RUNNING HEAD : NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
Academiejaar 2014 - 2015 Tweedesemesterexamenperiode
Deze boodschap kan uw gezondheid ernstige schade toebrengen. Negatieve effecten van anti-rook boodschappen. door Saïdia Havegheer (01000822)
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid
Promotor: Prof. Dr. Jan De Houwer Begeleider: Pieter Van Dessel
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
Ondergetekende, Saïdia Havegheer, geeft toelating tot het raadplegen van deze masterproef door derden, mits bronvermelding.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
Woord vooraf Deze masterproef betekent het einde van mijn vijfjarige opleiding aan de Universiteit van Gent. Tegelijk betekent dit de start van een nieuwe periode. Dit zou mij niet gelukt zijn zonder een aantal mensen. Daarom wil ik graag volgende personen bedanken. Eerst wil ik Prof. Dr. Jan De Houwer bedanken om mij de kans te geven om deze masterproef onder zijn toeziend oog als promotor te realiseren. Hierbij aansluitend, zou ik ook graag mijn begeleider Pieter Van Dessel willen bedanken voor de uitstekende begeleiding bij deze masterproef. Bedankt voor de uitgebreide feedback die u mij telkens gegeven heeft, de tijd die u geïnvesteerd heeft in mij en de vele aanmoedigende woorden. Dankzij u ben ik erin geslaagd om van mijn masterproef een geheel te maken waar ik trots op kan zijn. Speciale dank gaat ook uit naar alle professoren van wie ik les heb gekregen tijdens mijn opleiding. De kennis en ervaring die ik heb opgedaan de voorbije jaren hebben mij geholpen tijdens het schrijven van deze masterproef. Uiteraard wil ik mijn participanten ook bedanken om tijd vrij te maken om deel te nemen aan mijn onderzoek. Zonder jullie was deze masterproef niet mogelijk geweest. Daarnaast wil ik mijn vrienden, vriendinnen en medestudenten bedanken. Velen van hun stonden voor dezelfde opdracht, waardoor we vaak bij elkaar konden ventileren wanneer we het bos door de bomen niet meer zagen. In het bijzondere wil ik Dagmar De Nagel bedanken voor het luisterend oor en het geloof in mijn kunnen. Ook speciale dank naar Liza Deconinck voor het nalezen van mijn masterproef. En als laatste had ik graag mijn ouders bedankt voor alles. Zij hebben mij de kans gegeven om verder te studeren zodat ik mij kon ontwikkelen en te vormen tot de persoon wie ik vandaag de dag ben. Ik wil hun en ook mijn broer bedanken voor hun onvoorwaardelijke liefde en steun.
Saïdia Havegheer, Staden, mei 2015
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
Abstract In deze studie onderzochten wij de effecten van de huidige anti-rook boodschappen. Hiertoe lieten we participanten ofwel dertien huidige anti-rook boodschappen lezen ofwel dertien controle boodschappen, waarna we hun impliciete evaluaties en expliciete evaluaties nagingen. Tevens onderzochten we in welke mate de huidige anti-rook boodschappen weerstandsreacties uitlokken. Op basis van voorgaand onderzoek, verwachtten we dat het lezen van deze anti-rook boodschappen zou leiden tot specifieke weerstandsreacties en dat dit een ongewenste invloed zou kunnen hebben op impliciete (maar niet op expliciete) evaluaties. De resultaten boden evidentie dat het lezen van de boodschappen inderdaad leidde tot weerstandsreacties bij rokers. Echter, deze reacties waren niet eenduidig gerelateerd aan evaluaties ten opzichte van roken. Tevens vonden we geen duidelijke verschillen in impliciete, noch expliciete evaluaties tussen rokers die de anti-rook boodschappen lazen en rokers die neutrale boodschappen hadden gelezen. Echter, we vonden evidentie dat anti-rook boodschappen een invloed hadden op impliciete evaluaties afhankelijk van het moment waarop participanten gerookt hadden. Participanten die de anti-rook boodschappen lazen vertoonden meer positieve impliciete evaluaties van roken ten opzicht van de controle groep wanneer men twee uur voor de testafname niet gerookt had, terwijl participanten die wel gerookt hadden in de voorbije twee uur meer negatieve impliciete evaluaties vertoonden ten opzichte van roken. Deze resultaten geven aan dat de huidige anti-rook boodschappen in bepaalde omstandigheden kunnen zorgen voor meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers. We bespreken tevens mogelijke theoretische en praktische implicaties van deze bevindingen.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
Inhoudstafel Inleiding
1 - 17
Methode
17 - 22
Resultaten
23 - 30
Discussie
30 - 43
Referenties
44 - 52
Bijlagen
53 - 55
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
1
Gezondheid, één van de meest belangrijke factoren in een mensenleven. In de media is gezondheid dan ook een veelvoorkomend thema. Dagelijks worden wij wel geconfronteerd met initiatieven die bedoeld zijn ter promotie en aanmoediging van een gezonde levensstijl. Denk maar aan de vele sportprogramma’s die aangeboden worden, de light versies van producten, cursussen gezond koken etc. Fastfoodketens zoals McDonald’s en frisdrankproducenten zoals Coca-Cola kregen de laatste jaren meer weerstand en kritiek te verduren vanwege hun ongezonde imago en brachten dan ook een gezonder alternatief op de markt om het protest in te dijken. Een onderwerp waar heel veel aandacht naartoe gaat in de context van gezondheidspromotie is roken, of juist niet roken. Zo heeft de voetbalploeg Barcelona recent een eigen campagne opgezet om mensen aan te sporen te stoppen met roken. Daarbij werd een videofilm ontwikkeld waarin de spelers en crew van FC Barcelona persoonlijk uitleggen wat hun initiatief inhoudt. Zij bieden “FCB iCoach” aan: een gepersonaliseerd trainingsprogramma dat rokers stap per stap wil begeleiden om te stoppen met hun slechte gewoonte (http://www.quitsmokingwithbarca.eu). In het onderzoek “Rookgedrag in België” uitgevoerd door de stichting tegen kanker, geeft 27% van de Belgen aan te roken (http://www.kanker.be/sites/default/files/rookenquete_2013.pdf). Daarvan drukt meer dan de helft de wens uit te willen stoppen, maar dit doen ze uiteindelijk niet. Vele mensen blijven roken, ook wanneer ze bekend zijn met de mogelijk negatieve gevolgen die roken met zich meebrengt. Roken heeft namelijk ernstige gezondheidsrisico’s: gaande van rotte tanden tot longkanker (wat de dood tot gevolg kan hebben). Daarnaast kan roken ook zeer hinderlijk zijn voor niet-rokers want niet-rokers storen zich vaak aan de geuroverlast of aan de potentieel schadelijke effecten op hun gezondheid. Verscheidene initiatieven zijn dan ook het leven in geroepen door de overheid om mensen van deze onwenselijke gewoonte te doen afstappen. Eén van deze initiatieven zijn de anti-rook boodschappen die verplicht moeten worden weergegeven op pakjes sigaretten. Anti-rook boodschappen hebben als doel om (potentiële) rokers te overtuigen van de negatieve gevolgen van roken en zo potentiële rokers te overtuigen er niet aan te beginnen of om rokers te overtuigen te stoppen met deze ongezonde gewoonte. Eind 2013 werd zelfs beslist dat anti-rook boodschappen afgebeeld op pakjes sigaretten, een grotere oppervlakte moeten innemen. Op een pakje sigaretten kan je
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
2
verschillende anti-rook boodschappen terug vinden (bv., ’roken veroorzaakt kanker’ en ‘roken werkt zeer verslavend; begin er niet mee’). Maar hoe effectief zijn deze anti-rook boodschappen eigenlijk? Binnen de psychologische literatuur is veel onderzoek gewijd aan effecten van dergelijke persuasieve boodschappen (zie Bohner & Dickel, 2011, voor een overzicht). Persuasieve boodschappen zijn boodschappen waarmee men mensen van iets wil overtuigen. Vaak worden dergelijke boodschappen gebruikt om attitudes te veranderen ten opzichte van bepaalde stimuli. Bijvoorbeeld, attitudes ten opzichte van roken. Een attitude kan worden beschouwd als een evaluatieve integratie van de gedachten en gevoelens waargenomen in relatie tot een object, zaak, persoon of actie (Crano & Prislin, 2006). Attitudes zijn echter hypothetische constructen en niet rechtstreeks observeerbaar. De effecten van persuasieve boodschappen worden dan ook vooral nagegaan door veranderingen in ‘evaluaties’ te meten. Met evaluaties bedoelen we hier evaluatieve responsen, dit zijn waarneembare evaluatieve reacties die veroorzaakt worden door het voorkomen van een bepaald object (De Houwer, 2009). Deze evaluaties kunnen op verschillende manieren tot stand komen. Dit kan op een bewuste of op een onbewuste manier gebeuren. Dit kan een tijdrovend proces zijn of een proces dat heel snel voorbij gaat. Het kan gecontroleerd zijn of ongecontroleerd gebeuren. Om evaluaties te meten en de effecten van persuasieve boodschappen na te gaan worden daarom impliciete en expliciete maten gebruikt. Met impliciete maten worden spontane of impliciete evaluaties gemeten, terwijl met expliciete maten evaluatieve responsen worden gemeten die op een meer gecontroleerde, bewuste manier worden gerapporteerd. Effecten van persuasieve boodschappen op impliciete evaluaties werden tot op heden vooral gemeten met behulp van expliciete maten van evaluaties. Nochtans zijn er aanwijzingen dat impliciete maten een betere voorspeller zijn van bepaald gedrag, zoals gedrag dat te maken heeft met verslavingen (Friese, Hofmann, & Schmitt, 2008). In recent onderzoek werd door Smith en De Houwer (unpublished manuscript) onderzocht of en wanneer persuasieve boodschappen verandering brengen in impliciete evaluaties ten opzichte van roken. Ze vonden dat voor rokers een anti-rook boodschap die gericht is op het veranderen van gevoelens, een affectieve boodschap, leidde tot meer negatieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken. Echter, ze vonden tevens
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
3
evidentie dat een anti-rook boodschap die beroep deed op redeneerprocessen of gedachten, een cognitieve boodschap, het tegengestelde (ongewenste) effect had. Het doel van het huidig onderzoek is om na te gaan in welke mate de huidige anti-rook boodschappen een effect hebben op impliciete (en expliciete) evaluaties ten opzichte van roken. Dit onderzoek heeft een praktische waarde aangezien we via dit onderzoek effecten van de huidig gebruikte anti-rook boodschappen willen nagaan. We willen zo inzichten bekomen hoe gezondheidspromotie verbeterd kan worden en hoe we kunnen komen tot anti-rook boodschappen die (meer) effectief zijn. Ook op theoretisch vlak kan dit onderzoek belangrijke informatie verschaffen, aangezien dit onderzoek nagaat of impliciete evaluaties kunnen worden veranderd door korte, persuasieve boodschappen. Ook gaan we na of mechanismen van weerstand een rol spelen in effecten van persuasieve boodschappen op impliciete evaluaties. Een vraag waar vooralsnog weinig onderzoek aan werd besteed. Gezondheidspromotie met betrekking tot roken en Anti-Rook Boodschappen Steeds vaker neemt de overheid maatregelen op vlak van gezondheidspromotie op allerlei aspecten. Ook gezondheidspromotie met betrekking tot roken behoort daartoe. Roken van tabak is de nummer 1 doodsoorzaak in de wereld. Elk jaar sterven er 5 miljoen mensen aan een tabak-gerelateerde ziekte. Dit komt neer op één persoon per 6.5 seconden (World Health Organization [WHO], 2009), onrustwekkende cijfers dus. Sinds januari 2010 geldt in België dan ook een rookverbod op de werkvloer en op alle publieke plaatsen. In de horeca mag men niet langer roken, met uitzondering van casino’s, discotheken en biercafés waar men geen eten verkoopt. Op 20 juni 2011 was het algemeen rookverbod van toepassing (http://www.hln.be/hln/nl/942/Economie/article/detail/1236181/2011/03/15/Algemeenookverbod-in-horeca-vanaf-30-juni.dhtml). Sinds 30 september 2003 is men in België verplicht gezondheidswaarschuwingen op sigarettenverpakkingen te plaatsen (http://www.kanker.be/wat-zegt-de-wetgever-over-roken). Minimum 35% van de voorzijde en 50% van de achterzijde van de beschikbare plaats moet worden ingenomen door gezondheidswaarschuwingen. Het telefoonnummer van Tabakstop (080011100) moet ook verplicht vermeld worden sedert 1 januari 2011. Door deze maatregelen worden rokers geconfronteerd met hun ongezond gedrag. Enkele voorbeelden van
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
4
geschreven anti-rook boodschappen zijn: “Roken is dodelijk”, “Roken werkt zeer verslavend; begin er niet mee” en “Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe”. Deze boodschappen zijn te lezen op sigarettenverpakkingen en waarschuwen (potentiële) rokers en niet-rokers over de mogelijke negatieve gevolgen van roken. Naast deze geschreven anti-rook boodschappen worden ook angstaanjagende foto’s afgebeeld op de verpakkingen. Sinds 31 mei 2007 is men tevens verplicht kleurenfoto’s te plaatsen die de schadelijke negatieve gevolgen van roken illustreren. Afbeeldingen van onder meer rotte tanden en zwarte longen worden afgebeeld op de verpakkingen. De bedoeling hiervan is om angst op te wekken in de hoop rokers te overtuigen te stoppen met hun ongezond gedrag en potentiële rokers tegen te houden om met dit ongezond gedrag te beginnen. Tegenstaande deze inspanningen om mensen te weerhouden om te roken, gaan miljoenen mensen verder met deze ongezonde gewoonte of starten ermee. Het is duidelijk niet eenvoudig om deze ongezonde gewoonte aan te passen. Het is dan ook belangrijk dat anti-rook boodschappen ten minste gedeeltelijk het gewenste effect bekomen, namelijk rokers overtuigen te stoppen met roken of mensen overtuigen er gewoon niet aan te beginnen. Effecten van Persuasieve boodschappen in Gezondheidspromotie: Weerstand Binnen voorgaand psychologisch onderzoek werd al heel wat kritiek geleverd op de verschillende anti-rook boodschappen die in bepaalde landen vermeld worden op sigarettenverpakkingen (Erceg-Hurn & Steed, 2011; Harris, Mayle, Mabbott, & Napper, 2007). Er is namelijk evidentie gevonden dat deze boodschappen tot ongewenste effecten kunnen leiden. Bijvoorbeeld, Harris et al. (2007) vonden in hun studie dat rokers die blootgesteld werden aan grafische anti-rook boodschappen, op een defensieve, maladaptieve manier reageerden: ze schatten bijvoorbeeld de kans een gezondheidsprobleem te ondervinden voor henzelf veel lager in. Meer algemeen biedt onderzoek evidentie dat angst inducerende persuasieve boodschappen een contraproductieve psychologische respons kunnen uitlokken bij mensen waarvoor de boodschappen persoonlijk relevant zijn (Lieberman & Chaiken, 1992; Ruiter, Abraham, & Kok, 2001). Mensen stellen dan ook verschillende defensieve gedragingen als reactie op informatie die bedoeld is ter promotie van gezondheid (van ’t Riet en Ruiter, 2013), als respons op de angst inducerende persuasieve boodschappen. Zo spendeert men
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
5
minder tijd aan het lezen van bijhorende info en onderdrukt men de gedachten over mogelijk gevaar. Vooral wanneer de gezondheidspromotie-informatie bedreigend en persoonlijk relevant is vinden mensen deze info minder accuraat en overdreven, zijn ze kritischer en ook gevoeliger voor tegenstrijdige informatie. Mensen onderschatten tevens de ernst van de ziekte en overschatten hun mate van controle (Thoolen, De Ridder, Bensing, Gorter, & Rutten, 2008). Een belangrijke vraag in deze context is waarom mensen dergelijk gedrag van weerstand vertonen. van ’t Riet en Ruiter (2013) geven verscheidene voordelen aan om dergelijke weerstandsreacties te vertonen. Ten eerste zou men via deze reacties in zekere mate de angst kunnen controleren die men heeft over de mogelijke negatieve gevolgen van hun ongezond gedrag. Ten tweede zouden deze defensieve reacties ook hun integriteit beschermen. Wanneer mensen namelijk zouden toegeven dat hun gesteld gedrag slecht is, dan geven ze toe dat hun gedrag ongezond en niet adaptief is. Via defensieve reacties vermijden mensen deze negatieve zelf-beoordelende emoties en proberen ze zo hun zelfwaarde te behouden. Tenslotte zouden mensen echter ook defensieve reacties vertonen vanuit een nood aan vrijheid. Hierbij ontkennen mensen de informatie die ze tot hun beschikking hebben, vermijden ze deze informatie en formuleren ze zelfs tegenargumenten omdat ze vrij willen zijn in hun keuzes. Een belangrijk concept binnen deze context is ‘reactantie’. De theorie van persoonlijke reactantie (Brehm, 1966; Brehm & Brehm, 1981) omvat vier centrale elementen. Vrijheid, bedreiging van de vrijheid, reactantie en herstel van vrijheid. Volgens deze theorie geloven mensen meestal dat ze vrij zijn om hun eigen beslissingen te maken en zich te gedragen op welke manier ze maar willen. Deze vrijheid kan echter bedreigd worden door de persuasieve boodschappen die te vinden zijn op de sigaretten verpakkingen. Wanneer de vrijheid bedreigd wordt zal men gemotiveerd zijn om de vrijheid terug te herstellen. Deze motivationele staat wordt ‘reactantie’ genoemd. Een mogelijkheid om de vrijheid terug te herstellen is door het bieden van weerstand tegen de bedreiging. De sterkte van de weerstandsreacties hangt dan af van hoe belangrijk men de vrijheid beschouwt die precies bedreigd wordt. Hoe belangrijker hoe meer weerstandsreacties men zal bieden. Rokers die ervaren dat hun vrijheid bedreigd wordt én die vrijheid belangrijk vinden, zullen dan ook meer dan waarschijnlijk sterke weerstandsreacties vertonen.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
6
In een onderzoek van Erceg-Hurn en Steed (2011) werd een experiment opgezet om na te gaan of de blootstelling aan anti-rook boodschappen psychologische reactantie uitlokt. 250 rokers werden in de studie blootgesteld aan ofwel geschreven anti-rook boodschappen ofwel aan grafische anti-rook boodschappen. De geschreven anti-rook boodschappen waren “Roken is verslavend” en “Roken is dodelijk”. Ook bij de grafische anti-rook boodschappen stonden geschreven anti-rook boodschappen, namelijk “Roken veroorzaakt perifere vasculaire ziekten” of “Roken veroorzaakt monden keelkanker”, maar hierbij werd tevens een bedreigende prent gepresenteerd. De auteurs vonden dat psychologische reactantie, gemeten door de zelf rapporterende anger schaal van Dillard en Shen’s reactantie schaal (2005), aanwezig was bij meer dan 80 % van de rokers die blootgesteld werden aan grafische anti-rook boodschappen. Dit terwijl psychologische reactantie afwezig was bij meer dan de helft van de rokers die in de conditie met enkel geschreven anti-rook boodschappen zaten. Ze concludeerden dat het gebruik van angstopwekkende afbeeldingen dus een contraproductief effect kan hebben op rokers doordat het psychologische reactantie had uitgelokt. De bevinding dat anti-rook boodschappen soms leiden tot contraproductieve reacties zoals het formuleren van tegenargumenten, het vermijden van de boodschap of het lager inschatten van hun risico op gevaar (Harris et al., 2007) zou dus ten dele kunnen worden verklaard vanuit de theorie van psychologische reactantie. Anti-rook boodschappen vormen voor rokers een bedreiging voor hun vrijheid: namelijk de keuze om te roken. Daarnaast zouden deze boodschappen ook tot weerstandreacties kunnen leiden indien de boodschappen hun integriteit aantasten of angst inboezemen. We verwachten daarom dat rokers die de huidige anti-rook boodschappen te zien krijgen onder bepaalde omstandigheden weerstandsreacties zullen vertonen. Echter op dit moment is er nog maar weinig informatie beschikbaar over de mate waarin rokers inderdaad tegenargumenten formuleren tegen de huidige anti-rook boodschappen en in welke mate dit evaluaties ten opzichte van roken beïnvloedt. Evaluaties en het veranderen van Evaluaties Het doel van onderzoek over de effecten van persuasieve boodschappen is vaak het nagaan van de mate waarin evaluaties (bv., ten opzichte van roken) kunnen veranderen in een bepaalde richting met behulp van deze boodschap. Dergelijk onderzoek wordt tevens gebruikt om de waarde van mentale procesmodellen te testen en
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
7
om op basis van deze modellen gemaakte hypothesen te testen op hun waarde. Mentale procesmodellen proberen veranderingen in evaluaties te verklaren aan de hand van één of meerdere processen die plaatsvinden in het brein. Twee van de meest ondersteunde mentale procesmodellen binnen het onderzoeksveld dat verandering in evaluaties door persuasieve boodschappen nagaat, zijn het elaboration likelihood model (ELM; Petty & Cacioppo, 1986) en het heuristisch/systematisch model (HSM; Chaiken, 1980). Beide modellen zijn voorbeelden van duale procesmodellen die veronderstellen dat mensen over twee soorten mentale processen beschikken voor informatieverwerking, namelijk bewuste, gecontroleerde processen en processen waarbij informatieverwerking onbewust en zeer snel gebeurt. Het ELM is een model ontwikkeld door Petty en Cacioppo (1986) dat de manier beschrijft waarop evaluaties kunnen veranderd en gevormd worden aan de hand van aangeboden informatie. Het ELM maakt onderscheid tussen een centrale route en een indirecte route. Processen die via de centrale route verlopen, vragen een grote mate van aandacht. Deze aandacht is nodig voor een ‘diepe’, gecontroleerde verwerking van de informatie en om bijvoorbeeld de geloofwaardigheid van de aangeboden informatie te evalueren. Processen die daarentegen via de indirecte route verlopen, vereisen minder aandacht en zijn vaak afhankelijk van simpele beslissingsregels (heuristieken). Een voorbeeld van een dergelijke heuristiek is de beschikbaarheidsheuristiek. Verwerking van informatie volgens deze heuristiek zorgt ervoor dat de invloed van deze informatie afhankelijk is van welke informatie op dat moment in ons geheugen beschikbaar is of beschikbaar wordt, ongeacht of deze informatie van belang is voor de inhoud van deze boodschap. Welke route er gevolgd zal worden, wordt bepaald door de mate van ‘elaboratie’ of diepe informatie verwerking en deze elaboratie zelf hangt af van verschillende factoren (bv., de persoonlijke relevantie van de boodschap voor de ontvanger en diens mentale capaciteiten). In overeenstemming met dit model, stelt ook het HSM, ontwikkeld door Chaiken (1980), dat verschafte informatie op twee fundamenteel verschillende manieren kan leiden tot veranderingen in evaluaties. Een eerste proces is via systematische verwerking, waarbij mensen grondig nadenken of de vooropgestelde informatie wel correct is. Dit proces vergt veel aandacht en kan vergeleken worden met de centrale route van het ELM. Naast systematische verwerking kan je ook evaluaties veranderen
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
8
door heuristische verwerking via reeds opgeslagen kennis die beschikbaar en snel op te halen is. Deze heuristische verwerking is vergelijkbaar met de indirecte route van het ELM. Beide processen zouden volgens het HSM echter onafhankelijk van elkaar simultaan aanwezig kunnen zijn, in tegenstelling tot de assumptie van het ELM dat, wanneer de ene route wordt gebruikt, de andere route niet gebruikt kan worden. Deze twee duale procesmodellen veronderstellen dus beiden enerzijds een meer automatisch proces en anderzijds een meer gecontroleerd proces die de invloed van aangeboden informatie op evaluaties bepalen. Evaluaties zouden dus veranderd kunnen worden aan de hand van persuasieve boodschappen zowel door processen die veel inspanning vereisen alsook door processen die opereren op basis van automatisch geactiveerde heuristieken. Wanneer de diepe verwerking van aangeboden informatie mogelijk en opportuun is, dan kunnen persuasieve boodschappen een invloed uitoefenen door de gedachten over het onderwerp te beïnvloeden. Daarentegen onder condities waarin diepe verwerking moeilijk is (bv., onder tijdsdruk, weinig beschikbare informatie etc.) dan zullen deze boodschappen een invloed hebben via eenvoudige regels. Deze modellen zijn erg invloedrijk in onderzoek naar de efecten van persuasieve boodschappen en hebben veel voorspellingen gemaakt die geleid hebben tot het formuleren van efficiënte persuasieve boodschappen (Petty & Brinol, 2014). Beide theorieën maken echter geen onderscheid in het type evaluatieve respons dat kan veranderd worden. Als gevolg hiervan, gebruiken de meeste studies die gedragsverandering via persuasieve boodschappen onderzoeken vooral gebruik van expliciete maten om evaluaties te meten. Nochtans biedt recent onderzoek evidentie dat persuasieve boodschappen een differentiële invloed kunnen hebben op evaluaties wanneer expliciete of impliciete maten gebruikt worden om veranderingen in evaluaties na te gaan (Horcajo, Briñol, & Petty, 2010; Smith, De Houwer, & Nosek, 2013). Impliciete en Expliciete Evaluaties en Persuasieve Boodschappen Zoals in het artikel van Zajonc (1980) te lezen valt, reageren mensen vaak op stimuli op een evaluatieve manier, zelfs wanneer ze niet de intentie hebben dit te doen of wanneer ze zich niet bewust zijn van de stimuli, reactie of de link tussen beiden. Zo’n spontane evaluatieve respons noemen wij een impliciete evaluatie (De Houwer, 2006). Impliciete evaluaties worden traditioneel gecontrasteerd met bewust gerapporteerde, expliciete evaluaties (De Houwer, 2006; Gawronski & Bodenhausen, 2006). Expliciete
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
9
evaluaties worden bijvoorbeeld gevormd wanneer mensen het doel hebben om een bepaald object te evalueren, wanneer ze bewust zijn van het object dat ze evalueren, wanneer ze voldoende tijd hebben en wanneer ze voldoende cognitieve bronnen tot hun beschikking hebben. Iemands antwoord op de vraag ‘Houdt u van roken?’ is een voorbeeld van een expliciete evaluatie van roken, terwijl iemands spontane affectieve reactie op het zien van het woord roken een voorbeeld is van een impliciete evaluatie van roken. De meest gebruikte maten om impliciete evaluaties te meten zijn maten die reactiesnelheid nagaan, zoals de impliciete associatie test (IAT; Greenwald, McGhee, & Schwartz, 1998). De IAT is een veel gebruikte categorisatietaak (een taak waar je woorden moet ordenen volgens een bepaalde categorie) om impliciete evaluaties na te gaan. Deze categorisatietaak bestaat uit het categoriseren van stimuli in vier stimuluscategorieën (bv., ‘roken’, ‘niet-roken’, ‘positief’ en ‘negatief’), waarbij men vervolgens deze vier categorieën gaat toewijzen aan twee responscategorieën. Een voorbeeld van een responscategorie kan zijn ‘roken’ en ‘negatief’, waarbij de andere responscategorie dan ‘niet-roken’ en ‘positief’ is. Op elke trial worden verschillende stimuli gepresenteerd (bv., een afbeelding van een asbak), waarbij de participant deze zo snel mogelijk moet toewijzen aan een responscategorie (bv., ‘roken’ en ’negatief’). De twee stimuluscategorieën die samen één responscategorie vormen worden met behulp van dezelfde toets toegewezen aan de juiste responscategorie (bv., de toets ‘q’ voor het toewijzen van stimuli ‘niet-roken’ en ‘positief’ en de toets ‘m’ voor het toewijzen van stimuli ‘roken’ en ‘negatief’). De IAT bestaat uit twee verschillende testfasen, waarbij in elke fase verschillende responscategorieën van kracht zijn. Voorgaande voorbeelden van responscategorieën kunnen gelden in fase één, waarbij tegengestelde responscategorieën (bv., ‘roken’ - ‘positief’ en ‘niet-roken’ – ‘negatief’) dan gelden in fase twee. De participanten moeten zo snel en accuraat mogelijk aangeboden stimuli toewijzen aan één van de twee responscategorieën. Impliciete evaluaties worden berekend op basis van verschillen in reactietijden en fouten in de twee testfasen. Er wordt verondersteld dat dit kan meten in welke mate mensen bepaalde stimuli of concepten (bv., ‘roken’) meer spontaan associëren met ‘positief’ dan met ‘negatief’. Vroeger ging men uit van de gedachte dat impliciete evaluaties traag te bouwen zijn en traag te veranderen (Rydell & McConnell, 2006; Smith & DeCoster, 1999;
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
10
Wilson, Lindsey, & Schooler, 2000). Er werd dan ook verwacht dat korte persuasieve boodschappen onmogelijk een rechtstreekse invloed konden hebben op impliciete evaluaties. Reden hiervoor is dat men dacht dat impliciete evaluaties gebaseerd zijn op sterke associaties tussen representaties in het geheugen die enkel traag veranderd kunnen worden. Daarom werd in studies die verandering wilden bekomen in impliciete evaluaties vooral gebruik gemaakt van herhaalde trainingsmethodes zoals de evaluatieve conditionering procedure. In dergelijke studies wordt een bepaalde stimulus (geconditioneerde stimulus; CS) herhaaldelijk aangeboden samen met positieve of negatieve stimuli (ongeconditioneerde stimulus, US; De Houwer, 2007). Hierdoor zouden associaties geleidelijk aan kunnen worden veranderd zodat impliciete evaluaties zouden kunnen veranderen (zie De Houwer, Thomas, & Baeyens, 2001, voor een overzicht). Echter, op basis van recent onderzoek is de opvatting veranderd dat impliciete evaluaties enkel traag kunnen worden veranderd doordat werd aangetoond dat impliciete evaluaties soms snel gevormd en snel veranderd kunnen worden, bijvoorbeeld via het gebruik van korte, verbale persuasieve boodschappen (Bohner & Dickel, 2011). Bijvoorbeeld Horcajo et al. (2010) toonden in een studie aan dat impliciete evaluaties ten opzichte van verscheidene stimuli (bv., groenten, gekende merken,…) kunnen veranderen door het aanbieden van verbale persuasieve boodschappen. In één experiment werden bijvoorbeeld positieve boodschappen ten opzichte van het kleur groen getoond. Er werd gebruik gemaakt van een IAT om impliciete evaluaties van het merk Heineken te meten, een drankenmerk waarvan de slogan “denk groen” is. Resultaten toonden dat participanten die de overtuigende boodschappen lazen meer positieve impliciete evaluaties van Heineken vertoonden in vergelijking met participanten die controle boodschappen lazen. De impliciete evaluaties over Heineken werden dus positiever na het lezen van de positieve persuasieve boodschappen. Smith et al. (2013) vonden eveneens een duidelijke invloed van persuasieve boodschappen op impliciete (en expliciete) evaluaties van afwasmiddelen. Ze vonden tevens dat persuasieve boodschappen meer impact hebben op impliciete evaluaties wanneer de bron die de informatie verschaft een grote geloofwaardigheid heeft. Dit kunnen we in verband brengen met duale procesmodellen zoals het ELM. Namelijk, de mate van expertise van een bron van informatie kan beschouwd worden als een heuristiek die kan gebruikt worden om iemands evaluatie
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
11
aan te passen op een meer spontane wijze. Dit biedt evidentie dat impliciete evaluaties sterker beïnvloed zouden kunnen worden dan expliciete evaluaties indien de boodschap in sterkere mate een beroep doet op meer ‘automatische’ processen. Echter, in één experiment vonden Smith et al. (2013) evidentie voor een verschil in verandering tussen impliciete en expliciete evaluaties. Meer bepaald vonden ze dat informatie over de expertise van de bron een invloed had op expliciete evaluaties en niet op impliciete evaluaties wanneer participanten een belastende cognitieve taak moesten uitvoeren. Dit geeft aan dat elaboratie belangrijk kan zijn voor de invloed van bepaalde heuristieken op impliciete evaluaties. Echter, meer belangrijk voor het huidig onderzoek, biedt deze studie tevens evidentie dat effecten van persuasieve boodschappen soms een verschillende invloed kunnen hebben op impliciete en expliciete evaluaties. Het nagaan van beide types evaluaties zou dus van groot belang kunnen zijn om de effectiviteit van boodschappen te beoordelen. Impliciete Evaluaties ten opzichte van Roken Voor roken blijken er belangrijke verschillen te bestaan tussen impliciete en expliciete evaluaties. Met name zouden rokers hun evaluaties tegenover roken bewust positiever rapporteren wanneer deze worden gemeten via expliciete vragen opdat deze evaluaties meer consistent zouden zijn met hun rook gedrag. Rokers zijn daarentegen minder in staat om hun impliciete evaluaties te versterken en deze impliciete evaluaties zijn daarom meestal negatiever tegenover roken in vergelijking met hun expliciete evaluaties (Swanson, Rudman, & Greenwald, 2001). Tevens blijken er sterke momentane variaties te zijn in impliciete en expliciete evaluaties tegenover roken. Zo toonden Sherman, Rose, Koch, Presson en Chassin (2003) aan dat voornamelijk impliciete evaluaties afhankelijk zijn van de staat van nicotine deprivatie. Namelijk, zij vonden dat zware rokers meer positieve impliciete evaluaties hadden ten opzichte van roken wanneer men in staat van deprivatie was en dus geen sigaret had gerookt voor de testafname. Wanneer de zware rokers wel gerookt hadden, vertoonden ze meer negatieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken. De staat van nicotine deprivatie kan dus een invloed hebben op de impliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers. Roken kan beschouwd worden als een gedrag waarbij evaluaties complex zijn waarbij rokers zelf ambivalente evaluaties kunnen hebben over hun rookgedrag. Roken is daarnaast ook een verslaving, wat afhankelijkheid en craving inhoudt, namelijk het
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
12
onweerstaanbare verlangen om te gebruiken of om een bepaald gedrag te gaan stellen. In dit geval is dit het onweerstaanbare verlangen om te roken (USDHHS, 1994). Er zijn aanwijzingen dat dergelijk verslavingsgedrag beter voorspeld kan worden op basis van impliciete evaluaties ten opzichte van roken dan via expliciete evaluaties (Fazio, Jackson, Dunton, & Williams, 1996). In de studie van Smith en De Houwer (unpublished manuscript) werd in drie experimenten de invloed van anti-rook boodschappen onderzocht op zowel impliciete als expliciete evaluaties. Hiervoor werd aan participanten ofwel een anti-rook boodschap gegeven die inspeelde op gevoelens ofwel een anti-rook boodschap die inspeelde op gedachten over roken. Om effecten op impliciete evaluaties te meten, werd gebruik gemaakt van verschillende impliciete maten van evaluatie, zoals een gepersonaliseerde IAT (Olson & Fazio, 2004) en een evaluatieve priming taak (EPT, Fazio, Sanbonmatsu, Powell, & Kardes, 1986). Ze observeerden dat beide boodschappen een gelijkaardig effect hadden op expliciete evaluaties van roken bij rokers. Voor impliciete evaluaties was dit niet het geval. Participanten vertoonden meer negatieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken wanneer men affectieve persuasieve boodschappen had gelezen dan wanneer men cognitieve boodschappen had gelezen. Dit onderzoek toont dus aan dat ook impliciete evaluaties over roken veranderd kunnen worden door een simpele verbale boodschap te presenteren. Van belang voor deze masterproef was echter dat de auteurs tevens een onverwacht effect vonden. Namelijk, in Experiment 3 observeerden Smith en De Houwer dat in vergelijking met een controle boodschap de affectieve anti-rook boodschappen het gewenste effect hadden op de impliciete evaluaties van roken bij rokers. Waar cognitieve anti-rook boodschappen daarentegen een ongewenst effect hadden, namelijk de impliciete evaluatie van roken werd positiever. Dit is niet alleen interessant vanuit praktisch oogpunt (want we willen niet aan gezondheidspromotie doen die een contraproductief heeft op impliciete evaluaties), maar ook vanuit theoretisch oogpunt. Namelijk, deze studie geeft aan dat overtuigende boodschappen weerstandsreacties kunnen uitlokken die een invloed hebben op impliciete evaluaties, zonder dat er een invloed is op expliciete evaluaties.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
13
Weerstandsreacties en Impliciete Evaluaties De bevinding dat weerstand een invloed heeft op impliciete evaluaties maar niet op expliciete evaluaties is moeilijk te verklaren door een groot aantal huidige theorieën over impliciete evaluatie. Meer specifiek theorieën die aannemen dat veranderingen in impliciete evaluaties gebaseerd zijn op associatieve processen. Deze theorieën veronderstellen dat de mate waarin mensen bepaalde concepten (bv., roken en positief) sneller met elkaar linken in impliciete evaluatie taken zoals de IAT, afhangt van de mate waarin representaties van deze concepten met elkaar verbonden zijn in het brein via associatieve verbindingen of associaties (Gawronski & Bodenhausen, 2006; Strack & Deutsch, 2004). Echter, mechanismen van weerstand zouden gebaseerd zijn op ‘cognitieve dissonantie’. Cognitieve dissonantie komt volgens Festinger (1957) tot stand wanneer twee stellingen aanschouwd worden als waar en wanneer één van beide volgt uit het tegenovergestelde van het andere. Dit proces wordt beschouwd als een inherent propositioneel proces, dit wil zeggen: een proces dat gebaseerd is op informatie die opgeslagen is in de vorm van ‘proposities’ eerder dan associaties. Proposities zijn beweringen over de wereld en kunnen bijvoorbeeld een geloof over een relatie tussen bepaalde concepten aangeven (bv., ‘roken is positief’). In tegenstelling tot associaties (bv., roken-positief) hebben proposities (bv., roken is positief) dus een bepaalde waarheidswaarde (Lagnado, Waldmann, Hagmayer, & Sloman, 2007). Men kan dus aangeven of een propositie juist of fout is, terwijl dit niet het geval is voor associaties (bv., roken-positief). Omdat weerstand gebaseerd is op het verwerpen van informatie als onwaar, zou weerstand dus vooral een invloed hebben op expliciete en niet op impliciete evaluaties. Meer bepaald veronderstellen de meest ondersteunde procesmodellen van evaluatie, namelijk duale procesmodellen, dat propositionele processen, zoals het inschatten van de waarheidswaarde van een boodschap, expliciete evaluaties onderliggen en niet impliciete evaluaties (Associatief-Propositioneel Evaluatie Model, APE; Gawronski & Bodenhausen, 2011). Propositionele processen (en dus ook weerstand) zouden echter wel een invloed kunnen hebben op impliciete evaluaties volgens deze modellen, maar enkel door eerst expliciete evaluaties te veranderen. Namelijk, op basis van aangeboden informatie zou men kunnen beredeneren dat deze aangeboden informatie (bv., ‘roken is dodelijk’) overdreven voorgesteld is, waardoor men deze informatie niet aanvaardt. Dit zou kunnen leiden tot
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
14
veranderingen in expliciete evaluaties: men zou bijvoorbeeld bewust kunnen toegeven dat roken meer positief is dan wordt voorgesteld in de aangeboden informatie. Dit zou op zijn beurt kunnen leiden tot veranderingen in impliciete evaluaties, op voorwaarde dat de associatie tussen roken en positief sterker geworden is als gevolg van de veranderingen in expliciete evaluaties. De bevinding dat er een invloed is van weerstand op impliciete evaluaties, maar niet op expliciete evaluaties kan dus niet eenvoudig worden verklaard vanuit dergelijke modellen. Weerstandsreacties zouden volgens deze modellen namelijk eerst een negatieve invloed moeten hebben op expliciete evaluaties voordat impliciete evaluaties in dezelfde mate kunnen worden beïnvloed. Recentelijk zijn propositionele modellen voorgesteld die veronderstellen dat zowel impliciete als expliciete evaluaties gebaseerd zijn op de activatie van propositionele kennis (De Houwer, 2014). Deze theorieën verwerpen het idee dat informatie in het brein noodzakelijk op twee verschillende manieren is opgeslagen. Ze veronderstellen daarom dat informatie die opgeslagen is in de vorm van proposities zowel de basis is van impliciete als expliciete evaluaties. Een belangrijk verschil tussen impliciete en expliciete evaluaties is dan dat impliciete evaluaties aangeven in welke mate bepaalde proposities (bv., ‘roken is positief’) onder meer automatische omstandigheden worden opgeroepen bij het zien van bepaalde stimuli. Vanuit deze visie kan een verklaring worden geboden voor de bevinding dat persuasieve boodschappen soms leiden tot onverwachte effecten op impliciete maar niet op expliciete evaluaties. Mensen zullen, om met bepaalde informatie om te kunnen (zoals bedreigende informatie), tegenargumenten formuleren (zie van ’t Riet & Ruiter, 2013). Indien deze tegenargumenten vaak gevormd worden, zouden na verloop van tijd deze proposities automatisch kunnen worden opgeroepen als reactie op deze informatie (zelfs indien de informatie op zich niet als onjuist wordt beschouwd en daardoor geen invloed heeft op expliciete evaluaties). Aangezien rokers vaak anti-rook boodschappen zien, zou dit negatieve effecten van anti-rook boodschappen op impliciete evaluaties kunnen verklaren. Dit sluit aan met de inoculatie theorie (McGuire, 1961a) die stelt dat rokers automatisch tegenargumenten generen tegenover welbekende cognitieve argumenten. Een anti-rook boodschap zou dus kunnen leiden tot automatische activatie van tegenargumenten en zo tot ongewenste effecten op impliciete evaluaties. In lijn met deze propositionele verklaring zouden we verwachten dat vooral vaak voorkomende
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
15
boodschappen leiden tot ongewenste effecten op impliciete evaluaties. Tevens zou de mate waarin men dergelijke ongewenste effecten vertoont sterk afhangen van de mate waarin deze boodschappen weerstandsreacties oproepen. Bijvoorbeeld, boodschappen die bedreigend zijn, zouden meer weerstandsreacties kunnen oproepen en dus ook sneller leiden tot ongewenste veranderingen in impliciete evaluaties of dergelijke ongewenste effecten zouden meer voorkomen indien men meer behoefte heeft aan vrijheid. Op basis van deze visie zouden we dus verwachten dat dergelijke effecten zouden afhangen van de mate waarin boodschappen kunnen leiden tot een bepaalde mate van weerstand. Rokers worden op regelmatige basis geconfronteerd met de anti-rook boodschappen afgebeeld op de verpakkingen van sigaretten en deze boodschappen lokken vaak weerstand uit (Harris et al., 2007). Daarom kunnen we verwachten dat rokers hiervoor weerstandsreacties zullen vertonen die een invloed kunnen hebben op impliciete evaluaties. In deze studie willen we dit nagaan door (1) de huidig gebruikte anti-rookboodschappen te tonen aan rokers en na te gaan in welke mate deze boodschappen leiden tot (ongewenste) effecten op impliciete evaluaties alsook (2) door weerstandsreacties te onderzoeken en na te gaan of weerstandsreacties gerelateerd zijn aan veranderingen in impliciete of expliciete evaluaties. Onderzoeksopzet In dit onderzoek meten we evaluaties over roken na het lezen van de anti-rook boodschappen die momenteel worden aangeboden op sigarettenverpakkingen in België. Deze actuele anti-rook boodschappen focussen vooral op de mogelijke, negatieve gevolgen van roken. Erceg-Hurn en Steed (2011) toonden reeds aan dat de huidige antirook boodschappen die gebruikt worden in de Verenigde Staten soms ongewenste effecten kunnen hebben. Bijvoorbeeld, meer dan 80% van de rokers die in hun studie geconfronteerd werden met grafische anti-rook boodschappen vertoonden bepaalde weerstandsreacties ten opzichte van deze boodschappen. Het idee dat deze effecten naar voor zouden komen op impliciete evaluaties is echter nieuw. Deze studie wil informatie verschaffen over de effecten die de huidige anti-rook boodschappen kunnen hebben op impliciete (en expliciete) evaluaties van roken. We vroegen in deze studie daarom aan rokers om dertien boodschappen aandachtig te lezen. Voor de helft van de rokers waren dit korte anti-rook boodschappen
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
16
die in België frequent worden afgebeeld op sigarettenverpakkingen en voor de andere helft waren dit controle boodschappen die niet gerelateerd waren aan roken. Hierna werden hun impliciete evaluaties ten opzichte van roken gemeten aan de hand van een IAT. Vervolgens werden ook de expliciete evaluaties van rokers ten opzichte van roken nagegaan aan de hand van expliciete bevraging in welke mate men roken prefereert over niet roken. Onderzoekshypothese In deze studie onderzochten we de vraag of welke effecten de huidig gebruikte anti-rook boodschappen kunnen hebben op de impliciete evaluaties over roken bij personen die roken. Uit de voorgaande theoretische bedenkingen volgt onze hypothese : Het lezen van negatieve anti-rook boodschappen, zoals die de dag van vandaag gebruikt worden, kan leiden tot meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers in vergelijking met het lezen van boodschappen die niet gerelateerd zijn aan roken.
Negatieve anti-rook boodschappen
+
Positieve impliciete evaluaties tegenover roken
Figuur 1. Schematische voorstelling hypothese. Daarnaast hebben we in deze studie verscheidene andere vragen opgenomen met het oog op een beter begrip van de effecten van de huidige anti-rook boodschappen. In eerste instantie onderzochten we of de effecten van deze boodschappen op impliciete en expliciete evaluaties afhankelijk waren van bepaalde variabelen zoals de nicotine afhankelijkheid van de rokers getoetst aan de hand van de Fagerstrom Test for Nicotine Dependence (Heatherton, Kozlowksi, Frecker, & Fagerstrom, 1991), alsook het moment waarop participanten voor het laatst gerookt hadden. Deze factoren werden bevraagd aangezien voorgaand onderzoek reeds aantoonde dat deze factoren een belangrijke invloed hebben op impliciete evaluaties (Sherman et al., 2003). Tevens gingen we de mate na waarin deze boodschappen tot (bewuste) weerstandsreacties leidden. Hiertoe bevroegen we of participanten tegenargumenten hadden geformuleerd, of ze de boodschap geloofwaardig vonden en hoe hoog ze hun
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
17
kwetsbaarheid inschatten voor mogelijke gevaren. We verwachtten dat, in overeenstemming met onderzoek naar de effecten van anti-rook boodschappen in andere landen (Erceg-Hurn & Steed, 2011), er inderdaad aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden dat deze boodschappen leiden tot een bepaalde mate van weerstand. We gingen na in welke mate dergelijke weerstandsreacties gerelateerd kunnen worden aan effecten op impliciete en expliciete evaluaties. Tenslotte hebben we gemeten of de aangeboden anti-rook boodschappen voldeden aan bepaalde voorwaarden die zouden kunnen leiden tot deze weerstandsreacties die specifiek een invloed zouden hebben op impliciete evaluaties. Hiertoe gingen we onder andere na of de boodschappen als persoonlijk relevant werden ervaren, of ze bedreigend overkwamen en of de participanten deze boodschappen reeds vaak waren tegengekomen. We gingen na in welke mate dit een invloed had op de impliciete evaluaties van de participanten die de anti-rook boodschappen hadden gelezen.
Methode Participanten Om deel te nemen aan de studie, moesten participanten op een voorafgaande vragenlijst aangegeven hebben dat ze op regelmatige basis roken. Rekrutering gebeurde via mail. In totaal namen 56 rokers op vrijwillige basis deel aan deze studie en kregen daarvoor een financiële vergoeding van vier euro. Alle participanten ondertekenden een geïnformeerde toestemming alvorens aan het experiment te beginnen. Aan deze studie namen 31 vrouwen deel (55.4%). De jongste deelnemer was op het ogenblik van de studie achttien jaar en de oudste deelnemer was op het ogenblik van de testafname 46 jaar. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 22 jaar (SD = 5 jaar). In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de beschrijvende karakteristieken van de participanten. Participanten werden via random toewijzing onder één van twee mogelijke condities ondergebracht, namelijk een experimentele conditie waarin participanten anti-rook boodschappen lazen of een controle conditie waarin participanten neutrale boodschappen lazen. In elke groep zaten 28 participanten.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
18
Tabel 1 Beschrijvende karakteristieken van de participanten Variabele N Aantal participanten 56 Man 25 Vrouw 31 Variabele Gemiddelde Leeftijd participanten 22 Man 21 Vrouw 22 Opmerking. N = aantal; SD = Standaard Deviatie.
% 100 44.6 55.4 Range 18 – 46 18 – 24 18 – 46
SD 5 2 7
Materialen Boodschappen. Iedere participant, hetzij in de conditie met de negatieve antirook boodschappen, hetzij in de conditie met de neutrale boodschappen, kreeg dertien boodschappen te lezen. De 13 anti-rook boodschappen die participanten in de experimentele conditie lazen waren boodschappen die tot op heden gebruikt worden in België en worden afgebeeld op sigarettenverpakkingen. Mogelijke boodschappen waren “roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe” en “roken kan leiden tot een langzame, pijnlijke dood”. De 13 neutrale boodschappen die getoond werden aan de andere helft van de participanten waren boodschappen die helemaal niets met gezondheid of roken te maken hebben. Voorbeelden van mogelijke boodschappen waren ‘in de woestijn is het warm en droog’ en ‘Bill Gates is de rijkste man ter wereld’. Deze boodschappen waren gebaseerd op de emotie-neutrale boodschappen die gebruikt werden in een studie waarbij men aan een groep participanten boodschappen gedurende twintig seconden presenteerde (Velten, 1968). De boodschappen werden geselecteerd zodat, net als de anti-rook boodschappen, men deze vaak zou kunnen tegenkomen in het dagelijks leven en zodat ze in lengte zo veel mogelijk overeenkwamen met de anti-rook boodschappen. In bijlage één vindt u een overzicht terug van alle gebruikte anti-rook boodschappen en alle gebruikte neutrale boodschappen. IAT. De IAT is een categorisatietaak die heel vaak gebruikt wordt om de impliciete evaluaties ten opzichte van bepaalde stimuli te meten, bijvoorbeeld ten opzichte van roken. Wij baseerden ons op de procedure van Smith en De Houwer (unpublished manuscript) voor de procedure van de IAT. Participanten sorteerden zo snel mogelijk stimuli in één van twee mogelijke stimuluscategorieën (positief versus
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
19
negatief), terwijl ze zo weinig mogelijk fouten probeerden te maken. Categorie labels verschenen in de linker- en rechterbovenhoek van het scherm en participanten gebruikten de toetsen ‘q’ en ‘m’ om de stimuli te sorteren respectievelijk naar links of naar rechts. Stimuli voor de categorieën ‘roken’ en ‘niet-roken’ waren zes afbeeldingen van roken-gerelateerde stimuli (bv., sigaret, rokende man) en zes afbeeldingen die niets met roken te maken (bv., potlood met een slijper, zaklamp), terwijl stimuli voor de positief/negatief categorieën positieve (bv., vreugde, gelukkig) en negatieve woorden (bv., oorlog, slecht) waren. Het aantal en volgorde van de trials volgde de aanbevelingen die te lezen valt in de paper van Greenwald, Nosek, Banaji en Klauer (2005). Namelijk, eerst voerden participanten 25 oefentrials uit waarin de categorisatie van positieve en negatieve woorden in positieve en negatieve categorieën werd geoefend en daarna voerden ze 25 oefentrials uit waarin de prenten werden gecategoriseerd als roken of niet roken. Hierna volgden 25 oefentrials waarin zowel woorden als prenten werden gepresenteerd. De helft van de participanten categoriseerde woorden en prenten die behoorden tot de categorie positief en roken met dezelfde toets (bv., ‘q’) en negatief en niet roken met een andere toets (bv., ‘m’). De andere helft van de participanten kreeg de omgekeerde toewijzing van categorieën aan knoppen (positief en niet roken samen en negatief en roken). Deze toewijzing van participanten was gecontrabalanceerd met de toewijzing aan de experimentele of controle conditie. Na deze oefenfase volgde de testfase die bestond uit twee gemengde blokken met telkens 49 trials per blok. Daarna werd de toewijzing van roken/niet roken aan de linker/rechtertoets omgedraaid. Participanten moesten nu 25 oefentrials uitvoeren met de omgekeerde responstoewijzing voor de prenten. Deze oefenfase werd opnieuw gevolgd door een oefenblok met woorden en prenten en vervolgens twee testblokken met 49 trials. Participanten die dus voorheen positieve stimuli en stimuli gerelateerd aan roken met dezelfde knop categoriseerden, deden dit nu voor negatieve stimuli en stimuli gerelateerd aan roken. De IAT scores werden berekend door gebruik te maken van het D4-algoritme dat voorgesteld werd door Greenwald, Nosek en Banaji (2003). Hierbij wordt een score berekend op basis van de verschillen in reactietijden en fouten tussen de testblokken waarin positief en roken samen werden gecategoriseerd en testblokken waarin negatief en roken samen werden gecategoriseerd. Positieve scores duiden op een positievere impliciete evaluatie voor roken dan voor niet-roken. De betrouwbaarheid
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
20
van deze score, berekend op basis van de correlatie tussen de IAT score op oneven en even testtrials was r(55) = .35.
Positief en roken
Negatief en niet-roken
Afbeelding: ‘Rokende man’ naar links plaatsen met ‘q’
Woord: ‘Slecht’ naar rechts plaatsen met ‘m’
Figuur 2. Voorbeeld van twee mogelijke IAT trials in één van de testblokken. Expliciete evaluaties. Wij baseerden ons voor de gestelde vragen op de vragen die gebruikt werden in de paper van Smith en De Houwer (unpublished manuscript). Participanten gaven hun evaluaties over roken weer door te antwoorden op de vraag “welke van volgende uitdrukkingen omschrijven jou het best?”, gebruik makend van een 7-punten antwoordschaal, gaande van -3 (“Ik geef duidelijk een grotere voorkeur aan roken dan aan niet-roken”) tot +3 (“Ik geef duidelijk een grotere voorkeur aan nietroken dan aan roken”). Perceptie kwetsbaarheid voor de gevaren van roken. Wij baseerden ons op de paper van Wong en Cappella (2009) voor de vragen die nagaan hoe groot men het gevaar vanwege hun rookgedrag inschatte voor hun gezondheid. Er werden twee vragen gesteld, namelijk “Hoeveel denk je te kunnen roken, zonder jouw gezondheid in gevaar te brengen?” en “In welke mate denk je dat jouw algemene gezondheid aangetast wordt door jouw rookgedrag?”. Beide items zijn gescoord op een vijfpunten schaal, gaande van 1 (zeer weinig) tot 5 (zeer veel). Vragen over de manipulatie. Ook werden enkele vragen gesteld over de uitgevoerde manipulatie. De participanten beantwoordden vier vragen die de relevantie van de boodschappen nagingen (“Hoe relevant waren deze boodschappen voor jou?”)
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
21
en hoe familiair de participanten waren met gelijkaardige argumenten (“Hoe vaak heb je de argumenten die in deze boodschappen naar voren komen al gehoord?”). Daarnaast werd ook gevraagd hoe positief de participanten deze boodschappen vonden (“Hoe positief vond je deze boodschappen?”) en in welke mate de boodschappen de gevoelens van de participanten aanspraken (“In welke mate deden deze boodschappen een beroep op uw gevoel?”). Deze items werden gemeten aan de hand van een 7-punten schaal, gaande van 1 (Helemaal niet sterk / relevant / vaak) tot en met 7 (Heel sterk / relevant / vaak). Vragen over weerstand. Aan de participanten werden ook vragen gesteld om hun bewuste weerstandsreacties tegenover de boodschappen in kaart te brengen. Hiervoor werd eveneens gebruik gemaakt van een 7-punten schaal, gaande van 1 (Helemaal niet) tot 7 (Helemaal wel). De eerste bevroeg algemene gevoelens van weerstand: “In welke mate voelde je bij het lezen van de boodschappen weerstand in jou opkomen?”. De volgende vraag ging na hoe geloofwaardig ze de boodschappen vonden (“Hoe geloofwaardig vond je deze boodschappen?”). Daarnaast brachten we in kaart of de participanten al dan niet tegenargumenten in gedachten hadden (“Hebt u tijdens het lezen van de boodschappen tegenargumenten in gedachten gehad (argumenten die tegen de boodschap ingingen?”). Antwoordmogelijkheden waren “Ja” of “Neen”. Daarnaast vroegen we de participanten hoeveel tegenargumenten ze hadden (“Hoeveel tegenargumenten hebt u in gedachten gehad?”) en welke tegenargumenten dit precies waren (“Welke tegenargumenten hebt u in gedachten gehad?). Het antwoord op de laatste twee vragen was vrij in te vullen. Tenslotte werden vragen gesteld die peilden naar de mate waarin de boodschappen leidden tot reacties die een weerstandsreactie zouden kunnen uitlokken. Een eerste vraag ging de mate van angst na bij de participanten (“In welke mate voelde je je bij het lezen van de boodschappen angstig omwille van jouw rookgedrag?”). Een tweede vraag peilde naar de ondermijning van zelfstandigheid (“In welke mate vind je dat deze boodschappen jouw zelfstandigheid proberen te ondermijnen?”). Gedragsvragen. De participanten vulden ook enkele gedragsvragenlijsten in die hun rookgedrag beter in kaart brengen. Daarbij werd aan de participanten open vragen gesteld, meer bepaald “Hoeveel sigaretten rook je gemiddeld per dag?”, “Hoe oud was je toen je jouw eerste sigaret rookte?”, “Hoeveel jaren rook je al?”, “Heb je al pogingen
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
22
ondernomen om te stoppen met roken?” en “Hoeveel pogingen al?”. Daarnaast werd ook de vraag gesteld “Heeft u in de voorbije twee uur nog gerookt?”, met antwoordmogelijkheden “Ja” of “Nee”. Nicotine afhankelijkheid. Daarnaast werd ook de Fagerstrom Test for Nicotine Dependence (FTND; Heatherton et al., 1991) afgenomen. Dit is een vragenlijst die aan de hand van indirecte vragen nagaat in welke mate men afhankelijk is van nicotine (het verslavend bestanddeel van sigaretten). Dit wordt getest aan de hand van zes items die samen gescoord worden op een schaal van 0 tot 10. In bijlage twee vindt u een overzicht terug van de verschillende vragen. De totale som score, tussen de 0 en 10, geeft de mate van afhankelijkheid aan. Een score tussen 0 en 2 betekent een zeer lage afhankelijkheid, een score van 3 of 4 duidt op een lage afhankelijkheid, een score van 5 is een gemiddelde afhankelijkheid, een score van 6 of 7 wijst op een hoge afhankelijkheid en een score tussen 8 en 10 betekent een zeer hoge afhankelijkheid. Procedure De participanten werden uitgenodigd naar een test lokaal waar ze plaatsnamen aan een Tori Pc met een 19-inch monitor (80 Hz refresh rate) waarop het experiment werd gepresenteerd, met behulp van het INQUISIT Millisecond Software pakket (Inquisit 3.0, 2011). De participanten kregen geen informatie over het doel van deze studie. Ze kregen enkel informatie dat ze bepaalde beweringen, geprojecteerd op een computerscherm, aandachtig moesten lezen en dat daarna enkele vragen gesteld gingen worden. Dan werden de 13 boodschappen (anti-rook boodschappen of controle boodschappen) één voor één op het scherm gepresenteerd. Elke boodschap werd twintig seconden aangeboden, in overeenstemming met de procedure gebruikt door Velten (1968). Daarna voerden participanten de IAT uit en vervolgens beantwoorden ze de expliciete evaluatie vraag. Daarna volgden de vragen over de eigen kwetsbaarheid voor de gevaren van roken, de vragen over de manipulatie, de vragen over weerstand, de gedragsvragen en tenslotte de nicotine afhankelijkheidsvragen, in die volgorde.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
23
Resultaten Vergelijkende Analyses tussen de Twee Groepen Gedragsvariabelen. Vooraleer we de vooropgestelde hypothese testten, gingen we eerst na of de random toewijzing van de participanten aan controle en experimentele conditie geleid had tot (ongewenste) belangrijke verschillen in kenmerken tussen de twee groepen. We vergeleken daartoe negen gedragsvariabelen tussen de groepen. De gedragsvariabelen werden genummerd van één tot acht en waren de antwoorden op volgende vragen: “Heeft u in de voorbije 2 uur nog gerookt?”, “Hoeveel sigaretten rook je gemiddeld per dag?”, “Hoe oud was je toen je je eerste sigaret rookte?”, “Hoeveel jaren rook je al?”, “Heb je al pogingen ondernomen om te stoppen?”, “Hoeveel pogingen al?”, “Wat is uw leeftijd” en “Wat is uw geslacht”. Gedragsvariabele negen is de FTND score. Net zoals alle andere analyses, werden deze analyses uitgevoerd met behulp van het programma SPSS 22. We voerden tussen-proefpersonen t-testen uit en vonden enkel voor gedragsvariabelen vijf en zes significante verschillen tussen beiden groepen. Voor gedragsvariabele vijf, namelijk of men al pogingen ondernomen heeft om te stoppen met roken, was er een verschil tussen beiden groepen, t(54) = 2.07, p = .040. In de controle groep hadden meer participanten al pogingen om te stoppen met roken ondernomen (N = 23) dan in de manipulatie groep (N = 16). Voor gedragsvariabele zes, namelijk hoeveel pogingen men al ondernomen heeft om te stoppen met roken, vonden we tevens een significant verschil, t(54) = -2.22, p = .030. Namelijk in de controle groep had men gemiddeld meer pogingen ondernomen (M = 2.57, SD = 2.55) dan in de manipulatie groep (M = 1.32, SD = 1.54). Voor de totale FTND score vonden we geen significante verschillen tussen de groepen terug, t(54) = .73, p = .46 (manipulatie groep: M = 2.36, SD = 2.13; controle groep: M = 1.93, SD = 2.24). Merk op dat geen van de uitgevoerde t-testen een significant verschil aangaf indien we de Bonferonni-correctie (Bonferroni, 1936) van de p-waarde oor multipele vergelijkingen (p = .006) zouden gebruiken. Zie tabel 2 voor een overzicht van alle uitgevoerde t-testen.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
24
Tabel 2 Gedragsvariabelen vergeleken tussen de manipulatie groep en de controle groep door middel van tussenproefpersonen t-testen Gedragsvariabele
Independent samples t-test
Manipulatie groep
Controle groep
t
df
p
M
SD
M
SD
1.79
53
.079
10.32
5.25
8.04
4.12
Leeftijd eerste sigaret
.17
54
.86
15.43
2.57
15.32
1.89
Rookervaring in jaren
1.29
54
.20
6.61
7.17
4.79
2.22
Pogingen om te stoppen met roken
2.07
54
.043*
1.42
0.50
1.17
0.39
Aantal pogingen ondernomen
-2.22
54
.030*
1.32
1.54
2.57
2.55
1.71
54
.093
23.18
6.7
20.93
1.90
.73
54
.47
2.36
2.13
1.93
2.24
Gemiddeld aantal sigaretten/dag
Leeftijd FTND score
Opmerking. Df = aantal vrijheidsgraden; M = gemiddelde; SD = Standaard Deviatie. * p < .05 Verschillen tussen de boodschappen. We gingen tevens na of er belangrijke verschillen waren in de boodschappen op bepaalde variabelen. Ten eerste bleek men de argumenten die in de anti-rook boodschappen naar voor kwamen (M = 6.36, SD = .68) toch net iets vaker gehoord te hebben dan deze van de controle boodschappen (M = 5.82, SD = 1.06), t(54) = 2.26, p = .028. Tevens vond men de anti-rook boodschappen duidelijk minder positief, t(54) = -5.26, p < .001 (anti-rook boodschappen: M = 2.54, SD = 1.77; controle boodschappen: M = 4.43, SD = .69) en meer persoonlijk relevant, t(54) = 2.48, p = .016 (anti-rook boodschappen: M = 3.86, SD = 1.53; controle boodschappen: M = 2.86, SD = 1.48). Ook vond men dat deze boodschappen meer een beroep deden op hun gevoelens, t(54) = 2.22, p = .031 (anti-rook boodschappen: M = 3.50, SD = 1.37; controle boodschappen: M = 2.71, SD = 1.27). Zoals verwacht, vonden we ook dat participanten in de manipulatie groep meer weerstand in zich voelden opkomen tegenover de boodschappen, t(54) = 3.96, p < .001 (anti-rook boodschappen: M = 3.36,
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
25
SD = 1.42; controle boodschappen: M = 1.93, SD = 1.27), dat ze in sterkere mate aangaven dat de boodschappen hun zelfstandigheid probeerden te ondermijnen t(54) = 2.91, p =.005 (anti-rook boodschappen: M = 2.75, SD = 1.67; controle boodschappen: M = 1.64, SD = 1.13), en vonden ze deze boodschappen minder geloofwaardig, t(54) = 3.27, p = .005 (anti-rook boodschappen: M = 5.07, SD = 1.39; controle boodschappen: M = 6.14, SD =.1.04) Voor een overzicht van alle uitgevoerde t-testen, zie tabel 3.
Tabel 3 Overzicht van de uitgevoerde t-testen om verschillen tussen de anti-rook boodschappen en controle boodschappen na te gaan Gedragsvariabele
Independent samples t-test t
df
Veel voorkomendheid
2.26
54
Positiviteit
-5.26
Persoonlijke relevantie
p
Manipulatie groep
Controle groep
M
SD
M
SD
.028*
6.36
.68
5.82
1.06
54
.001***
2.54
1.77
4.43
.69
2.48
54
.016*
3.86
1.53
2.86
1.48
Mate van beroep doen op gevoelens
2.22
54
.031*
3.50
1.37
2.71
1.27
Mate van weerstand
3.96
54
.001***
3.36
1.42
1.93
1.27
Ondermijning van zelfstandigheid
2.91
54
.005**
2.75
1.67
1.64
1.13
Geloofwaardigheid
-3.27
54
.005**
5.07
1.39
6.14
1.04
Opmerking. Df = aantal vrijheidsgraden; M = gemiddelde; SD = Standaard Deviatie. * p < .05; ** p < .01; *** p < .001.
IAT. Vervolgens gingen we na of de participanten over de twee groepen in het algemeen een meer positieve impliciete evaluatie vertoonde tegenover roken. We testten dit aan de hand van een one-sample t-test, waarbij de IAT score werd getest ten opzichte van nul. Deze score was niet verschillend van nul, wat aangeeft dat participanten roken niet duidelijk eenvoudiger associëren met negatief dan met positief of omgekeerd (M = -
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
26
.07, SD = .46), t(55) = -1.15, p = 0.26. We vergeleken de IAT score van participanten in de twee groepen met elkaar aan de hand van een tussen-proefpersonen t-test, maar observeerden geen significante verschillen. Participanten in de controle groep hadden niet significant verschillende evaluaties ten opzichte van roken (M = -.014, SD = .45) in vergelijking met participanten die de anti-rook boodschappen hadden gelezen (M = .14, SD = .48), t(55)= -.96, p = .36. De hypothese dat het lezen van de negatieve antirook boodschappen zou leiden tot meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers, werd dus niet bevestigd. Aangezien impliciete evaluaties afhankelijk zijn van hoe vaak mensen roken (en specifiek van nicotine afhankelijkheid) alsook van wanneer mensen net gerookt hebben (zie Sherman et al., 2003), namen we tevens deze variabelen op in een gemengde variantie-analyse (ANOVA). De ANOVA werd uitgevoerd op de IAT scores met Conditie (controlegroep, manipulatiegroep) opgenomen als factor en FTND score als covariaat. Deze leverde echter geen significante hoofd- of interactie effecten op, ps > .38. Van belang is echter dat het opnemen van het antwoord op de vraag wanneer participanten voor het laatst gerookt hadden wel leidde tot significante effecten. Meer bepaald vonden we een significant interactie effect met Conditie, F(1, 52) = 104.32, p = .002. We vonden het voorspelde effect van anti-rook boodschappen die een negatieve invloed hebben op impliciete evaluaties voor participanten die in de twee uur voor de testafname niet gerookt hadden. Namelijk, deze participanten vertoonden meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken wanneer men anti-rook boodschappen had gelezen (M = .28, SD = .38) dan wanneer men controle boodschappen had gelezen (M = -.26, SD =-.36), t(12) = 2.64, p = .022. Daarentegen, participanten die wel net gerookt hadden vertoonden het tegenovergestelde effect. Participanten vertoonden meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken indien ze de anti-rook boodschappen hadden gelezen (M = -.26, SD = .43) in vergelijking met participanten in de controle groep (M = .06, SD = .45), t(40) = -2.38, p = .022.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
27
Figuur 3. Grafische voorstelling gedragsvariabele één: voorbije twee uur gerookt. Expliciete maat. Participanten gaven aan dat ze over het algemeen een grotere voorkeur gaven aan roken dan aan niet-roken (M = .41, SD = 1.46), t(55) = 2.10, p = .040. De correlatie tussen impliciete en expliciete evaluatie scores was niet significant, r(56) = -.14, p = .30. We analyseerden of er een significant verschil was tussen beide groepen op vlak van expliciete evaluaties ten opzichte van roken. Daarbij vonden we geen significante verschillen tussen de groepen, t(55) = 1.01, p = .32 (controle groep: M = .60, SD = 1.47; manipulatie groep: M = .21, SD = 1.45). Zoals voor de impliciete evaluaties voerden we een gemengde ANOVA uit waarin we de gedragsvariabele 1 (voorbije 2 uur nog gerookt) opnamen alsook de NFTD score. Echter in deze analyses vonden we geen hoofd-of interactie-effecten met Conditie, Fs < .76, ps > .38. Gepercipieerde kwetsbaarheid voor de gevaren van roken. We onderzochten daarnaast of er een verschil was van gepercipieerde kwetsbaarheid tussen beide groepen. Hoewel er geen verschil werd geobserveerd met betrekking tot de tweede kwetsbaarheid variabele, “In welke mate denk je dat jouw algemene gezondheid
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
28
aangetast wordt door jouw rookgedrag?”, t(54) = 0 en p > .99, is er een (nietsignificante) trend zichtbaar voor een verschil op kwetsbaarheid variabele één, “Hoeveel denk je te kunnen roken zonder jouw gezondheid in gevaar te brengen?”, t(54) = 1.16 en p = .11. Namelijk in de manipulatie groep denkt men meer te kunnen roken zonder gevaar voor de gezondheid (M = 2.29, SD = .98) dan in de controle groep (M = 1.86, SD = 1.00). Dit is in overeenstemming met voorgaande bevindingen (Harris et al., 2007) en biedt een eerste evidentie dat participanten weerstandsreacties vertonen tegen de anti-rook boodschap. Een ANOVA met gedragsvariabele één gaf geen evidentie dat dit effect afhankelijk was van of mensen recent gerookt hadden. Het interactie-effect was niet significant, F(1, 52) = .87, p = .34. Analyses binnen de Manipulatie Groep Weerstand. Voor de volgende analyses selecteerden we enkel de data van participanten die de anti-rook boodschappen gelezen hadden. We wilden eerst nagaan of er weerstandsreacties waren op de boodschappen en of deze weerstandsreacties gerelateerd waren aan impliciete en expliciete evaluatie scores. Participanten gaven aan dat ze enigszins weerstand hadden voelen opkomen tijdens het lezen van de boodschappen (M = 3.36, SD = 1.42). We voerden een Multivariate ANOVA (MANOVA) uit, met impliciete en expliciete evaluatiescores opgenomen als afhankelijke variabelen en de weerstandsvariabelen opgenomen als onafhankelijke variabele. We vonden geen significante effecten, F(2, 25) = .60, p = .56. Tevens vond men dat de boodschappen negatieve effecten van roken enigszins overdrijven (M = 3.61). Men vond deze boodschappen daarentegen wel eerder geloofwaardig (M = 5.07). Geen van deze variabelen had echter een significant effect op evaluaties, Fs < 0.96, ps > .39. Merk op dat deze variabelen sterk negatief gecorreleerd waren, r(28) = -.54, p = .003. Tevens gingen we na in welke mate participanten tegenargumenten in gedachten hadden tijdens het lezen van de anti-rook boodschappen. Negentien participanten (67.9%) verklaarden geen tegenargumenten in gedachten te hebben gehad, tegenover negen participanten (32.1%) die wel aangaven tegenargumenten te hebben, waarvan acht participanten hun tegenargumenten hebben geformuleerd. Een overzicht van de verschillende tegenargumenten vindt u terug in bijlage drie. Een MANOVA met het antwoord op de vraag of participanten tegenargumenten hadden geformuleerd, zorgde
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
29
voor een significant effect, F(2, 25) = 3.35, p = .050. Echter, dit was enkel significant voor expliciete, F(1, 26) = 4.79 p = .038, en niet impliciete evaluaties, F(1, 26) = .64, p = .43. Participanten die aangaven dat ze tegenargumenten hadden geformuleerd bleken een meer negatieve expliciete evaluatie te hebben ten opzichte van roken (M = -.22, SD = 1.64) dan participanten die aangaven geen tegenargumenten te hebben geformuleerd (M = 1.00, SD = 1.25). Ook het aantal tegenargumenten bleek gerelateerd te zijn aan de expliciete evaluaties van participanten, F(1, 26) = 4.20, p = .051. Wie meer tegenargumenten had geformuleerd had een meer negatieve expliciete evaluatie ten opzichte van roken. Factoren die automatische weerstandsreacties bepalen. Binnen de manipulatie groep onderzochten we tevens of de manipulatie in deze studie geleid had tot deze factoren waarvan we verwachtten dat ze konden leiden tot (automatische) weerstandsreacties en of deze reacties inderdaad impliciete evaluaties voorspelden. Hiertoe voerden we een MANOVA uit op impliciete en expliciete evaluaties met de antwoorden op vier vragen opgenomen als covariaat. De eerste factor was het antwoord op de vraag die naging of de anti-rook boodschappen veelvoorkomend waren. Dit was inderdaad het geval, participanten gaven met een gemiddelde score van 6.36 (SD = .68) op een schaal van 1 tot 7 duidelijk aan dat de boodschappen veelvoorkomend waren. We vonden geen evidentie dat dit een invloed had op evaluatie scores, F(2, 22) = .015, p = .91. De tweede factor was de mate waarin participanten deze boodschappen als bedreigend ervaren. Participanten voelden zich echter gemiddeld niet erg angstig over hun rookgedrag na het lezen van de boodschappen (M = 3.21, SD = 1.58). Een MANOVA toonde ook geen effect van deze variabele, F(2, 22) = .45, p = .79. Een derde factor was de mate waarin men het gevoel had dat de boodschappen hun zelfstandigheid ondermijnen (M = 2.20, SD = 1.51). We vonden eveneens geen significant effect van deze variabele op evaluaties, F(2, 22) = .24, p = .79. Tevens gingen we na of de relevantie van belang was. Participanten gaven aan dat ze de boodschap enigszins relevant vonden (M = 3.88, SD = 1.53). Ook hier vonden we geen significant effect van deze variabele op evaluaties, F(2, 22) = .13, p = .89. Merk op dat relevantie gerelateerd was aan de NFTD score, r(28) = .40, p = .028. Affectiviteit van de boodschap. Als laatste onderzochten we in welke mate deze anti-rook boodschappen een beroep deden op de gevoelens van de participanten.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
30
Hiervoor onderzochten we antwoorden op de vraag “in welke mate deden deze boodschappen een beroep op uw gevoelens?”. Participanten gaven aan dat de boodschappen enigszins een beroep deden op hun gevoelens (M = 3.50 en SD = 1.37). Een MANOVA op evaluaties gaf een significant effect aan van deze factor, F(2, 24) = 4.94, p = .016. We vonden een significant effect op impliciete evaluaties, F(1, 25) = 4.24, p = .050, maar niet op expliciete evaluaties, F(1, 25) = 2.50, p = .13. Dit is in overeenstemming met de bevinding van Smith en De Houwer (unpublished manuscript) dat anti-rookboodschappen die meer een beroep doen op gevoelens een sterkere invloed hebben op impliciete evaluaties. Merk op dat deze factor sterk correleert met het antwoord op de vraag in welke mate men zich angstig voelde door de boodschappen, r(24) = .78, p < .001. Daarnaast gingen we ook na of deze anti-rook boodschappen negatief dan wel positief bevonden werden aan de hand van het antwoord op de vraag “hoe positief vond je deze boodschappen?”. De resultaten wijzen op een eerder negatieve evaluatie van de anti-rook boodschappen (M = 2.54 en SD = 1.77). Deze factor had echter geen significante invloed op evaluaties, F(2, 24) = .74, p = .49.
Discussie Het doel van deze studie was om de effecten van de huidige anti-rook boodschappen na te gaan op impliciete en expliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers. We vonden geen evidentie dat rokers die deze boodschappen lazen duidelijk verschillende expliciete evaluaties hadden van roken ten opzichte van rokers die controle boodschappen lazen. Voor impliciete evaluaties vonden we eveneens geen significant verschil tussen de groepen. Echter, we vonden evidentie dat rokers na het lezen van de anti-rook boodschappen meer positieve impliciete evaluaties vertoonden wanneer men twee uur voor de testafname niet gerookt had in vergelijking met rokers die neutrale boodschappen gelezen hadden. Het tegenovergestelde effect vonden we voor rokers die twee uur voor de testafname wel gerookt hadden. Deze vertoonden na het lezen van de anti-rook boodschappen meer negatieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken in vergelijking met de rokers uit de controle groep. Daarnaast vonden we evidentie dat deze anti-rook boodschappen veel voorkomend zijn en dat ze leidden tot bepaalde weerstandsreacties. Echter, deze weerstandsreacties bleken niet gerelateerd aan (veranderingen in) evaluaties. Een uitzondering waren de
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
31
tegenargumenten die participanten hadden gegenereerd. We vonden evidentie dat het aantal tegenargumenten gerelateerd blijkt te zijn aan de expliciete evaluaties van participanten, maar niet aan de impliciete evaluaties. Tenslotte vonden we evidentie dat de mate waarin participanten aangaven dat de boodschappen beroep hadden gedaan op hun gevoelens gerelateerd was aan impliciete evaluaties, maar niet aan expliciete evaluaties. We gaan eerst in op de bevinding dat persuasieve boodschappen een invloed kunnen hebben op impliciete evaluaties en bespreken vervolgens de observatie dat de mate van nicotine deprivatie hierbij van belang is. Daarna bespreken we evidentie dat weerstand van belang kan zijn bij de verandering van evaluaties. Vervolgens gaan we in op de affectiviteit van de boodschap en in welke mate dit van belang is voor impliciete en expliciete evaluaties. Tenslotte bespreken we beperkingen van deze studie en aanbevelingen voor volgend onderzoek. Impliciete Evaluaties worden beïnvloed door Persuasieve Boodschappen Net zoals in voorgaande studies aangetoond werd dat impliciete evaluaties kunnen veranderen door het lezen van verbale persuasieve boodschappen (Horcajo et al., 2010; Smith & De Houwer, unpublished manuscript), vonden we hiervoor ook enige evidentie terug in deze studie. Het lezen van anti-rook boodschappen leidde namelijk tot verschillen in impliciete evaluaties ten opzichte van roken (maar: afhankelijk van nicotine deprivatie). Het lezen van de huidige anti-rook boodschappen in België zorgt dus bij rokers onder bepaalde omstandigheden voor een beïnvloeding van hun impliciete evaluaties (maar niet van hun expliciete evaluaties). Dit was weliswaar geen eenduidig resultaat. Conform met de bevindingen van Smith en De Houwer (unpublished manuscript; Experiment 3) verwachtten we meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers na het aanbieden van anti-rook boodschappen die de dag van vandaag gebruikt worden. Onze hypothese, namelijk dat de huidige geschreven negatieve anti-rook boodschappen kunnen leiden tot meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken bij rokers, werd echter niet bevestigd. Een eerste mogelijke verklaring hiervoor is de kleine steekproef van deze studie. Er namen slechts 56 participanten deel aan de studie, waardoor de power om een statistisch significant verschil in evaluaties te vinden tussen participanten klein was. Zo
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
32
hadden we slechts een power van 0.58 om een effect van gemiddelde grootte (d = .50) te vinden. De power om een klein effect te observeren (d = .20) was slechts 0.18. Een tweede mogelijke verklaring is dat onze manipulatie onvoldoende sterk was om het veronderstelde mechanisme tot uiting te laten komen. We verwachtten dat van belang was dat de boodschappen vaak voorkomend zijn, aangezien dit zou kunnen leiden tot weerstandsreacties die automatisch een invloed zouden hebben op impliciete evaluaties. We vonden inderdaad dat de aangeboden boodschappen zeer familiair werden bevonden. Echter, dit was niet gerelateerd aan impliciete evaluaties. Eén reden waarom dit mogelijk niet leidde tot effecten op impliciete evaluaties is dat we alle boodschappen onmiddellijk na elkaar lieten lezen. Dit was misschien te veel van het goede. Hoewel participanten tegen enkele boodschappen mogelijks automatische weerstandsreacties vertoonden die zouden kunnen leiden tot positievere impliciete evaluaties ten opzichte van roken, waren er voldoende boodschappen (die steeds opnieuw de negatieve aspecten van roken benadrukten) om dit effect te doorbreken. Een derde mogelijke verklaring is dat de huidige anti-rook boodschappen geen negatieve invloed hebben op impliciete en expliciete evaluaties van roken. Indien impliciete evaluaties bijvoorbeeld niet rechtstreeks beïnvloed worden door weerstand, in lijn met associatieve en duale procestheorieën (bv., Gawronski & Bodenhausen, 2006), dan zouden we geen negatieve effecten verwachten. Echter, dit is inconsistent met de bevinding van Smith en De Houwer (unpublished manuscript, Experiment 3), alsook met de bevinding dat we in onze studie toch significante verschillen terugvonden tussen de manipulatie groep en de controle groep onder bepaalde omstandigheden, namelijk afhankelijk van de mate van nicotine deprivatie. Effecten op Impliciete Evaluaties zijn afhankelijk van Nicotine Deprivatie We vonden in deze studie dat het moment van roken een belangrijke invloed had op effecten van anti-rook boodschappen. Namelijk, participanten in de manipulatie groep vertoonden meer positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken in vergelijking met de controle groep indien ze tot twee uur voor de testafname niet gerookt hadden. Het tegenovergestelde effect vonden we tevens terug, namelijk meer negatieve impliciete evaluaties bij rokers die anti-rook boodschappen lazen indien ze twee uur voor de testafname wel gerookt hadden. Dit resultaat sluit aan bij de resultaten van de studie van Sherman et al. (2003). In hun studie vertoonden zware rokers meer
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
33
positieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken wanneer men in staat van deprivatie was (wanneer men voor de testafname dus niet gerookt had).Dit stemt overeen met andere bevindingen dat rokers verschillende impliciete evaluaties kunnen hebben tegenover roken, afhankelijk van de hoeveelheid nicotine die men onlangs heeft opgenomen (Baker, Morse, & Sherman, 1987; Drobes & Tiffany, 1997; Niaura, Abrams, Pedraza, Monti, & Rosenhow, 1992). Een verklaring voor deze bevinding is dat men (onbewust) na het roken herinnerd wordt aan de nadelen dat roken met zich meebrengt en dus meer negatieve impliciete evaluaties heeft ten opzichte van roken. Wanneer men in een staat van deprivatie is, vergeet men echter deze nadelen van roken waardoor men meer positieve evaluaties ten opzichte van roken heeft. Enkel op impliciete evaluaties vindt men gewoonlijk een dergelijk verschil terug en dus niet bij de expliciete evaluaties. Uit de resultaten blijkt dat de manipulatie deed wat we verwachtten in de groep die voor de testafname reeds verschillende uren niet gerookt had. Dit biedt (beperkte) evidentie dat de huidige anti-rook boodschappen inderdaad tot meer positieve impliciete evaluaties kunnen leiden. Een mogelijke verklaring is dat gedepriveerde participanten een sterke drang ervaren om te roken zodat ze roken als meer positief zullen zien. Bij het aanbieden van anti-rook boodschappen wordt deze drang echter niet overwonnen, maar biedt deze drang net een motivatie om tegen deze boodschappen te reageren. Men zal bijvoorbeeld sneller deze boodschappen ervaren als een bedreiging van de persoonlijke vrijheid en dit zal sneller lijden tot automatische weerstandsreacties die gereflecteerd worden in impliciete evaluaties. Uit de resultaten bleek tevens dat de manipulatie tot negatievere impliciete evaluaties van roken leidde in de groep rokers die kort voor de testafname nog gerookt had. Dit biedt evidentie dat deze boodschappen soms toch het gewenste effect kunnen hebben (indien ze vaak na elkaar worden gelezen). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze rokers veel meer openstaan voor anti-rook argumenten. De anti-rook boodschappen geven aan dat roken negatief is en dit wordt geïntegreerd in hun impliciete evaluaties. Aangezien deze participanten minder drang ervaren doordat ze net gerookt hebben, komen deze boodschappen misschien minder bedreigend over en is het niet noodzakelijk om hier met weerstand tegenover te staan. Een andere mogelijkheid is dat deze rokers een sterkere verslaving hebben, waardoor ze meer frequent roken.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
34
Hiervoor vonden we beperkte evidentie. Namelijk, de NFTD score was significant hoger voor participanten die net nog gerookt hadden, t(26) = -2.32, p = .028. Het zou dus kunnen dat anti-rook boodschappen enkel leiden tot meer negatieve impliciete evaluaties van roken bij personen die veel last ervaren van hun verslaving. Ze geloven sneller dat roken inderdaad negatief is (bijvoorbeeld doordat ze al vaker negatieve effecten hebben ondervonden), maar kunnen deze gewoonte niet zomaar veranderen. Echter, onze analyses boden geen duidelijke evidentie dat NFTD score gerelateerd was aan impliciete evaluaties wat een dergelijke verklaring minder waarschijnlijk maakt. De bevinding dat effecten afhangen van nicotine deprivatie kan belangrijk zijn omdat we zo inzicht krijgen in de effectiviteit van de huidige anti-rook boodschappen. Wanneer rokers deze anti-rook boodschappen lazen niet lang na het roken, bleek dit tot het gewenste resultaat te leiden. In tegenstelling tot wanneer rokers deze boodschappen voor het roken lazen, wat zorgde voor contraproductieve effecten. Het tijdstip van confrontatie van rokers met de anti-rook boodschappen blijkt dus een invloed te hebben op de impliciete evaluaties. Het aanbieden van anti-rook boodschappen aan rokers nadat ze gerookt hebben, blijken dus effectiever te zijn dan anti-rookboodschappen aangeboden net voordat rokers roken. Het zou dus mogelijk zijn dat onder deze omstandigheden weerstandsmechanismen dus in sterke mate een rol spelen. Hiernaar is echter nog geen onderzoek uitgevoerd. Weerstand en Anti-Rook Boodschappen We vonden in deze studie evidentie dat mensen inderdaad weerstandsreacties vertoonden na het lezen van de anti-rook boodschappen. In lijn met Harris et al. (2007) vonden we dat participanten die de anti-rook boodschappen lazen de kans om een gezondheidsprobleem te ondervinden als gevolg van hun rookgedrag voor henzelf lager inschatten dan de kans voor anderen. In de manipulatie groep dacht men meer sigaretten te kunnen roken zonder hun gezondheid in gevaar te brengen in vergelijking met de controle groep die het aantal sigaretten lager inschatte. Tevens gaven mensen inderdaad aan dat ze weerstand voelden en gaf 33% van de rokers in de manipulatie groep aan dat ze tegenargumenten in gedachten hadden. Dit strookt met de theorie van persoonlijk reactantie (Brehm, 1966; Brehm & Brehm, 1981) die stelt dat mensen weerstand zullen voelen tegen bedreigingen van de vrijheid. Het vormen van tegenargumenten geeft ook evidentie voor de inoculatie theorie van McGuire (1961a). Deze stelt dat rokers zeer
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
35
snel tegenargumenten generen tegenover welbekende cognitieve argumenten. Deze welbekende cognitieve argumenten zijn in deze studie de anti-rook boodschappen die rokers vaak tegenkomen. Echter, deze bewuste vormen van weerstand waren niet gerelateerd aan evaluatie-scores. De enige uitzondering was dat de mate waarin men tegenargumenten gegenereerd had wel gerelateerd was aan expliciete evaluaties. Dit was niet het geval voor impliciete evaluaties. Onze hypothese was echter dat impliciete evaluaties beïnvloed zouden worden door automatische weerstand. Hiervoor hadden we bepaalde vragen opgenomen die aanwijzingen zouden kunnen bieden voor automatische weerstand. Ten eerste moesten de boodschappen persoonlijk relevant zijn en ten tweede moesten ze veelvoorkomend zijn. Daarnaast verwachtten we ook een mogelijke invloed afhankelijk van de perceptie van bedreiging van de boodschappen en de mate waarin participanten de boodschappen ervaren hadden als een bedreiging van hun vrijheid. Echter, we vonden geen evidentie dat deze factoren een invloed hadden op de evaluaties. Verder onderzoek waarin deze factoren gemanipuleerd worden zou echter meer informatie kunnen bieden over de mate waarin deze factoren van belang zijn voor effecten van persuasieve boodschappen. Effectiviteit van affectieve Anti-Rook Boodschappen Smith en De Houwer (unpublished manuscript) toonden in hun studie aan dat rokers meer negatieve impliciete evaluaties hadden ten opzichte van roken na het lezen van een affectieve boodschap (een affectieve boodschap is een boodschap die gericht is op het veranderen van gevoelens) in vergelijking met een cognitieve boodschap. In onze studie gebruikten we boodschappen die vandaag worden gebruikt als anti-rook boodschappen (bv., ‘roken is dodelijk’). De mate waarin deze boodschappen een beroep doen op de gevoelens werd beoordeeld als ‘gemiddeld’. De dertien gebruikte boodschappen zijn echter sterk verschillend en lijken soms op gevoelens in te spelen (bv., ‘roken kan leiden tot een langzame, pijnlijke dood’) en soms op cognities (bv., ‘tabaksrook bevat benzeen, nitrosaminen, formaldehyde en waterstofcyanide’). Toch vonden we evidentie dat de affectiviteit van de boodschap van belang is. Namelijk, indien participanten de boodschappen meer affectief vonden, vertoonden ze meer negatieve evaluaties ten opzichte van roken. We vonden een significant effect op de impliciete evaluaties, maar niet op de expliciete evaluaties, in lijn met de bevindingen van Smith en De Houwer (unpublished manuscript). Dit biedt verdere evidentie voor het
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
36
idee dat impliciete evaluaties vooral affectief van aard zijn (Rudman, 2004; Spence & Townsend, 2007). Merk op dat de waargenomen affectiviteit van de boodschappen sterk gecorreleerd was met hoe angstig de participanten zich voelden. Nochtans verwachten we net dat deze factor een ongewenste invloed zou kunnen hebben op impliciete evaluaties (via weerstandsreacties). Echter, we vonden geen evidentie dat die factor een invloed had op impliciete (noch expliciete) evaluaties. De bevinding dat de affectiviteit van een boodschap een invloed heeft op impliciete evaluaties zou kunnen aangeven dat affectieve boodschappen mogelijk als soort van buffer kunnen optreden, waardoor de verwachtte weerstandsreacties uitblijven. Als dit inderdaad het geval zou zijn, dan betekent dit dat het meer affectief maken van de anti-rook boodschappen zou kunnen leiden tot effectievere resultaten. Verder onderzoek hiernaar is echter aangewezen, zeker aangezien andere studies aantoonden dat bedreigende boodschappen soms kunnen leiden tot meer (bewuste) weerstand (Harris et al., 2007). Merk op dat de resultaten aangeven dat de anti-rook boodschappen toch een bepaalde invloed hadden op impliciete evaluaties. Namelijk, ze leidden tot meer negatieve evaluaties ten opzichte van roken bij rokers die de boodschappen meer negatief vonden. Echter, de resultaten kunnen ook andersom geïnterpreteerd worden. Namelijk, participanten die een meer negatieve impliciete evaluatie hadden ten opzichte van roken, beoordeelden de boodschappen als meer affectief. Om deze mogelijkheden te onderscheiden is echter een experimentele manipulatie nodig van de boodschap, zoals in de studie van Smith en De Houwer (unpublished manuscript). Praktische Implicaties Deze studie vond geen eenduidige evidentie dat de huidige anti-rook boodschappen effectief zijn. Ze hadden geen duidelijk negatieve invloed op impliciete of expliciete evaluaties van roken. Echter, deze studie bood ook geen evidentie dat deze boodschappen een duidelijk positieve invloed had op evaluaties van roken. Wel vonden we beperkte evidentie dat de boodschappen onder bepaalde omstandigheden (of voor bepaalde participanten) wel kunnen leiden tot meer positieve impliciete evaluaties. Namelijk wanneer men reeds een tijdje niet meer gerookt heeft. De anti-rook boodschappen die ontwikkeld zijn om (potentiële) rokers te overtuigen net niet te roken, kunnen dus soms zorgen voor een contraproductief effect. We vonden tevens
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
37
aanwijzingen dat ook andere, meer bewuste weerstandsreacties ontstonden bij het lezen van de huidig gebruikte anti-rook boodschappen. Het zou dus van belang kunnen zijn dat effectievere anti-rook boodschappen worden gebruikt in de gezondheidspromotie. In de paper van Witte (1992) lezen we dat het anders formuleren van bedreigende boodschappen kan leiden tot verschillend gedrag. Kleinot en Rogers (1982) en Rogers en Mewborn (1976) hebben in hun studieresultaten bevestiging gevonden die deze gedachtegang ondersteunt en een aanwijzing biedt voor hoe we huidige anti-rook boodschappen anders zouden kunnen formuleren. Namelijk, angst inducerende boodschappen met een hoog niveau van bedreiging (bv., ‘je bent vatbaar voor de ernstige zieke aids’) en met een hoog niveau van doeltreffendheid (bv., ‘je bent in staat om effectief en gemakkelijk de ziekte aids te voorkomen door het dragen van condooms’) leiden vaker tot aanvaarding van de boodschap. Terwijl angst inducerende boodschappen met een hoog niveau van bedreiging (bv., ‘longkanker is een ernstige ziekte waar je vatbaar voor bent omdat je sigaretten rookt’) en met een laag niveau van doeltreffendheid (bv., ‘het lijkt onwaarschijnlijk dat je zal stoppen met sigaretten roken, daarbovenop is het waarschijnlijk toch al te laat om longkanker te voorkomen’) leiden tot verwerping van de boodschap (Kleinot & Rogers, 1982; Rogers & Mewborn, 1976). Effectievere anti-rook boodschappen zouden dus naast een hoog niveau van bedreiging ook een hoog niveau van doeltreffendheid in zich moeten dragen. Aangezien wij ook vonden dat affectiviteit van de boodschap van belang is, zou het nuttig zijn in verder onderzoek de affectiviteit van de boodschap verder in ons voordeel te gebruiken. Echter, het lijkt dan belangrijk dat dit op een bepaalde manier geformuleerd wordt zodat zo weinig mogelijk weerstand zou kunnen worden geïnduceerd. Een andere mogelijkheid om huidige anti-rook boodschappen aan te passen is om positieve boodschappen te gebruiken. Met positieve boodschappen bedoelen we boodschappen die niet focussen op negatieve gevolgen van roken, maar die focussen op positieve gevolgen van stoppen met roken (bv., ‘stoppen met roken verbetert je levenskwaliteit’ of ‘stoppen met roken verbetert je kansen op een gezond en lang leven’). Er is namelijk al gebleken uit voorgaand onderzoek dat mensen zich eerder openstellen voor positieve feedback op hun gedrag dan voor negatieve feedback op hun gedrag (Derryberry, 1991; Rothermund, Wentura, & Bak, 2001). Mensen hebben volgens sommige onderzoekers onbewust een sterke neiging om positief georiënteerde
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
38
informatie te verwerken (Derryberry, 1991; Matlin & Stang, 1978). Daarnaast zouden mensen een natuurlijke drang hebben om te streven naar het hebben van een positief gevoel en net de blootstelling aan positieve informatie zou helpen bij het opwekken van positieve emoties (zie Mellers, 2000). Mensen blijken namelijk hun aandacht te verschuiven van zodra zij in contact komen met negatieve informatie (Erdelyi, 1974). Dit blijkt inderdaad te gelden voor de huidige anti-rook boodschappen op sigaretten verpakkingen. Men sluit zich namelijk af voor de bedreiging die deze boodschappen met zich mee brengen (Kessels, 2010). Het is dus niet ondenkbaar dat het formuleren van positieve anti-rook boodschappen wel tot het gewenste effect kan leiden wanneer er gefocust wordt op de voordelen van niet-roken of op de voordelen van te stoppen met roken. Dit kunnen sociale voordelen zijn (bv., onaangename geur van sigaretten verdwijnt) of gezondheidsvoordelen (bv., vermijden van schadelijke stoffen zoals benzeen en nitrosaminen die in sigaretten aanwezig zijn). Toekomstig onderzoek zou moeten uitwijzen in welke mate dit impliciete en expliciete evaluaties ten opzichte van roken kan veranderen. Beperkingen van deze Studie Een eerste belangrijke beperking van deze studie is de kleine steekproef. Er namen slechts 56 participanten deel aan deze studie. Zoals eerder aangehaald leidde dit tot beperkte power om een verschil in evaluaties te vinden tussen participanten. De afwezigheid van een effect van de manipulatie in de huidige studie kan dus te wijten zijn aan een gebrek aan statistische power. Hetzelfde geldt voor de effecten van de (mogelijk modererende) factoren. Ook hier is het duidelijk dat we geen belangrijke uitspraken kunnen doen over het al dan niet belang van deze factoren. Merk echter op dat deze studie in hoofdzaak bedoeld was om één specifieke hypothese te testen. Onze manipulatie was enkel gericht op het bepalen of er een significant verschil zou zijn in evaluaties tussen de manipulatie en controle groep. Alle andere uitgevoerde analyses waren bedoeld ter exploratie, namelijk om opvolgonderzoek verder te kunnen leiden zowel over de effectiviteit van anti-rook boodschappen als over mogelijke mechanismen die weerstandsreacties onderliggen en de effecten van weerstand op impliciete (en expliciete) evaluaties. Aangezien we veel verschillende analyses uitgevoerd hebben die in hoofdzaak correlationeel zijn, moeten de verkregen resultaten in ieder geval behoedzaam worden geïnterpreteerd.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
39
Een tweede beperking van deze studie is de homogeniteit van de steekproef. Aan deze studie namen voornamelijk jonge mensen deel, de gemiddelde leeftijd was 22.05 jaar. Dit kan verklaard worden omdat vooral studenten werden gecontacteerd die zich ingeschreven hadden om deel te nemen aan verschillende studies aan de Universiteit van Gent. Op vlak van leeftijd is deze steekproef dus niet representatief voor de populatie. Hetzelfde geldt voor andere kenmerken van de participanten, zoals op vlak van roken en rookervaring. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat effecten van anti-rook boodschappen een verschillende invloed hebben op rokers die nog niet veel ervaring hebben met de negatieve gevolgen van roken doordat ze nog niet lang aan het roken zijn. De karakteristieken van de participanten is dus een tweede beperking. Suggesties voor Toekomstig Onderzoek Een eerste suggestie voor toekomstig onderzoek is verder onderzoek naar de effectiviteit van de huidige anti-rook boodschappen. Alhoewel er al veel onderzoek is uitgevoerd naar effecten van persuasieve boodschappen (zie Bohner & Dickel, 2011, voor een overzicht), is er nog maar weinig onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de huidige anti-rook boodschappen. Het is van cruciaal belang dat we meer inzicht verkrijgen in de effectiviteit van de huidige anti-rook boodschappen, zodat we anti-rook boodschappen kunnen ontwikkelen die potentiële rokers weerhouden te roken of rokers overtuigen te stoppen met hun ongezond gedrag. Uit voorgaand onderzoek is namelijk gebleken dat angst inducerende boodschappen contraproductief kunnen werken (Hastings, Stead, & Webb, 2004) en dat huidige anti-rook boodschappen vaak angst oproepen. We lezen in de paper van Hastings et al. (2004) dat de bevinding van contraproductieve effecten van angst inducerende boodschappen verklaard kan worden door het curve lineair model (Janis, 1967; Quinn, Meenaghan, & Brannick, 1992). Dit model stelt dat er een plafondeffect is wat betreft de effectiviteit van angst inducerende boodschappen. Voorbij dat plafond treden er contraproductieve effecten op. De uitdaging is dus boodschappen te formuleren zonder het plafond niveau voorbij te gaan zodat de boodschappen hun gewenst effect hebben. Hier is verder onderzoek voor nodig. Tevens willen we dat effecten op impliciete evaluaties van anti-rook boodschappen (en andere gezondheidspromotie boodschappen) worden nagegaan. Aangezien er nog maar weinig geweten is over de invloed van anti-rook boodschappen
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
40
op impliciete evaluaties en aangezien impliciete evaluaties sterk gerelateerd lijken aan verslavingsgedrag (Friese, Hofmann, & Schmidt, 2008), lijkt verder onderzoek hiernaar van groot belang. We willen namelijk anti-rook boodschappen die effectief zijn. Boodschappen die meer negatieve impliciete evaluaties ten opzichte van roken als resultaat hebben zodat deze boodschappen inderdaad rookgedrag kunnen helpen verminderen. In het dagelijkse leven komen rokers deze anti-rook boodschappen afzonderlijk tegen. Onze studie onderzocht echter effecten van een gezamenlijke aanbieding van de verschillende boodschappen. Dit is dus niet meteen vergelijkbaar met hoe rokers normaal gezien met de boodschappen in contact komen. Een mogelijkheid om een beter zicht te krijgen op de effectiviteit van de specifieke anti-rook boodschappen is door de boodschappen één voor één aan te bieden en na te gaan hoe dit een invloed heeft op de impliciete evaluaties van rokers ten opzichte van roken. We hopen dat verder onderzoek zo de effectiviteit van alle huidig gebruikte anti-rook boodschappen verder kan bepalen. Hieraan gerelateerd, zouden we ook willen aangeven om de effecten van de huidige anti-rook boodschappen op lange termijn te bekijken en in een meer natuurlijke setting (Hastings et al., 2004). In het echte, dagelijkse leven, kunnen rokers zelf kiezen of ze wel of niet met deze anti-rook boodschappen in contact komen. Men koopt bijvoorbeeld een pakje sigaretten, maar leest de anti-rook boodschap op het pakje niet. In een artificiële setting is men echter verplicht om deze anti-rook boodschappen te lezen. Daarnaast zouden de lange termijn effecten van deze boodschappen ook moeten onderzocht worden, in plaats van een momentopname te bekijken. Men zou bijvoorbeeld kunnen opteren om op regelmatige basis gedurende een bepaalde periode (bv., gedurende één jaar) rokers aan te sporen thuis een vragenlijst in te vullen over hun rookgedrag. Door middel van de vragenlijsten zouden verschillende zaken onderzocht kunnen worden, waaronder weerstandsreacties tegenover de anti-rook boodschappen. Ook de factoren die zouden kunnen leiden tot dergelijke (bewuste of automatische) weerstandsreacties zouden onderzocht kunnen worden. Verder hopen we dat in toekomstig onderzoek de invloed van nicotine deprivatie (en mogelijk van NFTD score) op effecten van anti-rookboodschappen wordt nagegaan. De huidige anti-rook boodschappen blijken namelijk mogelijk contraproductief te werken wanneer men al een tijdje niet meer gerookt heeft. Een volgende suggestie voor
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
41
toekomstig onderzoek is dan ook om na te gaan of nicotine deprivatie inderdaad van belang is voor deze effecten. Hiervoor is onderzoek nodig waarbij nicotine deprivatie experimenteel wordt gemanipuleerd. Er kan dan worden nagegaan of dit inderdaad (contrast)effecten bepaalt van anti-rook boodschappen. Aangezien er momenteel aanwijzingen zijn dat de huidige anti-rook boodschappen misschien toch niet zo effectief zijn als men zou willen, kan in volgend onderzoek ook gefocust worden op de vraag of positief geformuleerde boodschappen effectiever zijn dan negatieve anti-rook boodschappen. In voorgaand onderzoek is evidentie gevonden dat mensen zich eerder openstellen voor positieve feedback dan voor negatieve feedback (Derryberry, 1991). Tevens binnen de gezondheidscommunicatie werd evidentie gevonden dat positieve gevoelens die gepaard gaan met boodschappen die de voordelen van gezond gedrag presenteren, een positieve invloed kunnen hebben op iemand evaluaties, intenties en gedrag (Abraham & Sheeran, 2004; Mellers & McGraw, 2001). Meer onderzoek is nodig om na te gaan of positieve anti-rook boodschappen inderdaad effectiever kunnen zijn dan de huidig gebruikte negatieve anti-rook boodschappen. Ook vanuit theoretisch vlak stellen we aanbevelingen voor nieuw onderzoek voor. Ten eerste zouden we willen dat verder onderzoek nagaat in welke mate persuasieve boodschappen leiden tot verschillen in impliciete en expliciete evaluaties. Volgens duale procesmodellen van evaluatie zouden effecten op impliciete evaluaties het resultaat zijn van associatieve processen, terwijl effecten op expliciete evaluaties het resultaat zijn van propositionele processen (Gawronski & Bodenhausen, 2006). Indien er consistente effecten kunnen gevonden worden van het aanbieden van persuasieve boodschappen op impliciete, maar niet expliciete evaluaties en deze verschillen tegengesteld zijn aan de inhoud van de boodschap, dan biedt dit evidentie dat weerstandsmechanismen rechtstreeks een invloed kunnen hebben op impliciete evaluaties. Een interessante vraag voor vervolg onderzoek is of dit inderdaad het geval is. Kunnen weerstandsreacties inderdaad naar voor komen op impliciete maten van evaluaties en zijn deze verschillen in impliciete evaluaties een belangrijke voorspeller van veranderingen in (verslavings)gedrag? Indien de voorgaande vraag bevestigend kan worden beantwoord, dan lijkt het verder van belang om na te gaan waarom dit het geval is. Aangezien de validatie van
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
42
informatie een inherent propositioneel proces is, is het belangrijk om na te gaan waarom een dergelijk propositioneel proces soms specifiek een invloed heeft op impliciete evaluaties. Er kunnen verschillende redenen onderzocht worden waarom dit het geval kan zijn. Meer specifiek veronderstellen Gawronski en Bodenhausen (2011) dat propositionele processen een invloed kunnen hebben op impliciete evaluaties. Dit kan ofwel door het veranderen van de structuur van associaties in het geheugen of door bepaalde associaties in het geheugen (tijdelijk) meer actief te maken. Het veranderen van associaties zou echter moeilijk te bereiken zijn. Dit zou bijvoorbeeld herhaalde trainingstechnieken vereisen zoals evaluatieve conditioneringsprocedures. Verder onderzoek zou kunnen nagaan of effecten op impliciete evaluaties slechts zeer tijdelijk zijn of meer robuust om deze twee mogelijkheden te toetsen. Er dient dan ook te worden nagegaan waarom dergelijke effecten voorkomen zonder dat er een effect is op expliciete evaluaties die rechtstreeks veranderd zouden kunnen worden door propositionele processen zoals validering van informatie. Indien zou blijken dat contrasteffecten van persuasieve boodschappen inderdaad op impliciete evaluaties voorkomen en niet op expliciete evaluaties zou dit echter eenvoudiger te verklaren zijn op basis van een propositioneel model van impliciete evaluatie (De Houwer, 2014). Op basis van een dergelijk model kunnen we predicties maken over wanneer dit zou kunnen voorvallen, zoals we in deze studie reeds poogden te doen. Het is namelijk belangrijk om propositionele modellen uit te bouwen zodat ze meer specifieke predicties hebben over mogelijke uitkomsten. We hopen dat volgende studies dit verder zullen doen. Merk op dat het zeer moeilijk is om evidentie te vinden die niet sowieso door zowel propositionele als duale procesmodellen van impliciete evaluatie kan worden verklaard (Mitchell et al., 2009). Echter, we geloven dat onderzoek over effecten van persuasieve boodschappen op impliciete evaluaties zeker zal kunnen leiden tot informatie die ertoe kan leiden dat huidige evaluatie theorieën kunnen worden verfijnd zodat op basis van deze theorieën betere predicties kunnen worden gemaakt over hoe impliciete evaluaties kunnen worden veranderd.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
43
Algemene Conclusie Uit deze studie is gebleken dat het aanbieden van de huidige anti-rook boodschappen aan rokers niet leidde tot een eenduidig negatief op positief effect op impliciete, noch expliciete evaluaties. We vonden evidentie dat de effectiviteit van deze boodschappen afhankelijk zou kunnen zijn van de mate waarin rokers gedepriveerd zijn van nicotine. Tevens toonden de resultaten aan dat de huidige anti-rook boodschappen in bepaalde mate weerstandsreacties uitlokken en dat rokers hier soms tegenargumenten over genereert. We concluderen dat het aangewezen kan zijn om andere, meer effectievere anti-rook boodschappen te ontwikkelen om het rookgedrag bij rokers te beïnvloeden. Verder onderzoek naar mogelijke effecten van positieve en negatieve (affectieve) anti-rook boodschappen is daarom aangewezen.
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
44
Referenties Abraham, C., & Sheeran, P. (2004). Deciding to exercise: The role of anticipated regret. British Journal of Health Psychology, 9, 269-278. doi: 10.1348/135910704773891096 Baker, T. B., Morse, E., & Sherman, J. E. (1987). The motivation to use drugs: A psychobiological analysis of urges. In C. Rivers (ed.), The Nebraska symposium on motivation: Alcohol use and abuse (pp. 257-323). Lincoln: University of Nebraska Press. Bohner, G., & Dickel, N. (2011). Attitudes and attitude change. Annual Review of Psychology, 62, 391-417. doi: 10.1146/annurev.psych.121208.131609 Bonferroni, C. E. (1936) Teoria statistica delle classi e calcolo delle probabilit `a. Pubblicazioni del R Istituto Superiore di Scienze Economiche e Commerciali di Firenze 8, 3-62. Brehm, J. W. (1966). A theory of psychology reactance. New York: Academic Press. Brehm, J. W., & Brehm, S. S. (1981). Psychological reactance: A theory of freedom and control. New York: Academic Press. Chaiken, S. (1980). Heuristic Versus Systematic Information Processing and the Use of Source Versus Message Cues in Persuasion. Journal of Personality & Social Psychology, 39, 752-766. doi: 1981-28035-001 Chaiken, S., Lieberman, A., & Eagly, A. H. (1989). Heuristic and systematic information processing within and beyond the persuasion context. In J.S. Uleman & J.A. Bargh (Eds.), Unintended thought, pp. 212-252, New York: Guilford Press. Crano, W. D., & Prislin, R. (2006). Attitudes and persuasion. Annual review of
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
45
Psychology, 57, 345-374. doi:10.1146/annurev.psych.57.102904.190034 De Houwer, J. (unpublished manuscript). A propositional model of implicit evaluation. In press. Unpublished data. De Houwer, J. (2006). What are implicit measures and why are we using them. In R. W. Wiers & A. W. Stacy (Eds.), The handbook of implicit cognition and addiction (pp.11-28). Thousand Oaks, CA: Sage Publishers. doi: 10.4135/9781412976237 De Houwer, J. (2007). A conceptual and theoretical analysis of evaluative conditioning. The Spanish Journal of Psychology, 10, 230-241. doi: S1138741600006491 De Houwer, J. (2009). How do people evaluate objects? A brief review. Social and Personality Psychology Compass, 3, 36-48. doi: http://dx.doi.org/10.1111/j.1751-9004.2008.00162.x De Houwer, J. (2014). A Propositional Model of Implicit Evaluation. Social and Personality Psychology Compass, 8, 342-353. doi: 10.1111/spc3.12111 De Houwer, J., Thomas, S., & Baeyens, F. (2001). Association learning of likes and dislikes: A review of 25 years of research on human evaluative conditioning. Psychological bulletin, 127, 853- 869. doi: 2001-05308-008 Derryberry, D. (1991). The immediate effects of positive and negative feedback signals. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 267-278. doi: 1991-32294001 Dillard, J. P., & Shen, L. (2005). On the nature of reactance and its role in persuasive health communication. Communication Monographs, 72, 144-168. doi: 10.1080/03637750500111815 Drobes, D. J., & Tiffany, S. T. (1997). Induction of smoking urge through imaginal and
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
46
in vivo procedures: Physiological and self-report manifestations. Journal of Abnormal Psychology, 106, 15–25. doi: 1997-02518-002 Erceg-Hurn, D.M., & Steed, L.G. (2011). Does exposure to cigarette health warnings elicit psychological reactance in smokers? Journal of Applied Social Psychology, 41, 219-237. doi: 10.1111/j.1559-1816.2010.00710.x Erdelyi, M. H. (1974). A new look at the new look: Perceptual defense and vigilance. Psychological Review, 81, 1-25. doi: 1974-24308-001 Fazio, R. H., Jackson, J.R., Dunton, B.C., & Williams, C. J. (1996). Variability in automatic activation as an unobtrusive measure of racial attitudes: A bona fide pipeline? Journal of Personality and Social Psychology, 69, 1013-1027. doi: 1996-13343-001 Fazio, R. H., Sanbonmatsu, D. M., Powell, M. C., & Kardes, F. R. (1986). On the automatic activation of attitudes. Journal of Personality and Social Psychology, 50, 229–238. doi: 1986-13623-001 Festinger, L. (1957). A theory of cognitive dissonance. Evanston, IL: Row Peterson. Friese, M., Hofmann, W., & Schmitt, M. (2008). When and why do implicit measures predict behaviour? Empirical evidence for the moderating role of opportunity, motivation, and process reliance. European Review of Social Psychology, 19, 285-338. doi: 10.1080/10463280802556958 Gawronski, B., & Bodenhausen, G. V. (2006). Associate and propositional processes in evaluation: An integrative review of implicit and explicit attitude change. Psychological Bulletin, 132, 692-731. doi: 2006-10465-003 Gawronski, B., & Bodenhausen. G.V. (2011). The associative-propositional evaluation
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
47
model: Theory, evidence, and open questions. Advances in Experimental Social Psychology, 44, 59-127. doi: 10.1016/B978-0-12-385522-0.00002-0 Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: the implicit association test. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1464–1480. doi: 1998-02892-004 Greenwald, A. G., Nosek, B. A., & Banaji, M. R. (2003). Understanding and using the Implicit Association Test: I. An improved scoring algorithm. Journal of Personality and Social Psychology, 85, 197-216. doi: 2007-16878-001 Greenwald, A. G., Nosek, B. A., Banaji, M. R.,& Klauer, K.C. (2005). Validity of the salience asymmetry interpretation of the implicit association test: Comment on Rothermund and Wentura. Journal of Experimental Psychology, 134, 420-425. doi : 10.1037/0096-3445.134.3.420 Harris, P. R., Mayle, K., Mabbott, L., & Napper, L. (2007). Self-affirmation reduces smokers’ defensiveness to graphic, on-pack cigarette warning labels. Health Psychology, 26, 437-446. doi: 2007-09406-007 Hastings, G., Stead, M., & Webb, J. (2004). Fear appeals in Social Marketing: Strategic and Ethical Reasons for Concern. Psychology & Marketing, 21, 961-986. doi: http://dx.doi.org/10.1002/mar.20043 Heatherton, T. F., Kozlowski, L. T., Frecker, R. C., & Fagerstrom, K. O. (1991). The Fagerstrom test for nicotine dependence: A revision of the Fagerstrom tolerance questionnaire. British Journal of Addiction, 86, 1119-1127. doi:10.1111/j.13600443.1991.tb01879.x Horcajo, J., Briñol, B., & Petty R. E. (2010). Consumer persuasion: Indirect change and implicit balance. Psychology & Marketing, 27, 938-963. doi:10.1002/mar.20367
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
48
Janis, I.L. (1967). Effects of fear arousal on attitude change: Recent developments in theory and experimental research. Advances in Experimental Social Psychology, 3, 166-225. doi: http://dx.doi.org/10.1016/s0065-2601(08)60344-5 Kessels, L. T. E. (2010). May I have your attention please? A neuroscientific study into message attention for health information. Maastricht: Datawyse Universitaire Pers. Kleinot, M. C., & Rogers, R. W. (1982). Identifying effective components of alcohol misuse prevention programs. Journal of Studies on Alcohol, 43, 802-811. doi: 10.15288/jsa.1982.43.802 Lagnado, D. A., Waldmann, M. R., Hagmayer, Y. & Sloman, S. A. (2007). Beyond covariation: Cues to causal structure. In A. Gopnik & L. Schulz (Eds.), Causal learning: Psychology, philosophy, and computation, 154–72. Oxford University Press. doi: http://dx.doi.org/10.1093/acprof:oso/9780195176803.003.0011 Lieberman, A., & Chaiken, S. (1992). Defensive processing of personally relevant health messages. Personality and Social Psychological Bulletin, 18, 669-679. doi: 1177/0146167292186002 Matlin, M. W., & Stang, D. J. (1978). The pollyanna principle. Cambridge, MA: Schenkman. McGuire, W. J. (1961a). The effectiveness of supportive and refutational defenses in immunizing defenses. Sociometry, 24, 184-197. doi: http://dx.doi.org/10.2307/2786067 Mellers, B. A. (2000). Choice and the relative pleasure of consequences. Psychological Bulletin, 126, 910-924. doi: 501882009-360
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
49
Mellers, B. A., & McGraw, A. P. (2001). Anticipated emotions as guides to choice. Current Directions in Psychological Science, 10, 210-214. doi: 683282011-042 Niaura, R., Abrams, D., Monti, P., Pedraza, M., & Rosenhow, D. (1992). Smokers' reactions to interpersonal interaction and presentation of smoking cues. Addictive Behaviors, 17, 557- 66. doi: 0306460392900654 Olson, M. A., & Fazio, R. H. (2004). Reducing the influence of extrapersonal associations on the Implicit Association Test: Personalizing the IAT. Journal of Personality and Social Psychology, 86, 653-667. doi: 2004-13298-001 Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion. Advances in Experimental Social Psychology, 19, 123-205. doi: http://dx.doi.org/10.1016/s0065-2601(08)60214-2 Quinn,V., Meenaghan, T., & Brannick, T. (1992). Fear appeals: Segmentation is the way to go. International Journal of Advertising, 11, 355–367. Rogers, R. W., & Mewborn, C. R. (1976). Fear appeals and attitude change: Effects of a threat’s noxiousness, probability of occurrence, and the efficacy of the coping responses. Journal of Personality and Social Psychology, 34, 54-61. doi: 197625979-001 Rothermund, K., Wentura, D., & Bak, P. M. (2001). Automatic attention to stimuli signaling chances and dangers: Moderating effects of positive and negative goal and action contexts. Cognition & Emotion, 15, 231-248. doi: 10.1080/02699930126213 Rudman, L. A. (2004). Sources of implicit attitudes. Current Directions in Psychological Science, 13, 79-82. doi: 10.1111/j.0963-7214.2004.00279.x Ruiter, R. A. C., Abraham, C., & Kok, G. (2001). Scary warnings and rational
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
50
precautions: A review of the psychology of fear appeals. Psychology and Health, 16, 613-630. doi:10.1080/08870440108405863 Rydell, R.J., & McConnell, A. R. (2006). Understanding implicit and explicit attitude change: A systems of reasoning analysis. Journal of Personality of Social Psychology, 91, 995-1008. doi: 2006-21634-001 Sherman, S. J., Rose, J. S., Koch, K., Presson, C. C., & Chassin, L. (2003). Implicit and explicit attitudes toward cigarette smoking: The effects of context and motivation. Journal of Social and Clinical Psychology, 22, 13-39. doi: 10.1521/jscp.22.1.13.22766 Smith E. R., & DeCoster, J. (1999). Associative and rule-based processing: A connectionist interpretation of dual process models. In S. Chaiken & Y. Trope (Eds.), Dual process theories in social psychology (pp. 323-336). New York: Guilford Press. Smith, C. T., & De Houwer, J., (unpublished manuscript). Hooked on a feeling : Comparing the impact of affective and cognitive persuasive messages on implicit evaluations of smoking. Unpublished manuscript. Smith, C. T., De Houwer, J., & Nosek, B. A. (2013). Consider the Source: Persuasion of implicit evaluations is moderated by source credibility. Personality and Social Psychology Bulletin, 39, 193-205. doi: http://dx.doi.org/10.1177/0146167212472374 Spence, A., & Townsend, E. (2007). Spontaneous evaluations: Similarities and differences between the affect heuristic and implicit attitudes. Cognition and Emotion, 22, 83-93. doi: 780974337 Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and Impulsive Determinants of Social
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
51
Behavior. Personality and Social Psychology Review, 8, 220-247. doi: 10.1207/s15327957pspr0803_1 Swanson, J., Rudman, L., & Greenwald, A. (2001). Using the Implicit Association Test to investigate attitude-behavior consistency for stigmatized behavior. Cognition and Emotion, 15, 207-230. doi: 10.1080/02699930125706 Thoolen, B., De Ridder, D., Bensing, J., Gorter, K., & Rutten, G. (2008). No worries, no impact? A systematic review of emotional, cognitive, and behavioral responses to the diagnosis of type 2 diabetes. Health Psychology Review, 2, 65-93. doi: 901624558 USDHHS. (1994). Preventing tobacco use among young people: A report of the Surgeon General. Atlanta, GA: U.S. Department of Health and Human Services, Public Health Service, Centers for Disease Control and Prevention, National Center for chronic Disease Prevention and Health Promotion, Office on Smoking and Health. van 't Riet, J., & Ruiter, R. A. C. (2013). Defensive reactions to health-promoting information: An overview and implications for future research. Health Psychology Review, 7, 104–136. doi: 10.1080/17437199.2011.606782 Velten, E. (1968). A laboratory task for induction of mood states. Behaviour Research and Therapy, 6, 473-482. doi: 0005-7967(68)90028-4 Wilson, T. D., Lindsey, S., & Schooler, T. Y. (2000). A model of dual attitudes. Psychological Review, 107, 101-126. doi: 1999-15930-004 Witte, K. (1992). Putting the fear back in fear appeals: The extended parallel process model. Communication Monographs, 59, 329-349. doi: 10.1080/03637759209376276
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
52
Wong, N. C. H., & Cappella, J. N. (2009). Antismoking threat and efficacy appeals: Effects on smoking cessation intentions for smokers with low and high readiness to quit. Journal of Applied communication research, 37, 2009, 1-20. doi: 10.1080/00909880802593928 World Health Organization. (2009). Full list of signatories and parties to the WHO framework Convention on Tobacco Control. Retrieved February 1, 2009, from www.who.int/fctc/signatories_parties/en/index.html Zajonc, R. B. (1980). Feeling and thinking: Preferences need no inferences. American Psychologist, 35, 151-175. doi: 1980-09733-001
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
53
Bijlage 1. Anti-rook boodschappen en controle boodschappen. Experimentele conditie: dertien anti-rook boodschappen (die actueel gebruikt worden) die focussen op de negatieve effecten van roken: 1. Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe 2. Roken is dodelijk 3. Roken veroorzaakt verstoppingen van de bloedvaten, hartaanvallen en beroertes 4. Roken kan leiden tot een langzame, pijnlijke dood 5. Bescherm kinderen: laat hen niet uw rook inademen 6. Roken werkt zeer verslavend; begin er niet mee 7. Rokers sterven jonger 8. Roken kan het sperma beschadigen en vermindert de vruchtbaarheid 9. Tabaksrook bevat benzeen, nitrosaminen, formaldehyde en waterstofcyanide 10. Roken kan de bloedsomloop verminderen en veroorzaakt impotentie 11. Roken veroorzaakt kanker 12. Roken schaadt uw gezondheid 13. Roken tijdens de zwangerschap is slecht voor uw baby Controle conditie: dertien neutrale boodschappen die niets met het onderwerp roken of gezondheid te maken hebben: 1. De drie officiële talen van België zijn het Nederlands, Frans en Duits 2. De hoofdstad van Nederland is Amsterdam 3. Paus Fransiscus is van Argentijnse afkomst 4. De Nederlandse prins Friso overleed aan zijn verwondingen na een ski-ongeval 5. Bill Gates is de rijkste man ter wereld 6. 1 kilogram is gelijk aan 2.2 pounds 7. Barack Obama is de president van de VS 8. Hasselt ligt in Limburg 9. De olympische zomerspelen 2016 zullen plaatsvinden in Brazilië 10. Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen 11. In de woestijn is het warm en droog 12. De Titanic zonk na een aanvaring met een ijsberg 13. Het meest verkochte album aller tijden is Thriller van Michael Jackson
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
54
Bijlage 2. Vragen Fagerstrom Test for Nicotine Dependence (FTND). 1. Vind je het moeilijk jezelf in te houden te roken op plaatsen waar het verboden is, bijvoorbeeld in de kerk, in de bibliotheek, cinema, etc.? Mogelijke antwoorden : “Neen” [0] of “Ja” [1].
2. Rook je meer frequent tijdens de eerste uren van de dag, of tijdens de rest van de dag? Mogelijke antwoorden : “Neen” [0] of “Ja” [1].
3. Wanneer je zo ziek bent, dat je de gehele dag in bed ligt, rook je dan nog steeds? Mogelijke antwoorden : “Neen” [0] of “Ja”[1].
4. Hoe snel rook je een sigaret na het opstaan? Mogelijke antwoorden : “Na 60 minuten” [0] of “na 31-60 minuten” [1] of “na 6-30 minuten” [2] of “binnen de 5 minuten” [3].
5. Met welke sigaret zou je het meest moeite mee hebben om op te geven? Mogelijke antwoorden : “Alle andere” [0] of “de eerste in de ochtend” [1].
6. Hoeveel sigaretten rook je per dag? Mogelijke antwoorden : “10 of minder” [0] of “11-20” [1] of “21-30” [3] of “31 of meer” [3].
NEGATIEVE EFFECTEN VAN ANTI-ROOK BOODSCHAPPEN
55
Bijlage 3. Overzicht van de neergeschreven tegenargumenten bij de participanten na het lezen van de anti-rook boodschappen. 1. “ ’Roken is dodelijk’ het is niet bewezen dat het dodelijk is, slecht voor de gezondheid zeker, maar dodelijk is wat overdreven.” 2. “Is dat wel gebaseerd op onderzoek waaruit je causale verbanden kan trekken?” 3. “Alcohol is ook schadelijk, dodelijk, ...” 4. “Roken is dodelijk begin er niet mee --> waarom verkopen ze de sigaretten dan? roken veroorzaakt kanker --> iemand die niets gerookt heeft, sportief is tot en met kan het ook krijgen, daar is dan een grote tegenstrijdigheid.” 5. “Dat de genoemde ziektes zich over een langere periode ontwikkelen, en er nog genoeg tijd is om te stoppen. Ook ontwikkelt niet iedereen de negatieve symptomen die roken met zich meebrengt.” 6. “Roken zorgt voor een gestegen concentratie -> je gaat dus ook effectief beter presteren op een examen of wanneer je bijvoorbeeld met de auto rijdt dan ga je minder rap in slaap vallen na een nachtje stappen omdat het de concentratie verhoogt” 7. “Ik was mij niet bewust dat er formaldehyde in tabaksrook zit, en ik vraag mij dan ook echt af of dat wel zo is. Ik vraag me af of dit niet in zo'n kleine concentraties is dat te verwaarlozen valt. Ik weet heel goed dat formaldehyde slecht is en vind het dan ook raar dat ik van dat argument nog nooit eerder van gehoord heb. Ik veronderstel daaruit dat dit wat overdreven is. Ik vind het eerlijk gezegd zelfs al redelijk grof om te zeggen dat roken leidt tot een pijnlijke en langzame dood. Dit kan zeker zo zijn, zeker als men kijkt naar wat kanker doet en hoe lang het duurt voor een patiënt overlijdt of er van geneest, maar ik heb liever dat ze mij dan vertellen dat ik van roken kanker krijg, dan het echt zo uit te drukken. Er zijn nog andere zaken die leiden tot een langzame en pijnlijke dood, dit maakt de boodschap daar mee niet minder waar, maar het komt voor mij nogal kort door de bocht over.” 8. “Rook bevat benzeen, ..... => tegenargument: ik ken die stoffen niet dus geen probleem rokers sterven jonger => correct, net zoals dikke mensen sneller sterven. Ieder sterfgeval heeft zo zijn oorzaak.”