VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL SIM-SIM
Locatie Plaats Registratienummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling rapport
VVE‐rapport 13060
: : : : : :
Sim-Sim Ede 3045252 13060 07-10-2010 15-12-2010
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
1 van 7
1. INLEIDING
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In
dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: De voorwaarden van VVE De ouders De kwaliteit van de educatie Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden Het pedagogisch klimaat Het educatief handelen De ontwikkeling, zorg en begeleiding De kwaliteitszorg De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool De resultaten van VVE
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.
Opbouw van het rapport Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen (indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.
Groepsinformatie peutergroepen: Aantal peuters in groep a: 16, waarvan 16 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep b: 16, waarvan 13 doelgroeppeuters
VVE‐rapport 13060
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
2 van 7
2. HET TOTAALBEELD Op de peuterspeelzaal Sim-Sim is een grote doelgroep VVE-peuters en er wordt gewerkt met Piramide. De leidsters zijn enthousiast en weten van elk thema een leuk project te maken en de ouders er bij te betrekken. Er is nog een aantal punten waarop de speelzaal zich verder kan ontwikkelen. Na de beoordeling is een toelichting beschreven over de ontwikkelpunten. De inspectie verwacht dat er na alle komende verschuivingen van personeel, ruimte is om verder uit te groeien tot een stabiele organisatie waar kinderen een taalrijke omgeving wordt geboden.
3. BEOORDELING KWALITEITSASPECTEN EN TOELICHTING ALS DIT NODIG IS A CONDITIES A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst A1 Een integraal VVE-programma A1.1 Naam/namen van programma(s) A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") A4 Voldoende VVE-tijd A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per week) A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd voor VVE? A5 Kwaliteit beroepskrachten A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het vveprogramma) A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan
Sim-Sim 3 3 Piramide 3 3 3 3 2,5 jaar 3 3 2 3
Momenteel zijn er twee leidsters met een diploma werkzaam op de groep en is er een assistent-leidster. Van de twee gediplomeerde leidsters heeft er maar één de Piramidetraining gevolgd, de andere is hier niet in geschoold (A5.4). B OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd B3 Intake B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voorschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind B7 Rekening houden met de thuistaal
VVE‐rapport 13060
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
Sim-Sim 2 3 3 2 3 2 3
3 van 7
Het ouderbeleid kan verder ontwikkeld worden. Er mist een duidelijke analyse van de ouderpopulatie en de ouders zijn onvoldoende op de hoogte van wat er van hen wordt verwacht. De ouders zijn zich in het algemeen nog te weinig bewust van het belang van VVE en wat dat betekent voor de bijdrage die zij zelf kunnen leveren. Aandachtspunt is de inlooptijd van ongeveer een uur, waardoor de leidsters niet tijdig met het programma kunnen starten (B1). Dit neemt niet weg dat de peuterspeelzaal verschillende activiteiten onderneemt om de ouders te betrekken en hen te stimuleren om thuis activiteiten uit te voeren. Zo is er een nieuwsbrief waarin aandacht is voor het lopende thema met onder andere liedjes en woorden die gebruikt worden op de speelzaal. Dit zou nog uitgebreid kunnen worden, door ouders boeken en spelmateriaal mee te geven. De peuterspeelzaal heeft nog geen zicht in hoeverre ouders thuis taalactiviteiten uitvoeren. De norm die de inspectie hanteert is 60% (B4). Ouders komen vaak mee naar de speelzaal als er afsluitingen van een project zijn of op koffieochtenden. De opkomst is goed en ouders ervaren de activiteiten als prettig (B5). De toetsgegevens worden vanaf drie jaar, indien gewenst, besproken met de ouders. De ouders geven aan dat de leidsters goed uitleggen dat het een momentopname is en dat het bedoeld is als “eye-opener” voor de leidsters zodat zij weten wat nog verder ontwikkeld moet worden. Er is nog geen structureel overleg (twee keer per jaar) met de ouders over de ontwikkeling van hun kind (B6). C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE (= PROCESKWALITEIT) C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters is respectvol C2.2 De leidsters hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen C2.4 De leidsters tonen respect voor de autonomie van het kind C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taaluitlokkend C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen C3.4 De leidsters stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
VVE‐rapport 13060
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
Sim-Sim 3 3 2 2 3 3 3 2 2 2 2 2 3 3 3 2
4 van 7
De leidsters werken aan de hand van een jaarplanning en zij werken de thema’s van het programma Piramide globaal uit. De thema’s duren twee weken en daarna is er een vrije week. De taalontwikkeling, waaronder spreken en woordenschat, kan in de planning meer expliciet worden aangegeven, bijvoorbeeld welke woorden op welk moment aan wie worden aangeboden (C1.3). Ontwikkelpunt is ook om het aanbod voor de woordenschat af te stemmen op het ontwikkelingsniveau van de peuters. Het aanbod houdt nu te weinig rekening met startende en oudere peuters en met taalvaardige en minder taalvaardige kinderen (C1.4). Het pedagogisch handelen van de leidsters is zonder meer respectvol (C2.1). In het handelen van de leidsters zijn er echter mogelijkheden om de autonomie van de peuters te vergroten (C2.4), met name door de kinderen keuzemogelijkheden voor te leggen (bijvoorbeeld zelf werkjes kiezen en weer opbergen), de zelfstandigheid te stimuleren (bijvoorbeeld de jas ophalen en speelmateriaal in elkaar zetten), en door meer te benoemen en te bespreken wat de kinderen doen. Een andere mogelijkheid om de zelfstandigheid te bevorderen is door meer duidelijkheid aan te brengen in de dagindeling en de volgorde van de activiteiten, bijvoorbeeld door middel van zichtbaarheid van de dagritmekaarten en de activiteiten spelen en werken te onderscheiden. De leidsters richten de ruimte in naar het thema. Tijdens het bezoek was de huishoek ingericht als museum met eigen gemaakte kunst. De aankleding van de ruimte kan verbeteren door kasten te ‘labelen’ en meer gebruik te maken van woorden en picto’s (C2.5). In het educatief handelen van de leidsters zijn er naast positieve punten ook ontwikkelpunten. Momenteel zijn er drie leidsters op de groep. De leidsters hebben een taakverdeling (mondeling afgesproken). Er ontbreekt een planning van taken voor de leidsters op papier. Om bewust te zijn van de taak, kan een schriftelijke vastlegging een houvast vormen voor de leidsters. De planning en doelen kunnen dan geëvalueerd worden. De grondslag hiervoor vormt de informatie over de observaties en vorderingen van elk kind. Hierover wordt wel gesproken door de leidsters, maar niet centraal opgeslagen. Ontwikkelpunt is om deze afspraken en herzieningen in de planning ook vast te leggen, zodat deze inzichtelijk is op de locatie en voor collega’s (C3.1). Het werken in verschillende kringen (grote, kleine, individuele) is nog geen gemeengoed. De tutor is momenteel niet werkzaam in de groep en de andere leidsters kunnen deze taak niet overnemen. Hierdoor zijn de activiteiten te weinig gericht op de taalontwikkeling (C3.2). De leidsters mogen meer zichtbaar inspelen op de voorkennis en de interesses van de peuters. De leidsters kunnen de interactie tussen kinderen bevorderen door open vragen te stellen en door in te gaan op de vragen van de kinderen (C3.3). De activiteiten worden overwegend op één niveau aan de kinderen aangeboden. Daar waar kinderen verder zijn dan de aangeboden spelmogelijkheden, kunnen de leidsters hierop inspelen door de mogelijkheden af te stemmen op het ontwikkelingsniveau (moeilijkere opdrachten aanbieden). Daar waar kinderen de activiteiten nog niet kunnen uitvoeren of de opdracht nog niet begrijpen mag het niveau naar beneden bijgesteld worden (C3.7). D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg
VVE‐rapport 13060
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
Sim-Sim 2 2 2
5 van 7
D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
3 3 2
De leidsters hebben in de periode dat de tutor op de groep werkte (tot de zomer) alle toetsen conform de afspraken afgenomen en verwerkt. Momenteel is er geen tijd meer voor activiteiten in kleine groepjes of voor individuele instructie, omdat er geen tweede ervaren VVE-leidster is en een derde leidster als tutor in de groep werkzaam is. Ook het observeren van de kinderen en het afnemen van toetsen komen hierdoor in het gedrang. Normaal gesproken wordt vanaf de leeftijd van drie jaar begonnen met voortgangstoetsen, observaties en tutoring volgens de systematiek van Piramide (D1.1). Ontwikkelpunt is om preventieve en remediërende activiteiten te onderscheiden en om bij de begeleiding expliciet aandacht te besteden aan de gewenste extra activiteiten voor de hele groep, voor subgroepen en voor individuele kinderen (D1.2). Indien nodig schakelen de leidsters ondersteuning in van externe instanties of geven advies aan ouders om zelf hulp in te schakelen. Aandachtspunt is om gesprekken en afspraken met ouders en de evaluatie van de verleende hulp, vast te leggen (D1.3). De inspectie heeft zich een onvoldoende beeld kunnen vormen of de ontwikkeling wordt gevolgd van kinderen die externe hulp krijgen (D2.3). E Kwaliteitszorg binnen de voor- c.q. vroegschool E1 Er is VVE-coördinatie in de voorschool E2 De voorschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig E3 De voorschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen E4 De voorschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit E5 De voorschool borgt de kwaliteit van haar educatie
Sim-Sim 3 2 2 3
De kwaliteitszorgsystematiek vanuit Welstede (HKZ) voorziet niet in een structurele evaluatie van de kwaliteit van VVE. Uit de gesprekken met de leidsters komt naar voren dat de thema’s geëvalueerd worden en dat zij de aantekeningen bewaren. Het is niet inzichtelijk wat deze verbetermaatregelen zijn (E2 en E4). Het evalueren van de opbrengsten wordt niet beoordeeld omdat de voorschool zelf nog geen beoogde opbrengsten voor VVE geformuleerd heeft (E3). F Doorgaande lijn F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool F3 De voorschool zorgt voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
VVE‐rapport 13060
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
Sim-Sim -
6 van 7
De voorschool vormt geen koppel met een vroegschool. Daarom is dit onderdeel niet beoordeeld (F). G OPBRENGSTEN VAN VVE G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau
Peuterspeelzaal Sim-Sim -
De inspectie doet geen uitspraken over de resultaten wanneer er op gemeentelijk niveau nog geen afspraken gemaakt zijn over de opbrengst van VVE (G1 en G2).
4. VERVOLGAFSPRAKEN Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.
VVE‐rapport 13060
Onderzoeksdatum: 07‐10‐2010
7 van 7