Startnotitie Wet participatiebudget
Diemen, 13 oktober 2008
Inhoud
0. Samenvatting ___________________________________________________________ 3 1. Inleiding ______________________________________________________________ 3 2. De huidige situatie _______________________________________________________ 4 3. de Wet participatiebudget _________________________________________________ 5 4. Verschillen met de huidige situatie __________________________________________ 5 5. Wat moet er gebeuren de komende periode ___________________________________ 6 6. Beschouwing nadere invulling en invoering ___________________________________ 7 7. Beslispunten ___________________________________________________________ 8 Bijlage Een casus uit de praktijk ______________________________________________ 9
2
0. Samenvatting Via deze informerende en richtinggevende startnotitie wordt door het college een eerste aanzet gegeven welke kant zij op wil met de nieuwe wet Participatiebudget. Deze wet bundelt de participatie doelstellingen van de Wet inburgering (Wi), het werkdeel van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB). Daarom worden eerst in het kort de bestaande wetten en vervolgens de nieuwe wet toegelicht, waarna de verschillen met huidige situatie de revue passeren. Zo wordt inzichtelijk voor welke keuzes de gemeente komt te staan. De te maken keuzes worden vervolgens op een aantal onderdelen behandeld. Zo wordt duidelijk dat, afhankelijk van het ambitieniveau, deze keuzes invloed hebben op meerdere lagen van de organisatie, en uiteraard de reorganisatie koers op kwaliteit. De nota sluit af met een aantal richtinggevende voorstellen en voornemens op het gebied van dienstverlening, organisatie, beleidsvorming en financiën. Alhoewel het hier ook een aantal bevoegdheden van het college betreft is er voor gekozen een compleet beeld van de beslispunten aan de raad voor te leggen. Deze voorstellen en voornemens hebben namelijk een onderlinge relatie en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Tenslotte wordt via een als bijlage toegevoegde praktijkcasus duidelijk gemaakt hoe de nieuwe dienstverlening er uit kan zien, maar dan gezien door de bril van een Diemense inwoner en een uitvoerend ambtenaar. Na behandeling in de raad van deze nota zullen de beslispunten worden uitgewerkt. De raad zal gedurende het invoeringsjaar (2009) geïnformeerd worden over de voortgang. Bovendien zullen dan kaderstellende beleidsvoorstellen worden gepresenteerd. Bijvoorbeeld voorstellen over nieuwe participatievoorzieningen en de nadruk die het college wil gaan leggen op de verschillende doelgroepen. 1. Inleiding Eind augustus 2008 is het wetsvoorstel Wet Participatiebudget ingediend in de 2e kamer. Het meest kenmerkende van deze nieuwe wet is dat de participatiebudgetten van de WI, de WWB en de WEB worden gebundeld in één geoormerkt budget. Hierbij zal het uiteindelijk om een prestatiefinanciering gaan, zoals nu al bij de Wet Werk en Bijstand het geval is. Alhoewel de ontwerpwet nog niet is vastgesteld is het inmiddels wel duidelijk dat de nieuwe wet op hoofdlijnen zal worden ingevoerd. Met de nieuwe wet krijgt de gemeente een handvat om de uitvoering van de drie wetten meer integraal en dus nog doelmatiger te organiseren. Zowel richting de inwoner van Diemen als intern. Invoering van de Wet participatiebudget betekent niet dat de gemeente opeens allemaal nieuwe taken krijgt of nieuwe dingen moet gaan doen. Wel wordt de verantwoording vereenvoudigd. Dit scheelt veel bureaucratie. Ook krijgt de gemeente nog meer ruimte voor eigen beleid. Op basis van de nieuwe wet kan een bredere doelgroep bediend worden, met minder voorwaarden. Het is aan de gemeente om daarin gedurende het overgangsjaar 2009 een ambitieniveau in te bepalen. Hierbij kan de gemeente ook keuzes maken ten aanzien van de nadruk die zij wil leggen op de verschillende doelgroepen. Er wordt immers maar één budget verstrekt, en op is op. De hoogte van het budget bedraagt vanaf 2009 ongeveer 1,9 miljoen euro per jaar. Het college ziet (in beginsel) in de nieuwe wet een kans om een meer samenhangende aanpak richting de doelgroep te realiseren (geïntegreerde trajecten door één participatiecoach). 3
2. De huidige situatie De gemeente voert op het gebied van participatie meerdere wetten uit. Vaak vallen mensen onder meerdere van deze wetten tegelijk. Bovendien hebben de verschillende wetten vaak hun eigen doelstelling. Voor de klant is dit vervelend. Maar ook voor de uitvoerende ambtenaren. Daarnaast worden door de accountant hoge eisen gesteld aan de verantwoording. Denk hierbij aan de inhoud van de beschikkingen, volledigheid van de trajectplannen etc. Dit nog even los van de drie verschillende jaarlijkse verantwoordingsregimes richting het ministerie. Dit kan handiger, is door de wetgever onderkend. Vandaar de nieuwe wet Participatiebudget. De nieuwe wet Participatiebudget regelt dus de financiering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), de Wet inburgering (Wi) en de Wet Werk en Bijstand (WWB). Om een globaal inzicht te geven wat deze wetten inhouden (en hiermee de relatie met participatie aan te geven) volgt per wet een korte, op de uitvoering gerichte toelichting. Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB De gemeente Diemen telt veel volwassenen, die niet over een economische startkwalificatie (diploma Havo/Vwo of beroepsonderwijs) of een sociale startkwalificatie (persoonlijke en sociale redzaamheid) beschikken. Voor deze doelgroep wordt de Wet Educatie Beroepsonderwijs uitgevoerd. Via deze wet wordt de educatieve “achterstand” ingelopen. Om dit te realiseren sluit de gemeente Diemen jaarlijks een contract met het ROC van Amsterdam. In de contracten worden afspraken gemaakt over te realiseren trajecten, het aantal cursisten dat bereikt moet worden, procedures, uitvoeringsafspraken en de verantwoording. Er zijn trajecten gericht op sociale redzaamheid, professionele zelfredzaamheid, voorbereiding op vervolgscholing of op de arbeidsmarkt. De Wet inburgering (Wi) De beste manier om de Nederlandse taal en cultuur te leren is door te participeren in de samenleving. Via de Wet inburgering worden voorzieningen aangeboden aan mensen om in te burgeren. Dit zijn voorzieningen gericht op taal, maar ook op maatschappelijke oriëntatie. Het doel is om migranten in staat te stellen volwaardig mee te doen in de samenleving. De gemeente Raad heeft de ambitie op het terrein van inburgering een brede doelgroep te bedienen. De Wet participatiebudget biedt hiervoor een uitgelezen kans. Vooruitlopend op de nieuwe wet worden al duale trajecten aangeboden, waarbij de trajecten inburgering en reïntegratie of activering (bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk) gelijk oplopen. De verkokerde verantwoording zorgt echter voor veel onnodige bureaucratie. Het bestaande contract met het ROC en de andere taalaanbieders loopt af op 1 december 2009. De Wet Werk en Bijstand (WWB, re-integratie) Uitgangspunt van de WWB is werk boven inkomen. Via het zogenaamde Werk deel WWB wordt de gemeente gestimuleerd zoveel mogelijk inwoners met een WWB uitkering aan het werk te helpen. Als dat niet meteen lukt kan het geld worden ingezet om de stap naar werk wel mogelijk te maken. Om te komen tot een succesvolle aanpak zijn per 1 september 2006 contracten afgesloten met diverse nieuwe re-integratiebedrijven (Arbeidstoeleiding, activering/re-integratie en zorg). Bovendien is de intake teruggehaald van het Centrum voor Werk en Inkomen. Nieuwe klanten krijgen in de regel een korte dienstbetrekking en intensieve begeleiding aangeboden in plaats van een uitkering. De bestaande contracten lopen af per 1 september 2009, er is optie tot verlenging met één jaar.
4
Samenvattend. De praktijk wijst uit dat de doelgroep vaak onder de verschillende wetten valt. De nieuwe wet Participatiebudget geeft een kans om keuzes te maken en tot een meer integrale en ontkokerde dienstverlening te komen. Dit is zowel voor de inwoner van Diemen als de organisatie veel overzichtelijker. 3. de Wet participatiebudget De nieuwe wet in vogelvlucht: Het participatiebudget maakt aan de verschillende financieringsregels van de WWB, WI en WEB een einde. Gemeenten worden nog vrijer om te bepalen wie welke voorziening of opleiding nodig heeft om aan het werk te komen of op een andere manier deel te nemen aan de maatschappij. Het geld kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor (combinaties van) scholing, loonkostensubsidie, sociale activering, stimuleringspremies, schuldhulpverlening, bijscholing van vrijwilligers, stages, cursussen voor laaggeletterden of inburgeringtrajecten. Het participatiebudget levert gemeenten bovendien minder administratieve rompslomp op. De regels zijn eenvoudiger, er hoeft nog maar één administratie bij gehouden te worden en er hoeft één verantwoording afgelegd te worden aan het rijk hoe het geld is uitgegeven. 4. Verschillen met de huidige situatie Na invoering van de wet ontstaat een aantal verschillen ten opzichte van de huidige situatie. Dit zijn eigenlijk kansen die de gemeente kan invullen. De gemeente is vrij om daar een ambitieniveau in te bepalen. Hierbij mag de gemeente ook aangeven welke nadruk zij wil leggen op de te bedienen doelgroepen. Hiervoor wordt nog beleid geformuleerd, dat zal worden voorgelegd aan de raad. Ook kunnen in het verlengde (en de geest) van de nieuwe wet opnieuw organisatorische keuzes gemaakt worden ten aanzien van de dienstverlening (specialist of generalist), positionering en invulling van de administratieve organisatie en bijvoorbeeld het budgethouderschap. Keuzes die ook actueel zijn in het kader van de reorganisatie “koers op kwaliteit” Samengevat de belangrijkste verschillen ten opzichte van de huidige situatie: In plaats van drie verantwoordingen over besteding van de gelden kan alles in één keer worden verantwoord richting het ministerie. Dit scheelt een hoop bureaucratie. Het rijk gaat sturen via een prestatiefinanciering zoals nu al bij de WWB het geval is, dit gaat in per 2012 op basis van de participatie prestaties 2010. Vergeleken met de huidige situatie van drie afzonderlijke budgetten, kan het niet voorkomen dat het budget voor het ene doel is uitgeput, terwijl er voor het andere doel een budgetoverschot bestaat (momenteel wordt dit ondervangen via ingewikkelde duale constructies). Er is immers nog maar één budget. Met het participatiebudget zullen gemeenten een breed scala aan voorzieningen kunnen aanbieden aan één breed geformuleerde doelgroep, namelijk aan iedereen van 18 jaar en ouder. Momenteel is de doelgroep beperkter, en geldt per wet een aanvullend woud van voorwaarden. Voor de inzet van een re-integratie voorziening ten behoeve van een nietUitkeringsgerechtigde is het niet langer noodzakelijk dat de betrokkene staat ingeschreven bij het CWI als werkloos werkzoekende. Hiermee wordt inzet mogelijk om jongeren vanaf 18 jaar terug te leiden naar school. 5
Het wordt mogelijk re-integratievoorzieningen preventief in te zetten voor bijvoorbeeld werkenden die met ontslag worden bedreigd, waardoor instroom in de bijstand wordt voorkomen. De gemeente kan aan de slag met jongeren vanaf 18 jaar, die voortijdig van school dreigen uit te vallen, niet alleen door inzet van educatie maar ook door inzet van re-integratievoorzieningen. De inzet van re-integratievoorzieningen is niet langer beperkt tot de eigen inwoners van een gemeente. 5. Wat moet er gebeuren de komende periode Invoering van de nieuwe wet biedt zogezegd een aantal kansen. Door het maken van een aantal kaderstellende keuzes wordt een eerste invulling gegeven aan de nieuwe wet. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan keuzes op het gebied van dienstverlening (uitbesteden of zelf doen/generalist of specialist), het positioneren van de dienstverlening, het inrichten van de participatie administratie met bijbehorende verantwoording richting rijk en tenslotte over het budgethouderschap. Het college wil in ieder geval als uitgangspunt hanteren dat participatiedienstverlening integraal wordt uitgevoerd door een participatiecoach. In een later stadium kunnen nadere beleidsmatige keuzes gemaakt worden. Hierbij wordt gedacht aan het bepalen van het ambitieniveau en de nadruk die de gemeente wil leggen op de uit het budget te bedienen doelgroepen. Maar ook het ontwikkelen van een integraal voorzieningeninstrumentarium is hier een voorbeeld van. Hiermee wordt bedoeld dat bestaande instrumenten op het gebied van participatie worden gebundeld en worden aangevuld met nieuwe instrumenten. Deze keuzes zullen gedurende het invoeringsjaar aan de raad worden voorgelegd. Hiervoor moeten de nieuwe wet, het gewenste ambitieniveau en de te maken beleidsmatige keuzes nog verder uitkristalliseren. De nadere uitwerking zal projectmatig worden aangepakt. Er is immers sprake van een beleidsoverstijgend proces dat meerdere lagen en afdelingen van de organisatie raakt. Ook is meer inzicht en analyse van de doelgroep in relatie tot de beschikbare middelen noodzakelijk. De gedachte hierachter is dat door het inzichtelijk maken van de verschillende doelgroepen en hiervoor in te zetten participatievoorzieningen een reëel ambitieniveau kan worden bepaald. Bovendien is deze informatie noodzakelijk als dienstverlening gedeeltelijk wordt aanbesteed. Een bestand- en formatieanalyse zou hiervoor de basis kunnen vormen. Op basis hiervan kunnen dan nadere keuzes gemaakt worden die, in samenhang met de beschikbare middelen, worden verwerkt in een plan van aanpak. Invoering van de nieuwe wet is een dynamisch proces, maar globaal zal het invoeringstraject er als volgt uit zien. Wat Informeren van het college en de gemeenteraad, eerste kaderstellende keuzes ten aanzien van: Keuze voor positionering administratieve organisatie en verantwoording richting ministerie Keuze voor positionering budgethouderschap. Dienstverlening, inkoop of zelf doen/specialist generalist. Positionering van participatiedienstverlening binnen de organisatie (participatieteam) Instellen projectgroep invoeringstraject, ontwerp integraal plan van aanpak Bestandsanalyse WWB/WI/WEB Formatie analyse Keuzenotitie/plan van aanpak waarin onder andere: Beleidsmatige keuzes op basis van bestandsanalyse waaronder nadruk te bedienen doelgroepen (prioritering) Vaststellen beleidsmatig kader, (her)ontwerp palet aan inzetbare participatievoorzieningen met randvoorwaarden
Wanneer November 2008
November/december 2008 Januari/februari 2009 maart tot juni 2009
6
Implementatie en instructies nieuw beleid voor uitvoering (beschikkingen, inzet instrumentarium, rapportages, administratie prestaties) Voorbereiding ontwikkeling nieuw bestek voor gebundelde aanbesteding participatie (bij keuze uitbesteding)/of voorbereiding opzet en implementatie nieuw participatieteam (uitvoering door eigen medewerkers), dan wel een combinatie van beide.
Januari/September 2009 juni 2009
6. Beschouwing nadere invulling en invoering Uitgaand van het voorgesteld invoeringstraject onder 5 volgen nu een aantal beslispunten met toelichting. Zo ontstaan de contouren voor het invoeringstraject. Voor de duidelijkheid, deze beslispunten hebben een directe relatie met de reorganisatie koers op kwaliteit. Overigens horen deze beslispunten niet allemaal in de gemeenteraad thuis. Voor de samenhang, en beeldvorming is het duidelijker deze kaders in zijn geheel te presenteren. Het college maakt zo aan de raad inzichtelijk hoe zij de invoering van de nieuwe wet wil aanpakken.
Opstarten van een projectgroep De invoering van de wet raakt diverse lagen van de organisatie. De mate waarin is afhankelijk van het nog te formuleren ambitie niveau. Het college gaat er gezien eerdere uitspraken van de raad, en uiteraard het raadsprogramma, vanuit dat dit hoog zal liggen. Om nadere invulling te geven aan (nieuw) te formuleren beleid en het clusteren van het al bestaande beleid wordt een projectmatige aanpak voorgesteld. Nadere kaderstellende beleidsvoorstellen zullen aan de raad worden voorgelegd in het invoeringsjaar. Hierin zal in ieder geval invulling worden gegeven aan de nadruk die gelegd kan worden op te bedienen doelgroepen in relatie tot de beschikbare participatie voorzieningen. Uitgangspunt is het ontwerp van een samenhangend pakket aan beleidsvoorzieningen gecombineerd met integrale dienstverlening op het gebied van participatie. Positionering administratieve organisatie/verantwoording Aan participatievoorzieningen wordt in Diemen vanuit de drie genoemde wetten momenteel zo´n 1,9 miljoen euro per jaar uitgegeven. Een goede administratieve organisatie vormt de ruggengraat voor de verantwoording richting ministerie. Aangezien er vanaf 2010 gewerkt wordt met prestatiefinanciering (bijvoorbeeld aantal trajecten, behaalde diploma’s, uitgestroomde WWB ers) is het moment aangebroken om een keuze te maken waar de administratie en facturatie verwerking gaat plaatsvinden. Momenteel vindt de administratie en facturatie verwerking plaats via de beleidsmedewerker van OWS en de administratie van de afdeling WIZ. Straks moeten de uitgaven verantwoord worden via de zogenaamde “Single information Single audit” (SiSa). De administratie van WIZ werkt al meerdere jaren met dit verantwoordingssysteem voor het Werkdeel WWB en het budget Inkomens deel WWB ( I deel WWB, het budget waar de WWB uitkering uit worden betaald). Het is daarom logisch de administratie en de verantwoording onder te brengen binnen dit organisatie onderdeel. Formatief is nog niet bekend wat dit gaat betekenen. Een alternatief is de participatiebudget administratie onder te brengen in een apart bedrijfsbureau. Hierin kan verantwoording van het I deel WWB dan worden meegenomen. Budgethouderschap Wet participatiebudget én het I deel WWB Momenteel zijn twee afdelingshoofden budgetverantwoordelijkheid voor de drie wetten. Vanaf 2009 is er één budget voor het werkdeel WWB, de middelen volwassen educatie en de budgetten inburgering. Deze worden zoals aangegeven samengevoegd tot één participatiebudget. Daarnaast ligt er qua effectiviteit van de inzet W deel een directe relatie met de budgetten I deel van de WWB. Het gaat dan in totaal om 7 miljoen euro per jaar (dat is dus inclusief het I deel WWB). Gezien de afhankelijkheid I deel WWB en W deel WWB en 7
de daaraan gekoppelde prestatie financiering is het logisch ook dit budget onder te brengen bij één budgethouder. De gemeente kan ervoor kiezen de bestaande situatie te handhaven. Het ligt meer voor de hand om één budgethouder aan te wijzen die verantwoordelijk is voor het Participatie budget én het I deel WWB. Zo kan beleidsmatig worden gestuurd op de prestaties. Deze keuze betekent dat het toekomstige hoofd samenleving budgethouder zal worden. Het toekomstig hoofd van de publieksbalie kan zich dan volledig concentreren op de kwaliteit van de dienstverlening. Dit is een logische keuze in het kader van koers op kwaliteit. Organisatie van participatie dienstverlening De gemeente heeft inmiddels ruime ervaring opgedaan met re-integratie en inburgering. Momenteel wordt met vaste krachten gewerkt, maar een groot gedeelte wordt ook door reintegratie bedrijven of detacheringbureaus uitgevoerd. Bij de re-integratie is bijvoorbeeld gekozen voor een bedrijf dat namens de gemeente de regie voert, en waar periodiek mee geëvalueerd wordt op prestaties en voortgang. In de praktijk komt dat erop neer dat er standaard twee externe re-integratie consulenten zitten die namens de gemeente de regie voeren. Voordeel van een externe partner is dat daar vaak ook een heel netwerk aan bedrijven bij hoort. Nadeel is dat het meer kost, en dat er vaker personeelswisselingen zijn. Pragmatisch gezien zou een combinatie dus ideaal zijn. Het bestaande model zou kunnen worden uitgebreid naar integrale participatiedienstverlening (dus uitvoering van de drie wetten) geredeneerd vanuit de participatie behoefte van de Diemense inwoner. Een bijbehorend palet aan participatie instrumenten vormen dan de gereedschapkist voor integrale participatie dienstverlening op maat. Positionering van participatiedienstverlening binnen de toekomstige publieksbalie Zoals uit de casus naar voren komt lijkt er een aantal voordelen te zitten aan een meer geïntegreerde aanpak. Het college wil deze geïntegreerde aanpak op het gebied van participatie dienstverlening verder uit te werken via een generalistische aanpak door bijvoorbeeld een participatie coach. Deze participatiecoaches zouden binnen een team participatie vallen onder de afdeling publieksbalie. Binnen deze afdeling zijn dan de teams administratie, inkomen/minima voorzieningen en handhaving de logische en elkaar versterkende partners. 7. Beslispunten In beginsel in te stemmen met de ontwikkeling van integrale participatiedienstverlening. Opstarten van een projectgroep invoering Wet participatiebudget. Doel van de projectgroep is het ontwerpen van een nader plan van aanpak tot integrale en kaderstellende beleidsvorming op het gebied van participatie (voorzieningen, organisatie, financieel). Positionering van de administratieve organisatie/verantwoording bij huidige afdeling administratie WIZ, het toekomstige team administratie. Budgethouderschap Wet participatiebudget én het I deel WWB onderbrengen bij de afdeling OWS, de toekomstige afdeling samenleving. Qua dienstverlening kiezen voor een geïntegreerde aanpak (participatiecoaches)met gedeeltelijke inkoop van externe dienstverlening en participatievoorzieningen. Positionering van participatiedienstverlening binnen de toekomstige publieksbalie (participatieteam)
8
Bijlage Een casus uit de praktijk Om de huidige situatie af te zetten tegen een toekomstige situatie is een korte en fictieve casus beschreven van een Diemense inwoner met forse participatieproblemen. Vanuit de bril en de behoefte van de burger is de huidige situatie omschreven én de situatie na implementatie van de nieuwe wet. Via deze casus wordt inzicht gegeven waar de inwoner bij de gemeente tegen aanloopt. Maar ook tegen welke bureaucratie de ambtenaren aanlopen op basis van de huidige verkokerde regelgeving. Logische conclusie uit de casus is doorontwikkeling naar meer geïntegreerde dienstverlening. De casus is toegevoegd bedoeld om richting te geven aan te maken keuzes, met name op het gebied van dienstverlening. Bijlage: Praktijkcasus wet Participatiebudget Mevrouw X komt samen met een vrijwilliger naar de gemeente en vraagt om hulp: het gas en licht is afgesloten. Bij doorvragen in de spreekkamer komt het volgende beeld naar voren. Mevrouw X is een toegelaten vluchteling en weduwe. Zij heeft samen met haar twee dochters 4 jaar in een asielzoekerscentrum gezeten. Haar Nederlands is gebrekkig. Zij was in het land van herkomst verpleegkundige, vertaald naar Nederlandse maatstaven is het niveau niet hoger dan ziekenverzorgende. Ze gaat gebukt onder psychische klachten in verband met haar oorlogsverleden. Ze heeft inmiddels een schoonmaakbaan maar het gaat niet goed, ze valt vaak uit en verwacht dat ze ontslagen gaat worden. Er zijn enorme schulden omdat ze maar niet kan wennen hoe je in Nederland met geld moet omgaan en wat foutjes heeft gemaakt met dure leningen. Het is niet eens zozeer expres, ze kan het gewoon niet, moet het leren. Er liggen diverse aanmaningen, ook een huisuitzetting dreigt. Omdat mevrouw het allemaal niet trekt, zit ze veel bij een vriendin in Amsterdam. Huidige situatie: Op basis van de omschreven casus komt deze mevrouw in aanmerking voor dienstverlening, echter in de huidige situatie moeten 5 verschillende medewerkers beoordelen wat ze kunnen doen. De re-integratie consulent, de schuldhulpverlener, de inkomensconsulent, de inburgeringsconsulent, en de medewerker volwasseneneducatie. Elk moeten zij deze mevrouw vanuit de eigen materiewet en de daarmee verbonden verantwoordingsregels informeren en bedienen als dat kan. Inkomensconsulent: Deze kan nog niets doen. Zolang er nog voldoende inkomen is, zijn er geen mogelijkheden om ondersteuning te bieden om te voorkomen dat mevrouw bijstandsafhankelijk raakt. Er is alleen bijstand mogelijk als er geen inkomsten meer zijn. En mevrouw verblijft helemaal niet in Diemen. Re-integratie consulent: Ook uit het werkdeel kan niets gedaan worden, een voorwaarde is te behoren tot de WWB doelgroep, daar controleert de accountant streng op. Investering om uitval te voorkomen mag niet. Schuldhulpverlener: De schuldhulpverlener kan aan de slag, echter, de beste en meest constructieve oplossing is een budgetteringscursus en tijdelijk budgetbeheer om financiële rust te bieden en onnodige extra kosten te voorkomen. Dit is mogelijk voor mensen met bijstand, maar mevrouw werkt. Het wordt mogelijk wel in 2009 beschikbaar. Maar dat duurt te lang.
9
Inburgeringconsulent/medewerker volwasseneneducatie: De inburgeringconsulent heeft mevrouw uitgenodigd voor een intakegesprek en vastgesteld dat zij inburgeringsplichtig is. De consulent heeft het taalniveau laten toetsen en biedt de mevrouw een inburgeringvoorziening aan. Voorafgaand aan het inburgeringtraject zal mevrouw eerst een half jaar bij het ROC verder alfabetiseren op basis van de WEB. Vanwege haar onregelmatige diensten lukt het echter niet een passende cursus te vinden. De inburgeringconsulent zal haar adviseren zich zelfstandig voor te bereiden op het inburgeringexamen. Dit zal een haast onmogelijke opdracht worden omdat ze nog niet voldoende gealfabetiseerd is. De beleidsambtenaren en juridisch medewerker: Achter de schermen zijn de beleidsambtenaren, coördinator en juridisch medewerker druk in de weer hoe ze de werkinstructies, verantwoording en dossiervorming in orde kunnen krijgen,… de accountant en interne controle! Als deze mevrouw toch in de bijstand komt, wat onvermijdelijk gaat gebeuren liggen er ingewikkelde gecombineerde beschikkingen en werkinstructies klaar. Participatie dienstverlening vanuit de nieuwe situatie: De gemeente heeft gekozen voor een participatieteam met vaste consulenten in de plaats van verkokerde uitbesteding van de dienstverlening aan specialisten. Er wordt gewerkt met participatieconsulenten die redeneren vanuit behoefte van de klant. Hierbij worden zij ondersteund met een rijk pallet aan door het college als re-integratie voorziening aangemerkte instrumenten. Hierbij kan voor iedere klant een pakket op maat worden ingezet waarbij steeds gezocht wordt naar een juiste balans tussen duurzame participatie en beschikbaarheid van middelen. Iedereen die voor participatie in aanmerking komt krijgt een participatiecoach. Die kan weliswaar niet alles zelf organiseren, maar wel de regie voeren over het geheel. Hierbij wordt in voorkomende gevallen externe deskundigheid of voorzieningen ingekocht. Wat gaat de participatiecoach nu doen ? Na het integraal in kaart brengen van de problematiek wordt een plan opgesteld. De participatiecoach gaat in gesprek met de werkgever. Via een tijdelijke loonkosten subsidie wordt mevrouw in staat gesteld parttime te gaan werken. Er worden wel voorwaarden gesteld. Mevrouw gaat op budgetteringscursus. Via budgetbeheer wordt financiële rust gecreëerd en zo houdt mevrouw ook voldoende leefgeld over. Met de schuldeisers wordt een regeling bedongen. Voor de overige uren gedurende een halfjaar gaat mevrouw in een intensief taaltraject via een commerciële aanbieder waarmee duidelijke prestatie en verantwoordingsafspraken zijn gemaakt. Tussentijds evalueert de participatiecoach. Zowel met de klant, als de taalaanbieder als de schuldhulpverlener. Door de Participatiecoach wordt hulp geboden het diploma om te zetten naar een Nederlands diploma. Met een zorginstelling wordt (op verzoek van de participatieconsulent) afgesproken dat mevrouw een leerwerkplek krijgt waarbij zij binnen drie jaar kan opschalen naar verpleegkundige A. In de avond uren volgt zij een vervolgcursus Nederlands. Alle voorzieningen die zijn ingezet zijn opgenomen in één dossier en één beschikking. Samenvatting Uiteraard is dit een fictieve situatie. Het maakt wel duidelijk dat in de nieuwe situatie de consulenten zich bezig kunnen houden met meer geïntegreerde dienstverlening, geredeneerd vanuit de behoefte van de klant. Ook kan de verantwoording richting de accountant in één keer plaatsvinden, in plaats van gefragmenteerde verantwoording door diverse medewerkers. Er is overzicht via één dossier en bekeken vanuit de klant geeft de nieuwe situatie overzicht en rust in een vaak voor de betrokkenen complexe situatie.
10