkers Bij de planopzet is uitgegaan van een rasterstructuur. De lijnen van het raster hebben een verkeersfunctie (buurtweg, woonstraat en fietspad) terwijl binnen de rasterlijnen de bebouwing is gesitueerd.
Het "dorpse" of "landelijke" karakter wordt enerzijds sterk beInvloed door de bevolking (mentaliteit, betrokkenheid) anderzijds door ruimtelijke factoren als opzet en verschijningsvorm. Middelen hiertoe zijn: een eenvoudige verkavelingsopzet met een doorgaand stratenpatroon; lage bebouwingsdichtheden; - eenvoudige woningtypen; differentiatie in woonmilieu en herkenbaarheid door kleine bestekken van hetzelfde woningtype; tweezijdige ontsluiting van woningtypen.
-
Het algemene karakter wordt derhalve sterk bepaald door de toepassing van de uitgangspunten ten aanzien van het verkeer, namelijk duidelijk herkenbare hoofdroutes voor fietsers en voetgangers en voor het gemotoriseerd verkeer en goede bereikbaarheid van alle delen van het plangebied voor bestemmingsverkeer. Hierdoor zal het plangebied een specifiek karakter dragen, mede afhankelijk van de manier waarop een route door de bebouwing wordt geleid, het toepassen van hoge of lage kappen, kappen in lengterichting of in dwarsrichting, afwisseling of herhaling. 6 . 2 . Woongebieden
De belangrijkste ruimtelijke elementen in de woongebieden zijn de watergangen, de groenzone en de buurtwegen. De oost-west lopende watergangen zijn gestrekter uitgevoerd dan de noord-zuid liggende. Brede taluds met laanbeplanting en tweezijdige situering van voorgevels van woningen naar de watergang geven deze het karakter van een singe1 (figuur 12, profiel 1). Aan de noord- en westzijde langs het woongebied liggen nog twee watergangen; deze liggen meer in een natuurlijke omgeving en hebben een smaller profiel en een meer natuurlijke oeverafwerking. In het plangebied ligt een groenzone van 25 3 30 m breed. Centraal hierin is een KBO-school met speelvoorzieningen ondergebracht. In de groenzone ligt een hoofdfietsroute naar het centrum. De bebouwing langs de de westzijde van deze fietsroute is in het algemeen gesloten om deze beschutting en luwte te geven. De wegen hebben een breedte van 2 2 tot 32 m. De rijbaanbreedte is 6 meter; de wegen zijn grotendeels voorzien van parkeervakken. Tussen de rijbaan en het voetpad bevindt zich steeds een smalle groenstrook. Het plangebied is zeer gunstig gesitueerd voor wat betreft de buitenrecreatie. Aan alle zijden bevinden zich namelijk groenzones langs het plangebied; aan de noord- en zuidzijde de groenzones tussen de bebouwing en de kernontsluitende wegen; aan de oostzijde de Wolderwijddijk met het groene voorland en aan de zuidzijde de centrale groenzone. Binnen het woongebied kan daarom het groen beperkt blijven tot in hoofdzaak structuurbepalend groen langs de langzaam-verkeerroutes, de buurtwegen en de grachten, temeer daar vrijwel alle woningen zijn voorzien van een eigen tuin.
Ruimten van wat g r o t e r e maat z i j n t e vinden i n de c e n t r a l e groene verb i n d i n g , d i e de bebouwing i n noord-zuidrichting d o o r s n i j d t . Naast de belevingswaarde van de g r a c h t e n , kunnen deze worden g e b r u i k t a l s v i s w a t e r , om i n t e s p e l e v a r e n e n om op t e s c h a a t s e n . Aan de noordz i j d e bevindt z i c h een volkstuinencomplex van ca. 1 , 5 ha b r u t o . Het comp l e x g r e n s t aan de woonbebouwing en i s goed b e r e i k b a a r voor a l l e v e r k e e r v a n u i t h e t woongebied. De woningbouw i n Zeewolde z a l s t a r t e n i n h e t o o s t e l i j k d e e l van h e t plangebied. Hier i s de planontwikkeling h e t v e r s t gevorderd. Ter i l l u s t r a t i e hiervan is i n f i g u u r 12 een v o o r s t e l weergegeven voor de bebouwing t e r p l a a t s e . Om h e t wonen i n een dorp g e s t a l t e t e geven i s wat b e t r e f t woningwetwoningen gekozen voor doorzon-woningen met 3, 4 of 5 kamers ( b i j l a g e 8 ) . B i j d i e type i s een goed c o n t a c t met h e t gebeuren op s t r a a t verzekerd, t e r w i j l de informele toegang (kinderen) v i a a c h t e r p a d , schuur, t u i n en keuken l o o p t . Op enkele koppen van de woonblokken i s een z e s t a l verhuurbare ruimten g e p r o j e c t e e r d , bedoeld voor verhuur aan h e t b e d r i j f s l e v e n met een buurtgebonden k a r a k t e r .
Figuur 12. Voorstel bebouwing o o s t e l i j k g e d e e l t e van de Akkers met d w a r s p r o f i e l van oost-west lopende g r a c h t
Het plangebied wordt aan de west-, noord- en oostzijde omsloten door kernontsluitingswegen (figuur 13). Gelet op de belangrijkste ontsluitingsrichting, de noord-west toegangsweg, zijn aan de noord- en westzijde voor de auto-ontsluiting elk twee asnsluitingen op deze kernontsluitingswegen geprojecteerd. Aan de oostzijde, ter plaatse van de overgang van woon- naar centrumbebouwing is een aansluiting gepland, die voornamelijk bestemd is voor centrum-gericht verkeer. Deze vijf aansluitingspunten op de kernontsluitende wegen worden onderling verbonden door een circuit van buurtwegen, die bovendien nog op enkele plaatsen onderling gekoppeld zijn. Dit heeft tot gevolg dat deelcircuits ontstaan. Aan dit stelsel van.buurtwegen zijn de woonstraten geschakeld. Deze vorm van het wegennet heeft tot gevolg dat vrij directe toegangsroutes tussen de bestemmingen in en buiten het plangebied ontstaan. Het omrijden zal tot een minimum beperkt blijven. In het plangebied is een aantal hoofdfietsroutes geprojecteerd. De ontsluitingsstructuur voor het autoverkeer maakt het mogelijk dat deze routes via woonstraten geleid kunnen worden. Het dwarsprofiel zal dan echter ruimer van opzet moeten zijn. De continuiteit in de routes wordt gewaarborgd door middel van kortsluitende fietspaden tussen de woonstraten. Voor de overige straten van Zeewolde geldt eveneens de menging van de verkeerssoorten. Kruisingen met kernontsluitende wegen worden gecombineerd met de aansluitingen met de buurtwegen. Het openbaar vervoer maakt gebruik van kernontsluitende wegen. De halteplaatsen zijn gesitueerd op de plaatsen waar hoofdfietsroutes deze wegen kruisen. Op deze wijze wordt voorkomen dat aparte toegangsroutes door onaantrekkelijke ruimten moeten worden gevoerd. Indien daartoe aanleiding ontstaat wordt het in beginsel niet onmogelijk gemaakt dat een openbaar vervoerlijn via de buurtwegen gevoerd wordt. Dit teneinde een betere ontsluiting per openbaar vervoer te bereiken. Dit houdt in dat het trace en het lengte- en dwarsprofiel van de betreffende wegen buspassages mogelijk moeten maken. Het parkeren in de woongebieden vindt plaats langs de rijbaan, tussen de koppen van woonblokken of op eigen erf. Nabij het centrum zal worden geparkeerd op terreinen met een capaciteit van 50 a 100 parkeerplaatsen. Bij veel parkeergebieden zullen bomen worden geplant, zodat een "groen dak" ontstaat, maar de auto's op ooghoogte zichtbaar blijven.
-- -
-.-
kernontsluitingsweg
-r--
watergang met stuw
buurtweg
-
plangrens
hoofd langzaam verkeersroute'
+
bushalte
Figuur 13. Infrastructuur 6.3. Milieu aspecten Op 24 juni 1981 zijn de artikelen van de Wet Geluidhinder betreffende zonering langs wegen in werking getreden (artikel 74 en 75) Dit houdt in dat langs alle wegen geluidszones aanwezig zijn behalve langs wegen waarvan de gemeenteraad na overleg met de wegaanlegger of wegbeheerder in een raadsbesluit heeft vastgesteld dat de intensiteiten binnen een periode van 10 jaar niet hoger zullen zijn dan 2.450 m.v.t.1 etmaal. De breedte van een geluidszone is bovendien afhankelijk van het aantal rijstroken, de snelheid en van de intensiteit (zie tabel 11). De wegvakken in het plangebied hebben maximaal 2 rijstroken.
Tabel 1 1 . Zonebreedte ter weerszijden van wegen volgens artikel 74 Zonebreedte aantal rijstroken Stedelijk 5 of meer 3 of 4 2 2 minder dan 5.000 m.v.t./etrnaal
350 350 200 100
m m m m
Buitenstedelijk 1 ) 600 400 250 250
m m m m
1 ) Het onderscheid "stedelijk" en "buitenstedelijk" berust onder meer op
de overweging dat de hoogte van de geluidsproductie mede afhankelijk is van de snelheid van het wegverkeer. Tot stedelijk gebied worden derhalve gerekend de wegen binnen de bebouwde kom waarvoor een maximumsnelheid geldt van niet meer dan 50 kmluur
.
Voor de situatie waarin Zeewolde een inwonertal van 8.000 heeft bereikt zijn de verkeersintensiteiten berekend (figuur 1 4 ) . Het merendeel van de wegen in de woonbuurt heeft een te verwachten intensiteit lager dan 2.450 m.v.t. per etmaal. Voor deze wegen geldt geen geluidszone. Alleen bij een gedeelte van de noordelijke ontsluitingsweg en de weg vanuit de woonbuurt naar het centrum gelden geluidszones van 100 m.
Figuur 14. Verkeersintensiteit bij 8.000 inwoners in de Akkers
6.4. FinanciEle aspecten Voor de economische uitvoerbaarheid moet er sprake zfjn van een sluitende grondexploitatie, waarbij de opbrengsten van het uit te geven terrein de totale kosten dekken, maar ook van een aanvaardbaar niveau van kavelprijzen. Met name voor de sociale woningbouw mogen deze niet te hoog zijn. Voorts impliceert economisch uitvoerbaar een efficiEnt gebruik en doelmatige exploitatie van de diverse te ontwikkelen voorzieningen (onder meer openbaar vervoer en parkeergelegenheid) in het plan. Voor de economische uitvoerbaarheid is het van belang, dat zo veel mogelijk grond kan worden uitgegeven en dat de op deze grond drukkende kosten van verwerving, bouw- en woonrijpmaken zo veel mogelijk worden beperkt. Bovendien dienen deze kosten vervolgens te kunnen worden verdeeld over een, binnen de grenzen van een wenselijk kwaliteitsniveau en een benodigdewoningdifferentiatie, zo groot mogelijk aantal te ontwikkelen fictieve woningen. Via de volgende denkbeeldige stappen zijn in het onderhavige plan voorwaarden ingebouwd, die bij de realisatie moeten zorgen voor economische uitvoerbaarheid: a. binnen de grenzen van het plangebied, het exploitatiegebied nauwkeurig te bepalen. Vervolgens binnen dit exploitatiegebied door met name een efficiEnte verkaveling en ontsluiting het aandeel van het uitgeefbaar terrein zo hoog mogelijk stellen; b. in overeenstemming met de programmatische informatie uit deze toelichting (woningbouwprogramma, voorzieningen) en te hanteren maatstaven voor het grondgebruik met betrekking tot de woningbouw, het minimaal benodigde aantal fictieve woningen berekenen; c. complementair aan a. en b. het aandeel van het niet-uitgeefbare (openbaar terrein) beperken. Hierbij neemt de verharding een sleutelpositie in; d. voor het openbare gebied een sober afwerkings- en inrichtingsniveau aanhouden. Uit het voorlopige overzicht van het grondgebruik (tabel 12) is af te lezen dat het plangebied ca. 88 ha groot is, waarvan ca. 70 ha in exploitatie. Van het exploitatiegebied is ca. 34 ha (48%) uitgeefbaar als bouwterrein.
Tabel 12. Voorlopig overzicht grondgebruik de Akkers Elementen in de exploitatie
opp. in m2
1. a. bouwterrein gesubsidieerde woningen
239.750 37.500
) )
7.500
) ) ) )
b. bouwterrein ongesubsidieerde woningen c . bouwterrein commerciL?le voorzieningen (winkels enz.) d. bouwterrein openbare en bijzondere gebouwen + reserve e. bouwterrein bedrijven 2. a. verharding woningen
b. verharding voorzieningen c. verharding bedrijvigheid 3. a groen
b. water 4. bijzonder groen- of waterelementen
9.500 42.000
%-totaal
119.000 22.100 14.000 176.350 30.000
. ... ...
5: totaal in exploitatie
697.700
Overige elementen
opp. in m2
40
8
22
30
.. 100
1. binnen het plan, doch niet of slechts
gedeeltelijk in de exploitatie: a. hoofdwegen b. groen en water stadsniveau (volkstuinen, sportcomplex) c. parkgebied en bovenbuurtsgroen d. reserve gebied centrum e. gebied t.b.v. maatsch. doeleinden
70.000 18.000 41.200 33 .OOO 17.500
totaal overige elementen
179.700
totaal plangebied
877.400 m2
Bij de bepaling van de oppervlakte, die nodig is voor woningbouwterrein en het aantal daar op te realiseren woningen, zijn gemiddeld per woning d e voorlopig globale uitgangspunten gehanteerd (tabel 12).
Tabel 13. Voorlopige uitgangspunten voor uitgeefbaar terrein, verharding, groen en bruto-oppervlak per woningtype Categorie en woonvorm
uitgeef- verharbaar ter- ding rein (m2) (m2)
woningw. + premie A. wooneenheden gestapeld premie B koop/huur vrije sector half vrijst.)" vri je secto vrijstaand )*
*
groen en water (m2)
bruto-opp. per woning (m2)
160 70 200
75 50 90
50 40 90
285 160 380
500
100
100
700
gerekend met parkeren op eigen erf.
Op basis van de indicatieve woningdifferentiatie binnen de 1500 te bouwen woningen, de oppervlakte uitgeefbaar terrein en de prijsdifferentiatiefactoren voor verschillen in bestemming en ligging, kan het aantal fictieve woningen worden bepaald (tabel 14). Het aantal fictieve woningen wordt vooral als een soort rekenmaatstaf gebruikt. Tabel 14. Aantal fictieve woningen op basis van indicatieve woningdifferentiatie van 1500 te bouwen woningen, voor woningen uitgeefbaarterrein van 277.250 m2 (zie tabel 12, bouwterrein la + lb) en de prijsdifferentiatiefactorper woningtype. '
woonvorm
woningwetwoning bejaarden eengezinswoning woningwet, premie A gestapelde woningwetwoning premie A premie B koop- en huurwoning vrije sectorwoning half of geheel vrijs taand totaal
woningdif- aantal totaal uit prijsdif- aantal ferentia- woningen te geven ferentia fictieve tie in % grond tie factor woningen 3
40
6.400
1
40
67
1.010
161.600
1
1.010
2
25
1.750
1
25
23
350
70.000
1.65
578
5
75
37.500
5.64
423
100
1.500
277.250
2.076
Het totaal aantal fictieve woningen op het voor de woningbouw benodigde bouwterrein bedraagt dus 2076. Naaat opbrengsten van woningbouw, worden inkomsten verkregen door uitgifte van bouwterreinen voor winkels, scholen en bedrijven.
Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat als regel tenminste 50% van de daarvoor bruto-beschikbare oppervlakte uitgeefbaar zal zijn. Door de oppervlakte uitgeefbaar bouwterrein voor niet-woonvoorzieningen te delen door de gemiddelde kavelgrootte van een woningwetwoning (160 m2), kan ook deze oppervlakte warden herleid tot fictieve woningen. Dit aantal komt in het onderhavige plan uit op 500 fictieve eengezinshuiZen. Voor het eerste woongebied zijn de stichtingskosten voor de te realiseren doorzonwoningen berekend (bijlage 14). De totale stichtingskosten bedragen afgerond f 110.000,--, waarvan de bouwkosten ca. f 95.000,--innemen en de grondkosten ca. f 15.000,--.
7. INRICHTINGSASPECTEN
7.1. Bouwrijpmaken 7.1.1. Fundering -------In het zuidoostelijke deel van Zeewolde is het zeer goed mogelijk op staal te funderen. De draagkrachtige zandlagen komen daar zo dicht aan het oppervlak, dat met weinig graafwerk een fundering op staal gerealiseerd kan worden. In bijlage 11 is aangegeven waar op een diepte van 1 m of minder beneden het oppervlak voldoende draagvermogen voor lichte en middelzware bebouwing aanwezig is (0,l MN/m2 strookbelasting). Tevens is aangegeven waar tot een diepte van maximaal 2 m op stroken of putten op staal kan worden gefundeerd. We1 dient men er rekening nee te houden dat het grensdraagvermogen voldoende is, maar dat van plaats tot plaats nog naar de te verwachten zettingen moet worden gekeken. Op grond van de eisen ten aanzien van de toelaatbare vervormingen in de ondergrond zal niet altijd een fundering op staal mogelijk zijn. Bij het ontgraven van bouwputten dient men rekening te houden met de stijghoogte van het grondwater. Met name bij ontgraving tot in het Pleistoceen zal mogelijk een bronbemaling noodzakelijk zijn. Voor bijzondere bebouwing en voor gebieden in het noordwestelijk deel van Zeewolde is fundering op staal niet mogelijk of niet optimaal. In Zuidelijk Flevoland wordt voor permanente bouwwerken gebruik gemaakt van geprefabriceerde of in de grond gemaakte betonnen palen. Houten palen worden alleen toegepast voor tijdelijk werk of voor lichtere constructies onder de grondwaterspeigel (zoals rioleringen). In verband met de geringere duurzaamheid van de houten paal en de mogelijkheid van verrotting van de paalkop, als door tijdelijke verlaging van de grondwaterstand de paalkop boven de grondwaterspiegel komt, verdient een betonnen paal voor permanente bouwwerken de voorkeur. De keuze van het type betonpaal, geprefabriceerde slanke paal, paal met verzwaarde voet of voorgespannen paal of een in de grond gemaakte paal, zal afhankelijk zijn van grootte en type belasting en het sondeerbeeld van de draagkrachtige lagen. Zo zal een paal met verzwaarde voet vooral dan gunstig zijn, wanneer door het vergrootte puntoppervlak een hoog funderingsniveau gekozen kan worden, wat met een slanke paal in dat geval niet mogelijk zou zijn geweest. Moet daarentegen door een zeer vaste zandlaag heen worden geheid, dan is een verzwaarde voetpaal minder geschikt, te meer daar bij sterke overgangen in sondeerweerstand kans op breuk tijdens het heien van de paal boven de verzwaarde voet groot is. Bij zeer sterke overgangen kan het zelfs nodig zijn om te kiezen voor een voorgespannen betonpaal. Blijkt uit het aanvullend sondeeronderzoek dat het sondeerbeeld erg veel variatie vertoont, dan is het zinvol in de grond gemaakte palen re overwegen. Daarmee kan van plaats tot plaats de paallengte worden aangepast aan het gewenste niveau. In de bijlagen 11 en 12 zijn voor het gebied funderingsdiepten aangegeven. Deze funderingsdiepten zijn bepaald aan de hand van de gemaakte sonderingen.
Het zal dus duidelijk zijn dat de h a r t slechts een indicatie kan zijn en niet kan dienen voor het vaststellen van paallengtes voor gebouwen of andere constructies. Daarvoor zal altijd aanvullend onderzoek nodig zijn. In de bijlagen 11 en 12 is onderscheid gemaakt naar twee toelaatbare paalpuntsspanningen, namelijk 2 MNIm2 voor de lichte bebouwing en 3 MNIm2 voor de zwaardere bebouwing. Voor bijzondere bebouwing of grotere belastingen zal de oorspronkelijke sondering en aanvullend onderzoek nodig zijn. De funderingsdiepten voor lichtere bebouwing varii5ren van 5 m in zuidoostelijk deel tot 10 m in het noordwestelijk deel. Als gevolg van uit te voeren werkzaamheden kunnen aanzienlijke horizontale belastingen in het holocene pakket op de palen worden uitgeoefend. Onder een plaatselijke ophoging wordt de slappe bovengrond verticaal samengedrukt en horizontaal "weggeperst". Wanneer nu palen aan de rand van zo'n plaatselijke ophoging staan, zal de paal horizontaal worden belast door de "wegpersende" grond. Dit soort situaties doet zich voor bij palen in het landhoofd van een oprit of in het talud van een afgraving. De grootte van de belasting op de palen zal afhangen van de grootte van de ophoging, de afstand tot die ophoging en de dikte en samenstelling van de slappe laag. Extra maatregelen zullen in het algemeen niet nodig zijn bij holoceendiktes kleiner dan 2 tot 2,50 m. Bij grotere holoceendiktes zal berekening van de paalkrachten, keuze van type paal enlof constructie en wijze van uitvoering nader onderzoek behoeven. Alleen in het noordwestelijk gedeelte van Zeewolde is hiervan sprake. In het algemeen zal in een dergelijk geval een voorgespannen paal de scheurvorming en scheurwijdte onder horizontale belasting in belangrijke mate kunnen tegengaan. Scheurvorming moet beperkt blijven vooral in het holocene pakket om aantasting van de wapening door agressief grondwater te voorkomen.
-
7.1.2. ------Ophoging Voor Zeewolde is de keus gemaakt om niet integraal op te'hogen. Gezien het wisselend voorkomen van lagen zand aan het oppervlak en op geringe diepte zijn een viertal gebieden te onderscheiden (zie Eiguur 3 ) .
1. Gebied waar zand in depot is geplaatst aan de binnen- en buitenzijde van de dijk. Dit zand, dat in de Randmeren is gewonnen, voldoet in het algemeen aan de eisen met betrekking tot gebruik voor de wegenbouw. De begaanbaarheid zal weinig problemen opleveren indien in het losse zand rijplaten worden gebruikt of indien de voertuigen zijn aangepast aan deze omstandigheden. Wanneer de zanddepots worden afgegraven, gelden voor de ondergrond dezelfde omstandigheden als voor naastgelegen gebieden. We1 zal de holocene laag reeds sterk zijn samengeperst, waardoor nauwelijks zettingen meer zullen optreden. De wegen kunnen rechtstreeks op het zandpakket worden aangelegd. De vraag of nog cunetdrainage moet worden aangelegd, zal afhangen van de resterende dikte van het zandpakket en de drainage in de omgeving. 2. Gebieden waar het pleistocene zand op een diepte van minder dan 0,40 meter onder het maaiveld begint. Wegen kunnen hier eenvoudig worden aangelegd door de bovenlaag te verwijderen en te vervangen door zand.
Op twee punten is onderzoek verricht naar samenstelling (korrelverdeling) en dichtheid (proctorproeven) van het zand. De resultaten hiervan zijn weergegeven in bijlagel3 boringen 8 en 9. Uit de samenstelling van het zand blijkt dat het geschikt is voor gebruik in het zandbed volgens deEisen voor bouwstoffen in de wegenbouw 1978. Het voldoet tevens aan de minimale verdichtingsgraad voor gebruik in het zandbed (95%); het gemiddelde ligtechter te laag (gemiddelde moet 100% zijn). Er zal toch een aanvulling moeten plaatsvinden; ook dan is verdichting van het onderliggende zand noodzakelijk. De eis voor zand voor aanvulling onder het cunet bedraagt minimaal 93% en gemiddeld 98%. Bouwputten voor aanleg van de fundering van woningen kunnen hier eenvoudig worden uitgegraven. In deze gebieden is fundering op staal de meest voor de hand liggende oplossing. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de eerste woonbuurt (bijlage 9). 3. Gebieden waar de dikte van het verspoelde pleistocene zand aan de oppervlakte meer dan 0,40 m bedraagt. Voor het bouwproces vormt een zandlaag met een dikte van 0,4 m of meer een goede werkvloer. Afhankelijk van de dikte van het eronder liggende holocene pakket en de op te nemen belasting moet worden gekozen voor een fundering op stroken, op putten of palen. Na ontgraving van de bouwput voor de fundering zal de begaanbaarheid in de put te wensen kunnen overlaten. Gebruik van schotten zal dan de oplossing moeten bieden. Bij de aanleg van wegen zal op de plaatsen waar het zand aan de oppervlakte minder is dan 0,80 m gekozen moeten worden voor extra ophoging van de wegen of voor afgraven van het zand en ingraven van een cunet. Uit de boringen 10,ll en 12 in bijlage 13 blijkt dat het verspoelde pleistocene zand volgens de eisen voor bouwstoffen in de wegenbouw 1978 bovenin niet aan de eisen voor het zand in het zandbed voldoet. De monsters bevatten teveel lutumdelen (deeltjes kleiner dan 2~ m). Ook de verdichtingsgraad is niet voldoende. Dit betekent dat, zonder aanvullende proeven met betrekking tot drainagecapaciteit, capillaire opstijging en vorstgevoeligheid, het zand moet worden verwijderd. Met de proeven kan mogelijk worden aangetoond dat het zand we1 geschikt is; zeker is dit niet. Voor het maken van wegen zal daarom op het nodige grondverzet en eventuele aanvulling met ander zand moeten worden gerekend. Het diepere deel van het zandpakket uit de grachten is doorgaans bruikbaar als materiaal van het zandbed. Dit geldt niet wanneer sprake is van grove verontreinigingen in de vorm van humus, leem of veenresten. EQn en ander is onderzocht door zeefanalyse van gestoken zandmonsters waaruit blijkt dat: - het percentage aan minerale deeltjes door zeef 63 um van de fractie door zeef 2 mm varieert van 2,O - 8 , 2 % . Dit is kleiner dan 15%,wat als grens aangegeven is. - van het materiaal door zeef 2 mm bedraagt het gloeiverlies, gecorrigeerd voor het gehalte aan calcium carbonaat, 1,3%. Dit voldoet aan de eis welke gesteld is op ten hoogste 3%.
4. Gebieden waar geen zand aan h e t oppervlak voorkomt en h e t P l e i s t o c e e n d i e p e r dan 0,40 m beneden h e t maaiveld begint. I n deze gebieden betekent n i e t i n t e g r a a l ophogen d a t voor de wegen c u n e t t e n moeten worden gegraven. De c u n e t t e n moeten worden aangevuld met zand. Naast de wegen z a l de begaanbaarheid van de t e r r e i n e n , a f h a n k e l i j k van de weersomstandigheden, s l e c h t kunnen z i j n . Er moet rekening worden gehouden met e x t r a o v e r l a s t en s t a g n a t i e . De begaanbaarheid van bouwputten is a f h a n k e l i j k van de d i e p t e l i g g i n g van h e t p l e i s t o c e n e zand. B i j een ondiepe l i g g i n g kan door g e r i n g e e x t r a ontgraving een goed begaanbare bouwput worden verkregen ( b i j l a g e 9 ) . Het aan de n o o r d z i j d e van de e e r s t e woonwijk gelegen bed r i j v e n t e r r e i n z a l i n t e g e n s t e l l i n g t o t h e t woongebied we1 met zand worden opgehoogd, met 0,70 m zand. 7.1.3.
----------------
Waterhuishouding
Ten behoeve van de waterafvoer en.de waterbeheersing i s i n Zeewolde een open w a t e r l o p e n s t e l s e l noodzakelijk. Het waterbezwaar van h e t s t e d e l i j k gebied z a l v i a h e t aanwezige t o c h t e n s t e l s e l i n h e t Horsterwold worden afgevoerd n a a r d e Hoge Vaart. I n h e t w a t e r l o p e n s t e l s e l z u l l e n zodanige p e i l e n worden i n g e s t e l d , d a t een voldoende ontwatering van de bebouwde gebieden kan worden verkregen. Omdat h e t maaiveld i n h e t plangebied nab i j h e t randmeer d u i d e l i j k hoger l i g t dan meer landinwaarts, i s i n s t e l l i n g van een a a n t a l peilgebieden door middel van stuwen noodzakelijk. B i j de v a s t s t e l l i n g van h e r w a t e r p e i l gelden i n d i t geval de volgende uitgangspunten. 1. Uitgaande van h e t gescheiden r i o o l s t e l s e l moet h e t w a t e r p e i l minimaal 1.70 m beneden maaiveld z i j n . 2. De wateroppervlakte moet 2,5 B 3% van h e t gebied z i j n . 3. Het p e i l van h e t open water i n de s t a d moet boven h e t p o l d e r p e i l z i j n gelegen om de o v e r s c h r i j d i n g e n van h e t p o l d e r p e i l s l e c h t s b i j uitzond e r i n g i n de s t a d t e k r i j g e n . 4 . Zowel u i t e s t h e t i s c h a l s u i t grondverzetsoogpunt moeten de g r a c h t e n n i e t t e d i e p e ontgravingen opleveren. 5. Het w a t e r p e i l moet zo worden gekozen d a t dekwelstroom n i e t t e zeer wordt v e r s t e r k t . 6. B i j een t e d f e p p e i l wordt de kans op roodkleuring g r o t e r doordat wat e r u i t s t e r k Fe-houdende lagen kan vrijkomen. 7 . Een invaartmogelijkheid t o t i n de s t a d v a n u i t h e t Horsterwold i s a l s een e i s g e s t e l d . De h i e r v o o r genoemde motieven l e i d e n t o t een v i e r t a l p e i l e n i n h e t gebied. Deze p e i l e n van r e s p e c t i e v e l i j k 4,20, 4,65, 4,80 en5,20 m -N.A.P., z i j n op b i j l a g e 17 weergegeven. D a a r b i j komt eenminimum aan stuwen of verhoogde d u i k e r s voor n l . EEn op de overgang van 4,20 naar 4,65 m N.A.P. e n EQn op de overgang van 4,80 naar 5,20 m -N.A.P. Op de overgangen van 4,20 m n a a r 4.80 m -N.A.P. kan een v a s t e dam de peilsovergang verzorgen.
-
De nadelen van de hierdoor ontstane "dode" einden zullen weinig nadeel opleveren gezien de optredende kwel, terwijl ook een juiste keuze van de i7.W.A.-uitlaten dit bezwaar kunnen verminderen. Verwacht wordt dat het grachtwater de eerste tijd mogelijk iets roodgekleurd zal zijn door vrijkomend ijzer, doch dat dit slechts van korte duur zal zijn. Uitgaande van de norm dat het openwateroppervlak 2,5 a 3% moet zijn, komt men tot een breedte op de waterlijn van 7,50 tot 9,50 m. De drainagebehoefte van het gebied is mede afhankelijk van de invloed die de voorgestelde peilen op het grondwaterregime zullen hebben. Voorshand wordt ervan uitgegaan dat in de open gebieden een vrij extensieve drainage nodig zal zijn. Verder zullen in bepaalde gedeelten ringdrainages rondom de woningen moeten worden gelegd en zullen wegcunetten van drainage moeten worden voorzien. Door het gescheiden rioolstelsel ontstaat daarbij een lozingsmogelijkheid op de R.W.A., zodat het aantal hoofddrains niet van grote omvang behoeft te zijn. Bijlage 16 geeft een voorbeeld van de drainage in woongebied 9.D.l.S. Bij het graven van de grachten zal het onderwatertalud op plaatsen met een zandige bodem ten gevolge van de waterbeweging de neiging hebben een zeer flauw talud aan te nemen. Daardoor zal in het midden verontdieping plaatsvinden ten gevolge van zandtransport en dus verdieping langs de oevers. Daarom dient het onderwatertalud minimaal 1:4 te zijn. Bij dit onderwatertalud wordt het natuurlijk profiel, dat onder invloed van de waterbeweging zal ontstaan, meer benaderd. Daarbij kan de bodemdiepte in het midden worden beperkt tot 1.00 m onder het waterniveau. Door de zandbodem zal plantengroei sterk worden beperkt, zodat zelfs bij een waterdiepte van minder dan 1.00 m geen direct gevaar voor dichtgroeien bestaat. Om afkalving van het talud te voorkomen, is horizontale bronnering wenselijk. Deze kan bestaan uit een geperforeerde P.V.C.-ribbelbuis met polypropyleenomhulling diameter 80-72. Deze drain moet op 4 m uit de waterlijn en minimaal 0,20 m boven het toekomstig grachtpeil ter weerszijden van de gracht worden aangebracht. Bij het begin van het graven kan deze drain worden bemalen. Nadat een gedeelte gereed is kan de drain middels aftakkingen, op onderlinge afstanden van 100 m, loodrecht op de gracht lozen. De aftakkingen dienen te bestaan uit hostalithbuis, die onder een verval van 0,20 m door de oeverbeschoeiPng worden gevoerd (zie bijlage 15). Deze drain kan daarmee als taluddrain gehandhaafd blijven. Voor die gedeelten waar de ondergrond tot grotere diepte uit klei bestaat, kan taluddrain en bemaling achterwege blijven. Direct bij het graven van de grachten in zandige bodem dient een oeverbescherming te worden aangebracht (zie ook bijlage 18). Deze oeverbescheming kan voor de lange vlakken bestaan uit vijf Azobe planken van 0,10 x 0,025 m, met een onderlinge tussenruimte van 0,01 m. Achter deze planken moet Nicolondoek ter breedte van 0,90 m worden aangebracht. Dit doek moet aan de onderzijde vande beschoeixng 0,25 m horizontaal worden gelegd. Dit doek moet worden vastgemaakt met een grenen klamp, die evenals de planken, wordt gesteund door AzobG palen op afstanden van 1,00 m (zie bijlage 18). De palen moeten 1,00 m lang zijn en mogen niet in het zand worden gespoten,doch moeten met een grondboor of handheiblok worden geplaatst. De oeverbescherming moet met de bovenkant 0,15 m boven het in te stellen grachtpeil worden geplaatst.
Voor het onderhoud, het verkrijgen van voldoende stabiliteit en het beperkenvan verdrinkingsgevaar voor kinderen, moet een plasberm worden gemaakt van minimaal 0,50 rn breed. Op de aan de voet van de dijk gelegen gedeelten van de grachten moet een AzobG beschoeixng worden gemaakt, bestaande uit damplanken van 1,00 m lang, voorzien van messing en groef en voorzien van een deugdelijke gording. De beschoeirng moet met de bovenkant 0,20 m boven het in te stellen grachtpeil worden geplaatst (zie bijlage 18). Ten slotte is het van belang de bovenwatertaluds zo snel mogelijk in te zaaien, om erosie te voorkomen. 7.1.4.
Nutsvoorzieningen -----------------
De volgende stelsels van nutsvoorzieningen zullen binnen de kern van Zeewolde worden aangelegd: 1. Het rioolstelsel: voor de afvoer feacalizn, afvalwater en hemelwater. Het rioolstelsel wordt aangelegd en beheerd door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders te Lelystad. Na gereedkomen van een (woon)-gebied wordt na verloop vantijd het beheer en onderhoud door het openbaar lichaam "Z.IJ.P."/de Gemeente overgenomen. 2. Het drinkwaterleidingnet: voor levering van drink- en bluswater. Het drinkwaterleidingnet wordt aangelegd en beheerd door de afdeling Drinkwatervoorziening van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders te Lelystad . 3. Het aardgasleidingnet: levert de brandstof voor (ruimte)verwarming. De aanleg en het beheer van het stelsel van transportleidingen welke het aardgas brengt vanaf de "aardgasbel" naar de verzorgingsgebieden is in handen van de N.V. Nederlandse Gasunie te Groningen. Het leidingstelsel voor de distributie van het aardgas wordt aangelegd en beheerd door de N.V. "GAMOG" Gasmaatschappij Gelderland te Zutphen. 4. Het elektriciteitsnet: levert elektriciteit met een spanning van 380/220 Volt voor huishoudelijk en industrieel gebruik, alsmede t.b.v. de openbare verlichting.Het elektriciteitsnet wordt aangelegd en beheerd door de N.V. Provinciale Gelderse Elektriciteits Maatschappij te Amhem. 5. Het telefoonnet: Via het net van telefoonkabels kunnen signalen worden overgebracht, niet alleen t.b.v. telefoongesprekken, maar tevens t.b.v. bewakingssystemen en informatiebanken. Het telefoonnet wordt aangelegd en beheerd door het Telefoondistrict Utrecht van het Staatsbedrijf der P.T.T. 6. De Centrale Antenne Inrichting (C.A.I.): bestemd voor het overbrengen van radio- en televisiesignalen naar de abonnee. Een voorbeeld van het plan voor kabels en leidingen in een woonbuurt is gegeven in bijlage 19. Het leidingennet wordt opgezet voor een kern met 25.000 inwoners, waarbij de realisering in fasen kan geschieden.
Voor d e b e r e k e n i n g van d e c a p a c i t e i t van d e R.W.Z.I., d e r i o o l g e m a l e n en d e r i o o l h o o f d p e r s l e i d i n g e n i s u i t g e g a a n van e e n r e a l i s e r i n g i n twee f a s e n . D e l e f a s e g a a t u i t van e e n i n w o n e r t a l van c a . 8.000. B i j d e 2 e f a s e kan h e t i n w o n e r t a l van 8.000 t o t 20.000 2 25.000 g r o e i e n . T.b.v. d e r e c r e a t i e - o b j e c t e n t e n z u i d e n van Zeewolde i n d e P Z - s e c t i e i s a 1 i n 1983 e e n p e r s l e i d i n g nodig l a n g s d e Dasselaarweg, v e r l e n g d e Dasselaarweg, n o o r d e l i j k e k e r n o n t s l u i t i n g s w e g , Ossenkampweg en v e r v o l g e n s l a n g s d e k a v e l s l o o t t u s s e n d e k a v e l s QZ 32 e n QZ 33 en h e t v e r l e n g d e d a a r v a n , t o t i n l e i n s t a n t l e h e t r i e t i n f i l t r a t i e v e l d op QZ 15 e n i n een l a t e r stadium n a a r z i j n d e f i n i t i e v e bestemming d e R.W.Z.I. op T r e k k e r s v e l d n a b i j d e Hoge V a a r t . Het grondwerk v o o r d e a a n l e g van r i o l e r i n g e n b e s t a a t u i t h e t o n t g r a v e n e n a a n v u l l e n van r i o l e r i n g s s l e u v e n . Het droogmaken van d e gegraven s l e u v e n moet g e s c h i e d e n door bronbemaling. D e r i o l e r i n g e n voor d e R.W.A. z i j n s a m e n g e s t e l d u i t b e t o n b u i z e n , d i e van d e D.W.A. u i t volwandige P.V.C.-buizen(zieverderbij1age ).
7.1.5.
-----
Wegen
D e e e r s t e f a s e van d e h o o f d o n t s l u i t i n g van Zeewolde omvat d e Horsterweg, d e v e r l e n g d e Horsterweg, d e v e r l e n g d e Dasselaarweg, d e N o o r d e l i j k e Rondweg t u s s e n Spiekweg en Z e e w o l d e r d i j k , d e o n d e r l i n g e a a n s l u i t p u n t e n e n d e bruggen. B i j l a g e 21 en 22 geven e e n b e e l d van d e dwarsdoorsneden van d e v e r l e n g d e D a s s e l a a r w e g e n d e N o o r d e l i j k e Rondweg. I n h e t c u n e t i s e e n d r a i n a g e n o d i g , d i e om d e 200 m o p b e s t a a n d e s l o t e n en g r a c h t e n l o z e n . Voor h e t onderhoud d l e n e n d o o r s t e e k p u n t e n v o o r z t e n van markeringspotten. A l s g e v o l g van b e l a s t i n g van d e bodem door h e t zandcunet en d e a s f a l t l a a g van 20 cm z u l l e n z e t t i n g e n o p t r e d e n d i e b i j 2 m d i k t e van d e holoc e n e l a g e n , c a 20 cm kan bedragen.
De o n d e r l i n g e a a n s l u i t p u n t e n van d e v e r l e n g d e Dasselaarweg met r e s p e c t i e v e l i j k d e Horsterweg en d e n o o r d e l i j k e rondweg z a l i n d e vorm van verkeerscirculatiepleinen worden u i t g e v o e r d . D e argumenten c o t een d i r e c t e a a n l e g e r v a n z i jn: f l e x i b i l i t e i t voor h e t wegensysteem, s p e e l t i n op d e g r o e i van Zeewolde e n v o o r t d u r e n d e f u n c t i e w i j z i g i n g e n van d e wegen. snelheidsremmende i n v l o e d . h e r k e n b a a r h e i d . A l s e e n k a r a k t e r i s t i e k i n h e t wegenpatroon. D i r e c t e a a n l e g voorkomt l a t e r e a c c e p t a t i e p r o b l e m e n . e e n d e f i n i t i e v e vormgeving v o o r d e k r u i s i n g v e r z o r g t t e v e n s e e n d i r e c t e a f w e r k i n g van d e vormgeving. u i t v o e r i n g s t e c h n i s c h i s d e d i r e c t e a a n l e g zonder t u s s e n f a s e eenvoudiger.
-
D e kunstwerken i n d e h o o f d o n t s l u i t i n g s w e g e n b i j k r u i s i n g e n van g r a c h t e n
z i j n i n e e r s t e f a s e d o o r Stedebouwkundig Ontwerp a l s betonnen boogbrug g e d a c h t . Echer om meer a a n t e s l u i t e n b i j h e t l a n d e l i j k k a r a k t e r i s op aangeven v a n d e S t u u r g r o e p Zeewolde t o t een open betonnen brug b e s l o t e n ( b i j l a g e 23).
7.2. Groen en recreatie 7.2.1. Algemeen -------De ligging tussen het Wolderwijd en de grootschalige bosgebieden aan de west- en zuidzijde,biedt vele recreatieve mogelijkheden voor de inwoners van Zeewolde. In oost-westrichting dringt een groene ruimte de woonkern binnen tot aan het centrum (figuur 15). Hierin zijn 0.a. sportvelden en volkstuinen opgenomen uit kantoren en instellingen. Langs de randen van Zeewolde liggen 100-150 m brede groenzones. Behalve dat deze zones een beschuttende- en bufferfunctie hebben, kunnen hierin ook kleinschalige voorzieningen en volkstuinen een plaats vinden. In het bosgebied aan de westzijde zijn reserveringen opgenomen voor openluchtrecreatie en is de begraafplaats gesitueerd. Het buitendijkse gebied ten zuiden van de jachthaven "Wolderwijd" zal worden ingericht voor diverse vormen van recreatief gebruik. Naast oeverrecreatie heeft dit gebied een parkfunctie voor de aangrenzende woonbuurten. In eerste instantie krijgt dit gebied een functie voorde lokale bevolking. . .
Ci ..-.. 0 ,\ n...-3
.
,.
~.
I.~"_./
,,,n ~ a " " ~ ! m o
. a . . . ,
1.1
MQ,,a#*#W,.
"/11,,","."
1 4 ,...",.
m.,...
0
05
1
t5.m
Figuur 15. Groen en recreatie in Zeewolde (R.I.J.P., 1982)
7 . 2 . 2 . ----Groen
In de centrale groenzone kan het gedeelte ten noorden van de gracht zonder voorafgaande maatregelen worden ingeplant. Het gedeelte ten oosten van de verlengde Dasselaarweg is eveneens inplantgeschikt, maar hier dienen vooraf de nodige cultuurtechnische maatregelen te worden getroffen. De zandgrond ten oosten van de Dasselaarweg is vanwege de beperkt dikte en door het voorkomen van rietwortels voor bomen voldoende doorwortelbaar. Daar ter plaatse ook gras wordt ingezaaid wordt erop geweZen, dat het zand hiervoor matig geschikt is en mogelijk enige droogtegevoeligheid kan veroorzaken. Verbetering door een diepe grondbewerking (mengwoelen of mengploegen) is evenwel niet goed mogelijk. In een deel van het gebied is het zand afgedekt met een te dunne zavellaag en een te dunne laag zavel-vloeigrond; in het andere deel zit de zware zavel onder het zand te diep voor een voldoende verbeteringseffect. Voordat tot inplant wordt overgegaan dient het desbetreffende gebied van een drainage te worden voorzien. Voor de lozing van de drains dient een tweetal slootgedeelten te worden gegraven en een hoofddrain te worden gelegd. Tevens dient de sloot langs de Horsterweg op drainagediepte te worden gebracht. De afwatering van het gebied kan tijdelijk plaatsvinden via laatstgenoemde wegsloot en de bestaande duiker (P.V.C. diam. 0,40 m) in deze sloot onder de nog onverharde verlengde Dasselaarweg. Tijdelijk wil zeggen tot het moment dat het geplande grachtenpatroon is gerealiseerd. Op bijlage 24 is de situering van de drains en de te graven slootgedeelten weergegeven. De drains dienen horizontaal te worden gelegd op een diepte van 1,10 m (onderkant buis) -maaiveld. 7 . 2 . 3 . Wolderwijd ----------
In het voorlopige programma van eisen voor de jachthaven "Wolderwijd" waren de volgende concrete punten genoemd: in het (buitendijkse) centrum een aanloophaven met een capaciteit van + boten van zeer gevarieerde grootte; -in50directe relatie met het centrum 3 havenkommen van elk 300 2 400 ligplaatsen. De havenkommen dienen een duidelijk eigen karakter te hebben en een inrichting, die zodanig is, dat het type botenbestand per haven verschilt. Daarbij kan gedacht worden aan het bestemmen van de havens voor verschillende groepen: * een haven voor een vereniging van watersporters uit de nabije omgeving ; * een haven voor watersporters onder de verblijfsrecreanten; * een haven voor watersporters, die geen directe binding hebben met de naaste omgeving; een havenkom of beschermde aanlegplaats ten behoeve van een jeugdherberg-zeilschool; parkeervoorzieningen; . sanitaire voorzieningen; horeca voorzieningen; watersportartikelenhandel; levensmiddelenhandel; reparatiewerf, winterstalling, schepenhandel;
. .
. . . . .
.
. beheerderswoningen; . verhuurbedrijf van zeil- en motorboten; . overnachtingsaccommodatie (b.v. hotel); . brandstofverkooppunt. Voor Zeewolde is het streven m a r een zo goed mogelijke stedebouwkundige integratie tussen het jachthavencomplex en het centrum. De aanleg van de jachthaven is vooruitlopend op de realisatie van Zeewolde omstreeks 1980 afgerond (figuur 16). Gekozen is voor een opsplitsing van de totale haven van ca. 1100 ligplaatsen in 3 relatief overzichtelijke eenheden van 300 a 400 ligplaatsen.
1. aanloophaven 2. verenigingshaven 3. haven voor verblijfsrecreanten
Figuur 16. 3achthaven Wolderwijd. (Van de Voet en Smit, 1982) Door het invoeren van de zeilplank is het Wolderwijd voor de watersport aantrekkelijker geworden aangezien het Wolderwijd relatief veel ondiep water heeft en plankzeilen juist een voorkeur voor ondiep tot zeer ondiep watervertonen (tabel 15). Tabell6 toont de consequenties van het a1 dan niet in beschouwing nemen van de zeilplank. Tabel 15. Oppervlakteverdeling en gebruik van het Wolderwijd per diepteklasse (uitgevaren boten) (R.W.S.,1980); zie Van de Voet en Smit, 1982). diepteklasse
oppevlakte
minder dan 0,80 m van 0,80 tot 1,30m 1,30m en meer
405 580 845
22 32 46
zeil- motorjachten jachten
22 24 54
12 35 53
zeilplanken
84 15 1
Tabel 16. Netto dichtheden van boten en zeilplanken op het Wolderwijd per diepteklasse (in aantallen per ha) (Van de Voet en Smit, 1982). diepteklasse
varende varende en boten stilliggende boten
minder dan 0,80 m van 0,80 m tot 1,30 m 1,30 m en meer gehele meer
0,05 0,06 0,16 0,10
varende en stilliggende boten + zeilplanken
Terwijl er bij een gebruik door de grote watersport alleen sprake is van een zekere zonering van het gebruik, leidt het gebruik van een meer door de zeilplank tot een sterke toename van het gebruik van de ondiepe weinig gebruikte gedeelten van het water. Hoewel combinatie van beide vormen van varen tot een efficignt watergebruik leidt, heeft 6611 en ander voor het functioneren van dergelijke ondiepe delen van het water voor watervogels ingrijpende gevolgen. In het Wolderwijd houdt dit onder meer in dat de in het najaar foeragerende kleine zwanen door watersporters worden verstoord. De ontwikkeling van het Wolderwijd als watersportgebied stagneert momentee1 vooral in de opvulling van ligplaatsen voor middelgrote en grotere schepen. De kwaliteit van het Wolderwijd als vaargebied lijkt daarbij een rol te spelen (infrastructuur). De bevaarbaarheid wordt door zandwinning momenteel sterk verbeterd. De aanlegmogelijkheden zijn echter, evenals het aantal vaardoelen nog beperkt. Teneinde de kwaliteit van het Wolderwijd als vaargebied voor de daar thuishorende schepen te verbeteren is het gewenst een nieuw recreatie eiland te realiseren. De discussie rond de lokatiekeus heeft zich toegespitst tot drie lokaties (bijlage 25). 1. Nabij Zeewolde 2. Nabij de Knardijk naast de vaargeul 3. In de hoek Knardijk-Zeewolderdijk. Lokatie 3 voegt het meest toe aan het Wolderwijd voor de middelgrote en grotere schepen. Het zal voor hun vaardoel en aanlegplaats zijn in een tot nu toe leeg gebied. Het eiland kan ook een rustpunt zijn voor de kleine wedstrijdboten, waarvoor Harderwijk tussen twee wedstrijden te ver is. Voor passanten zal het eiland van minder betekenis zijn (bijlage 26). Het ten zuiden van de jachthaven gelegen strand zal door een betere ontsluiting, betere parkeermogelijkheden, betere surf- en strandfaciliteiten en een versterking van het boulevard-karakter aanzienlijk in aantrekkelijkheid toenemen (bijlage 27).
7.2.4. Volkstuinen ----------In het structuurplan Zeewolde is een drietal volkstuincomplexen aangegeven. Twee kleine complexen liggen aan de rand van de woongebieden. Een groter complex ligt in in de groenzone ten noorden van het sportcomplex. Het eerste kleine complex heeft een bruto-oppervlakte van ca. 1,5 ha hetgeen in het algemeen overeenkomt met ca. 1 ha netto tuinoppervlakte. De groenzone ten noorden van de sportvelden omvat ca. 15 ha zodat voor de resterende volkstuinen op deze plaats ruimte genoeg aanwezig is (zie ook par. 3.3.2.). De kleine complexen liggen in de fase van 8.000 inwoners aan de rand van het woongebied. In de verdere doorgroeifase liggen deze echter te midden van het woongebied. Door de korte afstand woningtuin is de druk op dit soort complexen groot. Om hier zoveel mogelijk aanvragers aan een tuin te helpen dienen op deze 2 complexen alleen 100 m2-tuinen te worden gerealiseerd. Degenen die een grotere tuin wensen zullen in het algemeen een wat grotere afstand moeten overbruggen en op het grotere complex een 150 m2-tuin of eventueel een 200 m2-tuin kunnen vinden. De kleinere complexen zullen ieder ca. 100 tuinen omvatten. Ervan uitgaande dat bij 8.000 inwoners ongeveer 3.000 woningen gebouwd worden en dat in de beginfase 1 per 5 a 6 woningen een tuin vraagt, zal het grotere complex nog 300 tot 400 tuinen moeten omvatten. Als tuingrootteverdeling zal ca. 80% een oppervlakte van 150 m2 en ca. 20% een oppervlakte van 200 m2 dienen te krijgen. Dit houdt een netto tuinoppervlakte in van 4,s tot 6,4 ha of we1 7,2 tot 9,6 ha bruto. Elk complex dient zowel te voet, per fiets als per auto goed bereikbaar te zijn. Voor het aantal parkeerplaatsen moet rekening worden gehouden dat max. ca. 10% van het aantal volkstuinen gelijktijdig wordt bezocht door volkstuinders die per auto het complex bezoeken. Deze parkeerplaatsen kunnen in half-verharding worden aangelegd. Als max. loopafstand tussen parkeerplaats en tuin wordt 150 m aangehouden hetgeen m.n. van belang is voor het interne transport van onder meer mest en aardappelen. Eenzelfde loopafstand geldt eveneens tussen tuin en watertappunt (gracht). Als breedte van de paden tussen de tuinen dient bij voorkeur 1.50 m te worden aangehouden. Op elk complex dient ruimte te worden gereserveerd t.b.v. een centrale bouwkundige voorziening van max. 100 m2; enige speelruimte voor kinderen; een tijdelijke mestopslag. Alle drie de volkstuincomplexen zijn aan een gracht gesitueerd zodat een specifiek watertappunt niet nodig is. Volstaan kan worden met op 65n of enkele plaatsen een.eenvoudige voorziening in het grachttalud. In 1984 zal een eerste gedeelte van het grotere complex uitgiftegereed zijn (bijlage 29). Ter plaatse van het kleinere volkstuincomplex aan de noordelijke rand van de eerste woonbuurt (bijlage 30) is de bodem alleen door een ingrijpende profielverbetering geschikt te maken, omdat hier 0,4 tot 0,6 kleia m z a n d in de bovengrond voorkomt, met daaronder ca. 0,9 en zware zavel (17-25% lutum) en humeuze klei (25-35% lutum). Het profiel kan worden verbeterd door:
-
1. Afgraven tot 0.40 3.v. en afvoer van het zand. Het dan nog achterblijvende zand kan gemengd worden met de bovenste kleilaag door te ploegen op 0,30 m diepte. Indien het zand dit jaar wordt afgegraven kan vanwege rijping van de zavel en kleilaag het terrein op z'n vroegst in 1985 als volkstuinen worden gebruikt. Het gehele terrein komt 0,40 m lager te liggen dan de directe omgeving. 2. Spitten met behulp van een kraan tot 1,30 m diep. Indien het spitten dit jaar wordt uitgevoerd zal vanwege de rijping, na enige cultuurjaren, het terrein in 1987 als volkstuinen kunnen worden gebruikt. 3. Diepploegen tot 1.30 m diepte. Indien het diepploegen dit jaar wordt uitgevoerd zal vanwege de rijping, na enige cultuurjaren, het terrein in 1987 als volkstuinen kunnen worden gebruikt. Gezien de kosten van de profielverbetering 1, 2 en 3 van respectievelijk ca. f 20.000,--, f 17.000,--- en f 6.000,-- heeft diepploegen veruit de voorkeur
.
7.2.5. Veldsport --------Als norm ter bepaling van het aantal voetbalvelden is opgevoerd 1 voetbalveld per 2.000 inwoners, waarbij per voetbalcomplex een trainingsveld is opgenomen. Dit trainingsveld is niet in de norm opgenomen. Uitgaande van de kerncijfers voor Zeewolde betekent toepassing van de norm dat m.i.v. het voetbalseizoen 198411985 minimaal Ben wedstrijdspeelveld en BQn trainingsveld aanwezig dient te zijn. De voorkeur gaat uit naar veld 1 en 2 (bijlage 28). In de jaren 1985 en 1986 dienen ook de andere velden gereed te zijn. Andere veldsporten (hockey, korfbal, handbal en atletiek) kunnen tijdelijk gebruik maken van twee wedstrijdvelden. Het sportcomplex dient gedraineerd te worden op afstanden van 12 m. Voor de ontwatering van de grondwallen rondom het hoofdveld dienen aan de voet ervan drains te worden aangebracht op 0,7 m minus maaiveld (bijlage 28). Van het gehele terrein, waarop de grassportvelden zijn gesitueerd, bestaat het profiel uit klei. De diepte van het pleiatoceen varieert van + 1 m maaiveld in het oosten tot + 1,6 m maaiveld in het westen. In het oostelijke gedeelte kan in de bovznste 0,50 m zeer plaatselijk een dun laagje grof zand voorkomen. Voor de aanleg van de sportvelden hoeft geen grondverbetering te worden toegepast. De velden moeten op een zodanige wijze tonrond gelegd worden, dat de lengte-as van de velden 0,20 m hoger ligt dan de uitloopstroken langs de zijkanten van de velden (figuur 17). Hierna moet bezand worden met een laag van 0,08 m bezandingszand. Na het bezanden moet met een cultivator of een rotorkopeg de klei ondergrond enigszins met het bezandingszand vermengd worden. Hierbij mag geen klei aan het oppervlak komen.
,.."",
Bcm bcmnding
. ..-
. \ontgravinq.
Figuur 17. Het tonrond leggen en bezanden van grassportvelden.
76
7.2.6. ----------Ruitersport De groei van het aantal ruiters in Zeewolde wordt hoofdzakelijk bepaald door de inwoners van de kern. In absolute zin kan zich een groei voordoen van enkele tientallen ruiters per jaar. Het aantal zal kunnen groeien van ca. 20 in 1983 tot ca. 165 in 1988. Het deelnemerspercentage ligt in de orde van 2,8%. Ook verblijfsrecreanten beoefenen de ruitersport als activiteit. Het deelnemerspercentage van deze groep varieert van ca. 0,5 tot 2%, echter de deelname wordt voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezigheid van een hippische vestiging. Het landelijk gemiddelde aantal inwoners per vestiging bedraagt 16.500 inwoners. Voor Zeewolde wordt voorlopig uitgegaan van 6611 hippische vestiging. De hoofdopzet van een hippische vestiging omvat een overdekte ruimte onder meer voor een rijbaan en stalling en een onoverdekte ruimte onder meer voor een oefenterrein en een springruimte. In de eerste vijf jaren is een oppervlakte van ruim 1 ha toereikend met in de toekomst een mogelijke vergroting tot maximaal 1,6 ha. Ruiters rijden zowel binnen als buiten, waarbij de burgerruiter zich meer op het buitenrijden richt dan de landelijke ruiter. Het grootste gedeelte, ca. 90% van de ruiters rijdt korter dan 3 uur. Ook worden door een deel der buitenruiters (17%) we1 dagtochten gemaakt. Uitgaande van een gemiddelde rijsnelheid van 7 lan per uur, is een rondrit van ca. 40 km haalbaar. Voor Zuidelijk Flevoland is een basisnet voor ruiterpaden in voorbereiding, waarin de kleine oefenterreinen en maneges een plaats krijgen. In Zeewolde is inmiddels een oefenterrein aangelegd nabij het Trekkersveld (bijlage 31). Het programma van eisen omvat onder meer: - een terreinoppervlakte van ca. 1,s ha; - een springveld van minimaal 50 x 50 cm; - een rijbaan van minimaal 30 x 60 m; - een autopadontluiting met parkeergelegenheid. In bijlage 32 is het programma van eisen voor het oefenterrein gevisualiseerd. Voor een locatie van een manege komen onder meer het Trekkersveld, het Horsterwold en de zuidelijke rand van Zeewolde in aanmerking
.
8. ORGANISATIE EN PLANNING VAN HET PROJECT
De ontwikkeling en inrichting van de drooggelegde Zuidelijk IJsselmeerpolders valt onder verantwoording van de Mlnister van Verkeer en Waterstaat. Met de uitvoering van dit project is de Rljksdienst voor de IJsselmeerpolders belast (zie ook Holtwijk, 1982) Behalve deze dienst zijn vooral van belang het Openbaar Lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" met als voornaamste taak het openbaar bestuur en de opbouw van een gemeentelijk apparaat voor de nieuwe steden in Flevoland, en de Directie Zuiderzeewerken, die 0.m. de wateren en externe wegen aanlegt en beheert
.
De R.1J.P. heeft voor de ontwikkeling van het project Zeewolde een Stuurgroep en een Projectgroep ingesteld. De Stuurgroep Zeewolde vormt een beleidsvoorbereidend en besluitvormend kader. In de Stuurgroep hebben zitting de hoofddirecteuren, de plaatsvervangend hoofddirecteur, de directeur Stedebouw en Openbare Werken, het hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling, de directeur Landinrichting, de projectleider Zeewolde, de programmeur van Zeewolde en de stedebouwkundig ontwerper. In de Projectgroep Zeewolde (figuur 18) zijn naast de projectleider, de planning en het secretariaat, acht disciplines vertegenwoordigd. Dit zijn Stadsontwikkeling, Civiele Techniek, Bouwkunde, Programering, Planologie, Verkeersonderzoek, Beplantingen en Recreatie. In de Projectgroep worden de plannen voorbereid en uitgewerkt om vervolgens ter goedkeuring aan de Stuurgroep te worden voorgedragen. Ambtelijk overleg met het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" en betrokken locale, provinciale en rijksoverheden concentreert zich op (concept-) structuuren bestemmingsplannen.
Figuur 18. Organisatieschema project Zeewolde De procedure die gevolgd wordt bij vaststelling van structuur- en bestemmlngsplannen verloopt als volgt: 1. Na ambtelijk overleg ligt het ontwerp-bestemmingsplan gedurende Sen maand bij de R.1J.P. voor een ieder ter inzage. Tijdens deze termijn wordt er door de R.1J.P. een informatiebijeenkomst over het betrokken plan georganiseerd. Gedurende deze termijn kan een ieder bij de R.1J.P. schriftelijke bezwaren tegen het ontwerp indienen;
2. Het ontwerp en de ingediende bezwaren worden met een reactie van de diecteur van de R.1J.P. verzonden aan de voorzitter van de Adviesraad; 3. Na openbare behandeling van en advisering over het plan door de Adviesraad wordt het ontwerp door de directeur van de R.1J.P. eventueel aangepast en vervolgens vastgesteld; 4. De Minister van Verkeer en Waterstaat vraagt advies over het plan aan de Raad van Waterstaat (Zuiderzeecommissie); 5. De Minister van Verkeer en Waterstaat verleent zijn goedkeuring aan het plan. In 1978 is door de Minister van Waterstaat aan de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders een opdracht verstrekt om een structuurplan te maken voor een verzorgingskern in ZUidelijk Flevoland. De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 30 augustus 1982 het structuurplan goedgekeurd waarmee een eerste definitieve aanzet is gegeven tot realisering van de kern Zeewolde. Vooruitlopend op dit plan is in 1979 een nota inzake de Uitgangspunten voor de ontwikkeling van Zeewolde opgesteld. Deze nota is onderwerp van overleg geweest op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau tussen de Rijksoverheid en de betrokken provinciale en locale overheden. Eind 1980 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat na advies door de Raad van de Waterstaat voornoemde nota goedgekeurd. De grondslagen voor dit structuurplan zijn ontleend aan deze nota van uitgangspunten. De plaats van Zeewolde in Flevoland werd reeds in 1968 in het toen verschenen verkavelingsplan voor Zuidelijk Flevoland vastgelegd. Het eerste gedeelte van Zeewolde wordt gerealiseerd door de Stichting Woningbouw Almere en Zeewolde (S.W.A.Z.). De stichting is een rijksstichting tot stand gekomen op initiatief van de ministers van Verkeer en Waterstaat, FinanciZn en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het doe1 is de woningbouw te financieren door middel van geld dat op de kapitaalmarkt wordt aangetrokken. Dit ter verlichting van de rijksbegroting. Bij het uitvoeren van het project wordt een belangrijke plaats ingenomen door de rijksplanning. Hiertoe is het project ontleedt in alle opeenvolgende en parallel verlopende activiteiten. Onderscheid wordt gemaakt in een globale planning en een detailplanning. Bij de globale planning wordt in een staafdiagram aangegeven in welke fase van voorbereiding of uitvoering een activiteit zich bevindt (bijlage 35). Bij de detailplanning wordt voor elke activiteit het vroegste en laatste begin en het vroegste en laatste eind bepaald, evenals de totale speling (bijlage 36). Tevens worden kritieke activiteiten opgespeurd, waarvan de speling gelijk is aan nu1 (bijlage 36). Een vertraging in Sen van deze activiteiten houdt een vertraging van het gehele project in. Op 1 januari 1984 zal een klassieke gemeente Zeewolde worden ingesteld. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders zal onder verantwoordelijkheid van de gemeente Zeewolde tot 1 januari 1990 zorg dragen voor realisering van de eerste fase van ontwikkeling, te weten de bouw van woningen voor 8.000 inwoners met bijbehorende voorzieningen (bijlage 33). Vanaf 1984 zal ook de gemeente a1 voorzieningen realiseren zoals het gemeentehuis en onderwijsvoorzieningen (bijlage 34).
Vooralsnog worden geen gronden aan de gemeente Zeewolde in eigendom overgedragen; dit in afwachting van de discussie over dit onderwerp in het Parlement. De beschikkingsmacht blijft we1 volledig bij de gemeente.
9. LITERATUUR
Holtwijk, Tj.H.B.M. 1982. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders Een organisatie nader bekeken. R.U.U. Instituut voor planologie. Otterlo, G.J. van 1981. Planologisch programmatische bijdragen structuurplan Zeewolde. Flevobericht 189 R.1J.P. Rijksdienst voor de IJaselmeerpolders 1981. Actualisering van het verkavelingsplan van het oostelijk deel van Zuidelijk Flevoland. Een structuurschets voor het landelijke gebied van Zuidelijk Flevoland. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1983. Plan ex artikel 11 "De Akkers". Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1982. Structuurplan Zeewolde Flevobericht 213. Rijkswaterstaat 1970. Eisen voor bouwstoffen in de wegenbouw. Staatsuitgeverij. Rijniersce, K. en L. Bakker 1979. Mogelijkheden tot minimalisering van de investeringskosten voor Zeewolde op basis van de bodemgesteldheid. R.1J.P. Lelystad. Schenk, B.A. 1983. Verkeerskundige bijdrage aan Structuurplan Zeewolde. R.1J.P. Lelystad. Viergever, M.A. 1982. Grondmechanische eigenschappen en bodemgesteldheid in Zeewolde. R.1J.P.-rapport 1982-33 Cd. Voet, J.L.M. van de en J. Smit, 1982. Gebruik en inrichting van watersportgebieden. W.I.R.0.-rapport 11.
Bijlagen
Bijlage
1
Grondmechanisch onderzoek. Overzichtkaar van begaanbaarheid Grondmechanisch onderzoek. Voorgestelde grachtpeilen voor de zettingsberekeningen Zettingsprognose ten gevolge van waterpeilverlaging Zettingsprognose ten gevolge van 1 m zandophoging en waterpeilverlaging Zettingen Stabiliteit van grondconstructies Aanpassingskosten voor funderingen Vier-kamer-doorzonwoning Zeewolde, wijk D Grondverbetering van wegen in eerste woonwijk van Zeewolde Overzicht funderingsdiepte van fundering op staal Funderingsdiepte voor lichtere bebouwing Funderingsdiepte voor zwaardere bebouwing Korrelverdeling en dichtheden van zandmonsters Stichtingskostenberekening en huurberekening Ontwatering en beschoeiyng van grachten in de eerste fase Aanpassing drainage in woongebied 9.D.l.S. Zeewolde Stelse1 van open waterlopen Zeewolde Stabiliteit van oevers in grachten Zeewolde Plan kabels en leidingen in het noordelijke gedeelte van woonbuurt D.1.S. te Zeewolde Ontwerp hoofdstructuur riolering Zeewolde en riolering in woongebied 1.D.S. te Zeewolde Situatie en dwarsdoorsnede noordelijke rondweg Zeewolde Situatie en dwarsdoorsnede van verlengde Dasselaarweg in Zeewolde Situatie en doorsnede van uit te voeren open brug en oorspronkelijk gedachte boogbrug Drainage centrale groenzone op kavel PZ 21 Mogelijke locaties eiland in Wolderwijd Ontwerp eiland Wolderwijd Bestaande situatie en inrichtingsschets strand ten zuiden van jachthaven Wolderwijd Drainage van sportvelden 1 en 2 op het sportcomplex de Horst Schetsontwerp volkstuinen PZ 21 Zeewolde Structuurplan Zeewolde en ligging eerste woonwijk Overzicht basisnet ruiterpaden omgeving Zeewolde Ruiterterrein annex ponyweide op kavel QZ 5 Voorlopig overzicht meerjarenplanning van te realiseren sport, recreatie en welzijnsvoorzieningen en bouwkundige werken Zeewolde Voorzieningen te realiseren door de gemeente Zeewolde Voorbeeld van globale planning project Zeewolde Voorbeeld van detailplanning project Zeewolde Voorbeeld van detailplanning project Zeewolde met kritieke activiteiten.
Bijlage 1
Bijlage 2
V.nk.!miw
ao untemmul*
..........b n t ~ n d r wl.rgmpn
wurpq." - - +- wUImiI mu"
----.t,gom .1.
420
uvrr t.or N A P
GfCNDMECHANISCH ONDERZOEK W ZEEWOLE m s t o l d e gmchtpeilen. diu zijn gobruikt als basis W r de zettingskrekeningen.
Bijlage 3
Bijlage 4
Zettingen De lutumrijke gronden in de IJsselmeerpolders hebben een hoog pori'engehalte in vergelijking met de gelijksoortige oude gronden (ruwweg 70 B 75% tegen 45 B 50%). Zij zijn daardoor weinig draagkrachtig en, zoals alle lutumrijke afzettingen, in natte perioden slecht begaanbaar. In verband hiemee wordt op die plaatsen waar steden of dorpen zullen worden gesticht, een laag zand ter dikte van t 1 m opgebracht, die wordt gedraineerd. (Deze laag is uiteraard te dun om voldoende draagkrachtig te zLjn voor de fundering van gebouwen. Deze worden onderheid met palen die tot in het pleistocene zand reiken). Door het aanbrengen van de zandlaag wordt de onderliggende slappe laag belast, waardoor deze wordt samengeperst en het maaiveld daalt. Deze daling moet worden voorspeld, omdat daar bij allerlei bouw- en inrichtingsactiviteiten rekening mee moet worden gehouden. De te verwachten maaiveldsdaling of zetting kan worden berekend met de gecombineerde zettingsfomule van Terzaghi-Keverling Buisman, ook we1 de formule van Koppejan genoemd: z = h (1 + -1 log t) l n p + (1 + -1 log t) l n ~ ~ C cp 1 CSl 5 P Cs waarin z = zetting in m h = dikte van de laag in m 1 en 1 1 = samendrukkingsconstante, evenals 1 C c1 CSl P = korrelapanning voor be1 sting inC& dmQ2 pi = grensspanning in kg dm-9 Pg p2 = korrelspanning na belasting in kg dm-2 De korrelspanning is gelijk aan de grondspanning minus de waterspanning (p = sk = s -s ). De grondspanning s is vrij eenvoudig te bepag w g len. Deze is in enig vlak gelijk aan de som van de natte volumegewichten van de er boven gelegen lagen. De waterspanning sw is minder eenvoudig vast te stellen, omdat daar de fluctuaties in de grondwaterstand, de fluctuaties in de druk in het Pleistoceen, maar vooral de onregelmatigheden in het verloop door de slappe lagen tussen beide potentialen (die verschillende doorlatendheden kunnen hebben) op van invloed zijn. De samendrukkingsconstanten worden bepaald in het laboratorium. Daarbij wordt tevens de waarde van de grensspanning gevonden. Indien de waarde van de samendrukkingsconstanten niet is bepaald, kan deze in het IJsselmeergebied worden afgeleid uit het porizngehalte kan in met water verzadigde gronden uit de gehalten aan water en organische stof worden berekend. De grensspanning p is dan niet bekend, maar een g goede benadering is pl + 1 kg dm-2.
Stabiliteit van grondconstructies Bij stabiliteitsverlies is het evenwicht van de grondconstructies niet langer aanwezig en treden grote vervormingen op, de constructie bezwijkt. In het algemeen zijn er twee vormen van evenwichtsverlies te onderscheiden, de zogenaamde afschuiving en het wegpersen of squeezen van een slappe tussenlaag. Bij het squeezen wordt door de grote bovenbelasting een slappe laag zijdelings weggeperst. In dit geval veroorzaakt de vertitale belasting een horizontale spanning. De horizontale spanning moet worden opgenomen door de aanwezige horizontale spanning in de laag naast het belaste gebied en I door wrijving aan de onder- en boI venzijde van de wegpersende laag. 4
& I
14-
p+
-
4
1
C
C
L
c-I C--.
, &?--I
Bij afschuiving verplaatst een moot grond, die in zich nog we1 samenhang heeft, zich ten opzichte van de rest van het massief. De beweging vindt plaats langs een zeer smalle zone, het zogenaamde schuifvlak. Met behulp van een evenwichtsvergelijking is te berekenen wanneer het grondmassief nog juist in evenwicht is. In de praktijk is het glijvlak vaak cirkelvormig, zodat bij de berekening wordt uitgegaan van een cirkelvormig glijvlak. Bij de evenwichtsbeschouwing valt een aandrijvende kracht te onderscheiden in de vorm van een moot grond of een gewicht dat evenwicht moet kunnen maken met de interne krachten in het schuifvlak in de grond. De interne krachten in de grond worden geleverd door de krachten tussen de korrels. Deze interne krachten bestaan in samenhangende gronden zoals klei en veen uit een constant deel. De tegenwerkende kracht in het schuifvlak, die zich als schuifspanning manifesteert, kan als volgt worden omschreven: r=c+etan 0 T = schuifspanning c = cohesie k = korrelspanning 0 = hoek van inwendige wrijving De heersende grondspanning op een bepaalde diepte wordt veroorzaakt door het bovenliggende gewicht: Qrond = P + ,)'grond.z' De grondspanning bestaat echter voor een deel uit korrelspanningen en voor een deel uit waterspanning, zodat dit leidt tot de volgende uitdrukkingen: Qrond = n o r r e 1 + fiater = P + (jnat -JW) z + ~ w . z . T = C + ( P + (xnat -Xw)Z) tan 0
Echter een opgebrachte belasting P zal in eerste instantie niet door de korrels worden opgenomen, maar door een verhoging van de waterspanning. Het op deze manier onder druk gezette porisnwater zal daardoor gaan afstromen. De korrels kunnen een dichtere pakking innemen en zullen geleidelijk aan de belasting gaan opnemen. Direct na het aanbrengen van de belasting is de schuifspanning daarom te omschrijven als volgt: r
T =
c
+ (ynat -8w) z.tan 0
Deze waarde is lager dan de uiteindelijke waarde waarbij r verhoogd is met p tan 0 De waarde voor 0 en c, waarbij de grond zich nog niet heeft aangepast aan de opgebrachte belasting, noemt men de schijnbare hoek van inwendige wrijving en schijnbare cohesie. Deze waarden zijn slechts rekengrootheden en geven niet de werkelijke eigenschappen van de grond weer. Het verband tussen schijnbare en werkelijke hoek van inwendige wrijving en cohesie direct na het aanbrengen van de belasting, volgt bij een bepaalde belasting uit onderstaande formule. c + (P+ (jnat- yw)z) tan 0 = c ' + ( x n
-XW) z
tan 0
I
@en c = schijnbare hoek van inwendige wrijving en cohesie 0 en c' = werkelijke hoek van inwendige wrijving en cohesie. De fase direct na aanleg is de meest kritieke. Na verloop van tijd is de korrelspanning toegenomen en wordt het evenwicht stabieler. Het kan daarom in sommige gevallen noodzakelijk zijn het werk in fasen uit te voeren zodat de grond tussentijds kan aanpassen en aan sterkte winnen. Controle op de toename van de interne weerstand en de voorgeschreven fasering vindt plaats met behulp van waterspanningsmeters. Daaruit blijkt in hoeverre de wateroverspanning in de loop van de tijd is afgenomen. Met behulp van bronbemaling wordt de waterstand verlaagd. Dit betekent dat bij een afname van de waterspanning de korrelspanning moet toenemen om de krachten op te nemen. De stabiliteit neemt daardoor sterk toe. Daarnaast kan ook de stabiliteit nog worden verbeterd door grond met lage interne weerstanden te vervangen door grond met hogere interne weerstanden zoals bij voorbeeld zand. Ten slotte is in tabel 1 een overzicht gegeven van de orde van grootte van de sterkte-eigenschappen van de slappe lagen in het onderzochte gebied. De eerste waarde is de waarde die gevonden is in ongedraineerde triaxiaalproeven. Deze waarde komt het meest overeen met de waarde zoals die te verwachten is direct na het opbrengen van een belasting. De tweede waarde is de waarde na aftrek van de waterspanningen. Dit geeft dus de werkelijke eigenschappen van de korrels beter weer. Ter indicatie kan worden vermeld dat bij voorbeeld hellingen van 1:2,5 veelal mogelijk zijn bij de aanleg van grachten in het Holoceen.
Tabel 1. Sterkte-parameters van de holocene afzettingen Grondsoort
Hoek van inwendige wri jving
0 Zware klei (Ijsselmeer, Zuiderzee-afzettingen) '7 Humeuze klei (Almere-afzettingen) 16-20' Verslagen veen met zandbandjes 21' Rietveen met zandbandjes 21,5
Cohesie
0'
C
C
41,5'
10,9
4,5
33,5-44,5' 51' 51,9
5-7,5 5,8 4,1
3,5-8 4,5 1,5
Bijlage 7
Aanpassingskosten voor funderingen
LEGENDA kosten in gld /m 2
Bijlage 8 I
7-
I
TOT MAX. 1,000 M l N M Y
B i j l a g e 10
Bijlage I 1
Korrelverdelingen en dichtheden van zandmonsters
7 0 - W0
W 0.' 0
VIO -4-4
-40 0
VIO * O
Bijlage 14 Stichtingskostenberekening
Huurberekening
Bouwkosten ---------
Bouwkosten exclusief risico x
aannemingsom (gecalculeerd, prijspeil 1-1-'82) architectenhonorarium constructeurshonorarium leges toezicht per woning onvoorziene uitgaven 112% van 1) aansluitkosten per woning renteverlies tijaens de bouw x
bouwkosten exclusief risico
*
+
2)
-
subtotaal
Correctie paalfundering (1,6%)
**
--
"
f
1.790,--
--
Gecorrigeerde stichtingskosten
f 110.072,-
Gecorrigeerde stichtingskostem afgerond
"
110.000,--
3.504,-
f 14.000,-280,825,-100,f 15.205,-
5. gebruiksvergoeding
** *
f 111.862,--
Gemiddeld aantal V.E.
: 4,O
Plan
: 296 woningen R.1J.P.
(Mulder)
Gebied
1. grondkosten ca. 160 mZ H f 87,50,--/waning 2. overdrachtskosten (2% van 1 ) 3. kosten bouwrijpmaken per woning* 4. sonderingen per woning
0 grondkosten 10. stichtingskosten exclusief risico x 11. stichtingskosten inclusief risico =
16.738.--
subtotaal
f 98.628 ,-
bouwkosten inclusief risico
Grondkosten
Grondkosten
f 95.124,--
9. risicoverrekening (4% per jaar van 1
f 95.124,--
"
+ +
f
o o
"
"
Percentage tabel 1-1-'82
: 5,O
Aftrek
: 0,3
Minimum maandhuur
: 4,7 x 115.366:12= f 452,-
1.533 ,-16.738,-111.862,115.366,-
Paalfundering wordt door Rijksoverheid gesubsidieerd. betreft alleen egaliseren van terrein, aanbrengen van 30 tot 40 cmteeltaardeen leggen van tegels. Hierbij moeten andere kosten van bouwrijp maken warden opgeteld van f 5.800,-- per woning (ophogen, bouwstraten, verhardingen, boom?lantgaten, kantopslag, kolken, riolering, openbaar groen, spel- en recreatie).
Aanpassing drainage in woongebied 9.D.I.S.
-
. __. -\
te Zeewolde
VERKLARING AFDELING WATERHUISHOUDING t e leqgpndrain p~r.ribbelbuisnet prlypropyieen omhulling
@
80
t e rnaken &orrteekpunt. t e rnaken afvoerpunt. t e l e g p n draln gladde buls mgppedoreerd k l a w e 34 0 100-92 drain a f s l u h dmv hap.
DETAIL DOORSTEEKPUNTEN DRAINAGE zle ~k
~ i j l i ~16 e
1 50
type tek A1. 103098
Bij de aansluiting onder de wegen op het R.W.A.-riool moet tot minimaal 1 m buiten de verharding gladde P.V.C.-buis rond 125 mm, kwaliteitsklasse 34, worden toegepast. Bij lozingspunten op de gracht van het noordelijk gedeelte moet hostalithbuis rond 80 worden toegepast over een lengte van minimaal 2.00 m. Op de op de tekening aangegeven plaatsen moeten doorsteekpunten worden aangebracht. Deze doorsteekpunten moeten worden gemarkeerd met straatpotten type 14180. De drainage die onder de woningen ligt, dient na of tijdens de heiwerkzaamheden te worden gecontroleerd op verstoringen en te worden hersteld. Ook bij het leggen van kabels en leidingen moet controle en onmiddellijk herstel van de drainage plaatsvinden bij verstoring.
Stelsel van open waterlopen Zeewolde
Bijlage 17
Stabiliteit van oevers in grachten Zeewolde (Viergever, 1983)
Bijlage 18
Het graven van de grachten onder het profiel, 1 : 4, zal in eerste instantie zonder oeverbescherming en beschoeiyng plaatsvinden. Dit heeft tot gevolg, dat: a. door zware regenval het zandtalud boven de waterspiegel uitgespoeld zal worden b. op de waterlijn het talud zal eroderen door golfwerking, zodat direct boven de waterlijn een steil talud ontstaat, dat inkalft en zich naar achteren uitbreid. Dit zand wordt in de gracht getransporteerd en veroorzaakt een verondieping van de gracht. Ad a. Door begroeiPng van het bovenwater-talud kan dit voorkomen worden. Om de begroeixng te bevorderen, kan teelaarde op het talud gebracht worden. Ad b. Bij strijklengte van minder dan 1 km in de grachten van Zeewolde is niet de maximaal te verwachten storm en duur van de storm maatgevend, maar wordt de maximale golfhoogte bepaald door de waterdiepte. De maximaal bestaanbare golfhoogte is 0.88 x de diepte. Gerekend is met een diepte van 0,20 m (langs de oever) en 0,50 m, de maximale golfhoogtes zijn dan 0,18 en 0,45 m. De golflengtes zijn daarbij aangenomen op 14 maal de golfhoogte, de periode volgt uit de voortplantingssnelheid en golflengte volgens de onderstaande formules. 2 = 14 A = golflengte, H = golfboogte 9 = C.T. 2 = periodeduur, C = voortplantings2z-d snelheid C = 1 , 2 5 - ~ 7 met d = waterdiepte
-
Vervolgens volgt de snelheid van het water.op de bodem uit de formule.
Dit levert de volgende bodemsnelhed,en op waterdiepte 0,20 m Vx bodem maximaal = 0,66 m/s 0,50 m " " = 0,79 m/s Volgesn het neerslag/erosie diagram van Hjulstrijm zal in zand erosie optreden bij een snelheid van 0,20 m/s of meer. De conclusie zal daarom zijn dat bij extreme golfhoogtes in de grachten materiaal in beweging komt (vorming zandgolfjes) en dat die langs de rand sterker het geval is dan in het midden. Mogelijk kan dus enige verondieping in het midden optreden. Daarnaast zal plaatselijk uitspoeling van het talud optreden door afstromend water. Voorgesteld wordt uit te gaan van de gebruikelijke oeverbescherming (scherm van 0,40 m) en dit zo snel mogelijk na het graven van de gracht aan te leggen. De problematiek speelt bij het grootste gedeelte van de te graven grachten. Over het grachtentracg evenwijdig aan de toekomstige Dasselaarweg tussen boringnr. 2 t/m 5 ligt de grens Holoceen/Pleistoceen beneden de waterlijn. Hier zal het laten plaatsen van beschoeiyng minder erosie van de oever tot gevolg hebben.
Andere mogelijkheden om de oever op de waterlijn te beschermen, zijn: de grachten in le fase niet te ontgraven beneden de waterlijn. In eerste instantie kan volstaan worden met een waterdiepte van ca. 0,30 m. Dit is voldoende om de stijghoogte te verlagen en het water af te voeren. In de afwerkingsfase van de grachten kan tegelijkertijd met het plaatsen van de beschoeiing, het grachtgedeelte beneden de waterlijn uitgegraven worden. De nadelen van deze mogelijkheid zijn, dat op het huidige bestek minder werk in rekening moet worden gebracht en dat dit als extra werk in de afwerkfase meegenomen moet worden. De erosie op de waterlijn is in dit geval beperkt; - het aanbrengen van een kleilaag op dat gedeelte van het talud wat doot golfwerking aangetast wordt. Dit is een tijdelijke bescherming, de ervaring is, dat de kleilaag veel minder wordt aangetast door de golfwerking op de waterlijn. De kleilaag moet ca. 0,20 m dik zijn en bij een talud 1 : 4 moet de lengte van de kleilaag boven en onder water ca. 1,00 m bedragen. De kleilaag moet gelijkmatig aangebracht worden, zodat het water het zandtalud niet aangetast via onvolkomenheden in de kleilaag
-
CONCLUSIE Het verdient de voorkeur zo spoedig mogelijk na het graven van de grachten de oeverbescherming te plaatsen. Wanneer tussen het graven van de grachten en het plaatsen van de beschoeiyng een korte periode ligt, dat is de schade op de waterlijn, naar verwachting niet a1 te groot, en kan de beschoeiyng geplaatst worden en het onderwater-profiel hersteld worden en zal de hoeveelheid zand bij het opschonen van de grachten niet a1 te groot zijn. Blijft het plaatsen van de beschoei'ing lange tijd achterwege, dan kan opschonen van het grachtprofiel omvangrijk worden als gevolg van doorgaande erosie op de waterlijn en verondieping in het stroomgedeelte. De grachten zullen een slordige aanblik geven door het grillig verloop van de waterlijn.
Bijlage 19
Plan kabels en leidingen in het noordelijke richtinp van woonbuurt D.1.S. te Zeewolde
--
I
MAATVOERING -- - -- - -G OORSPRONG GASLEIOING W ORINKWATERLEIDING .-..-..-.... : 4 R RWA-R,OOL --- - - - D DWA. RlOOL sre62:::?::?'::y;;;K,:.;;
-
M B X
050
"8,
no" ges* "?"
prrrreisgrenr,
MEETLlJN IGEGEVENS AFO LANDHETEN) BOUENRII . PERCEELSGRENS '
Ontwerp hoofdstructuur riolering Zeewolde
- Bijlagezo
Riolering i n woongebied 1.D.S. t e Zeewolde (Bestek R.1J.P.
Bijlage 20 blad 2
8006)
A
-- Te leggen r.w.o no01 van 2 meterse buizen inw 6 300 (tmzij
-
--
anders onngcgevenl m t inlatm
Te plmtren prefab betonput 833x800 i n r met 600 rondwng volgcnr type tek. A1.142180 +ltcnzij pndos aangcgevenl rnd atsluitkop mnbrcngen op 1500- puthmgtr.
--. -.-.-- -
* 125 hdh 4MO.
inloten pvc.
125
Te leggen dwo. rioal *on prc. buis (250 llenzij onders mngeqeven) met stroomrichting.
Te plaotsen polyester put Q 600, inloten pvc. r 125 met ofsluitkap mnbrengen op 1.500- putdeksclhoogle. 0800 LWO.
..
..
ofvoer in grocht dm.% uilstroombak.
Toekomstige dwo. alvoer van wmingm.
;
Tc gmvn bouwpll met bademdiepte f.0.r N& P
;...-
, . .-., ~
Riolering in woongebied 1.D.S. (Bestek R.1J.P. 8 0 0 6 )
te Zeewolde
Bi jlage 20 blad 3
Het droogmaken van sleuven voor de R.W.A.en D.W.A.-riolering moet geschieden met bronhemaling. Er mag worden volstaan met bronbemaling aan 6Bn zijde van de sleuf behoudens bij grachtkruisingen; hier dient de aannemer te rekenen op bronbemaling aan belde zijden van de sleuf. De rioleringen voor de R.W.A. samenstellen uit betonbuizen diam. 300, LOO, 500 en 700 mm met spie- en kraagstuk. De buizen voor her in het werk brengen van alle vuil ontdoen. De verbindineen van de buizen onderling uitvoeren met een rubberring van styreenbutadieen (S.B.R.) volgens K.I.W.A. kwaliteitseisen nr. 46. De butzen zorgvuldig in het werk brengen en op de juiste hoogte stellen. De riolering voor de D.W.A. samenstellen uit volwandige P.V.C.-buizen diam. 2 5 0 , 315 en 400 mm. De verbinding van de buizen onderling maken met behulp van dubbele steekmoffen met vaste rubbermanchetten.
5
Van de R.W.A.- en de D.W.A.-rioleringen van ieder per 1000 m' lengte SBn streng tussen twee controleputten controleren op waterdichtheid. De beproeving moet geschieden nadat de standpijpen en/of dekseltjes zijn aangebracht.
Voor het aanbrengen van de grachtkruisingen de grachten tijdelijk afdammen. De waterafvoer dient echter in stand te worden gehouden. De sleuven voor de grachtkruisingen ontgraven tot 0,200 m onder de riolen. Onder de riolen 0 , 2 0 0 m zand aanhrengen (ook hij de door derden aan te brengen leidingen) en licht verdichten. Na aanleg van de riolen de sleuf aanvullen met zand in lagen van ten hoogste 0 , 2 0 0 m en tot 0,500 m boven de buizen alleen bezijden de buizen zorgvuldig verdichten.
DETAIL TE LEGGEN ZINKER TUSSEN DE PUTTEN 20-50 en 50-51
I ..........1 gelden voor zinker tussen de putten 50-51
Riolering in woongebied 1.D.S.
te Zeewolde
Bijlage 20 blad 4
Ter plaatse van de uitmondingen van de riolering in de gracht, uitstroombakken afm. 1,000 x 1,500 m (inwendig) aanbrengen, een en ander volgens detail op tekening.
DETAIL U ITSTROOMBAK
t-
berchoellnprlhn
-sr bokboden 5,1001 PLCJ bab 5WO-en bakbodem 5100 b a r d i m ,5700 bob F,ho-en bokbodem 5400b ~ r d , ~ ~ ~ $ 5b!b 0 0 5.100, en bokbodem $200-
~ I Jbubdlo,n
tdj
..
.
De controleputten (levering volgens NEN 7035) voor het R.W.A-riool samenstellen uit geprefabriceerde gewapende (kruisnetwapening) betonschachten afm. 0,800 x 0,800 m, 1,000 x 1,000 m en diam. 1,000 m, met kegelstuk of afdekplaat en waar nodig met tussenstuk. E.e.a. als aangegeven op typetekening A1-142.180.
VERTl KALE DOORSNEDE . BETONNEN INSPEKTIEPUT. MET 0.60m. ZANDVANG
Riolering in woongebied 1.D.S.
te Zeewolde
moeten zijn polyester De controleputten voor de D.N.A.-riolering putten diam. 600 en 800 mm met vlakke bodem, geheel compleet met aansluitmoffen, inlaten en uitvullingen volgens typetekening A1103.103.
KUNSTSTOF INSPECTIEPUT g4 600 en $ 800
bodem met aan ePOSt stroomprotiel
Doorsnede
Bijlage 20 blad 5
De P.V.C.-buizen (leveren volgens NEN 7045) en hulpstukken (leveren volgens NEN 7046) voor de D.W.A.-riolering moeten zijn van klasse 34, Voor zover deze worden gemaakt; anders klasse 41 toepassen en ter goedkeuring van de directie.
a
M m
4
a
' 7m 4 3
m e
De P.V.C.-buizen (leveren volgens NEN 7045) en hulpstukken (leveren volgens NEN 7046) moeten zijn van klasse 34, voor zover deze worden gmaakt; anders klasse 41 toepassen en ter goedkeuring van de directie.
Situatie en dwarsdoorsnede Noordelijke Rondweg Zeewolde
te maken zandcunet
. 4
.
c
af te graven grond aan te vullen grond
C / 7 A 214-
. . ~...........
,
.........
. in m, mkrmlen in mm. te maken dminqge vlgs typetek. AI-103098 domkekpunt I 3 = 3 hJdig)
--tL
-
v
om te vulien &d b e ~ f ~ ~tXUaivddhoogtp de
-.
<
.....
4
0
.
Bijlage 21
IDnkng . bring
J
rie M t d )5-18Y1( .
.......
.
.
.
c,
mo. 7007
3791
I.w,I.~.I M , c h &
I SOW I:=
Voor de uitvoering van de drainage zijn de volgende punten van belang: : 0,20 m - onderkant cunet; draindiepte helling : geen; : op bestaande sloten; afvoer buissoort : P.V.C. ribbelbuis met polypropyleen omhulling 0 60-54; P.V.C. ribbelbuis 0 100-91 ongeperf0reerd;ofider verharding gladdy buis klasse 34 0 106-91; o ~ v u l l i n edrainsleuf : uitsluitend slibarm zand
Bijlage 22
Situatie en dwarsdoorsnede van verlengde Dasselaarweg in Zeewolde
-~. .
~
~
~
.
Ii
n 689 lvmnnhuld met n rleut 1 0 2 ' 0 2
,1
1
w
.
1
.
.....
an. p e M m l m I o o g bk a035 l n z m m hrgebruwn n n ~ u wtr m r n m. onnr I I ~ ~ I Ddtk W aom m "n .rnl.. dl" a250 9L00 xarnlrni.ur ad.. c.rukt a.m.n m rrmsfamcnln I zit *t-
.,
.
.
.
5 *and
..
IS* =35l
R B
,
..... roo
. . .
: ..................
-
_
.
.
?
sitnatie -- - --. en doorsnede van uit tc? voeren open brug en oorspronkelijk gedachte boogbrug
Bi jlage
-
, "
KUNSTWERK 02
,
-
--L-J-
Drainage centrale groenzone op kavel PZ 21
--
~
,,-
-
. l . ~ ~<.,$' . if-. j ~ ~ $ \ - ;
p;& ' \ , ; .L.
:I$. ' '-:
,'
1
7 :i I' :,I I 1
; ;
;
~
.
~~
-
Bijlage
~.
~
24
Mogelijke locaties eiland in Wolderwijd
Bijlage 25
Ontwerp eiland Wolderwijd
brplan\
doormeden
3
. . . .~ .- . ~ .(.. . *
I
\
."7
C \-.
.
, ~ %I A
,-u
-0-
.;--- - . - .
., .O
spcctwc*de
dsn A.A'
I : soo
1
-
,o 3'.
Lo
. ..
,:
,.
.I.
"O
kl-5".;
ZI
"'
i e plan, an?
dsn 0-0'
' ,.'
.
.. -.
I j i '
-
Bestaande situatie en inrichtingsschets strand ten zuiden van jachthaven Wolderwijd
~ijlage 27 ' ,
Drainage van sportvelden 1 en 2 op het sportcomplex . ~. . "De Horst" D E T A I ~ V A NSPORTVELD I EN 2. ~
Bijlage 28
~
Blad I
OVERZICHT SPORTVELDEN .;.!i<+ > 2 ; :
-
-.
VERKLARING AFDELING WATERHUISHWDING le leggen dram pvc r ~ b b e l b u ~met r polypropyleen omhull~ng b 60. 5L te maken afvoerpunt te moken doorrterkpunt te leggen d r a ~ n ongeperforeerd bestoonde dralnoge L 20 - N A P
6 50.5-
,..I:-(i
1 ':
Bijlage 28 Blad 2
GRAS
WET-FIETSPAMN GRACHT KAVELSUWlT VOETBALVELOEN TENNISVELOEN
P
PARKEREN
20
ZEEWOLDE SPORTVELDENCOMPLEX "DE HORST"
60 60m
RILF! afd. Recreatie s1amb.n~163936
Schetsontwerp volkstuinen PZ 21 Zeewolde (R.I.T.P.,
1983)
Bijlage 29
Structuurplan Zeewolde en l i g g i n g eerste woonwijk Bijlage 30
Overzicht basisnet ruiterpaden omgeving Zeewolde (R.IJ.P., 1983; B3192.249)
Bijlage 31
Ruiterterrein annex ponpreide op kavel QZ 5
-
-
Bijlage 32
I I I1
Voorlopig overzicht meerjarenplanning van te realiseren sport, recreatie en welzijnsvoorzieningen en bouwkundige werken Zeewolde
-W
N
r.
9
w
'C.
a m . I + R
z
a
C C n C.
5
r.
m
N
r.
a
F R
C.
R
m
n" n
;? n n
C
m
Y.
m
U R
(I)
LI
m
Q
0
ID
o * 2. u z a
m
a
C
a
s
Bijlage 33 blad 1
Bijlage 33 Blad 2
prijspeil 1983 bedragen in mln. glds. begrotingsart Rowkundige Werken
I
A Infrastructuur a. uegen b. afwatering
- ca.
-
c. riolering .
-
d. zanddepot
-
10 k m ' ca. 10 km . ca.
16 * t2
2 km
B Centrale voorzienin~en
- ca. 20 ha b. bedrijventerreinen - ca. ha(gereed ca. 35 ha c; overige voorzieningen - kleedaccomodatie t.b.v.3 a. centrum
-
,
85
.
buitensporten (ca.0,5. ... mln. ) tennisbanencca. 0,s mln; dorpshuis (ca. 8 mln.) sportzaal, incl. instructiebad (ca. 6 mln.)
5
.
C. Woningbouv a. woninger~
- ca
.
350 won./jaar ca. 100 ha
I
30
Diverse projecten, in uitvoering v66r 1984 ..
totaal Bouwkundige werken vigerende meeriarenciifers
.
.
raming iaarlijkse
Totaal D Groenvoorzieningen
a. aanleg en
onderhoud
- o.a.
sportvelden, begraaf plaats en ijsbaan ca. 130 ha ..
Begrotings art. Culcuurtechn.verken 12
Voorzieningen t e realiseren door de gemeente Zeewolde
oplevering.
.
...s Gemeentehuis
01-07-87
Brandveerkazerne (ca. 415 m2)
01-07-84
Bijlage 34
p r i j s p e i l 1983 mln. g l d . investering 6.481
Brandweemagens
-
Lager Ondewi j s Openb. P.C. R.K. Openb. + P.C.
R.K. ~edrijfsgebouwPubl. Werken c.a. particulier 27.036 mln. --=P_P=P_-.
Voorbeeld-van globale planning project Zeevolde . .... ... ...
Bi jlage 35-
.*
SELECTIEGEGEVENS:
AFOELING
-
ALL€
.
-
-
R I J K S O I E N S T VOOR LIE I J S S E L n E E R P d L O E R S LELlSTAO
YERKGRMP
-
0 E T A IL ? L IU N I H G ITIBELLtN) PROJECTTITEL: VOOQBER. EN.UI1VOERING PP.01. ZEEMOLOE. L A I T S I E B I J S T E L L I N G : ZPAUG83 LLLE
-.
......................................... CCB.
N U 8 OMSCHRI J V I N G
4 0 l N l C 8 k I.N 90lKlC05 Ihh 4 D 1 k l L 1 8 K..... rM 9DlKlCBb I Y N 9 O I K l C B 9 KMN
AFOELING OUUR
0 1 ACC. V00RB.IREO.PROC. 01 1NT.MREOPPOCLOURE D l PPIS.LhWRL.G .. ..~ 01 EXTEPUE UREOIETPROC. 0 1 AANBESTEDING q o i ~ ~ c 9KUN 0 TOETS t~ CONCEPT OPOR. 9 0 1 K l C 9 9 I Y N 01 OPORICHT-UIT 9 0 I K 0 0 5 BOUY BRUGGENI O U I K E R S I N 0 1 9 0 1 I 8 1 0 2 BRUGGEN CEREEO VOOR 01s 9 0 I P COP U l T V D E R l N G BOUY 40 YON 0 1 P ~OIP ~ o UITVOERING q B ~ U Y zo UON DPI 9 0 1 P Z T B 0 4 O n 01 BESTEKSTEKEUINCN TRAFM 9 0 ~ ~ 3 ~.?OM 8 0 01 BESTEKSTEKENINCN TRAFY 9 0 1 P 3 7 8 2 201 0 1 B E G R O I I N C TRAFY 9 0 1 P 3 T B I 2 0 M 01 CONCEPT- BESTEK TRAFU 9 0 1 P 2 1 8 2 +OY 01 BECQOTING TltIFU 9 0 1 P 2 T B l 4 0 M 0 1 CONCEPT- BESTEK T R I F U 9 0 1 P 3 T 8 3 .?Or 0 1 YOORB. KREO.PROC TRAFY 9 0 1 P 2 T 8 3 +ON 01 VOORB. KQEO.PROC TIAFY 9 0 1 P 3 T 8 4 2 O Y 0 1 ACC. VOOPB.IR.PR.TRAFU 9 0 1 P 3 1 8 7 ZOU 01 OEF. BE5TEK TRAF* 9 D i P 3 T 1 5 ZOY 0 1 1NT.KREO.PPOCEO. TRAFYR P O l P Z T B 4 +Om 0 1 A c t . V0ORB.KR.PR.TRAFY 9 0 1 P Z 7 8 7 4 0 Y 01 DEF. 8 E S T E I TRAFM P O L P Z T ~ S+OM 01 INT.KREO.PROCEO. TRAFM~ 9 0 1 P 3 T B O 2 0 M 01 PRYSAANVRAIG TRAFY 9 0 1 P 3 T 8 6 ZOU 01 EKT. KREOIETPROC TPAFU POLPZTBB 4 0 1 01 PRVSLINVRAAG TRAFU 9 0 1 P Z T 8 b 4 0 h D L EXT. KREDIETPRUC TRAFN 9 0 1 P 3 7 8 9 2OY 0 1 I A N B E S T E O I N G IRAFM P O l P 3 1 9 0 2 O u 0 1 TOETS+ CONC.OPOR TRAFM 9 0 1 P 3 T 9 9 2OY 01 OPORACHl U I T TRAFW 9 0 1 V 2 T 8 9 4 0 h 0 1 AANEESTEOIHG VRAFU 9 O l P L T P O 4 0 Y 0 1 T O E T S t CONC.OPOR TRAFW 9 0 1 P Z T 9 9 k0Y 0 1 OPORICHT U l T TRAFY 901s C 1 4 u I l V O E P C . TERR INS. 4 0 WONOlP 9 0 1 P C I S OPLEVERINC 40 YON O1P P O l P A 1 0 OPLEVERING 2 0 U01. D I P P D l P A 1 1 BENONING 2 0 YON 0 1 P 9 0 1 P C 1 6 BEUONlNG 4 0 1 0 U 01P P O I S C l O UITWOERG BOUY 110 YOU I N 01s 1E 901S318Z 01.ShI KOllEhBtGRO1ING 9 0 L S 3 T E l 0 1 . S l I O P I T E L L E N COhC. BESTEY TE 9 0 1 S 4 G B O 0 1 . I ~ i VOORSrEL n A l E h P L A N
oi
SOU-001 SOY-CAA 50-CAC SOW-CAA SON-CA4
--- -~ -
SOY-CAA
DlR SOU-CUK SOY-CMK EX1 EXT SOY-CYl SOY-CUT SOY-CAC SOY-CAC SOU-CAC SOCCAC SOU-CAA SOU-CAb SOY-001 SOU-CAC SOY-CIA SOY-001 SON-CAC. sou-CAI SON-CAC SOU-CAA SOY-CAC SOU-CAA SOU-CAI SOY-CAA OIR SON-CAA SOU-CAb 01R SOY-CUI EXT EXT EX1 EX1 SOY-EMU SOU-CAC SOU-CIC HCP-An3
.
GEEIEO
-
BLAD PROJECT:
IEEMOLOE
-
5
ALLE
.VROEGSTE BEGIN EINO
LAATSTE BEGIN E1N0 l4JUL83 15JUL13 19AUGB3 19AUG83 30SEP.33 30KT83 1301183 l40KTB3 2APRB4 15SEP99 120KT89 16bUGIP
l4lUL83 IELUG83 ZPSEPB3 2VSEP83 30SEP13 120KTB3 130W103 24SEPBI ZAP184 ZBFEBPO ZBbRlPO ZLSEP89
SPELING TOT. V R 1 J 5757575757576246491253 1273 lr33
STREEFObTA BEGIN Elk0
5
30KT83 2APRe+
OPnERKlNGEN ----------NEGATIEF NEGIIIEF hEGATIEF NEGATlEF NEGATI~F NEGATIEF NEGATIEF hEGAT1EF NEGITIEF
RIJKSOIENST
5ELtCTLEGEGEVfhS:
AFCELING = ALLE
i t 8 I t U l ~ T E TEKENS:
A
CLB.
0 E T A IL
-
NUM O f l S C A R I J V I N G
3
*ERNGROEP
~CTIE
.................................................
C
-
-
-
P L A N N 1 N G (BALKENSCHEIA) PROJECTTITEL: VOORMER. E N . U l T V O E R I N G PRO>. ZEEnOLOE. LAATSTE B I JSIELLING: 29AUGB3
VOUR OE I J S S E L M E E K P O L O t R S LELISTAO
ALL6
r GEBIEO
-
901
K R l l l E L E ACTlE
&FOELING
V L l l l t l L 6 2 K h h U I NOSTENdEGROTING sou-CAC Y U l K L C 0 I K d h 0 1 O P S T E L L E h COhC. 8 E S T E K SOY-CAC Y U l l l C 8 3 K * h 0 1 VOURBEK.KREO.PROCEORt SOU-CAA v U I K I C V ~ K*N 01 DANVYAAG BOU#VERGUNNING SON-CAA VUlKlCFb K*h U I PRiJcfOu~t BOunvt~L. tnr-LVP Y U l K l C 6 7 K l h 01 O E F I N I T I E F B t S T t K sou-CAC V O l K L C H 4 KN I U I ACC. VOOR8.NREC.PYUC. Y U l K i C 8 5 KIN 0 1 1NT.KREU. PRUCtUUYE SO*-CIA Y O I K I C M b K h N IJI t X T t R N E K R E D I E T P ~ U L . SOY-CIA V U I K I C 8 8 K l h 01 P R I S A A N V R P A G .SOU-CAC VOlKlCMV KUN D l DbhBESTEClhG SON-CAA Y U I K I C Y O K h h 0 1 T O t T S + C O N C E P T UPOR. SON-CAA V U l K l C P Y K U N 01 OPORACHT U I T Y U I K 8 0 5 aou. BRUGGLN+ O U I K E K S I N 01 9 U 1 K b 1 0 2 H R U G G E N G E R E E U VOCR 0 1 s SOW-C*K V U l P COY U I T V O E Y I N G B U U m 4 0 *Oh 0 1 P E A T 2 0 huh D I P E X 1 Y O l P AOP U I T V D E R I N G 8 0 U d v u l P z T a o 4 o u 01 B E S T E K > T E K E N I ~ ~ NT R A F * SW-CUT Y O I P 3 T B O ZOw U t I E-~ S T E- K S- T E.~ K E- N I~. N G h T. Y A F.~Y S O * - C. hl -. V O I P ~ T ~ Z zou 01 BEGROTING TRAF* SON-CAC V O l P 3 T @ l LOd 0 1 CONCEPT- B E S T 6 K TRAFW SOU-CAC V O L P L T a Z +OU 0 1 B E G X O T I N G TRLF* SOW-CAC V b I P 2 T B I 4 0 b 0 1 CONCEPT- MESTEK TRAFr SON-CbC V O I P 3 1 8 3 Z O U U I VOOUt3. K k L O . V R C C T R 4 F 3 SO*-CAA V U I P Z T ~ ~ 401, 01 VOUUM. KREV.PRCC TRAF* SO*-CAA 9 U I P 3 1 8 * Z O h 0 1 ACC. .IOORB.KY.PH.TYAfw SOH-001 Y U I P 3 T B 7 LOU 0 1 O € k . i J E S T t K TRAt* SON-CAC V O L P 3 T d 5 2 0 h 01 1 N T . K R t D . P O O C t U . 7LAFdR SO*-CAI V U I P 2 1 8 4 4OM 01 ACC. V O U R M . K R . P R . 1 Y A F ~ SOU-001 9 0 1 P 2 1 8 7 40. 0 1 DEF. B L S T E N lR4Fu 50.-CAC 9 U l P Z T l 5 4 O n D l INT.IIYEU.PRUCE0. TRAFwM Sod-CAA V O l P 3 T @ B L O * 01 P R Y S b B h V f i 4 A C TRAFW SOH-CAC Y U I P 3 T B b LO* 01 6x1. LUECICTPRUC T R A f n SO*-CAP V U I P Z T B b +OM U l L X T . K K t D l ~ T P R O C T E A F Y SOY-CAI Y U l P L T B 8 *Oh 0 1 P H I S A A N V R A A C TRAF. SO*-CAC Y U I P 3 l B Y 2 0 1 01 D A N b E 5 l E U I N G YRAfh Sod-CAI Y D I P 3 T Y O 2 O h D l T O t T S + Cl!NC.UPOK IRA6N SOH-CAA YUIPjTYV 2 0 i ~l l OPOKlCnT U I T IKAFU OIR V U l P L T l 9 *JI U L A A h H E S T E O l N G YCAF* IOU-CAA Y U I P L I V U 2 0 h 0 1 T O E I S + CCNCIUPUU TR4Fk SOH-CAA YUI?L~YP + O W DI O ? O K ~ C H T UIT TRAFU UIU YULP C 1 4 UITVOERG. I L R R IN&. 4 0 WON D I P S O U - C d I Y U l P C I S OPLEVERING 4 0 WON U 1 P E X 1 V U L P AIU OPLEV~R~NG zu *ON PDI EXT
L
-
BLAO PROJECT:
--
LAATSTE EINO
I
-
ZEEHOLOE
VRIJE SPELING
SEP UKT N U V OEC J A N F E B MRT APR R E 1 JUN JUL AUG S E P O K 1 NUV O E C JAN F E M 2 112 1 1 2 3 1 2 2 1 1 2 123 122 112 123 I 2 2 112 123 122 112 I22 1 1 2 1 1 2 3 1 2 2 1 1 2 I 9529b3U7417418529629630b30752962963~7418~1852~630630730~~185295296307~17~1~~1~541
cccc
.. ..
CCCCC CCCC + CC LCCCCCCCCCCCCCC CC.
.. .
.
.
L L L
. . .
..
CCC CCCCCCC - CCCCCCC C . L . CCCC.
.
.
L
~AAAbAAAhAAAAAAAAAhAAAAAAAAAbAAAAAb PAAbAAAAAAAAAAAAbAAbAAAAAAAAAAAAAAA AAAAAA
bA1A
..
.. .. .. .. ... .
.. . ..
.
AAAA
:-
•
.c
. .
AAAAA AAAA. AbdAA AAAA AAAA A AA AAA A AAA , bAA , AAAAAAAA AAAAAAbA A~AAbAAb AAAAbAAA .A .AAA A A AAA . A . AAIAAAAAAAAAIAAAA fiALA*AA)IAbA IbIbAA-
.. .. .. ..
.
. .
----------
.
..
-----
I -----C -.
------
I u s