Discriminatoir deurbeleid bij Nijmeegse uitgaansgelegenheden Een onderzoek naar de coping strategieën van allochtone jongeren die geweigerd zijn tijdens het uitgaan in Nijmegen
In opdracht van Ieder1gelijk Arend Noorduijnstraat 15 6512 BK Nijmegen
Ilka van der Poel Juni 2013
Discriminatie is geen nieuw fenomeen. Het is een wijdverspreid probleem met uiteenlopende gevolgen. Personen die gediscrimineerd worden hebben naast een verhoogde kans op depressieve symptomen en een verminderd zelfvertrouwen, ook meer kans op het vertonen van agressief gedrag, verdriet, angst en egoïsme (Verkuyten & Nekuee, 1999). Hiermee ervaren gediscrimineerde personen niet alleen zelf de negatieve effecten van discriminatie, ook de mensen om hen heen kunnen indirect de gevolgen van discriminatie ervaren. Ook in Nederland komt discriminatie nog steeds regelmatig voor, zo blijkt uit de gegevens van de verschillende antidiscriminatiebureaus in Nederland (ADB Flevoland, 2008; ADB Nijmegen, 2006; Artikel 1 Overijssel, 2010; Holzmann, Leerschool, & Lempens, 2009). Naast discriminatie in de openbare ruimte en werkgerelateerde discriminatie, komt horeca discriminatie relatief veel voor (Holzmann et al., 2009; Triesscheijn & Maris, 2005). Van alle geregistreerde discriminatie klachten is zo’n 6,5 % gerelateerd aan het uitgaansleven (Triesscheijn & Maris, 2005). Discriminatiemeldingen dekken echter niet de lading van het discriminatieprobleem. De meldingsbereidheid onder adolescenten is zeer laag te noemen, zo geeft slechts 4% van de adolescenten uit de gemeente Breda aan melding te zullen doen als ze onterecht geweigerd worden (Gemeente Breda, 2010). Als voornaamste reden om geen melding te maken wordt genoemd dat het geen zin heeft, een tweede vaak genoemde reden is dat het teveel moeite kost. Door het geringe aantal meldingen is de werkelijke omvang van het probleem moeilijk te schatten. Enquêtes onder adolescenten geven wel aanwijzingen over de omvang van discriminatie tijdens het uitgaan. Zo bleek uit een enquête onder Amsterdamse allochtone adolescenten dat een derde zich wel eens gediscrimineerd voelt tijdens het uitgaan en 20% gaf aan één of meerdere malen geweigerd te zijn (Geldrop & Van Heerwaarden, 2003). Veel discriminatie gerelateerde studies kijken naar de prevalentie en preventie van horecadiscriminatie. Naar de coping strategieën van gediscrimineerde jongeren is veel minder
2
onderzoek gedaan. In Nijmegen is voor zover wij weten niet eerder onderzoek gedaan naar de coping strategieën van gediscrimineerde jongeren, terwijl kennis over coping strategieën van belang is voor een succesvolle aanpak van discriminatie. De onderzoeksvraag van deze studie luidde in eerste instantie dan ook: Welke coping strategieën hanteren allochtone jongeren die geweigerd worden tijdens het uitgaan in Nijmegen? De zoektocht naar respondenten leverde echter problemen op. Hoewel bekend is dat discriminatie een gevoelig onderwerp is bij allochtone jongeren hadden we van te voren niet gerekend op de extreem lage respons die we kregen. De lage respons leidde niet alleen tot problemen bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag, het riep ook een nieuwe vraag op: Wat is de reden dat er nagenoeg geen jongeren gevonden zijn die wilden meewerken aan het onderzoek? Er werd een klein deelonderzoek opgezet om deze nieuwe vraag te onderzoeken. We hopen zo meer inzicht te krijgen in de redenen van jongeren om niet mee te werken aan onderzoek. Wellicht kan hier in toekomstig onderzoek op ingespeeld worden.
Coping strategieën van geweigerde jongeren Hoewel 20% van de jongeren aangeeft wel eens geweigerd te zijn, komen er bij de Nederlandse antidiscriminatiebureaus jaarlijks slechts 250 klachten binnen over horeca gerelateerde discriminatie (Triesscheijn & Maris, 2005). Veel jongeren nemen niet de tijd en moeite om melding van discriminatie te maken, omdat ze het nut er niet van in zien (Gemeente Breda, 2010). In een aantal steden zijn er kleinschalige studies uitgevoerd naar de ervaring van horecadiscriminatie bij allochtone jongeren. Zo blijkt uit onderzoek onder Haagse allochtone jongeren dat driekwart van de jongens en de helft van de meisjes wel eens geweigerd is. Geen van de 68 respondenten heeft hier ooit melding van gedaan. Opvallend is dat Marokkaanse respondenten zelfs de indruk hebben dat de kans groter is dat ze worden geweigerd bij het uitgaan dan dat ze worden toegelaten. Respondenten zeggen vaak boos te
3
worden na een weigering, hetgeen regelmatig leidt tot ruzie aan de deur van een uitgaansgelegenheid (Koomen & Lammers, 2004). Uit onderzoek onder Nijmeegse jongeren blijkt dat zelfs 69,2% van de allochtonen wel eens geweigerd is, tegenover 34,3% van de autochtonen. Van de ondervraagde respondenten in deze studie geeft slechts 4,7% aan een weigering te willen melden (Rood Nijmegen, 2010). Deze zeer lage meldingsbereidheid lijkt een landelijk probleem te zijn. Ook uit onderzoek onder jongeren die uitgaan in Breda blijkt dat de bereidheid tot melden zeer laag is. Slechts 3% zegt discriminatie te willen melden bij een antidiscriminatiebureau en 1% zegt aangifte te willen doen bij de politie. Ruim een derde van de jongeren in deze studie geeft aan in discussie te gaan met de portier of verbaal en/of fysiek geweld te gebruiken na een weigering (Gemeente Breda, 2010). Ook uit een Rotterdamse studie blijkt dat jongeren zelden melding maken van discriminatie door een horecagelegenheid. Uit deze studie komt overigens naar voren dat slechts 10% van de jongeren verbaal of fysiek geweld vertoont na een weigering. Een grote meerderheid geeft net als in de studies in Den Haag en Breda aan weg te lopen na een weigering (Rood Rotterdam, 2007). Hoewel er meerdere studies zijn uitgevoerd naar het voorkomen van weigeringen tijdens het uitgaan en de meldingsbereidheid hiervan, is er nauwelijks onderzoek gedaan naar de coping strategieën van allochtone jongeren die geweigerd zijn. Uit onderzoek onder Nijmeegse jongeren blijkt wel dat een weigering verschillende emoties los kan maken bij jongeren. Vooral boosheid en irritatie worden veel genoemd als reactie op een weigering (ADB Nijmegen, 2006). Voor zover bekend is er in Nijmegen niet eerder onderzoek gedaan naar hoe jongeren met deze emoties en de weigering omgaan. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Welke coping strategieën hanteren allochtone jongeren die geweigerd worden tijdens het uitgaan in Nijmegen?
4
Methode Omdat we vooral geïnteresseerd waren in de gevoelens van geweigerde jongeren is ervoor gekozen om een kwalitatieve studie uit te voeren. Dataverzameling bestond uit diepteinterviews die 30-60 minuten zouden moeten duren. Om respondenten te vinden werd onder andere gebruik gemaakt van het netwerk van het antidiscriminatiebureau Ieder1gelijk, gevestigd te Nijmegen. Oud cliënten werden via de mail op de hoogte gesteld van het onderzoek. Ze kregen de vraag of ze mee zouden willen werken en of ze misschien mensen kenden die mee wilden werken. Daarnaast werd er met diverse jongerenwerkers in de regio Nijmegen contact opgenomen en met vooraanstaande personen op het gebied van jongerenwerk en/of discriminatie. Ook werden diverse organisaties aangeschreven die zich voornamelijk richten op allochtonen, zoals een aantal studentenverenigingen. Er werd een flyer ontwikkeld om het onderzoek te promoten, bij elk contact werd deze flyer ook meegestuurd. De flyer werd tevens opgehangen en uitgedeeld bij supermarkten in Nijmegen en bij de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Er werd contact gelegd met ROC Nijmegen en Radboud Universiteit Nijmegen, maar vanwege privacy redenen mocht de flyer niet rondgemaild worden. Social media (Facebook en Twitter) werd gebruikt om een nog groter publiek te bereiken. Medewerkers van Ieder1gelijk hebben in hun eigen kringen potentiële respondenten gevraagd mee te werken aan het onderzoek. Er werden oproepen geplaatst op diverse fora waar veel allochtone jongeren komen, in regionale kranten en op de website van Ieder1gelijk. Tevens werd er een interview gegeven aan een regionale tv-zender die dezelfde dag een item over horecadiscriminatie uitzond, met daarin een oproep voor respondenten. Bij het zoeken naar respondenten werd steeds duidelijk aangegeven dat de verhalen geanonimiseerd zouden worden en dat gegevens vertrouwelijk behandeld zouden worden. Ook werd er een beloning beschikbaar gesteld voor respondenten. Deze bestond uit een
5
goodiebag en kans op het winnen van een iPod Shuffle. Om deelname zo laagdrempelig mogelijk te maken kregen respondenten de keuze uit een telefonisch, chat, of persoonlijk gesprek. Zo zouden ze zelfs vanachter hun eigen computer mee kunnen doen. Hoewel veel mensen het belang van het onderzoek onderstreepten en aangaven te willen helpen, hebben vooral de diverse jongerenwerkers hard hun best gedaan om geschikte respondenten te vinden. Zij gaven aan dat veel jongeren inderdaad op regelmatige basis geweigerd worden, maar uiteindelijk wilde geen van de jongeren hier over praten met de onderzoeker. Via het persoonlijke netwerk van één van de medewerkers van Ieder1gelijk werd er uiteindelijk één respondent gevonden die mee wilde werken. Deze jongen werd door middel van een chatprogramma gedurende 40 minuten geïnterviewd over de weigering die hij mee had gemaakt en zijn coping strategieën.
Resultaten John is een in Nederland geboren en getogen 23-jarige jongen met Chinese ouders. Hij volgt momenteel een opleiding tot politieagent, in zijn vrije tijd sport hij veel en zit hij graag achter de computer om te gamen of te internetten. Hij is in het verleden twee keer geweigerd tijdens het uitgaan, maar hij kan zich de eerste weigering het best herinneren. In 2008 was hij uitgenodigd voor een feest in de Drie Gezusters in Nijmegen. Hij stond samen met een goede vriend van autochtone afkomst in de rij en werd als enige van de hele rij niet binnen gelaten.
‘De beveiliger zei dat ik sneakers aan had en dat dat niet was toegestaan… Ik wist natuurlijk dat dat bullshit was, maar liet het maar voor wat het was.’
6
De weigering maakte John een beetje boos, omdat zijn geplande avond daardoor niet door kon gaan. Over het feit dat hij geweigerd was voelde hij zich niet echt boos, maar vooral verbaasd. Het was hem nooit eerder overkomen. Hij besloot samen met zijn vriend ergens anders naar toe te gaan om zo toch nog iets van de avond te maken. Hoewel het volgens John een beetje een alto-café was en zijn avond daardoor niet zo leuk was als vooraf gehoopt, kon hij op die manier wel rustig iets drinken met zijn vriend. Op dat moment had John nog niet het gevoel dat hij gediscrimineerd was, dat kwam pas toen hij er later over na ging denken.
‘Toen ik er achteraf over na ging denken dacht ik wel aan discriminatie. Ik vond het raar, maar ik kon er niet boos om worden, omdat ik niet eens zeker weet of het ging om discriminatie.’
John heeft de ervaring verder gelaten voor wat het was. Hij heeft het niet bij de politie of een antidiscriminatiebureau gemeld, maar het wel aan zijn vrienden verteld.
‘Ik heb het wel verteld aan een aantal mensen, maar meer als een grap, omdat het gewoon te raar voor woorden is. Zij vonden het ook erg raar.’
Na de ervaring had John lange tijde geen zin meer om naar De Drie Gezusters te gaan. Pas na een jaar is hij op aandringen van zijn vrienden weer geweest.
‘Ik was niet bang dat het nog een keer zou gebeuren, maar ik was er wel even klaar mee. Ik had geen zin, maar omdat mijn vrienden wilden gaan ben ik maar mee gegaan.’
7
Omdat hij deze keer wel zonder problemen binnen kwam en het gezellig was met zijn vrienden komt John nu weer vaker bij dit café.
Conclusie en discussie Discriminatie blijkt een moeizaam in kaart te brengen probleem. Het is duidelijk dat allochtone jongeren in Nijmegen op grote schaal discriminatie tijdens het uitgaan ervaren, door onterecht geweigerd te worden aan de deur van uitgaansgelegenheden. Hoewel jongeren wel aan durven te geven wel eens geweigerd te zijn, willen ze hierover zelden in gesprek gaan om hun persoonlijke verhaal te vertellen. Zelfs vanachter hun eigen computer en met een beloning in het vooruitzicht is de drempel te hoog. Alleen John durfde over zijn ervaring te praten met de onderzoeker. Zijn coping strategie was om er toch een leuke avond van te maken door naar een ander café te gaan waar hij wel binnen kwam, zodat hij toch wat kon drinken met zijn vriend. Ook heeft hij het voorval besproken met vrienden, waardoor hij zijn verhaal kwijt kon. Wat opvalt aan zijn verhaal is dat hij in eerste instantie niet aan discriminatie dacht. Het was voor hem de eerste keer dat hij geweigerd werd en hoewel hij er vanuit ging dat de reden die de beveiliger opgaf geen legitieme was, kwam discriminatie toch niet als eerste in hem op. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat John over het algemeen weinig last heeft van discriminatie. Dit is wellicht ook de reden dat John wel over zijn ervaring wilde praten, terwijl veel Marokkaanse en Turkse jongeren dit niet willen. Bij deze twee groepen is discriminatie een probleem van alledag, waardoor elke ervaring die naar discriminatie neigt ook als zodanig ervaren wordt. Voor dit onderzoek was een beperkt aantal uren beschikbaar, omdat het een stage opdracht betrof. Binnen deze beperkte tijd moest de opzet van het onderzoek uitgedacht worden, moesten respondenten geworven worden, interviews gehouden worden en verslag worden gelegd. Hoewel het zoeken van respondenten bijna gelijktijdig met de start van de
8
stage in gang werd gezet is gebleken dat een aantal maanden respondenten zoeken niet toereikend was. Er is wel een grote groep jongeren bereikt, maar gezien de lage respons had deze groep vele malen groter moeten zijn om een goed kwalitatief beeld te kunnen schetsen van de coping strategieën van jongeren. Een andere limitatie betrof de insluitingscriteria voor respondenten. Jongeren moesten tussen de 16 en 25 jaar zijn, van allochtone afkomst en geweigerd zijn in Nijmegen. Vanwege de gevoeligheid rond het onderwerp discriminatie is er voor gekozen om meedoen zo laagdrempelig mogelijk te maken. Ook werd de privacy van jongeren zoveel mogelijk gewaarborgd door de interviews in een privésetting plaats te laten vinden. Wellicht dat het aanspreken van jongeren op straat en het ter plaatse afnemen van het interview tot een grotere respons had geleid. Dit leek echter niet wenselijk gezien het gebrek aan privacy dat deze aanpak met zich mee zou brengen. Een andere mogelijkheid is om bij uitgaansgelegenheden geweigerde jongeren aan te spreken, zodat ze direct hun verhaal kunnen doen. Nadeel hiervan is dat je op deze manier minder goed coping strategieën kunt vaststellen, omdat die zich vaak later manifesteren. Voor deze onderzoeksopzet zal er een ruimte beschikbaar moeten zijn waar de jongeren in een privésetting hun verhaal kunnen doen.
9
Redenen om niet mee te werken De geringe respons van respondenten leidde ertoe dat onze initiële hoofdvraag over coping strategieën van geweigerde jongeren niet eenduidig beantwoord kon worden. Daarnaast riep de lage respons ook een nieuwe vraag op. Waarom is het vinden van respondenten voor een onderzoek naar coping-strategieën met betrekking tot discriminatie zo moeilijk? Uit onderzoek blijkt dat jongeren die gediscrimineerd worden een verhoogde kans op depressieve symptomen hebben. Daarnaast hebben ze vaak een verminderd zelfvertrouwen en hebben ze last van verdriet en angst (Verkuyten & Nekuee, 1999). Het ervaren van discriminatie heeft hiermee een grote impact op het welbevinden van jongeren. Bovendien denken jongeren over het algemeen dat melding doen, of over discriminatie praten, niets oplost aan het probleem (Gemeente Breda, 2010).
Methode Om beter zicht te krijgen op de redenen waarom jongeren niet graag meewerken aan een onderzoek naar discriminatie, zijn er enkele mensen geïnterviewd die veel met allochtone jongeren werken. Dit waren voornamelijk de jongerenwerkers die in een eerder stadium van het onderzoek aan jongeren gevraagd hadden of ze mee zouden willen werken aan het onderzoek. De respondenten gaven via de mail, een telefonisch gesprek, of een face-to-face gesprek aan welke ideeën zij hadden over de moeilijkheden bij het werven van respondenten.
Resultaten De meeste respondenten hadden een duidelijk idee over de redenen van jongeren om niet mee te willen werken aan een onderzoek naar discriminatie en coping-strategieën. Er werd vaak genoemd dat jongeren die regelmatig discriminatie ervaren, een machteloos gevoel hebben. Ze hebben het idee dat er niets aan discriminatie te doen is en dat het geen zin heeft
10
om mee te werken aan studies die discriminatie onderzoeken. Daarnaast hebben ze geen zin om over zo’n gevoelig onderwerp te praten. Ze hebben iets naars meegemaakt en willen dat zo snel mogelijk weer vergeten om dan weer verder te kunnen met hun leven. Volgens één van de jongerenwerkers ligt hierin ook de reden dat jongeren zelden melding doen van discriminatie. Volgens hem moet melding doen extreem laagdrempelig zijn. Dat wil zeggen dat jongeren op het moment van weigering direct ter plaatse de weigering moeten kunnen melden, zonder dat ze dan later nog terug gebeld moeten worden of nog iets anders met hun melding moeten. Met andere woorden; ze moeten direct melding kunnen doen en dan weer verder kunnen met hun leven en het voorval zo snel mogelijk kunnen vergeten. Omdat een interview naar de copings-strategieën na een weigering in alle gevallen pas ruime tijd na de weigering zal plaatsvinden willen jongeren daar liever niet over praten, omdat ze die ervaring proberen te vergeten. Een andere theorie die genoemd werd is de hypermasculiniteitstheorie. Horecadiscriminatie tast het zelfvertrouwen van jongeren aan en veroorzaakt gevoelens van schaamte, vernedering, hopeloosheid en wantrouwen. Het neerzetten van het beeld van masculiene onaantastbare mannen die zich niet uit het veld laten slaan door horecadiscriminatie is feitelijk een individuele maar ook groepsdynamische coping-strategie. Binnen deze groep allochtone jongeren is jezelf kwetsbaar opstellen een absolute no-go. Jongeren zetten voor zichzelf en voor anderen een beeld neer van zelfverzekerde, coole, stoere en onaantastbare mannen. Klagen over horecadiscriminatie past daar helemaal niet bij en dat weerhoudt veel jongeren ervan om met een onderzoeker te gaan praten over hun ervaringen en coping-strategieën. Uiteraard kunnen er ook individuele ideeën en gedachten over discriminatie meespelen die jongeren ervan weerhouden om te praten over hun ervaringen. Een medewerker van Ieder1gelijk had vanuit zijn functie met een volwassen Marokkaanse man gesproken die actief
11
is binnen het Marokkaanse netwerk in Nederland. Hij stelde dat hij en vele andere Marokkanen gediscrimineerd worden en dat het dan dus niet hun taak is om dat ook nog eens op te gaan lossen. Deze man voelde zich duidelijk slachtoffer van discriminatie en leek de autochtone Nederlander als schuldige aan te wijzen. Dat dit geen vanzelfsprekende reactie is die door veel allochtone jongeren wordt gedeeld bleek uit de verbaasde reactie van de medewerker van Ieder1gelijk en de jongerenwerkers aan wie dit standpunt werd voorgelegd. De reactie van deze man toont echter wel aan dat er veel verschillende meningen mee kunnen spelen in een beslissing om wel of niet mee te werken aan onderzoek.
Conclusie en discussie Uit de theorie en uit de gesprekken met jongerenwerkers en andere professionals die regelmatig met allochtone jongeren werken, blijkt discriminatie in het algemeen en horecadiscriminatie in het bijzonder een nare gebeurtenis te zijn die veel impact heeft op het emotioneel welbevinden van jongeren. Een veel gebruikte coping strategie lijkt te zijn om het nare voorval zo snel mogelijk te vergeten en door te gaan met de leuke dingen van het leven. Ook het groothouden en niet klagen over horecadiscriminatie is voor veel jongeren een manier om met weigeringen om te gaan. Daarbij speelt het idee bij jongeren dat discriminatie melden niet alleen slecht voor je ego is, maar dat het ook niet het discriminatieprobleem zelf verhelpt. Dit alles bij elkaar genomen zorgt ervoor dat jongeren discriminatie zelden melden en ook niet graag meewerken aan studies waarbij ze moeten praten over hun discriminatie ervaringen. Een belangrijke limitatie van dit tweede deelonderzoek is dat allochtone jongeren zelf niet gevraagd zijn naar hun redenen om niet mee te werken. Het zou heel interessant zijn om een uitgebreid onderzoek op te zetten naar de gevoeligheid van het onderwerp discriminatie
12
en redenen van jongeren zelf om niet mee te willen werken aan onderzoek naar discriminatie, of onderzoek in het algemeen.
13
Literatuurlijst Anti Discriminatie Bureau (ADB) Flevoland. (2008). Deurbeleid Horeca Lelystad. Lelystad: Gemeente Lelystad. Anti Discriminatie Bureau (ADB) Nijmegen. (2006). Naamloos. Artikel 1 Overijssel. (2010). Evaluatieverslag 2010: Klachten, voorlichting en educatieve activiteiten. Geldrop, M., & Van Heerwaarden, Y. (2003). Uitgaansbeleving van Amsterdamse allochtone jongeren. Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse jongeren aan het woord over uitgaan in Amsterdam. Amsterdam: DSP-Groep. Gemeente Breda. (2010). Bekendheid nieuwe meldprocedure horecadiscriminatie. Holzmann, M., Leerschool, L., & Lempens, A. (2009). Discriminatieklimaat Groningen. Hoorn: I&O Research BV Koomen, M., & Lammers, D. (2004). Etniciteit en uitgaan in Den Haag. Meningen van allochtone jongeren over de aantrekkingskracht en toegankelijkheid van Haagse horecagelegenheden en discotheken. Haagse Hogeschool, jeugd en opvoeding. Rood Nijmegen. (2010). Deurbeleid onderzoek 2010. Een onderzoek naar het deurbeleid van horecagelegenheden in Nijmegen. Rood Rotterdam. (2007). Uitgaan of niet binnenkomen? Een onderzoek naar het deurbeleid onder jong uitgaanspubliek in Rotterdam. Triesscheijn, C. E. T., & Maris, M. P. (2005). Tussen doorbitches en uitsmijters. Liberaal deurbeleid in de horeca in het spanningsveld tussen (handhaving van de) veiligheid en (het realiseren van de optimale) smaakenclave. Rotterdam: Radar. Verkuyten, M., & Nekuee, S. (1999). Subjective well-being, discrimination and cultural conflict: Iranians living in the Netherlands. Social Indicators Research, 47, 281-306.
14