Bijlage Casuïstiek: Negatieve effecten van de belasting op leidingwater (BOL) Casus Industriewater Eerbeek In Eerbeek zijn drie papierfabrieken actief. Deze onttrekken jaarlijks een grote hoeveelheid grondwater voor hun productie. In het productieproces komt afvalwater vrij dat via een leiding naar Industriewater Eerbeek (IWE) gaat. IWE zuivert het afvalwater van de papierfabrieken en loost het effluent (lees: het gezuiverde afvalwater) op het oppervlaktewater. IWE is met de papierfabrieken overeengekomen om het effluent niet langer te lozen maar terug te leveren aan de papierfabrieken die dit water opnieuw kunnen toepassen in het productieproces. Tegelijk wordt er energie gewonnen uit het afvalwater. Dit duurzame en innovatieve initiatief gaat gepaard met een investering van €2,7 miljoen voor onder meer de aanleg van leidingen en de bouw van een biogasinstallatie. Door hergebruik van gezuiverd afvalwater hoeft DS Smith De Hoop, één van de Eerbeekse papierfabrieken, jaarlijks 700.000 m³ minder grondwater te onttrekken. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de bestrijding van het droogteprobleem op de Veluwe. Het ministerie van Economische Zaken heeft een subsidie van €350.000 aan het project toegekend. De (terug)levering van het gezuiverde afvalwater door IWE aan de papierfabrieken valt nu nog onder het regime van de BOL. Dit betekent voor de papierfabrieken een extra lastenverzwaring van circa €250.000 per jaar. Daardoor komt dit duurzame en innovatieve initiatief zwaar onder druk te staan. Uit analyses blijkt namelijk dat de investering als gevolg van de nieuwe regels niet rendabel is. Casus DOW Terneuzen Chemieconcern DOW Terneuzen heeft een installatie in gebruik genomen waarmee het effluent van rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) De Drie Ambachten (DDA) in Terneuzen kan worden nagezuiverd. Vervolgens kan DOW het water hergebruiken als ketelvoedingswater. Het effluent wordt door het waterschap via een leiding geleverd aan DOW. Behandeling van het zoete effluent kost minder energie dan het zuiveren van het zilte water uit de Westerschelde. Naast het energetische voordeel heeft hergebruik van effluent tevens als voordelen dat de membranen minder snel vervuilen en lozing van het concentraat van de membraaninstallatie minder milieubezwaren kent door het lagere chemicaliëngebruik. Het initiatief heeft diverse milieuprijzen gekregen. Het waterschap levert jaarlijks circa 1,2 miljoen m³ effluent aan DOW. De nieuwe regels met betrekking tot de BOL leiden voor wat betreft de levering van effluent van DDA aan DOW tot een lastenverzwaring van circa €200.000 per jaar. De levering van het effluent van DDA is slechts één van de leveringen waarbij water door DOW wordt hergebruikt. Het belasten van alle duurzame leveringen aan DOW Terneuzen leidt voor het bedrijf tot een extra lastenverzwaring van circa €550.000 per jaar. Daarmee wordt het hergebruik van water dus onaantrekkelijk. Casus duurzame levering van deelstromen door AkzoNobel Bij de zoutproductie van AkzoNobel in Delfzijl komt een waterstroom van hoge kwaliteit vrij die momenteel in de Eems wordt geloosd. Uit onderzoek blijkt dat deze waterstroom bijzonder geschikt is voor bedrijven in de omgeving. Eén van deze bedrijven, ESD-SIC (producent van siliciumcarbide), kan het industriewater van AkzoNobel op verschillende manieren hergebruiken, onder meer door dit in te zetten voor de opwek van elektriciteit. Dit initiatief heeft diverse voordelen voor ESD-SIC en de andere bedrijven die het industriewater
van AkzoNobel innemen, zoals een drastische vermindering van de inname van zoetwater en een zeer significante beperking van het gebruik van chemicaliën voor ontharden en demineraliseren. Het project vereist echter een forse investering, onder meer in de aanleg van een leiding die het water van AkzoNobel naar de hergebruikers leidt. Studies tonen aan dat het in het geval van ESD-SIC om een rendabele investering gaat, met name als gevolg van lagere kosten door vermindering van het gebruik van chemicaliën. Door de heffing van de BOL komt dit duurzame en innovatieve initiatief onder druk te staan. Uit analyses blijkt namelijk dat de investering (ca. €300.000) als gevolg van de nieuwe regels niet langer rendabel is. Casus BASF en Sappi BASF ontwikkelt en produceert op de locatie in Maastricht pigmentpreparaten. BASF beschikt over een vergunning voor het oppompen van 600.000 m³ grondwater per jaar. In plaats van grondwater, wordt echter industriewater gebruikt van de nabij gelegen papierfabriek SAPPI. Daartoe is een persleiding aangelegd voor de levering van industriewater van Sappi naar BASF, een investering van meerdere miljoenen euro’s. Vanaf de ingebruikname is vrijwel geen grondwater meer opgepompt. De inname van industriewater (€ 0,21/m³) is voor BASF duurder dan het oppompen van grondwater waarover slechts een provinciale heffing hoeft te worden betaald (€ 0,015/m³). BASF neemt omwille van haar duurzaamheidsambitie deze extra kosten voor haar rekening. De BOL leidt echter nagenoeg tot een verdubbeling van het tarief (€ 0,41/m³). In dat geval is hergebruik van industriewater bijna 30x duurder dan gebruik van grondwater. Indien BASF overgaat op het gebruik van grondwater, zou de bereikte duurzaamheidswinst verloren gaan. Casus gebruik van restwater in de land- en tuinbouw Op het terrein van Suiker Unie in Dinteloord wordt een waterfabriek gebouwd. Hierin wordt gezuiverd proceswater van de suikerfabriek omgezet in gietwater voor de glastuinbouw in Nieuw Prinsenland. De glastuinbouwbedrijven kunnen ongeveer 85%van hun waterbehoefte afdekken met regenwater. De resterende 15% komt van de gietwaterinstallatie. In de nieuwe fabriek wordt naar verwachting jaarlijks 270.000 m³ gezuiverd proceswater van de suikerfabriek omgezet naar 200.000 m³ gietwater. Daardoor hoeven de glastuinbouwers geen grondwater op te pompen of kostbaar drinkwater in te kopen. Om dit duurzame initiatief mogelijk te maken is geïnvesteerd in een zuivering, een bassin en een leidingenstelsel. De BOL maakt dat deze investeringen niet meer rendabel zijn. In Limburg zijn gesprekken gaande tussen de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) en het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) om effluent van decentrale huishoudelijke afvalwaterzuivering in te zetten in de land- en tuinbouw. Op plaatsen met watertekorten of met veel ‘waterconcurrentie’ kan de druk op het watersysteem worden verminderd. De voordelen zijn een goedkopere effluentverwijdering door het zuiveringsbedrijf, zinvolle benutting in de land- en tuinbouw en het tegengaan van verdroging van kwetsbare natuurgebieden. De BOL dreigt dit project onrendabel te maken omdat de levering van effluent aan land- en tuinbouw bedrijven nu zal worden belast. Casus centrale levering gietwater in de tuinbouw In de glastuinbouw wordt gietwater van hoge kwaliteit gebruikt, mede omdat aan de bedrijven hoge eisen worden gesteld m.b.t. de lozing van water. Met het beschikbaar maken van voldoende gietwater van de juiste kwaliteit zijn hoge kosten gemoeid. Bedrijven brengen dit daarom in toenemende mate uit het oogpunt van kostenefficiëntie en duurzaamheid onder bij
een collectieve, centrale voorziening. Een voorbeeld hiervan is de gietwatervoorziening in het glastuinbouwgebied Bergerden. Van de ca. 150 ha beschikbaar gebied is inmiddels ongeveer 50% bebouwd, bestaande uit zo’n 20 bedrijven die gezamenlijk jaarlijks gemiddeld 450.000 m³ gietwater afnemen. Bij de opzet van het gebied is de collectieve gietwatervoorziening ontwikkeld als belangrijk duurzaam initiatief. De BOL dwingt deze bedrijven tot een suboptimale inrichting van productieprocessen. In het uiterste geval wordt zelfs twee maal belasting opgelegd, eenmaal bij de aanleveren aan de collectieve voorziening en eenmaal bij levering aan de ondernemers. De BOL zal er ook toe leiden dat de resterende 50% van het gebied niet meer verkocht zal worden, tenzij het niet meer verplicht is om deel te nemen aan de collectieve gietwatervoorziening. Door de BOL vallen ondernemers terug op eigen voorzieningen en dat is op dit moment nog steeds omgekeerde osmose op grondwater. Ook de collectieve systemen daarvan (meerdere ondernemers die één installatie delen, zodat er minder boringen nodig zijn) zullen niet meer gerealiseerd worden en waar ze in Nederland al bestaan zullen ze worden ontmanteld en vervangen door meerdere kleine installaties. Casus Utility Support Group Utility Support Group B.V. (USG) verzorgt onder meer de watervoorziening van gebruikers op industrieterrein Chemelot. USG is gevestigd nabij de Chemelot-site. Deze site is, op Europoort/Botlek na, de grootste chemielocatie van Nederland. Er bevinden zich circa zestig chemische fabrieken en installaties. Bekende bedrijven op de Chemelot-site zijn o.a. DSM, Lanxess, OCI Nitrogen en SABIC. In het verleden droegen de verschillende bedrijven zelf zorg voor hun watervoorziening. Door de winning, behandeling en levering van water over te laten aan één organisatie (USG) zijn enorme besparingen en duurzaamheidsvoordelen gerealiseerd. Centralisatie van de watervoorziening heeft ertoe geleid dat de aanwezige synergie tussen de fabrieken en installaties maximaal wordt benut. Op de Chemelot-site vinden zeer veel en omvangrijke (door)leveringen van water plaats. USG trekt water uit het Juliankanaal in, behandelt dit en levert het vervolgens aan zo’n 25 verschillende bedrijven (WOZ-objecten) op het industriepark. In totaal produceerde en leverde USG in 2013 36 miljoen m³ leidingwater. Het grootste deel van het ingetrokken kanaalwater (2013: 24.620.000 m³) wordt gebruikt om te koelen. Het koelwater gaat na toepassing voor een zeer groot deel en schoon terug naar het natura 2000 gebied de Grensmaas en wordt dus feitelijk niet verbruikt. Een ander deel van het ingetrokken kanaalwater wordt door USG gebruikt voor de productie van demi-water (2013: 10.235.000 m³). Demi-water wordt gebruikt voor de productie van stoom en wordt deels toegepast als proceswater. Bij de productie van stoom komt condensaat vrij. Dit condensaat wordt teruggevoerd naar de demiwaterfabriek alwaar het opnieuw wordt gebruikt. Op het industriepark is in hoge mate sprake van een gesloten systeem waar water wordt rondgepompt waaraan alleen warmte wordt toegevoegd en onttrokken. Onze interpretatie van de wet is dat de BOL deze leveringen niet belast omdat het hier gaat om leveringen van warmte en koude binnen een gesloten systeem. Datzelfde geldt voor de (terug)levering van het bij het produceren van stoom vrijgekomen condensaat. De uitvoeringsregeling moet daarom bevestigen dat van heffing over deze leveringen geen sprake is. Daarnaast koopt USG drinkwater in bij drinkwaterbedrijf WML (2013: 372.000 m³). Dit drinkwater wordt doorgeleverd naar verschillende objecten op het industriepark. Over deze leveringen moet onder het nieuwe regime van de BOL belasting worden betaald.
Als bovengenoemde leveringen (zowel voor wat betreft drinkwater als ingetrokken kanaalwater, al dan niet in een gesloten systeem) onder het regime van de BOL komen te vallen, zou het resultaat hiervan zijn dat de BOL de optimale inrichting van de bedrijfsprocessen in de weg staat, zowel wat betreft efficiëntie als duurzaamheid. De BOL dwingt de bedrijven tot terugdraaien van de huidige situatie (centrale en efficiënte watervoorziening) naar een watervoorziening op individuele basis. Dit zou echter uiterst ondoelmatig zijn en bovendien niet duurzaam. De bereikte winst op het gebied van doelmatigheid en duurzaamheid zal zo weer grotendeels teniet worden gedaan. Voor Chemelot als geheel leiden de nieuwe regels inzake de BOL dan tot een zeer substantiële kostenstijging van meer dan 3 miljoen euro per jaar. De USG-casus staat model voor veel industrieparken in Nederland zoals de Botlek en Moerdijk. Tata Steel en Crown van Gelder De N.V. Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland (WRK) is een nutsbedrijf in de Nederlandse provincie Noord-Holland dat water uit de Lek en het IJsselmeer voorzuivert en doorlevert aan waterleidingbedrijven en aan de industriële watergebruikers Tata Steel en Crown Van Gelder. WRK is thans nog slechts een 'administratieve' N.V. die in stand wordt gehouden om leveringscontracten te blijven uitvoeren. De uitvoerende werkzaamheden zijn geïntegreerd in PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland en Waternet. De watervoorziening van Crown Van Gelder en Tata Steel – papierfabriek en staalproducent in Velsen/IJmuiden – is reeds decennia lang duurzaam. Niet alleen omdat zij milieuvriendelijk is, maar ook omdat de bedrijven voor hun productieprocessen geen drinkwater gebruiken maar voorgezuiverd oppervlaktewater. Dit is aanzienlijk duurzamer dan hoogwaardig drinkwater. Crown Van Gelder en Tata Steel passen met betrekking tot het gebruik van water de ‘best available technology’ (BAT) toe, zoals door de Europese Unie is vastgesteld. Dit betekent dat deze bedrijven de meest milieuvriendelijke technieken hanteren die momenteel beschikbaar zijn. Kenmerkend voor de bedrijven is dat zij weliswaar een aanzienlijke hoeveelheid water innemen maar feitelijk nauwelijks water verbruiken. Zo neemt Crown Van Gelder jaarlijks 3 miljoen m³ water in en levert het bedrijf na zuivering een groot deel van het water weer terug naar het oppervlaktewater. Slechts circa 12% van het water wordt daadwerkelijk verbruikt (door verdamping en doordat het water in het product wordt verwerkt). Tata Steel gebruikt jaarlijks zo’n 31 miljoen m³ leidingwater. Daarvan wordt maar liefst 85% gebruikt voor koeling. Dit water wordt, net als bij Crown Van Gelder, terug geleverd naar het watersysteem ter plaatse. Aangezien de bedrijven nauwelijks water verbruiken is een prikkel om water te besparen aldus volstrekt overbodig. Dit nog afgezien van het feit dat dit technisch met de geavanceerde technologie die reeds wordt gebruikt ook nagenoeg onmogelijk is. Daar komt voor Crown Van Gelder nog bij dat dit bedrijf het enige papierbedrijf in Nederland is dat gebruik maakt van oppervlaktewater geleverd door een waterleidingbedrijf. De andere papierbedrijven in Nederland maken gebruik van (schaars) grondwater of onttrekken zelf oppervlaktewater. Hierop is de BOL niet van toepassing en de enorme aanstaande verhoging van deze belasting dus evenmin. Crown Van Gelder wordt daarom in een concurrentienadeel gebracht ten opzichte van haar concurrenten. De duurzame omgang met water wordt dus feitelijk bestraft. Als de levering van water door WRK aan Crown Van Gelder onder de BOL gaat vallen, dan heeft dit een kostenverhoging van €400.000 tot gevolg. De waterkosten stijgen dan voor
Crown Van Gelder met 80%. Voor Tata Steel gaat het om een bedrag van ruim € 1,2 miljoen per jaar. Casus zwembaden Recreatieondernemers met een zwembad zijn wettelijk verplicht om 30 liter per zwembadbezoeker te spoelen. Deze wettelijke verplichtingen zijn gebaseerd op normen betreffende veilig en schoon zwemwater van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Wat betreft het niet-wettelijk verplichte verbruik, zoals douchen na afloop, hebben ondernemers al geïnvesteerd in waterbesparing, of zijn dit voornemens in het kader van het internationaal keurmerk voor duurzame bedrijven in de recreatie- en vrijetijdsbranche ‘Green Key’. Bovendien is het zo dat in een aantal gevallen ondernemers met zwembaden geen eigenaar zijn van het zwembad. Zij exploiteren de accommodatie voor de gemeente. Het is dan ter beoordeling van die gemeente of er duurzaam geïnvesteerd wordt. Hier is sprake van ‘split incentives’. De gemeente voelt de prikkel van het duurdere gebruik niet, en de ondernemer kan niet anders dan de gestegen belasting betalen. In 2014 is de situatie voor zwembadondernemers bijzonder pijnlijk door het dubbele heffen over de tweede helft van dat jaar. In de recreatiesector hebben de ondernemers namelijk te maken met seizoenseffecten. Vooral campings en exploitanten van buitenbaden hebben het zwaartepunt van het watergebruik in de maanden juli en augustus. Kortom, voor zwembadondernemers betekent de verhoging van de BOL derhalve geen vergroeningsprikkel maar een aanzienlijke lastenverzwaring. Een gemiddelde zwembadexploitant zal voortaan bijna twee keer een modaal netto maandsalaris extra aan de leidingwaterbelasting moeten gaan betalen. Dit gaan ten koste van de bredere investeringscapaciteit van deze ondernemers. Een lastenverzwaring van 10.000 euro levert een vermindering van investeringscapaciteit op van 100.000 euro bij een afschrijvingstermijn van 10 jaar. Casus autowasbedrijven Autowasbedrijven met een roll-over en wasboxenaanbod wassen hoofdzakelijk met behulp van leidingwater. Een concreet voorbeeld van het watergebruik in deze branche is dat van een carwashonderneming in Rotterdam, die met twee roll-overs en vier wasboxen een goed voorbeeld is van de wijze waarop de carwashsector is ingericht. Deze ondernemer verbruikt per jaar 7.000 m³ leidingwater. Onder het oude belastingregime zouden de waterkosten voor deze ondernemer uitkomen op € 49,50 per jaar. Door introductie van de BOL is dit van het ene op het andere moment €2.800,-, oftewel meer dan een bovenmodaal netto maandsalaris. Een grote groep carwash-ondernemers dreigt nu tussen wal en schip te vallen. Van deze groep ondernemers kan niet verwacht worden dat zij op korte termijn investeren in een waterrecycling –installatie, waarvan de kosten ca. € 50.000,- bedragen. Daar is de terugverdientijd simpelweg te lang voor. Ook kunnen zij niet nóg meer op waterkosten bezuinigen, omdat het machinepark al werkt met de minimaal benodigde hoeveelheid water. De BOL betekent voor deze ondernemers dus een forse lastenverhoging zonder dat zij een reële mogelijkheid hebben om hun waterverbruik terug te brengen. Casus duurzame levering van koelwater door AkzoNobel Het Chemie Park Delfzijl is een sterk geïntegreerde, dynamische en duurzame keten van ondernemingen die elkaars hoogwaardige producten en diensten afnemen en verwerken. Op
het chemiepark zijn meerdere hoogwaardige bedrijven actief waaronder AkzoNobel en Delesto. Delesto is één van de grootste warmtekrachtcentrales in Europa. Het is een joint venture van AkzoNobel en Essent. Delesto voorziet het Chemie Park Delfzijl van stoom, elektriciteit en andere utiliteiten. Delesto levert onder meer gedemineraliseerd water aan AkzoNobel. AkzoNobel onttrekt jaarlijks circa 10 miljoen m³ oppervlaktewater aan het kanaal ter plaatse. Dat water wordt niet alleen door AkzoNobel zelf gebruikt om te koelen; het bedrijf levert dit water ook door aan andere bedrijven, zoals Delesto, die het eveneens aanwenden om te koelen. Al het onttrokken water wordt na gebruik, door de bedrijven aan wie dit water geleverd is, weer teruggevoerd naar het kanaal. In het verleden onttrokken de bedrijven elk voor zich oppervlaktewater voor koeling. Op enig moment is, vanwege te bereiken voordelen op het gebied van efficiëntie en duurzaamheid, besloten om de handen in één te slaan en de koelwatervoorziening volledig over te laten aan AkzoNobel. De nieuwe regels inzake de BOL hebben tot gevolg dat alle leveringen van koelwater door AkzoNobel aan andere bedrijven onder het regime van de BOL vallen. Dit heeft vanwege de grote hoeveelheden water forse financiële consequenties voor de partijen waaraan Akzo levert. In het geval de bedrijven de voornoemde duurzame efficiëntieslag niet zouden hebben gemaakt (en alle bedrijven het water zelf zouden onttrekken) zouden de leveringen niet onder het regime van de BOL zijn gevallen. Echter, in dat geval zou een enorm efficiëntiepotentieel niet zijn verzilverd en de bereikte duurzaamheidswinst niet zijn gerealiseerd. Bovendien ontstaat een bizarre ongelijkheid tussen de gebruikers van koelwater. Immers: AkzoNobel is voor wat betreft het koelwater vrijgesteld van BOL terwijl de bedrijven waaraan AkzoNobel levert het volle pond moeten betalen. Extra zuur is dat van waterverbruik geen enkele sprake is. Het water wordt slechts gebruikt als hulpstof c.q. transportmedium van warmte. Casus Gemeente Berkelland en Friesland Campina Friesland Campina in Borculo levert een deel van het opgepompte leidingwater aan de gemeente Berkelland. Daardoor wordt de restwarmte van het productieproces in de zuivelfabriek aangewend voor de verwarming van het gemeentehuis. In de zomer kan bovendien met het door Friesland Campina opgepompte water het gemeentehuis gekoeld worden. De gemeente heeft daarvoor warmtewisselaars geplaatst in de zuivelfabriek en leidingen naar het nieuwe gemeentehuis aangelegd. Hierdoor wordt 's winters heet water van tussen de 50 en 60 graden naar het gemeentehuis gepompt en 's zomers koel water van zo'n 12 graden. Berkelland bespaart zo op jaarbasis €40.000 aan energiekosten, terwijl Friesland Campina het water niet in koeltorens hoeft af te koelen hetgeen eveneens resulteert in een besparing op energie. Bovendien past de milieuvriendelijke installatie prima in de doelstellingen van zowel Berkelland als Friesland Campina om duurzaam te ondernemen. Als de nieuwe regels met betrekking tot de BOL zouden betekenen dat deze leveringen worden belast, wordt dit duurzame initiatief financieel-economisch onaantrekkelijk gemaakt. Onze interpretatie van de wet is dat de BOL deze leveringen niet belast omdat het hier gaat om leveringen van warmte en koude binnen een gesloten systeem. De uitvoeringsregeling moet dit bevestigen.
Casus: Ten Cate Koninklijke Ten Cate NV (TenCate) is als beursgenoteerde multinational gevestigd in Almelo, Nederland. Het bedrijf is onderverdeeld in sectoren en marktgroepen. Duurzaamheid
in het algemeen en duurzaam watergebruik in het bijzonder staat sinds jaar en dag hoog op de agenda van TenCate. bestaat uit verschillende dochterbedrijven. De marktgroep TenCate Protective Fabrics (TenCate PF) maakt gebruik van grondwater dat in Nijverdal aan de bodem wordt onttrokken. Door gericht te investeren is het bedrijf erin geslaagd om het gebruik van grondwater in de afgelopen 5 jaar te reduceren met 30% (500.000 m³). Het grondwater wordt na behandeling (ontijzering) door Ten Cate PF Utilities Protective Fabrics (het bedrijf dat centraal zorg draagt voor de levering van diverse utiliteiten) voor een deel (door)geleverd aan een aantal dochterbedrijven. Zo wordt jaarlijks bijna 500.000 m³ geleverd aan de marktgroep TenCate Grass, wereldmarkleider op het gebied van kunstgrassystemen. TenCate Thiolon Grass gebruikt dit water om te koelen. Vervolgens wordt het warme water teruggeleverd naar TenCate Protective Fabrics alwaar het als proceswater wordt gebruikt. Door het warme water opnieuw te gebruiken hoeft TenCate Protective Fabrics aanzienlijk minder grondwater op te pompen en te verwarmen. Daardoor wordt al jarenlang een significante duurzaamheidswinst geboekt, onder meer vanwege de energiebesparing die het bedrijf realiseert. De duurzame levering van Ten Cate Protective Fabrics aan de dochterbedrijven, zoals Ten Cate GrassThiolon, valt mogelijk onder het regime van de BOL waardoor het bedrijf wordt geconfronteerd met een jaarlijks lastenverzwaring van zo’n €200.000 (exclusief de extra lasten inzake de inkoop van drinkwater én inzake de levering van condensaat). Daardoor wordt waterhergebruik minder aantrekkelijk en ligt het voor de hand dat de dochterbedrijven voor hun eigen watervoorziening zorg gaan dragen waardoor de winst op het gebied van duurzaamheid en doelmatigheid weer teniet wordt gedaan. Hierdoor wordt vanuit overheidswege het duurzaamheidbeleid ondergraven. Dit is een onwenselijke ontwikkeling. Daar waar het gaat om de levering van warmte of koude binnen een gesloten systeem is onze lezing van de wet dat deze levering niet door het regime van de BOL wordt belast. De uitvoeringsregeling moet dit bevestigen.