denkenXdoen
ZOAB 08
......................................................................................................
DENK OOK EENS AAN JE HERSENS
Twintig jaar geleden zei Nike opeens: Just do it. Gewéldig vonden we dat. Gewoon doen. Lekker Amerikaans. Niet nadenken, niet zeuren, geen tijd verliezen. Je intuïtie volgen. Het betekende een scheur in de macht van de babyboomgeneratie. Eindelijk was daar een nieuwe mentaliteit. Niet langer gericht op ellenlange ‘marxistische’ analyses en structuren, maar een lichte en springerige manier van handelen: pragmatisch, surfend, hoppend, navigerend door de chaos. Niet verticaal de zuil in, maar oppervlakkig zigzaggen via netwerken. Maar na de kennismaking met politici als Bush, Fortuyn en Verdonk, managers als Van der Hoeven en Rijkman Groenink en spirituele leiders die niet moe worden te herhalen dat we ‘in onze buik’ moeten zitten in plaats van ‘in ons hoofd’, krabben we ons eens flink achter de oren. Is het niet hoog tijd voor een rehabilitatie van de hersens. Zeker nu doen en daadkracht nét iets te enthousiast worden omarmd door brede groepen in de (dominante) middenklasse; groepen die volgens de Franse socioloog Bordieu altijd al een bepaald soort ‘realisme’ hebben aangehangen. Dit realisme wordt gekenmerkt door een uitgesproken voorkeur voor gemakkelijk herkenbare beelden, een grote waardering voor het nuttige en praktische en een hoge mate van directheid: een zeggen-waar-het-op-staat. ‘Wakker Nederland’ zet de toon en is overmoedig. Met als gevolg dat het denken en de denkers momenteel sterk worden ondergewaardeerd, ja zelfs geminacht. Ze zijn teruggedrongen in een bijna wegbezuinigd want nutteloos - reservaatje. Gevaarlijk, want doeners hebben altijd denkers nodig en omgekeerd, in de samenleving en binnen bedrijven. De balans moet niet doorslaan. Zeker niet in combinatie met een roep om sterke leiders. Stop daarom om te beginnen met stoer-doen over snel handelen en impulsief reageren. Of erken dat mismanagement en miscalculatie door onnadenkendheid een spoor van vernieling kunnen achterlaten.
DADENDRANG IN DE SAMENLEVING ‘Ik denk dat de groepen nu meer tegenover elkaar staan dan een paar jaar geleden. En ik zie het ook in onze metingen. (...) Je ziet een paar kloven. Wij onderscheiden vier hoofdgroepen in de Nederlandse samenleving. Je hebt de groep gezagsgetrouwe Nederlanders. Die is weliswaar veel kleiner dan vroeger, maar hij bestaat nog altijd. Een aantal kabinetsleden denkt nog steeds dat veel Nederlanders gezagsgetrouw zijn, zij beschouwen hen als hun achterban. (...) Daarnaast zijn er de pragmatici. Dat is de nieuwe generatie. Zij zijn de what’s in it for me-denkers, ze voelden zich aangesproken door Fortuyn. Ze zijn veel materialistischer dan de voorgaande [gezagsgetrouwe] generatie. Dan heb je de buitenstaanders. Die hebben het gevoel dat alles buiten hen om wordt bepaald. De vierde groep is wel modern en interactief, maar ook postmaterialistisch. Ze zijn gevoelig voor rede en uitleg. De pragmatici en de buitenstaanders bekijken hen met veel argwaan. Enerzijds zijn het een stel sukkels die geld geven aan goede doelen in plaats van een fatsoenlijke mp3speler te kopen. Anderzijds is er de jaloezie (...).De verschillen worden geprononceerder. De gezagsgetrouwen en postmodernen nemen in aantal af, de pragmatici en de buitenstaanders groeien.’ Frits Spangenberg, socioloog. Bron: Yvonne Zonderop: De roep om doortastende politici wordt nog veel luider, de Volkskrant, 3 juni 2006.
.....................................................................................................
HEMA-WORST De televisie ziet eruit als worst en als de consument de kwaliteit van de worst moet bepalen, wordt het HEMA-worst. Hiermee citeer ik RTL-programmadirecteur Bert van der Veer. (...) Ik vind het een taak van de politiek om de kwaliteit van ons bestaan te waarborgen. Dat moet je niet aan de consument overlaten en ook niet aan de maatstaf van geld. (...) In Nederland moet alles leuk zijn. Onderwijs, kunst, omroep, informatica, architectuur. Waarom? Waarom moet bijvoorbeeld onderwijs leuk zijn? Als je het aan de kinderen vraagt willen ze elke dag patat leren eten (...). Je moet mensen toch eerst kennis bijbrengen voordat ze kunnen kiezen? (...) psychologie en filosofie, kunst en cultuur vind ik hele belangrijke corrigerende krachten in deze “free-floating”-marktgestuurde maatschappij.’ Dr. Susanne Piët, communicatiestrateeg/publicist. Bron: Susanne Piët: We kunnen niet elk probleem vertalen in geld, interview door Marlies Bonnike, Nieuwstribune 43, datum onbekend.
.....................................................................................................
VERSTIKKENDE SFEER ’Het hele systeem is gericht op efficiëntie, controle en beheersing. Geen gedonder. Als jouw kleur niet past bij de kleur van de organisatie, dan hoepel je maar op.’ Die harde praktijk staat in schril contrast tot het veelbezongen streven naar eigen verantwoordelijkheid, meer kennis en meer creativiteit. ‘En je dan afvragen waarom mensen ontevreden worden? waarom mensen vertrekken? Waarom mensen ziek worden? Waarom mensen in guerrilla-achtige sferen terechtkomen? (...) Vitaliteit is in veel organisaties ver te zoeken.’ (...) Wie meer kennis en creativiteit verlangt, moet mensen meer plezier en vrijheid gunnen.’ Godfried IJsseling, loopbaancoach. Bron: Godfried IJsseling: Op zoek naar geluk in het werk, interview door Ron van Gelderen, de Volkskrant 23 november 2004.
DENKWERK NAAR LAGE LONEN LANDEN Bedrijfsverplaatsingen en outsourcing, tot voor kort vooral gezien als gesel van de arbeidersklasse, beginnen ook de middenklasse te teisteren. Dachten we lange tijd dat ‘wij’ de – dure – hoofden in huis hadden en ‘zij’ de – goedkope – handjes, en dat die internationale arbeidsverhouding nog een lang leven beschoren zou zijn, inmiddels weten we dat het wensdenken was. Ook ‘zij’ – lees; China, India, Brazilië – hebben slimme koppen, gretiger en williger dan hun verzadigde westerse equivalenten. Vandaar dat research & development, ICT en de back-office nu evengoed derwaarts gaan als grote delen van de maakindustrie. H.J. Schoo, journalist/columnist. Bron: H.J. Schoo: Tussen arbeiders en elite, de Volkskrant 16 februari 2007.
.....................................................................................................
TECHNICUS WORDT BETER BETAALD DAN ACADEMICUS Laaggeschoold technisch personeel dat begint met werken verdient inmiddels een hoger salaris dan starters op de arbeidsmarkt met een universitaire opleiding of een hbo-diploma. Dat blijkt uit salarisgegevens van grote branchepartijen, en een rapport van onderzoeks- en adviesbureau Hay Group over de starterssalarissen van hoogopgeleide werknemers. Bron: de Volkskrant, 25 april 2008 (voorpagina).
.....................................................................................................
BEDRIJFSLEVEN HEEFT PARATE KENNIS NIET LANGER NODIG Het bedrijfsleven is druk bezig parate kennis overbodig te maken. De onderwijsgoeroes lijken gelijk te krijgen. Die zeggen al langer dat kennis in het internettijdperk niet meer zo belangrijk is, omdat alles is op te zoeken. Volgens hen hoeven feiten niet in je hoofd te zitten, als je ze met ‘competentiegericht onderwijs’ maar hebt leren vinden. (...) Ondernemers, over het algemeen groot voorstander van dit op de praktijk geënt onderwijs, erkennen één nadeel: de afgestudeerden weten minder. Bron: de Volkskrant, 2 mei 2008 (voorpagina).
.....................................................................................................
MÁG JE IN GROTE BEDRIJVEN JE HERSENS NIET GEBRUIKEN? Het werken voor een groot bedrijf komt vooral neer op het bijwonen van zinloze vergaderingen en het vervullen van taken die royaal onder het niveau liggen dat werknemers op grond van hun diploma’s aankunnen. Die overgekwalificeerdheid vergroot nog eens de frustratie over het glazen plafond. Dat is de mening van de Corinne Maier, zelf employee van een groot Frans elektriciteitsbedrijf. In haar boek Bonjour Paresse [= luiheid] betoogt zij dat werknemers het kalmer aan moeten doen. (...) Zij speelt daarmee in op een onderbelicht fenomeen: de toegenomen onzekerheid van werknemers, die al enkele decennia aan de permanente reorganisatiedrang van hun managers zijn blootgesteld. (...) In de ogen van de Française liegen bedrijven voortdurend. Managers beweren dat hun werknemers hun hoogste goed vormen, maar handelen daar niet naar: werknemers zijn voor hen objecten, die zomaar overbodig kunnen zijn. Ook stellen managers veelal dat de creativiteit van ieder individu belangrijk is, maar willen ze in werkelijkheid bovenal gehoorzaamheid. Ondergeschikten die zich niet voegen, zijn maar lastig. Hen wordt geleerd dat het beter is collectief te dwalen dan als eenling gelijk te hebben, meent Maier. Bedrijven zijn net zo de weg kwijt als de samenleving als geheel. Zoals hoger opgeleiden steun zoeken bij psychiaters om het bestaan het hoofd te bieden, zo doen managers een beroep op consultants en coaches. (...) Haar kinderen van acht en tien jaar raadt Maier aan vooral niet het bedrijfsleven in te gaan (‘pappa en mamma zouden erg teleurgesteld zijn’). Voor de mensen die er in moeten voortmodderen geeft zij tips. Probeer niet het instituut van binnenuit op te blazen, want verzet leidt nergens toe. De werknemer moet voortaan proberen het bedrijf voor zijn eigen doeleinden te gebruiken, zoals de werkgever dat tot dusver met de werknemers doet. Fokke Obbema, correspondent. Bron: Fokke Obbema: ‘In het bedrijfsleven heerst moderne slavernij’, artikel naar aanleiding van het boek Bonjour Paresse van Corinne Maier, de Volkskrant, 30 augustus 2004.
.....................................................................................................
RONDLUMMELEN OM TOT GOEDE IDEEËN TE KOMEN EN MEER CAKE KOPEN Meer dan de helft van de Nederlanders voelt zich gejaagd, aldus het Tijdsbestedingsonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zo’n 10 procent van de bevolking is zo vermoeid dat ze met klachten naar de dokter gaat, aldus onderzoeker Koen Breedveld. ‘Er is sprake van een golf van toenemende drukte, zelfs in de vrije tijd. Denk maar aan de pc of het mobieltje dat altijd aan staat.’ Gevolg: managementboeken en -trainingen over ‘niets doen’ scoren goed. ‘Veel werkenden verlangen naar een periode van leegte. Ze willen even uit de dagelijkse draaimolen stappen om te bedenken wat ze aan het doen zijn en hoe het misschien anders kan’, zegt managementcoach Leen Zevenbergen. ‘We moeten meer rondlummelen om op nieuwe ideeën te komen.’ (...) Het probleem: deze behoefte is tegenstrijdig met het huidige arbeidsethos van hard werken. ‘Mensen zeggen nu eenmaal liever dat ze het druk hebben in plaats van “ik heb niets te doen”.’
Rick van der Ploeg, hoogleraar economie: ‘Ik doe heel hoofdelijk werk. Om dat vol te houden, moet ik soms niets doen. Sommigen kiezen ervoor om te mediteren of te sporten. (...) Ik ga liever elke avond in bad liggen. Ook overdag neem ik geregeld pauze tijdens mijn werk. Dan loop ik naar de bakker om cake te kopen. Ik ben gek op cake en maak die wandeling daarom drie keer per dag. (..) Ik heb het van mijn vader. Als hij thuis werkte, liep hij om twee uur ’s middags nog in zijn ochtendjas. (...) Veel mensen vinden het moeilijk om niets te doen. Ik heb studenten die pas voor de deur van het examenlokaal ophouden met leren. Sommige promovendi werken tot diep in de nacht. Onzin, zeg ik dan. Neem een dag vrij, ga lekker zwemmen. Dan pas kun je weer fris denken.’ Elsbeth Stoker, journalist. Bron: Elsbeth Stoker: Heb je te weinig ideeën? Ga niksen of lummelen, de Volkskrant, 13 oktober 2006.
.....................................................................................................
MINDER VOELEN, MEER DENKEN De filosoof Mark Kingwell houdt een machientje omhoog. Het hoofd van tekenfilmheld Homer Simpson staat op een staf gevuld met snoepjes. Elke keer als je er een snoepje uitgepeuterd hebt, plopt er een nieuw exemplaar voor het gaatje. ‘Dit is het Amerikaanse model van geluk’, zegt hij. Het leven als een onophoudelijke reeks snoepjes. (...) Kingwell vindt dat geluk en verlangen ontkoppeld moeten worden. Hij grijpt terug op een ouder begrip van geluk, ontleend aan Aristoteles en de filosofen uit de oudheid. Geluk is geen gevoel, maar een geesteshouding. Een gelukkig mens leidt ‘het goede leven’, stelde Aristoteles. Op basis van rationeel zelfonderzoek kan de mens tot de conclusie komen dat hij tevreden is met zijn karakter, zijn daden en zijn plaats in de wereld. (...) Het lijkt een erg rationeel ideaal. Minder voelen, meer denken. Geluk is geen verlangen dat moet worden bevredigd, maar het product van nuchtere en tamelijk afstandelijke zelfbeschouwing. Peter Giesen, wetenschapsredacteur. Bron: Peter Giesen: Minder voelen meer denken. Filosoof Mark Kingwell zoekt het geluk niet in een nieuwe auto of een verse geliefde, maar in denken over het juiste leven, de Volkskrant, 25 juni 2005.
.....................................................................................................
TEKORT AAN KENNIS MAAKT MENSEN ONZEKER Niks onderwijsvernieuwing, terug naar de oorspronkelijke gedachte: wat moet een kind leren om op een waardige wijze zijn leven te kunnen leiden samen met en te midden van anderen en vervolgens een vak te kunnen uitoefenen, in een samenleving die het moet hebben van parate en doorleefde kennis en gemotiveerde kritische vermogens? Slecht onderwijs kweekt onzekere mensen – en onzekere mensen maken niet alleen beoordelingsfouten waarmee zij zichzelf en anderen schade berokkenen, zij reageren ook onbesuisd op alle vragen waarmee zij buitenshuis worden geconfronteerd. Michaël Zeeman, columnist. Bron: Michaël Zeeman: Berichten van het onderwijsfront, de Volkskrant, datum onbekend.
GETTING NOWHERE FAST Halfweg de 19e eeuw werd het in Parijs als elegant beschouwd om uit wandelen te gaan met een schildpad. De excentrieke dichter Gérard de Nerval ging in de tuinen van het Palais Royal zelfs op stap met een kreeft aan een blauwzijden lint (...) Het zegt iets over de tijd van de flânerie, het tempo van de doelloze wandelingen langs brede boulevards (...) Dat kuieren, zegt Tom Hodgkinson, kan voor velen tijdverspilling lijken, maar voor de creatieve geest is het een vruchtbare activiteit. Waarom zouden we trouwens niet mogen rondlummelen? Tegenover die schildpad – én de kreeft van Narval – staat ‘de hyperactieve, snuffelende, keffende snuivend, pissende hond’, schreef hij in How To Be Idle, een bestseller die bij ons als Lof der Luiheid – Wenken voor de beoefenaar verscheen. Volgens hem zijn er twee typen mensen: de nietsnut, die aan lediggang grote waarde toekent, en de anti-nietsnut, druktemakers die het simpelweg niet kunnen laten zich met andermans leven te bemoeien. Het horloge dicteert hun bestaan, het ontbreekt hun aan verbeelding, ze geloven in hard werken, exploitatie en hypocrisie, ‘en het zijn perfecte politici, bureaucraten en rijke piefen’. Het erge is dat zulke mensen die altijd maar bezig zijn ‘er zo’n zooi van maken’. ‘Ik heb een droom’ herhaalt Hodgkinson voortdurend. ‘Hij gaat over liefde, anarchie en vrijheid. En wordt NIETSDOEN genoemd.’ Na de hele rimram aan zelfhulpboeken over ‘hoe word ik snel succesvol, aantrekkelijk en rijk’ liggen in de boekhandel steeds meer titels over ‘slow and small’, over hoe je met minder gelukkiger kunt worden, hoe je de luiheid of de ledigheid – die we als deugden uit ons gedragspatroon hebben weggeduwd – weer maatschappelijk als nuttig en wijs kunnen aanvaarden. Het gaat erom, zegt ook Hodgkinson in How to be Free, jezelf te bevrijden van door politieke druktemakers opgelegde benauwdheid, bezorgdheid, angsten en schuldgevoelens. We leven in een ‘tijdperk van angst’, we voeren strijd tegen het terrorisme, we moeten harder werken maar ook gezonder en langer leven, we zijn shopping zombies (...). Op een dag herken je het: je werk gaat je vervelen, je vrienden, je man of vrouw, je minnaar of minnares, je uitzicht, je meubilair of behang in je kamer, je gedachten, jezelf. De beste uitweg is – naar een regel van Robert Frost – ‘de doortocht’. The best way out is always through. Paul Depondt, kunstredacteur. Bron: Paul Depondt: Aan drukte ten onder, Tom Hodgkinson schrijft manifest van ‘vrijheid en blijheid’, artikel naar aanleiding van de boeken How To Be Free van Tom Hodgkinson, Doing Nothing van Tom Lutz en Traité de savoir-survivre par temps obscurs van Philippe Val, de Volkskrant, 26 januari 2007.
.....................................................................................................
SAMENWERKEN BEGINT MET ACCEPTEREN VAN VERSCHILLEN Moderne organisaties vragen op alle niveaus een enorme veelzijdigheid, die individuele werknemers zelden bezitten. Het gaat om eigenschappen die zich niet of nauwelijks in één persoon laten verenigen, zoals creativiteit en sociale gevoeligheid, analyserend vermogen en praktische intelligentie, snelle
besluitvaardigheid en accuratesse. Voor die veelzijdigheid is een team nodig. Teamwerk betekent immers het samenvoegen van mensen met uiteenlopende, complementaire talenten. (...) Het werken in teams heeft zijn prijs. Veelal een psychologische prijs, zoals iedereen weet die wel eens heeft geprobeerd consensus te bereiken in een heterogene groep. Botsende karakters, tegenstrijdige belangen, verborgen weerstanden en wanhopig makende misverstanden maken dat soms onmogelijk. Samenwerken maakt afhankelijk en kwetsbaar, kost tijd en energie. En soms is het als middel erger dan de kwaal. De Engelse psycholoog Rowe, die de werking van multidisciplinaire en interdisciplinaire teams (...) onderzocht, concludeert (...) met een zucht dat teams in theorie wel effectiever zijn dan individuen, maar dat individuen gewoonlijk toch efficiënter blijken te werken dan teams. In slecht functionerende teams verliezen mensen hun motivatie, raken zij overbelast en kunnen zij minder zichzelf zijn (...). Het is dan ook geen wonder dat veel onderzoek zich momenteel richt op de factoren die het succesvol functioneren in een team bepalen. ‘Teamrol management’ is een poging vanuit persoonlijkheidsfactoren de sleutel te vinden tot het geheim van een effectief team. De Engelse psycholoog Meredith Belbin onderscheidt negen combinaties van eigenschappen, die staan voor negen complementaire samenwerkingsstijlen. [Plant, Brononderzoeker, Voorzitter, Vormer, Monitor, Groepswerker, Bedrijfsman, Zorgdrager, Specialist.] Met hulp van een kleine testbatterij – een intelligentietest, een persoonlijkheidsvragenlijst en een attitudetest – kunnen de teamrollen van een persoon worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat ieder mens twee à drie teamrollen kan vervullen die op een natuurlijke wijze bij hem passen en waarin hij zich sterk voelt en een positieve bijdrage kan leveren. Samenwerking begint met de acceptatie van de verschillen. Hoe gevarieerder de samenstelling, des te groter de effectiviteit. (...) Een minder gelukkige teamsamenstelling leidt ertoe dat teamleden ‘roloffers’ gaan brengen, met andere woorden dat zij rollen gaan spelen die niet echt aansluiten bij hun natuurlijke aard en aanleg. (...) Teams met een hoog ‘authenticiteitsgehalte’ bestaan uit mensen die meer ‘zichzelf kunnen zijn. Uit rapportages bleek dat in zulke teams een sfeer hangt van ongedwongenheid ten opzichte van elkaar, men laat iedereen in zijn waarde. Hierdoor kunnen de kwaliteiten van iedere teamrol ten volle worden benut en ontwikkeld. De zwakkere kanten van een teamrol worden door de directe collega’s erkend en niet benadrukt, maar worden eerder aangevuld door groepsleden die hier wél sterk in zijn. Samenwerking begint met de acceptatie van de verschillen. Hoe gevarieerder de samenstelling, des te groter de effectiviteit. In deze groepen is men meer tevreden met het werk, men raakt minder emotioneel uitgeput na een dag werken en men ziet de toekomst met meer vertrouwen tegemoet. (...) Het kunnen en willen werken in teams is gebaseerd op twee belangrijke inzichten of intuïties: 1) een goed besef van wie men is, van wat men heeft te bieden aan het team. Een besef dat gebaseerd is op een helder inzicht in de natuurlijke rollen die men heeft. Maar minstens zo belangrijk is: 2) een goed besef van wat men niet te bieden heeft, van wat men toch echt beter bij een ander kan zoeken. Want soms is iemands beste bijdrage wel eens dat hij afziet van het leveren van een bijdrage. Rob Groen, organisatiepsycholoog. Bron: Rob Groen: Authenticiteit. De sleutel tot effectief samenwerken in een team, over het Teamrolmodel van Belbin. Psychologie, juni 1998. Zie voor een update van het teamrolmodel www.teamrol.nl
.....................................................................................................
MEER DIVERSITEIT, BETERE BESLUITEN ‘Vroeger hingen bedrijven het Taylorisme aan. Daarin waren mensen het verlengstuk van machines. Nu realiseren we ons dat organisaties levende systemen zijn.’ Dat stelt andere eisen aan de werknemers.
‘Vaak moeten werknemers een deel van hun persoonlijkheid aan de kapstok hangen om zich aan te passen aan de bedrijfscultuur. Eigenschappen als speelsheid en emotionele intelligentie worden vaak alleen in theorie omarmd.’ ‘Nu bestaat de top van het bedrijfsleven te veel uit mannen met dezelfde pakken, die dezelfde woorden gebruiken en dezelfde logica volgen (...) en dat is niet goed voor de besluitvorming. Klonen die er allemaal hetzelfde uitzien, zijn het meestal heel snel met elkaar eens. De kans is echter groot dat ze blinde vlekken hebben. Hoe meer diversiteit een team heeft, hoe beter de besluiten zijn en hoe creatiever je kunt zijn.’ Paulien van der Meer Mohr, directeur personeelszaken TPG. Bron: Pieter Klok: Weg met al die saaie donkere pakken, interview met Pauline van der meer Mohr, de Volkskrant, 31 augustus 2004.
.....................................................................................................
STOP DE AMATEUR-CULTUUR ‘We moeten weg uit dit digitale bos van middelmatigheid’ schrijft Andrew Keen in zijn polemische boek The Cult of the Amateur: How Today’s Internet is Killing our Culture and Assauling Our Economy. Keen bepleit verantwoordelijkheids- en plichtsgevoel op het internet, een grenzeloos virtueel terrein waar een ‘verheerlijking van de amateur heerst’. We moeten ons hoeden voor de libertaire, anarchistische afwijzing van elke vorm van autoriteit (...). En we moeten waken voor een wereld zonder experts en intellectuele orde, waarin ‘de massa’ mag bepalen wat waar is, goed is en waarde heeft. ‘(...) Je weet niet wie de massa vormt, ze is makkelijk te manipuleren en anoniem. Ik denk dat we professionals en elites moeten koesteren. Als je de expert wegsnijdt, verlies je de fundamentele menselijke intelligentie.’ Diederik van Hoogstraten, correspondent in New York. Bron: Diederik van Hoogstraten: Internet biedt valse democratie, interview met criticus Andrew Keen n.a.v. diens boek ‘The Cult of the Amateur’, de Volkskrant, 5 april 2008.
.....................................................................................................
‘PROFESSOR VAN WC-EEND’ Bijna een kwart van de 5481 leerstoelen aan Nederlandse universiteiten wordt direct of indirect gefinancierd door externe partijen. Uitschieter is de Universiteit Wageningen, waar 36 procent van de hoogleraren door buitenstaanders wordt betaald. Ook de universiteiten van Twente (35 procent) en Rotterdam (32 procent) hebben bovengemiddeld veel extern betaalde hoogleraren. Dat blijkt uit onderzoek van de Volkskrant naar de financiering van hoogleraarsposten. De vermenging van wetenschap en commercie brengt het gevaar met zich mee dat bedrijfsberichten als academische kennis in het publieke domein terecht komen. Zo hield een door melkproducent Campina gefinancierde bijzonder hoogleraar vorig jaar een oratie over hoe gezond melk was. De opmars van extern gefinancierde hoogleraren en het gebrek aan openheid over wie hen betaalt, schaadt het aanzien van de wetenschap. Dat zegt VU-hoogleraar Martijn Katan, lid van de commissie
van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), die strenge regels bepleit om belangenverstrengeling tegen te gaan. ‘Het publiek ziet hoogleraren steeds meer als spreekbuizen van het bedrijfsleven.’ Bron: Michael Persson en Merijn Rengers, de Volkskrant, 11 april 2008.
.....................................................................................................
OUDE EN NIEUWE HERSENS De interpretatie van signalen uit de omgeving is een proces waarbij de oude delen van de hersenen, die bij mensen en dieren overeenkomen, samenwerken met het nieuwe deel, de neocortex. De neocortex, waar de hogere functies, zoals redeneren, plannen, verbeelding, en logisch denken, zich bevinden, is nauw verbonden met de meer primitieve delen van de hersenen, zoals het limbisch systeem, waar o.m. angst en agressie zich bevinden. Hierdoor is de interpretatie van de signalen uit de omgeving en de erop volgende reactie vaak een mengeling van "gevoel" en "verstand". Bron: Wikipedia, www.wikipedia.nl > menselijke hersenen.
.....................................................................................................
MICROKOSMOS “En in de mens bevinden zich hersens van ruim een kilo, die voor zover wij kunnen nagaan de meest complexe en meest geordende materie van het heelal bevat.” Isaac Asimov (1920-1992), biochemicus en sciencefiction-schrijver. Bron: Isaac Asimov, In the Game of Energy and Thermodynamics You Can’t Even Break Even, Smithsonian Magazine, 1970.
.....................................................................................................
HET UNIVERSUM IN ONS HOOFD Ik zou de mens omschrijven als een uniek fabrikaat van de kosmos. Het ijzer in ons bloed, het fosfor in ons DNA, het calcium in onze botten: het zat ooit allemaal in het binnenste van exploderende reuzensterren, net zoals alles wat we aanraken. Niet alleen onze anatomie, ook ons gedrag is door 3,8 miljard jaar geschapen, en zo zijn we het resultaat van onze genen en onze synapsen - de verbindingen tussen zenuwcellen, die continu verlegd en verstevigd worden. (...) De mens heeft honderd miljard neuronen of zenuwcellen. Elke cel heeft gemiddeld duizend verbindingen, of synapsen, met andere hersencellen. Er zitten dus maar liefst honderdduizend miljard synapsen in ons hoofd. Dat zijn er meer dan er sterren zijn in duizend melkwegen. Die synapsen kunnen zich continu verleggen, zodat er elke seconde twintig miljoen miljard berekeningen gemaakt worden. Die verbindingen worden gelegd door ervaringen die we opdoen tijdens ons leven. Toch zijn we ook nog gebonden aan de condition humaine. Intelligentie is voor zowat tachtig procent overerfbaar, het karakter ligt voor de helft genetisch vast. Die andere twintig of vijftig procent komt van onze omgeving en al onze ervaringen.
(...) Sommige neurologen stellen wel dat de vrije wil niet bestaat, omdat alles, ook gedachten en gevoelens, het resultaat is van neuronale activiteit. En omdat onze hersenen beslissingen nemen nog voor wij ons daarvan bewust zijn. Experimenten tonen dat aan. Uiteraard [zijn wij dan nog wel verantwoordelijk voor onze daden], want wij zijn die miljarden cellen die continu vuren onder onze hersenpan. Elke mens heeft het goede én het kwade in zich. Afhankelijk van de omstandigheden kan het goede of het kwade zegevieren. Kris Verburgh, student, schrijver, filosoof. Bron: Fantastisch. Over het universum in ons hoofd, site over ideeën, wetenschap en filosofie, www.krisverburgh.com > pers > interview over het boek ‘Fantastisch’ > Feliz-magazine
..................................................................................................... DE DENKER VERNIELD (I):
AANSLAG OP KUNST ÉN KUNSTLIEFHEBBERS De extreme toetakeling van Rodins De Denker, het beeld dat onlangs uit het Singer Museum werd ontvreemd – waarschijnlijk vanwege de bronswaarde –, is niet het eerste voorbeeld van iconoclasme in Nederland. Toch lijkt de ontzetting over het molest anders dan in voorgaande gevallen. Hoe uitzonderlijk is dit geval? Er zijn in het verleden meer kunstwerken vernield. Ook in Nederland. (...) Toenmalig Stedelijk-directeur Rudi Fuchs karakteriseerde de aanslag op het Cathedra-schilderij als ‘niet alleen een aanslag op een schilderij en een museum, maar ook op een cultuur waarin musea dit soort schilderijen ophangen, en mensen die ze graag bekijken’. (...) Het zijn voorbeelden die uitwijzen dat iconoclasme altijd twee kanten heeft: een gruwelijke voor de slachtoffers; een triomferende voor de daders. (...) Dit soort vandalen laat het oog vallen op dat ene werk dat hun agressie oproept en waarop ze, hoe verwerpelijk ook, hun wraak willen koesteren. Daarvan is bij de vernieling van Rodins De Denker geen sprake. Hieraan liggen geen privémotieven ten grondslag, laat staan maatschappelijke redenen; wél pragmatische: hoe kan je een beeld in hapklare brokken verzagen zodat het makkelijk en onopvallend verplaatst kan worden. De toetakeling van het beeld is alleen uit oogpunt van transport en financiën gedaan. Wat de beschadiging van Rodins beeld verder zo aangrijpend maakt, is dat het molest in dit geval een gezicht heeft – een verzaagd gezicht. Een verminking die beelden oproept van hoe Tutsi’s en Hutsi’s elkaar afslachtten met machetes. Daar komt bij dat de identificatie met De Denker, als een herkenbaar beeldhouwwerk, net iets groter is dan met een abstract doek, hoewel de ramp van precies dezelfde omvang is als bij Who is Afraid of Red, Yellow and Blue of Cathedra. Juist die herkenbaarheid voedt de verontwaardiging: de empathie die de beschadigde Denker oproept, staat haaks op het feit dat de daders rücksichtslos te werk zijn gegaan, met de botte zaag, sjorrend aan ledematen. Én omdat het om koperdieven zonder scrupules gaat, die van de ene beeldentuin naar de volgende spoorbaan trekken, en voor wie de prijs van koper doorslaggevender is dan de culturele waarde van het beeldhouwwerk. En dat terwijl de opbrengsten van hun roof in het Singer Museum geschat moet worden op maximaal duizend euro. Dat het bij deze vernieling uitgerekend om De Denker gaat, geeft aan de vernieling een bijzondere bijsmaak. Rodin maakte De Denker in 1880, oorspronkelijk als onderdeel van een veel groter beeldhouwwerk: de Poort van de hel (...) bedoeld voor de Ecole des Arts Décoratifs in Parijs. Rodin liet zich in zijn ontwerp leiden door Dantes Divina Comedia, hét geschrift dat uitdrukking gaf aan hoe de maatschappij zal worden beoordeeld in het licht van de gevolgen in het hiernamaals.
De beeltenis van de denkende man (...) nam een centrale plaats tussen alle ellende van lijdende figuren op de rest van de poort. Hij moest het geweten personifiëren van alle onrecht en gewelddadigheid waartoe de mensheid in staat is. Als symbool van het menselijke tekort. Dat nu juist híj het slachtoffer zou worden van datzelfde menselijke falen, maakt de vernieling navrant. Rutger Pontzen, kunstcriticus. Bron: Rutger Pontzen, Een symbool van het menselijk tekort, de Volkskrant, 25 januari 2007.
..................................................................................................... DE DENKER VERNIELD (II):
MENSEN WILLEN MOOIE DINGEN KAPOTMAKEN Nederland kent een lange en rijke geschiedenis als het gaat om het vernielen van beelden. In 1566 werd er tijdens de Beeldenstorm op rooms-katholieke beelden ingehakt. Maar ook in de twintigste eeuw was het opvallend vaak raak. De Zwitserse kunsthistoricus Dario Gamboni sprak in zijn boek ’The destruction of art’ uit 1997 zelfs over Dutch modern iconoclasm – moderne Nederlandse beeldenstorm. Er zou iets in de Hollandse volksaard zitten waardoor abstracte kunst, of door de overheid gesubsidieerde kunst, niet zomaar werd geaccepteerd in de openbare ruimte. “Nederlanders lijken juist meer betrokken te zijn bij kunst in de openbare ruimte dan in het buitenland”, werpt Wilfried Lentz tegen. Hij is directeur van de Stichting Kunst in Openbare Ruimte. Nederlanders vinden het volgens hem belangrijk dat er een kunstwerk komt op een lege plek. “We worden vaak gebeld met de vraag of er op ’die nieuwe rotonde’ ook een kunstwerk kan komen. Meestal geeft de gemeente de opdracht. Die uitvoeren is een vak apart. De plaats is erg belangrijk. Er moet rekening gehouden worden met de omwonenden. Dat gaat dus vaak fout. Als het kunstwerk niet in de smaak valt, wordt er geprotesteerd. Vernieling komt meestal niet uit afschuw, maar doordat de gemeente zelf niet genoeg laat merken dat het beeld belangrijk is, of door te weinig aandacht van politie. Maar dat geldt niet voor De Denker. Dat beeld stond in een museum.” (...) Ironisch genoeg was juist ’culturele educatie en groei van de gemeenschap bevorderen’ het doel van de van oorsprong Amerikaanse Anna Singer met haar museum in Laren, na het overlijden van haar man in 1943 . Ze wilde met het exposeren van hun kunstcollectie ’onbekende kunstenaars introduceren bij een groot publiek’, vertelde ze tijdens de openingstoespraak in 1956. Beeldend kunstenaar Marc Ruygrok [zelf geconfronteerd met vernieling van een kunstwerk] is een voorstander van het presenteren van De Denker zoals hij nu is: “Die vernielingen zijn een teken des tijds, mensen willen blijkbaar zelfs mooie dingen kapotmaken.” Joke de Wolff, kunstredacteur. Bron: Joke de Wolff, De schade repareren of juist tentoonstellen? Trouw, de Verdieping, 20 juni 2007.
.....................................................................................................
ANTI-INTELLECTUEEL KLIMAAT Waarom worden intellectuelen gezien als wereldvreemde wezens, die een verwerpelijk elitaire levenshouding verdedigen? In zijn provocatieve Waar zijn de intellectuelen? hekelt hoogleraar sociologie Frank Furedi het anti-intellectuele klimaat dat heerst in het onderwijs, aan de universiteiten, in de media en bij de meeste culturele instellingen. In het tijdperk van de kenniseconomie zijn we er op de een of andere manier in geslaagd de groeiende participatie in het hoger onderwijs hand in hand te laten gaan met een toenemend cultureel analfabetisme. We leven in een cultuur van lage eisen en verwachtingen, en dat is funest (...). Bron: Frank Furedi, Waar zijn de intellectuelen? Meulenhoff Educatief, Amsterdam 2006 (flaptekst).
..................................................................................................... PRAGMATISME (I):
WAARHEID IS WAT WERKT Pragmatisme is een eind 19e eeuw opgekomen richting in de Engels-Amerikaanse filosofie, volgens welke het denken en kennen in dienst van het handelen staan en daarvan deel uitmaken. Alleen datgene telt wat praktische uitwerking heeft (‘waar is wat werkt’) en het heeft daarom geen zin om uitspraken van verschillende inhoud maar met dezelfde praktische consequenties te onderscheiden. C. Peirce heeft de term pragmatisme geïntroduceerd, maar hij distantieerde zich later van de opvattingen van William James , die aan het pragmatisme de betekenis van een wereldbeschouwing heeft gegeven. Bron: Kleine Winkler Prins, Amsterdam/Brussel, 1980.
..................................................................................................... PRAGMATISME (II):
DE UITERSTE CONSEQUENTIE (...) De leer van het pragmatisme stelt bovendien dat de waarheidsgraad van iets wordt beoordeeld naar het nut, en dit zowel in wetenschap als in moraal. Ethische ideeën worden slechts aanvaard zolang zij ‘werken’. Een gebod als ‘Gij zult niet doden’ is slechts geldig zolang het nuttig is. Goed en kwaad, net als waarheid en valsheid, zijn niet rigide, maar relatief. Ziehier de rechtvaardiging voor geweld: het individu is niets, moet alleen leven in functie van het geheel (altruïsme), goed is datgene wat nuttig is voor het geheel (pragmatisme) en wie niet meewerkt aan het goede is slecht. Het ultieme antwoord is vernietiging. (...) Of om het met de woorden van een nationaal-socialist te zeggen: ‘Goed is datgene wat het Arische volk goed vindt; slecht is datgene wat het verwerpt’. Bron: ‘Arjen’ over Leonard Peikoff, The ominous parallels, een theorie over de wortels van het nazisme, www.vrijspreker.nl
.....................................................................................................
WAAROM IN DE ENE SAMENLEVING MILITAIREN WORDEN TOEGEJUICHT EN IN DE ANDERE GENTLEMEN MET EEN LANDGOED Elke samenleving heeft grote achting voor bepaalde soorten mensen, terwijl ze andere veroordeelt of negeert omdat hun vaardigheden, accent, temperament, geslacht of huidskleur niet voldoen. Toch zijn deze afbakeningen van succes zeker niet duurzaam of universeel. Eigenschappen en vaardigheden die op de ene plaats tot een hoge status zouden leiden, kunnen op de andere heel wel irrelevant blijken of afgekeurd worden. (...) Volgens welke principes wordt status precies toegewezen? Waarom worden in de ene samenleving militairen toegejuicht en in de andere gentlemen met een landgoed? Er dienen zich minimaal vier antwoorden aan. Een groep kan status verwerven door zijn vermogen anderen lichamelijk letsel toe te brengen, en met intimidatie en dreigementen het respect van een bevolking af te dwingen. Een groep kan ook status krijgen door zijn vermogen anderen te beschermen, door macht, begunstiging of het beheer van voedingsmiddelen. Wanneer er een gebrek is aan veiligheid (het oude Sparta, Europa in de twaalfde eeuw), zullen dappere krijgers en ridders te paard worden gevierd. Wanneer een gemeenschap smacht naar voedingsstoffen die alleen te vinden zijn in het vlees van moeilijk te vangen dieren (Amazonegebied), dan zullen de jaguardoders respect en het symbool daarvan – het pantser van een gordeldier – verdienen. In landen waar het grootste deel van de bevolking voor het levensonderhoud afhankelijk is van handel en geavanceerde technologie, zullen ondernemers en wetenschappers het voorwerp zijn van bewondering (modern Europa en Noord-Amerika). Het tegenovergestelde is ook het geval: een groep die anderen geen dienst kan bewijzen, wordt statusloos – het lot van gespierde mannen in samenlevingen met veilige grenzen of van jaguarjagers in goed georganiseerde agrarische samenlevingen. Verder kan een groep zich een hoge status verwerven door indruk te maken op anderen met zijn goedheid, zijn fysieke talenten, zijn artistieke vaardigheden of zijn wijsheid – zoals bijvoorbeeld gold voor heiligen in Christelijk Europa of voor voetballers in hedendaags Europa. En ten slotte is het mogelijk dat een groep een beroep doet op het geweten of de fatsoensnormen van zijn medeburgers, door zijn taak op zo’n welsprekende wijze te rechtvaardigen dat eenieder die zijn zelfbeeld intact wil houden wel zal moeten ingaan op de oproep tot een herverdeling van status. Met de immer veranderende factoren die bepalend zijn voor een hoge status veranderen natuurlijk ook de aanleidingen voor statusangst. In de ene groep maken we ons zorgen over ons vermogen een speer in de flank van een dier te werpen, in een andere over onze weerbaarheid op het slagveld, in een derde over ons vermogen ons aan God te wijden en in een vierde over ons talent winst uit de kapitaalmarkten te peuteren. Voor degenen die het meest verbitterd of bezorgd zijn over de idealen van hun eigen samenleving komt zelfs uit een summiere beschouwing van status door de eeuwen heen een inspirerend facet naar voren: idealen zijn geen onwrikbare gegevens. Statusidealen zijn lange tijd aan verandering onderhevig geweest en kunnen dat in de toekomst opnieuw zijn. En het woord waarmee we dat veranderingsproces kunnen aanduiden is ‘politiek’. Door middel van politieke strijd zullen verschillende groepen pogen het statussysteem van hun gemeenschappen zodanig te vormen dat ze zelf tot aanzien rijzen, waarbij ze degenen tegenover zich vinden die belang hadden bij de vorige regeling. Met behulp van een stembus, een geweer, een staking
of soms een boek, zullen deze verschillende groepen ernaar streven kun gemeenschap haar mening te laten herzien over wie nu eigenlijk de privileges van een hoge status verdient. Alain de Botton, filosoof. Bron: Alain de Botton, Statusangst, uitgeverij Altlas, Amsterdam/Antwerpen 2004.
..................................................................................................... 01/03/2008 ZOAB