“Deze stad
is van mij” L e o d e Wi t ne em t a fs che id va n he t parke t Am s ter da m Hij was vijftien jaar hoofdofficier van justitie, in Breda, Rotterdam, en de laatste zeven jaar in Amsterdam. Talloze zaken passeerden zijn bureau, van de opschoning van Perron Nul tot de vervolging van Willem Holleeder. Leo de Wit lag er zelden wakker van. Wel van de personele spanningen die hij als baas van het parket moest tackelen. De bedreiging van officier van justitie Koos Plooy bijvoorbeeld, en het conflict dat daarna ontstond tussen voor- en tegenstanders van een deal met de kroongetuige. “Het wantrouwen was moeilijk te beheersen.” door Miek Smilde foto’s Chantal Ariëns
14
nr.12 – 2008
p014_019_MR12_Repo1_deWit_v1.indd 14
nr.12 – 2008
02-12-2008 12:45:42
Prijs betalen De bravoure van de student glinstert nog in zijn ogen. Na een carrière van dertig jaar bij het Openbaar Ministerie lijkt De Wit nog niets van zijn vechtlust te hebben verloren. Hoewel hij nooit een “tot in zijn tenen bevlogen jurist” is geweest, koestert hij het OM als een oude liefde. Strategische beleidsontwikkelingen en visionaire vergezichten over de toekomst van de Nederlandse strafrechtspleging zal hij niet missen als hij straks met pensioen is. Wel het dagelijkse gesprek met opsporingsdiensten, politie, bestuur. De spanning van het vak. “Ik rijd nu anders door de stad dan straks in januari”, zegt hij. “Nu denk ik nog: ‘Deze stad is van mij.’ Een beetje emotionele onzin, maar zo voel ik het. Ik had het vroeger in Rotterdam ook, waar ik zeven jaar hoofdofficier ben geweest. Maar daar heb ik het helemaal niet meer.” De hoofdofficier ziet duidelijk op tegen zijn vertrek. Op de vraag wat het dieptepunt van zijn loopbaan is, antwoordt hij: “Dat het voorbij is.” De toegenomen druk op het Openbaar Ministerie, de voortdurende kritiek op het vervolgingsapparaat, de eeuwigdurende strijd tussen politie, OM en bestuur, de boosheid van de samenleving die zich zelfs in persoonlijke bedreigingen kan uiten, De Wit heeft het nooit als belastend ervaren. “Kritiek en verontwaardiging zijn inherent aan het vak. Een officier neemt talloze beslissingen die grote repercussies hebben op het leven van mensen. Vaak moet hij deze beslissingen nemen op momenten dat hij nog niet alles kan weten, dat hij nog geen volledig zicht heeft. Het zijn bovendien beslissingen waarover hij verantwoording moet afleggen. Aan de ene kant is dat de drive van veel mensen die hier werken. Daar moet je een bepaalde persoon voor zijn, dat moet je durven. Aan de andere kant betekent dat per definitie dat je een prijs betaalt als de waarheid achteraf anders uitpakt.”
liep we terug met zo’n zak hosties, en ondertussen eten, eten. En de pastoor maar klagen bij de nonnen dat hij drie kilo had besteld en er maar twee had gekregen.” Zijn grootvader was ondernemer, en had een aannemersbedrijf. De rest van de familie werkte vooral in het onderwijs. Zijn vader was directeur van een scholengemeenschap, zijn moeder zorgde voor Leo, zijn drie broers en zijn twee zussen. “Het was een echt, katholiek, intellectueel georiënteerd gezin. Het was dus ook de bedoeling dat we gingen studeren. Als je niet op die lijn zat, had je een probleem.”
Interview
M
et smaak haalt Leo de Wit (1944) herinneringen op aan zijn studententijd in Amsterdam. Hij was als rooms-katholieke jongen lid van de vereniging Sanctus Thomas Acquinas en vocht regelmatig om een vat bier met de ‘natuurlijke vijand’, de gereformeerde studenten van het VU corps. “Wij wonnen. De Roomsen waren slimmer, hadden meer strategie en strijdplannen.” En hij declameert, met gevoel voor decorum: “Ziet Roomsen, ziet ginder de ketters staan, talmt niet, val nu aan, dat zij vergaan. Pookt op, stookt op het vier …” Hij denkt na, en neuriet verder “…de goede tijden van weleer, keren zeker spoedig weer.”
U bent uw hele carrière in dienst geweest van dezelfde werkgever. Raadt u dat jonge juristen aan? “Nee. Na een jaar of zes, zeven, moet je eigenlijk een tijd weg. Omdat de bandbreedte van het werk, ondanks de veelzijdigheid ervan, toch beperkt is. Bovendien is de rol van handhaving in de samenleving veel breder geworden dan alleen maar de toepassing van het strafrecht in bijzondere omstandigheden. Ieder facet van het leven is tegenwoordig bijna gedekt met een vorm van een autoriteit die iets controleert, zelfs consumentengedrag. Die functie van handhaving, toezicht, controle, preventie, beïnvloeding van gedrag en omstandigheden, dat hele complex is zo breed. Het is goed als de mensen die zich daarmee bezighouden van tijd tot tijd van stoel wisselen.” Dat geldt ook voor de uitwisseling met de advocatuur, vindt De Wit. Hij is blij dat er in toenemende mate advocaten voor kortere of langere tijd voor het OM kiezen. Zeker op specialistische functies, bijvoorbeeld bij het functioneel parket, zijn ervaren advocaten meer dan welkom. “Er zijn genoeg advocaten die op een gegeven moment genoeg hebben van die ultieme dienstbaarheid aan de cliënt en die door andere normen en waarden gedreven worden.” Vaak gaat het dan niet om strafrechtadvocaten, maar om bijvoorbeeld
Leo de Wit Leo de Wit werd op 17 augustus 1944 geboren in Amsterdam. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam en was van 1969 tot 1971 in militaire dienst als secretaris van de krijgsraad. Tussen 1971 tot 1978 was hij hoofd van de afdeling internationale rechtshulp en chef van de afdeling opsporingsbeleid op het ministerie van Justitie. Daarna maakte De Wit de overstap naar het OM waar hij achtereenvolgens werkte als officier van justitie in Rotterdam en Amsterdam. In 1991 werd De Wit eerst fungerend hoofdofficier van justitie van de politieregio Zaanstreek Waterland en daarna hoofdofficier in ach-
Hosties eten
tereenvolgens Breda, Rotterdam en Amsterdam. Na zijn
De Wit groeide op in Amsterdam, aan de Linnaeushof in de Watergraafsmeer. Een echte katholieke enclave in die tijd, met een kerk en een klooster, drie tennisbanen en een lagere school. “De misdienaren moesten hosties halen bij het nonnenklooster, want daar zat de hostiebakkerij. Dan
afscheid zal De Wit als adviseur zeven maanden meewerken aan de herinrichting van het OM en de politie op de Nederlandse Antillen. Leo de Wit is getrouwd en heeft twee zoons en een dochter.
nr.12 – 2008
p014_019_MR12_Repo1_deWit_v1.indd 15
nr.12 – 2008
15
02-12-2008 12:45:43
ADV
p014_019_MR12_Repo1_deWit_v1.indd 16
02-12-2008 12:45:43
interview
nanciële experts. Het botert niet zo tussen het OM en de fi strafrechtadvocatuur. Onlangs nog noemde de Rotterdamse strafpleitster Inez Weski het OM in NRC Handelsblad ‘rot’ en ‘perfide’. “Justitie belazert je waar je bij staat”, zei ze. In de zaak tegen haar cliënt Kouwenhoven verweet ze het OM ‘machtsmisbruik’. Hoofdofficier de Wit begrijpt de felheid van die toon niet. “Weski valt ons in het interview aan op wat de kern van het OM is, namelijk integriteit. Ik ken het OM meer dan wat ook, en als er iets is dat het OM bindt, is het wel integer optreden. Natuurlijk zullen er hier en daar procedurele misslagen zijn, maar zij had het over een fundamenteel onbetrouwbare organisatie. Dat gaat zover, dat het niet eens meer zin heeft erover te praten. De afstand is te groot, dat krijg je nooit meer samen. Ik wil ook niet in een nietes-welles spel terechtkomen. Het enige wat ik kan zeggen is: ik ken het OM heel goed, we opereren vaak op het scherpst van de snede, het OM en de Amsterdamse advocatuur proeven regelmatig elkaars nieren, maar het is een volstrekt integer bedrijf.”
“Kritiek en verontwaardiging zijn inherent aan het vak. Een officier neemt talloze beslissingen die grote repercussies hebben op het leven van mensen”
Het OM heeft wettelijk de taak aan waarheidsvinding te doen. Bestaat waarheid? “In een groot aantal zaken wel ja. Met soms de wat rafelige rand van de overtuiging. Waarheidsvinding in een strafproces is eigenlijk curieus. Een rechter doet niet aan waarheidsvinding. Een rechter beoordeelt alleen of de door het OM gepercipieerde opvatting van de waarheid zoals die in de dagvaarding staat bewezen kan worden. De druk om de waarheid te vinden, moet dus per definitie veel groter zijn bij het OM. Als wij niet ons uiterste best doen om tot de waarheid te komen, menselijkerwijze, doet niemand het. Een officier moet die persoonlijke drive hebben. En de organisatie moet die drive nog eens versterken.” Gebeurt dat voldoende? “De laatste jaren gebeurt dat goed. Daar zijn wel wat rampen voor nodig geweest, zoals de Schiedammer
arkmoord, maar nu gebeurt het zeker. Als je ziet hoeveel p tijd en geld er wordt vrijgemaakt voor kwaliteitsofficieren die worden vrijgesteld om tegenspraakconstructies op te tuigen, dat is heel anders dan vier jaar geleden. Iedereen heeft echt het gevoel dat dit nooit meer mag gebeuren. De rechtspsycholoog Peter van Koppen heeft wel een punt als hij zegt dat structuurmaatregelen op zichzelf niet voldoende zijn om tunnelvisies te voorkomen. Primair moet elke officier in zijn hart en zijn ziel de overtuiging hebben het goede te doen. Maar een mens is een mens, en die vertoont soms wat slijtage in de routine van het werk. Dan moet er dus een organisatie achter staan die iemand af en toe een schop onder z’n kont geeft.”
Strengere handhaving In de afgelopen vijftien jaar is de Nederlandse samenleving sterk veranderd, en dat geldt ook voor de rol van het strafrecht. Wat was voor u een belangrijk moment wat dat betreft? “De discussie over Perron Nul. Perron Nul was een verzamelplek voor junks bij het Centraal Station in Rotterdam waar dominee Visser zich om hen bekommerde. Het was als idealistische opvang begonnen, maar het verloederde tot dealersparadijs. Net als de Amsterdamse Zeedijk
nr.12 – 2008
p014_019_MR12_Repo1_deWit_v1.indd 17
nr.12 – 2008
17
02-12-2008 12:45:51
estijds. Ik zat nog maar een paar maanden op het parket d toen ik samen met de toenmalige burgemeester Peper sprak over de problemen die waren ontstaan. De steden verloederden uit een soort mededogen met gebruikers, en dat wrong. Het kostte nog wel wat massage van de politiek bestuurlijke omgeving om echt op te treden, maar het gebeurde uiteindelijk wel. Perron Nul was het beginpunt van strengere handhaving, directer optreden, tot hier en niet verder.”
“Ik ken het openbaar ministerie meer dan wat ook, en als er iets is dat het openbaar ministerie bindt, is het wel integer optreden”
In de criminele statistieken komen opvallend veel niet-westerse allochtonen voor. Baart u dat zorgen? “Nee, eigenlijk niet. Het is altijd zo geweest, alleen door de tijd heen gaat het om verschillende groepen. Ik herinner me nog goed de problemen die we hadden met de Surinamers op de Westkruiskade in Rotterdam. Dealen, criminaliteit, overlast. Die kade is schoongeveegd, opgeknapt en op een gegeven moment was het probleem weg. Opgelost.
Bedreiging Koos Plooy Koos Plooy, onder andere bekend als officier van justitie in het proces tegen de moordenaar van Pim Fortuyn en in de zaak tegen Willem Holleeder, werd in 2003 met de dood bedreigd. Om achter de identiteit van de bedreiger te komen, wilden Amsterdamse officieren een deal sluiten met een kroongetuige die in ruil voor zijn informatie in een getuigenbeschermingsprogramma zou worden opgenomen. De toenmalige baas van het Openbaar Ministerie, Joan de Wijkerslooth, en ook minister van Justitie Donner wilden niets van een deal weten. Er ontstond een diepgaand conflict tussen ‘Amsterdam’ en ‘Den Haag’. Amsterdamse officieren vonden dat het college van procureursgeneraal Plooy aan zijn lot overliet, het college vreesde op zijn beurt een nieuwe soort IRT-affaire als er deals met criminelen werden gesloten. Den Haag ‘won’. De deal werd niet gesloten. Plooy stapte over naar het Landelijk parket.
18
nr.12 – 2008
p014_019_MR12_Repo1_deWit_v1.indd 18
nr.12 – 2008
02-12-2008 12:45:59
interview
Paul Scheffer vertelde laatst een mooi verhaal dat hij was aangesproken door een Surinaamse mevrouw die bijna beledigd had gezegd: “Niemand heeft het meer over ons!” Terwijl de Surinamers in de jaren tachtig echt een maatschappelijk en ook strafrechtelijk probleem waren. Mensen uit de Turkse gemeenschap waren ook crimineel actief, maar als groep is het nooit een speciaal fenomeen geweest. Tegenwoordig ligt de nadruk op Marokkanen. Het zal wel iets langer duren om de problemen aan te pakken die sommige Marokkaanse jongeren veroorzaken. Maar ik ben ervan overtuigd dat ze over tien, vijftien jaar zijn opgelost. We hebben in Amsterdam ook geen apart Marokkanenbeleid. Bij de groep zeer actieve veelplegers zitten Marokkanen, maar ook anderen. We letten wel op welke aanpak past bij welke problematiek, en bij wie. Dat typeert onze manier van werken, dicht op de doelgroep zitten, intensief samenwerken met ketenpartners, het strafrecht zorgvuldig inzetten in de hele veiligheidsdiscussie, soms als aanjager, vaak als laatste redmiddel, een aanpak op maat proberen te maken. En dat werkt. Het werkt echt.” Wat is uw grootste succes als hoofdofficier geweest? “Ik denk dat ik erin ben geslaagd om samen met de burgemeester en de korpschef een goed functionerende driehoek en een goed justitieel profiel neer te zetten. We hebben duidelijk gemaakt wat onze rol en betekenis is op een manier die justitieel gezag meebrengt. En ik mocht goed functionerende parketten leiden.”
seren. Problemen met de ondernemingsraad in Rotterdam. Soms kan een personeel probleem mij meer uit de slaap houden dan een grote zaak. Hier in Amsterdam heb ik de situatie rond collega Plooy indertijd heel moeilijk gevonden (zie kader op de vorige pagina). Er leefden diepe emoties, wantrouwen. Dat incident is uit de rails gelopen. Het viel moeilijk te beheersen en dan kan niemand het probleem meer tackelen. Ik heb nog geprobeerd wat draden vast te pakken, maar het was te laat. De mensen die hebben gelekt, hier (in Amsterdam), of daar (in Den Haag), hebben daar niet goed aan gedaan. Dat heb ik wel duidelijk gemaakt. Maar er lagen inmiddels te veel scherven op de grond om er nog wat van te maken. Dat is voor mij een buitengewoon gevoelig moment geweest.”
“Het feit dat je er bent als Openbaar ministerie en luistert en rondloopt is vaak belangrijker dan wat je nou precies zegt”
Erkent de bevolking ook dat justitiële gezag? “Dat is lastig te meten. Ik ben ervan overtuigd dat het bestuur, de partners, en ook het bedrijfsleven ons gezag erkent. Maar de samenleving? Op het moment dat een parket …” ... een dossier kwijt is… “…een dossier kwijt is, daalt ons gezag met twee punten. Als Holleeder wordt veroordeeld, gaan we twee punten omhoog. En een dag daarna is dat weer weg. Wij investeren in de grote groepen slachtoffers, daaraan moeten wij aandacht geven, ook in de kleinere zaken, daar moeten we het OM verkopen. Maar daarnaast zijn er grote groepen die dansen over de baren van de emoties heen, en die kunnen we maar beperkt bijsturen. Ik heb veel opgetreden voor de Amsterdamse televisiezender AT5, vooral om uit te stralen dat we er zijn als OM en dat we de problemen serieus nemen. Het feit dat je er bent en luistert en rondloopt is vaak belangrijker dan wat je nou precies zegt.”
Momenten van spanning
Bent u het verschijnsel criminaliteit gaan begrijpen in de loop van uw carrière? Hoort criminaliteit inherent bij de mens? “Nee, dat geloof ik niet. Ik geloof niet dat er een soort natuurlijke neiging tot crimineel gedrag bestaat die je alleen maar door controle- en sanctiemechanismen in bedwang kunt houden. Als we het over criminaliteit hebben, spreken we nog steeds over een relatief kleine groep. Dat lijkt wel eens anders, maar de groep is relatief beperkt. En er zijn genoeg mensen die vinden dat wij onze eigen criminelen creëren, bijvoorbeeld omdat we drugs strafbaar stellen.” Behoort u tot die mensen? “Ik denk niet dat we gezien de historie en gezien de rest van de wereld tot een ander beleid kunnen komen. Maar er zit een lichte kern van waarheid in.”
Wat is uw grootste teleurstelling? “Dat het voorbij is. Maar daar moet je niet over teuten, voorbij is voorbij. Ik heb het naar mijn zin gehad, het OM is een prachtige organisatie. Maar er zijn veel momenten van spanning geweest. Omdat ik een tent moest reorgani-
nr.12 – 2008
p014_019_MR12_Repo1_deWit_v1.indd 19
nr.12 – 2008
19
02-12-2008 12:45:59