1 Discussienota PGB beleid Noordoost Brabant (versie 26-6-2014)
Doel van deze notitie is om de beleidskeuzes en beleidsafwegingen rondom PersoonsGebonden Budget (PGB) op schaal van Noordoost-Brabant voor de transities jeugdzorg en WMO zo dicht mogelijk bij elkaar brengen. Tevens om te onderzoeken of dit kan leiden tot een gezamenlijke beleidsrichting voor Noordoost- Brabant ten aanzien van PGB en zo de bestuurders van Noordoost goed te kunnen adviseren. Motivatie De PGB-discussie is in een versnelling gekomen door de uitwerking van de inkoopafspraken, de begroting 2015 en raming van het budgetbeslag PGB. Daarnaast is er meer duidelijkheid vanuit het rijk rond rechten en plichten voor gemeenten rond PGB’s. Ook de relatie tussen de uitvoering PGB (lokaal) en eventuele gevolgen voor de regionale inkoop van Zorg In Natura (ZIN) vragen om gemeenschappelijke beleidsafspraken. De discussie rondom het PGB speelt zich af op verschillende (ambtelijke en bestuurlijke) niveaus en samenwerkingsschalen in zowel in de transitie jeugdzorg als in de transitie AWBZ. Al eerder is op regionale schaal (3-D visie Noordoost-oost/ tactisch kader ‘s Hertogenbosch) de wens uitgesproken de transities zoveel mogelijk inhoudelijk af te stemmen. Het rijk heeft dit ook bevestigd door de formulering in beide wetten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en met een geïntegreerde handreiking te komen voor de uitvoering van PGB.
1.
Beleidscontext PGB
1.1.Wettelijk kader Jeugdwet en Wmo In de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (WMO) en in de Jeugdwet is de verplichting voor gemeenten meegegeven om de mogelijkheid van PGB te creëren. PGB dient wel altijd een bewuste en vrijwillige keuze van de aanvrager te zijn waarbij de vrijheid van zorgvragers om te kiezen voor PGB overeind is gebleven. Het PGB mag niet duurder zijn dan ZIN (men mag wel bijbetalen) en de hoogte van het PGB moet toereikend zijn om zorg in te kopen. Minderjarigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel hebben, of zijn opgenomen in gesloten jeugdzorg, komen niet in aanmerking voor een PGB-jeugd. Het budget van de gemeente of samenwerkende gemeenten mag niet bepalend zijn voor het aanbieden van een voorziening in natura (ZIN) of van een PGB. In de WMO 2015 spreken we van maatwerkvoorzieningen en in de Jeugdwet van individuele voorzieningen. In beide wetten is voor PGB het trekkingsrecht via de Sociale VerzekeringsBank (SVB) als verplichting vastgelegd. Gemeenten maken het PGB niet meer rechtstreeks over op de rekening van de budgethouder maar op de rekening van het SVB en deze betaalt de zorgverlener. Via het trekkingsrecht moet fraude en misbruik van het PGB worden tegengegaan. In de WMO 2015 en de Jeugdwet zijn drie voorwaarden vastgelegd om voor een PGB in aanmerking te komen.
2 1. De cliënt moet naar het oordeel van het college op eigen kracht in staat zijn tot redelijke waardering van zijn belangen ter zake dat kan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. 2. De cliënt moet zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht. 3. Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot individuele voorzieningen/maatwerkvoorzieningen behoren en die de cliënt va zijn budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn. Het is aan de gemeente om invulling te geven aan de voorwaarden 1 en 3. Gemeenten mogen in beide wetten een PGB weigeren wanneer:
de aanvrager onjuiste of onvolledige gegeven heeft verstrekt;
de aanvrager niet voldoet aan de aan PGB verbonden voorwaarden;
de aanvrager het PGB niet of voor een ander doel inzet;
bij een duurdere PGB voorziening (dan ZIN) kan de aanvrager zelf bijbetalen
1.2 Beleidsruimte voor gemeenten Het rijk heeft de voorwaarden in wetten vastgelegd (“wat”). De beleidsruimte voor gemeenten zit met name in het hoe zij hun beleid kunnen invullen (“hoe”). Dit wordt vastgelegd in de verordening en eventueel aanvullende beleidsregels. In de te maken verordeningen voor WMO en Jeugdhulp moeten ten aanzien van het PGB de volgende punten opgenomen worden: a.
Op welke wijze wordt de hoogte van het PGB vastgesteld (tarifering).
Gemeenten kunnen onderscheid maken tussen professionele hulpverleners en ondersteuning door het sociale netwerk. Tarieven moeten de aanvrager in staat stellen de voorziening te kunnen inkopen. VNG geeft het volgende advies voor tarifering: * gebaseerd op een persoonlijk bestedingsplan; * toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen; * afgeleid van de kostprijs voor een maatwerkvoorziening /individuele voorziening in natura. Een andere optie is het hanteren van verschillende tariefcategorieën voor PGB waarbij rekening wordt gehouden met de intensiteit van het zorggebruik, zwaarte ondersteuning, vervoer, arbeidsrechtelijke verplichtingen, mate van professionaliteit zorgverlening. b.
Welke regels worden gehanteerd voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen PGB,
misbruik of oneigenlijk gebruik (in aanvullende regels). Dit kan door regelmatige afweging van de passendheid van een voorziening (korte looptijden PGB), steekproefsgewijze controles, periodieke controles bij hoge PGB budgetten, en door signalerende functie bij SVB neer te leggen.
3 c.
Voorwaarden financiering van hulp uit het eigen sociale netwerk.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat PGB voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en dit aantoonbaar doelmatiger is. Tot het sociaal netwerk worden personen gerekend uit de huiselijk kring (niet behorend tot het huishouden), zoals buren, vrienden, kennissen enz. Voor gezinsleden in hetzelfde huishouden als de aanvrager kan gebruik worden gemaakt van de bepaling rond gebruikelijke zorg (protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ). Dit protocol wordt in de Wmo niet in elke gemeente gehanteerd omdat draagkracht en draaglast van inwoners verschillen en het protocol onvoldoende ruimte biedt voor het persoonlijk maatwerk zoals bedoeld in de Wmo. In de transitie Jeugdzorg is het wel een belangrijke leidraad in de uitvoering en daarom ook opgenomen in deze notitie. Verder kan een onderscheid gemaakt worden in: Type hulp dat wordt geleverd (dagbesteding versus het huis schoonhouden) De frequentie van de hulp (1 maal per maand versus 4 keer per week) Is de hulpvraag tijdelijk of voor een langere periode De mate van verplichting (kan de hulp overgeslagen worden of is dit niet mogelijk). Het is niet mogelijk en wenselijk om in de verordeningen het gebruik van PGB voor nietprofessionele zorg geheel uit te sluiten.
2. Verordeningen WMO en Verordening Jeugdwet Noordoost Brabant Om de beleidsrichtingen voor PGB zoveel mogelijk afgestemd te krijgen moet worden afgestemd met vier verordeningen in Noordoost-Brabant. De meeste gemeenten willen de WMO-verordening en de verordening Jeugdhulp tegelijkertijd aan colleges en gemeenteraden voorleggen. Vaststelling door de 19 gemeenteraden dient voor 1 november 2014 plaats te vinden. Verordening Jeugdhulp: 19 gemeenten streven naar een regionale verordening conform VNG model. Concept is gereed en in bespreking. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg ( RBO) wethouders jeugd, stemmen op 26 juni de verordening af. Na de zomer in de colleges en in oktober 2014 in de 19 gemeenteraden. Pre-advies van de WMO-raad in juni, daarna regulier traject. Verordening WMO Noordoost-Oost: 12 gemeenten streven naar een regionale verordening conform VNG model. Concept is bijna gereed en in bespreking. Portefeuillehoudersoverleg (POHO) stemt op 26 juni 2014 af. Verordening WMO De Meijerij: 6 gemeenten streven naar een sub regionale verordening conform VNG model. Concept?????? Verordening WMO ’s Hertogenbosch/tactisch kader: streven naar een lokale verordening, niet het VNG model. Concept is af. Wordt in het college besloten in juni en in oktober 2014 in de gemeenteraad van Den Bosch. We streven ernaar de verordening regionaal gelijk luidend te krijgen op de punten: a. Hoogte tarifering PGB
4 b. Regels misbruik/tegen gaan fraude c. Voorwaarden financiering van hulp uit het eigen sociale netwerk. We willen hiervoor een goede afgestemde oplossing bereiken.
3. Wat is er al besloten over PGB in de kadernotities? 3.1 Transitie jeugdzorg Bij het vaststellen van het Functioneel Ontwerp (FO) transitie jeugdzorg Noordoost Brabant (eind 2013) is het volgende besloten over PGB. Gemeenten in Noordoost-Brabant maken het mogelijk een PGB te verstrekken en hanteren hierbij de volgende voorwaarden: 1.
Er is geen zorg in natura voor handen.
2.
De zorg wordt verleend door een professionele organisatie die voldoet aan de voorwaarden zoals deze in de basisovereenkomst van de gemeenten in Noordoost zijn opgenomen, tenzij het doelmatiger is een oplossing te zoeken in het sociale netwerk.
3.
Bedrag wordt ter besteding beschikbaar gesteld en rechtstreeks betaald aan de leverancier.
Dit besluit is indertijd geformuleerd op de concept Jeugdwet. Op grond van ingediende amendementen is de positie voor behoud van PGB-recht behoorlijk verstevigd. Dit maakt dat we terug moeten komen op het besluit onder 1 en 2, omdat de keuzevrijheid inzake PGB hiermee niet wordt gevolgd. Punt 3 is vervangen door het trekkingsrecht. Daarnaast is bij de behandeling van het FO in de verschillende gemeenteraden aandacht gevraagd voor de regie van zorgvragers. Dit in lijn met behoud van het PGB als instrument om regie te voeren over het eigen leven. Dit vraagt om een heroverweging en aanpassing van de visie op het onderdeel PGB voor het jeugdzorgstelsel. 3.2 Transitie AWBZ Bij de vaststelling van het beleidsplan Transformatie van AWBZ naar Wmo Brabant Noordoost-oost (deel 1 en 2) is ten aanzien van PGB besloten, dat een PGB in de regio wordt behouden als (flexibele) invulling van een maatwerk voorziening. Het inzetten van PGB is in beginsel een lokale keuze. Het bieden van ruimere PGB-mogelijkheden is afhankelijk van de financierings- en inkoopafspraken die we regionaal of sub regionaal met aanbieders maken. De ervaringen uit de regionale pilot Huishoudelijke Verzorging en de andere initiatieven in onze regio worden gebruikt bij de vervolgafspraken. In De Meijerij is voor de transitie AWBZ hetzelfde beleidskader als in Den Bosch voor de AWBZ/Wmo vastgesteld. In Den Bosch is voor het tactisch kader (AWBZ en Jeugdwet) tav PGB het volgende besloten: Het college kent alleen een PGB toe als de aanvrager in staat is de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. De aanvrager stelt zich gemotiveerd op standpunt waarom hij geen ondersteuning geleverd wenst te krijgen van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Kwaliteit is gewaarborgd. De kosten van een PGB zijn lager dan ZIN. Geen misbruik van PGB in het verleden. Inmiddels zijn deze uitgangspunten onder druk komen staan door de amendementen op de WMO-
5 wet die zijn aangenomen. Update van tactisch kader (inclusief PGB) gaat in juni 2014 naar het college van Den Bosch. 4. Gemeenschappelijke visie op PGB in de Jeugdwet en AWBZ. Iedereen wil zo veel mogelijk zelf zeggenschap hebben over de invulling van het dagelijkse leven. Dat geldt uiteraard ook voor mensen met een beperking. Dit past ook in de kantelingsgedachte en het zoeken naar oplossingen in de eigen omgeving waar de hulpvrager zelf de regie voert. Deze keuzevrijheid is nu verankerd in de wet en regelgeving. De redenen waarom veel gemeenten zich tot nu toe behoudend/beperkend ten aanzien van PGB opstelden is vanwege een aantal risico’s:
Fraude en misbruik van PGB’s in het verleden.
Keuze voor PGB omdat zorg in natura niet voorhanden is of niet geleverd kan worden (wachtlijsten of geen inhoudelijke aansluiting).
Financiële houdbaarheid van jeugd-PGB’s staat onder druk. Beheersing van de volumes het risico’s van budgetoverschrijding op PGB is aanwezig (open-eind financiering voor gemeenten).
De afgelopen jaren is de enorme toename van PGB’s (50% van 120.000 PGB houders) veroorzaakt door jeugd onder de 18 jaar.
PGB is gebruikt voor het financieren van informele zorg die voorheen zonder financiële vergoeding werd gedaan.
Voorkomen van PGB lek bij de ZIN-aanbieders in de jeugdzorg en daardoor betere inperking van de zwaar specialistische zorg.
PGB biedt naast inhoudelijke voordelen voor de klant, ook voordelen voor gemeenten of samenwerkende gemeenten namelijk:
PGB zorgt voor zelfregie.
PGB zorg is doelmatig en exact op maat - dus effectiever.
PGB is vraaggestuurd; een streven dat gemeenten ook bij ZIN hebben geformuleerd.
PGB kent een scherpere prijs-kwaliteitsverhouding. Werkgeverstaken worden door de budgethouder zelf gedaan, waardoor het PGB goedkoper is dan ZIN.
PGB heeft geleid tot meer vernieuwende zorginitiatieven (kleinschalige woonvoorzieningen, zorgboerderijen en zorgarrangementen).
Nieuwe afwegingen bij beleidsvisie: Al met al moeten we als gezamenlijke gemeenten de kansen die PGB bieden, zowel voor zorgvragers als voor gemeenten, beter benutten. Dit betekent een neutralere en positievere visie ten aanzien van de inzet en mogelijkheden van PGB dan tot nu toe geformuleerd in de beleidskaders WMO en Jeugdzorg (visie was gebaseerd op inperking van PGB). PGB-stimulerend beleid zou betekenen dat je nog een stap verder gaat en streeft naar beantwoording van alle zorgvragen zoveel mogelijk via PGB. In een stelsel in transitie en transformatie lijkt dit op dit moment voor Noordoost nog niet de goede keuze vanwege continuïteit van de dienstverlening door ZIN aanbieders.
6
5. Toegang tot PGB vanaf 2015 Het is de bedoeling dat de toegang voor PGB wordt geregeld via de wijkteams, via de basisteams jeugd en via de WMO-loketten. De gemeentelijke loketten hebben al ervaring met PGB’s, de brede jeugdprofessionals/generalisten in de wijk niet. Via het keukentafelgesprek (of “Het Gesprek”) wordt de keuze voor en procedure van PGB zorgvuldig toegelicht. In een schriftelijke plan/ (bij jeugd klantplan) worden afspraken gemaakt over de doelen en resultaten. Deze deskundigheid moet bij de basisteams jeugd nog worden toegevoegd en opgebouwd (analoog aan de reeds opgedane ervaring bij de Wmo-loketten/of integratie hiervan in de sociale wijkteams). Van iedere toekenning of afwijzing moet een (verlenings)beschikking worden afgegeven aan de aanvrager (al dan niet gemandateerd aan de basisteams/wijkteams). Dit wordt momenteel uitgewerkt en geldt voor alle maatwerkvoorzieningen/individuele voorzieningen. Bezwaar hierop wordt vooralsnog in iedere gemeente individueel afgewikkeld. Voor jeugd bestaan hoge PGB’s (soms hoger dan € 125.000 per jaar per persoon). Hiervoor is het nodig een extra check in te bouwen in de vorm van een advies van een PGB deskundige met medische/revalidatie kennis. Deze zou aan de expertpool toegevoegd kunnen worden (specialisme dat af en toe nodig is). Bij een PGB jeugd hoger dan € 25.000 is, naast een advies van een jeugdprofessional of wijkteam-medewerker, een aanvullend advies van de PGB-deskundige nodig. Voor WMO kan men hier gebruik van maken. Kwaliteitscontrole op PGB kan ook op een andere manier ingebouwd worden. Het is mogelijk om ZIN aan te vullen met PGB bijvoorbeeld als ZIN voor veel producten een goede oplossing is maar niet voor alles.
6.
Overgangsrecht in 2015
Het overgangsrecht betekent handhaven van doorlopende indicaties tot 1 januari 2016. Dit betekent in praktische en juridische zin dat PGB-houders hun huidige indicatie (Wmo) en budget (Jeugd) houden tot einde indicatie of tot uiterlijk 1 januari 2016. Een herindicatie wordt als een nieuwe aanvraag beschouwd. Het overgangsrecht regelt dat de zorgvrager met zijn/haar huidige indicatie voldoende budget heeft. Als het budget niet toereikend is om compensatie in te kunnen kopen kan de hulpvrager bezwaar aan tekenen. Gemeenten kunnen voor 1 januari 2016 wel met budgethouders met oude rechten in gesprek gaan om te komen tot een nieuw aanbod. Totdat de hulpvrager dit aanbod accepteert, al dan niet een PGB, blijven de condities van het bestaande PGB gelden. De gemeente zal in 2015 met alle zorgvragers in gesprek gaan over hun ondersteuningsbehoefte. Alle zorgvragers die de ondersteuning ook in 2016 nodig hebben, krijgen uiterlijk op 1 januari 2016 een nieuwe beschikking.
7
7. Afstemming in verordeningen en invulling beleidsruimte PGB 7a. Hoogte tarifering PGB Gemeenten zijn verplicht om in hun verordening op te nemen op welke wijze PGB-tarieven worden bepaald. Dit geldt voor professionele PGB-aanbieders en voor ondersteuning door mensen uit het sociale netwerk. Hierdoor wordt tariefdifferentiatie mogelijk. We willen dit als volgt invullen: 1) Het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie mag nooit hoger zijn dan het tarief voor vergelijkbare hulp in natura. 2) Het tarief voor een zzp’er mag nooit hoger zijn dan het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie. Immers zzp’ers hebben geen overhead. 3) Het tarief voor ondersteuning uit het sociale netwerk mag nooit hoger zijn dan het tarief voor een zzp’er. 4) In alle gevallen geldt dat het tarief toereikend moet zijn om de benodigde hulp in te kopen. Het tarief moet ook passen bij het soort hulp en de beoogde resultaten waarvoor het PGB wordt gegeven. Voor hulp bij het huishouden betalen we bijvoorbeeld niet hetzelfde tarief als voor begeleiding bij sociale activering. Het is vanwege de lumpsum1 systematiek bij ZIN niet mogelijk om op korte termijn onderbouwde PGB-tarieven af te leiden die gegarandeerd toereikend zijn om de benodigde zorg in te kopen. In de loop van 2015 krijgen we ervaringsgegevens en is het mogelijk via de beleidsregels de tarieven aan te passen op de formulering in de verordeningen. 7b. Regels misbruik/tegen gaan fraude
Het voorstel is om op dit onderdeel regionaal afspraken te maken voor het trekkingsrecht met de SVB. Tevens willen gemeenten met het SVB de signaalfunctie afspreken. Hiervoor wordt een signaleringslijst opgesteld samen met gemeenten waarvoor tussentijds een signaal wordt ontvangen.
Administratieve bemiddelingsbureaus mogen niet uit het PGB budget betaald worden (uitgesloten via de wet). Bemiddelingsbureaus die arbeidskrachten leveren tijdens vakantie of ziekte zijn wel toegestaan. Wij stellen voor dit alleen te doen met bureaus die een Saldo Keurmerk hebben. Per Saldo is een belangenorganisatie voor PGB-ers.
In het zorgplan worden resultaat- en kwaliteitsafspraken gemaakt en vastgelegd. De PGBhouder en PGB-aanbieder zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening. De gemeente kan periodiek controleren op de voortgang van de resultaten.
7c. Voorwaarden financiering van hulp uit het eigen sociale netwerk Het is mogelijk om mensen uit het sociale netwerk te betalen met een PGB als:
Het niet gaat om gebruikelijke zorg (protocol Gebruikelijke Zorg CIZ kan hiervoor gehanteerd worden)
1
Voor de inkoop voor Wmo Noordoost-oost wordt de bekostigingssystematie nog bepaald.
8
Er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag
Er sprake is van ondersteuning gericht op participatie en zelfredzaamheid. Bij ondersteuning gericht op gedragsverandering en verpleging kan dit niet tenzij het leidt tot aantoonbare, betere, efficiëntere en doelmatigere ondersteuning.
Voor jeugd geldt dat er sprake is van onplanbare of 24-uurs ondersteuning en door de aard van de beperking alleen een bekende de ondersteuning kan leveren.
Iemand (deels) zijn baan moet opzeggen om ondersteuning te kunnen bieden.
Dit kan niet in de verordeningen worden opgenomen maar wel voor een deel in de beleidsregels.
8. Te nemen Besluiten om te komen tot een regionale beleidsrichting PGB
8.1.
Inhoudelijke beleids keuzes: Kennis nemen van de wettelijke context en beleidsruimte voor iedere gemeente/samenwerkende gemeente ten aanzien van PGB voor zowel jeugd als volwassenen.
Regionaal kiezen voor een neutrale/positieve visie ten aanzien van PGB omdat dit in lijn is met de participatiegedachte en het voeren van regie over je eigen leven.
Ervan kennis nemen dat afstemming van Wmo-verordeningen (daar waar mogelijk) met de verordening Jeugdhulp heeft plaatsgevonden.
Kiezen voor PGB met een stevige voorkant. Aanvragers kiezen gemotiveerd voor een PGB. Er vindt een toets plaats op de wettelijke voorwaarden voordat er toekenning plaats vindt. In een schriftelijke overeenkomst/zorgplan worden kwaliteits- en resultaatafspraken vastgelegd.
Afweging voor PGB zo dicht mogelijk bij de burger: dus lokaal via de wijkteams/basisteams jeugd of Wmo-loketten.
Voor iedere PGB-aanvraag voor een maatwerk/of individuele voorziening een (verlenings)beschikking afgeven zodat bezwaar en beroep (lokaal/sub regionaal) kan worden afgewikkeld.
8.2.
Financiële beleidskeuzes voor PGB Een deel van het macrobudget jeugd en WMO wordt gereserveerd voor PGB. Dit deel wordt afgezonderd van het regionale inkoopbudget. Sturing op volumes moet lokaal worden georganiseerd.
Solidariteit/vereveningsafspraken bij jeugd gelden niet voor overschrijdingen op PGB’s en moeten door iedere gemeente zelf worden opgelost. Iedere gemeente in Noordoost Brabant is zelf verantwoordelijk voor de bewaking van de volumes en overschrijding van PGB.
Voor de tariefstelling PGB spreken we af dat: a. het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie mag nooit hoger zijn dan het tarief voor vergelijkbare hulp in natura.
9 b.het tarief voor een zzp’er mag nooit hoger zijn dan het tarief voor zelf ingekochte hulp bij een organisatie. Immers zzp’ers hebben geen overhead. c. het tarief voor ondersteuning uit het sociale netwerk mag nooit hoger zijn dan het tarief voor een zzp’er.
In alle gevallen geldt dat het tarief toereikend moet zijn om de benodigde hulp in te kopen. Het tarief moet ook passen bij het soort hulp en de beoogde resultaten waarvoor het PGB wordt gegeven.
Gevolgen voor het inkoopproces Jeugdhulp en Wmo Den Bosch
Er zijn instellingen waarvan de omzet grotendeels uit ZIN bestaat en een klein deel van de omzet uit PGB. Er zijn gemengde instellingen en instellingen die alleen met PGBfinanciering werken.
Voor de inkoop 2015 van jeugdhulp en WMO hulp Den Bosch worden met een aantal grote aanbieders van ZIN lump sum afspraken gemaakt. Er zijn afspraken over de overproductie en onderproductie ter voorkoming van wachtlijsten. De afspraken die vanuit inkoop worden gemaakt zijn vooralsnog exclusief PGB.
Om een PGB lek te voorkomen (ongewenst ophogen van lumpsum) moeten aanvullende afspraken worden gemaakt in de deelovereenkomst ten aanzien van PGB.
Voorstel 2015: bestaande PGB klanten behouden hun PGB recht bij de instelling. Dit bedrag komt via SVB bij de ZIN-instelling terecht (in feite wordt hiermee de lumpsum opgehoogd).
Nieuwe instroom PGB in 2015 kan in de overproductie van lumpsum meegenomen worden (bedragen komen via de SVB bij inkoopteam) en worden achteraf gekort op het lumpsum budget.
PGB afwikkeling via ZIN voor jeugd:2
Gemeenten moeten elkaar erop vertrouwen dat PGB keuzevrijheid goed toegepast wordt. Her blijft mensenwerk. Daarom stellen wij voor dat gemeenten de toekenning van PGB's en de hoogte hiervan met elkaar delen en de gevolgen voor het inkoopbeleid afstemmen. Er vindt een gesprek plaats als onevenredig veel op ZIN wordt afgewenteld.
Kennis nemen van de gevolgen voor inkoopproces Wmo BNO-oost
Er zijn instellingen die grotendeels ZIN omzet hebben en een klein deel omzet in PGB. Er zijn gemengde instellingen en instellingen die alleen met PGB financiering werken.
Naar aanleiding van de tarieven van de inkoop voor zorg in natura (P maal Q) worden PGBtarieven vastgesteld.
2
Voor Wmo-verordeningen is dit geen probleem omdat hiervoor geen regionale solidariteit voor de duurste zorgvormen is afgesproken. Bij de Wmo is er geen risico van afwenteling van dure PGB’s op ZIN.