Dichtbij de student | December 2013
Dichtbij de student Lectoraten in het hbo 2013
Pagina 2 van 27
Dichtbij de student | 2013
Samenvatting In dit rapport staan de resultaten van het onderzoek van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) naar lectoraten in het hbo in 2013. In tegenstelling tot eerdere onderzoeken wordt er vanuit het oogpunt van de student op een kwalitatieve manier naar de lector gekeken: wat gaat er goed, wat kan er beter en hoe kan het beter? In 2001 werden de eerste lectoren benoemd. Voor het onderwijs was het idee om hbo-studenten direct en indirect te faciliteren om reflective practitioners te worden. In het kort houdt dit in dat studenten opgeleid moesten worden met minder nadruk op passieve kennis, maar op actieve vaardigheden die in het teken stonden van innovatie en leven lang leren. Sindsdien zijn er veel stappen gezet in het hbo en begint de lector zijn draai aardig te vinden. Bijvoorbeeld op het gebied van indirecte invloed op het onderwijs, via curriculumcommissies en kenniskringen (te vergelijken met leerstoelgroepen), spelen lectoren een belangrijke rol. Lectoren, en hun voorvechters, kunnen echter niet op hun lauweren gaan rusten. Dat beseft de Vereniging Hogescholen (VH) zich ook en zet bijvoorbeeld in op uitbreiding van het aantal lectoren per student. Wat het ISO betreft zou de directe invloed van lectoren op het onderwijs meer toe moeten nemen. Zoals uit eerdere onderzoeken van het ISO (2008 en 2011) is gebleken weet minder dan zeventig procent van de hbo-studenten wat een lector is. De meerwaarde van een lectoraat zit hem in de kruisbestuiving tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven. Om dat pluspunt tot volle wasdom te laten komen is het van belang dat de lector dichtbij de student komt te staan. Kennis van en ervaring met het doen van onderzoek zorgt ervoor dat een student zich oefent in het kritisch nadenken over zijn vakgebied. Idealiter krijgt elke student van een hogeschool in de toekomst te maken met lectoraten en het doen van onderzoek. Dat is van belang voor de reflective practitioner, die de hogescholen van hun studenten willen maken. Tegelijkertijd heeft dit als voordeel dat een vakgebied tot leven kan komen voor de student. Een belangrijke rol in dit proces is weggelegd voor de lector. Dit betekent dus dat de wetenschappelijke ervaring toegevoegd wordt aan het curriculum van het hbo: de afgestudeerde hbo-er moet reflectief zijn, maar blijft in eerste instantie een ‘practitioner’. Dit betekent voor de toekomst dat de lector zich verder ontwikkelt. Nu bedient hij vaak nog een beperkt aantal studenten die excellentietrajecten volgen, als hij deze überhaupt al ontmoet. Dat moet veranderen: volgens het ISO moet elke student in contact komen met een lector en zijn lectoraat.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 3 van 27
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................... 3 Inleiding ................................................................................................................................................... 5 Achtergrond ............................................................................................................................................. 7 Hoe kan het beter? ................................................................................................................................ 10 Toekomstbeeld ...................................................................................................................................... 20 Bijlage .................................................................................................................................................... 23 Samenvatting aanbevelingen ................................................................................................................ 25 Samenvatting best practices ................................................................................................................. 26
Pagina 4 van 27
Dichtbij de student | 2013
Inleiding In juni 2011 deed het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) voor het laatst onderzoek naar lectoren 1
in het hoger beroepsonderwijs (hbo) . Uit het onderzoek in 2011 bleek dat minder dan 70% van de hbo-studenten wist wat een lector was, en 36% van de studenten zelf een lector kende. 2
Hoewel er een grote hoeveelheid onderzoek is verricht naar lectoraten ontbreekt tot vandaag een omvattend perspectief op de impact van lectoraten op student en onderwijs, dit was aanleiding voor een nieuw onderzoek, dat het ISO in het najaar van 2012 heeft opgezet. Hierbij is voor een kwalitatief-methodische insteek gekozen. Om in kaart te brengen hoe lectoraten in de praktijk functioneren zijn wij actief het onderwijsland in gegaan. We hebben tussen november 2012 en januari 3
2013 gesprekken gevoerd met studenten, docenten, lectoren, promovendi, programmadirecteurs, colleges van bestuur en de Vereniging van Hogescholen (VH)
4
om de volgende vragen te
beantwoorden: hoe denkt u over lectoraten? Wat gaat goed, wat belemmert? Wat zijn best-practices die over de jaren zijn opgedaan? En hoe denkt u dat lectoraten zich in de toekomst gaan ontwikkelen? Het voorliggend rapport beschouwt vanuit het perspectief van studenten de kwalitatieve interactie tussen lectoraten en studenten in de context van onderwijs. U vindt een overzicht van de bevindingen en uitkomsten van onze gesprekken. Het onderzoek begint met het schetsen van de achtergrond van lectoren: waar komt het vandaan? Aan de hand van onze gesprekken doen wij een aantal aanbevelingen, die in de tekst toegelicht worden en geïllustreerd met een aantal best practices om vervolgens te komen tot de vraag: waar moet het heen? Het ISO is ervan overtuigd dat meer deelname van studenten aan onderzoek op het hbo een belangrijk aandachtspunt moet zijn voor instellingen. Wij zijn van mening dat elke student gedurende 5
zijn of haar opleiding kennis moet maken met het doen van onderzoek . In dit document wordt bewust het woord wetenschappelijk gebruikt. Een veelgenoemd verschil tussen wetenschappelijk onderwijs en onderzoek (wo) en beroepsgericht onderwijs en onderzoek is theoretisch en praktijkgericht onderzoek. In realiteit doen veel universitaire onderzoekers echter vaak praktijk gericht onderzoek. Onderzoekers aan het hbo dragen eveneens bij aan theorievorming. Door deze onduidelijke scheiding zullen wij in dit rapport daarom bewust over wetenschappelijk onderzoek aan hogescholen spreken. 1
Interstedelijk Studenten Overleg 2011. Onderzoek als hefboom: Studentenparticipatie in onderzoek op het hbo. Vervolgonderzoek Student & Lector. Dit onderzoek werd gedaan in aansluiting op een onderzoek uit 2008: Interstedelijk Studenten Overleg 2008. Student & Lector. Een steekproef. 2 De onderstaande rapporten geven een goede indruk van het profiel, de positie en de effecten van de lector. Stichting Kennis Ontwikkeling (SKO) hbo. Een steen in de vijver: de introductie van Lectoraten in het hbo. Stichting Kennis Ontwikkeling (SKO) hbo. Succesfactoren voor lectoraten in het hbo. Hogeschool Utrecht 2006. Passie en precisie. Over de veranderende functie van de hogescholen. Hogeschool Utrecht 2008. Lerend innoveren. Over de eenheid van onderwijs en onderzoek. Forum voor Praktijkgericht Onderzoek 2012. Profiel van de lector. 3 Een lijst van gesprekspartners vindt u in de bijlages. 4 Ondanks dat er in de periode waarover we spreken nog sprake was van een hbo-raad gebruiken we in deze publicatie voor hbo-raad consequent Vereniging Hogescholen. 5 Interstedelijk Studenten Overleg 2013. Visie op Onderwijs en Onderzoek.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 5 van 27
Wetenschappelijk onderzoek wordt dan begrepen als het uitvoeren van onderzoek met inachtneming van de regels van wetenschappelijke methodologie. Studenten krijgen door contact met onderzoek en het doen ervan een wetenschappelijkkritische grondhouding aangemeten, kunnen zich oriënteren op voor hun relevante wetenschappelijke methodes en het onderzoek kan als motivator en illustrator dienen van droge stof. Volgens het ISO ligt hier een rol weggelegd voor zowel de lector als de docent, wat ons betreft kunnen beide rollen uitgebreid worden, waar de grootste slag geslagen moet worden in de zichtbaarheid van het lectoraat in de onderwijsinstelling. Deze factoren zijn onontbeerlijk voor het opleiden van studenten tot zelfstandige mensen die kritisch na denken en reflecteren. Professionals afleveren met de zelfstandige en kritische blik in gedachten was immers ooit één van de grondredenen om lectoraten 6
op te tuigen . Idealiter zou iedere student binnen de genoemde kaders deel moeten uitmaken van de kennisfunctie van een lector. De invoering van lectoraten heeft gezorgd voor een kwaliteitsslag in het hbo, ook voor het onderwijs. Door meer studenten hier de vruchten van te laten plukken wordt de impact van lectoren op de onderwijskwaliteit van hogescholen hopelijk nog groter. Wij
hopen
dat
deze
publicatie
handige
informatie
bevat
voor
studenten
in
de
medezeggenschap, lectoren die inspiratie willen opdoen of hun lectoraat effectiever willen inrichten, beleidsmakers en managers en politici die belangstelling hebben voor onderwijs en praktijk georiënteerd onderzoek in het hbo.
Namens het Interstedelijk Studenten Overleg,
Jorg van Velzen en David Schmidt
6
Zie volgend hoofdstuk.
Pagina 6 van 27
Dichtbij de student | 2013
Achtergrond In de nota ‘Hogescholen tien jaar vooruit’ die in 2000 gepubliceerd werd, gaf Frans Leijnse, destijds voorzitter van de Vereniging Hogescholen aan, dat het hbo zijn kerntaak moest verbreden om aan 7
toekomstige eisen van de kenniseconomie te voldoen . De achtergrond hiervan was dat de arbeidsmarkt van de toekomst een nieuwe reflective practitioner vereiste, die innovatiekracht en leven lang leren als fundamenteel onderdeel van het basispakket meekrijgen in plaats van statische kennis. Vanuit dit oogpunt werd het profiel van de lector uitgewerkt. Het doel was dat de lector een bijdrage zou gaan leveren aan de behoefte naar meer flexibiliteit als grondhouding. Het profiel werd in 2001 in een convenant tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Vereniging Hogescholen gedefinieerd. Tegelijk werden afspraken gemaakt voor de verstrekking van subsidies. Lectoraten werden ingesteld om externe oriëntatie (richting het werkveld) te verbeteren, bij te dragen aan curriculumvernieuwing, professionalisering van docenten, en versterking van kenniscirculatie en 8
kennisontwikkeling binnen hbo instellingen . In 2001 werden de eerste lectoren aan Nederlandse hogescholen met dit profiel benoemd. 9
Na evaluatie van het convenant door de Stichting Kennisontwikkeling hbo en de hbo-Raad
10
werd het profiel van de lectoren opnieuw gedefinieerd in het vernieuwd convenant lectoren en kenniskringen in het hbo in 2004. De bevindingen uit de periode 2001-2004 waren positief: er kwam meer samenwerking met andere instellingen op het gebied van onderwijs en onderzoek, en er was meer koppeling met het bedrijfsleven. Lectoren hadden ook een bijdrage aan het onderwijs door middel van gastcolleges, het doorgeven van kennis aan docenten in kenniskringen, het op beperkte schaal ontwikkelen van modules en cursussen, en het begeleiden van afstudeerstages. Deze bevindingen waren sterke argumenten voor het continueren van de ontwikkeling en invoering van lectoraten. De Stichting Kennisontwikkeling hbo concludeerde in 2008 met een retrospectieve kijk op de ontwikkelingen omtrent lectoraten dat hogescholen in de loop van de tijd ‘veel bereikt hebben op 11
gebied van lectoren’ , waaronder de introductie van onderzoekslijnen aan hogescholen, het professionaliseren van docenten via kenniskringen, en ook het bijdragen aan ontwikkeling van onderwijsmodules, en begeleiden van afstudeerstages. Wel wordt geconstateerd dat deze bijdrage nog beperkt is en dat maar weinig studenten in aanraking komen met lectoren.
7
Stichting Kennisontwikkeling hbo 2004. Een steen in de vijver: de introductie van Lectoraten in het hbo. Rapport van de Commissie Tussentijdse Evaluatie Lectoren en Kenniskringen. 8 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2010. Beleidsdoorlichting Kennisfunctie Hoger Beroepsonderwijs 2001-2008. 9 Stichting Kennisontwikkeling hbo 2004. Een steen in de vijver: de introductie van Lectoraten in het hbo. Rapport van de Commissie Tussentijdse Evaluatie Lectoren en Kenniskringen. 10 Vereniging Hogescholen 2004. Evaluatie lectoren en kenniskringen. 11 Stichting Kennisontwikkeling hbo 2008. Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001-2008. Eindevaluatie van de stichting kennisontwikkeling hbo.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 7 van 27
Sinds de invoering van lectoraten in 2001 zijn de aantallen lectoren stevig toegenomen. Uit het meest recente onderzoek blijkt dat 563 lectoren een volume van 302 fulltime equivalent (fte) 12
13
invullen , ten opzichte van 457 lectoren in 2010 . Dit komt overeen met een gemiddelde aanstelling van 0.53 fte per aanstelling per hogeschool. Naar aanleiding daarvan hebben de hogescholen een 14
aantal ambities geformuleerd voor 2015 . Eén van de belangrijkste ambities is dat in 2015 1 fte per 720 studenten moet worden gerealiseerd. In 2009 was deze studenten/lector ratio op basis van het 15
aantal lectoraten 838 . In 2008 was de gemiddelde looptijd van een lectoraat 4 tot 5 jaar met in sommige gevallen mogelijkheid voor herbenoeming
16
. De gemiddelde aanstelling bedroeg 0,6 fte.
Het huidige profiel van de lector is zeer divers. Lectoren zijn hooggekwalificeerde 17
professionals, die ervaring hebben met onderwijs en onderzoek . De primaire focus van de lector is onderzoeken. Resultaten uit het onderzoek worden vertaald in zowel het onderwijs als de 18
beroepspraktijk . Een lector geeft leiding aan een kenniskring en onderzoekt vraagstukken uit de praktijk door gericht onderzoek in multidisciplinaire teams. Daarnaast zijn lectoren actief in het dissemineren en valoriseren van kennis op hun onderzoeksgebied. Bovendien hebben zij een relevant netwerk in de beroepspraktijk, het onderwijs, en het onderzoek. Veel lectoren zijn eveneens de dagelijkse begeleiders van promovendi, in 2008 begeleidde 63% van de lectoren promovendi.
19
Door
het begeleiden van promovendi nemen de lectoren hooggekwalificeerde onderzoeksmedewerkers op in hun onderzoekseenheid, waardoor zij beter onderzoek kunnen verrichten, en hun output en impact kunnen vergroten. Zij worden veelal aangemerkt als copromotor, omdat ze zelf in Nederland niet de bevoegdheid hebben om op te treden als promotor. Een kenniskring is een onderzoeksgroep die gedeeltelijk te vergelijken is met een leerstoelgroep op universiteiten of onderzoeksinstellingen. De invulling ervan is sterk afhankelijk van de lector. Niet alle lectoraten hebben een actieve kenniskring. Kenniskringen bestaan in variabele omvang uit de lector mogelijk aangevuld met promovendi, studenten, docenten, docent-onderzoekers, programmamanagers en externen (zoals onderzoekers van andere instellingen of professionals uit de praktijk). Naast het bevorderen van het onderzoek in een lectoraat heeft een kenniskring ook een functie bij de vertaling van kennis en kunde vanuit de onderzoekspraktijk naar het onderwijs. Docentonderzoekers en docenten nemen deel aan een kenniskring, en kunnen de opgedane kennis in hun 12
Vereniging Hogescholen 2012. Financiële middelen Praktijkgericht Onderzoek December 2012. Vereniging Hogescholen 2010. Feiten en cijfers. Praktijkgericht onderzoek door hogescholen. 14 Vereniging Hogescholen 2010. Feiten en cijfers. Praktijkgericht onderzoek door hogescholen. 15 Monitor OCW. Meerjarenafspraken studiesucces en kwaliteit. 2001. 16 Stichting Kennis Ontwikkeling hbo (SKO) door Alons & Partners Consultancy. Onderzoek naar het profiel van de lector in het hbo. Den Haag, Juli 2008. 17 Stichting Kennis Ontwikkeling hbo (SKO) door Alons & Partners Consultancy. Onderzoek naar het profiel van de lector in het hbo. Den Haag, Juli 2008. 18 Forum voor praktijkgericht onderzoek. Profiel van de Lector. April 2012. 19 Stichting Kennis Ontwikkeling hbo (SKO) door Alons & Partners Consultancy. Onderzoek naar het profiel van de lector in het hbo. Den Haag, Juli 2008. 13
Pagina 8 van 27
Dichtbij de student | 2013
onderwijstaak doorgeven aan studenten. Bovendien kan de kennis over nieuwe ontwikkelingen in het veld aanleiding zijn voor eigen verdieping in deze onderwerpen. Door de deelname van de docenten, die
centraal
staan
in
het
onderwijsproces,
ontstaat
in
de
kenniskringen
een
continue
vernieuwingsimpuls richting onderwijs.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 9 van 27
Hoe kan het beter? Sinds de invoering van de lectoren zijn er veel stappen gezet. Dat is positief, maar de teneur van de gesprekken was dat het nog steeds beter kan. Het profiel en de werkzaamheden van een lector zijn zeer divers en de indirecte effecten op onderwijs positief. Er is veel gebeurd, maar er moet ook nog veel gebeuren! Zo bedient de lector tot op heden vooral een klein aantal studenten dat excellentietrajecten volgt, waardoor het ideaal van de reflective practitioner moeilijk hbo-breed te bereiken valt. Tijdens onze gesprekken hebben we een aantal bijzondere initiatieven bekeken die als voorbeeld kunnen dienen voor andere hogescholen en lectoren. Ter inspiratie worden er een aantal uitgelicht in een speciale box. Het zijn ideeën die bij implementatie de onderwijskwaliteit verhogen en voor meer motivatie en een betere onderwijsbeleving van de student zorgen. Alles overziend strekken de verantwoordelijkheden van lectoren zich op dit moment uit van onderzoek en het bedrijfsleven tot het onderwijs en docentprofessionalisering. De rol die lectoren spelen in het onderwijs blijkt echter voornamelijk beperkt tot indirect contact. In het uitzonderlijke geval dat er direct contact is tussen lector en studenten, gaat dit om de minieme groep van studenten die een honoursprogramma of onderzoeksminor volgen. Het is de vraag of dat wenselijk is: moet elke student in het hbo niet minimaal één keer in zijn studieloopbaan in aanraking komen met een lector of het onderzoek dat hij verricht? De zichtbaarheid richting studenten, kortom, laat nu te wensen over. Lectoren zouden in het onderwijsproces direct moeten participeren, ook door het onderhouden van een open netwerk dat toegankelijk is voor de hele gemeenschap binnen een hogeschool. Het lectoraat moet, met andere woorden, meer publiek zichtbaar worden. De indirecte effecten van lectoren op het onderwijs zijn positief. Denk aan de docenten die beter beslagen ten eis komen en profiteren van de kennis en ervaring van lectoren. Dat geven docenten op hun beurt weer door aan studenten. Ook hebben studenten baat bij de deelname van lectoren aan structurerings- en curriculumontwikkelings-commissies: er komt meer aandacht voor het doen van onderzoek en onderzoeksvaardigheden in het onderwijs. Als het gaat om het vormen van reflective practitioners dan is het indirecte positieve effect dat lectoren via docenten naar studenten overbrengen niet genoeg. Het is belangrijk voor de ontwikkeling van een leven lang lerende, kritische en reflecterende student dat hij of zij ook door het zelf doen van onderzoek onder begeleiding eigen ervaringen opdoet – idealiter binnen een lectoraat, maar ook via onderzoekscursussen binnen zijn of haar curriculum. Het gevarieerde profiel van de lector heeft voordelen, waarvan de belangrijkste de kruisbestuiving tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven is. In de praktijk blijkt echter dat onderwijs er wat bekaaid af komt bij lectoren. Om de verbeteringen te realiseren zijn er een drietal algemene aanbevelingen geformuleerd.
Pagina 10 van 27
Dichtbij de student | 2013
Allereerst denkt het ISO dat de koppeling tussen onderwijs en onderzoek sterker moet worden, daarnaast zijn we van mening dat de rol die lectoraten en lectoren spelen in docentprofessionalisering op het hbo uitgebreid moet worden, tot slot, om de handen van de lector zo vrij mogelijk te maken moet hij of zij beter ondersteund worden als het gaat om de randvoorwaarden bij het doen van onderzoek. Tezamen zijn deze aanbevelingen erop gericht dat er bij de lector en binnen lectoraten meer tijd wordt vrij geruimd en aandacht gemaakt voor onderwijs.
I.
De koppeling van onderwijs en onderzoek moet sterker worden.
Deze aanbeveling stoelt op vier onderdelen: het begeleiden en betrekken van studenten in het lectoraat wordt een verplichting (a), interdisciplinariteit wordt gestimuleerd (b), lectoraten moeten ook scripties kunnen gaan beoordelen (c) en elke student komt tijdens de studie in contact met het doen van onderzoek (d).
a.
Het begeleiden en betrekken van studenten in het lectoraat wordt een verplichting. 20
Uit onze gesprekken
blijkt dat lectoren op zeer uiteenlopende wijze deel nemen aan het onderwijs
en de organisatie hiervan: ze worden betrokken bij de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s, minoren, afstudeerprojecten en gastcolleges. Zelf onderwijs geven doen ze nauwelijks. Een flink aantal lectoren wordt betrokken bij de formulering van curricula. Vrijwel alle lectoren hebben een tweede aanstelling in de beroepspraktijk, wat voor directe koppeling met de arbeidsmarkt zorgt. Door zowel hun wetenschappelijke opleiding en activiteiten als ook de link met de praktijk, zijn lectoren uitermate goed in staat om nieuwe ontwikkelingen in een vakgebied te signaleren en binnen het werk van curriculumcommissies deze ontwikkelingen een plek te geven in de opleiding van studenten. De bijdrage van lectoren aan dit proces wordt door onze gesprekspartners zeer gewaardeerd, omdat zij vanuit hun vooropleiding en onderzoekstaak een brede kijk op het veld hebben. Het komt weinig voor dat een lector daadwerkelijke directe onderwijstaken heeft. De directe onderwijsbijdrage is vaak beperkt tot het geven van gastcolleges, zowel op de eigen instelling als op andere hogescholen. Een fiks deel van de lectoren is echter wel betrokken bij het ontwerpen en begeleiden van onderzoeksminoren en excellentietrajecten op hogescholen. Door hun kennis en kunde op het gebied van de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek onderscheiden en profileren zij zich binnen hogescholen. Lectoren maken mogelijk dat naast de vakinhoudelijke componenten van een studie in het hbo ook verdiepende kennis en vaardigheden opgedaan kunnen worden, die nu buiten het klassieke, kennis overdragende curriculum vallen. Naar onze mening zouden lectoren sterker in het onderwijs moeten staan. Dit kan door een algemeen vak over onderzoek aan hogescholen te introduceren. Iedere student maakt in ieder geval kennis met wetenschappelijke methodiek. 20
Een lijst van de gesprekspartners staat vermeld in de bijlage.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 11 van 27
Daarnaast dienen alle studenten in aanraking te komen met de lectoraten van hun instelling die binnen het vakgebied van hun studie liggen. Dit zal deels opgevangen kunnen worden door lectoren de tijd te geven om daadwerkelijk onderwijs te geven, in de vorm van colleges, het begeleiden van studenten, maar ook bij bewaken van de kwaliteit van werkstukken en scripties. Daarvoor moet de aanstelling van lectoren worden verhoogd, zowel in fte (nu vaak 0,4-0,6) als in 21
looptijd (vaak vier jaar) . Promovendi, of docent-onderzoekers in een kenniskring spelen idealiter eveneens een actievere rol in het in contact brengen van studenten met het lectoraat. Studenten moeten ook de mogelijkheid krijgen om bij stages in het bedrijfsleven onderzoek te verrichten over een onderwerp in de praktijk. De lector heeft hierbij een faciliterende rol, waarbij hij zijn eigen netwerk en contacten open stelt voor de student. Aan de andere kant heeft het bedrijfsleven de mogelijkheid om via de lector in contact met gemotiveerde studenten te komen. Studenten kunnen dan ook voor een stage of afstudeerproject passend bij hun interesse via de lector gekoppeld worden aan contacten. Dit gebeurt zelfs over de Nederlandse grenzen heen. Studenten hebben veel baat bij het netwerk van de lector. Zo kunnen ervaringen opgedaan worden die binnen de eigen instelling niet mogelijk zouden zijn. Studenten die wij gesproken hebben geven aan het als zeer prettig te ervaren dat ze stages kunnen lopen die direct aansluiten bij hun interesses. In een kader van projecten in het bedrijfsleven leggen studenten tevens alvast belangrijke contacten met potentiële toekomstige werkgevers. Tot slot zou bij de aanstelling van lectoren de centrale en decentrale medezeggenschap actief geïnformeerd moeten worden. Op die manier wordt de persoon van de lector, zijn of haar opdracht en onderzoek bekender gemaakt in de instelling. Voorbeeld: Lectoren geven gastcolleges Gastcolleges Het geven van gastcolleges is een taak van lectoren die meestal niet in de vacatureomschrijving staat, maar wel degelijk vaak gedaan wordt. Zo hebben bijvoorbeeld 23 lectoren van de Haagse Hogeschool 22
in 2011 meer dan zestig gastcolleges gegeven . Deze gastcolleges worden zowel aan studenten van de eigen instelling, maar ook aan externen gegeven. Door het geven van deze colleges staan lectoren ook centraal in de onderwijspraktijk, waardoor hun zichtbaarheid en impact direct groeit. Studenten hebben de mogelijkheid om een blik te werpen op het werk dat een lector doet kunnen ze contacten met lectoren opdoen, die mogelijk later handig zijn voor stages en afstudeerprojecten, of het gebruiken van het netwerk van de lector. Het geven van slechts gastcolleges is niet zaligmakend, maar wel een belangrijke stap op weg naar meer contact tussen lector en student.
21
Data afkomstig van: Stichting Kennis Ontwikkeling hbo (SKO) door Alons & Partners Consultancy. Onderzoek naar het profiel van de lector in het hbo. Den Haag, Juli 2008. 22 De Haagse Hogeschool. Jaarverslag 2011.
Pagina 12 van 27
Dichtbij de student | 2013
b.
Interdisciplinariteit en samenwerking tussen studenten van verschillende niveaus wordt
gestimuleerd. Voor de ontwikkeling van reflective practitioners is het van belang dat hbo-studenten kennismaken met het doen van onderzoek, het zijn van een practitioner van een beroep, maar ook dat ze tijdens hun studie samen werken met studenten van andere niveaus. Idealiter worden deze drie elementen ook samengevoegd in programma’s, zoals hieronder in het voorbeeld van de hogeschool Rotterdam gebeurd is. Op deze manier vindt er een kruisbestuiving plaats tussen de verschillende niveaus en standpunten, een ervaring waar alle betrokkenen baat bij hebben.
Voorbeeld: Studenten werken samen aan praktijkgericht onderzoek in een team met mbo, wo, bedrijfsleven, en lectoren. Innovatie Labs, Hogeschool Rotterdam Een innovatielab is een proces waarbij hbo studenten samen in een divers team problemen uit de praktijk gaan aanpakken. Het kan bijvoorbeeld gaan over het ontwikkelen van een energie-efficiënte auto, of stadsbouwkundige vraagstukken rondom Olympische ambities
23,24,25
. Dit onderwijs wordt
verzorgd als project- of excellentieonderwijs. In een team werken studenten van de hogeschool samen met studenten uit het mbo, het wo en partners uit het bedrijfsleven. Lectoren zijn actief in het initiëren en begeleiden van deze innovatieteams, en brengen de juiste actoren bij elkaar. Tevens geven zij inhoudelijke ondersteuning en fungeren als aanspreekpunt voor methodische of wetenschappelijke vraagstukken. Dit onderwijs heeft als centraal component een echte praktijkvraag met een doel aan de studenten, waardoor het een leertraject aan de hand van een probleem wordt, gesteund door een lector. In deze groepen werkten hbo-studenten dus samen met mbo-, wo-studenten en het bedrijfsleven aan het ontwikkelen van innovaties voor de praktijk, dit werd begeleid door lectoraten en docenten. De bijdrage van lectoren aan het onderwijs is echter wel voorbehouden aan een kleine groep studenten die gedurende hun studie onderzoek-georiënteerd of verdiepend onderwijs volgen. Vanuit het oogpunt van lectoren is het geven van onderwijs erg prettig, omdat het om een groep van bijzonder gemotiveerde en getalenteerde studenten gaat die interesse voor hun vak meebrengen. Deze studenten hebben ook veel baat bij de instelling van nieuwe onderwijstrajecten binnen deze kaders, die zonder lectoraten waarschijnlijk in mindere mate zouden bestaan.
23
Een overzicht wordt gegeven in de brochure Innovatieteams in de Praktijk: een Bron van Inspiratie, uitgegeven van de RDM Campus Rotterdam. 24 ScienceGuide: Innovation Lab voor Olympiade. Publicatie 21 juni 2010. http://www.scienceguide.nl/201006/innovation-lab-voor-olympiade-.aspx, Referentie op 15 april 2013. 25 RDM Campus Hogeschool Rotterdam: Innovatieteams. http://www.rdmcampus.nl/onderwijs/innovatieteams, Referentie op 15 april 2013.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 13 van 27
c.
Flexibiliteit bij de eisen voor afstudeerprojecten en stages om deelname aan projecten binnen
lectoraten mogelijk te maken. Naast de bijdrage aan onderzoeksminoren en excellentietrajecten geven een aantal lectoren ruimte voor afstudeerprojecten binnen hun lectoraat, of begeleiden afstudeerprojecten. Soms worden studenten indirect door promovendi begeleidt die aangesloten zijn bij lectoraten. Hoewel deze begeleiding voor lectoren veel tijd kost en relatief weinig resultaten oplevert, openen deze mogelijkheden een nieuwe wereld voor de studenten. Zij kunnen volwaardig deel uitmaken van een lopend project of onderzoek, zelfs met een eigen vraagstelling. Terwijl studenten hun projecten volgen onder leiding van een lector ligt de beoordeling van, bijvoorbeeld, scripties die uit deze projecten voort komen vaak nog steeds bij de docenten. Onze gesprekspartners geven aan dat dit niet altijd logisch en nuttig is, vooral als het om de beoordeling van de uitvoering van een methodischwetenschappelijke studie gaat die een student in samenwerking met een lector heeft opgezet en uitgevoerd. Het ISO is van mening dat dit moet veranderen. Het proces van beoordeling moet gestroomlijnd worden. Bovendien kan een lector vaak beter dan een docent het onderzoek ook op specifieke onderzoeksvaardigheden beoordelen.
d.
Elke student komt in zijn of haar studie in contact met het doen van onderzoek.
Door deel te nemen aan de verrijkingen die lectoraten toevoegen aan het landschap van hogescholen kunnen studenten waardevolle ervaring opdoen op het gebied van onderzoek. Dit omvat twee competenties: een kritisch-onderzoekende houding op het functioneren als praktijkprofessional en ook het vergaren van wetenschappelijke methodologische vaardigheden die praktijk-georiënteerd onderzoek mogelijk maken, zoals het opzetten van een onderzoek, een bepaald stramien waarin dat gegoten wordt zodat de controleerbaarheid van de gegevens gewaarborgd is, et cetera. De student leert om zelf onderzoek uit te voeren, maar ook om (relevante) literatuur te raadplegen en de relevantie voor de praktijk te beoordelen. Vandaar dat het ISO van mening is dat elke student in zijn of haar opleiding in aanraking moet komen met onderzoek. Momenteel neemt een klein deel van de hbo-studenten deel aan het onderzoek van lectoraten in de vorm van afstudeerprojecten, onderzoeksminoren, en excellentietrajecten. Een zeer klein aantal studenten stapt zelf op lectoren af om vrijwillig naast hun studie aan onderzoek deel te nemen. In gesprekken wordt aangegeven dat lectoren zeer enthousiast zijn over de studenten die bereid zijn dit uit zichzelf te doen. Hoewel in het begin vaak een behoorlijke tijdinvestering in de begeleiding gaat zitten, levert de bijdrage van de student wel bruikbare resultaten op, die nuttig voor de doelen van het lectoraat zijn. Bovendien snijdt het mes aan twee kanten: op een onderwijsinstelling is het niet altijd het resultaat dat telt, maar juist ook de weg daar naar toe. Spelenderwijs leren doen. De betrokkenheid van een student bij het onderzoek binnen een lectoraat is dus niet alleen een kwestie van nuttig resultaat voor het onderzoek, maar ook de verrijkende leerervaring voor de student.
Pagina 14 van 27
Dichtbij de student | 2013
De mogelijkheden hiervoor worden echter weinig gebruikt door studenten, ook omdat lectoren relatief weinig zichtbaar zijn voor studenten
26
.
Met andere woorden: de deelname aan onderzoek verbreedt de horizon van de student en faciliteert zijn opleiding tot reflective practitioner. De afgestudeerde wordt daarmee letterlijk een leven lang lerende, die middels methoden die hij gedurende zijn studie heeft opgedaan een onderzoekende houding inneemt in zijn beroepspraktijk. Dit staat in contrast tot de afgestudeerde van de vorige eeuw die in het hbo vooral opgeleid werd om een bepaald beroep met een bepaald pakket aan kennis uit te voeren. Research-based learning moet sterkere invloeden krijgen in het hbo onderwijs. Deze methode betekent voor ons het vergaren van kennis door een eerder uitgevoerd onderzoek als houvast te gebruiken om leerdoelen te identificeren. Leren aan de hand van onderzoek uit de praktijk bevordert een kritische denkhouding en bevordert vaardigheden die ook in de dagelijkse praktijk als reflective practitioner
toegepast
kunnen
worden.
Studenten
worden
dus
in
een
methodologisch-
wetenschappelijke benaderingswijze getraind en beter voorbereid op hun beroepspraktijk, wat de totale onderwijskwaliteit te goede zal komen. bevorderen. Voorbeeld: Studenten maken kennis met onderzoek via de begeleiding van lectoren. Promovendi, die dan ook de studenten begeleiden, Hogeschool van Amsterdam Lectoren hebben maar beperkt tijd voor het geven van onderwijs door hun beperkte aanstelling. Studenten kunnen daarom ook maar beperkt ingepast worden in de werkzaamheden van een lector. Een goede manier waarop meer aandacht kan worden besteed aan het opleiden en contact leggen tussen studenten en lectoren loopt via promovendi. In totaal begeleidt 63% van alle lectoren 27
promovendi . Deze kunnen als verlengstuk van de lector een rol spelen in het begeleiden van onderzoek door een student. Hierdoor wordt studenten een plek gegeven in het lectoraat.
II.
De rol die lectoraten in docent-professionalisering spelen wordt uitgebreid. De invoering van lectoraten heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de professionalisering van docenten. De focus van hbo instellingen op een duidelijk onderzoeksprofiel, dat boven beroepsgeoriënteerde kennisoverdracht uit stijgt, heeft tot meer bewustzijn geleid over het belang van kennis van onderzoek, ook onder docenten. Door lectoraten is er een nieuwe cultuur gaan leven op hogescholen, dit is de zogenaamde indirecte invloed van lectoren op de kwaliteit van het onderwijs. In deze cultuur zijn docenten gemotiveerd om aan te sluiten bij het onderzoek dat verricht wordt in lectoraten en geven aan zichzelf verder te willen ontwikkelen. Dit sluit ook aan bij het her-prioritering van hogescholen: voor haar studenten is niet alleen kennis belangrijk, maar ook de juiste 26
Zie hierover ook: Interstedelijk Studenten Overleg 2011. Onderzoek als hefboom: Studentenparticipatie in onderzoek op het hbo. Vervolgonderzoek Student & Lector 27 Stichting Kennis Ontwikkeling hbo (SKO) door Alons & Partners Consultancy. Onderzoek naar het profiel van de lector in het hbo. Den Haag, Juli 2008.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 15 van 27
vaardigheden om ingewikkelde vraagstukken met een onderzoekende houding te kunnen oplossen. Hier ligt niet alleen een rol weggelegd voor de lector, maar ook door de docent. Echter, zoals boven betoogd, zou de rol van lectoren wel uitgebreid moeten worden. Bovendien heeft een aantal hogescholen mogelijkheden gecreëerd waardoor docenten zich kunnen ontwikkelen als onderzoeker. Deze nieuwe carrièremogelijkheden geven perspectief voor het verder uitbouwen van het potentieel van docenten. Door beter opgeleide docenten, die principes van life-long learning en een kritische kijk op de praktijk uitdragen, leren studenten wat het betekent om in deze tijd in de beroepspraktijk te staan. Door behandeling van vraagstellingen uit de praktijk, die lectoren aan docenten doorgeven, leren studenten de praktijk beter kennen. Wat het ISO betreft wordt de rol die lectoren en hun lectoraat, via een kenniskring, bijvoorbeeld, spelen in de docent-professionalisering uitgebreid, daar plukken studenten immers ook de vruchten van. Om dat te bereiken worden hieronder drie sub-aanbevelingen gedaan: docenten moeten de mogelijkheid krijgen zich te specialiseren in onderzoek (a), lectoren geven een halfjaarlijkse trainingsdag aan docenten (b) en er worden afspraken gemaakt over ondersteuning van de lector (c). a.
Docenten moeten de mogelijkheid krijgen zich te specialiseren in onderzoek.
Uit de gesprekken kwam naar voren dat een cultuur waarin meer aandacht is voor onderzoek heeft geleid tot meer bewustzijn voor persoonlijke ontwikkeling van docenten. Het aantal docenten met een Master of PhD-degree is duidelijk toegenomen de afgelopen jaren. In 2009 heeft 55% van alle 28
docenten een Master diploma in tegenstelling tot 46% in 2005 . Bovendien is de aantal van docenten met een Bachelor diploma in de zelfde periode gedaald van 47% tot 35%. De hoeveelheid gepromoveerde docenten is procentueel verdubbeld van 4% naar 8%.
29
Deze veranderingen worden
waarschijnlijk mede veroorzaakt door het personeelsbeleid van hogescholen, waarbij docenten met hogere opleidingsgraad de voorkeur voor een positie krijgen of docenten worden aangemoedigd om een hoger opleidingsniveau te behalen. De toenemende aandacht voor onderzoek binnen hogescholen leidt tot de opkomst van een nieuw soort docent, die tevens onderzoeker is, geven onze gesprekspartners aan. Bij de Hogeschool Rotterdam, bijvoorbeeld, krijgen docenten de gelegenheid om voor een bepaalde periode een deel van hun onderwijsaanstelling om te zetten in een onderzoeksaanstelling, waardoor ze zich kunnen specialiseren in het doen van onderzoek. Anno 2013 is de docent dus actief in onderzoek en activiteiten van kenniskringen. Dit leidt tot een levendige kennisuitwisseling tussen docenten zelf, maar ook met studenten en lectoren. Deze kenniscirculatie in het hbo leidt tot meer bewustzijn voor vraagstellingen uit de praktijk en een duidelijke kijk op de wereld om het curriculum heen. Uiteindelijk brengt de docent deze kennis over, zowel bewust als onbewust, weer aan de student. Vraagstellingen uit de praktijk maken dan ook vaker 28 29
Vereniging Hogescholen 2011. Feiten en cijfers. Personeel in het hoger beroepsonderwijs. Ibidem.
Pagina 16 van 27
Dichtbij de student | 2013
deel uit van het reguliere onderwijs. Idealiter heeft iedere kenniskring deelnemende docenten. Docenten kunnen ook vertegenwoordigd zijn door enkele docent-onderzoekers, die dan op hun beurt weer informatie en kennis doorsluizen naar de andere docenten. Een andere mogelijkheid is dat de 0.1 fte voor persoonlijke ontwikkeling, die docenten hebben, kan gebruikt worden om zelf vaardigheden en kennis te vergaren op het gebied van een lectoraat. Voorbeeld: docenten die een deel van hun onderwijstijd inzetten voor onderzoek Docenten die tijdelijk een deel van hun onderwijstijd kunnen inzetten voor het doen van onderzoek, Hogeschool Rotterdam. Bij de hogeschool van Rotterdam zijn zogenaamde ‘schaal 13’ docenten ingevoerd. Dit betekent feitelijk dat er ruimte gecreëerd is om docenten de mogelijkheid te geven om tijdelijk onderzoek te doen. Dit gebeurt via een 50/50 aanstelling: de helft onderwijs en de helft onderzoek. Na vier jaar gaat een docent weer volledig terug het onderwijs in om de ervaringen die opgedaan zijn in het onderzoek mee te nemen. De keuze voor onderzoeksonderwerp gebeurt in overleg tussen lector en docent. Het domein wordt daarnaast gekozen op basis van de behoefte (zowel maatschappelijk als onder studenten) en langdurige trends. Het onderzoek gebeurt op basis van overleg tussen onderwijs en een partij in de buitenwereld. Studenten doen ook mee. De discontinuïteit die studentenparticipatie uit zichzelf meebrengt wordt opgevangen door van onderzoek een estafetteonderzoek te maken: het eindpunt van de ene student is het beginpunt voor de nieuwe student.
b.
Lectoren bieden om halfjaarlijks een trainingsdag aan voor docenten.
Dergelijke trainingsdagen bieden lectoren de uitstekende gelegenheid om docenten up-to-date te houden over de beroeps- en onderzoekspraktijk. Zoals boven al beschreven is stellen docenten deze extra mogelijkheden op prijs, omdat het hen de kans geeft zich te verdiepen. Studenten plukken hier uiteindelijk de vruchten van, omdat docenten zich bewuster zijn van het doen van onderzoek en het belang voor de ontwikkeling van de studenten.
c.
Er worden afspraken gemaakt over de ondersteuning van de lector.
Een lector kan natuurlijk niet alleen zijn of haar reikwijdte verbreden. Om dat mogelijk te maken is het hele lectoraat nodig: dit betekent zowel de lector als de docenten, promovendi en studenten binnen de kenniskring.
Er moet ook echter voorzien worden in adequate ondersteuning van de lector. Idealiter bestaat elk lectoraat dus uit promovendi, een programmamanager, secretariële ondersteuning, docenten en studenten. Wij pleiten voor het maken van landelijke afspraken over de ondersteuning van lectoren. Hierdoor ontstaat er een shift van taken richting ondersteunend personeel, en de lector heeft meer ruimte voor het uitvoeren van kernprocessen.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 17 van 27
Deze afspraken zouden een framework moeten bieden waarin de ondersteuning vorm gegeven kan worden, maar moeten ook voldoende flexibiliteit voor het lectoraat en de instelling laten.
Voorbeeld: Ondersteuning van het lectoraat door een programmamanager. Programmamanager, Lectoraat Forensisch Onderzoek aan de Hogeschool van Amsterdam Op indirecte wijze dragen programmamanagers bij aan goed onderwijs. Een programmamanager is een professional die is aangesteld bij het lectoraat om kennismanagement te doen. Hij houdt de lijnen van het onderzoeksprogramma in de gaten en zorgt ervoor dat de koppeling met de praktijk sterk blijft. Bovendien is de programmamanager bezig met het beheren van projecten en subsidieaanvragen. Vaak
hebben
programmamanagers
ook
financiële
en
administratieve
taken
binnen
de
onderzoekseenheid van een lectoraat of kenniscentrum. De indruk die wij gedurende ons onderzoek hebben gekregen is dat lectoren die programmamanagers aangesteld hebben beter kunnen focussen op hun onderzoek en onderwijstaak. Bovendien bevorderen programmamanagers de kennistranslatie naar het onderwijslokaal en de praktijk, wat uiteindelijk ook de student ten goede komt.
III.
De randvoorwaarden voor het doen van onderzoek worden versoepeld. Zoals al vaker gememoreerd: de lector heeft een zeer divers profiel. Zo divers dat denken aan alle verschillende randvoorwaarden veel tijd in beslag neemt. Tijd die ook besteed had kunnen worden aan het geven van onderwijs. Onder de vorige aanbeveling is het al even gegaan over ondersteuning van de kenniskring en het onderwijs, maar ook aan de kant van het onderzoek kan er nog wel wat verbeterd worden. De verbeteringen zitten met name in de ondersteuning, maar ook in HRM-eisen.
a.
Hbo-instellingen
zetten
onderzoeksbureaus
op
die
gericht
zijn
op
binnenhalen
onderzoeksgelden en subsidies. Momenteel is een lector vaak veel tijd kwijt met het binnenhalen van subsidies. Al snel twee jaar, terwijl de lector vaak maar vier tot vijf jaar in dienst is bij een hogeschool. Vrijwel alle gelden komen 30
binnen via het RAAK-programma , NWO of het bedrijfsleven. Door meer de samenwerking te zoeken met universiteiten, maar door ook de blik te openen richting Europa kunnen lectoren nieuwe levensaders aanboren. Door het opzetten van onderzoeksbureaus kunnen hbo-instellingen ondersteuning verlenen aan lectoraten en kenniscentra in het verkrijgen van subsidies op nationaal en internationaal, naar universitair voorbeeld. Dit stimuleert lectoren sterker om een onderzoeksgroep op te bouwen, die ook kan voortbestaan als de aanstelling niet verlengd wordt.
30
Het RAAK programma staat voor Regionale Aandacht voor Kenniscirculatie en is opgezet om innovatieve projecten in samenwerking van hbo en bedrijfsleven te stimuleren.
Pagina 18 van 27
Dichtbij de student | 2013
b.
Een lector moet gepromoveerd zijn.
Wat het ISO betreft moeten de HRM-eisen omhoog voor lectoren. Het is wenselijk dat als een lector over onderzoek doen doceert, promovendi begeleidt en de eindverantwoordelijkheid heeft voor een onderzoek hij of zij de hoogst haalbare wetenschappelijke titel bezit: hij of zij is gepromoveerd. Op die manier is een zeker minimum van ervaring in onderzoek verplicht en staat de lector hoger of op gelijke hoogte met iedereen in de kenniskring.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 19 van 27
Toekomstbeeld Een lector staat dicht bij de student in de toekomst. Kennis van en ervaring met het doen van onderzoek zorgt ervoor dat een student zich oefent in het kritisch nadenken over zijn vakgebied. Idealiter krijgt elke student van een hogeschool in de toekomst te maken met lectoraten en het doen van onderzoek. Dat is van belang voor de reflective practitioner, die de hogescholen van hun studenten willen maken. Tegelijkertijd heeft dit als voordeel dat een vakgebied tot leven kan komen voor de student. Een belangrijke rol in dit proces is weggelegd voor de lector. Dit betekent dus dat de wetenschappelijke ervaring toegevoegd wordt aan het curriculum van het hbo: de afgestudeerde hbo-er moet reflectief zijn, maar blijft in eerste instantie een ‘practitioner’. Op dit moment worden lectoren vooral afgerekend op hun onderzoekprestaties en valorisatie van de onderzoeken in de praktijk. De meest belangrijke, en paradoxaal genoeg de meest ondergewaardeerde, vorm van valorisatie is echter via het onderwijs. Juist in het betrekken van studenten bij onderzoek ligt een enorme kans voor de valorisatie van kennis. Studenten zijn immers de werknemers en ondernemers van morgen. Idealiter vindt het directe contact tussen student en onderzoek plaats via de lector, die hiervoor de aangewezen en meest gekwalificeerde persoon is. Dit betekent dat lectoren ook in de toekomst een divers profiel moeten behouden, en dat de onderwijscomponent van zijn werkzaamheden uitgebreid en beter gewaardeerd moet worden. Een lector is actief bij het ontwikkelen van nieuwe onderdelen van curricula, het herzien van huidige curricula, het opzetten van nieuwe onderzoeksminoren, excellentietrajecten, en kenniscentra. In de toekomst wordt de directe rol van de lector in het onderwijs en zijn zichtbaarheid groter. Dat betekent dat studenten hem tegen komen als (gast)docent of als coördinator van een cursus. De lector laat studenten kennis maken met de uitdagingen waarop zijn team onderzoek doet. Bovendien laat de lector studenten ook zien waarom de link tussen zijn onderzoek belang heeft voor het bedrijfsleven en, in de meest brede zin, voor de maatschappij als geheel. Studenten komen al vroeg in hun studie in aanraking met relevante lectoraten en het doen van onderzoek. Aan het einde van de studie geeft de lector studenten de mogelijkheid om, via afstudeerprojecten, deel te nemen aan de activiteiten van het lectoraat. Op deze manier speelt de lector voor zoveel mogelijk studenten een rol als scharnier tussen onderzoek, praktijk en onderwijs. Lectoren kunnen tevens de stof levendig maken voor studenten. Een lector geeft ook een brede blik op zijn vak aan studenten. Een lector motiveert studenten om buiten de kaders van hun vak te kijken. Hij leert hen vaardigheden in het wetenschappelijk onderzoek die studenten bekwaam maken om later in de praktijk reflectief te kunnen werken. Om studenten daarop voor te bereiden wordt ook het netwerk van een lector ten volle benut om studenten op gepaste stageplaatsen te krijgen. Deze stageplaatsen kunnen zowel bij collega-lectoren op de eigen instelling, op andere instellingen, maar ook in bij organisaties of in het bedrijfsleven gevonden worden.
Pagina 20 van 27
Dichtbij de student | 2013
Idealiter wordt er een online gemeenschap gecreëerd waar niet alleen lectoren, studenten en docenten participeren, maar ook bedrijven die problemen of juist oplossingen hebben, waardoor het netwerk van lectoraten toegankelijk wordt voor een grotere massa op de eigen onderwijsinstelling. Om onderwijs en praktijk te koppelen aan onderzoek zouden lectoren die geen volledige aanstelling hebben aan de hogeschool actief moeten zijn als docent of werken in het bedrijfsleven. Voor hun onderzoek werken lectoren samen met het bedrijfsleven, andere hogescholen, en onderzoeksgroepen op universiteiten. Ook op indirecte wijze speelt de lector een belangrijke rol op hogescholen, bijvoorbeeld door de bijdrage aan docentprofessionalisering. Wat ons betreft is dat één van de hoofdtaken van een lector, niet dé hoofdtaak. Om de docentprofessionalisering verder vorm te geven zou iedere lector in de toekomst een kenniskring moeten onderhouden en deel uitmaken van een kenniscentrum. Docenten, promovendi en docentonderzoekers, maar ook studenten maken deel uit van een kenniskring. Studenten kunnen deel nemen aan een kenniskring via onderzoeksstages of afstudeertrajecten. Promovendi en docent-onderzoekers die in een lectoraat actief zijn hebben een duidelijke verplichting in het begeleiden van studenten. Zij leren methodische en wetenschappelijke technieken die studenten nodig hebben om een zelfstandige bijdrage aan het lectoraat te kunnen leveren. Hij heeft een rol bij de bijscholing van docenten op inhoudelijk niveau. De stappen die op het gebied van docentprofessionalisering al gemaakt zijn moeten de komende jaren verbreed worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat er meer mogelijkheden moeten worden gecreëerd zodat docenten tijdelijk aan de slag kunnen als onderzoeker bij het lectoraat. De praktijk, waar de hogeschool Rotterdam één van de eerste mee was, waarin docenten tijdelijk een deel van hun onderwijstijd kunnen inzetten voor het doen van onderzoek, is nationaal aangeslagen. Een lector moet dan ook verplicht geld werven voor zijn onderzoek en het aanstellen van medewerkers voordat hij aan zijn opdracht begint. Door het binnenhalen van onderzoekssubsides heeft
een
lector
voldoende
budget
om
promovendi,
docent-onderzoekers
en
eventueel
onderzoeksassistenten aan te stellen, wat wederom een vitale onderzoeksomgeving versterkt. Een alternatief zou zijn dat zij een startsubsidie van hogescholen krijgen. Dit maakt het mogelijk dat een lector direct van start kan gaan met het daadwerkelijke werk van een lector. Dit kan via de wegen waarop dat nu gaat: RAAK, NWO en het bedrijfsleven, maar in de toekomst kijkt een lector, geholpen door onderzoeksbureaus op de instelling waar hij of zij werkt, ook ver over de grenzen, naar Europa. Daardoor is veel geld beschikbaar gekomen uit de Europese onderwijs en innovatie gelden voor Nederlands vernieuwend onderzoek, zowel aan universiteiten als hogescholen. Gezien de veranderende manieren waarop de overheid onderwijs en onderzoek financiert is het nodig dat een lectoraat bekwaam is in het binnenhalen van onderzoeksubsidies. Idealiter wordt de groep ondersteund door onderzoeksbureaus van de instelling. De slag om Europees geld zal gevoerd moeten worden. Het is de vraag of instellingen hier los van de universiteiten moeten optrekken, of juist de handen ineen slaan.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 21 van 27
Beide kunnen positieve gevolgen hebben voor het onderzoek dat lectoren doen. Een kruisbestuiving tussen hbo, wo en bedrijfsleven is positief, zeker als studenten van hbo en wo, die daar de vruchten van kunnen plukken. Voordat een lector aangesteld wordt heeft hij aantoonbare ervaring in het geven van onderwijs, doen van onderzoek, opzetten van projecten en kennis valorisatie, en het verkrijgen van subsidies vanuit instellingsbronnen of externe partijen. Een lector heeft vaardigheden om te denken in perspectief van innovatie en vernieuwing.
Pagina 22 van 27
Dichtbij de student | 2013
Bijlage A
Lijst van gesprekspartners (chronologische volgorde)
Frans Leijnse Dr. Leijnse was voorzitter van de Vereniging Hogescholen tussen 1998 en 2004, precies in de periode in die lectoraten in het hbo werden ingevoerd. Leijnse is tevens ook hoogleraar Onderwijs en Arbeidsmarkt aan de Open Universiteit, en sinds 2011 lector Kenniscirculatie aan de Hogeschool Utrecht. Hij was tevens lid van de Tweede Kamer van 1984 tot 1994 en lid van de Eerste Kamer van 2003 tot 2011.
Johannes van der Vos Dhr. van der Vos is als beleidsadviseur verbonden aan de Vereniging Hogescholen. Zijn portefeuille omvat onder andere de inbedding van lectoraten in het hbo. Dhr. van der Vos was ook verbonden aan het Forum voor Praktijkgericht Onderzoek, het landelijk netwerk lectoren.
Hans Duits Dr. Duits is lector Financieel-economische Advisering bij Innovatie aan de Hogeschool Utrecht sinds 2011. Kort na ons gesprek hield hij zijn openbare les Back to the future, waarin hij onder andere reflecteerde over lectoraten in het hbo.
Christianne de Poot Dr. de Poot is lector Forensisch Onderzoek aan de Hogeschool van Amsterdam. Als lector draagt zij bij aan de opleidingen Forensic Science van de HvA en Forensisch Rechercheur van de Politieacademie. Hiernaast begeleidt zij twee promovendi en heeft met regelmaat Masterstudenten van de Universiteit van Amsterdam als stagaires.
Mette Rurup Dr. Rurup is gepromoveerd op het gebied van sociale geneeskunde en op dit moment studente Recherchekunde aan de Politieacademie.
Zij ambieert een loopbaan in het Forensisch Onderzoek aan de Politieacademie, waarbij zij graag een onderzoekende houding wil combineren met de huidige praktijk.
Jan Roelof Dhr. Roelof is lid van het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam sinds 2006. Voor zijn bestuurlijke functie was hij docent in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en later aan de Hogeschool Rotterdam.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 23 van 27
Bert Hooijer Dhr. Hooijer is directeur van het kenniscentrum Sustainable Solutions aan de Hogeschool Rotterdam en directeur van de RDM campus. De RDM campus dankt zijn naam aan de ligging op het voormalige terrein van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij.
Marc Verheijen Dhr. Verheijen is lector Infratecture aan de Hogeschool Rotterdam en verbonden aan het kenniscentrum Sustainable Solutions. Hij werkt naast zijn lectoraat bij de Gemeente Rotterdam in de Stadsontwikkeling.
Christoph Maria Ravesloot Dr. Ravesloot is als lector Innovatie Bouwproces en Duurzaamheid verbonden aan de Hogeschool Rotterdam en het kenniscentrum Sustainable Solutions. Als lector begeleidt hij studenten van verschillende opleidingen bij afstudeerprojecten binnen zijn lectoraat.
Marlies Bedeker Mw. Bedeker is werkzaam als onderwijsmanager aan het Kenniscentrum Sustainable Solutions van de Hogeschool Rotterdam.
Docenten aan de RDM campus, Hogeschool Rotterdam Onze dank gaat aan Peter Budde, Alexander de Vries, Arjan Karssenberg en Roeland Hogt voor hun deelname aan onze discussie over de rol van docenten binnen lectoraten en het overbruggen van kennisoverdracht tussen lector en student.
Studenten aan de RDM campus, Hogeschool Rotterdam Wij danken de studenten Kevin, Dominique, Sven, Geert (TU Delft) , Ricardo, Geert (Hogeschool Rotterdam), en Kimlee. Zij hebben ons geholpen om een goede kijk te krijgen op het kenniscircuit tussen student en lector.
Pagina 24 van 27
Dichtbij de student | 2013
Samenvatting aanbevelingen -
De lector staat voor een dilemma tussen zijn werkzaamheden en de tijd die hij daar aan kan besteden. Aan de ene kant heeft hij of zij een grote aantal opgaven, aan de andere kant heeft hij of zij maar gemiddeld 0.5 fte en een beperkte termijn van aanstelling. Hiervoor moeten bij de instellingen passende oplossingen gecreëerd worden.
-
Lectoren staan vaak alleen indirect in contact met onderwijs en hebben maar een beperkte zichtbaarheid. Wij pleiten voor een zichtbaar lectoraat met directe onderwijsparticipatie van studenten, bijvoorbeeld door het doen van projecten binnen het lectoraat of het volgen van onderzoeksminoren.
-
Lectoren stellen hun netwerk open voor studenten en stimuleren het doen van stages in praktijkgericht onderzoek, zowel nationaal als internationaal.
-
Afstudeerprojecten en stages moeten in eindtermen zo flexibel zijn dat deelname aan projecten binnen een lectoraat goed mogelijk is.
-
Studenten moeten worden opgeleid als levenslang lerende reflective practitioners. Dit houdt in dat elke student in zijn of haar opleiding in aanraking komt met het doen van praktijkgericht onderzoek.
-
Iedere student maakt in ieder geval kennis met methodiek voor praktijkgericht onderzoek.
-
Docenten moeten de mogelijkheid krijgen om zich te specialiseren in onderzoek. Hierdoor wordt indirect het onderwijsniveau verhoogd door bilaterale kennistranslatie.
-
Lectoren bieden bijvoorbeeld halfjaarlijks een onderzoeksdag aan om docenten up-to-date te houden van de beroeps- en onderzoekspraktijk.
-
Een lector kan alleen een grote reikwijdte bereiken als hij voldoende ondersteuning krijgt. Een groep van promovendi, docenten, studenten, een programmamanager, en secretariële ondersteuning zouden het functioneren van de lector moeten faciliteren.
-
Hbo-instellingen zouden onderzoeksbureaus moeten opzetten die lectoraten ondersteunen bij het binnenhalen van subsidies.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 25 van 27
Samenvatting best practices Hieronder worden een aantal geweldige aangeboden die wij gedurende het onderzoek naar lectoren op instellingen tegen kwamen. -
Lectoren geven een beperkt aantal gastcolleges binnen hun eigen instelling, maar ook extern, en vergroten zo de zichtbaarheid van hun werk tegenover studenten.
-
Innovatie Labs: hbo studenten werken aan een concreet probleem uit de praktijk in een divers team, dat hiernaast ook wo en mbo-studenten en partners uit het bedrijfsleven bevat. Het leertraject wordt ondersteund door een lector.
-
Het gebruik van praktijkgericht onderzoek als case studies die het onderwijs van studenten leiden. Studenten leren op basis van onderzoek, en stellen bijvoorbeeld vragen over de conceptionalisering van de onderzoeksvraag of de keuze voor een bepaalde methodologie.
-
Promovendi die binnen een lectoraat actief zijn kennen een actieve rol in het begeleiden van studenten.
-
De docent-onderzoeker, die de mogelijkheid is gegeven om tijdelijk onderzoek te doen. Na vier jaar gaat de docent weer volledig terug naar het onderwijs en neemt de ervaringen mee.
-
Lectoren die programmamanagers aangesteld hebben kunnen beter focussen op hun onderzoek en onderwijstaak. Een programmamanager is een professional die is aangesteld bij het lectoraat om kennismanagement te doen. Hij houdt de lijnen van het onderzoeksprogramma in de gaten en zorgt ervoor dat de koppeling met de praktijk sterk blijft.
Pagina 26 van 27
Dichtbij de student | 2013
Auteurs Jorg van Velzen David Schmidt Ontwerp Jasper Sonderen Over ISO Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO ) is de grootste landelijke organisatie die de belangen van alle studenten in het hoger onderwijs behartigt. Bij het ISO zijn 31 lidorganisaties en 6 convenantpartners aangesloten, die samen 660.000 studenten vertegenwoordigen. Het ISO is de vaste gesprekspartner van onder andere het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de politieke partijen en de koepels van universiteiten en hogescholen.
Dichtbij de student | 2013
Pagina 27 van 27