TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 1
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
REDACTIONEEL
Dierenmishandeling wijst op huiselijk geweld Jeanette Kok Zo vlak voor de zomervakantie werd mijn aandacht getrokken door het volgende bericht: dierenmishandeling wijst op huiselijk geweld. Gelijk zag ik het tv-spotje voor mij dat een jaar geleden regelmatig op televisie werd vertoond en waarin een kind door zijn vader van de auto weg wordt gelokt door een bal in het gras te trappen waarna de vader hard wegrijdt, het kind achterlatend. De boodschap van dit spotje was duidelijk: dit doe je je kind niet aan en dus ook je huisdier niet. Het bericht ging echter over iets anders. Marie-José Enders-Slegers, onderzoeker van mens-dierrelaties van de Universiteit Utrecht en Adsearch heeft in opdracht van de Stichting DierZijn onderzoek gedaan naar de relatie tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. Uit haar onderzoek blijkt dat er duidelijke verbanden zijn tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. Dierenmishandeling kan een waarschuwingssignaal zijn voor gewelddadige gezinsrelaties terwijl omgekeerd er bij geweldsituaties in gezinnen aandacht moet zijn voor dierenmishandeling. Wanneer kinderen dieren mishandelen kan dat een signaal zijn dat er in de gezinssituatie of in de ontwikkeling van het kind iets goed mis is. Bij ernstige geweldsdelicten is wreedheid tegen dieren vaak een eerste opstap geweest. Dierenmishandeling kan dan ook een voorspeller zijn van geweld tegen mensen. In Amerika, Engeland, Canada en Nieuw-Zeeland was deze relatie in onderzoeken reeds aangetoond terwijl in Nederland tot nu toe nauwelijks iets bekend was over bovengenoemde verbanden. Enders vindt dat de bescherming van dieren en mensen in Nederland sterk kan worden verbeterd door maatregelen in te voeren die in het buitenland al zijn genomen. Hulpverleners en kraamverzorgenden moeten in een gezin aan de slag als dierenmishandeling aan het licht komt. Om het verband te kunnen leggen is een informatieknooppunt nodig, meldrecht bij het vermoeden van dierenmishandeling en samenwerking tussen dieren- en mensenartsen. Ten slotte zou op scholen lesgegeven moeten worden over 'een respectvolle omgang met mens en dier'. Volgens het Kinderrechtenverdrag hebben kinderen recht op bescherming tegen mishandeling (artikel 19 IVRK). Iedere potentiële maatregel ter preventie van kindermishandeling dient serieus te worden genomen en het toevoegen van het signaal dierenmishandeling aan de signaleringslijst kindermishandeling of het bevorderen dan wel het opstarten van samenwerking met de dierenbescherming lijken op basis van dit onderzoek nuttig. Voor medewerkers uit de jeugdzorg, de politie, onderwijzers, artsen etcetera zal dit wellicht vreemd zijn maar als hierdoor in bepaalde gevallen kindermishandeling eerder kan worden gesignaleerd, is dit uiteraard goed. Het lijkt mij wel dat er duidelijkheid moet komen over wat precies onder dierenmishandeling moet worden verstaan. Zo ken ik kinderen die niet altijd even vriendelijk met bijvoorbeeld insecten omgaan terwijl ik zeker weet dat zij geen slachtoffer zijn van kindermishandeling. Alles overziend, is er wellicht toch een verband tussen het tv-spotje en het onderzoek. In gezinnen wiens hond, kat of konijn ‘opeens’ na de vakantie is verdwenen bestaat er een verhoogd risico op huiselijk geweld.
1
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 2
Kinderrechtennieuws
Nieuws Nederlandse kinderen weer het gelukkigst Uit onderzoek van het Engelse Child Poverty Action Group (CPAG) blijkt dat Nederlandse kinderen het gelukkigst zijn van Europa. Nederland wordt gevolgd door de vijf landen in Scandinavië. Het Verenigde Koninkrijk staat op plaats 24, van de 29 landen. De andere landen die onder aan staan zijn voornamelijk landen uit Oost-Europa. De CPAG onderzocht het geluk van kinderen in relatie tot armoede in Europa. Om de landen te ranken is er gebruik gemaakt van zeven indicatoren: gezondheid, subjectief geluk, relaties, materiele hulpmiddelen, gedrag en risico, onderwijs en onderdak en omgeving. De gebruikte data is van 2006 en moet worden beschouwd als een snapshot. De CPAG geeft ten slotte tien punten hoe het geluk van kinderen in het Verenigd Koninkrijk verbeterd kan worden, zoals het zorgen voor het behoud van banen voor ouders, zorgen voor een vangnet voor families en het zorgen voor een fatsoenlijke leefomgeving voor kinderen. In 2007 concludeerde UNICEF ook al dat Nederlandse kinderen het gelukkigst zijn. Het rapport van CPAG is te vinden op: www.cpag.org.uk/info
Rio de Janeiro Verklaring tegen commerciële seksuele uitbuiting van kinderen Het definitieve 'Rio de Janeiro Pact tegen commerciële seksuele uitbuiting van kinderen' is op 9 april 2009 uitgebracht. De Pact is een van de uitkomsten van het driedaagse Derde Wereldcongres Tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen dat op 25 tot en met 28 november 2008 in Rio de Janeiro werd gehouden. De Pact heeft geen bindende status, maar is wel een sterk leidend document, onder andere voor het Comité inzake de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties. ECPAT Internationaal gaat de naleving van het Pact in alle landen monitoren. ECPAT Nederland zal dit in Nederland gaan doen. Zie voor meer informatie: www.ecpat.nl
Meer kinderen in een pleeggezin Uit het jaarcijfers over 2008 van Pleegzorg Nederland blijkt dat er in 2008, ten opzichte van 2007, negen procent meer kinderen zijn geplaatst in een pleeggezin. In de afgelopen tien jaar is het aantal kinderen dat gebruik maakt van pleegzorg verdubbeld.
2
Dankzij de SIRE-campagne ‘Pleegouders zijn bijzonder nodig’ hebben zich 3.022 nieuwe pleegouders zich ingeschreven. Ondanks deze capaciteitsuitbreiding stonden er ook in 2008 kinderen op een wachtlijst. Op 31 december 2008 wachtten 954 kinderen langer dan negen weken op een plaatsing bij pleegouders. Voor de factsheet: www.pleegzorg.nl/algemeen/Factsheet_Pleegzorg_2008.PDF
Meer contactmomenten voor risicojongeren bij jeugdarts In inspectierapport ‘Jeugdgezondheidszorg in beweging’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van april 2009 vraagt de inspectie om extra contactmomenten voor jongeren van vijftien en zestien jaar in de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Na het laatste contactmoment op dertien- of veertienjarige leeftijd heeft de JGZ geen vaste momenten meer om de ontwikkeling van kinderen actief te volgen. De inspectie vindt dit een ongewenste situatie, zeker waar het risicokinderen betreft. De inspectie adviseert het Centrum Jeugdgezondheid dan ook om na te gaan op welke wijze de JGZ risicokinderen ook op oudere leeftijd kan volgen. http://www.igz.nl/15451/1772327/2009-04_Rapport_De_jeugdgez1.pdf
Aanpak jeugdwerkloosheid Om jongeren door de financiele crisis niet buiten de boot te laten vallen heeft het kabinet op 29 mei 2009 een actieplan jeugdwerkloosheid gepresenteerd. Jongeren worden langer op school gehouden, intensiever begeleid naar bestaande vacatures en er worden meer leerwerkplaatsen en stages voor jongeren aangeboden. De dertig grote regionale werkpleinen, waarin alle organisaties op het terrein van onderwijs en arbeidsmarkt samenwerken, staan centraal in de uitvoering van het actieplan jeugdwerkloosheid. Voor alle maatregelen om de jeugdwerkloosheid tegen te gaan stelt het kabinet 250 miljoen euro beschikbaar, uitgesmeerd over de jaren 2009, 2010 en 2011. Per regio worden alle betrokken partijen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en jeugdzorg op basis van een modelconvenant overeenkomsten afgesloten over extra scholing, leerwerkplaatsen en stages voor jongeren. Daarnaast investeert het kabinet in het scheppen van extra leerwerkbanen en stages en een 'matching-offensief' waarbij de vraag van werkgevers en de beschikbaarheid van jongeren op elkaar worden aangesloten. Voor meer informatie zie: www.jeugdengezin.nl
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 3
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
Geen gesloten jeugdzorg meer in justitiële jeugdinrichting Vanaf 1 augustus 2009 zullen er geen jeugdigen met een machtiging voor gesloten jeugdzorg in een justitiële inrichting worden geplaatst. Dit heeft de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer laten weten. Deze maatregel wordt genomen om ervoor te zorgen dat er op 1 januari 2010 geen jongeren meer op civiele titel in een justitiële jeugdinrichting verblijven. Om ervoor te zorgen dat jongeren met een machtiging voor gesloten jeugdzorg niet meer in een justitiële jeugdinrichting verblijven, moeten alle betrokken partijen bekijken of het mogelijk is om de behandeling van deze jongere te versnellen of bekijken of de behandeling in een instelling voor gesloten jeugdzorg voortgezet kan worden. Zie voor meer informatie: www. jeugdengezin.nl
Wetgeving Verbetering van de rechtspositie van pleegouders Naar aanleiding van het concept wetsvoorstel tot verbetering van de rechtspositie van pleegouders heeft de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) advies uitgebracht omtrent de voorgestelde wijzigingen van wet. Doel van deze wijzigingen is het beter mogelijk maken van hulpverlening door pleegouders en het stimuleren van pleegouderschap. Hoewel de RSJ van mening is dat de voorgestelde wijzigingen daadwerkelijk ten goede kunnen komen aan het bereiken van deze doelstellingen, is zij kritisch over het feit dat het huidige wetsvoorstel geen betrekking heeft op de groep informele netwerkpleegouders zonder pleegcontract met een pleegzorgaanbieder. De voorgestelde wijzigingen omtrent het verlenen van een instemmingsrecht aan pleegouders, het afschaffen van de onderhoudsverplichting voor gezamenlijke pleegoudervoogden, het verplichten van pleegzorgaanbieders tot het instellen van een pleegouderraad en het wettelijk vastleggen van het recht voor pleegouders om een vertrouwenspersoon in te schakelen worden door de Raad, een enkele kantekening daargelaten, positief ontvangen. De kanttekeningen betreffen onder andere de vraag of een vertrouwenspersoon kan bemiddelen in geschillen en het duidelijk op nemen van de wederzijdse rechten van plichten in het pleegcontact. Zo zou in het pleegcontract het minimum aantal contacturen per jaar tussen pleegkind en helpverlener en de wijze en frequentie van de contacten tussen pleegzorgwerker en pleeggezin moeten worden opgenomen. Met betrekking tot de afschaffing van de onderhoudsverplichting voor gezamenlijke pleegvoogden stelt de Raad voor om deze regeling ook op te laten gaan voor de testamentair aangewezen gezamenlijke voogden (art. 1:292 BW). Bron: Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Verbetering rechtpositie pleegouders, 14 mei 2009. www.rsj.nl
van de ouders of voogden ter terechtzitting verplicht. Met de verschijningsplicht van de ouders artikel 496a Sr wordt beoogd dat de ouders betrokken worden bij het gehele traject, namelijk vanaf de aanhouding tot en met aan de terechtzitting. Een ander doel wat wordt nagestreefd is het besef van ouderlijke verantwoordelijkheid voor de minderjarige aan te scherpen. Tijdens de zitting worden de belangen van de minderjarige behartigd door een raadsman. Ook krijgen de ouders de gelegenheid iets te zeggen ten behoeve van hun kind. Bronnen: Kamerstukken II 2008-2009, 31 391, nr 9 en 30 143, nr. 29.
Boeken International Justice for Children Council of Europe Council of Europe Publishing 2008
In dit boek zijn de obstakels die overkomen moeten worden op het gebied van het internationale jeugdstrafrecht beschreven en de diverse schrijvers doen aanbevelingen aan overheden en internationale organisaties om het jeugdstrafrecht kindvriendelijker te maken.
Kwaliteitsstandaarden Jeugdzorg Q4C Onder redactie van F. van Beek & L. Rutjes Bohn Stafleu van Loghum 2009
Deze publicatie beschrijft de kwaliteitseisen die jeugdigen, die niet thuis kunnen wonen, stellen aan de jeugdzorg. De twintig vastgestelde kwaliteitsstandaarden van Quality for Children zijn maat- en richtinggevend bij het bieden van jeugdzorg.
Behandelen of straffen in het jeugdstrafrecht Onder redactie van J.A.C. Bartels & F. Nijland SWP 2009
De lezingen die een kinderrechter, een kinder- en jeugdpsychiater en een pedagoog, gehouden op de studiedag ‘Behandelen of Straffen’ van het Team Jeugd van de Rechtbank Amsterdam zijn gebundeld in een boek. De stelling ‘behandelen of straffen is niet altijd een tegenstelling’ is hierbij de rode draad.
Value Similarities and Transmissions among Family Members Annette Roest Radboud Universiteit Nijmegen (proefschrift, 2009)
Annette Roest onderzocht de rol van het gezin in het overdragen van waarden. Ouders beïnvloeden hun kinderen. Maar kinderen beïnvloeden ook hun ouders.
Verschijningsplicht van de ouders ter terechtzitting In het wetsvoorstel versterking positie slachtoffers wordt beoogd de rechtspositie van ouders en minderjarigen tijdens het jeugdstrafproces beter te waarborgen. De nieuwe wetswijziging artikel 496a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt de verschijning
3
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 4
Het Jaarbericht Kinderrechten 2009 is op 2 juni jongstleden gelanceerd. Het meet de praktische uitvoering van het VN-Kinderrechtenverdrag en van het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie in Nederland en beoordeelt in hoeverre er vooruitgang is geboekt in het Nederlandse jeugdbeleid. Die blijkt er niet of nauwelijks te zijn. Een samenvatting van het rapport.
Jaarbericht Kinderrechten 2009
Kinderrechten in Nederland onder de maat Carla van Os
Het Jaarbericht Kinderrechten 20091 meet de stand van zaken op het terrein van vreemdelingenrecht, uitbuiting, jeugdzorg, kindermishandeling en jeugdstrafrecht. Op de meeste thema’s heeft Nederland het afgelopen jaar niet of nauwelijks vooruitgang geboekt. Zo is het aantal kinderen in vreemdelingenbewaring gestegen, zijn er meer slachtoffers van seksuele uitbuiting, zijn de wachtlijsten in de jeugdzorg nog steeds onaanvaardbaar lang en zitten er meer jongeren in voorlopige hechtenis. Er is één uitzondering: kindermishandeling. Met name de bewustwordingscampagne van de overheid om te zorgen dat iedereen die iets merkt van kindermishandeling dit ook meldt, is een positieve ontwikkeling in de aanpak van kindermishandeling. Per thema zijn eerst de kinderrechtenbeginselen geïnventariseerd die uit het VN-Kinderrechtenverdrag en het Facultatief Protocol zijn af te leiden. Vanuit die beginselen, de analyse van de kinderrechtelijke praktijk en de aanbevelingen van onder meer het VN-Kinderrechtencomité zijn
Aan het werk Het vorige Jaarbericht, gepubliceerd in 2008, is een bron van inspiratie gebleken voor politici, wetenschappers en journalisten die meer wilden weten over de situatie van Nederlandse kinderen. Het Jaarbericht Kinderrechten 2009 is op 2 juni 2009 aangeboden aan de Tweede Kamerleden van de commissies voor Justitie en Jeugd en Gezin. "Het is moeilijker voor kinderen om voor hun rechten op te komen, daarom is het zo belangrijk dat kinderrechtenorganisaties dit op deze manier namens hen doen", zei plaatsvervangend voorzitter voor de Vaste Tweede Kamercommissie voor Justitie, Khadija Arib, bij die gelegenheid. De Kamerleden hebben een speeddate-picknick met de pleitbezorgers van UNICEF en Defence for Children-ECPAT gehad om afspraken te maken over de opvolging van de aanbevelingen uit het Jaarbericht Kinderrechten. Hopelijk laat het Jaarbericht Kinderrechten 2010 wél de gewenste vooruitgang zien in de naleving van kinderrechten
4
beleidsaanbevelingen geformuleerd. Het actuele beleid is vertaald in meetbare indicatoren die over 2007 en 2008 zijn toegepast. Een deskundigenpanel, onder voorzitterschap van Jaap Doek, heeft een eindscore gegeven over de kinderrechtelijke prestatie op het betreffende thema op een vijfpuntsschaal waarbij 1 staat voor de meest slechte prestatie en 5 voor de beste. Wat weten kinderen over hun rechten? Voor het Jaarbericht Kinderrechten 2009 is een enquête gehouden onder 536 jongeren van tien tot veertien jaar. De gemiddelde leeftijd was 11,3 jaar en de verdeling tussen meisjes en jongens was nagenoeg gelijk. De noodzaak voor kinderrechteneducatie bleek uit de reacties die kinderen schreven op de enquête. Bijna alle reacties gingen over de rechten van de kinderen elders op de wereld. Beseffen de kinderen in Nederland wel voldoende dat zijzelf net zoveel rechten hebben? Een greep: - ‘Arm of rijk, iedereen is gelijk. Hou je daar dan ook aan!’ - ‘Ik vind dat kinderen in Afrika recht hebben op een eigen mening’ - ‘Kinderrechten zijn nodig omdat ik anders dit niet kon opschrijven maar zou moeten werken en dan zou ik heel ziek en mager zijn. De elfjarige Ciska schreef de meest filosofische reactie: - ‘Ik vind dat kinderen het recht hebben op heel veel dingen maar niet alle kinderen krijgen of mogen die dingen. Je hebt toch wel recht op alles waar je recht op hebt?’
Noot 1. Het Jaarbericht Kinderrechten is een coproductie van UNICEF Nederland en Defence for Children-ECPAT. Het Jaarbericht is downloaden via www.defenceforchildren.nl/images/20/919.pdf.
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 5
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
JAARBERICHT KINDERRECHTEN 2009
Kinderrechten en uitbuiting Kinderen over uitbuiting Als je bloot voor de webcam gaat, is het je eigen schuld als je foto over het internet gaat zwerven.
eens
72%
oneens
28%
Als een meisje veel cadeautjes krijgt van haar vriend, dan kan zij daarna niet meer weigeren als hij haar vraagt dingen te doen die ze niet wil.
eens
16%
oneens
84%
Driekwart van de kinderen weet niet dat de persoon die de naaktfoto’s verspreidt, strafbaar kan zijn en ook de ‘schuld’ draagt. ‘Schuld’ is een zwaar thema voor veel kinderen die met misbruik en uitbuiting te maken krijgen. Daders doen vaak een beroep op het schuldgevoel dat kinderen kunnen hebben over hun eigen gedrag. In
2008
hebben
120
kinderen
online
seksueel
misbruik
gemeld
bij
www.helpwanted.nl, onder meer over foto’s als chantagemiddel. De indirecte vraag over pooiers – onterecht loverboys genoemd – geeft aan dat 16 procent van de kinderen denkt: ‘boontje komt om haar loontje’.
In Nederland worden minderjarigen uitgebuit in de prostitutie en andere economische sectoren of voor kinderpornografie. CoMensha registreerde in 2008 169 minderjarige slachtoffers van mensenhandel op een totaal van 809. Ruim een vijfde van de slachtoffers is daarmee minderjarig. Meer dan de helft (63%) komt uit Nederland (106). Naast het Kinderrechtenverdrag biedt het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie extra bescherming aan minderjarige slachtoffers van (seksuele) uitbuiting. De strijd tegen mensenhandel en kinderpornografie staat in Nederland op de politieke en beleidsagenda. Zo presenteerde het Ministerie van Justitie op 25 maart 2009 een verbeterprogramma voor de aanpak van kinderpornografie. Ook zijn er plannen om de vervolging van seksuele uitbuiting van minder-jarigen door Nederlanders in het buiten-
Indicator
land te verbeteren. De plannen uitvoeren, daar komt het nu op aan. Essentieel is dat minderjarige slachtoffers van (seksuele) uitbuiting afkomstig uit Nederland én uit het buitenland, passende opvang, zorg en begeleiding krijgen. Die mag voor vreemdelingenkinderen niet anders zijn dan voor Nederlandse kinderen. Beroepskrachten moeten voldoende getraind zijn om adequaat te reageren op de behoeften van kinderen die risico lopen of al slacht-offer zijn van uitbuiting. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen in het onderwijs, de opvang, zorg- en hulpverlening en bij politie en justitie. Een Nationaal Actieplan (seksuele) uitbuiting van minderjarigen en kinderpornografie – ook voor slachtoffers boven de vijftien jaar – is nodig om te komen tot een consis-tente aanpak. Onmisbaar in de strijd tegen (seksuele) uitbuiting is voorlichting op scholen en in het jongerenwerk. Deze voorlichting moet kinderen leren om respectvol met elkaar om te gaan, en hoe zij – in relaties en seksualiteit – grenzen kunnen trekken. Dat geldt zowel voor potentiële slachtoffers als voor daders.
12345 Het DESKUNDIGENPANEL geeft een 3 aan dit nieuwe onderdeel in het Jaarbericht. Het cijfer is duidelijk een gemiddelde van de resultaten, zo bleek uit de discussie in het panel: ‘De politie investeert enorm veel in de verbetering van vervolging van mensenhandel en boekt ook echt resultaten. De opvang daarentegen is diepbedroevend. Er zijn echt veel te weinig gespecialiseerde
opvangplaatsen
voor
minderjarige
slachtoffers van mensenhandel.’
2007
2008
verschil
199
169
-15%
aantal minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting
86 (v 199)
94 (v 169)
+9,3%
aantal minderjarige slachtoffers economische uitbuiting
10 (v 199)
4 (v 169)
-60%
58
nog niet bekend
aantal minderjarige slachtoffers
aantal zaken bij OM over mensenhandel (mede) over minderjarigen
5
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 6
JAARBERICHT KINDERRECHTEN 2009
Kinderrechten en jeugdzorg Kinderen over jeugdzorg Als je problemen hebt, kun je hulp vragen maar je hebt niks meer te zeggen over de oplossing die ze bedenken.
eens
22%
oneens
78%
Het gevoel de macht te verliezen kan een drempel zijn om hulp te vragen. Alleen daarom al is het belangrijk dat kinderen weten dat ze altijd het recht hebben om mee te praten en mee te denken over de begeleiding die ze nodig hebben. Dat volgt ook uit artikel 12 IVRK. Bijna een kwart van de jongeren is zich kennelijk niet bewust van dit recht. Jeugdzorg wordt beduidend beter als kinderen op een volwaardige manier participeren. Een goed voorbeeld daarvan vormen de Quality4Children standaarden die ontwikkeld zijn door de visies van kinderen op goede jeugdzorg voor uit huis geplaatste kinderen te koppelen aan kinderrechten.
Jeugdzorg krijgt de laatste jaren veel maatschappelijke aandacht. Er wordt hard gewerkt om de zorg voor de jeugd te verbeteren. Toch valt er nog veel te doen. Dat constateert ook het VN-Kinderrechtencomité. In januari 2009 schreef het Comité dat de Minister voor Jeugd en Gezin het jeugdbeleid meer in lijn moet brengen met het Kinderrechtenverdrag. Helaas zijn er anno 2009 nog altijd wachtlijsten van kinderen die langer dan negen weken op passende jeugdzorg wachten. Bovendien krijgt nog niet de helft van deze kinderen vervangende hulp ter overbrugging van de wachttijd. Nog zorgwekkender zijn de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg. De recente bezuinigingen op de persoonsgebonden budgetten doen vrezen dat nog meer kinderen in de kou komen te staan. Het gebrek aan plaatsen in de gesloten jeugdzorg is eveneens alarmerend. Er zitten nog veel kinderen die jeugdzorg nodig hebben in een justitiële jeugdinrichting met kinderen die in voorarrest zitten of veroordeeld zijn voor een strafbaar feit. De minister
belooft dit probleem in 2010 opgelost te hebben, maar dat duurt veel te lang. Niet alleen het VNKinderrechtencomité, maar ook de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa en de Nationale Ombudsman hebben gezegd dat deze praktijk van ‘samenplaatsing’ onmiddellijk moet stoppen. Over de kwaliteit van de gesloten jeugdzorg bestaan kinderrechtelijke zorgen. De Inspectie Jeugdzorg heeft een kwaliteitskader ontwikkeld voor het regime binnen de gesloten instellingen. Daarin staan echter slechts minimale waar-borgen voor kinderen en jongeren, waar het gaat om hun rechtspositie. Voor de kinderen in justitiële inrichtingen is dat wél goed geregeld in de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen. Omdat in de gesloten jeugdzorg kinderen ook van hun vrijheid worden beroofd, is het belangrijk om hun rechten goed te regelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om regels over fouilleren en visiteren, plaatsing in een isoleercel of over het klachtrecht.
12345 Het DESKUNDIGENPANEL geeft dit onderdeel, evenals vorig jaar, een 2. ‘Er is veel aandacht voor de kwaliteit in de jeugdzorg, de duimschroeven worden zichtbaar aangedraaid en er wordt gewerkt aan de wachtlijsten, maar de resultaten zijn helaas nog onvoldoende’, vat een panellid het eindoordeel samen. Een ander panellid: ‘Het is onaanvaardbaar dat het nog altijd niet gelukt is om een einde te maken aan het plaatsen van kinderen die gesloten jeugdzorg nodig hebben in justitiële jeugdin-richtingen. En er is te weinig visie op behandelmethodes.
Indicator
2007
2008
verschil
Kinderen op wachtlijst Bureau Jeugdzorg
6310*
5510**
-13%
Kinderen op de wachtlijst met vervangende zorg***
2459*
2104**
-14,5%
Civiel geplaatste jongeren in een jji
996*
855**
-14%
Aantal kinderen in de pleegzorg
19.016
22.243
+9%
Wachtlijsten jeugd-ggz
18.696
22.996
+23%
-
13%
Percentage gemeenten met Centrum Jeugd en Gezin
jji = justitiële jeugdinrichting * peildatum op 1 januari 2008 ** peildatum op 1 januari 2009. *** Vervangende zorg: deze kinderen zijn in afwachting van het type zorg waarvan is vastgesteld dat ze die nodig hebben. In het vorige Jaarbericht waren deze kinderen niet bij de cijfers over wachtlijsten meegerekend.
6
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 7
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
JAARBERICHT KINDERRECHTEN 2009
Kinderrechten en kindermishandeling Kinderen over kindermishandeling Ouders mogen zelf weten hoe ze hun kinderen opvoeden. Af en toe een klap mag best.
eens
37%
oneens
63%
Als jouw leerkracht weet dat een kind wordt mishandeld, moet hij meteen actie ondernemen.
eens
92%
oneens
8%
Meer dan eenderde van de kinderen vindt dat een corrigerende tik geoorloofd is. Dit zou kunnen betekenen dat in veel gezinnen enige vorm van lichamelijk geweld wordt toegepast in de opvoeding. Toch is dat sinds 2007 wettelijk verboden. Kinderen zijn daar dus niet voldoende van op de hoogte. De elfjarige Melissa: ‘Het ligt er helemaal aan of het nodig is’. Of de twaalfjarige Pascal: ‘Mijn vader slaat wel eens, maar dan heb ik het ook verdiend’. Bijna iedereen vindt wel dat de leerkracht moet ingrijpen bij vermoedens van kindermishandeling. Waarschijnlijk scharen de kinderen zelf de ‘pedagogische tik’ niet onder mishandeling.
Kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van mishandeling, dat wil zeggen tegen lichamelijke, psychische en seksuele mishandeling, zowel binnen het gezin als daarbuiten. Dat staat in artikel 19 IVRK. Het VN-Kinderrechtencomité stelt in de aanbevelingen van januari 2009 dat de Nederlandse regering moet waarborgen dat personen die werken met kinderen worden voorgelicht over hun verplichting om vermoedens van mishandeling te melden en welke maatregelen genomen moeten worden. Het Comité maakt zich verder zorgen om de hoge aantallen van kindermishandeling in Nederland. Actuele cijfers over kindermishandeling zijn hard nodig om een gedetailleerd beeld te krijgen van de aard en omvang van kindermishandeling. Daarmee kunnen gerichte acties worden gestart om het probleem aan te pakken. De onderzoeken uit 2007 (Nationale Prevalentiestudie Mishandeling en Scholieren over Mishandeling) hebben een regelmatige follow-up nodig.
Indicator
Voor het Actieplan Aanpak Kindermishandeling ‘Kinderen veilig thuis’ is onderzoek verricht naar de mogelijke invoering van een meldplicht. Gebleken is dat minder dan de helft van de professionals een meldcode heeft. Enkele beroepsgroepen zoals artsen en kinderdagverblijven beschikken wel over een meldcode, maar de bereidheid om daarmee te werken laat nog te wensen over. Het voornemen van de overheid om voor 2010 een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld voor alle betrokken professionals verplicht te stellen is dan ook een positieve ontwikkeling in de aanpak van kindermishandeling. Toch is dat niet voldoende in het licht van het Kinderrechtenverdrag. Met de invoering van een wettelijke meldplicht zou de Nederlandse regering pas werkelijk uitdragen dat het belang van het kind vereist dat vermoedens van kindermishandeling altijd gemeld worden.
12345 Het DESKUNDIGENPANEL geeft dit onderdeel een 4, een verbetering ten opzichte van de 3 van vorig jaar. ‘Er is ongelooflijk veel werk verricht aan voorlichting en aan meldcodes’, stelt een panellid vast. Dat is echt een concrete verbetering in de aanpak. ‘Heel zorgelijk blijven de lange doorlooptijden bij de AMK’s. Adequaat reageren betekent dat je binnen een dag een eerste taxatie doet, binnen een week een eerste interventie en binnen zes weken een hulpverleningsplan hebt.’
01-01-2008
01-01-2009
verschil
Aantal wachtenden AMK langer dan vijf dagen
395
279
-29%
Gemiddelde doorlooptijd AMK in dagen van melding tot beëindiging onderzoek
78
80
+2,5%
AMK = Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
7
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 8
JAARBERICHT KINDERRECHTEN 2009
Kinderrechten en jeugdstrafrecht Kinderen over jeugdstrafrecht Met kinderen die zwaar rotzooi trappen maakt het Kinderrechtenverdrag korte metten: streng straffen en opsluiten.
eens
27%
oneens
73%
‘Criminele’ kinderen moeten worden geholpen om een beter leven te gaan leiden.
eens
96%
oneens
4%
Verreweg de meeste kinderen omarmen de pedagogische doelen die in het jeugdstrafrecht centraal moeten staan: bijna allemaal vinden ze dat kinderen die een stafbaar feit hebben begaan, begeleiding nodig hebben. Dat is een prachtige score! Ruim een kwart van de kinderen denkt overigens nog wel dat ‘streng straffen’ in het Kinderrechtenverdrag staat, wat niet zo is. Kinderen hebben recht op een reactie, op bescherming en begeleiding, ook als het misgaat. Of zoals de elfjarige Daan het krachtig formuleert: ‘Kinderrechten zijn belangrijk voor kinderen omdat ze niet in het gevang thuishoren.’
De pedagogische aanpak staat centraal in het jeugdstrafrecht. Toch wordt er in ons land steeds harder opgetreden tegen minderjarigen die een delict plegen of daarvan verdacht worden. ‘De jeugd wordt niet crimineler, maar de samenleving veel strenger. Dat resulteert in meer sancties en hardere straffen, terwijl meer hulp en bescherming nodig is’, zegt professor Ido Weijers (‘de Volkskrant’, 29 november 2008). Het aantal jongeren in detentie blijft in Nederland schrikbarend hoog. Onder het Kinderrechtenverdrag mag de vrijheidsbeneming van een kind slechts als uiterste maatregel worden toegepast en voor de kortst mogelijke passende duur. Nederland is door het VN-Kinderrechtencomité opgeroepen deze regel beter in acht te nemen. Ook bij voorlopige hechtenis. Nederland moet meer gebruikmaken van bestaande alternatieven zoals de gedragsbeïnvloedende maatregel en erkende gedragsinterventies. En de overheid moet nieuwe alternatieven ontwikkelen.
12345 Het DESKUNDIGENPANEL geeft dit onderdeel, evenals vorig jaar, een 3. ‘Met alle aandacht voor de gesloten jeugdzorg hielden we ons hart vast voor de justitiële jeugdinrichtingen, ook daar moet immers het pedagogische doel voorop blijven staan. Maar het lijkt mee te vallen, er wordt geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering en een basismethodiek. Toch moet er nog veel gebeuren’, zegt een panellid. ‘En dat gebruik van DNA bij minderjarigen kan echt niet’, vond een ander, ‘DNA, daar Doen we Niet Aan!’
Indicator
2007
2008
verschil
Totaal aantal minderderjarigen in jji’s
3491
3158
-9,5%
Totaal aantal minderjarigen in jji’s op 1 januari
575
489
-15%
62% (=357)
66% (=322)
+4%
Totaal aantal minderjarigen met een PIJ-maatregel op 1 januari.
168
131
-2,2%
Totaal aantal minderjarigen op wachtlijst behandelplek PIJ-maatregel op 1 januari
30
28
-6,7%
% minderjarigen in voorlopige hechtenis op 1 januari
Bron: Dienst Justitiële Inrichtingen
8
Nog steeds zijn er jongeren met een PIJ-maatregel (‘jeugdtbs’) die te lang wachten op behandeling. In de tweede helft van 2008 was die wachttijd gemiddeld 93 dagen. Daardoor zitten ze langer opgesloten dan nodig is. Ook de Europese mensenrechtencommissaris Hammarberg heeft zijn zorgen hierover geuit. Het VN-Kinderrechtencomité roept Nederland op om de voorbehouden bij artikel 37 en 40 IVRK in te trekken. Nu kunnen minderjarigen bij delicten van lichte aard worden berecht zonder dat er een advocaat bij is en kunnen ze niet altijd hoger beroep instellen. Daarnaast is berechting van zestien- en zeventienjarigen volgens het volwassenenstrafrecht mogelijk. Het recht op privacy van minderjarige delinquenten onder het Kinderrechtenverdrag reikt verder dan dat voor volwassenen. Er is kritiek dat deze speciale bescherming niet voldoende in acht wordt genomen, bijvoorbeeld in de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. In maart 2008 was van in totaal 5.628 minderjarigen een DNA-profiel opgenomen in de DNA-databank. Dit totaal profiel kan maximaal dertig jaar worden bewaard.
jji = justitiële jeugdinrichting
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 9
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
JAARBERICHT KINDERRECHTEN 2009
Kinderrechten en vreemdelingenrecht Kinderen over vreemdelingenrecht ‘Illegale’ kinderen hebben minder rechten dan Nederlandse kinderen.
eens
28%
oneens
72%
Vluchtelingenkinderen hebben meer rechten dan Nederlandse kinderen.
eens
15%
oneens
85%
De vragen over vreemdelingenrecht en kinderrechten waren moeilijk omdat ze vragen naar het recht op bijzondere bescherming van extra kwetsbare kinderen. Minderjarige vluchtelingen en asielzoekers hebben op grond van artikel 22 IVRK recht op bijzondere bescherming en in die zin hebben zij dus ‘extra’ rechten. Aan de andere kant geldt het non-discriminatiebeginsel uit artikel 2 IVRK voor alle kinderen in Nederland. Kinderen zonder rechtmatig verblijf hebben zeker niet minder rechten dan andere kinderen. Dat meer dan een kwart van de kinderen denkt dat ‘illegale’ kinderen minder rechten hebben, kan misschien verklaard worden door de praktijk waarin blijkt dat kinderen zonder rechtmatig verblijf moeite hebben om hun rechten te realiseren.
In de Vreemdelingenwet is nog altijd geen grond opgenomen die recht doet aan het feit dat kinderen na lang verblijf zó geworteld kunnen raken in Nederland, dat het schadelijk voor ze is om ze nog uit te zetten. Zo zaten er begin 2009 ongeveer 450 kinderen al langer dan vijf jaar in een asielzoekerscentrum, buiten de opvang gaat het om enkele duizenden kinderen. Het huidige beleid waarbij alleenstaande minderjarige vreemdelingen in vreemdelingenbewaring worden gesteld is in strijd met verschillende artikelen uit het IVRK. Omdat er alternatieven voor de vreemdelingenbewaring voorhanden zijn, is opsluiting in strijd met het beginsel dat opsluiten de laatste optie is. De overheid zegt deze kinderen te beschermen maar de jongeren raken juist erg beschadigd en kwetsbaar door de maandenlange opsluiting, waarna ze vrijwel zonder uitzondering op straat worden gezet. Doordat ‘illegale’ gezinnen zijn uitgesloten van sociale voorzieningen en opvang zet Nederland kinderen letterlijk op straat. Dit is een schending van artikel 27, lid 3 IVRK. Defence for Children-Ecpat, Unicef
Nederland, het Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten hebben een klacht ingediend bij het Euro-pees Comité voor Sociale Rechten over deze kinderrechtenschending. Die klacht is ontvankelijk verklaard. Door de strenge regels op het terrein van gezinshereniging en -vorming komt het vaak voor dat kinderen in Nederland dreigen te worden gescheiden van hun legaal verblijvende ouders als zij zelf zonder de vereiste Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) naar Nederland zijn gekomen of als zij zelf legaal verblijven in Nederland maar hun ouders niet. Een ouder die zijn zoon of dochter naar Nederland wil laten overkomen, heeft te maken met een aantal vereisten. De ouder moet een minimuminkomen verdienen en een arbeidscontract hebben voor de minimale duur van een jaar. Voor ouders die verblijf aanvragen bij hun Nederlands kind is nog niets geregeld in de Vreemdelingenwet. Deze kinderen hebben daardoor niet het stabiele gezinsleven waar ze op grond van het Kinderrechtenverdrag recht op hebben. Ze lopen de kans te worden gescheiden van hun ouders of te moeten verhuizen naar een land waar ze geen binding mee hebben.
12345 Het DESKUNDIGENPANEL geeft dit onderdeel, evenals vorig jaar, een 2. Alleenstaande jongeren worden nog altijd in vreemdelingenbewaring geplaatst en ‘illegale’ kinderen belanden op straat. ‘Maak van vreemdelingenkinderen geen straatkinderen!’, zei een van de panelleden. Er zijn geen structurele verbeteringen voor kinderen in het gezinsherenigings-beleid: ‘Het is toch vreemd dat er nog altijd geen beleid is voor ouders die verblijf bij hun Nederlands kind willen aanvragen. Wat stelt je Nederlandse nationaliteit dan voor?’
Indicator
2007
2008
verschil
Aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen in vreemdelingenbewaring
150
160
+7%
Aantal afwijzingen verblijf ouder bij kind of andersom
2670
2830
+6%
Aantal minderjarigen dat langer dan vijf jaar in de opvang verblijft en geen verblijfs-vergunning heeft
825*
450**
-45%
Bron: Ministerie van Justitie
* op 1 januari 2008
** op 1 januari 2009
9
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 10
Kinderrechten wereldwijd Verenigde Naties Speciaal Vertegenwoordiger Geweld tegen Kinderen benoemd De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban ki-moon heeft op 1 mei 2009 de Portugese Marta Santos Pais benoemd tot Speciaal VN-Vertegenwoordiger inzake Geweld tegen Kinderen. De benoeming van Santos Pais volgt uit de aanbevelingen uit het rapport naar geweld tegen kinderen uit 2007. Vanaf 2001 was zij directeur van het onderzoekscentrum van UNICEF Innocenti. Van 1991 tot 1997 was zij rapporteur van het Comité inzake de Rechten van het Kind. Voor meer informatie zie www.un.org/News
Zitting 51 van het Kinderrechtencomité In mei en juni 2009 bespreekt het Comité inzake de Rechten van het Kind de landenrapportages van Bangladesh, Frankrijk, Mauritanië, Niger, Roemenië en Zweden.Ook worden de rapporten over het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie en het Facultatief Protocol inzakde de betrokkenheid van kinderen in gewapende conflicten van Oman en Slovenië besproken. De landenrapportages en de aanbevelingen van het Kinderrechtencomité zijn na te lezen op: www.ohchr.org -> Committee on the Rights of the Child -> Sessions
Raad van Europa Platform voor kinderrechten Op 2 en 3 juni 2009 wordt in Straatsburg het platform voor kinderrechten van de Raad van Europa gelanceerd. Dit nieuwe platform bestaat uit een netwerk van vertegenwoordigers van de nationale overheden, vertegenwoordigers van de Raad van Europa, maatschappelijke organisaties, ombudsmannen, internationale organisaties, onderzoeksinstituten en internationale experts. Het belangrijkste thema op de agenda tijdens deze bijeenkomst was het concept voorstel van de richtlijnen van de Raad van Europa over National Integrated Strategeis for the protection of children against violence. Belangrijk hierin zijn met name de kindvriendelijke voorzieningen, preventie en monitoren van het geweld tegen kinderen en het vinden van manieren om een kinderrechtencultuur op te bouwen. Om tot Europese aanbevelingen te komen op dit
10
gebied heeft er een pilot plaatsgevonden in vier Europese landen, te weten: Italië, Noorwegen, Portugal en Roemenië. Zij hebben een nationaal rapport geschreven met daarin voorstellen voor een model strategie om geweld tegen kinderen tegen te gaan, op nationaal, regionaal en lokaal niveau. De onlangs benoemde Vertegenwoordiger inzake Geweld tegen Kinderen, Marta Santos Pais was bij de lancering van het platform aanwezig. Voor meer informatie zie: www.coe.int/children
Gezondheidszorg voor en met kinderen Op 16 en 17 april 2009 vond een conferentie van de Raad van Europa plaats in Madrid over gezondheidzorg in Europe voor en met kinderen. Tijdens deze conferentie is er een project gelanceerd aan kinderrechten en de behoeftes van kinderen op het gebied van gezondheid. De voorziening van een kindvriendelijke gezondheidzorg en de promotie van de participatie van kinderen zijn tijdens de conferentie ook aan de orde gekomen. Voor meer informatie zie: www.coe.int/children
Europese Unie Internationale dag voor vermiste kinderen De Europese Unie steunt de internationale dag voor vermiste kinderen die elk jaar op 25 mei wordt gehouden. Het doel van deze dag is om Europeanen de kinderen die vermist worden niet te laten vergeten. De vice-voorzitter van de Europese Unie, Barrot, nam deel aan de promotie van de publiekscampagne voor het telefoonnummer 116 000 voor vermiste kinderen. Voor meer informatie zie: www.europa.eu
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 11
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
“Een Kinderombudsman moet weten wat de wettelijke grenzen van zijn bevoegdheid zijn, maar ook buiten de formele paden om zijn weg kunnen vinden” zo stelt de Ierse wetenschapster Ursula Kilkelly in haar gesprek met Defence for Children, eind mei 2009. Vanuit haar ervaring met de Ierse Kinderombudsman heeft ze nog een aantal handige tips voor de Kinderombudsman die naar alle waarschijnlijkheid binnenkort in Nederland zal worden aangesteld. Ook spreekt ze openhartig over de kinderrechten in Ierland, het inroepen van kinderrechten voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het onlangs verschenen rapport over kindermisbruik op Ierse scholen.
Interview met Ursula Kilkelly
“Het Kinderrechtenverdrag is niet perfect, maar het biedt een mooie leidraad” Kartica van der Zon Kinderrechten in Ierland De naleving van het Kinderrechtenverdrag in Ierland laat op verschillende punten nog te wensen over. Over de het grootste obstakel voor implementatie heeft Kilkelly een duidelijke mening. “In de Ierse Grondwet worden de rechten van de familie heel duidelijk gewaarborgd. Individuele rechten van kinderen zelf zijn daarentegen niet vastgelegd in de Grondwet. Dit heeft zijn neerslag op het kindbeeld in Ierland. Overheersend is nog altijd een paternalistisch beeld, waarin weinig plaats is voor de mening van het kind zelf. Het gevolg hiervan is dat kinderrechten in de praktijk vaak genegeerd of ondergewaardeerd worden. Zo wordt ervan uitgegaan dat het beschermen van de rechten van kinderen een
Ursula Kilkelly werkt aan het University College Cork, waar ze zich bezighoudt met kinderrechten binnen de nationale en internationale context. Ook heeft ze veel werk verricht voor de Ierse Kinderombudsman. In 1999 promoveerde ze met het proefschrift The child and the European Convention on the Rights of the Child. Onlangs publiceerde ze het boek Children’s Rights in Ireland: Law, Policy and Practice waarin ze de naleving van kinderrechten in Ierland beschrijft. Kilkelly was eind mei in Nederland om te spreken met kinderrechtendeskundigen. Op een conferentie van het NJCM en Defence for Children sprak ze over het inroepen van bepalingen uit het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, in familie- en jeugdzaken. Hier legde ze vooral nadruk op beslissingen over gesloten jeugdzorg.
taak is die toekomt aan de ouders. Dat heeft natuurlijk positieve effecten, de positie van de familie is bijvoorbeeld heel sterk, hetgeen goed is voor kinderen. Wanneer er echter conflicten zijn of wanneer het nodig is om kinderrechten apart van ouders te beschermen, dan doen zich problemen voor. De Ierse wetgeving geeft kinderen heel weinig mogelijkheden om zelf op te komen voor hun rechten. De afwezigheid van een grondwettelijke bescherming voor de rechten van kinderen is de grootste uitdaging voor de volledige effectuering van kinderrechten in Ierland.” De negatieve invloed van de Grondwet op de naleving van het Kinderrechtenverdrag komt volgens Kilkelly ook duidelijk naar voren in het onderzoek naar obstakels voor de implementatie van kinderrechten in Ierland, dat ze in 2007 deed voor de Ierse Kinderombudsman. “Het is niet zo dat we vreselijk achterlopen op het gebied van kinderrechten, maar op belangrijke punten, denk ik dat de Grondwet een beletsel vormt. Zo is de terughoudendheid om in te grijpen in gezinnen waar mishandelingen voorkomen heel groot. Het grootste gedeelte van het de 4.000 kinderen die in Ierland uit huis zijn geplaatst, zijn dan ook op vrijwillige basis uit huis geplaatst. Ook op het gebied van educatie wordt er uitgegaan van de rechten van ouders. Zij hebben het recht om te kiezen welk onderwijs het kind volgt en zelfs het recht om in beroep te gaan tegen schorsing van school komt toe aan de ouders.”
11
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 12
Toch is er ook vooruitgang geboekt met op het gebied van de participatie van kinderen. “Met name op het gebied van het consulteren van kinderen, hebben we belangrijke stappen gezet. Zo hebben we in Ierland sinds 2005 een minister voor kinderen, die veel aandacht besteedt aan de mening van kinderen en ook bij de aanstelling van onze Kinderombudsman waren kinderen betrokken. Daarnaast hebben we goede nationale richtlijnen over hoe organisaties kinderen moeten betrekken in hun werk. Op beleidsniveau zijn dus zeker verbeteringen gemaakt.” Kindermisbruik op Ierse Katholieke scholen Onlangs verscheen een rapport waaruit blijkt dat misbruik van kinderen op Ierse Katholieke scholen wijdverspreid was. Uit het onderzoek blijkt dat duizenden kinderen die op deze scholen verbleven jarenlang zowel geestelijk als lichamelijk zijn misbruikt. Kinderen werden vernederd, verkracht en uitgehongerd. Hoewel het rapport goed is ontvangen, is Kilkelly teleurgesteld over de conclusies die aan het rapport worden verbonden. “Dit was een mogelijkheid geweest om aan te geven dat de Grondwet aangepast moet worden in die zin dat kinderen individuele rechten hebben, waaronder het recht op bescherming, maar ook het recht om gehoord te worden. De uitkomsten van het rapport zijn indicatief voor de manier waarop jarenlang tegen dit recht werd aangekeken. Dit is natuurlijk een exces, dat je niet alleen kan verklaren aan de hand van een paternalistische houding, maar het speelt wel een rol.” Of kindermishandeling in Ierland nog steeds een groot probleem is vindt Kilkelly moeilijk in te schatten. “We hebben een groot gebrek aan data. Toen we in 1998 voor het eerst rapporteerden aan het Comité inzake de Rechten van het Kind wisten we niet eens hoeveel kinderen onder de achttien jaar er waren in Ierland, omdat onze data werden verzameld onder zestien en onder eenentwintig jaar. Vooral op het gebied van het jeugdstrafrecht hebben we schikbarend weinig data.” Kinderombudsman Al sinds 2002 heeft Ierland een Kinderombudsman, waarmee Kilkelly regelmatig samenwerkt. Ze heeft nog een aantal goede tips voor de Kinderombudsman die naar verwachting binnenkort in Nederland zal worden aangesteld. “Belangrijk voor een Kinderombudsman is dat deze onafhankelijk is, toereikende bevoegdheden heeft en voldoende middelen tot zijn beschikking heeft om aan het mandaat te voldoen. In Ierland wordt de functie bekleed door een verpleegkundige in de kinderchirurgie. Ze is gekozen door kinderen en vormt een heel goed voorbeeld van een Kinderombudsman. Toen ze werd aangesteld, had ze niet veel ervaring met kinderrechten, maar ze heeft zich een eigen stijl aangemeten en is
12
communicatief heel sterk, hetgeen voor deze functie heel belangrijk is. Een Kinderombudsman moet weten wat de wettelijke grenzen van zijn bevoegdheid zijn, maar moet ook in het informele circuit zijn weg kunnen vinden. De Ierse Kinderombudsman is dat goed gelukt. Zo vallen alleenstaande minderjarige asielzoekers niet onder haar mandaat. Toch bezoekt ze de tehuizen waar deze kinderen in Ierland worden geplaatst. Klachten die niet specifiek zijn gerelateerd aan de werking van het vreemdelingenbeleid, zoals klachten over gezondheidszorg of educatie neemt ze dan in behandeling. Dit geldt ook voor de kinderen die in St. Patrick’s worden geplaatst. Deze penitentiaire instelling waarin zowel volwassenen als kinderen vanaf zestien jaar worden geplaatst, valt in beginsel niet onder het mandaat van de Kinderombudsman. Desondanks gaat ze er regelmatig op bezoek. Ze mag dan geen klachten ontvangen, maar ze kan wel naar kinderen luisteren en aan de hand van de daar verkregen informatie bewustwording kan creëren.” Bescherming van kinderrechten bij het Europese Hof In 1999 promoveerde Kilkelly met het proefschrift The child and the European Convention on the Rights of the Child. Hierin geeft ze een uitgebreid overzicht van de jurisprudentie van het Europese Hof betreffende kinderrechten. Inmiddels zijn we tien jaar verder. Over de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de kinderrechtenbescherming door het Europese Hof is Kilkelly niet louter positief: “Het EVRM [Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens] heeft veel potentie, maar deze is nog lang niet ten volle gerealiseerd. De belangrijkste reden hiervoor is dat het Hof alleen kan beslissen over zaken die bij het Hof worden aangebracht. Dit levert voor kinderen belangrijke belemmeringen op, niet in de laatste plaats omdat je eerst alle nationale mogelijkheden moet uitputten, alvorens je een zaak aan kan brengen bij het Hof. Voordat een zaak eenmaal is aangebracht heeft deze zaak voor het kind vaak al geen directe consequenties meer. Daarnaast worden de bepalingen uit het EVRM wat Kilkelly betreft veel te weinig ingeroepen in kinderzaken. “Eigenlijk zijn we pas in de laatste zes a zeven jaar gaan beseffen welke potentie het EVRM in kinderzaken heeft. Het artikel over familieleven uit het EVRM [artikel 8 EVRM] kan een hele belangrijke bescherming bieden voor kinderen. De meeste zaken op grond van dit artikel zijn echter voorgebracht door ouders, waardoor we nog weinig benaderingen vanuit het perspectief van kinderen zelf hebben gezien. Op dat punt is nog heel veel vooruitgang te boeken.” “Het is belangrijk dat we de bepalingen uit het EVRM steeds opnieuw bekijken vanuit het
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 13
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
Jupiter ran away. Tokyo comfortably kisses five purple Klingons, then two schizophrenic mats extremely easily untangles five chrysanthemums, although two subways lamely towed the pawnbrokers, then two obese poisons annoyingly untangles umpteen chrysanthemums. Almost schizophrenic dwarves quickly tickled five orifices. Fountains easily towed one subway, yet dogs auctioned off umpteen irascible bureaux, even though one bourgeois dog drunkenly towed two mostly irascible poisons, then
ongeëvenaard. We moeten hierop kunnen vertrouwen om staten te overtuigen van hun verplichtingen. Het Kinderrechtenverdrag is niet perfect maar het biedt wel een mooie leidraad. We moeten deze mogelijkheden maximaliseren zodat we in de toekomst kunnen komen tot een effectieve bescherming van kinderen en hun rechten.” Kartica van der Zon werkt als jurist bij Defence for Children-ECPAT.
umpteen putrid elephants untangles the purple subway. Two mats extremely lamely towed progressive cats. Two Jabberwockies grew up. One speedy mat laughed. Umpteen dogs abused one trailer, and Minnesota tastes the putrid botulism. One elephant ran away. Jabberwockies laughed, because one subway gossips cleverly, and five purple elephants untangles the silly tickets, because five angst-Bourgeois chrysanthemums tastes one very putrid mat, however the angst-ridden botulisms laughed, because one sheep tastes two orifices. One sheep mostly comfortably tickled five pawnbrokers, and two extremely irascible bureaux perused Pluto, because one chrysanthemum marries five tickets. One bourgeois Klingon tickled umpteen mostly angst-ridden tickets. Two quixotic mats gossips. Silly Jabberwockies tastes five bourgeois Macintoshes. Aardvarks lamely kisses umpteen bureaux, yet five televisions grew up, although two Macintoshes kisses five chrysanthemums. The angst-ridden Jabberwocky extremely annoyingly tickled two elephants. Trailers noisily sacrificed Tokyo, then five irascible tickets comfortably auctioned off Pluto, because trailers bought five fountains, however lampstands annoyingly telephoned Minnesota, but five progressive botulisms very lamely perused Mercury, and Dan kisses umpteen purple Klingons, however two irascible Jabberwockies perused Batman, although one subway tastes five schizophrenic Klingons, even though
perspectief van de bepalingen uit het Kinderrechtenverdrag. Als voorbeeld kan hierbij het opsluiten van minderjarigen worden genoemd. Op grond van het artikel over kinderen in gevangenissen uit het Kinderrechtenverdrag [artikel 37 IVRK] mag dit alleen worden ingezet als allerlaatste mogelijkheid. Dit artikel zou veel meer als leidraad moeten worden genomen voor beslissingen van het Hof op dit gebied. Dit geldt ook voor gesloten jeugdzorg. Het recht op vrijheid en veiligheid uit het EVRM [artikel 5 EVRM] is heel onduidelijk geformuleerd. Daar kan het IVRK een goede leidraad bieden. Refereren aan het Kinderrechtenverdrag kan een bruikbare manier zijn om te de focus te verleggen.” Kilkelly is van mening dat advocaten veel meer training nodig op dit gebied. “Als er meer aandacht wordt besteed aan kinderrechten in nationale zaken, dan zullen ze ook op een breder niveau worden geaccepteerd. Ik weet dat het lastig is voor advocaten want vaak worden argumenten op basis van het Kinderrechtenverdrag weggewuifd, maar dat neemt niet weg dat kinderrechten in ieder stuk van een advocaat moeten voorkomen. Laat de rechter deze argumenten maar verwerpen, we moeten ze wel blijven aandragen, om uiteindelijk succes hebben. De wettelijke status van het Verdrag is
13
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 14
Zelden was een pasgeboren baby zo snel beroemd als de kleine Hendrikus. Omdat zijn ouders licht verstandelijk gehandicapt zijn en er aan hun pedagogische kwaliteiten werd getwijfeld, belandde Hendrikus daags na zijn geboorte in een pleeggezin. Nu is hij vooralsnog weer bij zijn ouders teruggeplaatst, in afwachting van nader onderzoek. De redactie belicht de ethische, psychologische en juridische aspecten van de beslissingen in het leven van deze baby, die inmiddels een ‘zaak’ heet.
De belangenafweging in de zaak van baby Hendrikus
Hoeveel risico is aanvaardbaar? De redactie
De kinderrechter plaatst op advies van de Raad voor de Kinderbescherming Hendrikus daags na zijn geboorte op 13 oktober 2008 in een crisispleeggezin. Hendrikus werd naar het oordeel van de rechter in zijn ontwikkeling bedreigd omdat zijn ouders over onvoldoende opvoedkundige vaardigheden lijken te beschikken. De ouders zijn licht verstandelijk gehandicapt en waren tot een maand voor de bevalling niet in het zicht van de hulpverlening. Deze beslissing leidt tot veel onbegrip bij de verstandelijk beperkte ouders en hun omgeving. Professionals vanuit onder meer MEE, het Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de huisarts en de voogd van de William Schrikker Groep lichten hun visie op de zaak toe. De media storten zich op Hendrikus. Ook de familieleden laten zich horen en stellen dat zij er vertrouwen in hebben dat de ouders er alles aan zullen doen om hun kind op een verantwoorde wijze op te voeden. De kinderrechter in Arnhem bevestigt het besluit tot de tijdelijke spoedplaatsing in een pleeggezin en een ondertoezichtstelling bij de William Schrikker Groep. Verder draagt hij de hulpverleners op om snel en goed onderzoek te doen “naar de cognitieve vermogens van de ouders, waaronder de leerbaarheid, de persoonlijkheidsontwikkeling van de ouders in relatie tot het kind nu en in de toekomst en de pedagogische en affectieve vaardigheden van de ouders.”1 Een aantal deskundigen neemt het voor de ouders op. Zoals Marianne Riksen-Walraven, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Doordat de ouders pas geobserveerd werden tijdens hun opvoedkundige taken hebben ze geen eerlijke kans gehad om goed contact op te bouwen vindt ze: “Juist die eerste tijd is heel belangrijk. Het lekker lang kijken naar de baby, uitvinden hoe hij reageert en wat hij fijn vindt. Iederéén moet zijn kind leren kennen.”2
14
De directeur van MEE Nederland, Kees Korthals reageert op de zaak in het tv-programma Goedemorgen Nederland van 2 februari 2009. Hij schat in dat veel problemen in het gezin voorkomen hadden kunnen worden als ze eerder met de hulpverlening in contact zouden zijn geweest. Korthals stelt dat de Raad voor de Kinderbescherming bij ongeveer de helft van de 1600 ouders met een verstandelijke beperking heeft moeten ingrijpen omdat de ontwikkeling van hun kind geschaad werd. In afwachting van nader psychologisch onderzoek beslist de kinderrechter in april 2009 dat Hendrikus voorlopig weer thuis bij zijn ouders mag wonen omdat zij goed reageren op de hulp die ze krijgen aangeboden en omdat de intensieve begeleiding de veiligheid van de baby voldoende waarborgt. De spoedplaatsing in het pleeggezin liep bovendien ten einde en uiteraard telde het belang van Hendrik en zijn ouders om te werken aan hun hechtingsrelatie ook zwaar. Of Hendrikus nu wel of niet bij zijn ouders kan opgroeien, de band met zijn ouders blijft van belang voor de rest van zijn leven. Hendrikus is drie dagen per week onder de hoede van een kinderdagverblijf. Vier dagen per week is er hulp in huis om zijn ouders te ondersteunen. 's Avonds wordt er gewaakt via een webcam. De definitieve beslissing valt in juli als er pedagogisch onderzoek is verricht. Onderzocht wordt of de ouders voldoende in staat zijn te voorzien in de behoeften van hun kind en welke hulp zij daar voor nodig hebben. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om Hendrikus niet terug te plaatsen, vooral omdat er in afwachting van het psychologisch onderzoek nog geen definitief besluit mogelijk is en de druk op de ouders nu te groot zou kunnen zijn omdat alle ogen op hen gericht zijn.3
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 15
Belangenafweging Vanuit welke invalshoek de problemen van baby Hendrikus en zijn ouders ook worden belicht – ethische, psychologische of juridische – steeds gaat het om een belangenafweging tussen de belangen van Hendrikus en of hij veilig bij zijn ouders op zou kunnen groeien en de belangen van de verstandelijke beperkte ouders om met goede begeleiding hun eigen kind op te mogen voeden. Ethische dilemma's De rechtbank heeft het belang van het kind als uitgangspunt genomen. De vraag blijft staan of dit ook daadwerkelijk in het belang van Hendrikus is. Binnen de ethiek kan er spanning ontstaan tussen twee principes: de autonomie van de ouders en het belang van het kind. Ouders hebben een grote vrijheid om beslissingen te nemen voor hun kind vanuit het idee dat het belang van het kind over het algemeen in het belang van de ouders ligt. En dat ouders in principe ook het beste voor hun kinderen willen. Alleen als duidelijk blijkt dat dit niet zo is, mag er ingegrepen worden. Nu is het zo dat men zich moet afvragen of de ouders van Hendrikus competent genoeg zijn om zich autonoom kunnen zijn in de opvoeding van hun kind. Als zij niet als competent worden gekwalificeerd, zal de nadruk niet op hun autonomie worden gelegd. Dan is er het belang van het kind, wat als een belangrijke waarde wordt gezien. Echter, het is moeilijk om precies vast te stellen wat dan dat belang van het kind is. Wie bepaalt wat het belang van het kind is? En hoe bepaalt men dit? Het belang van het kind is vaak ook cultureel en maatschappelijk bepaald en haalt daarmee soms ongewild de bodem onder de eigen fundering onderuit. Aan de andere kant hebben we geen andere waarde om te bepalen wat goed is voor Hendrikus. Of het werkelijk in het belang is van Hendrikus om bij zijn ouders te worden teruggeplaatst is maar de vraag. Deze vraag kunnen we ook doortrekken naar de ouders. Is het in hun belang? Wat als het weer misgaat en hun kind toch weer weg wordt gehaald? Het is positief dat de ouders welwillend zijn om hulp te zoeken en te accepteren. Onderzoek heeft laten zien dat niet het IQ van de geestelijk gehandicapte het succes bepaalt van ouderschapscapaciteiten maar dat het juist de welwillendheid om hulp te zoeken en te aanvaarden dit succes bepaalt. Als we dit onderzoek volgen zouden we kunnen stellen dat baby Hendrikus dus terecht naar zijn ouders is teruggeplaatst en dat zij een kans verdienen om te bewijzen dat zij het aankunnen om hun zoon bij zich te houden. Dat zou de mooiste uitkomst zijn. Echter, dit valt te betwijfelen. De kans dat de ouders het niet zullen redden, ook met alle hulp die hen geboden wordt, is groot. Wellicht te groot.
En hoe lang houdt men zo'n intensieve hulpverlening vol, waaronder 24 uur per dag bereikbaarheid voor hulp? Verder is uit onderzoek bekend dat als het kind zelf wel een normaal IQ heeft, het toch ook weer uit huis geplaatst moet worden op termijn omdat het zich niet kan ontplooien thuis omdat ouders dan het kind niet meer kunnen sturen in de opvoeding. Die kans is hier helaas zeer groot. Het belang van Hendrikus lijkt te liggen in plaatsing bij een permanent pleeggezin, waarbij de ouders op afstand een rol kunnen krijgen in het leven van hun kind. Dit moet zorgvuldig begeleid worden. Psychologische aspecten Er zijn veel onzekere factoren met betrekking tot de opvoedingsvaardigheden en mogelijkheden van de ouders. Het gaat om zeer kwetsbare ouders die veel hulp nodig hebben. De ouders blijken naar de mening van sommige deskundigen – zoals de Raad voor de Kinderbescherming – niet in staat zelfstandig de opvoeding van baby Hendrikus uit te voeren en krijgen op dit moment intensieve begeleiding. Gezien de affectieve band die baby's en jonge kinderen met hun ouders hebben en de daaruit voortkomende gehechtheidsontwikkeling is het van belang op korte termijn zijn opvoedperspectief helder te krijgen. In zijn korte leven heeft de baby al verschillende opvoeders gehad. Bij zijn ouders zijn verwachtingen gewekt waar mogelijk in de toekomst geen gevolg aan kan worden gegeven. Een kind dat moet opgroeien met een verstoorde hechtingsrelatie krijgt met grote waarschijnlijkheid problematische relaties met anderen waardoor hij nu, en later als volwassene niet adequaat kan functioneren in de samenleving. In het belang van baby Hendrikus gaat het niet om ouders een kans te geven om op te voeden. Het is vooral in het belang van baby Hendrikus of hij in de positie is dat hij onbedreigd mag opgroeien. Mensenrechten, kinderrechten Ruim twee jaar geleden, op 30 maart 2007, heeft Nederland het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VN-Gehandicaptenverdrag) ondertekend. De implementatietrajecten in voorbereiding op de ratificatie zijn op verschillende ministeries in volle gang. Persoonlijke autonomie is een belangrijk basisbeginsel van het Verdrag (artikel 3, sub a). Dit komt op vele plaatsen terug, zoals in artikel 23 waarin de vrijheid voor mensen met een beperking is geregeld om een gezin te stichten en zelf te bepalen of, en zo ja, hoeveel, kinderen ze op de wereld zouden willen zetten.4 Ook in andere, meer algemene, mensenrechtenartikelen zijn de reproductieve vrijheden en de bescherming van het gezinsleven geregeld, zoals in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 23, lid 2 van het
15
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
GEZIN
10-06-2009
16:52
Pagina 16
ACTUELE SITUATIE
Fysiek welzijn 1.
Adequate verzorging is de zorg voor gezondheid en fysiek welbevinden (bv.
Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten, en artikel16, lid 1, sub e van het VN-Vrouwenverdrag.
het bieden van ruimte, verwarming, kleding, persoonlijk eigendom, voeding, inkomen, enz.) passend bij het kind. Daarnaast ervaren de ouders geen zorgen met betrekking tot deze condities. 2.
Een veilige fysieke directe omgeving biedt lichamelijke bescherming aan het kind. Dat betekent afwezigheid van gevaar in de woning en omgeving, afwezigheid van bedreigende toxische invloeden, afwezigheid van mishandeling en afwezigheid van geweld in de directe omgeving van het kind
Opvoeding 3.
Affectief klimaat. Geborgenheid, steun en begrip van de ouder, passend bij
4.
Een ondersteunende flexibele opvoedingsstructuur
De belangen van de ouders van Hendrikus zullen, als gezegd, gewogen moeten worden ten opzichte van de belangen van de baby. Op sommige aspecten zullen deze belangen naar een zelfde beslissing leiden, zoals het belang van alle drie om met elkaar te mogen leven, soms kunnen deze belangen echter divergeren, zoals het belang van de ouders om hun kind op te mogen voeden, versus de waarborg voor de ontwikkeling van Hendrikus.
het kind en tot uiting komend in de relatie die het kind met zijn ouders heeft. • Voldoende regelmaat in het leven van alledag. • Aanmoediging, stimulering, geven van instructie en het stellen van realistische eisen. • Het stellen van grenzen, het geven van regels, het geven van realistische eisen. • Het uitoefenen van controle op het gedrag van het kind. • Het voldoende ruimte laten aan het kind voor eigen wensen en vrijheid voor eigen initiatief en experimenteren, evenals de vrijheid om over de structuur te (leren) onderhandelen. • Het kind krijgt niet meer verantwoordelijkheid dan het aankan en ervaart zo binnen die begrenzing de gevolgen van zijn gedrag, leert zo de gevolgen in te schatten en zijn gedrag af te wegen. 5.
Adequaat voorbeeldgedrag ouder. Het kind neemt gedrag, optreden, waarden
6.
Interesse. Het tonen van belangstelling voor het kind en zijn leefwereld door
en normen van zijn ouders over die nu en later van belang zijn. de ouder.
GEZIN 7.
TOEKOMST EN VERLEDEN
Continuïteit in opvoeding en verzorging, toekomstperspectief. Een ouder verzorgt het kind en voedt het zodanig op dat er hechting optreedt. Het basisvertrouwen dat ontstaat wordt in stand gehouden door de beschikbaarheid van de ouder. Het kind ervaart toekomstperspectief.
SAMENLEVING 8.
ACTUELE SITUATIE
Een veilige fysieke wijdere omgeving biedt lichamelijk bescherming aan het kind. De buurt waarin het kind opgroeit is veilig evenals de samenleving. Criminaliteit, oorlogen, natuurrampen, besmettelijke ziekten, enzovoort zijn afwezig.
9.
Respect. De behoeften, wensen, gevoelens en verlangens van het kind worden serieus genomen door de omgeving van het kind.
10. Sociaal netwerk. Het kind (gezin) heeft diverse steunbronnen in zijn omgeving waarop het een beroep kan doen. 11. Educatie. Het kind krijgt scholing en opleiding en de gelegenheid tot het ontplooien van talenten (bv. sport en muziek). 12. Omgang met leeftijdgenoten. Het kind heeft omgang met andere kinderen in gevarieerde situaties passend bij de belevingswereld en het ontwikkelingsniveau van het kind. 13. Adequaat voorbeeldgedrag samenleving. Het kind komt in contact met andere kinderen en volwassenen van wie het gedrag, optreden, waarden en
Het model van veertien ontwikkelingsvoorwaarden, nader ontwikkeld door Kalverboer en Zijlstra5, kan helpen om het belang van het kind in kaart te brengen (zie kader). Elk kind heeft er recht op dat zijn belang een primaire overweging vormt bij elke beslissing die hem treft, dat staat in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, VN-Kinderrechtenverdrag). Artikel 3, lid 1 IVRK vormt evenals artikel 6 IVRK een basisbeginsel uit het Verdrag. Artikel 6, lid 2 IVRK verplicht overheden om de continue ontwikkeling van kinderen te waarborgen. Uit het model van Kalverboer en Zijlstra is af te leiden dat het belang van het kind op een goede ontwikkeling heel wat meer vergt dan het voorzien in basisbehoeften en veiligheid. Ouders moeten kun kinderen tot voorbeeld kunnen zijn, moeten het kind uitdagen tot nieuwe ontwikkelingsstappen en tegelijkertijd duidelijke grenzen stellen, zij moeten zich kunnen verplaatsen in de belevingswereld van hun kind en bovenal moeten zij continuïteit bieden aan hun kind. Het zijn juist deze, wat abstracte, vaardigheden die veel zullen eisen van verstandelijk beperkte ouders. Juist op die terreinen – veel minder dan in de dagelijkse verzorging – is het moeilijk om ‘leergedrag’ te tonen voor deze ouders omdat het abstraheren, anticiperen, inleven, per definitie moeilijk is als je verstandelijke vermogens beperkt zijn. In de eerder genoemde uitzending van Goedemorgen Nederland verhaalde een volwassen vrouw over de moeilijkheden die zij als kind had ervaren met haar verstandelijke gehandicapte ouders: “ik heb nooit een moeder als voorbeeld gehad, vanaf mijn twaalfde had ik niets meer aan haar. Eigenlijk blijf je je hele leven zo’n ouder missen bij wie je terecht zou willen kunnen.”
normen kan overnemen die hem nu en later van belang zijn.
SAMENLEVING
TOEKOMST EN VERLEDEN
14. Stabiliteit in levensomstandigheden, toekomstperspectief. De omgeving verandert niet onvoorzien en plotseling. Optredende veranderingen komen aangekondigd en zijn inzichtelijk voor het kind. Identificatiefiguren en steunbronnen blijven bestaan, evenals de mogelijkheid tot het aangaan van relaties door eenheid van taal. De samenleving biedt het kind een toekomstperspectief.
16
Het belang van Hendrikus én van zijn ouders is op meer plekken geregeld in het VN-Kinderrechtenverdrag. Kinderen hebben er recht op om bij hun ouders te leven als en zolang dat hun belang niet schaadt (artikel 9 IVRK). De overheid respecteert de eerste verantwoordelijkheid van ouders in de opvoeding, geeft hen ondersteuning en creëert voorzieningen voor de zorg van kinderen (artikel
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 17
Foto:
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
18 IVRK). En een kind dat tijdelijk niet bij zijn ouders kan wonen heeft recht op bijzondere bescherming en de continuïteit in de opvoeding staat daarbij centraal (artikel 20 IVRK). Conclusie Alle belangen, dilemma’s en rechten overziend en in de wetenschap dat we Hendrikus, noch zijn ouders kennen, lijkt het ons dat het belang van de Hendrikus toch wijst in de richting van een plaatsing in een permanent pleeggezin waarbij de ouders uiteraard een belangrijke rol krijgen in het leven van hun kind. Daarbij wegen het vereiste van continuïteit in de opvoeding en de vervulling van de ontwikkelingsvoorwaarden het zwaarst. Daarnaast speelt het feit dat het bij de helft van de gezinnen met verstandelijk gehandicapte ouders misgaat een rol. Hoeveel risico mag je
nemen als het gaat om kwetsbare kinderen die recht hebben op bijzondere bescherming? In deze zaak, met zulke grote dilemma’s, zijn er geen winnaars. Er is gekozen voor de minst slechte oplossing. We wachten met spanning op de definitieve uitspraak in juli. Philip Romer, Lennie Haarsma en Carla van Os schreven dit artikel.
1 Rechtbank Arnhem, 2 februari 2009 LJN:BH1556, nr 179032. 2 NRC, 10 januari 2009, ‘Een uur per twee weken om een band te kweken. Deskundigen kritisch over onderzoek naar zwakbegaafde ouders van weggehaalde baby.’ 3 Persbericht Raad voor de Kinderbescherming, dd. 6 mei 2009. 4 Geldof van Doorn, L & Oostland, R. (2008). ‘Het gehandicaptenverdrag: een verdrag met implicaties voor Nederland’, in: NJB, 1 augustus 2008, p. 1715-1719. 5 Kalverboer, M & Zijlstra, E. (2006). ‘Het belang van het kind in het Nederlands recht. Voorwaarden voor ontwikkeling vanuit een pedagogisch perspectief‘. Amsterdam: SWP, p. 31-32.
Reactie William Schrikker Jeugdbescherming De William Schrikker Jeugdbescherming voert de gezinsvoogdij uit over vele honderden kinderen van ouders met een verstandelijke beperking. Bij een van die kinderen, een baby nog, kijkt Nederland intensief mee over de schouder van de ouders en de gezinsvoogd. De William Schrikker Jeugdbescherming heeft, na intensief, zorgvuldig en voortdurend wikken en wegen en bekrachtigd door de kinderrechter, tot een oplossing besloten waarbij de veiligheid van deze baby zo goed mogelijk gewaarborgd is, en de ouders en de baby – in elk geval vooralsnog – voor elkaar behouden blijven. Opkomen voor de rechten van het kind betekent immers, naast verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid en ontwikkeling, ook dat we ons maximaal moeten inspanning om de ouders van het kind de ondersteuning te bieden die zij nodig hebben. Hoeveel risico is aanvaardbaar? is de vraag van dit artikel. We kunnen die risico’ niet volledig overzien. De hoogte van het IQ is geen voorspeller van falend ouderschap, zo weten we uit onderzoek. We moeten dus varen op onze professionele afweging. Dat doen we gewetensvol, genuanceerd en voortdurend oplettend. Of Nederland met ons mee kijkt of niet.
17
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 18
kenjerecht
Dragen van een hoofddoek op school De twaalfjarige Fatima is van Marokaanse afkomst. In september gaat zij naar de middelbare school. Omdat dit een grote stap in haar leven is, heeft zij besloten om ook vanaf dan te beginnen met het dragen van een hoofddoek. Fatima hecht veel waarde aan haar geloof en de bijbehorende tradities. Op televisie volgt Fatima steeds vaker discussies over het dragen van een hoofddoek op middelbare scholen. Ze vraagt zich af of haar middelbare school haar het dragen van een hoofddoek kan verbieden. Ook vraagt ze zich af of de mogelijkheid bestaat om vrij te krijgen om het Suikerfeest te vieren. Fatima besluit haar vragen per mail te voor te leggen aan de Kinder- en Jongerenrechtswinkel. Een paar weken geleden heeft de Kinder- en Jongerenrechtswinkel een voorlichting gegeven op haar basisschool, ze kan daardoor het emailadres heel gemakkelijk vinden. Een medewerker van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel mailt haar terug dat het is toegestaan om een hoofddoek op school te dragen als uiting van haar religieuze overtuiging. De vrijheid van godsdienst wordt immers door de Grondwet gegarandeerd. Maar er zijn wel bijzondere scholen die hun onderwijs baseren op een specifieke religie en daar bestaat de mogelijkheid dat leerlingen geen hoofddoek mogen dragen. Het dragen van een hoofddoek als uiting van de islam kan namelijk in strijd zijn met de religie die de
school voorstaat. Het recht om op een bijzondere school het dragen van een hoofddoek te verbieden komt ook voort uit de vrijheid van godsdienst. De school moet haar standpunt op dit onderwerp schriftelijk vastleggen en bekend maken. De medewerker vraagt Fatima om de naam van haar toekomstige school aan de Kinderen Jongerenrechtswinkel door te geven zodat zij voor haar uit kan zoeken of het dragen van een hoofddoek op die school is toegestaan. Over het Suikerfeest mailt de medeweker van Kinder- en Jongerenrechtswinkel haar het volgende: ieder kind heeft recht op verlof als ze plichten moet vervullen die voortvloeien uit godsdienst of levensovertuiging. Dit geldt dus ook voor het Suikerfeest. We leggen haar uit dat haar ouders, als ze gebruik wil maken van extra verlof om het Suikerfeest te vieren, dit minimaal twee dagen van tevoren schriftelijk moeten melden bij de directeur van de school. De school geeft voor het Suikerfeest in principe een dag vrij. Fatima bedankt de medewerker voor haar hulp en geeft haar de gegevens van haar toekomstige school door, want ze wil graag dat dit voor haar wordt uitgezocht. Caroline Hooper is medewerker van de Kinder -en Jongerenrechtswinkel Amsterdam.
Kinder- en jongerenrechtswinkels Amsterdam Den Haag Rotterdam Groningen Leiden Maastricht Nijmegen
020 6260067 070 3466325 010 4120208 050 3125040 071 5130530 043 3259757 024 3601733
www.kinderrechtswinkel.nl
18
www.jongerenrechtswinkel.nl www.kinderrechtswinkeldenhaag.nl www.kjrwrotterdam.nl www.kjrw-noord.nl www.kinderrechtswinkelleiden.nl www.kjrwlimburg.nl www.kinderrechtswinkelgelderland.nl
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 19
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
.
De stap naar effectieve medezeggenschap
Het verkopen van woorden Eva van Roekel
Jongeren spreken zich niet vanzelf uit over onderwerpen die zij belangrijk vinden. Ze hebben wel een mening, maar die mening uitdragen is soms lastig. Dit geldt in hoge mate voor jongens en meisjes die in justitiële jeugdinrichtingen verblijven. Zij worstelen met basale vragen als ‘wanneer kan ik op mezelf gaan wonen; wanneer zie ik mijn ouders weer; hoe blijf ik uit de problemen?’ Daarnaast spelen algemenere kwesties, die hen persoonlijk raken. Wat vinden deze jongeren van het drugsbeleid in Nederland? Wat voor mening hebben ze over loverboys of het dominante seksuele vrouwbeeld in videoclips? Wat vinden ze van de leefsituatie in de justitiële jeugdinrichting. Toch is het niet vanzelfsprekend dat zij hierover op een constructieve wijze met elkaar in gesprek gaan. De Nationale Jeugdraad – een koepel van jongerenorganisaties die projecten voor, door en met jongeren organiseert – probeert hierin verandering te brengen. Dit doet zij door het organiseren van debatten en presentatie- en vergadertrainingen aan jongeren in tien justitiële jeugdinrichtingen. Door communicatie- en presentatietechnieken leren jongeren met elkaar discussiëren. Met elkaar debatteren is een middel voor jongeren om vaardigheden te leren en om een stap richting medezeggenschap te zetten.
Debatteren achter gesloten deuren In het najaar van 2008 in een van de justitiële jeugdinrichtingen in Nederland debatteren jongeren over de stelling dat er camerabewaking in de doucheruimtes zou moet komen. Het debat gaat al snel over de vraag wat belangrijker is binnen een justitiële jeugdinrichting: de privacy of de veiligheid van de jongeren? De meningen blijken sterk verdeeld. Een groep vindt het geen slecht idee, dan weet je precies wie iets heeft gedaan als er een gevecht uitbreekt. Een ander meisje grapt dat ze camerabewaking wel een goed idee vindt om zeker te weten dat iedereen zich echt wast. De groep die tegen camera’s is, stelt privacy erg op prijs en zegt dat ze dat geld beter kunnen besteden aan andere dingen. Er zijn immers altijd begeleiders aanwezig. Een meisje denkt dat iedereen nog erger zal stinken, omdat dan niemand meer zal douchen.
In dit artikel wordt ingegaan op de richtlijnen die gelden voor jongerenparticipatie in justitiële jeugdinrichtingen en op welke wijze jongerenparticipatie in de praktijk werkt. Inspraak in justitiële jeugdinrichtingen Door uitsluiting van grote groepen jongeren in de jaren tachtig en de angst in de Haagse politiek van een sterke groei van onbetrokkenheid bij jongeren werd in de jaren negentig de roep om jongerenparticipatie luider.1 Deze ontwikkeling is mede verder ontwikkeld door het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Volgens dit document heeft elk kind het recht om zijn of haar mening te uiten in alle facetten van zijn of haar leven. In de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen – die sinds 1 september 2001 van kracht is –staat het verblijf van de jeugdige in de justitiële jeugdinrichting centraal. Jongerenparticipatie is in deze wet marginaal uitgewerkt. Enkel in artikel 79 van deze wet gaat over medezeggenschap voor jongeren: ‘De directeur draagt zorg voor een regelmatig overleg met de jeugdigen over zaken die rechtstreeks hun verblijf raken. Zowel de jeugdigen als de directeur kunnen deze onderwerpen in dat overleg aan de orde stellen’. Hoe dit vormgegeven moet worden binnen de justitiële jeugdinrichting wordt niet nader uitgewerkt en laat (wellicht té) veel ruimte over voor concrete uitvoering van dit wetsartikel. De praktijk laat zien dat inspraak in justitiële jeugdinrichtingen een lastig proces is. Verschillende factoren spelen hierbij een rol: gebrek aan structurele begeleiding van de jongerenraden, het grote verloop van jongeren, onduidelijkheid over de invulling van inspraak en medezeggenschap, weinig begrip op de werkvloer en een grote werkdruk bij medewerkers. Toch wordt naarstig naar een oplossing gezocht door medewerkers justitiële jeugdinrichtingen voor deze problemen. In bijna alle justitiële jeugdinrichtingen in Nederland worden jongerenraden opgezet. Maar jongerenparticipatie in een gesloten
19
10-06-2009
16:52
Pagina 20
Foto:
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
Trainen binnen de muren Voor de training van vandaag hebben de speciaal opgeleide jonge vrijwilligers zich zo neutraal mogelijk aangekleed: geen strakke truitjes, drukke bloesjes, sieraden of dure horloges. Want alles kan afleidend werken als je voor een groep staat. Een groep jongens hangt quasi ongeïnteresseerd achterover in hun stoel. Ze hebben helemaal geen zin in een training. Maar de vrijwilligers laten zich niet uit het veld staan en geven iedereen een hand. De trainers starten de training met een spel: het verkopen van een flut product, maar wel zo overtuigend dat de hele groep er een van zou willen hebben. Iwan staat radeloos voor de groep: hoe moet ik nu een roze wasknijper verkopen? De andere jongens krijgen de slappe lach. Iwan vraagt zich af wat dit nu te maken heeft met debatteren. Goede opmerking zegt de vrijwilliger van de Jeugdraad. Je zou kunnen zeggen dat je in een debat jouw mening verkoopt aan een ander. En dat is precies wat we vandaag gaan doen. Tijdens het ochtendprogramma komen verschillende debatvormen aan bod en de jongens oefenen met het verwoorden en onderbouwen van hun mening over verschillende stellingen over het leven in een justitiële jeugdinrichting. Hoe presenteer je jezelf? Hoe overtuig ik een ander van mijn mening? Maar ook, hoe vergader je met elkaar? Hoe kunnen we als jongerenraad bijvoorbeeld brainstormen over het organiseren van leuke activiteiten binnen je justitiële jeugdinrichting of zorgen dat er betere veiligheidsmaatregels komen of andere bezoekregelingen met familie? Tijdens de pauze laten de jongens laten hun cel zien. Na het eten en roken is het tijd voor het middagprogramma: het grote Lagerhuisdebat met de manager en gedragswetenschapper van de justitiële jeugdinrichtingen als juryleden. Felle debatten worden gevoerd en de jury staat verbaasd te kijken. Dit hebben ze nog nooit meegemaakt: de jongens laten elkaar uit praten en hebben wel degelijk iets te vertellen. Aan het einde van de dag evalueren de vrijwilligers met de jongens wat ze van de dag vonden. Een van de oudere jongens zegt: “Het was eigenlijk best leuk. Maar misschien kunnen jullie de volgende keer iets korter trainen, dan kunnen we langer met elkaar in debat!” De naam van de jongere is gefingeerd
20
omgeving is een proces van lange adem en vallen en opstaan. Jongeren, (pedagogisch) medewerkers en het management van de verschillende justitiële jeugdinrichtingen zijn zich echter in toenemende mate bewust dat een goede invulling van jongerenparticipatie, en in het bijzonder een goede werking van de jongerenraad, bijdraagt aan het signaleren van knelpunten. En bij kan dragen aan het verbeteren van de hulpverlening. Sommige justitiële jeugdinrichtingen zoeken externe samenwerkingsverbanden om inspraak- en participatieprogramma’s in justitiële jeugdinrichtingen vorm te geven. Meedenken, meedoen en meebeslissen Sinds 2007 organiseert de Nationale Jeugdraad per jaar verschillende trainingsdagen in tien justitiële jeugdinrichtingen. Het creëren van voldoende veiligheid en vertrouwen om ook de jongeren die van zichzelf minder mondig zijn, is een essentieel gegeven. De trainingen die de Nationale Jeugdraad organiseert, zijn daarom gebaseerd op het peer to peer principe, oftewel jongeren leren jongeren. Jongeren in justitiële jeugdinrichtingen stellen over het algemeen meer vertrouwen in leeftijdsgenoten dan in ‘volwassenen’ en vertellen hen zaken die ze wellicht niet zouden aangeven aan een onderzoeker of aan de groepsleiding of instellingsdirectie. Doordat de trainers zelf jong zijn staan zij minder ver van hun belevingswereld af en trainen vanuit hun eigen ervaringen. Jongeren die in kwetsbare posities verkeren, zoals deze jongeren, hebben baat bij het vergroten van hun zelfvertrouwen en in contact staan met
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 21
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
andere jongeren uit de samenleving. Speciaal opgeleide jonge vrijwilligers geven de trainingen aan de jongeren in verschillende justitiële jeugdinrichtingen in Nederland, waarbij de deelnemende jongeren (zoveel mogelijk vrijuit) kunnen spreken over voor hen belangrijke onderwerpen ter voorbereiding op verdere inspraaktrajecten binnen de instelling. De kansen en mogelijkheden van deze jongeren zijn het uitgangspunt van waaruit gewerkt wordt. Er wordt niet alleen ingegaan op verbetering van de leefsituatie binnen de muren, maar ook gediscussieerd over maatschappelijk thema’s die jongeren in het algemeen bezighoudt. Door middel van debatten gaan jongeren met elkaar in gesprek en worden zij gestimuleerd om hun mening te uiten. Tijdens de training leren jongeren voor de groep staan. De trainingen voldoen slechts in een klein deel van de behoefte om ook deze jongeren een gezonde terugkeer naar hun thuis te verzekeren. Maar de stap naar inspraak in justitiële jeugdinrichtingen is gezet.
Wat meer zelfvertrouwen kan geen kwaad Mike is net zeventien geworden en verblijft al een tijdje in een justitiële jeugdrichting. Hij is op het eerste gezicht een boom van een vent en lijkt ver over de twintig, maar is timide en ligt niet zo lekker in zijn groep. Hij heeft in eerste instantie geen zin in een debattraining, hij gaat liever sporten of gamen. Maar het was of de training of op zijn kamer zitten zei zijn begeleider. Debatteren, wat heb je daar nu aan? Als Mike gevraagd wordt om naar voren te komen om een zijn mening te geven over voetbalvandalisme kijkt hij onwennig om zich heen; hij ziet zijn medegenoten. Eng om zo voor een groep te staan…toch begint hij een betoog waarom voetbalhooligans voor de kosten moeten opdraaien. Langzaamaan komt hij los, gebruikmakend van de presentatietechnieken die hij zojuist heeft opgepikt. In de middag als het debat start is Mike al zijn gene en schaamte voorbij en springt bij iedere nieuwe stelling op van zijn stoel. De jury roept Mike dan ook uit tot allerbeste debater van de justitiële jeugdrichtingen en krijgt daarvoor een bokaal uitgereikt. M straalt van trots en weet voortaan hoe hij met een begeleider in gesprek zal gaan.
de Nationale Jeugdraad, zijn de trainingen kortstondige momenten waar jongeren hun stem laten horen. De roep om jongerenparticipatie écht onderdeel te laten zijn van de instellingscultuur wordt maar deels beantwoord. Jongeren op constructieve wijze mondig maken is één ding, maar dit moet gelijktijdig ook gehoord worden door de hulpverleners en het management. Een jongerenraad die bijvoorbeeld effectief met elkaar vergadert, kan nog steeds geen wezenlijke veranderingen in gang zetten of advies uitbrengen als er te weinig gebeurt met hun inbreng binnen de instelling. De tijd is rijp dat de vrijblijvendheid van medezeggenschap in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen gewijzigd wordt, zodat ook de jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen effectief kunnen participeren. Ook zou er meer gebruik gemaakt kunnen worden van ervaringsdeskundigheid: jongeren die de justitiële jeugdinrichtingen verlaten, daar waar mogelijk, inzetten in inspraaktrajecten en begeleiding. Het betrekken van externe actoren in de ontwikkeling van jongerenparticipatie is een middel om over de muren van de justitiële jeugdinrichtingen te kijken, om van elkaar te leren en te innoveren. Een kruisbestuiving tussen professionals in de justitiële jeugdinrichtingen kan een middel zijn om jongerenparticipatie meer handen en voeten te geven in de justitiële jeugdinrichtingen in Nederland. Daarnaast is het belangrijk om jongeren te blijven faciliteren in het uiten van hun mening en hun inspraak te bevorderen. Het hebben van een mening is één, het uiten daarvan op een positieve en constructieve manier is een tweede. Een jongen in een justitiële jeugdinrichting verwoordt inspraak in zijn instelling op een bijzonder mooie wijze: ‘het verkopen van mijn woorden aan de directie’. Hiermee benadrukt hij een belangrijk punt: de vorm kan soms alles bepalend zijn in het in gang zetten van verandering.
De naam van de jongere is gefingeerd
Verkopen van woorden Het naleven van het recht op het uiten van een mening voor alle jongens en meisjes in Nederland wordt steeds meer gewoontegoed. Jongerenparticipatie in de justitiële jeugdinrichtingen leeft nu al ruim een tiental jaar. De praktijk leert dat er toch nog veel te doen is op het gebied van jongerenparticipatie, met name binnen de justitiële jeugdinrichtingen. Door de gebrekkige uitwerking van medezeggenschap in de Beginselenwet tasten veel enthousiaste medewerkers in justitiële jeugdinrichtingen, die jongerenparticipatie een stimulans willen geven, in het duister. Hoewel er verschillende structurele samenwerkingsverbanden zijn met justitiële jeugdinrichtingen en
Eva van Roekel werkte vorig jaar bij de Nationale Jeugdraad op het project Jeugdzorg/ justitiële jeugdinrichtingen. Momenteel promoveert ze aan de Universiteit Utrecht bij Culturele Antropologie.
Noot 1. Jansen, H. (2008). Jongerenraden in de jeugdzorg: Belangenbehartiging of persoonlijke ontwikkeling van cliënten? Ongepubliceerde scriptie, Master Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken, Universiteit Utrecht op website: http://www.jongerenparticipatie.amsterdam.nl/DMOJ/2/13/1/1/get .aspx
21
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 22
Malawi, een van de armste landen ter wereld, probeert met het aanpassen van zijn wetgeving de situatie voor kinderen in het land te verbeteren. Maar door armoede en de vele besmettingen met hiv/aids is dit niet gemakkelijk. In januari 2009 heeft het Comité inzake de Rechten van het Kind Malawi een aantal aanbevelingen gedaan hoe de overheid de rechten van kinderen beter kan realiseren.
Grote armoede bemoeilijken de realisatie van kinderrechten
Malawi rapporteert aan het Kinderrechtencomité Manon Eijgenraam
Bij de zesweken oude Daudi wordt, met een prik in haar hiel, getest of zij, net als haar moeder, besmet is met hiv. Een maand later zal haar moeder de uitslag krijgen. Sinds 2007 zijn er meer dan 5000 baby’s op deze manier getest. Het gebrek aan een goed regiem om moeders al tijdens hun zwangerschap de juiste medicijnen te geven om te voorkomen dat hun baby ook met hiv ter wereld komt, is een van de oorzaken van het hoge sterftecijfer van jonge kinderen in Malawi. Hoe staat het verder met de kinderrechten in Malawi?
Malawi Het Afrikaanse land Malawi ligt ingeklemd tussen Zambia, Tanzania en Mozambique. Het heeft ongeveer 12,3 miljoen inwoners, waarvan het merendeel jonger dan twintig jaar is. De voormalige Britse kolonie is in 1964 onafhankelijk geworden. In 1966 riep Hastings Kamuzu Banda Malawi uit tot een republiek en benoemde zichzelf tot president. Hij verbood alle andere partijen en tot 1994 heerste er een dictatuur in het land. Op 19 mei 2009 zijn er verkiezingen gehouden. De zittende president Bingu wa Mutharika is hierbij herkozen.
Malawi heeft in januari 2009 het Kinderrechtencomité ingelicht over de kinderrechtensituatie in het land. Aan de hand van de rapportage van de regering van Malawi, de rapportage van de nongouvernementele organisatie, Human Rights Consultative Committee en de zittingen bij het Comité, heeft het Kinderrechtencomité 83 aanbevelingen opgesteld. De vertegenwoordigers van Malawi erkennen dat, ondanks dat het land grote vooruitgang heeft geboekt, de rechten van kinderen uit het Kinderrechtenverdrag niet volledig zijn gerealiseerd. Drie keer per jaar komt het VN-Kinderrechtencomité bijeen in Genève. Zij spreken dan met vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en regeringen om een beeld te krijgen van hoe dat land omgaat met de rechten van kinderen.
22
Aan de hand daarvan stelt het Comité aanbevelingen op hoe een land het Kinderrechtenverdrag beter kan implementeren. In het vorige nummer van het Tijdschrift voor de Rechten van het Kind is er ruimschoots aandacht besteed aan de aanbevelingen van het Comité voor Nederland.
Human Rights Consultative Committee Human Rights Consultative Committee (HRCC) heeft de non-gouvernementele rapportage van Malawi opgesteld. HRCC is een netwerk van tachtig NGO’s die gezamenlijk de mensenrechten promoten en beschermen. De rechten van kinderen hebben een hoge prioriteit binnen HRCC. Zeker omdat kinderrechten in Malawi op grote schaal worden geschonden. Armoede en de impact van de hiv/aids-epidemie speelt hierbij een grote rol.
Het Kinderrechtencomité spreekt haar waardering uit over de vooruitgang die Malawi al geboekt heeft op het gebied van het harmoniseren van wetgeving op het gebied van kinderrechten. Zo zijn de Child and Young Persons Act en de Gender Equality Bill herzien. De herziening van de eerste wet was al in 2005 afgerond, maar de wet is nog steeds niet in werking getreden, omdat het geen prioriteit heeft bij het parlement. De bevolking van Malawi dringt aan op het implementeren van de wet. Maar betreurt het ten zeerste dat de wetten nog niet in werking zijn getreden. En dringt aan om deze wetten die kinderen betreffen met prioriteit in te voeren. Armoede Malawi is een van de armste landen van de wereld. Meer dan de helft van de bevolking leeft in armoede. Deze Malawiërs hebben niet meer dan
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 23
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
Kinderen zonder ouders Negen procent van de kinderen overlijdt voor hun vijfde verjaardag. De gemiddelde levensverwachting van de inwoners van Malawi is 48 jaar (in Nederland is dit tachtig jaar). HRCC schat dat 930.000 mensen besmet zijn met hiv. Door hiv/aids hebben veel kinderen hun ouders verloren. Het zijn de NGO’s en religieuze instellingen die kinderen zonder ouders opvangen. Sommige NGO’s helpen binnen een gemeenschap met het geven van ondersteuning en zorg voor kinderen zonder ouders, zonder enige (financiële) steun van de overheid. Zodat deze kinderen, in lijn met het Kinderrechtenverdrag, binnen hun eigen gemeenschap kunnen blijven wonen. Het Kinderrechtencomité spreekt wel haar zorgen uit over het stijgend aantal kindertehuizen dat opereren zonder toezicht van de overheid. Toch leven veel kinderen zonder ouders op straat. De overheid heeft geen specifiek beleid om deze kwetsbare kinderen te helpen. Het Comité maakt zich dan ook grote zorgen over deze straatkinderen die hulp en ondersteuning nodig hebben. In plaatst van deze hulp te bieden, sluit de overheid deze kinderen op in opvoedingstehuizen die bedoeld zijn voor kinderen die zijn veroordeeld voor een strafbaar feit. Het Comité dringt er op aan deze kinderen zorg, onderwijs en onderdak te geven die ze nodig hebben, zodat ze zich volledig kunnen ontwikkelen. Volgens de HRCC moet de overheid ook de adoptiewetgeving grondig herzien. De praktijk is nu dat kinderen zonder enige (adoptie)procedure bij hun families worden weggehaald en aangeboden voor interlandelijke adoptie. Het gebrek aan zorg-
Foto:
een dollar per dag te besteden. De helft van deze groep leeft zelfs in extreme armoede. Het grootste gedeelte van de bevolking onderhoudt zich door landbouw voor eigen gebruik. Het land heeft geen eigen delfstoffen of een zeehaven. Ook de enorme droogte, de hoge voedselprijzen en de hiv/aidsepidemie dragen bij aan de armoede. Malawi is in grote mate afhankelijk van financiële ondersteuning van internationale instanties en individuele donaties. Om de armoede aan te pakken is in 2006 de Malawi Growth and Development Strategie aangenomen. Deze strategie erkent dat sociale ontwikkeling van zeer groot belang is om armoede terug te dringen. Het verbeteren van onderwijs en gezondheidszorg zijn hierbij de belangrijkste uitgangspunten. De overheid werkt aan een Social Protection Policy. De overheid ondersteunt kwetsbare gezinnen hierin financieel en zorgt ervoor dat kinderen naar school kunnen. Het is een vooruitstrevend plan, maar volgens de HRCC is het, door gebrek aan goede registratie, lastig om de meest kwetsbare groep te bereiken. Daarnaast vereist het beleid een behoorlijke financiële investering, waarover de overheid niet beschikt. Het Kinderrechtencomité concludeert dat er wel diverse programma’s zijn die de armoede proberen te bestrijden, maar dat er geen coördinatie tussen deze programma’s bestaat, zodat zij maar heel weinig effect hebben op het verbeteren van de situatie van kinderen. Het Comité adviseert de regering van Malawi dan ook om met een concreet programma te komen om armoede te bestrijden. En om hierbij andere landen om hulp te vragen.
23
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
vuldige wetgeving op dit gebied heeft de adoptie door Madonna van het kindje David internationaal duidelijk gemaakt. Dit moet voor het Ministry of Women and Child Development een extra motivatie zijn om de adoptiewetgeving te harmoniseren met internationale documenten, zodat kinderen kunnen opgroeien binnen hun eigen gemeenschap en niet bij vreemden in het buitenland, aldus de HRCC. Ook het Comité dringt hierop aan. Gezondheidszorg en traditionele gebruiken Vanwege de grote armoede in het land is gezondheidszorg een groot probleem in Malawi. De overheid verstrekt muskietennetten zodat dat kinderen niet besmet raken met malaria. Ook boekt de overheid grote vooruitgang op het gebied van ‘veilig’ water, sanitaire voorzieningen en borstvoeding. Toch blijft het Comité bezorgd over het groot gebrek aan gekwalificeerd personeel (dat zeer weinig betaald krijgt), medicijnen, de toegang tot de gezondheidszorg en aan geld om hier iets tegen te doen. Het hoge sterftecijfer onder kinderen is hiervan een direct gevolg. Ook op het gebied van gezondheidzorg voor jongeren valt nog veel te verbeteren. Deze groep loopt een groot risico om besmet te worden met hiv/aids. Zo maakt het Comité zich grote zorgen over het hoge aantal tienerzwangerschappen en onveilige abortussen. Het Comité raadt Malawi aan om dit risico te verkleinen door het geven van goede voorlichting en het gratis laten testen op hiv/aids. Daarnaast moet er ook meer aandacht komen voor de overdracht van hiv van moeder op kind. Ook schadelijke traditionele gebruiken verhogen het risico op hiv. Volgens de HRCC komen deze praktijken, die schadelijk zijn voor kinderen, in Malawi nog veelvuldig voor. Zo zijn er inwijdingsceremonies waarbij meisjes, die in de pubertijd zijn, gedwongen worden seks te hebben met mannen als een vorm van het slagen voor je kindertijd. Het Comité is verheugd met de wet die tegen deze traditionele gebruiken is opgesteld. Wel blijft het Comité zich zorgen maken over het besnijden van meisjes dat in sommige etnische bevolkingsgroepen nog steeds voorkomt. Net zo als kinderhuwelijken. Vijftig procent van de kinderen trouwt voordat hij of zij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Onderwijs Het Kinderrechtencomité maakt zich ook grote zorgen over het onderwijs in Malawi. Kinderen krijgen onder erbarmelijke omstandigheden les. Gemiddeld is er een leraar beschikbaar op honderd kinderen. Er is een groot gebrek aan goed opgeleide docenten, maar ook aan onderwijsmateriaal. Malawi probeert om voor ieder kind gratis basisonderwijs beschikbaar te maken. Maar het ver-
24
16:52
Pagina 24
plichtende karakter en de toegang tot onderwijs ontbreken nog. Mede hierdoor en door gebrek aan geld wordt 29 procent van de kinderen in Malawi ingezet om te werken. Met name in de tabak- en theeplantages. Kinderen jonger dan veertien jaar werken al als volwaardig werknemers. Geweld en discriminatie domineren de werkomstandigheden waarin deze jonge kinderen moeten werken. Om dit te veranderen wordt de arbeidswetgeving aangepast, maar ook deze wet is nog niet aangenomen. Kinderen met een handicap hebben veel te maken met discriminatie. Voor kinderen met een handicap zijn er in Malawi geen speciale voorzieningen. Zo ontbreekt adequaat materiaal om te leren lezen en schrijven voor kinderen met een visuele beperking. Deze kinderen zijn afhankelijk van particuliere, voornamelijk religieuze instellingen en NGO’s. Jeugdstrafrecht Veel kinderen zijn bij hun geboorte niet geregistreerd. Dit geeft niet alleen problemen bij het maken van beleid – omdat het onduidelijk is over hoeveel kinderen het gaat – maar ook bij het jeugdstrafrecht. Omdat de leeftijd van kinderen vaak niet te achterhalen is, belanden veel kinderen in gevangenissen voor volwassenen, waar de kinderen aan grote gezondheidsrisico’s blootstaan. Om dit te voorkomen dringt het Comité er bij de overheid op aan om ervoor te zorgen dat alle kinderen bij hun geboorte worden geregistreerd. De strafrechtelijke minimumleeftijd van zeven jaar die in Malawi aan houdt, vindt het Comité veel te laag. Ook het voorstel om deze leeftijd te verhogen tot tien jaar, vindt het Comité nog steeds te laag. Ze dringt dan ook aan om de strafrechtelijke minimumleeftijdsgrens te verhogen tot minimaal twaalf jaar. Ten slotte De grote armoede waarin het land verkeert, heeft grote gevolgen voor de naleving van de rechten van kinderen. Het Kinderrechtencomité is zich hiervan bewust. Desondanks doet het Comité een aantal dringende aanbevelingen. Het is te hopen dat het land in 2013, wanneer het voor de derde keer moet rapporteren aan het Comité, een groot deel van deze aanbevelingen heeft kunnen opvolgen. Daarbij zal de steun van andere landen en instellingen en NGO’s hard nodig blijven hebben.
Verantwoording Dit artikel is gebaseerd op informatie afkomstig uit de aanbevelingen van het Kinderrechtencomité aan Malawi (CRC/C/MWI/ CO/2, 30 January 2009), de landenrapportage van Malawi (CRC/C/MWI/2, 17 July 2008) en de NGO-rapportage van de Human Rigths Consultatieve Committee van september 2008.
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 25
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
Kinderrechten uitgelicht
Ouders als eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van hun kind Goos Cardol
Tekening: Wim Stevenhagen
De Rotterdamse wethouder voor Jeugd, Gezin en Onderwijs (Geluk) heeft in zijn gemeente voorgesteld om scholen contracten te laten afsluiten met ouders. In deze contracten moet komen te staan wat school en ouders van elkaar kunnen verwachten. Bijvoorbeeld: dat ouders op school Nederlands spreken, kinderen thuis naar Nederlandse tv programma’s kunnen kijken en hun kind naar de peuterspeelzaal laten gaan. De wethouder doet dit in het kader van de Rotterdamse campagne ‘Opvoeden doen we samen’, waarin tien vanzelfsprekendheden zijn ontwikkeld, die deels te maken hebben met het volgen van onderwijs en deels de opvoeding van ouders aangaan. Een voorbeeld daarvan is: ‘ik bied mijn kinderen een warm en veilig thuis, waar het altijd welkom is’. Niet alleen wethouder Geluk, maar ook het Kinderrechtenverdrag kent ouders een hele belangrijke rol toe. Het begrip ‘ouders’ komt zelfs 58 keer voor in het Kinderrechtenverdrag. Ouders zijn de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kind (artikelen 5 en 18 IVRK).
Vanzelfsprekend moet daarbij het belang van het kind de eerste zorg van ouders zijn. Van de overheid mag worden verwacht dat zij beide ouders hierin faciliteren (artikel 5 IVRK). Dat doet de overheid door bijvoorbeeld te zorgen dat er kinderopvang is, dat er onderwijsvoorzieningen zijn, consultatiebureaus, een Raad voor de Kinderbescherming enzovoort. Scholen hebben, zo stelt het Kinderrechtenverdrag, de taak om kinderen te helpen zich in brede zin zo goed mogelijk te kunnen ontplooien (artikel 29 IVRK). Daarmee ontstaat een vierkant waarin ouders, kind, school en overheid ‘de spelers’ zijn en waarbinnen men elkaars verantwoordelijkheden en rechten en plichten dient te waarborgen en respecteren. Het gaat bij het nemen van besluiten of bij beleidsbepaling altijd om het maken van afwegingen waarbij recht wordt gedaan aan de positie van alle spelers. Het kinderrechtenverdrag biedt daarvoor een kader. De vraag is of wat er in Rotterdam gebeurt voldoende rekening houdt met de rechten en plichten van ouders als eerst verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kind. Ik denk van niet. Om als school ouders te willen ondersteunen bij de opvoeding van hun kind is een prima uitgangspunt. Maar een contract laten tekenen gaat mij te ver. Temeer ik in dit contract niet terugzie wat ouders van de school kunnen verwachten, terwijl een contract wel iets tweezijdigs suggereert. Het is niet helder of de ouders zich op deze wijze ondersteund voelen in de opvoeding van hun kind. De afspraken met ouders zijn eenzijdig, omdat het alleen gaat over wat school van ouders kan verwachten. Bovendien gaat het mij te ver als de school in een contract vastlegt dat ouders hun kinderen thuis Nederlandse tv programma’s laten kijken en hun kind goed verzorgen. De school respecteert op deze wijze onvoldoende de rol van ouders als eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van hun kind, zoals dat is neergelegd in het Kinderrechtenverdrag. Dit is mijns inziens niet de wijze waarop de verantwoordelijkheid van ouders als eerste opvoeders van het kind moet worden waargemaakt.
25
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 26
Kinderen in Tel brengt vanaf 2006 de leefsituatie van de jeugd per provincie en gemeente in beeld. Het onderzoek laat zien welke provincie, gemeente of wijk goed en welke slecht scoort. Deze gegevens kunnen lokale en provinciale overheden helpen om hun beleid voor kinderen en jongeren aan te passen.
Algehele situatie kinderen verbetert, zorgelijke ontwikkelingen blijven
De invloed van Kinderen in Tel op lokaal jeugdbeleid Beata Stappers-Karpin´ska
Tekening: Wim Stevenhagen
Voor Rotterdam is Kinderen in Tel de aanleiding geweest om veel energie in het jeugdbeleid te steken en zich als gemeente in te zetten voor ‘kindvriendelijk’ beleid. Eerst is gekeken naar scholen, verkeer en groenvoorzieningen en nu is het kindvriendelijker maken van wijken in Rotterdam één van de belangrijkste thema’s voor het college van
Burgemeester en Wethouders geworden. Op 22 april 2009 nam wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs, Leonard Geluk, het eerste exemplaar van het Databoek Kinderen in Tel 2009 in ontvangst in het stadhuis van Rotterdam. Een bijna symbolische bijeenkomst op weg naar de verwezenlijking van het doel van Kinderen in Tel: het welzijn van kinderen verbeteren door het op gang brengen van een dialoog tussen beleidmakers, uitvoerders van het jeugdbeleid en de belangenbehartigers, met als basis statistische gegevens. De dialoog moet leiden tot het realiseren van gelijke rechten voor alle kinderen. Impact Kinderen in Tel Met het Databoek heeft Kinderen in Tel in Nederland een instrument gecreëerd voor data based advocacy, het lobbyen en monitoren volgens gegevens uit onderzoek met als doel verbetering van de positie van kinderen, in het bijzonder de armste en meest gemarginaliseerde groepen. Na vier jaar is het duidelijk dat het een belangrijk instrument is, dat voor diverse gemeenten aanleiding is geweest om aan de slag te gaan met het jeugdbeleid. Zo blijkt uit het onderzoek dat in april 2009 is gepubliceerd over de gevolgen van Kinderen in Tel voor het gemeentelijk beleid. In dit rapport Impact van Kinderen in Tel op lokaal jeugdbeleid zijn de resultaten verwerkt van de enquête die aan alle Nederlandse
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 27
Tijdschrift voor de Rechten van het Kind | juni 2009
Kinderen in Tel Kinderen in Tel brengt vanaf 2006 de leefsituatie van de jeugd per provincie en gemeente in beeld. In 2008 zijn voor het eerst ook gegevens op wijkniveau gepresenteerd. Aan de hand van twaalf indicatoren zoals gezondheidszorg, armoede en schoolverzuim, laat het onderzoek voor alle provincies, gemeentes en wijken in Nederland zien hoe het gesteld is met het welzijn van kinderen en in welke omstandigheden zij verkeren. Deze twaalf indicatoren zijn gebaseerd op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De gegevens zijn onder meer afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek en worden door Verwey-Jonker Instituut verzameld en gepubliceerd in het Databoek, waarin ook een ranglijst van gemeenten te vinden is. Naast het Databoek wordt ieder jaar een draaischijf gemaakt met daarop vijftig gemeenten die de minst positieve scoren halen op de ranglijst. Het is zeker niet de bedoeling om met de ranglijst en de schijf gemeenten te ‘straffen’ voor slecht beleid maar om vergelijkingen mogelijk te maken en een uitwisseling van informatie en samenwerking te stimuleren tussen diverse gemeenten. Kinderen in Tel is de Nederlandse versie van Kids Count, een project van de Amerikaanse Annie E. Casey Foundation, waarbij gelijksoortige vergelijkingen van de Amerikaanse staten worden gepresenteerd. Kids Count functioneert al langere tijd, zodat ook veranderingen op de ranglijst inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Zie voor meer informatie: www.kinderenintel.nl
gemeenten was verstuurd en waaraan 156 gemeenten deel hebben genomen. Volgens de uitkomsten van de impactmeter zijn in bijna vijftig procent van de gemeenten naar aanleiding van de gegevens uit het Databoek veranderingen doorgevoerd om de leefsituatie van kinderen en jongeren te verbeteren. In bijna veertig procent van de gemeenten is het jeugdbeleid op het Kinderrechtenverdrag gebaseerd, 56 procent van de ondervraagde gemeenten vindt dat kinderen in Nederland geholpen zijn door Kinderen in Tel, omdat de volgende zaken zichtbaar zijn gemaakt: • de positie van kinderen in de gemeenten; • de verschillen tussen gemeenten en regio’s; • de lacunes in het beleid; • de knelpunten in de leefomstandigheden van kinderen op lokaal niveau. Als aanbevelingen geven de gemeenten onder andere aan om: • Meer bekendheid te geven aan adviezen en tips van Kinderen in Tel; • Nog meer aandacht besteden aan de kinderrechten. Kinderen in Tel 2009 Elk jaar wordt aan de resultaten van Kinderen in Tel een thema meegegeven. Bij de eerste editie van Kinderen in Tel is een brochure uitgebracht Kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid; een handreiking voor gemeentebestuurder met relevante artikelen uit het Kinderrechtenverdrag, en uitleg over de indicatoren en actiepunten ten behoeve van de gemeentelijke beleidmakers. In het tweede jaar
was de aandacht in het bijzonder op provincies gericht met specifieke data over instroom van indicaties jeugdzorg en de opgelegde kinderbeschermingsmaatregelen. Als aanvullende uitgave is Kinderrechten in alle staten uitgebracht, een brochure met nuttige informatie over jeugdzorg en kinderrechten. Aan alle Gedeputeerde Staten is een lijst met actiepunten voor beter provinciaal jeugdbeleid toegestuurd. Vorig jaar stonden kinderrechten op wijkenniveau centraal. De gegevens uit het Databoek 2009 laten zien dat de tweedeling in de levensstandaard van kinderen en jongeren zich voortzet. Volgens de cijfers is de achterstand vooral in de grote steden zichtbaar maar niet alleen daar, ook in plattelandsgebieden leven veel kinderen in armoede en de tegenstellingen worden alsmaar groter. Er zijn opvallende verschillen tussen wijken. Dat betekent dat het beleid zowel individueel, plaatselijk, als per wijk aangepast moet worden. De cijfers over de periode 2000-2007 over heel Nederland geven aan dat de algehele situatie voor kinderen iets is verbeterd. Er zijn minder jongeren werkloos, het aantal tienermoeders is gedaald en kinder- en zuigelingensterfte komen minder voor. Een zorgelijke ontwikkeling is dat meer kinderen verwezen zijn naar de geïndiceerde jeugdzorg en dat het aantal kinderen dat vanwege een delict voor de rechter verschijnt, is toegenomen. Schoolverzuim Voor Kinderen in Tel 2009 is schoolverzuim als hoofdthema gekozen omdat het onderzoek een opvallende negatieve landelijke tendens liet zien bij schoolverzuim, dat bovendien slecht geregistreerd bleek te zijn. Kinderen en jongeren die spijbelen of school verlaten zonder diploma, behoren tot een extra kwetsbare groep die bijzondere aandacht nodig heeft. Zo stelt ook het Comité voor de Rechten van het Kind in de aanbevelingen voor de Nederlandse overheid die in januari 2009 geformuleerd zijn: ‘Bestrijd de tweedeling in de maatschappij en geef een toereikende steun aan kinderen in achterstandsposities.’ De indicator ‘verzuim’ van leerlingen is in twee richtingen te interpreteren. Hogere verzuimregistraties van gemeenten zijn aan de ene kant een goede zaak, omdat gemeenten daarmee oog houden voor een belangrijke risicofactor bij de opgroeiende jeugd. Aan de andere kant betekent een hoog verzuimpercentage ook dat er veel jongeren zonder geldige reden geen onderwijs volgen en dus spijbelen. In de afgelopen vier jaar is het verzuimpercentage van het totale aantal leerplichtige scholieren licht gestegen. Van alle gemeenten heeft ongeveer vijftien procent een verzuimpercentage dat hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Bij de helft van het aantal gemeenten dat in 2007 in de top tien stond, is het verzuim gestegen. Van de gemeente Vlieland is het verzuimpercentage het hoogte. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt
27
TRK nr 2 2009 BINNENWE v1:Binnenwerk
10-06-2009
16:52
Pagina 28
Actiepunten voor gemeenten om schoolverzuim te bestrijden: 1.
Schoolverzuim wordt nauwkeurig geregistreerd.
2.
Schoolverzuim wordt voorkomen door aantrekkelijk, inspirerend en voor alle kinderen en jongeren passend onderwijs en leer/werkprogramma’s te creëren.
3.
Er wordt voldoende geld beschikbaar gesteld voor individuele begeleiding van hulpbehoevende leerlingen.
4.
De woonomgeving van kinderen en jongeren moet inspirerend en veilig zijn.
5.
Scholen geven in lessen bekendheid aan kinderrechten en leren rechten van anderen te respecteren.
6.
Er is voldoende geld beschikbaar om deskundigheid en kwaliteiten te bevorderen van professionals die met kinderen en jongeren werken.
7.
Jongeren worden betrokken bij de ontwikkeling van leerprogramma’s en de aanpak van schoolverzuim.
8.
Vakopleidingen krijgen meer positieve aandacht.
9.
Ouders worden betrokken bij de aanpak van schoolverzuim.
10. Gemeenten voeren een proactief beleid en werken samen met scholen om schoolverzuim te voorkomen en te bestrijden.
doordat ouders hun kinderen buiten de schoolvakan- opvallende probleem van groeiend schoolverzuim ties om mee op vakantie nemen, het zogenaamde en het daardoor ontstaan van achterstand moet ‘luxeverzuim’. Andere gemeentes die in de top tien met voorrang worden aangepakt. staan zijn: Maarsen, Gertruidenberg, Stadskanaal en Beata Stappers- Karpin´ska werkt als jurist bij Defence for ChildrenAmsterdam. ECPAT en is coördinator van Kinderen in Tel. In 2009 bestaat het Kinderrechtenverdrag twintig jaar, des te meer reden voor de organisaties achter Kinderen in Tel wordt gerealiseerd door Stichting KinderpostKinderen in Tel om krachtig en steeds opnieuw aanzegels Nederland, Unicef Nederland, Jantje Beton, Johanna dacht te vragen voor een goed, innovatief en effecKinderfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp, Nederlandse Stichtief jeugdbeleid dat het belang van alle kinderen ting voor het Gehandicapte Kind (NSGK), Defence for Childrenvooropstelt. Tijdens het debat over het Databoek ECPAT en het Verwey-Jonker Instituut in samenwerking met het Stichting Alexander, Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS), 2009 in Rotterdam waren alle aanwezigen het met Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs (JOB), Landelijk Cliënelkaar eens dat alle leerlingen zoveel mogelijk kantenforum Jeugdzorg, Platform Ruimte voor de Jeugd, NUSO, sen moeten worden aangeboden om passend onderCollegio, Scouting Nederland. wijs te krijgen en ook af te kunnen ronden. Het
28