3.A.1 Emissie-inventaris 2013 H2
DEME: creating land for the future
3.A.1 Emissie-inventaris 2013 H2
Documentkenmerk:
Datum:
Status:
RBE14-2016-RAP-102a
15-04-2014
Definitief
Opgesteld door:
Verificatie door:
Voor akkoord:
Vastgesteld door:
R. (Remi Bekker)
J.J. (Jeroen) Gijzen
J.J. (Jeroen) Gijzen
J.S.G. (Jeroen) Dekker
Adviseur Bodem & Milieu
Hoofd afdeling QHSE
Hoofd afdeling QHSE
Directievertegenwoordiger QHSE
RBE14-2016-RAP-102a
2/10
Inhoudsopgave 1. Inleiding .......................................................................................................... 4 2. Organisatie...................................................................................................... 5 2.1 Organisatiegrenzen ..............................................................................................................5 2.2 Operationele grenzen en uitsluitingen ..................................................................................6 2.3 Verantwoordelijke Persoon ..................................................................................................6 2.4 Directieverklaring ..................................................................................................................6 2.5 ISO 14064 Verklaring ...........................................................................................................7
3. Meetresultaten en toelichting .......................................................................... 8 3.1 Historisch basisjaar ..............................................................................................................8 3.2 Gerapporteerde periode .......................................................................................................8 3.3 Invloed van meetonnauwkeurigheden, onzekerheden .........................................................8 3.4 CO2- compensatie ................................................................................................................8 3.4.1. Beschrijving CO2-emissie van verbranding biomassa ..................................................9 3.5 Verklaring van weglaten CO2-bronnen of putten ..................................................................9 3.6 Directe CO2-emissie Scope 1 ...............................................................................................9 3.7 Indirecte CO2-emissie door aangekochte energie: Scope 2 ................................................9 3.8 Overige indirecte CO2-emissie: Scope 3 ..............................................................................9
4. Meten en monitoren ...................................................................................... 10 4.1 Kwantificeringsmethodes................................................................................................... 10 4.2 Verklaring voor veranderingen in de kwantificeringsmethodes ......................................... 10 4.3 Betrokkenheid medewerkers CO2-prestatieladder ............................................................ 10
RBE14-2016-RAP-102a
3/10
1. Inleiding Deze rapportage beschrijft het tot stand komen van de emissie-inventaris voor het tweede halfjaar van 2013 van de Vries & van de Wiel en is gebaseerd op de NEN ISO 50001 en de CO2-Prestatieladder. De CO2-Prestatieladder is een instrument om bedrijven die deelnemen aan aanbestedingen te stimuleren tot CO2-bewust handelen in de eigen bedrijfsvoering en bij de uitvoering van projecten. Het gaat daarbij met name om energiebesparing, het efficiënt gebruik maken van materialen en het gebruik van duurzame energie. De CO2-Prestatieladder is gebaseerd op het Green House Gas Protocol. Het Green House Gas Protocol beschrijft een methode om broeikasgassen te meten en rapporteren. Het Green House Gas Protocol identificeert drie bronnen van emissie (bekend als scopes) in twee categorieën; directe emissies en indirecte emissies. Scope 1 omvat de directe emissies die onder het beheer vallen en worden gecontroleerd door de organisatie. Voorbeelden hiervan zijn de verbranding van brandstoffen in vaste machines zoals zakelijk vervoer in voertuigen die eigendom zijn van de rapporterende organisatie en de emissies van koelapparatuur en klimaatinstallaties. Scope 2 omvat de indirecte emissies door opwekking van gekochte elektriciteit, stoom of warmte. Scope 3 omvat de andere indirecte emissies van bronnen als woon/ werk verkeer, productie van aangekochte materialen en uitbestede werkzaamheden zoals goederen vervoer. Deze emissie-inventaris bevat de kooldioxide - CO2-emissie (één van de zes broeikasgassen van het Green House Gas Protocol) van scope 1, 2 en 3 in overeenstemming met de CO2Prestatieladder. Deze rapportage wordt periodiek (per halfjaarlijks) vernieuwd en voorzien van actuele gegevens. De rapportage is inzichtelijk op de website van de Vries & van de Wiel. Via nieuwsbrieven worden medewerkers en externe partijen op de hoogte gehouden van de stand van zaken rondom de CO2-Prestatieladder.
RBE14-2016-RAP-102a
4/10
2. Organisatie De Vries & van de Wiel behoort met ruim 170 medewerkers tot de grotere aannemingsbedrijven in Noord-Holland. Het hoofdkantoor staat in Schagen (Noord-Holland). De jaaromzet bedraagt ca. 60 miljoen euro. Onder de groene vleugels van het Belgische DEC (Deme Environmental Contractors), onderdeel van de DEME-groep, maakt het bedrijf de laatste jaren een spectaculaire ontwikkeling door en is het bedrijf gegroeid op het gebied van bagger-, milieu- en gww-werken en als zandleverancier. Door de veelzijdigheid en het verzamelde kennisniveau kan het bedrijf een verrassend passende oplossing bieden op veel vragen. De kernactiviteiten zijn: - Baggeren en waterbodemsaneringen; - Grond-, weg-, waterbouw en bodemsaneringen; - Milieutechniek; - Zandexploitatie. 2.1 Organisatiegrenzen Voor het vaststellen van de organisatiegrenzen (Organizational Boundaries) is gebruik gemaakt van de Operational Control methodiek (volgens ISO 14064-1). Tevens is een laterale analyse uitgevoerd om de A-aanbieders en C-aanbieders te bepalen. Voor de volledige analyse van de A- en C-aanbieders wordt verwezen naar het document 3.A.1 Analyse A- en C-aanbieders 2012. Op basis van het organisatieschema wordt er onderscheid gemaakt in een viertal type bijbehorende ondernemingen: -
ondernemingen die 100 % onder de organisatorische verantwoording vallen van de Vries & van de Wiel Beheer B.V. en of onderliggende 100% ondernemingen. In de bepaling van de emissie-inventaris 2013 H2 zijn de energiestromen van deze ondernemingen voor 100% meegenomen. Deze ondernemingen worden in het organisatieschema in bijlage A weergegeven doormiddel van de donkergroene vlakken.
-
ondernemingen waarin een van de 100% ondernemingen van de Vries & van de Wiel Beheer BV voor een deel in participeert en verantwoordelijk is voor het leveren van de bedrijfsleider. In de bepaling van de emissie-inventaris over 2013 H2 zijn deze ondernemingen voor 100% meegenomen. Deze ondernemingen (deelnemingen) worden in het organisatieschema in bijlage A weergegeven doormiddel van de lichtgroene vlakken.
-
ondernemingen die over 2013 H2 geen daadwerkelijke werkzaamheden hebben uitgevoerd dan wel enkel een administratief bestaan leiden. De bijdragen aan de energiestromen van deze ondernemingen zit, als die er al is, al in een van de andere 100% bovenliggende ondernemingen. Deze ondernemingen zijn dan ook wel meegenomen in de bepaling van de emissie-inventaris over 2013 H2. Deze ondernemingen worden in het organisatieschema in bijlage A weergegeven doormiddel van de witte vlakken met zwarte tekst.
RBE14-2016-RAP-102a
5/10
-
ondernemingen die maar voor een klein deel onder de organisatorische verantwoording vallen van de Vries & van de Wiel Beheer B.V. en of onderliggende 100% ondernemingen. Dit zijn vaak ondernemingen van tijdelijke aard welke speciaal voor bepaalde werken zijn opgericht. In de bepaling van de emissie-inventaris over 2013 H2 zijn deze ondernemingen niet meegenomen. Echter behoort al het energieverbruik ten aanzien van deze tijdelijke ondernemingen toe aan één van de 100% deelnemingen (zowel juridisch als qua energieverbruik) en is het energieverbruik ten aanzien van de Vries & van de Wiel voor 100% meegenomen. Deze ondernemingen worden in het organisatieschema weergegeven doormiddel van de grijs omlijnde vlakken met grijze tekst.
2.2 Operationele grenzen en uitsluitingen Binnen het bedrijf zijn er een aantal werknemers die gebruik maken van een privéauto. De gereden kilometers zijn voor circa 95% gerelateerd aan woon-werkverkeer en vallen daarmee in scope 3. Circa 5% van de gereden kilometers is voor zakelijk vervoer. Gezien dit geringe marge en zullen de gereden kilometers voor zakelijk gebruik van privéauto eveneens worden meegenomen in scope 3. Gassen die worden gebruikt voor thermische metaalbehandeling zijn uitgesloten aangezien hiervoor geen conversiefactoren bekend zijn. Het bedrijf beschikt niet over koelapparatuur en er worden binnen het bedrijf geen zakelijk vliegreizen gemaakt. 2.3 Verantwoordelijke Persoon Dhr. J.S.G. Dekker, directeur aannemingsmaatschappij, is statutair de verantwoordelijke persoon voor de organisatie. Gedelegeerd verantwoordelijk voor de CO 2- prestatieladder is dhr. J.J. Gijzen, Hoofd QHSE. 2.4 Directieverklaring De Vries & van de Wiel streeft in haar beleid naar continuïteit en een gezond rendement. In dit beleid heeft veiligheid en kwaliteit een hoge prioriteit bij de uitvoering van de ondernemingsdoelstellingen. Naast de beleidsverklaring gericht op veiligheid & kwaliteit heeft de Vries & van de Wiel nog een aantal voor de organisatie belangrijke beleidsverklaringen. Energiebeleid Naast veiligheid en kwaliteit streeft de Vries & van de Wiel naar een continue verbetering van de energie-efficiency in haar bedrijfsvoering. Beleidsverklaring Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Het beleid van de Vries & van de Wiel is gericht op continuïteit van de onderneming, waarbij de belangen van de stakeholders (waaronder de medewerkers) optimaal worden nageleefd, dit is vastgelegd in de beleidsverklaring Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
RBE14-2016-RAP-102a
6/10
Milieubeleid Milieuzorg is als natuurlijk één van de kernwaarden van de Vries & van de Wiel bij de uitvoering van onze projecten en bij de activiteiten op de diverse locaties. Er wordt door de directie van de Vries & van de Wiel van iedere werknemer verwacht kennis te hebben van de inhoud van deze verklaringen en zich vanuit zijn of haar positie maximaal in te zetten om de inhoud na te leven. De beleidsverklaringen zijn terug te vinden op de website van de Vries & van de Wiel. 2.5 ISO 14064 Verklaring Hierbij verklaart de Vries & van de Wiel dat deze rapportage, ten behoeve van de CO 2prestatieladder, is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen in NEN-ISO 14064, maart 2006.
RBE14-2016-RAP-102a
7/10
3. Meetresultaten en toelichting In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de emissie-inventaris van de Vries & van de Wiel is bepaald en welke periode deze beslaat. 3.1 Historisch basisjaar Het jaar 2010 is het referentiejaar voor scope 1 en 2. Na de scope 3 analyse van 2012 is het jaar 2012 het referentiejaar voor scope 3. 3.2 Gerapporteerde periode De gerapporteerde periode is gelijk aan een half boekjaar. Deze periode loopt van 1 juli tot en met 31 december. De gerapporteerde periode is het tweede halfjaar van 2013. 3.3 Invloed van meetonnauwkeurigheden, onzekerheden Ondanks de grootste zorgvuldigheid zijn er enkele meetonnauwkeurigheden in het bepalen van de CO2-emissie. Dit heeft verschillende oorzaken welke hieronder kort worden toegelicht. Binnen scope 1: directe emissie is een nauwkeurige registratie van de totale volumes aan brandstoffen en energieverbruik van de organisatie. Doordat op de werken uit eigen voorraadtanks wordt bevoorraad, is er een te verwaarlozen meetonnauwkeurigheid in de totale registratie van het brandstofverbruik. Er wordt binnen de organisatie geen onderscheid gemaakt tussen stookolie en dieselolie, terwijl er een verschil zit in conversiefactor, 50 gram CO2 per liter. Door het grote brandstofvolume resulteert dit in een mogelijke onnauwkeurigheid tussen 1 en 150 ton CO 2-emissie per jaar. Dit levert een verwaarloosbare onnauwkeurigheid tussen 0% en 0,8%. Binnen scope 2: indirecte emissie is een duidelijke registratie van de grote elektraverbruikers. Slechts enkele geïsoleerde situaties zoals bouwketen die op locatie staan, hebben geen eigen registratie van verbruikte elektra. Deze vallen in de marge van het energieverbruik. Binnen scope 3: overige indirecte emissie in het kader van het ketenprogramma voor het varend materieel worden vanaf 1 januari 2013 accuraat in kaart gebracht. Uit ervaring is gebleken dat hier geen 100% dekking van kan plaatsvinden omdat kortstondig ingehuurd materieel niet wordt gerapporteerd. Het ketenprogramma heeft echter met name betrekking op langdurig ingehuurd materieel. De invloed van meetonnauwkeurigheden is te verwaarlozen op het totaal. 3.4 CO2- compensatie Er vindt geen compensatie plaats van CO2-emissies. Beschikbare middelen worden aangewend om verbeteringen te bewerkstelligen binnen het eigen machinepark. Om hiermee de bedrijfsmiddelen optimaal te laten presteren in het kader van de CO 2-emissie.
RBE14-2016-RAP-102a
8/10
3.4.1. Beschrijving CO2-emissie van verbranding biomassa De verbranding van biomassa vindt bewust niet plaats binnen de Vries & van de Wiel. De reden hiervoor is dat slechts die biomassa die ongeschikt is voor menselijke en/ of dierlijke consumptie, gebruikt mag worden voor verbranding in motoren. Binnen de eigen processen komt geen biomassa vrij die kan worden gebruikt voor verbranding. Verbranding van plantaardig afval vindt niet plaats: waar plantaardig afval wordt gegenereerd, zal dit via compostering aan de natuur worden teruggegeven. 3.5 Verklaring van weglaten CO2-bronnen of putten Alle geïdentificeerde bronnen en putten van CO2 zijn verantwoord in de emissie-inventaris. In sporadische gevallen kan het voorkomen dat in de bodem aanwezig methaan vrijkomt bij baggerwerkzaamheden. Hiervan vindt geen registratie plaats en eventuele emissies kunnen dan ook niet worden gekwantificeerd. 3.6 Directe CO2-emissie Scope 1 De directe emissie van CO2 is gemeten en berekend en opgenomen in de emissie-inventaris in bijlage A. Deze emissie vindt voornamelijk plaats binnen de transporten over weg en water. Het verbruik van de totale hoeveelheid gasolie wordt via de leverancier in kaart gebracht. De leverancier maakt gebruik van geijkte meters, waardoor er een betrouwbare registratie plaatsvindt. Het verbruik van de gasolie wordt vervolgens via conversiefactoren omgerekend naar CO2-emissies. Op deze wijze wordt meer inzicht verkregen in het verbruik en kan sturing meer gericht plaats gaan vinden. 3.7 Indirecte CO2-emissie door aangekochte energie: Scope 2 De indirecte CO2-emissie door ingekochte energie is gemeten en berekend en opgenomen in de emissie-inventaris in bijlage A. Deze komt van de ingekochte elektriciteit. Stoom en warmte worden niet gebruikt in de organisatie. De verschillende locaties waar elektriciteit wordt gebruikt zijn allen van gebruikte meters zijn voorzien, waardoor er een betrouwbare registratie van afgenomen elektra plaatsvindt. 3.8 Overige indirecte CO2-emissie: Scope 3 De overige indirect CO2-emissie vanuit scope 3 ten aanzien van het transport over water (zie hiervoor 4.A.2 Scope 3 en ketenanalyse) is gemeten en berekend en opgenomen in de emissieinventaris in bijlage A.
RBE14-2016-RAP-102a
9/10
4. Meten en monitoren In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de emissie-inventaris is berekend. 4.1 Kwantificeringsmethodes De kwantificering van grondstoffen naar CO2-emissie is gedaan door geregistreerde volumeeenheden van de gebruikte brandstoffen te benutten. De omrekening van volume naar emissiewaarden is eenduidig en geeft de meest betrouwbare vergelijking. De CO2-emissie is berekend met behulp van conversiefactoren. De conversiefactoren komen uit de CO2prestatieladder, versie 2.1 d.d. 18 juli 2012. Elektriciteits- en gasgebruik is opgenomen aan de hand van geijkte meters. Op het gemeten gasverbruik is een berekeningsfactor van toepassing. Dat komt omdat een kubieke meter gas niet altijd dezelfde hoeveelheid energie levert. Het gemeten verbruik is daarom vermenigvuldigd met een factor van 1,009 welke afkomstig is van de factuur van de leverancier. De CO2-emissie is berekend met behulp van conversiefactoren. De conversiefactoren komen uit de CO2- prestatieladder, versie 2.1 d.d. 18 juli 2012. 4.2 Verklaring voor veranderingen in de kwantificeringsmethodes Ten opzichte van het originele basisjaar 2009 zijn veel van de conversiefactoren gewijzigd. Dit heeft samen met de wijziging in organisatiegrenzen geresulteerd in een wijziging van het basisjaar naar 2010. 4.3 Betrokkenheid medewerkers CO2-prestatieladder Om onnodig herhaling van gegevens te herhalen wordt er in deze paragraaf verwezen naar een aantal andere documenten: - voor een overzicht van de rolomschrijving zie 3.B.1 CO2-reductiebeleid; - voor de procedure zie 2.C.2 Procedure registreren energiestromen; - voor een evaluatie van de betrokken personen zie Review CO2-reductiesysteem 2013 H2.
RBE14-2016-RAP-102a
10/10