OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 1
K w a r t a a l u i t g a v e
v a n
h e t
O n d e r z o e k s i n s t i t u u t
O T B
Onderzoeksinstituut OTB speelt centrale rol in TU-speerpunt
Delft Centre for Sustainable Urban Areas van start De TU Delft wil de komende jaren met hoogstaand en maatschappelijk verankerd onderzoek goed voor de dag komen. Het Onderzoeksinstituut OTB heeft in dat kader op het gebied van duurzame stedelijke regio’s een belangrijke coördinerende taak toebedeeld gekregen.
I
n 2003 heeft de TU Delft dertien speerpunten opgezet die de universiteit in Nederland en in het buitenland op de kaart moeten zetten. Deze speerpunten koppelen hoogstaand wetenschappelijk onderzoek aan nationaal en internationaal
Deelnemers De volgende onderzoeksprojecten maken deel uit van het Delft Centre for Sustainable Urban Areas: ● Huisvestingssystemen (spanningsveld tussen de doelstellingen van het volkshuisvestingsbeleid en ontwikkelingen op de woningbouwmarkt) ● Stedelijke systemen en ruimtelijk beleid (veranderingen van stedelijke structuren en stedelijke gebieden in relatie met ruimtelijke beleidsvoering) ● Sustainable housing transformations (voorraadbeleid, kwaliteitszorg en duurzaam bouwen en beheren binnen de woningsector) ● Stedelijke vernieuwing (het functioneren en het veranderen van woonwijken) ● GIS-Technologie (ondersteuning van de realisatie van geografische informatie-infrastructuren) ● Geo-informatie en grondbeleid (geo-informatievoorziening voor duurzame ontwikkeling en interventie van de overheid op de grondmarkt) ● Multi-actor systemen (analyse en besluitvorming in multi-actor situaties) ● Materials science and sustainable construction (materiaalkunde, ketenbeheer en duurzame constructies) ● Real estate and project management (ingrepen in de vastgoedvoorraad en verbetering van transformatieprocessen op gebouw-, voorraaden gebiedsniveau) ● Network cities (relatie tussen ruimtelijke planning en ontwikkeling in de ICT)
maatschappelijk urgente vraagstukken. De beste delen van de universiteit werken er onderling en met maatschappelijke organisaties in samen. Met de speerpunten hoopt de TU tevens nieuwe masterstudenten aan te trekken. Het College van Bestuur zal tot 2006 jaarlijks extra financiële middelen beschikbaar stellen. De speerpunten, inmiddels ‘Centres’ genoemd, hebben een looptijd tot 2009. Het Onderzoeksinstituut OTB heeft de coördinatie van het Delft Centre for Sustainable Urban Areas toegewezen gekregen. ‘Dat is een erkenning van de kwaliteit van ons onderzoek’, meent Peter Boelhouwer, naast wetenschappelijk directeur van het OTB tevens directeur van het speerpunt. ‘Ons “mission-statement” is al jaren het onderling afstemmen van contractonderzoek en wetenschappelijk onderzoek. Daarop is onze gehele financiering gebaseerd en die aanpak sluit goed aan bij de opzet van de speerpunten.’ Peter Boelhouwer en programmacoördinator Marjolein Spaans zijn verantwoordelijk voor een consistente afstemming van het onderzoeksprogramma, de samenwerking tussen de onderzoekers en de verdeling van de financiële middelen. Een groot aantal medewerkers van het onderzoeksinstituut is actief in het Centre, waarvan ook delen van de faculteiten Bouwkunde, TBM en CiTG deel uitmaken. Daarnaast zijn enkele OTB’ers betrokken bij het Delft Centre Next Generation Infrastructures, waarover de faculteit TBM de verantwoordelijkheid heeft. Het SUA Centre is deels afgestemd op Bsik-projecten (Besluit subsidie investeringen kennisinfrastructuur), waaruit de helft van de onderzoeksgelden wordt gefinancierd. Tevens zijn onderzoekscontracten met derden afgesloten en worden NWOgelden ingezet. In het Centre vindt ook samenwerking plaats tussen de TU Delft en het Department of Urban Studies and Planning van het MIT
Peter Boelhouwer en Marjolein Spaans, directeur en programmacoördinator van het Delft Centre for Sustainable Urban Areas. (FOTO: AXEL SMITS, OTB) in de Verenigde Staten (zie ook OTB & Omgeving 1, 2004). De resultaten van het Delft Centre for Sustainable Urban Areas zullen breed wereldkundig worden gemaakt, onder meer via congressen en publicaties, waaronder diverse proefschriften.
Inhoud Delft Centre for Sustainable Urban Areas van start 1 Europese infrastructuur voor geografische informatie in voorbereiding 2 Samenwerken aan wonen 3 Naar een betere uitvoering van ruimtelijk beleid 4 Territoriale dimensie Europees beleid ligt gevoelig 6 OTB-cursussen 2004 7 Nieuwe medewerkers 8
2 0 0 4
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 2
OTB
& omgeving
juli 2004
Geografische informatie-infrastructuur draagt bij aan efficiënt en effectief verzamelen van geo-informatie
Europese infrastructuur voor geografische informatie in voorbereiding Binnen het Onderzoeksinstituut OTB wordt gewerkt aan de ontwikkeling van geografische informatie-infrastructuren. Daarmee kan geografische informatie efficiënter worden ingezet bij de ondersteuning van beleidsvoorbereiding en -uitvoering.
(FOTO AXEL SMITS, OTB)
Maar wat verstaan we onder deze infrastructuur en wat is de huidige stand van zaken?
Het weergeven van de werkelijkheid op een kaart is slechts een van de toepassingsmogelijkheden van geo-informatie. Het gebruik ervan biedt vooral ook de mogelijkheid om ruimtelijke analyses uit te voeren. Zo kan bijvoorbeeld bij een dreigende overstroming met behulp van een geografisch informatiesysteem (GIS) worden bepaald welke polders het beste preventief onder water kunnen worden gezet, hoeveel mensen er dan geëvacueerd moeten worden, hoeveel compensatie er mogelijk betaald moet worden en op welk moment de dijken het beste kunnen worden doorgebroken. Voor deze analyse is het van belang om de exacte locatie van de polders en dijken te weten (geometrische informatie), welke mensen er wonen en werken, wat de waarde van hun onroerend goed is, maar vooral ook dat de lijntjes op de kaart een gebouw voorstellen of juist een dijk (thematische informatie). Het verzamelen en creëren van geo-informatie en het bijeenbrengen van deze informatie in een GIS kan zeer hoge kosten met zich meebrengen. Het is dan ook zaak om dit zo efficiënt en effectief mogelijk te doen. Een geografische informatie-infrastructuur (GII) draagt hieraan bij. Hiaten en dubbel werk voorkomen De geografische informatie infrastructuur (GII) schept de voorwaarden voor verzameling, ver-
werking en distributie van geografische gegevens. Het is onder meer bedoeld om hiaten in de beschikbare informatie en bovenal het inwinnen van dezelfde informatie door verschillende instanties te voorkomen. Verder moet de GII ervoor zorgen dat gebruikers toegang krijgen tot de benodigde informatie en in staat zijn om de informatie te gebruiken voor hun specifieke doeleinden. Het creëren van een GII is niet een doel op zich. In toenemende mate worden de groeiende complexiteit en de relaties tussen zaken die de kwaliteit van ons dagelijks leven bepalen, onderkend. Deze complexiteit beïnvloedt de wijze waarop nieuw beleid wordt voorbereid en geïmplementeerd. Vaak speelt geografische informatie een belangrijke rol om behoeften te bepalen, scenario’s te vergelijken en de mogelijke effecten van een beslissing in te schatten. Ook het feit dat veel verschillende vakgebieden behoefte hebben aan dezelfde basisinformatie pleit voor het creëren van een GII. Europese en wereldwijde GII Nu is het al lastig genoeg om op nationaal niveau met iedereen tot overeenstemming te komen over bijvoorbeeld het gebruik van een bepaalde standaard voor geografische informatie of over het voeren van een bepaald toegankelijk-
OTB-Geodeet Jantien Stoter ontvangt onderzoeksprijs
2
Op 20 februari jl. ontving Jantien Stoter, onderzoeker en universitair docent bij de sectie GIStechnologie van het Onderzoeksinstituut OTB de Prof. J.M. Tienstra Onderzoeksprijs 2004. Deze prijs werd haar toegekend voor haar baanbrekend wetenschappelijk werk op het terrein van 3D-Kadasters. Het feit dat zij in de afgelopen jaren een zeer groot aantal publicaties heeft geschreven, was mede bepalend voor de jury om deze prijs aan haar toe te kennen. Zij heeft hiermee in de ogen van de jury bijgedragen aan het op de kaart zetten van het geodetisch vakgebied, zowel nationaal als internationaal. De prijs is ingesteld door de Nederlandse Commissie voor Geodesie en wordt elke vijf jaar uitgereikt. Het doel van de prijs is het bevorderen en zichtbaar maken van het geodetisch onderzoek in Nederland. De prijs bestaat uit een geldbedrag dat door de winnaar kan worden ingezet voor bijvoorbeeld onderzoek, congresbezoek of een studiereis. Jantien Stoter is sinds april van dit jaar werkzaam bij ITC te Enschede en hoopt najaar 2004 aan de TU Delft te promoveren op de mogelijkheid om 3D-vastgoedobjecten onder te brengen in de huidige 2D-database van het Kadaster.
Zonder standaarden blijft het behelpen.
heidsbeleid van deze informatie. Op Europees niveau is dit nog lastiger en op wereldniveau bijna onmogelijk. De global spatial data infrastructure organisatie (GSDI) stelt zich daarom tot doel de ontwikkelingen van GII’s in kaart te brengen. Binnen de GSDI houdt de legal and economic working group onder voorzitterschap van Bas Kok (Onderzoeksinstituut OTB) zich specifiek bezig met het transparant maken van de ontwikkelingen op juridisch en economisch gebied. In dit kader heeft de werkgroep aan een aantal specialisten, die als bepalend voor de ontwikkeling van hun GII kunnen worden beschouwd, gevraagd om de huidige initiatieven binnen de Europese Unie en de Verenigde Staten in kaart te brengen. Het resultaat is bijeengebracht in het boek ‘Spatial data infrastructure and policy development in Europe and the United States’. Daaruit blijkt dat op nationaal niveau de GII’s in Europa aardig vorm beginnen te krijgen, dat binnen de Europese Unie diverse initiatieven zijn genomen om tot een Europese GII te komen, maar dat op mondiaal niveau de initiatieven beperkt blijven tot het uitwisselen van GII-ervaringen. Binnen de GSDI zal het Onderzoeksinstituut OTB zich blijven inzetten voor grotere transparantie van de ontwikkeling en status van nationale en regionale GII’s. Op Europees niveau zijn de OTBsecties Geo-informatie en Grondbeleid (GiGb) en GIS-technologie (GIS-t) betrokken bij diverse GII-initiatieven. Op nationaal niveau richt het Bsik-programma Ruimte voor Geo-informatie zich op de innovatie van de nationale GII. Zowel GiGb als GIS-t hebben hiertoe diverse onderzoeksvoorstellen ingediend bij het programmabureau Ruimte voor Geo-informatie. Loenen, B. van & B.C. Kok (eds.), 2004, Spatial data infrastructure and policy development in Europe and the United States, ISBN 90-407-2467-9, Delft (Delft University Press), 104 pag., €22,50. Voor meer informatie over de wereldwijde GII zie www.gsdi.org, de Europese GII zie http://jrc.inspire.it en de Nederlandse GII zie http://www. ravi.nl.
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 3
OTB
& omgeving
juli 2004
Raamovereenkomst Participatie de Nieuwe Unie geëvalueerd
Samenwerken aan wonen Samenwerking tussen corporaties en huurders blijkt in de praktijk nog niet zo eenvoudig, hoewel het er op papier goed kan uitzien. Voor het welslagen ervan blijken goede communicatie over en weer en binnen de corporatie, alsmede het daadwerkelijk nakomen van afspraken, belangrijke voorwaarden.
Corporatie en huurders overleggen volgens een nieuwe structuur in het Centraal Overleg Huurdersorganisaties. (FOTO: VAN DIJK FOTOGRAFIE, BLEISWIJK)
Sinds 1998 zijn woningcorporaties krachtens de Overlegwet verplicht tot gestructureerd overleg met hun huurders, met als doel de dienstverlening te optimaliseren. Veel corporaties worstelen echter met de praktische invulling ervan. Zo ook de Nieuwe Unie te Rotterdam, die in juli 2001 met haar huurdersorganisaties een Raamovereenkomst Participatie heeft afgesloten. De huurders van de Nieuwe Unie kunnen op basis van die overeenkomst invloed uitoefenen op het beleid van de corporatie in het Centraal Overleg Huurdersorganisaties (COH), naast overleg op wijk- en complexniveau. Het recht om aan de directie een gekwalificeerd advies uit te brengen is voor de huurdersorganisaties het belangrijkste instrument om invloed uit te oefenen op het corporatiebeleid. Alles bespreekbaar? Begin 2004 heeft het Onderzoeksinstituut OTB op verzoek van de Nieuwe Unie de overlegstructuur doorgelicht, met name die van het COH. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de huurdersorganisaties het gevoel hebben dat zij niet genoeg invloed kunnen uitoefenen omdat onderwerpen pas worden aangekaart als de standpunten van de corporatie al vaststaan. Toch signaleren de onderzoekers Helen Kruythoff en Ton van der Pennen dat er voldoende gelegenheid is om gezamenlijk een agenda op te stellen. Maar deze mogelijkheid wordt door beide partijen nog te weinig benut. De gekwalificeerde adviezen zijn goed te noemen en de Nieuwe Unie gaat zorgvuldig met deze adviezen om. Maar wanneer bepaalde keuzen vervolgens niet goed door de corporatie worden toegelicht, wekt dit veel onvrede omdat bij de huurders de indruk bestaat dat hun corporatie op voorhand niet echt in hun mening is geïnteresseerd. Kruythoff: ‘De Nieuwe Unie moet deze indruk kunnen wegnemen. Bij voorgenomen beleidswijzigingen is heldere informatie aan
huurders over de inhoud, beweegredenen en gevolgen voor de huurders van cruciaal belang. Maar ook een actievere opstelling van de huurdersorganisaties en een positievere instelling ten opzichte van de mogelijkheden van het overleg zouden het resultaat kunnen verbeteren.’ Kloof verkleinen Samenwerking tussen corporaties en huurders kan er op papier goed uitzien maar in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zijn, omdat huurders per definitie minder goed zijn geïnformeerd dan de corporatie. Huurders, ook die van de Nieuwe Unie, hebben bijvoorbeeld weinig inzicht in de
Raamovereenkomst bruikbaar kader voor overleg financiële positie van de corporatie en de gevolgen daarvan voor het beleid. De onderzoekers wijzen op de mogelijkheid dat huurdersorganisaties meer gebruik zouden kunnen maken van externe ondersteuning, zoals het volgen van een cursus of advisering door specialisten, waarvoor in de raamovereenkomst middelen beschikbaar zijn gesteld. Voor het overbruggen van het verschil in professionaliteit tussen de corporatie en de huurders-
Publicatie De Nieuwe Unie wil de verworven kennis over de nieuwe gestructureerde overlegvorm graag overdragen aan andere corporaties en huurdersorganisaties. Van het onderzoek verschijnt binnenkort de publicatie Samenwerken aan wonen (OTBouwstenen 89) ISBN 90-407-2511-X. Te bestellen bij Delft University Press, fax (015) 2785706, e-mail:
[email protected].
organisaties hebben de onderzoekers de Nieuwe Unie een aantal suggesties aan de hand gedaan. Zo zou de corporatie actief moeten rekruteren om gemotiveerde bewoners aan tafel te krijgen. Ook een handboekje over de belangrijkste onderdelen uit de Raamovereenkomst zou de kloof kunnen verkleinen. ‘Afspraak is afspraak’ De basis voor goede communicatie is helderheid over de onderlinge verwachtingen. Wordt de huurder benaderd als klankbord of rekent de corporatie op meer betrokkenheid? De verwachtingen bij de huurders omtrent de mate van beïnvloeding komen nu niet overeen met de ruimte die hen door de corporatie geboden wordt. Een belangrijk uitgangspunt voor participatie is een goede onderlinge verstandhouding en wederzijds respect tussen de huurders en de verhuurder. Van der Pennen: ‘De corporatie moet laten blijken dat zij aan de mening en inzet van de huurders een belangrijke meerwaarde toekent. Huurders vertalen dat in het nakomen van afspraken door de corporatie maar communicatiestoornissen binnen de corporatie frustreren de doorwerking van afspraken met de huurders. Huurders hebben er tot op zekere hoogte begrip voor dat niet alle wensen kunnen worden gehonoreerd, maar er ontstaat onbegrip als redenen daarvoor niet duidelijk worden gemaakt. Ze hebben wat je noemt een “gezond wantrouwen”. Dat maakt de samenwerking tot een wankel evenwicht.’ De onderzoekers komen tot de slotsom dat de Raamovereenkomst een prima kader biedt voor de uitvoering van het overleg tussen de Nieuwe Unie en haar huurders. Van groot belang noemen de onderzoekers dat successen die huurdersorganisaties behalen door beide partijen goed voor het voetlicht gebracht moeten worden. Kruythoff: ‘Het is een belangrijke stimulans voor bewoners om vertrouwen te blijven houden in het nut van overleg.’
3
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 4
OTB
& omgeving
juli 2004
Nieuwe onderzoekssecties presenteren zich (2)
Naar een betere Vanaf 1 september 2003 zijn de onderzoekssecties GIS-technologie en Geo-informatie & Grondbeleid onderdeel van het Onderzoeksinstituut OTB. Met hun komst is ons onderzoeksterrein flink uitgebreid. In deze aflevering presenteert de sectie Geo-informatie & Grondbeleid zich. Willem Korthals Altes, hoogleraar en sectiecoördinator Geo-informatie & Grondbeleid en tevens directielid, vertelt over zijn sectie.
De beide secties waren voorheen onderdeel van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, afdeling Geodesie. Aanleiding voor de overgang naar het OTB was het besluit van het College van Bestuur van de TU Delft om de opleiding Geodesie op te heffen. Hierdoor verviel het bestaansrecht van een zelfstandige afdeling Geodesie. De overige secties van de voormalige afdeling zijn bij de faculteit Lucht- en Ruimtevaart ondergebracht. Kun je aangeven waar de sectie Geoinformatie & Grondbeleid zich zoal mee bezighoudt? Bij geo-informatie gaat het om het management van ruimtelijke informatie, waarbij informatievoorziening over vastgoed een grote rol speelt. Hoe kadasters, of beter gezegd grondadministraties, functioneren, is bijvoorbeeld een belangrijk thema binnen het onderzoek. Ook kijken we naar de `juritectuur’ van meervoudig ruimtegebruik: hoe kunnen de rechten bij meervoudig ruimtegebruik op een goede manier worden vormgegeven en hoe vertaalt dit zich weer in een 3D-kadaster? Bij het tweede thema staat grondbeleid centraal. Het gaat hier om de interventie van de overheid op de onroerendgoedmarkt. Er is aandacht voor grondbeleid en stedelijke vernieuwing, voor de wijze waarop de grondmarkt wordt gestructureerd en voor beleidsinstrumenten om geïntegreerde landschappen te ontwikkelen. Welke representatieve onderzoeken voeren jullie momenteel uit? Momenteel voert Daniëlle Groetelaers een onder-
zoek uit naar de instrumenten waarover gemeenten kunnen beschikken bij uitbreidingslocaties voor woningbouw. Zij verwacht op 12 oktober dit jaar hierop te kunnen promoveren. De laatste jaren is hier meer marktwerking en dit heeft belangrijke gevolgen voor de relaties tussen gemeenten en marktpartijen en de manier waarop zij samenwerken. Een ander representatief onderzoek is dat van Bastiaan van Loenen. Hij onderzoekt de manier waarop gratis beschikbare geo-informatie invloed heeft op het gebruik en de toepassing ervan. Dit is belangrijk voor overheden om keuzen te maken in hun informatiebeleid. Moeten zij een vergoeding vragen voor
Willem Korthals Altes: ‘Juist door combinatie van verschillende disciplines is ons sectieonderzoek uniek’ het gebruik van deze informatie? Of is het verstandiger om te zeggen dat deze informatie maar uit de kosten van deze overheidstaak betaald moet worden en dat het in het publiek belang is dat iedereen daar gebruik van moet kunnen maken. Wat vind je van de overgang van de sectie Geo-informatie & Grondbeleid naar het Onderzoeksinstituut OTB? De overgang biedt goede kansen voor samenwerking met zowel de bestaande OTB-secties, als de meeverhuisde sectie GIS-technologie.
Onderzoekers uit de sectie Geo-informatie & Grondbeleid en hun specialisme
4
Terry van Dijk: instrumentarium landelijk gebied Demetrio Muñoz Gielen: grondbeleid en herstructurering Johan de Greef: grondeconomie Daniëlle Groetelaers: gemeentelijk instrumentarium grondbeleid Aegidius Kap, Bastiaan van Loenen en Jaap Zevenbergen (themaleider): geo-informatievoorziening Bas Kok: internationale geo-informatievoorziening
Willem Korthals Altes: grondbeleid (teamleider) Ad van der Meer: informatievoorziening gemeentegrenzen Hendrik Ploeger: juritectuur van meervoudig ruimtegebruik Menno van der Veen: internationale vergelijking grootstedelijke projecten Herman de Wolff: instrumentarium grondbeleid Joop Gravesteijn: ondersteuning Elma Bast: secretaresse
Deze samenwerking krijgt al gestalte in diverse onderzoeksprojecten. Onze sectie heeft kennis van de grondmarkt, terwijl het Onderzoeksinstituut OTB heel sterk is op het terrein van de woningmarkt. Deze kennis vult elkaar goed aan. Bij het Onderzoeksinstituut OTB is ook kennis van stedelijk en regionaal beleid aanwezig. Bij het grondbeleid gaat het er om hoe dit beleid ingrijpt in het functioneren van markten. Verder werkt binnen het Onderzoeksinstituut OTB een aantal secties aan ruimtelijke analyse; geo-informatievoorziening speelt hierin een belangrijke rol en er liggen ook relaties met GIS-technologie. Behalve aan onderzoek besteden jullie ook veel tijd aan onderwijs. Kun je daar iets meer over vertellen? Op de korte termijn hebben wij de belangrijke opgave om het onderwijs te verzorgen aan geodesiestudenten die hun opleiding bij ons willen afmaken. Vanaf september 2004 hopen wij een bijdrage te leveren aan de opleiding Technische Bestuurskunde door onderwijs te geven aan studenten die zich willen specialiseren op het domein ruimte: het gebruik en de ontwikkeling. Vanaf september 2005 gaat mogelijk een masteropleiding van start op dit gebied. Overigens participeren wij ook samen met de Universiteit Utrecht, ITC en Wageningen in een masteropleiding in Geo-informatie (GIMA). Wat is het verschil tussen het onderzoek dat jullie verrichten en het geo-informatie- en grondbeleidonderzoek aan andere Nederlandse universiteiten? Onze sectie kent een sterk ingenieurskundige benadering. Ons onderzoek richt zich op het ont-
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 5
OTB
& omgeving
juli 2004
uitvoering van ruimtelijk beleid Onderzoeksprojecten sectie Geo-informatie & Grondbeleid 1 Geo-informatievoorziening Het gaat hier om de bestuurlijk-organisatorische en de bestuurlijk-juridische aspecten van Geo-informatie-infrastructuren (ook wel (geo)spatial data infrastructures), waarbij ook kennis en toepassingen van informatiekunde van groot belang zijn. Er wordt nauw samengewerkt met (delen van) het project Geo-information Services van de sectie GIS-technologie.
FOTO AXEL SMITS, OTB
2 Kadaster en vastgoedinformatie in Europa Om de informatievoorziening over percelen te verbeteren moet vooral de bestuurlijk-juridische inkadering op orde gebracht worden en de administratie van grondgebonden (overheids)processen worden bijgehouden. Zo kunnen geschikte en werkende instituties worden gecreëerd: good governance. Naast privaatrechtelijke eigendomsgegevens, met name via kadasters, gaat het steeds meer om vastlegging van publiekrechtelijke beperkingen. 3 Ordening grondmarkt en mogelijkheden grondbeleidsinstrumentarium Vragen die in dit project centraal staan: Hoe is de grondmarkt geordend? Hoe functioneert de grondmarkt binnen deze ordening? Hoe beïnvloeden de markt en de ordening het instrumentarium voor grondbeleid? Welke consequenties heeft dit voor sturingsconcepties in het ruimtelijk beleid?
wikkelen van instrumenten om een adequate geo-informatievoorziening te realiseren en instrumenten om het grondbeleid goed te kunnen uitvoeren. Daarbij combineren we benaderingen uit verschillende disciplines. Traditioneel is er een sterke juridische inbreng omdat eigendomsen gebruiksrechten op grond een belangrijke plaats innemen binnen ons onderzoek. Juist door combinatie van verschillende disciplines is het sectieonderzoek uniek. De verdere samenwerking binnen het Onderzoeksinstituut OTB biedt kansen om dit profiel nog verder te versterken. Hoe ziet jullie wetenschappelijke onderzoeksagenda voor de komende jaren eruit? Onze wetenschappelijke missie is drieledig. Ten eerste willen we kennis ontwikkelen om juridische, economische en organisatorische instrumenten te verbeteren voor interventies in de ruimtelijke ontwikkeling. Ten tweede willen we bijdragen aan de verbetering van organisatorische, juridische en informatie-gerelateerde condities en daarmee de gehele geo-informatiestructuur. Ten derde willen we een substantiële bijdrage leveren aan de kennis voor beleidsontwikkeling voor geo-informatievoorziening en grondbeleid. We participeren met ons hele onderzoeksprogramma in het Delft Centre for Sustainable Urban Areas, waarin ook een groot deel van de andere OTB-secties betrokken zijn. Binnen de Bsik-programma’s werken we mee aan ‘Vernieuwend ruimtegebruik’, ‘Systeeminnovatie bouwnijverheid’ en ‘Ruimte voor geo-informatie’. Deel 1 over de sectie GIS-technologie is te vinden in het eerste nummer van OTB & Omgeving (december 2003).
4 Juritectuur van het meervoudig ruimtegebruik Grond wordt niet meer uitsluitend gebruikt door één rechthebbende (of groep van rechthebbenden) voor wonen óf werken. De vraag is hoe men binnen deze complexe verhoudingen een hecht, duurzaam juridisch bouwwerk tot stand brengt. Een oplossing die werkt bij het traditionele, twee-dimensionale grondgebruik geeft niet automatisch een pasklaar antwoord op de wensen en eisen bij meerdimensionaal grondgebruik. 5 Grondbeleid en stedelijke herstructuring De beoogde voortgang van de herstructurering van bestaande stedelijke gebieden blijft achter bij de verwachtingen. Dit komt onder andere door tekortkomingen in lokale procedures. Door een slimmere inzet, aanpassing of vernieuwing van het bestuurlijk instrumentarium om herstructurering te kunnen afdwingen of door een derde te laten uitvoeren, kunnen deze tekortkomingen worden aangepakt. 6 Verweving instrumenten voor rode en groene ruimtelijke planning In dit thema worden de mogelijkheden onderzocht om grondbeleidsinstrumenten (zowel van rode als groene origine) in te zetten om geïntegreerde landschappen te ontwikkelen.
Startconferentie Corpovenista
Op 2 juni jl. vond de landelijke startconferentie Corpovenista over stedelijke herstructurering plaats. De KEI-file Corpovenista werd die middag onthuld waarop de laatste informatie over de Corpovenista-onderzoeken te vinden is (www.kei-centrum.nl/corpovenista). Op deze site is tevens een verslag van deze conferentie terug te lezen. (FOTO: AXEL SMITS, OTB)
5
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 6
OTB
& omgeving
juli 2004
Aantonen noodzaak is eerste stap
Territoriale dimensie Europees beleid ligt gevoelig Steeds meer wordt ook de Europese Unie een aandachtsveld voor ruimtelijke planners. Hoewel er formeel geen sprake is van Europees ruimtelijk ordeningsbeleid, proberen EU-ministers verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening nadrukkelijk een territoriale dimensie toe te voegen aan het bestaande beleid.
Sinds 1989, toen de eerste informele bijeenkomst plaatsvond van de EU-ministers die verantwoordelijk zijn voor de ruimtelijke ordening, trachten ruimtelijke planners het beleid van de Europese Unie te ‘verruimtelijken’. Belangrijke redenen hiervoor zijn het effectiever en efficiënter maken van bestaand Europees sectorbeleid en het aanpakken van problemen in ruimtelijk samenhangende gebieden die de nationale grenzen overschrijden, zoals kustzones, stroomgebieden, bergketens en dicht verstedelijkte gebieden. De Nota Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (EROP) met een aanzet tot beleid, is het belangrijkste wapenfeit tot nog toe. Strategiebepaling Het toevoegen van een territoriale dimensie aan bestaand EU-beleid is bepaald geen eenvoudig proces. De politieke gevoeligheden liggen hoog opgestapeld. Direct ingrijpen in het territorium van een lidstaat valt bijvoorbeeld duidelijk in de categorie ‘niet’. Bij het toevoegen van een ruimtelijke dimensie aan Europees beleid draait het daarom vooral om strategiebepaling, het aantonen van de noodzaak en het hanteerbaar maken van die dimensie. Het is in dit verband dat het Onderzoeksinstituut OTB verschillende onderzoeksprojecten heeft uitgevoerd in opdracht van zowel de Europese Commissie als het Directoraat-Generaal Ruimte (DG Ruimte) van het ministerie van VROM. Zo is het OTB in de periode 1998 tot 2002 opgetreden als belangrijkste partij voor de Interreg IIC-projecten EURBANET en CORRIDESIGN over respectievelijk polycentrische regio’s en transnationale ontwikkelingscorridors in Noordwest-Europa. Sinds eind 2002 participeert het OTB onder het zogenaamde European Spatial Planning Observation Network (ESPON) in twee projecten die zich richten op mogelijkheden voor polycentrische ontwikkeling en stad-landrelaties in Europa. Tevens wordt door OTB’er Bas Waterhout promotieonderzoek uitgevoerd dat de belangrijkste drijfveren en mechanismen binnen dit verruimtelijkingsproces in beeld brengt.
Zeldzaam voorbeeld van een transnationale visie mét kaartbeelden: de ‘NWMA Spatial Vision’.
Territoriale cohesie Recentelijk heeft het OTB ter voorbereiding op het Nederlandse EU-voorzitterschap voor DG Ruimte twee projecten afgerond die beide gericht waren op het ontwikkelen van een uitvoeringsstrategie. In samenwerking met Ad van Delft en Marie-José Zondag van ECORYS-NEI (een onderzoeks- en consultancybureau dat zich richt op toegepast economisch onderzoek) hebben Wil Zonneveld en Bas Waterhout een eerste aanzet gedaan tot het handen en voeten geven aan het concept territoriale cohesie. Dit concept wordt zeer waarschijnlijk een nieuw artikel in de Europese Grondwet. Er bestaan echter nog maar weinig uitgewerkte ideeën over wat territoriaal cohesiebeleid eigenlijk inhoudt. Het ministerie wil het Nederlands voorzitterschap gebruiken om hier meer duidelijkheid over te krijgen. De tweede recent uitgevoerde opdracht voor DG Ruimte betreft het ontwikkelen van een uitvoeringsstrategie in de vorm van ‘wenken’ voor het opstellen van transnationale ruimtelijke visies. Deze wenken zijn gebaseerd op een analyse van vijf transnationale ruimtelijke visies. Naast het EROP zijn onderzocht: de NWMA Spatial Vision, die betrekking heeft op Noordwest-Europa; NorVision die betrekking heeft op het gebied rond de Noordzee; Vision Planet, die betrekking heeft op een uitgestrekt gebied dat loopt van Duitsland via de Balkan naar Griekenland en ten slot-
Nederlands voorzitterschap EU moet duidelijkheid brengen
6
te VASAB die betrekking heeft op het gebied rond de Oostzee. De uitvoeringsstrategie is onderverdeeld in inhoudelijke en procedurele wenken en wenken voor het werken aan een nieuwe Europese Territoriale Strategie. In het onderzoek wordt voorgesteld een onderscheid te maken tussen enerzijds brede transnationaliteit (ruimtelijke thema’s die in alle betrokken landen spelen) waarover bijvoorbeeld voorbeeldprojecten kunnen worden uitgewisseld en anderzijds smalle transnationaliteit dat ruimtelijke thema’s betreft die alleen door middel van samenwerking tussen landen aangepakt kunnen worden. In tegenstelling tot wat veel visies proberen, namelijk het met elkaar verbinden van allerlei ruimtelijke thema’s, lijkt het daarom verstandiger om te kiezen voor een selectieve aanpak, waarbij strategieën worden ontwikkeld voor slechts enkele ruimtelijke thema’s die er echt toe doen. Een dergelijke aanpak maakt het ook eenvoudiger om de geadresseerden beter en intensiever bij het visievormingsproces te betrekken, wat de kans op doorwerking en meerwaarde verhoogt. De opdrachten voor DG Ruimte zijn uitgevoerd door Wil Zonneveld en Bas Waterhout. Met hun collega’s Dominic Stead en Evert Meijers werken zij aan bovengenoemde ESPON-projecten die beide worden uitgevoerd in een internationaal samenwerkingsverband. Relevante websites: http://www.espon.lu en http://europa.eu.int/comm/regional_policy.
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 7
OTB
& omgeving
juli 2004
OTB-CURSUSSEN 2004 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties Data: 30 sept./1 okt. en 4/5 nov. 2004 Locatie: Conferentiecentrum Kaap Doorn, Doorn Kosten voor deelname: € 1.900,-, excl. overnachting
stellen. Het Onderzoeksinstituut OTB werkt aan de Gezondheidstoets Wonen, waarmee zowel de woningkenmerken als de woonsituatie en het bewonersgedrag geëvalueerd worden. De Gezondheidstoets Wonen geeft per vertrek van de woning een oordeel over gezondheidsrisico’s. Deze kunnen veroorzaakt Strategisch woningvoorraadbeleid staat in het midworden door de geringe luchtkwaliteit, door geluiddelpunt van de belangstelling. Corporaties zien zich hinder, door vocht en tocht en kou, door vervuiling geplaatst voor omvangrijke investeringen in de huidi- van het drinkwater, maar ook door gebrek aan privage woningvoorraad, terwijl zij onder meer te maken cy, onveiligheid of door te weinig daglicht. Het gehebben met een groeiende concurrentie van de bruik van aanwezige voorzieningen en de bewonerskoopsector en van nieuwbouw, met klanten die om dichtheid en de leefstijl bepalen of de woningkeneen hogere kwaliteit vragen, en met financiële en or- merken wel of geen invloed hebben op het gezondganisatorische randvoorwaarden. Al deze ontwikkeheidsrisico. Bij de totstandkoming van de Gezondlingen hebben consequenties voor het strategisch heidstoets Wonen zijn onder meer het samenwervoorraadbeleid van de corporatie. De cursus gaat uit- kingverband Corpovenista, de Woonbond en SBR bevoerig in op de producten van de beleidsontwikketrokken. ling, zoals: complexplannen, wijkvisies, huurbeleidsIn het najaar zal een pilotversie van de Gezondheidsplannen, het strategisch voorraadbeleidsplan en de toets Wonen beschikbaar zijn. Dit is aanleiding om beheerplannen. Tevens komt het proces waarmee het een tweedaagse cursus op te zetten. In de cursus beleid tot ontwikkeling komt aan de orde en wordt komen aan de orde: aandacht besteed aan de samenhang tussen beleids- ● de achtergronden van gezondheidsrisico’s van het wonen ontwikkeling, informatievoorziening en de rol van de automatisering. Er wordt ruimschoots ingegaan op de ● de relatie tussen woningkenmerken en bewonersgedrag implementatie van het voorraadbeleid binnen en bui● interview en opname, gericht op het evalueren van ten de organisatie. De rode draad van de cursus de woning en het gebruik wordt gevormd door het ‘stappenplan strategisch ● communicatie met bewoners over gezond wonen voorraadbeleid’ van het Onderzoeksinstituut OTB. In ● inpassing van gezondheidstoetsing bij klachtenbedeze vierdaagse cursus komen echter ook andere heer, mutaties, onderhoud en verbetering. methoden voor het voorraadbeleid aan de orde. ● Toepassing van onderdelen van de toets in een praktijksituatie is onderdeel van deze cursus. 2-daagse cursus Gezondheidstoets Wonen Periode: najaar 2004 4-daagse cursus Herstructurering van Locatie: nog onbekend naoorlogse woonwijken Richtprijs: circa € 950,Periode: 14/15 oktober en 18/19 november 2004 Inzicht in de belangrijkste gezondheidsrisico’s van de Locatie: De Reehorst, Ede Kosten voor deelname: € 1.900,-, excl. overnachting woning kan ertoe bijdragen dat bij het dagelijks gebruik, bij beheer en verbetering meer kansen worden benut om gezond wonen te bevorderen. Van verschil- Na de Tweede Wereldoorlog zijn overal in Nederland lende kanten wordt aan instrumenten gewerkt waar- grootschalige woonwijken uit de grond gestampt. Niet altijd voldoet deze oude woningvoorraad nog mee inspecteurs de gezondheidsstatus kunnen vast-
langer aan de wensen van de moderne woonconsument. Herstructurering moet resulteren in nieuwe en meer diverse woonmilieus. Ook op rijksniveau is de aandacht voor de naoorlogse wijken terug van weggeweest. Het is nu zaak om op lokaal niveau een visie te ontwikkelen voor de toekomst van deze wijken, maar: hoe geef je beheer en herstructurering feitelijk gestalte? Hoe stel je de juiste diagnose? Welke oplossingen zijn er? Hoe stel je een concreet actieplan op en welke rol spelen bewoners daarbij? Hoe kan dit alles worden gefinancierd en uitgevoerd? Deze en andere vragen komen aan de orde in deze cursus.
INFORMATIE EN AANMELDING Ongeveer drie maanden voor aanvang van een cursus is uitvoerige informatie over het programma en de sprekers beschikbaar. Mocht u een specifieke programmafolder toegestuurd willen krijgen, stuurt u dan een e-mail aan Angélique Dersjant:
[email protected]. Voor meer informatie over één of meer van de genoemde cursussen of voor inlichtingen omtrent specifieke incompanytrainingen, kunt u zich ook wenden tot het secretariaat van het Onderzoeksinstituut OTB, tel. (015) 278 30 05,
[email protected]. Ook kunt u kijken op onze website www.otb.tudelft.nl Natuurlijk kunt u voor het aanvragen van informatie eveneens gebruikmaken van de invulstrook.
Ik wil graag meer informatie over: 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties
(30 september/1 oktober en 4/5 november 2004) 2-daagse cursus Gezondheidstoets Wonen (najaar 2004) 4-daagse cursus Herstructurering van naoorlogse woonwijken (14/15 oktober en 18/19 november 2004)
Ik wil graag op de verzendlijst komen van OTB & Omgeving Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-cursussen en -studiedagen Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-publicaties
(alleen mogelijk per e-mail) Naam :
....................................................................................................................
Instelling :
....................................................................................................................
Afdeling/dienst :
....................................................................................................................
Soort instelling/organisatie :
....................................................................................................................
Adres :
....................................................................................................................
Postcode/Plaats :
....................................................................................................................
E-mail :
....................................................................................................................
U kunt dit strookje faxen of in een ongefrankeerde enveloppe sturen aan: Technische Universiteit Delft Onderzoeksinstituut OTB Afdeling Voorlichting en Publiciteit t.a.v. Angélique Dersjant Antwoordnummer 10178 2600 VB Delft fax (015) 278 44 22
7
OTB2004 O&O-02 C
24-06-2004
16:25
Pagina 8
OTB
NIEUWE MEDEWERKERS GIS-technologie Ir. Friso Penninga is gestart met promotieonderzoek binnen het Delft Centre for Sustainable Urban Areas. Hij gaat het steeds complexer wordende 3D-ruimtegebruik in een model brengen. Duurzaam Woningvoorraadbeleid en Kwaliteitszorg Drs. Henk-Jan van Mossel is in dienst getreden als promovendus op het gebied van prestatiegericht samenwerken bij technisch beheer door woningcorporaties. Ir. Jan-Willem Smid zal behalve aan twee Europese projecten werken aan een proefschrift over de integratie van duurzaamheid (in het bijzonder energiebesparing) in het strategisch voorraadbeleid van corporaties. Drs. Linda Leber is werkzaam als onderzoeker
strategisch woningvoorraadbeleid. Linda zal zich binnen het programma Vernieuwend Ruimtegebruik richten op ‘strategisch voorraadbeleid en huisvesting voor ouderen’. Tevens zal zij voor een deel contractonderzoek doen. Stedelijke Vernieuwing en Wonen Drs. Martijn Arnoldus werkt aan de afronding van zijn proefschrift over creatieve steden, het project Woontypologie van het ministerie van VROM. Daarna zal hij zich gaan bezighouden met het thema ‘Cultuur, wonen en stedelijke ontwikkeling’. Martijn is tevens redacteur van het vaktijdschrift Rooilijn. Ir. Maaike Muller zal binnen het samenwerkingsverband Corpovenista een promotieonderzoek uitvoeren naar de organisa-
& omgeving
juli 2004
Colofon tie en besluitvorming van stedelijke vernieuwing. Socioloog drs. Janneke van Bemmel voert in nauwe samenwerking met Maaike Muller binnen Corpovenista een promotieonderzoek uit, eveneens gericht op de organisatie en besluitvorming van stedelijke vernieuwing. Sociaal-geograaf dr. Maarten van Ham gaat werken aan een onderzoek naar woonkeuzes en aan een onderzoek naar dynamiek in wijken. Geo-informatie en Grondbeleid De komende vier jaar zal mr. drs. Menno van der Veen promotieonderzoek doen naar de invloed van rechtsystemen op de totstandkoming van grootstedelijke vernieuwingsprojecten. Drs. Demetrio Muñoz Gielen is gestart met pro-
motieonderzoek naar het strategischer inzetten van bestemmingsplannen in onderhandelingen tussen gemeenten en marktpartijen. Hoogleraar Per 1 april is Frans Dieleman, hoogleraar Methoden en Technieken van systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling werkzaam bij ons instituut. Hij is in dienst van de Faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). Frans Dieleman is afkomstig van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Methodologie & Informatica Koen Mulderij is de helpdesk van de sectie Methodologie & Informatica komen versterken.
OTB-internetsite in nieuw jasje Op 13 mei 2004 is de nieuwe OTB-internetsite gelanceerd. Deze website heeft een nieuwe, overzichtelijke vormgeving en diverse interactieve mogelijkheden. Zo kunt u vanaf deze site diverse onderzoeksrapporten en presentaties van OTB-studiedagen downloaden. Ook kunt u via deze website digitaal informatie opvragen en u digitaal aanmelden voor onze cursussen en studiedagen. Kortom, een site met veel meer mogelijkheden waarmee we u nog beter en uitgebreider op de hoogte kunnen houden van al onze activiteiten. Neem eens een kijkje op www.otb.tudelft.nl
Jaarverslag 2003 beschikbaar Het jaarverslag van het Onderzoeksinstituut OTB over het jaar 2003 is klaar. Het verslag geeft een overzicht van een gedenkwaardig jaar van het instituut waarin veel is gebeurd. U kunt onder andere lezen over de directeurswisseling, de fusie met twee voormalige Geodesiesecties, de toekenning van onderzoeksgelden in het Bsik-programma, een geslaagde visitatie, de start van drie nieuwe onderzoeksprogramma’s en de verhuizing naar de Jaffalaan 9. U kunt het verslag downloaden van onze internetsite www.otb.tudelft.nl of aanvragen via de mailbox van het OTB:
[email protected]
OTB & Omgeving is een kwartaaluitgave van het Onderzoeksinstituut OTB Onderzoeksinstituut OTB Jaffalaan 9 2628 BX Delft Tel. (015) 2783005 e-mail:
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl Redactie Peter Boelhouwer, Dirk Dubbeling, Caroline Faber, Esther Philipsen en Eveline Vogels Vormgeving Ontwerpburo Cyril Strijdonk, Gaanderen Druk Nivo, Delft
Onderzoeksinstituut OTB Het Onderzoeksinstituut OTB is onderdeel van de TU Delft en bestaat sinds 1985. Het is gespecialiseerd in onafhankelijk onderzoek op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde omgeving. Er werken ongeveer honderd mensen, waaronder planologen, sociaal-geografen, bouwkundigen, economen, geodeten, bestuurskundigen en woonecologen. De directie bestaat uit Peter Boelhouwer (wetenschappelijk directeur) en Willem Korthals Altes (directeur). De onderzoekers zijn verdeeld over zeven secties: ●
Duurzaam Woningvoorraadbeleid en Kwaliteitszorg (coördinator Henk Visscher) ● Geo-informatie en Grondbeleid (coördinator Willem Korthals Altes) ● GIS-technologie (coördinator Peter van Oosterom) ● Stedelijke en Regionale Ontwikkeling (coördinator Kees Maat) ● Stedelijke Vernieuwing en Wonen (coördinator André Ouwehand) ● Vervoer en Infrastructuur (coördinator Yvonne Bontekoning) ● Volkshuisvestingbeleid en Woningmarkt (coördinator Harry van der Heijden). Daarnaast is er een ondersteunende sectie Methodologie en Informatica (coördinator Henny Coolen).