Luchtkwaliteitsplan
Definitief
In opdracht van
Gemeente Best Raadhuisplein 1 Postbus 50 5680 AB Best 0499 360911
Projectleider
Edith van Beek
Opgesteld in samenwerking met
SRE Milieudienst Keizer Karel V Singel 8 Postbus 435 5600 AK Eindhoven 040 2594604
Auteur
Helma Smolders
Projectnummer
458499
Datum
2 juli 2009
Status
definitief
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 1 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 2 van 61
Inhoudsopgave 1. Wat willen we bereiken? 1.1. Inleiding 1.2. Betere luchtkwaliteit in Best 1.3. AMvB gevoelige bestemmingen 1.4. Concrete doelstellingen 1.5. Inspraakprocedure
5 5 5 6 6 7
2. Hoe staan we ervoor?
8
3. Wat gaan we doen? 3.1. Inleiding 3.2. Gemeentelijke organisatie 3.3. Verkeersmaatregelen 3.4. Stimuleren van het fietsgebruik 3.5. Stimuleren van het openbaar vervoer 3.6. Bedrijven 3.7. Ruimtelijke plannen 3.8. Groen 3.9. Binnenmilieu 3.10. Communicatie
9 9 9 11 12 13 13 14 14 15 15
4. Wat levert het op? 4.1. Inleiding 4.2. Gemeentelijke organisatie 4.3. Verkeersmaatregelen 4.4. Stimuleren van het fietsgebruik 4.5. Stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer 4.6. Bedrijven 4.7. Ruimtelijke plannen 4.8. Groen 4.9. Binnenmilieu 4.10. Communicatie
17 17 17 18 19 19 19 20 20 20 20
5. Hoe ondersteunt de provincie ons? 5.1. Provinciale subsidieregeling 5.2. Subsidieregeling deel A 5.3. Subsidieregeling deel B1 5.4. Subsidieregeling deel B2
21 21 21 22 23
6. Hoe gaan we verder?
24
Bijlagen Bijlage 1 Maatregelen: doelstellingen, acties en indicatoren Bijlage 2 Maatregelen: planning, kosten en uitvoering Bijlage 3 Wagenparkscan Bijlage 4 Stappenplan milieuvergunningverlening bedrijven Bijlage 5 Stappenplan procedures ruimtelijke plannen Bijlage 6 Effectiviteit van groenvoorzieningen Bijlage 7 SOLVE Maatregelenmix Bijlage 8 Afstandslijnen Luchtkwaliteit A2/A58 ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 3 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 4 van 61
1.
1.1.
Wat willen we bereiken?
Inleiding
Schone lucht is een belangrijke voorwaarde voor een gezond leefmilieu. Wanneer de lucht niet schoon is, kan dit leiden tot gezondheidsklachten, vooral bij risicogroepen zoals patiënten met aandoeningen aan de luchtwegen, ouderen, kinderen en mensen die zwaar lichamelijk werk verrichten in de buitenlucht. Sommige gezondheidseffecten treden op nadat iemand kort is blootgesteld aan hoge concentraties. Deze acute effecten van luchtverontreiniging zijn meestal omkeerbaar. Dat betekent dat de gezondheidseffecten verdwijnen zodra de luchtverontreiniging afneemt. Het langdurig inademen van relatief lagere concentraties luchtverontreinigende stoffen kan leiden tot chronische gezondheidseffecten. Het is moeilijk aan te geven in hoeverre mensen (eerder) ziek worden of (eerder) overlijden ten gevolge van luchtverontreiniging. Mogelijk overlijden in Nederland 12.000 tot 24.000 personen vervroegd ten gevolge van een chronische blootstelling aan fijn stof. Vanwege de ernstige gezondheidsrisico’s wordt zowel op Europees als landelijk niveau hoge prioriteit gegeven aan het terugdringen van schadelijke luchtverontreiniging. Deze hoge prioriteit heeft geleid tot strenge Europese wet- en regelgeving ten aanzien van luchtkwaliteit. In Nederland worden de Europese regels strikt toegepast waarbij een link is gelegd met de ruimtelijke ordening. Dit leidde de afgelopen jaren tot het stilleggen van een groot aantal bouwprojecten voor onder andere nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen. De ontwikkelingen op het gebied van regelgeving bieden inmiddels wat meer ruimte. Daarbij is rekening gehouden met maatregelen die zowel op nationaal, provinciaal, regionaal als lokaal niveau worden getroffen.
1.2.
Betere luchtkwaliteit in Best
Op 29 september 2005 heeft onze gemeenteraad een themabijeenkomst over lucht en geluid georganiseerd. De aanleiding hiervoor waren de veel gehoorde klachten van inwoners van Best over geluidoverlast en een slechte luchtkwaliteit. Tevens ondervond de gemeenteraad dat de slechte luchtkwaliteit gevolgen had voor ruimtelijke ordeningsplannen. Tijdens de themabijeenkomst hebben inwoners van Best, belangstellenden, deskundigen op het gebied van geluid en luchtkwaliteit en de gemeenteraad informatie uitgewisseld over knelpunten, oorzaken en mogelijke maatregelen. De gesignaleerde knelpunten zijn opgenomen in de “Startnotitie Luchtkwaliteit en geluid” van januari 2006. Als knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit noemen we: • Gezondheidsproblemen door slechte luchtkwaliteit; • Beperkingen ruimtelijke ordeningsplannen door overschrijding normen luchtkwaliteit. Gesteld is dat de verbetering van de luchtkwaliteit op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau dient te worden aangepakt. Op regionaal, nationaal en internationaal niveau is grote aandacht voor de aanpak van luchtverontreiniging. We stellen voor om ook op lokaal niveau de nodige maatregelen te nemen en zo een (bescheiden) bijdrage te leveren aan een betere luchtkwaliteit. Onze gemeenteraad heeft de startnotitie vastgesteld en ons college van Burgemeester en Wethouders verzocht de daarin opgenomen knelpunten te analyseren en mogelijke oplossingsrichtingen ter besluitvorming aan de raad voor te leggen. Het college heeft daarop besloten een luchtkwaliteitsplan op te stellen, waarin maatregelen tot verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgewerkt. Daarnaast moet het plan een beleidsstuk zijn, waarmee planprocedures voor ruimtelijke ontwikkelingen soepeler kunnen worden doorlopen. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 5 van 61
Het doel van het opstellen van een luchtkwaliteitsplan is het ontwikkelen en uitvoeren van en communiceren over maatregelen. Dit heeft tot gevolg dat de luchtkwaliteit op leefniveau (een locatie waar burgers zich gedurende enige tijd kunnen bevinden) verbetert en blijft voldoen aan de grenswaarden, zoals gesteld in de Wet luchtkwaliteit. De maatregelen leiden tot een positief effect op de gezondheid van en bewustwording bij de Bestse burgers en zorgen ervoor dat de noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van wonen en werken kunnen doorgaan.
1.3.
AMvB gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen milieubeheer (AMvB) in werking getreden. Daarin is onder meer aangegeven dat luchtkwaliteitonderzoek noodzakelijk is indien gevoelige bestemmingen gebouwd worden binnen 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen genoemde onderzoekszones. Gevoelige bestemmingen zijn in elk geval de wettelijk als zodanig aangemerkte functies: scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en sportvelden worden in het Besluit niet als gevoelige bestemmingen aangemerkt. Op 19 januari 2009 heeft de GGD een brief gezonden naar de gemeente Best. In deze brief verzoekt de GGD aan de overheden om aanvullend beleid op te stellen waarbij de normen van het Besluit worden aangescherpt, omdat de GGD vindt dat de normen de gezondheid niet voldoende beschermen. De GGD stelt voor om in het beleid op te nemen dat nieuwe gevoelige bestemmingen en woningen bij voorkeur niet binnen 300 meter en in ieder geval niet binnen de eerste 100 meter van snelwegen worden gesitueerd. Daarnaast is het advies om direct (ca. 50 meter) langs de overige drukke wegen (>10.000 motorvoertuigen/etmaal) ook geen gevoelige objecten en woningen te situeren. De GGD geeft de volgende motivatie voor dit advies: De Wet en het Besluit zijn gericht op de concentraties PM10 en NO2. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat dit niet de beste indicatoren zijn voor het ontstaan van het gezondheidseffect. Uit diverse epidemiologische onderzoeken blijkt dat de afstand tot de weg een betere voorspeller is dan de componenten op zich. De afstand tot de weg is namelijk een maat voor het hele mengsel van verkeersgerelateerde luchtverontreiniging. Binnen 100 meter van de snelweg is het optreden van gezondheidseffecten veelal het sterkst. Ook langs drukke binnenstedelijke wegen worden gezondheidseffecten geconstateerd. In Best heeft dit advies geresulteerd in de volgende aanvullingen op de AMvB: • Geen gevoelige bestemmingen (zoals aangegeven in de AMvB) binnen 100 meter van de snelweg. (bijlage 8) • Bij wijzigen van of bij nieuwe bestemmingsplannen wordt ook ten behoeve van woonbestemmingen en sportvelden binnen 300 meter van de snelweg en binnen 50 meter van provinciale wegen en overige drukke wegen met een dreigende overschrijding (vanaf 3 % onder de grenswaarde) getoetst op luchtkwaliteit. Dit is verwerkt in het stappenplan in bijlage 5.
1.4.
Concrete doelstellingen
Met het implementeren van het luchtkwaliteitsplan willen we bereiken dat: • de concentraties luchtverontreiniging waaraan de inwoners van Best worden blootgesteld jaarlijks afnemen, wat uiteindelijk leidt tot de volgende situatie: In 2010 wordt de grenswaarde van 40 μ/m3 voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) op leefniveau nergens overschreden. In 2010 wordt de grenswaarde van 40 μ/m3 voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) op leefniveau nergens overschreden. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 6 van 61
In 2010 is het aantal overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde concentratie 50 μ/m3 fijn stof met 80% afgenomen ten opzichte van 2006. In 2015 is er geen sprake meer van overschrijdingen. door communicatie en voorlichting de bewustwording bij burgers en bedrijven over de eigen bijdrage aan het verbeteren van de luchtkwaliteit aanzienlijk wordt verhoogd en een gedragsverandering wordt bewerkstelligd. door het toetsen van alle nieuwe ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen binnen de gemeente, de planprocedures soepel verlopen.
-
•
•
1.5.
Inspraakprocedure
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerp Luchtkwaliteitsplan vanaf 25 februari 2009 zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingebracht. Onder 1.3 zijn de gevolgen van het Besluit gevoelige bestemmingen milieubeheer verwerkt. Tevens is als gevolg van een advies van de GGD een aanvulling opgenomen op voornoemd Besluit.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 7 van 61
2.
Hoe staan we ervoor?
In het rapport “Inventarisatie luchtkwaliteit Gemeente Best” van 23 oktober 2008 dat in samenwerking met SRE Milieudienst is opgesteld, hebben we de huidige stand van zaken op het gebied van luchtkwaliteit in de gemeente Best in beeld gebracht. Eerst zijn we ingegaan op de achtergrondinformatie over het onderwerp luchtkwaliteit. De belangrijkste bronnen van luchtverontreiniging in Nederland hebben we beschreven en we hebben aandacht besteed aan de wet- en regelgeving en normering op het gebied van luchtkwaliteit. Vervolgens hebben we de bronnen van luchtverontreiniging in de gemeente Best nader beschouwd. We hebben onderzocht wat de concentraties van stikstofdioxide en fijn stof zijn ten gevolge van de diverse bronnen van luchtverontreiniging in de gemeente. Het gaat om wegverkeer op gemeentelijke wegen en snelwegen, het spoor, de scheepvaart op het Wilhelminakanaal, het vliegveld, veehouderijen en industriële bedrijven. Onze conclusie is dat er nagenoeg geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen in de gemeente Best zijn. Nabij de rijkswegen was er in 2006 sprake van enkele overschrijdingen, maar door een algemene verbetering van de luchtkwaliteit in de toekomst zijn deze overschrijdingen in 2010 opgeheven. Eén intensieve veehouderij vormde een knelpunt. Bij dit bedrijf is inmiddels een milieuvergunningsprocedure doorlopen, waarbij voorschriften zijn opgenomen om deze overschrijding te beëindigen. Zodra de inrichting conform de vergunning in werking is, zal dit knelpunt zijn opgeheven. De meest relevante bronnen van luchtverontreiniging in de gemeente Best zijn: • het wegverkeer op de gemeentelijke wegen, met name ter plaatse van bijna-knelpunten (de Eindhovenseweg Zuid, de Willem de Zwijgerweg, de Oude Rijksweg, de Nieuwstraat, de Raadhuisstraat, de Hoofdstraat en de Erica); • veehouderijen en industriële bedrijven (gericht op het voorkómen van knelpunten). Omdat het beleid en de plannen van de gemeente Best op andere beleidsterreinen invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit, hebben we deze gegevens bestudeerd. Het Bests beleid en Bestse plannen met een duidelijke relatie tot luchtkwaliteit zijn: • bestemmingsplannen • het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP); • het Actieplan Richtlijn Omgevingslawaai; • de Startnotitie lucht en geluid; • het beleid op het gebied van het binnenmilieu. Ook beleid en plannen op andere overheidsniveaus hebben invloed op hetgeen op het gebied van luchtkwaliteit in de gemeente Best gebeurt. Op landelijk niveau gaat het om het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Op provinciaal niveau is het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (BSL) opgesteld en regionaal is er het Regionaal Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit Zuidoost Brabant. Deze programma’s bieden aanknopingspunten voor het Bestse luchtkwaliteitsbeleid. Voor meer informatie over de stand van zaken op het gebied van luchtkwaliteit in de gemeente Best verwijzen we naar het voornoemde rapport “Inventarisatie luchtkwaliteit Gemeente Best” van 23 oktober 2008.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 8 van 61
3.
3.1.
Wat gaan we doen?
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de maatregelen toegelicht, die we in de gemeente Best gaan treffen. Onderstaand wordt per maatregel een toelichting gegeven. In bijlage 1 hebben we de maatregelen weergegeven in termen van concrete doelstellingen en acties. In bijlage 2 is een overzicht van de maatregelen opgenomen, met daarbij de planning, de kosten, de verantwoordelijke afdelingen en de betrokken partijen. In bijlage 7 zijn de te verwachten effecten weergegeven van de te nemen maatregelen. De verkeersmaatregelen zijn met name de maatregelen waarmee de luchtkwaliteit op plaatsen met bijna-knelpunten door verkeer wordt verbeterd. Dit is van belang omdat jaarlijks nieuwe prognoses voor de landelijke concentraties stikstofdioxide en fijn stof worden gemaakt. Wanneer deze prognoses in de toekomst “tegenvallen”, zouden bijna-knelpunten opeens knelpunten kunnen worden. Door hierop te anticiperen, voorkomen we toekomstige knelpunten. De maatregelen op het gebied van de gemeentelijke organisatie, het stimuleren van het fietsgebruik en het openbaar vervoer, groen en communicatie zijn maatregelen die bijdragen aan een algemene verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen dragen bij aan “gunstigere” prognoses voor de luchtkwaliteit en indirect dus ook aan het voorkomen van toekomstige knelpunten. Bovendien is een betere luchtkwaliteit goed voor de gezondheid van de Bestse burgers. De maatregelen op het gebied van bedrijven en ruimtelijke plannen zijn vooral gericht op het voorkomen van toekomstige knelpunten door ruimtelijke ontwikkelingen en de vestiging en uitbreiding van bedrijven. De maatregelen op het gebied van het binnenmilieu hebben geen invloed op de luchtkwaliteit zoals bedoeld in de Wet luchtkwaliteit, maar wel op de luchtkwaliteit binnen. Ook de kwaliteit van de lucht in bijvoorbeeld woningen en scholen is van belang vanuit het oogpunt van gezondheid.
3.2.
Gemeentelijke organisatie
3.2.1. Het schoner maken van ons eigen gemeentelijke wagenpark Het gemeentelijke wagenpark bestaat uit 36 voertuigen. Deze voertuigen veroorzaken emissie van stikstofdioxide en fijn stof. Door verbeteringsmaatregelen te treffen aan de voertuigen of ze te vervangen door schonere exemplaren, worden de emissies gereduceerd. Met deze acties laat de gemeente zien dat zij zich zelf inzet voor een betere luchtkwaliteit. Door de keuze van maatregelen kan ook de emissie van koolstofdioxide worden beperkt, waardoor ook in het kader van de klimaatverandering een positief effect wordt bereikt.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 9 van 61
Het gemeentelijke wagenpark is gescand. De wagenparkscan is opgenomen in bijlage 3. We volgen de adviezen uit de wagenparkscan op: • In 2009 stellen we een gemeentelijk wagenparkbeleid op, waarin streven naar een betere luchtkwaliteit één van de uitgangspunten is. • We houden het wagenparkoverzicht actueel, door veranderingen en nieuwe gegevens erin te verwerken. • In 2009 worden roetfilters gemonteerd op 2 vrachtwagens, 16 bestelwagens en een veegwagen, tenzij dit door de dealer wordt afgeraden. • In 2009 krijgen alle chauffeurs van personenwagens en bestelwagens een praktijktraining Het Nieuwe Rijden (HNR) en wordt in 20 bestelwagens een GPS-ontvanger gemonteerd. • In 2010 worden 3 bestelwagens vervangen door voertuigen met een zo schoon mogelijke techniek. Een mogelijkheid is dat deze voertuigen op aardgas rijden en dat een slowfiller wordt geïnstalleerd op het eigen terrein van de gemeente. • In 2010 worden 5 voertuigen met bouwjaar 1983-1999 vervangen door voertuigen op basis van een zo schoon mogelijke techniek. Voor achtergrondinformatie over deze maatregelen verwijzen we naar bijlage 3. 3.2.2. Het opnemen van luchtkwaliteitseisen bij aanbestedingen De VNG heeft in 2007 met het rijk het Klimaatakkoord gesloten. Daarin is onder andere afgesproken dat gemeenten in 2010 75% duurzaam gaan inkopen. In 2015 is dit zelfs 100%. Het opnemen van luchtkwaliteitseisen bij aanbestedingen past binnen het concept van duurzaam inkopen. In de praktijk betreft het eisen die worden gesteld aan voertuigen, die worden ingezet in opdracht van de gemeente, bijvoorbeeld voor de inzameling van huisvuil, het onderhoud van groen en schoolvervoer. Door SenterNovem zijn voor een aantal productgroepen criteria opgesteld, waaraan voertuigen moeten voldoen. Voor meer productgroepen zijn criteria in ontwikkeling. Bij aanbestedingen waarvoor door SenterNovem criteria voor voertuigen zijn opgesteld, passen we deze criteria toe. Bij het opstellen van dit luchtkwaliteitsplan gaat het om aangepast vervoer, dienstauto’s, leerlingenvervoer, mobiele werktuigen, uitbesteding van mobiele werktuigen en zware voertuigen. Later opgestelde criteria nemen we ook mee. Door gebruik te maken van de criteria van SenterNovem worden juridische problemen voorkomen en kan het opnemen van luchtkwaliteitseisen in de aanbesteding op een relatief eenvoudige wijze worden gerealiseerd. De aanbesteding van de inzameling van het huisvuil per 1 januari 2009 is voor zover mogelijk conform de criteria van SenterNovem gedaan. 3.2.3. Vervoersmanagement binnen onze eigen organisatie Het opstellen van een vervoersplan voor de gemeentelijke organisatie is een maatregel om de emissie ten gevolge van het woon-werkverkeer naar en van de gemeente en dienstreizen terug te dringen. Ook met deze maatregel laat de gemeente zien zelf bij te dragen aan een betere luchtkwaliteit. Wanneer bedrijven gestimuleerd worden vervoersmanagement toe te passen, kan de gemeente zelf niet achterblijven.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 10 van 61
In overleg met onze medewerkers stellen we een gemeentelijk vervoersmanagementplan op en voeren het uit. Daarin nemen we de meest geschikte acties op. Hierbij valt te denken aan: • het aanbieden van een openbaar-vervoertrajectkaart voor woon-werkverkeer; • het stimuleren van carpoolen bij medewerkers, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van parkeerplaatsen in de parkeergarage; • het verbeteren van de fietsenstalling bij het gemeentehuis; • het voeren van een actie om fietsgebruik door werknemers te bevorderen (bijvoorbeeld de campagne Fiets naar je werk); • het aansluiten bij het project Filevrij begint bij mij; • het stimuleren en faciliteren van thuis werken; • het gebruik maken van televergaderen; • het stimuleren van fiets- en openbaar-vervoergebruik voor dienstreizen; • het kopen van openbaarvervoer-fietskaarten voor de gemeente; • het leasen van schone voertuigen voor medewerkers via Groen Rijden.
3.3.
Verkeersmaatregelen
Verkeer is in Best de belangrijkste bron van luchtverontreiniging. Om deze bron aan te pakken, worden drie mogelijkheden onderscheiden. 1. De eerste mogelijkheid is het zorgen voor minder verkeer op locaties waar (bijna) knelpunten optreden. Dit kan worden gedaan door bepaalde wegen af te waarderen, zodat het verkeer wordt verplaatst naar wegen die beter geschikt zijn voor grotere aantallen voertuigen. 2. De tweede manier om luchtverontreiniging door verkeer tegen te gaan, is het zorgen voor minder stagnatie van het verkeer. Stagnerend verkeer leidt namelijk tot extra uitstoot van stikstofdioxide en fijn stof. Een manier om de doorstroming te verbeteren, is het vervangen van verkeerslichten door rotondes of het aanbrengen van signalering bij verkeerslichten. 3. De laatste mogelijkheid is zorgen voor minder vervuilende voertuigen, door ze te laten rijden op alternatieve brandstoffen. Deze brandstoffen geven minder uitstoot van stikstofdioxide en/of fijn stof. Bovendien kan een andere brandstof ook zorgen voor minder emissie van koolstofdioxide, waardoor ook in het kader van de klimaatverandering een positief effect wordt bereikt. Bij het treffen van verkeersmaatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit geldt altijd dat dit niet ten koste mag gaan van de verkeersveiligheid. 3.3.1. Verminderen intensiteit Het GVVP, dat in 2008 is vastgesteld door het College en de Raad, geeft onder meer aan dat we het verkeer in het centrum beperken tot bestemmingsverkeer. Het overige verkeer rijdt via de Oude Rijksweg en de Ringweg. We zetten met name in op afwaardering van de Hoofdstraat en Nieuwstraat. Momenteel is de Hoofdstraat gereconstrueerd en is de 30-km-zone uitgebreid en geldig van de kruising Oranjestraat tot en met de inrit van de parkeerplaats bij Prinsenhof. Hierna gaan we de Nieuwstraat reconstrueren. Op de Willem de Zwijgerweg neemt de verkeersintensiteit af doordat we de I.B.C.-weg opwaarderen en de Zandstraat afwaarderen. De Raadhuisstraat is de doorgaande route naar de wijken ten zuiden van het centrum. In het Actieplan Richtlijn Omgevingslawaai is opgenomen dat ook de Raadhuisstraat op termijn wordt afgewaardeerd door middel van reconstructie van de weg en verlaging van de snelheid naar 30 km/uur.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 11 van 61
3.3.2. Verbeteren doorstroming De Eindhovenseweg Zuid blijft de doorgaande weg naar Eindhoven. De doorstroming op deze weg verbeteren we door een grote rotonde bij de aansluiting met de Willem de Zwijgerweg en de Oude Rijksweg aan te leggen. Daarnaast gaan we de weg herinrichten met als één van de doelen een betere doorstroming. De doorstroming op de Oude Rijksweg verbeteren we eveneens door de grote rotonde. Dit geldt ook voor de Willem de Zwijgerweg. De doorstroming op de Ringweg verbeteren we door het aanleggen van diverse rotondes en het verlagen van de snelheid van 80 naar 50 km/uur op een deel van de weg. In het concept “Ontsluitingsstudie Heide” zijn doorstromingsmaatregelen voor de Erica opgenomen. Hierin wordt geadviseerd de Bataweg voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten ter hoogte van de Beatrixbrug en het via De Maas te laten rijden en een verkeersregelinstallatie te plaatsen aan de kruising van de Erica en de Maas. Tenslotte voorzien we de verkeerslichten op de kruising van de Mecklenburgweg en de Ringweg van signalering. 3.3.3. Alternatieve brandstoffen We willen de ontwikkelingen op het gebied van alternatieve brandstoffen faciliteren door te onderzoeken of vestiging van een multifueltankstation binnen de gemeentegrenzen mogelijk is. We beginnen met een quickscan om potentiële initiatieven en locaties in beeld te brengen. Vervolgens gaan we acties ondernemen om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Hiertoe sluiten we, indien mogelijk, aan bij het “Schone-brandstoffenproject” van SRE Milieudienst. Dit houdt in dat SRE Milieudienst de gemeente ondersteunt bij de quickscan, bij het proces van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en bij de procedures die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het tankstation. Voorwaarde is uiteraard dat we voor ons eigen wagenpark gebruik gaan maken van het multifueltankstation. Dit realiseren we door middel van de maatregel van het schoner maken van ons eigen gemeentelijke wagenpark.
3.4.
Stimuleren van het fietsgebruik
Het stimuleren van het fietsgebruik moet ertoe leiden dat mensen de auto laten staan en de fiets nemen. Het gevolg is een vermindering van het autogebruik en dus een afname van de emissie van stikstofdioxide en fijn stof. Het stimuleren doen we in dit kader door te zorgen voor goede voorzieningen voor fietsers, zodat fietsen aantrekkelijker wordt. 3.4.1. Realisatie goed en compleet fietsroutenetwerk • Bij reconstructie richten we primaire, secundaire en recreatieve routes in conform de kwaliteitseisen die in het GVVP zijn gesteld. De Nieuwstraat is als eerste aan de beurt. • Op twee locaties voldoen kruispunten niet aan de kwaliteitseisen (kruispunt Ringweg-Brem en kruispunt Brem-Erica). Hieraan hebben we aandacht besteed in de “Ontsluitingsstudie Heide”. De aanbevelingen hierin zijn het aanbrengen van rood asfalt en het over het hele traject realiseren van vrijliggende fietspaden, of het fietsverkeer over de Bataweg als solitaire fietsroute te leiden. • De Constantijnlaan wordt een fietsstraat en bij de Terraweg leggen we een tijdelijke veilige primaire fietsroute aan in afwachting van de reconstructie, die van de Terraweg een volwaardige primaire fietsroute maakt. • We realiseren een fietstunnel ter hoogte van de noordelijke rotonde bij Dijkstraten en een ongelijkvloerse fietsverbinding bij de turborotonde bij de aansluiting van de Ringweg en de Oirschotseweg. De realisatie hiervan wordt pas na 2012 verwacht. • Het is onze wens dat de Ploegstraat wordt doorgetrokken als fietsvoorziening naar Eindhoven. Hierover hebben we overleg met de gemeente Eindhoven.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 12 van 61
3.4.2. Realisatie goede fietsparkeervoorzieningen We stellen een fietsparkeerplan op om aan de fietsparkeernorm te gaan voldoen. 3.4.3. Realisatie goede fietsbewegwijzering De fietsbewegwijzering nemen we mee in het bewegwijzeringsplan.
3.5.
Stimuleren van het openbaar vervoer
Ten aanzien van het openbaar vervoer zijn twee aspecten van belang. Ten eerste leidt het stimuleren van het openbaar vervoer tot minder autogebruik en dus minder emissies van luchtverontreinigende stoffen. Daarom zijn goede OV-voorzieningen van belang. Ten tweede emitteert het openbaar vervoer zelf ook stikstofdioxide en fijn stof. Daarom is het van belang dat het openbaar vervoer zo schoon mogelijk is. We hebben als gemeente slechts beperkt zeggenschap over het openbaar vervoer. De concessie wordt verleend door het SRE. Tijdens overleggen en inspraakmomenten dringen we aan op: • behoud van de bestaande voorzieningen; • uitbreiding van het openbaar vervoer op bedrijventerreinen; • tijdig rekening houden met openbaar vervoer in uitleggebieden. Bij aanpassing van verkeersregelinstallaties informeren we bij de vervoerder naar de noodzaak van eventuele doorstromingsmaatregelen. Indien gewenst houden we hiermee rekening. Vanaf 14 december 2008 rijden er schone EEV-bussen (EEV = Enhanced Environmentally friendly Vehicles). Daarvoor waren de bussen uitgerust met roetfilters. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over toepassing van Het Nieuwe Rijden (HNR) door buschauffeurs, zodat er nóg minder luchtverontreinigende stoffen worden uitgestoten.
3.6.
Bedrijven
Bedrijven dragen (meestal) bij aan de luchtverontreiniging door emissies ten gevolge van hun bedrijfsproces (bijvoorbeeld door verbranding of de opslag van stuifgevoelige stoffen) en/of het transport dat er plaatsvindt. Ook het komen en gaan van werknemers met gemotoriseerd vervoer leidt tot emissie van stoffen die bijdragen aan luchtverontreiniging. Door middel van vergunningverlening zorgen we dat veranderingen bij bestaande bedrijven en de vestiging van nieuwe bedrijven niet leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen. Door het stimuleren van vervoersmanagement willen we dat bedrijven nog een stapje verder gaan en actief meewerken aan een betere luchtkwaliteit. 3.6.1. Vergunningverlening Bij de vergunningverlening aan bedrijven volgen we altijd het stappenplan in bijlage 4. Zo borgen we dat het aspect luchtkwaliteit in alle gevallen op de juiste manier wordt meegenomen. 3.6.2. Vervoersmanagement We stimuleren bedrijven om een vervoersmanagementplan op te stellen door: • verzoeken van bedrijven met meer dan 50 werknemers om (meer) parkeerplaatsen alleen te honoreren als ze een actueel vervoersmanagementplan hebben; • in samenwerking met de Stichting Parkmanagement aan de ondernemersverenigingen kennis over te dragen over vervoersmanagement, zodat bedrijven geïnformeerd worden over de voordelen van vervoersmanagement en de wijze waarop een vervoersmanagementplan kan worden opgesteld.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 13 van 61
3.7.
Ruimtelijke plannen
Door de nieuwe Wet luchtkwaliteit is de wijze van toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen veranderd. Naast de IBM-projecten Aarle-Hokkelstraat-Dijkstraten en BEA2 vallen in principe de overige projecten binnen de gemeente Best onder de IBM-grens en hoeven om die reden niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Er zijn echter ook categorieën van projecten, waarvoor geen IBM-grens is vastgesteld en die toch getoetst moeten worden. Hiervoor volgen we altijd spoor 1 van het stappenplan in bijlage 5. Naast de specifieke regels voor luchtkwaliteit geldt er voor ruimtelijke planvorming ook een algemeen juridisch kader voor het afwegen van ruimtelijke aspecten, aangeduid als “goede ruimtelijke ordening”. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zal afgewogen moeten worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Daarbij spelen zowel de mate van blootstelling als de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen een rol. Omdat wij veel waarde hechten aan de gezondheid van onze burgers, worden ruimtelijke plannen uitdrukkelijk getoetst aan de goede ruimtelijke ordening. Hierbij volgen we spoor 2 van het stappenplan in bijlage 5. Voor de onderbouwing van de ruimtelijke plannen binnen de gemeente stellen we standaard tekstblokken op voor het aspect luchtkwaliteit.
3.8.
Groen
Groenmaatregelen worden gezien als een “no-regretmaatregel”, dus een maatregel waarvan zeker is dat een positief effect op de luchtkwaliteit wordt bereikt.. Het maximale geschatte effect is 25% concentratievermindering. Een stadsboom kan een hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof vastleggen gelijk aan de productie veroorzaakt door ca. 10.000 autokilometers. Naar schatting levert 100 m² dakgroen of gevelgroen dezelfde bijdrage als een boom aan de zuivering van de lucht. Momenteel wordt veel onderzoek gedaan naar groen en de verbetering van de luchtkwaliteit. Op basis van de huidige inzichten zijn mogelijke acties: • Daktuinen aanleggen. • Groene gevels realiseren. • Groene schermen aanleggen (hagen, klimopschermen). • Nieuwe beplantingen aanleggen/nieuwe locaties voor groen aanwijzen. • Beter meer afzonderlijke rijen bomen aanbrengen, dan een heel bos. Bomen in een bos vangen per boom minder luchtverontreiniging af dan bomen die meer open ruimte om zich heen hebben. • Het compenseren van gerooide bomen met bijvoorbeeld een aantal struiken in hetzelfde gebied. • Weghalen van enkele bomen om het tunneleffect op te heffen, ofwel bomen ineens op de juiste afstand plaatsen (zodanig dat de kronen elkaar niet raken, ook niet op langere termijn). • Vervanging door een effectievere boomsoort (combinatie van soorten), afhankelijk van het gewenste effect (gericht op stikstofdioxide of fijn stof) (bijlage 6). • Zorgen voor voldoende porositeit van groenstroken. De lucht moet door de groenstrook heen kunnen om het groen zo veel mogelijk effect te laten hebben. Dat betekent niet al te compacte bomen/struiken, maar wat open ruimte tussen de takken en bladeren. • Zorgen voor gelaagdheid in groenstroken: een boom-, struik- en kruidlaag. • Versterking continuïteit van bestaande bomenrijen door bijplanten. • Groeiplaatsomstandigheden verbeteren. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 14 van 61
Bij nieuwe inrichting, wijziging en vervanging van “groen” onderzoeken we de mogelijkheden om bovengenoemde acties in te zetten ter verbetering van de luchtkwaliteit. De eerste nieuwbouwprojecten waarbij we deze werkwijze toepassen, zijn Aarle en Dijkstraten. Dit kan betekenen dat we gemotiveerd afwijken van de inrichtingsvoorstellen uit het vigerende Groenbeleidsplan uit 2004. Bij het herijken van dit Groenbeleidsplan nemen we luchtkwaliteit op als afwegingsfactor bij de inrichting en het onderhoud van het openbaar groen. Tot die tijd voegen we de bovenstaande mogelijke acties als bijlage toe aan het huidige Groenbeleidsplan.
3.9.
Binnenmilieu
3.9.1. Het verbeteren van het binnenmilieu in scholen In het kader van de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid wordt op landelijk niveau gewerkt aan de verbetering van de luchtkwaliteit in scholen. Daarbij gaat het enerzijds om de aanwezigheid van goede ventilatievoorzieningen en anderzijds om voorlichting over de binnenluchtkwaliteit aan leerkrachten. Bij nieuwbouw van scholen passen we standaard balansventilatie toe, zodat voldoende ventilatie is gegarandeerd. De situatie bij bestaande scholen verbeteren we als de scholen worden gerenoveerd. Dit is opgenomen in het onderhoudsprogramma basisscholen. Eerst bepalen we door middel van een onderzoek of een betere ventilatie noodzakelijk is. Hiervoor hebben we CO2meters aangeschaft. Wanneer dit het geval is, brengen we mechanische ventilatie of balansventilatie aan. 3.9.2. Het verbeteren van het binnenmilieu in woningen Volgens de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid kan de gemeente ook een rol spelen bij de verbetering van de binnenluchtkwaliteit in woningen. Bij de toetsing van bouwaanvragen voor woningen controleren we of de ventilatievoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde normen. We houden toezicht op de uitvoering, zodat deze overeenkomstig de bouwvergunning is. Bij de eindcontrole besteden we extra aandacht aan de ventilatievoorzieningen. Om deze werkwijze te garanderen, stellen we hiervoor een gemeentelijk protocol op. Daarbij roepen we de hulp van de GGD in. We organiseren een dag waarbij de GGD de medewerkers van bouw- en woningtoezicht extra inzicht geeft in de aspecten die van belang zijn voor een goed binnenmilieu. We willen problemen door verkeerd gebruik en onvoldoende onderhoud van ventilatievoorzieningen voorkomen. Ook willen we voorkomen dat isolatiemaatregelen leiden tot een gebrek aan ventilatie. Dit doen we door burgers door middel van een communicatiecampagne voor te lichten over wat zij zelf kunnen doen ter verbetering van het binnenmilieu in hun woning. Een onderdeel hiervan moet een duidelijke gebruiksaanwijzing bij de woning zijn. Hiervoor willen we samenwerking met woningbouwverenigingen en particuliere verhuurders.
3.10.
Communicatie
Door het uitvoeren van een communicatiecampagne wordt luchtkwaliteit onder de aandacht van de Bestse burgers en bedrijven gebracht. Wij kunnen als gemeente veel doen om de luchtkwaliteit te verbeteren, maar we kunnen het zeker niet alleen. Inwoners en bedrijven spelen hierbij een belangrijke rol, met name wanneer het gaat om het kiezen van een schonere vorm van vervoer. Door middel van communicatie willen we de Bestse inwoners en bedrijven stimuleren om hun steentje bij te dragen. Hierbij zetten we in op: • Kennisvergroting: Het is van belang dat aan de doelgroepen duidelijk wordt gemaakt wat de luchtverontreinigingsproblematiek inhoudt en wat de gevolgen hiervan (kunnen) zijn. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 15 van 61
• •
Verandering van houding: De doelgroepen zijn overtuigd van het feit dat er iets moet gebeuren om het probleem aan te pakken. Gedragsverandering: De doelgroepen passen hun gedrag aan en proberen een bijdrage te leveren aan het oplossen van de problematiek.
Bij het uitvoeren van de communicatiecampagne beginnen we met het verstrekken van informatie over luchtkwaliteit en het laten zien wat de gemeente zelf doet op dit gebied. Daarnaast richten we ons ook op: • het stimuleren van alternatieve brandstoffen zowel bij vraag- als aanbodzijde (binnen de maatregel alternatieve brandstoffen). • het stimuleren van vervoersmanagement bij bedrijven (binnen de maatregel vervoersmanagement). • het stimuleren van het fietsgebruik en het gebruik van het openbaar vervoer, zowel bij burgers als bedrijven. • voorlichting geven over het gebruik van open haarden en allesbranders en het effect hiervan op de luchtkwaliteit (ook binnenshuis) en de gezondheid. • Informeren van leerkrachten over luchtkwaliteit op scholen en de maatregelen die getroffen kunnen worden om deze te verbeteren. • informeren over het binnenmilieu in woningen (binnen de maatregel het verbeteren van het binnenmilieu in woningen). In de eerste helft van 2009 stellen we een communicatieplan op. We zullen hierbij zoveel mogelijk aansluiten op landelijke acties en regionale communicatieprojecten. Vanaf de tweede helft van 2009 voeren we het communicatieplan uit. Bij belangrijke communicatiemomenten in de eerste helft van 2009 zullen we ad hoc acties uitvoeren.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 16 van 61
4.
4.1.
Wat levert het op?
Inleiding
Het vooraf bepalen van de effecten van de maatregelen die we gaan treffen, is heel complex. Van de meeste maatregelen ligt vooraf niet exact vast wat het effect is op het gedrag van burgers en bedrijven. Het effect van de gedragsverandering op de luchtkwaliteit is daarmee ook onzeker. Desondanks hebben we geprobeerd per maatregel een indruk te geven van het effect dat we ervan verwachten. In de meeste gevallen gaat het om een kwalitatieve indicatie. Verder hebben we gebruik gemaakt van de SOLVE Maatregelenmix van CROW1 voor het inschatten van de effecten van de maatregelen. In bijlage 7 zijn de resultaten hiervan uitgebreid weergegeven. Daarnaast geven we bij elke maatregel aan hoe we tussentijds en achteraf controleren of de maatregel (op de juiste manier) is uitgevoerd en of het gewenste effect is bereikt. In bijlage 1 zijn per maatregel de indicatoren weergegeven, die we bij de evaluatie van de maatregelen gebruiken.
4.2.
Gemeentelijke organisatie
4.2.1. Het schoner maken van ons eigen gemeentelijke wagenpark Het monteren van roetfilters op bestaande voertuigen zorgt voor een factor 5 lagere emissie van fijn stof. Met een cursus HNR wordt een reductie van 10-15% bereikt. De exacte emissiereductie door voertuigen op aardgas en schonere voertuigen blijkt niet uit de wagenparkscan. Wel wordt de emissie van het gemeentelijk wagenpark in de wagenparkscan uitgedrukt in een niveau. Op dit moment heeft de gemeente Best niveau 4 “matig”. Eind 2009 wordt met de voorgestelde maatregelen niveau 3 “neutraal” bereikt en na 2010 moeten we op niveau 2 “voldoende” zitten. Naast een daadwerkelijke verbetering van de luchtkwaliteit gaat het bij deze maatregel ook om de voorbeeldfunctie van de gemeente. Dit effect is niet te kwantificeren. De SOLVE Maatregelenmix heeft van deze maatregel positieve verwachtingen. Het effect van een schoner eigen wagenpark drukken we uit als het niveau dat volgens de wagenparkscan wordt behaald, zowel in de uitgangssituatie als op het evaluatiemoment. 4.2.2. Het opnemen van luchtkwaliteitseisen bij aanbestedingen De verbetering van de luchtkwaliteit door het opnemen van eisen in de aanbesteding is niet vooraf in te schatten. Wel is duidelijk dat deze maatregel niet alleen zorgt voor minder emissie van luchtverontreinigende stoffen in de gemeente Best, maar ook voor minder emissie elders. Leveranciers die vanwege aanbestedingseisen schonere voertuigen aanschaffen, zullen die ook op andere locaties gebruiken. Daarnaast heeft het opnemen van luchtkwaliteitseisen in de aanbesteding door de gemeente een voorbeeldfunctie. We monitoren het effect van deze maatregel door te kijken naar het percentage van de aanbestedingen waarbij de criteria voor voertuigen van SenterNovem zijn toegepast. Van belang zijn dus het totale aantal relevante aanbestedingen en het aantal aanbestedingen waarbij de criteria van SenterNovem zijn toegepast. 4.2.3. Vervoersmanagement binnen onze eigen organisatie Ook bij deze maatregel is de verbetering van de luchtkwaliteit moeilijk in te schatten. Zonder onderzoek is niet duidelijk hoeveel autokilometers vervangen kunnen worden door fiets en/of
1
CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. In 2005 is CROW gestart met het kennisprogramma ‘Snelle Oplossingen voor Lucht en Verkeer’ (Solve) gestart. Binnen dit programma wordt een groot aantal luchtkwaliteitsmaatregelen onderzocht en beschreven. Er wordt gekeken naar de effecten, de uitvoeringsvarianten en de meest praktische manier om ze lokaal toe te passen. De SOLVE Maatregelenmix is een applicatie die helpt bij het kiezen van maatregelen die de luchtkwaliteit op lokaal niveau verbeteren. Met de applicatie kunnen alle maatregelen worden bekeken en beoordeeld. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 17 van 61
openbaar vervoer. Bovendien is de voorbeeldfunctie van deze maatregel zeker zo belangrijk als de bereikte verbetering van de luchtkwaliteit. De SOLVE Maatregelenmix heeft van deze maatregel zeer positieve verwachtingen. Om het effect van vervoersmanagement binnen de eigen organisatie te bepalen, doen we een nulmeting en een effectmeting. We kijken naar het aantal medewerkers dat met de auto komt volgens deze metingen. Het gaat ons daarbij om het percentage reductie van het aantal medewerkers dat met de auto komt bij de effectmeting ten opzichte van de nulmeting.
4.3.
Verkeersmaatregelen
4.3.1. Verminderen intensiteit Het verminderen van de verkeersintensiteit op bepaalde wegvakken zorgt ter plaatse voor een verbetering van de luchtkwaliteit. Omdat de hoeveelheid verkeer niet in absolute zin afneemt, maar wordt verplaatst naar elders, staat tegenover de plaatselijke verbetering ook een plaatselijke verslechtering elders. Omdat het gaat om een verbetering op plaatsen met bijna-knelpunten en een verslechtering op plaatsen waar “niets aan de hand is”, is dit een gewenst effect. Volgens de SOLVE Maatregelenmix wordt een effect van 5 tot 10% verwacht voor stikstofdioxide. Voor fijn stof is het effect ook 5 tot 10% op de Nieuwstraat, Hoofdstraat en Raadhuisstraat en 2 tot 5% op de Zandstraat en de Willem de Zwijgerweg. Het controleren van de uitvoering van deze maatregelen doen we enerzijds door te kijken of de geplande voorzieningen al dan niet zijn gerealiseerd. Daarnaast kijken we naar de reductie van de verkeersintensiteit op de relevante wegen op het evaluatiemoment ten opzichte van 2008. Daarvoor zijn de intensiteiten op deze wegen in 2008 en op het evaluatiemoment van belang. 4.3.2. Verbeteren doorstroming Het verbeteren van de doorstroming levert wel een netto verbetering van de luchtkwaliteit op. Het gebruikelijke effect van het verbeteren van de doorstroming op plaatsen waar stagnatie optreedt is 1 tot 2 µg/m3 voor stikstofdioxide en 0,5 tot 1 µg/m3 voor fijn stof. Volgens de SOLVE Maatregelenmix wordt met een snelheidsverlaging van 80 naar 60 km/uur 2 tot 5% effect verwacht. Een groene golf werkt alleen positief voor stikstofdioxide: 0 tot 2%. Voor het controleren van de uitvoering van deze maatregel kijken we enerzijds naar het al dan niet gerealiseerd zijn van de geplande voorzieningen en anderzijds naar de stagnatiefactor op de relevante wegen. Het gaat daarbij om de reductie van de stagnatiefactor op deze wegen op het evaluatiemoment ten opzichte van 2008. Om die te bepalen zijn de stagnatiefactoren in 2008 en op het evaluatiemoment nodig. 4.3.3. Alternatieve brandstoffen Deze maatregel heeft pas daadwerkelijk effect op de luchtkwaliteit als een multifueltankstation is gerealiseerd en wordt gebruikt. Het bereikte effect hangt mede af van de realisatie van multifueltankstations op andere locaties. Pas als er een redelijk dicht netwerk van tankstations is, wordt het voor veel mensen interessant om over te stappen op een andere brandstof. De realisatie van een multifueltankstation in Best draagt er aan bij om dit te bereiken. Volgens de SOLVE Maatregelenmix is het effect van deze maatregel niet te kwantificeren. Om de uitvoering van deze maatregel te monitoren, kijken we er niet alleen naar of daadwerkelijk een multifueltankstation is gerealiseerd. Ook als stappen in het proces richting zo’n tankstation zijn gezet, is dit positief. Voor de monitoring gaat het om het al dan niet uitgevoerd zijn van een quickscan naar aanbod en locatie, het aantal potentiële aanbieders van multifuel, het aantal mogelijke locaties in de gemeente voor een tankstation en de resultaten van de gehouden bijeenkomsten om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 18 van 61
4.4.
Stimuleren van het fietsgebruik
4.4.1. Realisatie goed en compleet fietsroutenetwerk Als 10% van de autobewegingen wordt vervangen door fietsbewegingen, geeft dit op stedelijk niveau concentratieverminderingen tot 2 µg/m3 stikstofdioxide en 0,5 µg/m3 fijn stof. De SOLVE Maatregelenmix gaat uit van een effect van 10 tot 20% op fijn stof en 5 tot 10% op stikstofdioxide. Omdat het percentage autobewegingen dat door fietsbewegingen wordt vervangen in de praktijk moeilijk te bepalen is, kijken we voor de controle van deze maatregel alleen naar het al dan niet gerealiseerd zijn van de geplande fietsvoorzieningen. 4.4.2. Realisatie goede fietsparkeervoorzieningen Voor deze maatregel geldt hetzelfde als voor de realisatie van het fietsroutenetwerk. Ter controle kijken we naar het aantal gerealiseerde fietsenstallingen en het aantal gerealiseerde fietsparkeerplaatsen. 4.4.3. Realisatie goede fietsbewegwijzering Ook voor deze maatregel geldt wat voor de voorgaande twee maatregelen geldt. De uitvoering van de maatregel blijkt uit het aantal gerealiseerde fietswegwijzers.
4.5.
Stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer
Het vervangen van autobewegingen door bewegingen met het openbaar vervoer levert wat minder op dan het vervangen door fietsbewegingen, vanwege de eigen uitstoot van het openbaar vervoer. Doordat middels de concessieverlening de bussen in de gemeente Best zo schoon mogelijk zijn, zal het effect toch niet veel minder zijn. Het effect van de “groene” concessieverlening is volgens de SOLVE Maatregelenmix 10 tot 20%. Omdat invloed op het openbaar vervoer vooral wordt gerealiseerd in overleggen met het SRE, controleren we deze maatregel aan de hand van het resultaat van de overleggen en de daarin gemaakte keuzes. Maat daarbij is het aantal gerealiseerde extra openbaar-vervoerverbindingen en het aantal verdwenen openbaar-vervoerverbindingen.
4.6.
Bedrijven
4.6.1. Vergunningverlening Door middel van vergunningverlening verwachten we geen positief effect op de luchtkwaliteit. Wel moet door vergunningverlening een verslechtering van de luchtkwaliteit worden voorkomen. Ter controle kijken we naar het percentage van het aantal relevante beschikkingen waarbij het stappenplan voor luchtkwaliteit is gevolgd. Het gaat dus om het aantal relevante beschikkingen en het aantal beschikkingen waarbij het stappenplan is gevolgd. 4.6.2. Vervoersmanagement Vervoersmanagement bij bedrijven kan een relatief grote verbetering van de luchtkwaliteit betekenen. Het effect is afhankelijk van het aantal bedrijven dat meedoet en van de vermindering van het aantal vervoersbewegingen van medewerkers en goederen die wordt bereikt. Volgens de SOLVE Maatregelenmix is het effect van deze maatregel niet te kwantificeren. In de eerste plaats kijken we ter controle naar het percentage van de bedrijven met meer dan 50 medewerkers met een vervoersmanagementplan. Daarvoor moeten we weten hoeveel bedrijven in Best meer dan 50 medewerkers hebben en hoeveel van deze bedrijven een vervoersmanagementplan hebben. Daarnaast gaat het bij deze maatregel om het aantal bedrijven dat is geïnformeerd over vervoersmanagement. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 19 van 61
4.7.
Ruimtelijke plannen
Van het goed rekening houden met het aspect luchtkwaliteit bij ruimtelijke plannen verwachten we, net als bij vergunningverlening, geen verbetering van de luchtkwaliteit. Wel verwachten we dat hierdoor ook in de toekomst geen luchtkwaliteitsknelpunten zullen ontstaan. De SOLVE Maatregelenmix heeft van deze maatregel positieve verwachtingen. Voor de controle van deze maatregel kijken we naar het percentage van het aantal relevante ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het stappenplan voor luchtkwaliteit is gevolgd. Het gaat dus om het aantal relevante ruimtelijke ontwikkelingen en het aantal ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het stappenplan is gevolgd.
4.8.
Groen
Het is duidelijk dat groen een positief effect op de luchtkwaliteit heeft. Hoe groot dit effect is, is uiteraard afhankelijk van de hoeveelheid gerealiseerd groen en de effectiviteit ervan. Ter controle kijken we naar het percentage van de locaties waar acties voor luchtkwaliteit zijn meegenomen bij de realisatie van groenvoorzieningen. We vergelijken dus het aantal locaties met een nieuwe inrichting, wijziging en vervanging van groen met het aantal locaties waar daarbij acties voor de luchtkwaliteit zijn meegenomen.
4.9.
Binnenmilieu
4.9.1. Het verbeteren van het binnenmilieu in scholen Verbeteringen van het binnenmilieu hebben geen invloed op de luchtkwaliteit. Desondanks is een gezonde binnenlucht in scholen van belang voor de gezondheid van de kinderen in Best. We monitoren dan ook het percentage scholen waar de ventilatie "op orde" is. We bepalen het aantal scholen in Best en het aantal scholen waar de ventilatie "op orde" is. 4.9.2. Het verbeteren van het binnenmilieu in woningen Ook hier geldt dat een beter binnenmilieu niet leidt tot een betere luchtkwaliteit. Voor een betere gezondheid van de Bestse burgers is een gezonde binnenlucht wel van belang. De controle van deze maatregel richten we enerzijds op het percentage bouwvergunningen waarbij de aanvraag conform een vastgesteld protocol is getoetst en het percentage bouwvergunningen waarbij op de bouwplaats conform een vastgesteld protocol is getoetst. Hiervoor is het aantal verleende relevante bouwvergunningen van belang, het aantal bouwvergunningen waarbij de aanvraag conform het protocol is getoetst en het aantal bouwvergunningen waarbij op de bouwplaats conform het protocol is getoetst. Anderzijds richt de controle zich op het aantal bewoners in Best dat is geïnformeerd over ventilatie van hun woning.
4.10.
Communicatie
4.10.1. Het uitvoeren van een communicatiecampagne Communicatie op zich leidt niet tot een betere luchtkwaliteit. Wel ondersteunt communicatie veel van de bovengenoemde maatregelen en draagt zo indirect bij aan een schonere lucht. Volgens de SOLVE Maatregelenmix is het effect van deze maatregel niet te kwantificeren. De wijze van uitvoering monitoren we dan ook door een overzicht te maken van de acties, bijeenkomsten en publicaties die aan de diverse onderwerpen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn gewijd.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 20 van 61
5.
5.1.
Hoe ondersteunt de provincie ons?
Provinciale subsidieregeling
Sinds 1 april 2008 is de provinciale subsidieregeling “Verbeteren luchtkwaliteit in Brabant” van kracht. Deze regeling maakt het mogelijk op basis van co-financiering maatregelen te nemen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Enerzijds wordt dit gestimuleerd in het kader van het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (BSL) door het nemen van een breed pakket van met name verkeersgerelateerde maatregelen. Anderzijds wordt dit gestimuleerd vanuit het uitvoeringsplan ‘schoon, zuinig en efficiënt vervoer Noord-Brabant’, gericht op schone en zuinige voertuigen en op alternatieve motorbrandstoffen. In het openstellingsbesluit van de regeling voor 2009 wordt onderscheid gemaakt tussen drie onderdelen: 1. Deel A: Schone brandstoffen en voertuigen; 2. Deel B1: Verkeer en vervoersprojecten Gebieds Gerichte Aanpak (GGA); 3. Deel B2: Overige projecten gericht op innovatie of gedragsverandering. Voor maatregelen uit deel A is totaal een bedrag van € 2,4 miljoen beschikbaar, voor maatregelen uit deel B1 in totaal € 4,0 miljoen en voor maatregelen uit deel B2 in totaal € 1 miljoen. In het overzicht met kosten in bijlage 2 zijn per maatregel de subsidiemogelijkheden weergegeven.
5.2.
Subsidieregeling deel A
Binnen deel A van de subsidieregeling komt een aantal van onze maatregelen in aanmerking voor cofinanciering. 5.2.1. Schoner gemeentelijk wagenpark Door de provincie is een wagenparkadvies opgesteld voor het wagenpark van de gemeente Best. Daarmee is duidelijk welke verbeteringen we de komende jaren aan het wagenpark kunnen aanbrengen. Het aanbrengen van roetfilters op de vrachtwagens en bestelwagens wordt al van rijkswege gesubsidieerd en komt daarom niet in aanmerking voor provinciale subsidie. Het monteren van een roetfilter op de veegwagen, de praktijktraining Het nieuwe rijden (HNR) en het monteren van een GPS-ontvanger in bestelwagens komen wel in aanmerking voor 50% cofinanciering. Hiervoor hebben we een aanvraag ingediend. De meerkosten van een schone techniek voor de drie bestelwagens en vijf andere voertuigen die in 2010 worden vervangen kunnen ook voor 50% worden betaald door de provincie. Dit geldt eveneens voor een slowfillinstallatie, als we voor aardgasvoertuigen kiezen. Een andere optie is dat een slowfillinstallatie gratis door de provincie ter beschikking wordt gesteld aan de gemeente Best. Een aanvraag hiervoor kunnen we pas indienen, als duidelijk is voor welke schone technieken we kiezen. 5.2.2. Luchtkwaliteitseisen in aanbesteding Het opnemen van luchtkwaliteitseisen bij aanbestedingen van diensten zou in aanmerking kunnen komen voor provinciale subsidie, op voorwaarde dat werkzaamheden worden uitbesteed. Omdat we deze werkzaamheden zelf uitvoeren, hebben we hiervoor geen subsidie-aanvraag gedaan. 5.2.3. Gemeentelijk vervoersmanagement De kosten van het opstellen van een gemeentelijk vervoersplan komen voor een deel in aanmerking voor 50% cofinanciering. Hiervoor hebben we een aanvraag ingediend.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 21 van 61
5.2.4. Alternatieve brandstoffen De provincie is bezig met een onderzoek dat moet leiden tot een spreidingsplan voor multi-fuel tankstations. Er is budget voor zes tankstations in 2009 en de bedoeling is dat deze verspreid over de provincie worden gerealiseerd. In beginsel is het niet de bedoeling dat de gemeente zelf een tankstation gaat exploiteren. De gemeente kan wel bevorderen dat een bestaande of nieuwe exploitant een multi-fuel tankstation zal plaatsen. Dit kan door medewerking te verlenen aan de zoektocht voor een goede locatie, een goede interne afstemming en coördinatie en een vlotte behandeling van de wettelijke procedures. Of Best een uitstekende locatie is voor een multi-fuel tankstation is uiteraard afhankelijk van de vraag naar alternatieve brandstoffen en het resultaat van het spreidingsplan. Het stimuleren van andere partijen (bedrijven, semi-overheidsinstanties e.d.) om op alternatieve brandstoffen te gaan rijden behoort wel tot de subsidiemogelijkheden. 5.2.5. Vervoersmanagement bedrijven Het stimuleren van vervoersmanagement door het geven van voorlichting aan bedrijven komt eveneens voor een deel in aanmerking voor 50% financiering door de provincie. We hebben een aanvraag ingediend.
5.3.
Subsidieregeling deel B1
De financiering van luchtkwaliteitsmaatregelen onder deel B1 van de regeling vindt plaats via de subsidieregeling van de Gebiedsgerichte Aanpak (GGA) Verkeer en Vervoer: cofinancieringsregeling Verkeer en Vervoer. Het betreffen hier voornamelijk verkeergerelateerde maatregelen met een luchtkwaliteitsverbeterende effect. Vanuit het BSL is per GGA-regio budget beschikbaar gesteld voor luchtkwaliteitsverbetering die wordt toegevoegd aan het geld die de regio krijgt voor het uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer. De GGA-projecten worden beoordeeld op het luchtkwaliteitseffect en kunnen vervolgens een bepaald percentage aan cofinanciering van het BSL krijgen. De subsidieverlening – van aanvraag tot verlenen – verloopt helemaal via de subsidieregeling van de GGA. In onze regio moeten subsidieaanvragen in het kader van deel B1 worden ingediend bij het SRE. Het gaat om projecten voor het uitvoeren van verkeersmaatregelen, die een positieve invloed op de luchtkwaliteit hebben. Wij hebben vier aanvragen ingediend voor het jaar 2009 die allen zijn afgewezen vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van de GGA voor indiening van de projecten. Deze voorwaarden houden onder meer in dat projecten te maken moeten hebben met het hoofdwegennet, dat gunning van het project in 2009 moet plaatsvinden en dat geen stapeling van subsidies mag plaatsvinden. De afgewezen aanvragen betroffen: • De fietstunnel en twee rotondes bij de Ringweg. Deze worden al via een andere regeling gesubsidieerd. • De reconstructie van de Hoofdstraat en Nieuwstraat. Dit is te lokaal en heeft geen regionaal belang. • De aanpassing van de verkeersregelinstallatie bij de Van Mecklenburgweg. Deze is al gestart in 2008. Over de consequenties van het gebruik van de subsidieverleningstructuur van de GGA bij subsidie-aanvragen in gevallen van typische luchtkwaliteitsprojecten met een regionaal belang, is indringend overleg geweest met de provincie. Het blijkt dat aanvragen voor deze projecten niet via de GGA ingediend kunnen worden waardoor deze projecten buiten de boot vallen en geen subsidie kunnen krijgen via het B2-spoor. Dit probleem is nu door de provincie opgepakt; in het openstellingsbesluit voor 2009 zijn de subsidiemogelijkheden verruimd voor projecten die niet binnen het subsidiekader van A of B1 gehonoreerd kunnen worden, maar wel goed zijn voor de luchtkwaliteit (zie 5.4. deel B2).
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 22 van 61
Onze overige maatregelen om de verkeersintensiteit te verminderen en de doorstroming te verbeteren hebben we nog niet voldoende uitgewerkt om een subsidie-aanvraag te kunnen doen omdat ze nog niet opgenomen zijn in de huidige begroting 2009-2012. Dit doen we in een later stadium. Stimulering van het fietsgebruik loopt via een ander subsidiespoor.
5.4.
Subsidieregeling deel B2
Deel B2 van de provinciale subsidieregeling is bedoeld voor projecten die onvoorzien zijn of een innovatieve karakter hebben. Vanaf 2009 komen daar ook de projecten bij die om een of andere reden geen subsidie kunnen krijgen via het subsidiekader van onderdeel A of B1. Om projecten die door toepassing van de GGA-systematiek bij deel B1 niet in aanmerking komen voor subsidie, maar die wel een positief effect op de luchtkwaliteit hebben, toch door te laten gaan, heeft de provincie aangegeven deze projecten mogelijk te willen laten vallen onder de noemer “onvoorzien”. Het is immers onvoorzien wat de consequenties van de GGA-systematiek zouden zijn. In het kader van deel B2 hebben we subsidie aangevraagd voor de reconstructie van de Hoofdstraat en Nieuwstraat en voor de aanpassing van de verkeersregelinstallatie bij de Van Mecklenburgweg. De maatregelen op het gebied van ruimtelijke planning, groen en communicatie kunnen in het kader van deel B2 ook in aanmerking komen voor subsidie. Deze maatregelen moeten we eerst verder uitwerken in projectplannen met een kostenraming, voordat we subsidie kunnen aanvragen.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 23 van 61
6.
Hoe gaan we verder?
Met het opstellen van dit luchtkwaliteitsplan hebben we een start gemaakt met het werken aan een betere luchtkwaliteit in de gemeente Best. In bijlage 2 zijn de uren per afdeling en de budgetten, de dekking en de eventuele subsidie weergegeven voor de uitvoering van de in hoofdstuk 3 genoemde maatregelen. In de programmabegroting 2010 en de meerjarenraming 2011-2013 wordt rekening gehouden met de investeringen die in dit plan staan. De coördinatie van het luchtkwaliteitsplan is in handen van één beleidsmedewerker binnen de gemeente Best. Deze medewerker zorgt voor de implementatie van het luchtkwaliteitsplan in de organisatie. Dit is van belang, omdat bij de uitvoering van het plan veel verschillende afdelingen betrokken zijn. De uitvoering van het luchtkwaliteitsplan evalueren we jaarlijks. Dit is een taak van de beleidsmedewerker die de uitvoering van het plan coördineert. De evaluatie voeren we uit aan de hand van de doelstellingen, acties en indicatoren uit bijlage 1. Op basis van verzamelde gegevens over de indicatoren trekken we conclusies over de voortgang van de uitvoering van het luchtkwaliteitsplan en het bereikte resultaat. De evaluatie bieden we ter vaststelling aan aan het college van Burgemeester en Wethouders en ter informatie aan de Raad. Als de uitvoering niet volgens het plan verloopt en/of het bereikte resultaat te wensen overlaat, kan dit betekenen dat een actualisatie van het luchtkwaliteitsplan noodzakelijk is. Ook nieuwe ontwikkelingen op het gebied van luchtkwaliteit kunnen een actualisatie nodig maken. Omdat vooraf niet te voorzien is op welk moment bijstelling van het luchtkwaliteitsplan aan de orde zal zijn, is de jaarlijkse evaluatie tevens het moment waarop we bekijken of dit al dan niet het geval is. Het eventuele voorstel tot actualisatie van het luchtkwaliteitsplan bieden we met de evaluatie ter vaststelling aan aan het college van Burgemeester en Wethouders.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 24 van 61
BIJLAGEN
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 25 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 26 van 61
Bijlage 1
Maatregelen: doelstellingen, acties en indicatoren
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 27 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 28 van 61
Bijlage 2
Maatregelen: planning, kosten en uitvoering
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 29 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 30 van 61
Omschrijving maatregel
Planning
Uren
Kosten Gedekt in Mogelijke (eenmalig) begroting subsidie
Verantwoordelijke afdeling
Betrokken partijen
Toelichting
Algemeen Implementatie, coördinatie en evaluatie
Continu
A Gemeentelijke organisatie Schoner gemeentelijk Roetfilters vracht wagenpark & bestel 2009 *
Ja
Vergunningen
14.400,00
Ja, tussentijds rapportage
Is al verwerkt
12.000,00
Ja, T.R.
3.400,00
Ja, T.R.
50% mogelijk 50% mogelijk
GPS 2009 *
8.000,00
Ja, T.R.
3 aardgas-auto's 2010 Slow-fill installatie 2010
7.500,00
Ja, Nieuw Beleid Ja, Nieuw Beleid
Roetfilter * veegwagen 2009 HNR 2009 *
Luchtkwaliteitseisen in aanbesteding
Continu
Gemeentelijk vervoersmanagement
Start 2010
B Verkeersmaatregelen Nieuwstraat Verminderen intensiteit 2008/2009 Hoofdstraat 2008 Zandstraat 2013
Willem de Zwijgerweg 2013
Raadhuisstraat later Verbeteren doorstroming
100 in 2009/10d aarna 50 jaarlijks
Rotonde Eindhovenseweg Zuid 2013 Reconstructie Eindhovenseweg Zuid 2013 Rotonde Ringweg t.h.v. Zessprong Rotonde Ringweg t.h.v. Dijkstraten
10.000,00
p.m.
Beheer OR
Uren zijn opgenomen in het prioriteiten document
Inkoop bureau
HNR: 36 personen à 52,06 + 4 huurauto's voor 2 dagen à 182,96 per auto per dag.
50% mogelijk 50% mogelijk 50% of bruikleen mogelijk
Ja
Vanwege draagvlak voor het uitvoeren van de maatregelen die voortvloeien uit de wagenparkscan heeft de provincie de scan gratis uitgevoerd.
Betreft meerkosten
Beheer OR
Inkoop bureau
In principe geen kosten, wel mogelijk een meerprijs bij aanbestedingen a.g.v. extra eisen aan leveranciers. Extra uren vormen onderdeel van het aanbestedingsproces. Waarschijnlijk alleen subsidie mogelijk bij uitbesteden van het opstellen van het gemeentelijk vervoersplan. De jaarlijkse kosten zijn afhankelijk van de gekozen opties.
10.000,00
Ja, Nieuw Beleid
50% mogelijk
P&O
585.000,00
Ja
mogelijk 20%
R.Ontwikkeling/ Ingenieursbureau
393.450,00
Ja
20.000,00
Ja, Nieuw beleid
Mogelijk later
N.v.t.
Mogelijk later
Nee
Mogelijk later
4.250.000,0
Ja, Nieuw Beleid
Mogelijk later .
1.000.000,0
Ja, Nieuw beleid
350.000,00
Ja
Mogelijk later . Subsidie toegekend
Subsidiebesluit SRE d.d. 10 april 2008 PI08-02531
350.000,00
Ja
Subsidie toegekend
Subsidiebesluit SRE d.d. 10 april 2008 PI08-02531
N.v.t..
p.m.
Is reeds uitgevoerd Is reeds uitgevoerd Afsluiten Zandstraat (in combinatie met opwaarderen I.B.C.-weg) Kosten voor verminderen intensiteit en verbeteren doorstroming zitten verdisconteerd in resp. afsluiten Zandstraat en rotonde Eindhovenseweg Zuid. Budget afwaarderen Raadhuisstraat moet nog worden bepaald.
R.Ontwikkeling/ Ingenieursbureau tlv voorziening wegbeheer
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 31 van 61
Alternatieve brandstoffen
Fietstunnel t.h.v. Dijkstraten 2009
1.000.000,0 0
Ja
Mogelijk later
Turborotonde t.h.v. Babystunter en ongelijkvloers fietspad 2013 Mecklenburgerw eg VRI 2008 Start 2009
1.000.000,0
Ja, Nieuw beleid
Mogelijk later
50 eenmalig
C Stimuleren fietsgebruik Fietsroutenetwerk 2008/na 2011
Budget met nog worden bepaald
7.500,00
Ja
Is reeds uitgevoerd
10.000,00
Ja
Ondersteuning/50% mogelijk
R.Ontwikkeling/ Vergunningen
p.m.
Ja
Mogelijk later
R.Ontwikkeling / Ingenieursbureau /BOR
Budget voor diverse onderdelen moet nog bepaald worden.
SRE, provincie
Mogelijk deelname aan SREproject. Waarschijnlijk alleen subsidie mogelijk bij uitbesteden.
Fietsparkeer voorzieningen
Onderdeel van ieder plan/werk
p.m.
Ja
Mogelijk later
R.Ontwikkeling/ Ingenieursbureau
Bekostigd uit budget interne uren beheer en onderhoud.
Fietsbewegwijzering
Bij ieder werk plan/werk
p.m.
Ja
Mogelijk later
Beheer OR
Bekostigd uit budget interne uren beheer en onderhoud.
D Stimuleren gebruik openbaar vervoer Stimuleren gebruik In uitvoering, openbaar vervoer continu Bedrijven E Vergunningverlening
Continu
Vervoersmanagement bedrijven
In uitvoering, continu
50 jaarlijks
Continu, onderdeel van ieder plan
50 jaarlijks
F Ruimtelijke planning Ruimtelijke planning
G Groen Groen
Continu
H Binnenmilieu Verbeteren binnenmilieu scholen
Verbeteren binnenmilieu woningen * 2009
p.m.
2009-2012
50 jaarlijks
Continu
150 jaarlijks
I Communicatie Communicatiecampagne Continu *
10.000,00
100 jaarlijks
337.500,00
Ja
R.Ontwikkeling
Ja
Vergunningen Pilot van SRE/50% mogelijk
R.Ontwikkeling
Ja
Mogelijk later
R.Ontwikkeling/ Vergunningen
Zie toelichting
Mogelijk later
Beheer OR
Ja
Nee
Ingenieursbureau/ M.Ontwikkeling/ Vergunningen
Woningbou wvereniging en/ particuliere verhuurders / GGD
Vergunningen/ Handhaving
GGD
Ja, T.R. (2009) en Nieuw beleid (2010)
Mogelijk later
Communicatie
Reguliere overleggen.
Onderdeel van vergunningverlening. Stichting Deelname aan regionaal parkmana- project. Waarschijnlijk alleen gement/ subsidie mogelijk bij ondernemer uitbesteden. svereniging/ SRE
Ja
Ja, T.R. (2009) en Nieuw beleid (2010 e.v.) 20.000,00
SRE, vervoerder
Onderdeel van planontwikkeling.
Luchtkwaliteit maakt onderdeel uit van het groenbeleid, de extra kosten voor extra groen ten opzichte van het bestaande budget zijn afhankelijk van de te kiezen opties. De aanpassing van de schoolgebouwen t.b.v. de verbetering van het binnenmilieu is opgenomen in het onderhoudsprogramma basisscholen. Wordt verder als apart project opgepakt door Ingenieursbureau ism MAO en VER Vergunningen: onderdeel van huidige vergunningtoets Handhaving: extra capaciteit nodig
Kosten afhankelijk van de gekozen communicatiemiddelen.
*) Reserve milieu/duurzaamheid
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 32 van 61
Bijlage 3
Wagenparkscan
Wagenparkadvies Gemeente Best In Opdracht van:
Gemeente Best Provincie Noord Brabant
Bert Goes Consultancy drs. A.J.M. (Bert) Goes Zwartmoeren 2a, 4824 JS Breda M:+31 (0)653713546 E:
[email protected] K.v.K. 20136239 BTW NL100273099B01
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 33 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 34 van 61
Samenvatting Toelichting In deze samenvatting worden de belangrijkste conclusies en adviezen weergegeven van dit wagenparkadvies voor de gemeente Best. Voor achtergronden, methodiek en opbouw van het advies verwijs ik naar de hoofdstukken 1 t/m 4 en de bijlagen 1 en 2. Het wagenparkadvies is opgebouwd uit drie stappen en de conclusies en adviezen worden per stap weergegeven. Conclusies en adviezen van stap 1 het wagenparkbeleid van de gemeente Best. Er is geen specifiek beleid omschreven m.b.t. wagenpark beheer door de gemeente Best. Derhalve is het noodzakelijk om dit alsnog te omschrijven en vast te leggen. Advies voor wagenparkbeleid van de Gemeente Best: Gemeente Best streeft naar een duurzaam eigen wagenpark waarmee haar verschillende taken goed uit te voeren zijn. Het wagenpark dient de duurzame mobiliteit te versterken. De uitgangspunten hierbij zijn: 1. De gebruikte voertuigen dienen een zo laag mogelijke belasting (m.n. CO2 en fijnstof) op het milieu te hebben. Concreet betekent dit inzet van de kleinst mogelijke voertuigen met de kleinst mogelijke motoren en indien dieselmotoren deze standaard met roetfilter. 2. De gebruikte brandstof dient een zo laag mogelijke belasting (m.n. CO2 en fijnstof) op het milieu te hebben. Daar waar mogelijk gebruik maken van alternatieve brandstoffen zoals aardgas, bio-ethanol, bio-diesel en hybride (elektrische) systemen. Deze alternatieve brandstoffen en hybride systemen hebben een bewezen positief effect op de schadelijke uitstoot zoals CO2 en fijnstof. 3. De inzet en het gebruik door de chauffeurs dient op een verantwoorde wijze te geschieden. Waar mogelijk inzet beperken en brandstofbesparend rijgedrag stimuleren. Ook wordt kritisch gekeken naar de noodzaak van een voertuig en indien noodzaak niet vaststaat er geen voertuig wordt besteld. 4. Bij aanbestedingen voor het eigen wagenpark alsmede uit te besteden werkzaamheden duurzaamheids criteria integreren. Conclusies en adviezen van stap 2 het wagenpark van de gemeente Best. Een aantal data zijn bekend bij de gemeente Best echter niet alle relevante informatie was voorhanden. Het wagenparkoverzicht (bijlage 2) dat nu volledig up to date is op gezette tijden bijwerken m.b.t. mutaties in het wagenpark en bij veranderingen in de jaarkilometrage. Dus eerstvolgende aanpassing in januari 2009 m.b.t. jaar kilometrage. De gereden kilometers van 2008 zijn dan bekend en zodoende kan dit worden bijgewerkt. Conclusies en adviezen van stap 3 beoordeling wagenpark van de gemeente Best. Het resultaat van het totale wagenpark is een nivo 4, matig: *1 = Goed *2 Voldoende *3 = Neutraal
= = Haalbaar nivo na middellange acties = Haalbaar nivo na korte termijn acties = Wagenpark Gemeente Best nov. 2008
*4 = Matig *5 = Slecht Het duurzaamheids nivo is d.m.v. een aantal gerichte activiteiten te verbeteren.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 35 van 61
Door middel van een aantal korte termijn (< 1 jaar) acties is het mogelijk een aanzienlijke verbetering naar nivo 3 te realiseren: • Montage roetfilters. Het verschil in uitstoot fijnstof (luchtkwaliteit) is voor een voertuig met roetfilter een factor 5-10 lager dan een voertuig zonder roetfilter. Welke voertuigen dit betreft staat omschreven in hoofdstuk 4.3. Dit gaat gepaard met investeringen. De totale investering bedraagt € 15.400, • Voor alle chauffeurs/berijders van personenwagens en bestelwagens een praktijk training organiseren (o.a. ANWB rijscholen) teneinde rijgedrag aan te passen en brandstofverbruik te beperken. HNR (Het Nieuwe Rijden) heeft een aantoonbaar positief effect op brandstofverbruik van 10%-15%. De investering in training (1 a 2 uur met HNR rij instructeur) wordt terugverdiend door de besparing in brandstofverbruik. Om de inzet van alle bestelwagens goed op nut en noodzaak te kunnen beoordelen een GPS ontvanger monteren. De investering hiervoor ca € 400, - per GPS. Totaal voor 20 bestelwagens is dit € 8.000, Door middel van een aantal middellange termijn (< 2 jaar) acties is het mogelijk nog een aanzienlijke verbetering naar nivo 2 te realiseren: • Een drietal grote bestelwagens op aardgas in te zetten. Aardgas levert een betere CO2 prestatie zonder nadelige fijnstof problematiek zoals bij een dieselmotor. Voor de keuze van de voertuigen zie hoofdstuk 4.3. Aardgas is leverbaar op zowel kleine als grote bestelwagens bijvoorbeeld Citroen Berlingo, Peugeot Partner, Opel Combo,VW Transporter, Ford Transit, Fiat Doblo en Fiat Ducato, Iveco Daily, Peugeot Boxer, Citroen Jumper. Met name voor bestelwagens is aardgas een goed alternatief indien de actieradius niet al te groot is (350400km). Het tank infrastructuur wordt de komende jaren door de provincie Noord Brabant ondersteund en dit zal leiden tot ca 12 multifuel stations in Noord Brabant. Om deze transitie te stimuleren kan de gemeente Best een zogenaamde slow filler installeren in Best op het eigen terrein alwaar de eerste bestelwagens op aardgas ’s avonds kunnen worden gevuld met aardgas. De totale besparing in operationele kosten is € 1.618, - per jaar t.g.v. lagere prijs per liter/kg. Hiervoor zijn echter investeringen noodzakelijk. In totaal geldt voor 3 voertuigen een meerprijs van ca € 2.500, - = € 7.500, -. Een slowfill installatie (vulling aardgas ’s avonds in 6 tot 8 uur) met meerdere vulpunten kost ca € 10.000, -. Totale investering € 17.500, - en met de besparing op de brandstofkosten van € 1.618, - per jaar resulteert dit in een terugverdientijd van 11 jaar. Deze terugverdientijd wordt korter als meer wagens op CNG worden ingezet. • Een vijftal voertuigen zal gezien hun relatief oude bouwjaren (1983-1999) bij de eerstvolgende aanbesteding moeten worden voorzien van de laatste technologische milieu aanpassingen zoals roetfilter en een betere euroclassificatie.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 36 van 61
Inhoudsopgave
1
2
3
4
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Werkwijze 1.3 Gemeente Best
5 5 5
Wagenparkbeleid Gemeente Best. 2.1 Doelstelling 2.2 Conclusie 2.3 Advies
6 6 6
Wagenpark Gemeente Best. 3.1 Doelstelling 3.2 Conclusie 3.3 Advies
7 7 7
Beoordeling wagenpark gemeente Best 4.1 Doelstelling 4.2 Conclusie 4.3 Advies
8 8 8,9
Bijlagen: 1 Toelichting beoordeling prestatie wagenpark. 2 Voertuigen gemeente Best.
10 11
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 37 van 61
1.
Inleiding
1.1 Achtergrond. In het kader van het project schoon, zuinig, stil en duurzaam vervoer in Brabant van de provincie Noord Brabant wordt een wagenparkadvies uitgebracht bij de gemeente Best. Op de bijeenkomst van 20 oktober 2008 in het gemeentehuis te Best is dit verder toegelicht aan betrokkenen. Tijdens de bijeenkomst is gediscussieerd omtrent nut en noodzaak van vergroening van het wagenpark. Vast is komen te staan dat de Gemeente Best streeft naar een duurzaam eigen wagenpark in lijn met andere initiatieven zoals verbetering luchtkwaliteit. De gemeente Best geeft hiermee invulling aan haar voorbeeldfunctie om zodoende ook duurzaamheids criteria te integreren in aanbestedingen. Dit wagenparkadvies zal ingebracht worden bij de raad en het college van de gemeente Best als onderdeel van het plan verbetering luchtkwaliteit. Een beperkende factor echter is het financiële budget omdat voor 2009 zelfs een bezuiniging is voorzien. In dit wagenparkadvies zal daarom zo veel mogelijk rekening worden gehouden met dit aspect. 1.2 Werkwijze. Door middel van 3 stappen wordt het wagenparkbeleid en het wagenpark doorgelicht ten einde tot praktische adviezen/activiteiten te komen om het wagenparkbeleid en het wagenpark duurzaam te verschonen. Deze methode is er op gericht om het proces van verduurzamen van het wagenpark te waarborgen/monitoren voor de lange termijn en een doelgerichte aanpak van het huidige wagenpark op korte en middellange termijn. De 3 stappen zijn:
Stap 1, Vaststelling wagenparkbeleid gemeente Best en advies. Stap 2, Verzamelen data wagenpark gemeente Best en advies. Stap 3, Beoordeling wagenpark en advies.
In stap 1 wordt het wagenparkbeleid getoetst. In stap 2 wordt van alle voertuigen de relevante gegevens verzameld. Hier is gebruik gemaakt van de data bekend bij de gemeente en aangevuld met data afkomstig van o.a. rijksdienst voor het wegverkeer. Bij sommige voertuigen met name bij de oudere bouwjaren zijn ook andere bronnen geraadpleegd bijvoorbeeld internet en/of importeur. In stap 3 wordt de beoordeling van het wagenpark gedaan. Om een verantwoorde beoordeling te kunnen doen voor met name de milieuprestatie wordt niet enkel naar een kenmerk gekeken maar naar een combinatie van kenmerken, zie bijlage 1. 1.3 Gemeente Best. In de toekomstvisie van de Gemeente Best (bron www.gemeentebest.nl) wordt schaars melding gemaakt van het streven naar duurzaamheid en een actieve energiebesparing. In de slogan van de gemeente Best “Best, dorp van formaat bouwt aan de toekomst” zou duurzaamheid kunnen worden toegevoegd. Ook het benoemen van een speerpunt op dit gebied zou helpen. Het eigen wagenpark bestaat uit 36 voertuigen in een mix van bestelwagens, bedrijfswagens, personenwagens en specials. Het wagenpark is geheel in eigendom van de gemeente (via aanbesteding). In de bijlage 2 is het totale overzicht wagenpark weergegeven.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 38 van 61
2.
Wagenparkbeleid Gemeente Best (Stap 1).
2.1 Doelstelling. Vaststellen in hoeverre het bestaande wagenpark voldoet aan het wagenparkbeleid. Tevens de wagenparkbeheerder/eigenaar inzicht te geven in de milieu aspecten. Waarom. Het beleid is de meetlat waarlangs het bestaande wagenpark zal worden beoordeeld. Het is noodzakelijk om uitgangspunten vast te stellen waar het huidig en toekomstig wagenpark beleid aan moet voldoen in termen van duurzaamheid. Dit wagenparkadvies moet enerzijds worden gezien als een nulmeting om te komen tot activiteiten die de duurzame mobiliteit verhogen en anderzijds als een waarborging en monitoring voor toekomstige beslissingen over 1,2… jaar. Beslissingen over het vervangen van voertuigen in het wagenpark blijven namelijk terugkomen en de technologische ontwikkelingen van voertuigen en brandstoffen gaan door. 2.2 Conclusie. Er is geen specifiek beleid omschreven m.b.t. wagenpark en wagenpark beheer. Echter er zijn wel een aantal ongeschreven regels die gehanteerd worden. Deze zijn: • Voertuigen moeten onderhoudsvriendelijk zijn. Dit in verband met het onderhoud dat door 2 eigen monteurs wordt gedaan. • Voertuigen moeten in principe dieselmotoren hebben. Dit in verband met relatief lange onderhoudsinterval, lage verbruik en sterk koppel. • Voertuigen moeten een grijs kenteken hebben. Dit in verband met relatief lage belasting. • Voertuigen blijven gedurende hele technische levensduur (8 tot 10 jaar) inzetbaar. • Voertuigen hebben een vaste eigen chauffeur die zelf verantwoordelijk is voor het schoonhouden ervan en het dagelijks onderhoud zoals tanken, controle vloeistoffen en bandenspanning. 2.3 Advies. Omschrijven en vastlegging van het wagenparkbeleid en de uitgangspunten. Suggestie voor wagenparkbeleid van de Gemeente Best: Gemeente Best streeft naar een duurzaam eigen wagenpark waarmee haar verschillende taken goed uit te voeren zijn. Het wagenpark dient de duurzame mobiliteit te versterken. De uitgangspunten hierbij zijn: 1. De gebruikte voertuigen dienen een zo laag mogelijke belasting (m.n. CO2 en fijnstof) op het milieu te hebben. Concreet betekent dit inzet van de kleinst mogelijke voertuigen met de kleinst mogelijke motoren en indien dieselmotoren deze standaard met roetfilter. 2. De gebruikte brandstof dient een zo laag mogelijke belasting (m.n. CO2 en fijnstof) op het milieu te hebben. Daar waar mogelijk gebruik maken van alternatieve brandstoffen zoals aardgas, bio-ethanol, bio-diesel en hybride (elektrische) systemen. Deze alternatieve brandstoffen en hybride systemen hebben een bewezen positief effect op de schadelijke uitstoot zoals CO2 en fijnstof. 3. De inzet en het gebruik door de chauffeurs dient op een verantwoorde wijze te geschieden. Waar mogelijk inzet beperken en brandstofbesparend rijgedrag stimuleren. Ook wordt kritisch gekeken naar de noodzaak van een voertuig en indien noodzaak niet vaststaat er geen voertuig wordt besteld. 4. Bij aanbestedingen voor het eigen wagenpark evenals uit te besteden werkzaamheden worden de duurzaamheids criteria geïntegreerd Voor het vervolg van dit wagenparkadvies worden bovenstaande uitgangspunten gehanteerd.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 39 van 61
3.
Wagenpark gemeente Best (Stap 2).
3.1 Doelstelling. In kaart brengen van het wagenpark met alle relevante informatie. Waarom. Om een beoordeling van het wagenpark te kunnen doen zal er een overzicht moet komen van alle voertuigen met alle relevante gegevens. Deze gegevens zijn afkomstig van de gemeente Best aangevuld met externe bronnen (o.a. www.RDW.nl , www.VROM.nl , www.ANWB.nl). In bijlage 2 is het wagenpark weergegeven. De gegevens zijn in 3 categorieën te verdelen te weten: 1 Categorie inzet zoals merk, gebruik, type, inrichting, aanhangwagen en km per jaar. 2 Categorie milieu zoals bouwjaar, type motor, vermogen, verbruik, roetfilter, CO2, relatieve label. 3 Categorie overige zoals voertuignummer, kenteken, en boekingsnummer. Voor toekomstige wagenpark activiteiten is een bijgewerkt overzicht zoals in Bijlage 2 onontbeerlijk. 3.2 Conclusie. Een aantal data zijn bekend bij de gemeente Best echter niet alle relevante informatie was voorhanden. Met behulp van externe bronnen zijn de voertuiggegevens verder aangevuld. De externe bronnen zijn: • www.rdw.nl. Gegevens volgens typegoedkeuring zoals euro classificatie, CO2 uitstoot. Voor met name voertuigen van enkele jaren oud zijn deze gegevens voorhanden. • www.anwb.nl. Gegevens voor nieuwe voertuigen zoals roetfilter, CO2. • www.groenopweg. Gegevens over CNG (aardgas). • Importeurs/dealers. Gegevens van voertuigen voor met name oudere bouwjaren. 3.3 Advies. Het wagenparkoverzicht (zie bijlage 2) dat nu volledig up to date is op gezette tijden bijwerken m.b.t. mutaties in het wagenpark en bij veranderingen in de jaarkilometrage. Dus eerstvolgende aanpassing in januari 2009 m.b.t. jaar kilometrage. De gereden kilometers in 2008 zijn dan bekend en zodoende kan de jaarkilometrage worden bijgewerkt.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 40 van 61
4.
Beoordeling wagenpark Gemeente Best (Stap 3).
4.1 Doelstelling. Het huidige wagenpark beoordelen en activiteiten vaststellen. Waarom. Dit is nodig om inzicht te krijgen op dit moment in de milieuprestatie van alle voertuigen en het wagenpark in zijn geheel. Adviezen en activiteiten volgen. De acties worden vervolgens doorgerekend en een nieuwe (betere) milieuprestatie volgt. 4.2 Conclusie. De beoordeling vindt plaats per voertuig op basis van de milieu indicatoren en de inzet. Dit is een moment opname die heeft plaatsgevonden in november 2008. De beoordeling per voertuig en voor het totale wagenpark wordt toegelicht in bijlage 1 en weergegeven in bijlage 2. Het resultaat van de totale wagenpark is een nivo 4, matig: *1 = Goed *2 Voldoende *3 = Neutraal *4 = Matig *5 = Slecht
= = Haalbaar nivo na middellange acties = Haalbaar nivo na korte termijn acties = Wagenpark Gemeente Best nov. 2008
4.3 Advies Stap 3. Door middel van een aantal korte termijn (< 1 jaar) acties is het mogelijk een aanzienlijke verbetering naar nivo 3 te realiseren: • Een aantal diesel voertuigen (vanaf bouwjaar 2001) voorzien van een retrofit roetfilter. Vanaf 2006 is een roetfilter meer en meer standaard gemonteerd echter is sommige situatie als optie leverbaar. Twee voertuigen (Mitsubishi Pajero en de onlangs in gebruik genomen Peugeot Partner) hebben al een roetfilter de overige niet. Het verschil in uitstoot fijnstof (luchtkwaliteit) is voor een voertuig met roetfilter een factor 10 lager dan een voertuig zonder roetfilter. Voor een retrofit roetfilter is dit een factor 5. Dit geldt voor de volgende voertuigen: 1 De vrachtwagens nummer 1 en 2. De investeringen hiervoor bedragen ca € 8.000, - voor beide voertuigen en dit is inclusief subsidie. Omdat deze ombouw sinds de introductie van de euro zonering voor vrachtwagens vaker voorkomt is hier bij de truck dealers veel ervaring mee opgedaan. 2 De bestelwagens nummer 4 t/m 7, 9 t/m 17, 21, 618 en 688. In totaal 16 voertuigen. In 2008 geldt een subsidie van € 400, - In de praktijk dekt de subsidie 50% tot 100% van de kosten. Uitgaande van een dekking van 50% betekent dit een investering van 16 * € 400, - = € 6.400, - en dit is inclusief subsidie. Gezien de aantallen en de in het begin negatieve ervaringen (verstopt raken van filters) is het belangrijk om praktijkervaring met deze retrofit roetfilter op te doen. Op de 2.0HDI motor wordt een roetfilter (type half open) door Peugeot geleverd. Hier kan dus nog in 2008 mee gestart worden. 3 De Ravo Veegwagen nummer 8. Dit is al eerder gedaan door Amsterdam. De investering bedraagt ca € 1.000, - en op dit type voertuig wordt geen subsidie gegeven. Voor landbouw voertuigen 18, 19, 20 en 24 kan dit ook overwogen worden. Hier zijn op dit moment geen concrete voorbeelden van bekend echter de importeur laat weten al eerder een verzoek te hebben gehad. • Voor alle chauffeurs/berijders van personenwagens en bestelwagens een praktijk training organiseren (o.a. ANWB rijscholen) teneinde rijgedrag aan te passen en brandstofverbruik te beperken. HNR (Het Nieuwe Rijden) heeft een aantoonbaar positief effect op ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 41 van 61
brandstofverbruik van 10%-15%. De investering in training (1 a 2 uur met HNR rij instructeur) wordt terugverdiend door de besparing in brandstofverbruik. Om de inzet van alle bestelwagens goed op nut en noodzaak te kunnen beoordelen een GPS ontvanger monteren. De investering hiervoor ca € 400, - per GPS. Totaal voor 20 bestelwagens is dit € 8.000, Overzicht investeringen van advies 4.3 (korte termijn) zijn: Roetfilter 2 vrachtwagens
= € 8.000, -
Roetfilter 16 bestelwagens
= € 6.400, -
Roetfilter veegwagen
= € 1.000, -
Training HNR (GPS)
= € 8.000, -
Totale investering
= € 23.400, -
Door middel van een aantal middellange termijn (< 2 jaar) acties is het mogelijk nog een aanzienlijke verbetering naar nivo 2 te realiseren: • Een drietal grote bestelwagens op aardgas in te zetten. Belangrijk voor de inzet is dat er geen sprake is van rijden met aanhangwagen in deze situatie. De trekkracht van een dieselmotor is hoger dan een benzine/CNG motor. De bestelwagens die het eerst in aanmerking komen zijn nummer 5, 15 en 23 bouwjaar 1996 of 2001. Aardgas is leverbaar op zowel kleine als grote bestelwagens (www.cngnet.nl ) bijvoorbeeld Citroen Berlingo, Peugeot Partner, Opel Combo,VW Transporter, Ford Transit, Fiat Doblo en Fiat Ducato, Iveco Daily, Peugeot Boxer, Citroen Jumper. Met name voor bestelwagens is Aardgas een goed alternatief met name indien de actieradius niet al te groot hoeft te zijn (350-400km). Het tank infrastructuur wordt de komende jaren door de provincie Noord Brabant ondersteund en dit zal leiden tot ca 12 multifuel stations in Noord Brabant. Om deze transitie te begeleiden kan de gemeente Best een zogenaamde slow filler installeren in Best op het eigen terrein alwaar de eerste bestelwagens op aardgas ’s avonds kunnen worden gevuld met aardgas. De totale besparing in operationele kosten per jaar bedraagt € 1.618, - zie onderstaande tabel. Nummer 5 15 23
Merk Type Peugeot Boxer Peugeot Boxer Peugeot Boxer Grote Bestel CNG Besparing rijden op CNG per jaar
Km 8071 6382 4392 14453
Verbruik km/l 7,6 7,7 7,2 6,9
Literprijs € 1,25 € 1,25 € 1,25 € 0,72
Brandstof kosten € 1.327, € 1.036, € 763, € 1.508, € 1.618, -
De investering voor bestelwagens op aardgas bedraagt ca € 2.500, - per voertuig. In totaal wordt dit 3 voertuigen a € 2.500, -= € 7.500, -. Een slowfill installatie (vulling aardgas ’s avonds in 6 tot 8 uur) met meerdere vulpunten kost ca € 10.000, -. Overzicht investeringen van advies 4.3 (middellange termijn) zijn: Meerkosten 3 CNG bestelwagens
= € 7.500, -
Slowfill CNG installatie
= € 10.000, -
Totale investering
= € 17.500, -
De besparing op de operationele kosten is € 1.618, -. De terugverdientijd wordt met deze drie bestelwagens 11 jaar. Deze terugverdientijd wordt korter als meer wagens op CNG worden ingezet. •
Een vijftal voertuigen zal gezien hun relatief oude bouwjaren (1983-1999) bij de eerstvolgende aanbesteding moeten worden voorzien van de laatste technologische milieu
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 42 van 61
aanpassingen. De vorkheftruck via een aanbesteding voorzien van een elektrische aandrijving.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 43 van 61
Bijlage 1. Beoordeling prestatie wagenpark. Toelichting beoordeling voertuigen. Aan alle individuele voertuigen wordt een beoordeling gegeven. Deze beoordeling wordt weergegeven in een aantal punten namelijk van 1 tot en met een 5. Een 5 betekent een slechte milieuprestatie (maximale milieubelasting) en een 1 betekent een goede milieuprestatie en dus een minimale milieubelasting. Om dit inzichtelijk te maken zijn de milieu indicatoren, roetfilter, CO2 en label voorzien van een kleur behorend bij de punten 1 t/m 5. Kleurenindeling zie opmerking *) in bijlage 2. Indien een voertuig twee rode kleuren heeft dan wordt de beoordeling een 5 en bij twee groene kleuren dan wordt de beoordeling een 1. Voorbeeld: Geen roetfilter en Euro 0 betekent een 5. Deze methode is gekozen omdat er niet een enkel gegeven verantwoordelijk kan zijn voor de milieuprestatie van het betreffende voertuig. Bijvoorbeeld het relatieve energielabel geeft een indicatie echter omdat de voertuigafmetingen hierin worden meegewogen heeft een grote auto een beter label dan een kleine met dezelfde motor. Meerdere indicatoren zijn uiteindelijk meegenomen voor de uiteindelijke milieuprestatie van een individueel voertuig. Toelichting beoordeling wagenpark. Vervolgens worden de kilometers die per jaar worden afgelegd meegewogen om een beoordeling over het totale wagenpark te kunnen geven. Dit gebeurt door de jaarkilometrage te vermenigvuldigen met de beoordeling (1 t/m 5) van elk individueel voertuig. Deze gewogen kilometers worden opgeteld en vergeleken met waarden die het wagenpark zou krijgen indien beoordeling 1, 2, 3, 4 of 5 zou zijn. Hieruit volgt de beoordeling van het totale wagenpark. In bijlage 2 wordt dit in de kolom “prestatie 1 t/m 5” en de kolom “prestatie wagenpark” weergegeven. Deze gewogen kilometerstanden van alle voertuigen worden opgeteld en bepalen de uiteindelijke beoordeling van het hele wagenpark. De behaalde score komt overeen met een 4 en dit is matig. In bijlage 2 is dit als volgt weergegeven: 1= Goed
237571
2 = Voldoende 475142 3 = Neutraal
712714
4 = Matig
950285
5 = Slecht
1187856
946105
Simulatie naar aanleiding van het advies. De adviezen gegeven in stap 3 zijn gesplitst in korte termijn acties en middellange termijn acties en het effect is in twee aparte kolommen doorgerekend en een nieuwe beoordeling is de uitkomst. In bijlage 2 wordt dit in de kolom “prestatie wagenpark na korte termijn acties” en de kolom “prestatie wagenpark na m. lange termijn acties” weergegeven. Deze aangepaste gewogen kilometerstanden worden weer opgeteld en bepalen de uiteindelijke beoordeling van het hele wagenpark na implementatie van de acties. De behaalde score komt overeen met een 3 (neutraal) of een 2 en dit is voldoende. In bijlage 2 is dit als volgt weergegeven: Prestatie Prestatie wagenpark wagenpark Prestatie na korte na m.lange wagenpark termijn termijn acties acties 1 237571 2
475142
3
712714
4
950285
5
1187856
494942 558850 946105
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 44 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 45 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 46 van 61
Bijlage 4
Stappenplan milieuvergunningverlening bedrijven
Vergunningaanvraag Wet milieubeheer
Stap 0
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Zijn er: - procesemissies? - stuifgevoelige stoffen? - transportbewegingen? Ja: Uitvoeren emissietoets
Nee: VERGUNNING VERLENEN
Aangevraagde emissie > huidige emissie
Aangevraagde emissie ≤ huidige emissie: VERGUNNING VERLENEN
Alleen verkeersemissies?
Nee/boven IBM-grens: Uitvoeren immissieberekening met ISL3a of Nieuw Nationaal Model (NNM) en/of CAR
Ja: Aantal voertuigen boven/onder IBM-grens?
Onder IBM-grens: VERGUNNING VERLENEN
Bijdrage > X%: toetsing aan normen
Bijdrage < X%: VERGUNNING VERLENEN
Niet voldoen aan normen
Voldoen aan normen: VERGUNNING VERLENEN
Maatregelen niet mogelijk
Maatregelen mogelijk: VERGUNNING VERLENEN
Saldering niet mogelijk: VERGUNNING WEIGEREN
Saldering mogelijk: VERGUNNING VERLENEN
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 47 van 61
TOELICHTING Het gaat om immissies en emissies in het kader van de Wet luchtkwaliteit: zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOx), fijn stof (PM10), lood (Pb), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6). In de praktijk zijn over het algemeen alleen stikstofdioxide en stikstofoxiden en fijn stof relevant. De waarde van het percentage X is afhankelijk van de vaststelling van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL nog niet vastgesteld. Totdat dit is gebeurd, is X 1% van de jaargemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof (dus 0,4 µg/m3). Daarna is X 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof (1,2 µg/m3). Stap 0 en 1 horen bij de ontvankelijkheidstoets en kunnen gedaan worden door de vergunningverlener. In de praktijk blijkt vaak dat de aanvrager zelf een emissietoets aanlevert, als onderbouwing dat geen immissieberekening nodig is. Als wel een immissieberekening nodig is, dient deze te worden aangeleverd door de aanvrager. Bij het maken van de berekeningen worden de stappen 2, 3 en 4 doorlopen. Als maatregelen nodig zijn volgens de berekeningen, moeten deze ook in de aanvraag worden opgenomen. Het luchtrapport moet immers kloppen met de aanvraag. Als saldering moet worden toegepast, moeten berekeningen ter onderbouwing worden meegeleverd. Wat bij de berekeningen getoetst wordt, is afhankelijk van de aanvraag. Bij een oprichtings- of revisievergunning wordt de hele inrichting getoetst, bij een veranderingsvergunning alleen de verandering. Wanneer alleen de verandering wordt getoetst, moet wel rekening gehouden worden met de rest van de inrichting bij de toetsing aan de normen. De achtergrondconcentratie, de bijdrage van de bestaande inrichting en de bijdrage van de verandering moeten bij elkaar worden opgeteld. Als alleen gekeken wordt of de bijdrage kleiner dan X% is, blijft de bestaande inrichting buiten beschouwing. Een verandering met een verslechtering kleiner dan X% kan dus worden vergund, ook al is er in de bestaande situatie sprake van een overschrijding van de normen.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 48 van 61
Bijlage 5
Stappenplan procedures ruimtelijke plannen
Spoor 1: Plan als bron
Spoor 2: Blootstelling Gevoelige functie of woning of sportveld?
Toets aan IBM-grenzen
Boven grens
Onder grens: PLAN GAAT DOOR, mits geen gevoelige functie. Voor een gevoelige functie dient ook spoor 2 te worden doorlopen
Ja: inventarisatie situatie Verdachte locatie
Nee: PLAN GAAT DOOR Geen verdachte locatie: PLAN GAAT DOOR
UITZONDERING: Gevoelige functie (behalve woning of sportveld) <100m van snelweg: PLAN GAAT NIET DOOR Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijdrage > X%: toetsing aan normen
Bijdrage < X%: PLAN GAAT DOOR
Normoverschrijding
Geen normoverschrijding: PLAN GAAT DOOR
Niet voldoen aan normen
Voldoen aan normen: PLAN GAAT DOOR
Afweging: PLAN GAAT NIET DOOR
Afweging: PLAN GAAT DOOR
Maatregelen niet mogelijk
Maatregelen mogelijk: PLAN GAAT DOOR
Saldering niet mogelijk: PLAN GAAT NIET DOOR
Saldering mogelijk: PLAN GAAT DOOR
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 49 van 61
TOELICHTING Of een project “In Betekende Mate” (IBM) is, volgt uit het Besluit NIBM en de Regeling NIBM. Daarbij wordt invulling gegeven aan de volgende categorieën: • woningbouw- en kantoorlocaties, alsmede een combinatie daarvan; • inrichtingen, hieronder vallen landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen. Veehouderijen zijn nog niet opgenomen, omdat eerst de juiste emissiefactoren vastgesteld moeten worden. Daarnaast is ruimte gereserveerd voor defensie-inrichtingen, maar hieraan is nog geen invulling gegeven. Datzelfde geldt voor infrastructuur en activiteiten en handelingen. Voor deze categorieën ligt elk project dus boven de IBM-grens en moet een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd worden. IBM-grens woningbouwlocaties: 1% criterium (interimperiode): • 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg • 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling 3% criterium (vanaf inwerkingtreding NSL): • 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg • 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling IBM-grens kantoorlocaties: 1% criterium (interimperiode): • 33.333 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg • 66.667 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling 3% criterium (vanaf inwerkingtreding NSL): • 100.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg • 200.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling IBM-grens inrichtingen: • • • •
• *
akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt * inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor witloftrek of teelt van eetbare paddestoelen of andere gewassen in een gebouw * permanente en niet-verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen * permanente en verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen, mits niet groter dan 0,7 hectare (1% criterium) respectievelijk 2 hectare (3% criterium) kinderboerderijen * Al deze inrichtingen zijn NIBM, ongeacht de omvang van het bedrijf.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 50 van 61
IBM-grens bij spoorwegemplacementen: 1% criterium (interimperiode): • de toename van het aantal dieseltractie-uren bedraagt niet meer dan 2500 uur op jaarbasis, als gevolg van de aanleg of uitbreiding van en spoorwegemplacement of door een wijziging van de activiteiten op het spoorwegemplacement 3% criterium (vanaf inwerkintreding NSL): • de toename van het aantal dieseltractie-uren bedraagt niet meer dan 7500 uur op jaarbasis, als gevolg van de aanleg of uitbreiding van en spoorwegemplacement of door een wijziging van de activiteiten op het spoorwegemplacement Gevoelige bestemmingen en woningen Gevoelige functies zijn in elk geval de wettelijk als zodanig aangemerkte functies: scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Daarnaast worden in het kader van spoor 2 ook woningen en sportvelden als een “luchtgevoelige bestemming” gezien. Inventarisatie van de locatie in het kader van spoor 2 houdt in dat wordt gekeken of redelijkerwijs te verwachten is dat er sprake is van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen ter plaatse van het project, zonder de bijdrage van dat project. Dit is het geval als er op korte afstand een drukke weg, of een veehouderij is gelegen. Als dit het geval is, is er sprake van een verdachte locatie. Als omschrijving van de begrippen “drukke weg” en “korte afstand” hanteren we voor een “drukke weg” snelwegen, provinciale wegen en wegen met een dreigende overschrijding (vanaf 3 % onder de grenswaarde) en voor een “korte afstand” 300 meter van een snelweg en 50 meter van een provinciale weg of een drukke weg. Uitzondering op de toetsing geldt enkel voor de gevoelige functies: scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Deze functies mogen niet binnen 100 meter van de snelweg worden gerealiseerd. Luchtkwaliteitsonderzoek Een luchtkwaliteitsonderzoek kan inhouden dat berekeningen worden gemaakt met de wettelijk daarvoor aangewezen rekenprogramma’s. Een onderzoek kan ook bestaan uit het vergelijken van de betreffende situatie met een grens uit de Regeling IBM. De verkeersaantrekkende werking van een niet in de regeling benoemde activiteit kan worden vergeleken met die van een woningbouwproject. Als kan worden onderbouwd dat de verkeersaantrekkende werking van de activiteit niet groter is dan van een woningbouwproject dat niet-IBM is, kan worden gesteld dat ook de activiteit niet-IBM is. Hierbij wordt uitgegaan van 6 bewegingen van een personenauto per etmaal per woning. Het bepalen van de achtergrondconcentratie maakt bij gevoelige functies altijd deel uit van het luchtkwaliteitsonderzoek, inclusief de bijdrage van nabijgelegen bronnen (bijvoorbeeld snelwegen of veehouderijen). De waarde van het percentage X is afhankelijk van de vaststelling van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is nog niet vastgesteld. Totdat dit is gebeurd, is X 1% van de jaargemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof (dus 0,4 µg/m3). Daarna is X 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide en fijn stof (1,2 µg/m3). Als in het kader van spoor 2 blijkt, dat er sprake is van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen op de locatie van het project, moet door de gemeente een afweging worden gemaakt. Daarbij staan andere belangen tegenover het belang van de gezondheid. Deze afweging moet op bestuurlijk niveau worden gemaakt. ______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 51 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 52 van 61
Bijlage 6
Effectiviteit van groenvoorzieningen
Naaldbomen zijn effectiever in het verwijderen van fijn stof dan loofbomen. Binnen de categorie van loofbomen zijn bomen met ruwe en behaarde bladeren effectiever dan die met gladde en platte bladeren. Soorten die groenblijvend zijn verwijderen meer fijn stof dan soorten die niet groenblijvend zijn. Soorten met een groot bladoppervlak vangen meer fijn stof af dan soorten met een klein bladoppervlak. In deze zin zijn bomen dus effectiever dan struiken. Via bomen en struiken moet fijn stof in de bodem worden afgevoerd. Daarom moet er geen verharding rondom zijn, maar een kruidenberm of heestervak. Loofbomen zijn effectiever in de absorptie van stikstofoxiden dan naaldbomen. Binnen de categorie van loofbomen zijn bomen met gladde en platte bladeren effectiever dan die met ruwe en behaarde bladeren. Soorten met een groot bladoppervlak absorberen meer stikstofoxiden dan soorten met een klein bladoppervlak. In deze zin zijn bomen dus effectiever dan struiken. Stikstofoxiden kunnen schadelijk zijn voor planten.
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 53 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 54 van 61
Bijlage 7
SOLVE Maatregelenmix
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 55 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 56 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 57 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 58 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 59 van 61
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 60 van 61
Bijlage 8
Afstandslijnen luchtkwaliteit A2/A58
______________________________________________________________________________________ Luchtkwaliteitsplan Pagina 61 van 61