Inventarisatierapport Luchtkwaliteitsplan
Definitief
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
In opdracht van
Projectleider
Gemeente Best Raadhuisplein 1 Postbus 50 5680 AB Best 0499 360911 Edith van Beek
Opgesteld in samenwerking met
SRE Milieudienst Keizer Karel V Singel 8 Postbus 435 5600 AK Eindhoven 040 2594604
Auteur
Helma Smolders
Projectnummer
458499
Datum
23 oktober 2008
Status
Definitief
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 1 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 2 van 48
Inhoudsopgave
1. Inleiding
5
2. Achtergronden luchtkwaliteit 2.1. Bronnen van luchtverontreiniging 2.2. Wet- en regelgeving 2.3. Normering
6 6 6 8
3. Bronnen 3.1. Wegverkeer 3.2. Spoor 3.3. Scheepvaart 3.4. Vliegveld 3.5. Veehouderijen 3.6. Industriële bedrijven 3.7. Cumulatie van bronnen
10 10 11 12 14 15 15 16
4. Bests beleid en plannen 4.1. Bestemmingsplannen 4.2. Masterplan centrumgebied 4.3. IBM-projecten 4.4. GVVP 4.5. BBZOB 4.6. Actieplan Richtlijn Omgevingslawaai 4.7. Groenbeleidsplan 4.8. Economische ontwikkelingsvisie 4.9. Bestaande bedrijventerreinen Best 4.10. Geurverordening 4.11. Maatregelen 4.12. Binnenmilieu 4.13. Luchtkwaliteit binnen de gemeentelijke organisatie
17 17 17 17 17 18 18 19 20 20 20 21 21 22
5. Beleid en plannen andere overheden 5.1. Wet luchtkwaliteit en NSL 5.2. BSL 5.3. RUL
23 23 23 24
6. Conclusie
25
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Luchtkwaliteitsnormen Berekeningsresultaten wegverkeer Berekeningen industriële bedrijven Berekeningsresultaten cumulatie
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 3 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 4 van 48
1.
Inleiding
De college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best heeft op 20 juni 2006 besloten een luchtkwaliteitsplan op te stellen, op verzoek van de gemeenteraad van 20 februari 2006. Het doel van het plan is het ontwikkelen en uitvoeren van en communiceren over maatregelen voor de verbetering van de luchtkwaliteit op leefniveau. In elk geval moet in de gemeente Best worden voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit. Daarnaast moeten de maatregelen leiden tot een positief effect op de gezondheid van en een bewustwording bij de Bestse burgers en ervoor zorgen dat de noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van wonen en werken kunnen doorgaan. Als eerste stap om te komen tot een luchtkwaliteitsplan heeft op 15 mei 2008 een startbijeenkomst plaatsgevonden. Hiervoor zijn alle direct en zijdelings betrokkenen binnen de gemeente Best uitgenodigd. De aanleiding en het doel van het luchtkwaliteitsplan zijn besproken. Er is extra aandacht besteed aan de gezondheidsaspecten van luchtkwaliteit, door middel van een presentatie van de GGD. Vervolgens is werkwijze om tot een luchtkwaliteitsplan te komen besproken en is duidelijk gemaakt welke bijdrage van de aanwezigen wordt verwacht. In de tweede stap, de inventarisatie, wordt de stand van zaken in beeld gebracht. Daarvoor moeten veel gegevens over de gemeente Best worden verzameld. Mede vanwege de wisselende inzichten ten aanzien van de omvang van de luchtkwaliteitsproblematiek is het van belang om de uitgangspunten goed vast te leggen. Hierbij worden (onder andere) de volgende vragen beantwoord: • Waar worden in Best de luchtkwaliteitsnormen (nu en/of in de toekomst, helemaal of bijna) overschreden? • Hoeveel inwoners worden aan te hoge concentraties van luchtverontreinigende stoffen blootgesteld? • Welke Bestse plannen kunnen belemmerd worden door of invloed hebben op de luchtkwaliteit? • Welke ontwikkelingen en wet- en regelgeving op andere overheidsniveaus zijn er op het gebied van luchtkwaliteit? De inventarisatie bestaat globaal uit de regionale rapportage over de luchtkwaliteit, de validatie van Bestse gegevens op knelpuntwegen, de bijdrage van bedrijven en het vliegveld en de Bestse plannen. In dit rapport wordt eerst ingegaan op de achtergrondinformatie over het onderwerp luchtkwaliteit. Vervolgens worden de resultaten van de inventarisatie beschreven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in bronnen van luchtverontreiniging, beleid en plannen van de gemeente Best en beleid en plannen op andere overheidsniveaus. Tenslotte volgt de conclusie over de in het luchtkwaliteitsbeleid te betrekken aspecten.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 5 van 48
2.
Achtergronden luchtkwaliteit
2.1.
Bronnen van luchtverontreiniging
De luchtkwaliteit in Nederland wordt voor een groot deel bepaald door achtergrondconcentraties die veroorzaakt worden door zowel verkeer, industrie, landbouw als huishoudens (antropogene bronnen). Het gaat hierbij niet alleen om bronnen in Nederland, maar ook om bronnen in het buitenland. Luchtverontreiniging houdt zich immers niet aan landsgrenzen. Ook natuurlijke bronnen kunnen de oorzaak zijn van een te hoog achtergrondniveau, vooral wanneer het gaat om de concentratie fijn stof (zeezout, bodemstof e.d.). Voor de meeste verontreinigende componenten (zoals fijn stof, stikstofdioxide, koolmonoxide en benzeen) geldt dat het verkeer een belangrijke bron is. De uitstoot van stikstofdioxide (NO2) wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdend en optrekkend verkeer. Langs snelwegen en drukke verkeerswegen leidt dit tot verhoogde NO2-concentraties, zeker wanneer er sprake is van een zogenaamd “smal straatprofiel” met weinig verspreidingsmogelijkheden. De componenten benzeen en koolmonoxide komen vooral vrij bij stagnerend verkeer. Daarnaast zorgt dieselverkeer (met name vrachtwagens en bussen) voor de grootste bijdrage aan de uitstoot van fijn stof. Maar verkeer is niet de enige bron van luchtverontreiniging. Ook industriële bronnen, de landbouw en huishoudens (open haarden en allesbranders) spelen een rol. Het is lastig om exact (in percentages) aan te geven wat de bijdrage van de diverse bronnen is. Dat varieert namelijk per component, maar ook per locatie. Duidelijk is dat de bijdrage van verkeer, vooral in het stedelijke gebied, aanmerkelijk groter is dan de bijdrage van alle andere bronnen. Voor Best zijn er geen exacte gegevens beschikbaar. Maar het RIVM heeft voor Eindhoven berekend dat de antropogene bijdrage aan fijn stof concentraties ongeveer 70% bedraagt, waarvan de helft voor rekening komt van het verkeer. Voor NO2 is dit nog duidelijker. De totale bijdrage van het binnenlandse wegverkeer aan de jaargemiddelde concentratie in een drukke straat in Eindhoven is, volgens het RIVM, maar liefst 60-70%. De inschatting is, dat een drukke straat in Best hiermee overeen komt.
2.2.
Wet- en regelgeving
De Nederlandse wet- en regelgeving ten aanzien van luchtkwaliteit is gebaseerd op Europese richtlijnen en vastgelegd in de Wet milieubeheer onder titel 5.2 (verder aangeduid als de Wet luchtkwaliteit). Kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling van alle overheidsprogramma’s en rijksmaatregelen die worden ingezet om de luchtkwaliteit te verbeteren. Daarnaast beschrijft het NSL alle grote ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit kunnen verslechteren. De bedoeling is dat de positieve effecten van de maatregelen de negatieve effecten van de ruimtelijke ontwikkelingen ruimschoots overtreffen. Voor het bepalen van het saldomatige effect wordt Nederland ingedeeld in een aantal gebieden. Per saldo mag de luchtkwaliteit in een zogenaamd programmagebied niet verslechteren. In het NSL worden alleen de grotere ruimtelijke ontwikkelingen beschreven, waar de komende vijf jaar (voor beroep vatbare) besluitvorming over zal plaatsvinden. Het gaat om projecten die “in _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 6 van 48
betekenende mate” (IBM) invloed hebben op de luchtkwaliteit. Bij het bepalen van het onderscheid tussen kleine en grote projecten wordt de 3%-grens gehanteerd. Dit betekent dat wordt aangenomen dat projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% verhogen, in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling. De 3%-norm betekent concreet: • •
woningbouw: de bouw van 1.500 woningen netto (nieuwe woningen minus reeds aanwezige woningen); kantoorlocaties: de realisatie van 100.000 m2 bruto vloeroppervlak.
Voor andere projecten zal door middel van een berekening moeten worden aangetoond of het project wel of niet “in betekenende mate” bijdraagt aan de concentraties ter plaatse. Naast de projecten die in het NSL worden opgenomen, is er natuurlijk ook nog sprake van kleinere projecten. Dit zijn projecten die de luchtkwaliteit niet “in betekenende mate” verslechteren. Deze projecten worden na de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving niet meer individueel beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Zelfs niet in gebieden waar de grenswaarden worden overschreden. Wel moet telkens worden aangetoond dat het project onder de grens voor ‘niet in betekenende mate’ valt. De systematiek van de Wet luchtkwaliteit is hieronder schematisch weergegeven:
Figuur 1: Systematiek van de Wet luchtkwaliteit
Hoewel de Wet luchtkwaliteit al van kracht is, is het NSL nog niet vastgesteld. Dit kan pas, als Nederland van de Europese Unie uitstel heeft gekregen voor het voldoen aan de Europese luchtkwaliteitsnormen. Naar verwachting zal dit op z’n vroegst in het voorjaar van 2009 gebeuren. Er wordt al wel op het NSL geanticipeerd, door in plaats van de 3%-grens een 1%-grens te hanteren. Projecten onder deze grens hoeven niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Zoals hierboven is aangegeven is de gebiedsgerichte aanpak een belangrijk aspect van het NSL. Per gebied zullen de maatregelen die door verschillende overheden worden getroffen in balans moeten zijn met de ruimtelijke activiteiten die in betekenende mate bijdragen aan de _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 7 van 48
luchtkwaliteit. Het saldomatige effect zal per programmagebied in beeld worden gebracht. De hele provincie Noord-Brabant wordt aangemerkt als één programmagebied. Als bijdrage aan het NSL is het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (BSL) opgesteld. In het kader van het NSL zijn door het rijk een salderingstool en een saneringstool ontwikkeld. Met de salderingstool is per programmagebied berekend in hoeverre de positieve effecten van de geplande (generieke) maatregelen opwegen tegen de negatieve effecten (qua luchtverontreiniging) van de geplande ontwikkelingen. Dit bleek in voldoende mate het geval te zijn. Voor het saneren van de uiteindelijke knelpuntsituaties (rond grote verkeersstromen, op snelwegen, in en rond de grote steden) wordt de saneringstool gebruikt. Met deze tool wordt met name gekeken naar de invloed van maatregelen op locatiespecifieke knelpunten. Met de tool kan worden bepaald of het, voor het oplossen van de knelpunten, noodzakelijk is om locatiespecifieke maatregelen te treffen aanvullend op de generieke maatregelen. Overigens bestaat op dit moment al de mogelijkheid om op projectniveau gebruik te maken van saldering. Op basis van de ministeriële regeling Projectsaldering 2007 kunnen ontwikkelingen in een gebied waar de normen al worden overschreden, toch doorgang vinden wanneer in of nabij datzelfde gebied tegelijkertijd maatregelen worden getroffen waardoor de luchtkwaliteit per saldo verbetert. Belangrijk is dat het salderingsgebied een functionele of geografische samenhang heeft met het plangebied. Maatregelen die reeds getroffen zijn, mogen over het algemeen niet worden meegenomen in de overwegingen, tenzij duidelijk wordt gemaakt dat er een samenhang is tussen de maatregelen en de ontwikkelingen. Een voorbeeld zou kunnen zijn het uitkopen van (agrarische) bedrijven ten behoeve van nieuwbouw.
2.3.
Normering
Het doel van de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen schadelijke effecten van luchtverontreiniging. In de Wet luchtkwaliteit zijn normen opgenomen voor de kwaliteit van de buitenlucht. De normen zijn overgenomen uit de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit en zijn gebaseerd op de effecten van stoffen op de menselijke gezondheid. De Wet luchtkwaliteit bevat drie soorten normen (zie ook bijlage 1):
Grenswaarden Voor de stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOx), fijn stof (PM10), lood (Pb), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) zijn grenswaarden opgenomen. De concentraties van deze stoffen in de buitenlucht mogen deze grenswaarden niet overschrijden. De normen gelden niet voor bedrijfslocaties (in en rond bedrijfs- en industriegebouwen tot de omheining van het bedrijfsterrein).
Plandrempels Voor stikstofdioxide en benzeen gelden tijdelijk verhoogde grenswaarden (de plandrempels). Voor deze stoffen is nog tijdelijk een hogere concentratie toegestaan dan de genoemde grenswaarde. Wanneer ook de tijdelijk verhoogde norm wordt overschreden, moet een actieplan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. Het actieplan moet er op zijn gericht om op termijn aan de grenswaarde te voldoen. De tijdelijk verhoogde norm (plandrempel) zakt jaarlijks en is op termijn (2010) gelijk aan de grenswaarde. Dit betekent dat de norm in de loop der jaren
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 8 van 48
strenger wordt. De achterliggende gedachte voor het tijdelijk toestaan van hogere waarden, is dat algemene bronmaatregelen (schonere motoren en brandstof) op termijn zullen leiden tot een vermindering van de luchtverontreiniging.
Alarmdrempels Alarmdrempels gelden voor de stoffen zwavel- en stikstofdioxide. Korte overschrijding van deze waarden kan risico's voor de gezondheid van de mens opleveren. Elke stof uit de Wet luchtkwaliteit is “standaard” in een bepaalde concentratie aanwezig in de buitenlucht. Deze concentratie wordt de achtergrondconcentratie genoemd. Plaatselijk wordt de concentratie verhoogd door bijvoorbeeld wegen en bedrijven. Op basis van de Wet luchtkwaliteit zijn overheden verplicht om de luchtkwaliteit periodiek in beeld te brengen en zo nodig actie te ondernemen. De grenswaarden moeten in elk geval in acht worden genomen bij onder meer besluiten op gebied van planontwikkeling en aanpassing van de infrastructuur. Wanneer dit niet gebeurt of hier geen onderzoek naar wordt gedaan, kan dit leiden tot vernietiging van de plannen, bijvoorbeeld door de Raad van State. Op dit moment wordt op Europees niveau gewerkt aan de voorbereiding van een nieuwe EUrichtlijn over luchtkwaliteit. Hierbij blijven de huidige grenswaarden ongewijzigd. Nieuw is dat er ook normen komen voor kleinere stofdeeltjes tot 2,5 micrometer (PM2,5). De bestaande richtlijnen bevatten alleen grenswaarden voor fijn stof tot 10 micrometer in diameter (PM10). De kleinere deeltjes zijn echter veel schadelijker voor de gezondheid. Omdat er alleen nog maar een voorstel ligt van de Europese Commissie, zal het nog wel enkele jaren duren voordat de nieuwe richtlijn wordt ingevoerd.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 9 van 48
3.
Bronnen
3.1.
Wegverkeer
De inventarisatie van de luchtkwaliteit in relatie tot het wegverkeer is gebaseerd op de regionale rapportage luchtkwaliteit. De basis hiervoor is de regionale verkeers- en milieukaart (RVMK). In 2008 moet voor het eerst voor de rapportage gebruik worden gemaakt van de zogenaamde “rapportagetool” van VROM. Voor de inventarisatie in het kader van het luchtkwaliteitsplan voor de gemeente Best wordt de RVMK aangehouden, voor wat betreft de gemeentelijke wegen. De reden om voor de RVMK te kiezen in plaats van voor de rapportagetool is dat met de eerste duidelijkere en meer verschillende figuren kunnen worden gemaakt (afgestemd op de wensen van de gebruiker). Bovendien zijn in de RVMK meer wegen in de gemeente Best opgenomen dan in de rapportagetool. De resultaten van RVMK en rapportagetool zouden (nagenoeg) hetzelfde moeten zijn. Tenslotte speelt ook nog mee dat de rapportagetool op dit moment nog niet volledig gereed is en dat hierop wachten het opstellen van het luchtkwaliteitsplan voor de gemeente Best onnodig zou vertragen. Voor de snelwegen kan geen gebruik worden gemaakt van de RVMK, omdat daarin niet de juiste rekenmethode voor deze wegen is opgenomen. Aangezien de rapportagetool nog niet klaar is, is voor snelwegen gebruik gemaakt van de “saneringstool” van VROM. In deze tool zijn de snelwegen op dezelfde manier opgenomen als in de rapportagetool. Alle berekeningsmethoden, dus ook die voor luchtkwaliteit, brengen een bepaalde onnauwkeurigheid met zich mee. Zoals gebruikelijk is, worden de resultaten zonder de vermelding van de onnauwkeurigheid weergegeven. Voor de gemeentelijke wegen wordt gerekend met de jaren 2008 (huidige situatie) en 2018 (toekomst). Er worden zowel knelpunten (concentratie groter dan 40 µg/m3) aangegeven, als bijna-knelpunten (tot 1 µg/m3 onder de grenswaarde). Ook situaties waar sprake is van een concentratie tot 5 µg/m3 onder de grenswaarde zijn benoemd. Voor de snelwegen wordt (noodgedwongen) aangesloten bij de in de saneringstool beschikbare jaren 2006, 2010, 2015 en 2020. In bijlage 2 zijn de berekeningsresultaten opgenomen. Op het gemeentelijk wegennet is geen sprake van overschrijdingen in 2008 en 2018. Voor fijn stof zijn er zelfs geen bijna-knelpunten. Voor stikstofdioxide is er een bijna-knelpunt in 2008: • Op de Eindhovenseweg Zuid tussen De Dieze en de Patrijslaan ligt de concentratie stikstofdioxide tussen 39 en 40 µg/m3. Daarnaast is er een aantal wegvakken, waarbij de concentratie stikstofdioxide in 2008 ligt tussen 35 en 39 µg/m3: • Eindhovenseweg Zuid tussen de Patrijslaan en de snelweg (37,6 µg/m3); • Willem de Zwijgerweg tussen de Eindhovenseweg Zuid en de Oude Rijksweg (35,8 µg/m3); • Oude Rijksweg bij de Oranjestraat (35,4 µg/m3); • Nieuwstraat bij de Oranjestraat (35,4 µg/m3); • Raadhuisstraat (36,2 µg/m3); • Hoofdstraat tussen de Kerkstraat en het spoor (36,3 µg/m3); • Erica (38,3 µg/m3). In 2018 wordt ook voor stikstofdioxide overal ruimschoots aan de normen voldaan.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 10 van 48
Uit de regionale rapportage luchtkwaliteit over 2006 volgde dat er in Best overschrijdingen waren van de norm voor de etmaalgemiddelde concentratie van fijn stof. In 2008 zijn er helemaal geen overschrijdingen meer. Dit heeft een tweetal oorzaken: • De prognoses voor de achtergrondconcentratie van fijn stof, die in de berekeningen worden gebruikt, zijn gedaald. Bijvoorbeeld ter plaatse van de Willem de Zwijgerweg in Best was de jaargemiddelde concentratie fijn stof in 2006 27,3 µg/m3 en in 2008 24,9 µg/m3. • Voor de rapportage over 2006 is gebruik gemaakt van CAR II versie 6.1, waarin voor fijn stof onjuiste achtergrondconcentraties voor fijn stof waren opgenomen. Omdat dit pas in een (te) laat stadium duidelijk werd, is de rapportage niet meer aangepast. Het berekende aantal overschrijdingsdagen kan 10 te hoog zijn. Op de snelwegen is er in 2006 nog wel sprake van een aantal overschrijdingen. Voor stikstofdioxide gaat het om ruim 8 km weglengte en voor fijn stof om bijna 15 km. Vanaf 2010 zijn er geen overschrijdingen meer. Het “vanzelf” verdwijnen van knelpunten wordt veroorzaakt achtergrondconcentratie en het schoner worden van voertuigen.
door
de
afnemende
Uit de berekeningsresultaten volgt, dat er geen luchtkwaliteitsknelpunten zijn in de gemeente Best, die het onmiddellijk treffen van maatregelen noodzakelijk maken. De bijna-knelpunten voor stikstofdioxide in 2008 zijn aandachtspunten bij het opstellen van het luchtkwaliteitsplan. De hoge concentraties stikstofdioxide en fijn stof nabij de snelwegen worden door de gemeente Best ter sprake gebracht tijdens reguliere overleggen met Rijkswaterstaat. De Bestse problemen worden binnen de bestaande overlegstructuren steeds nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. De gemeente Best wordt hierin vertegenwoordigd door wethouder ruimtelijke ordening en milieu op bestuurlijk niveau en de verkeersdeskundige op ambtelijk niveau.
3.2.
Spoor
Nog niet eerder is gekeken naar de invloed van het spoor door de gemeente Best op de luchtkwaliteit. Elektrische treinen veroorzaken geen relevante emissies, maar dieseltreinen doen dat wel. Het personenvervoer is in de gemeente Best volledig elektrisch, maar het goederenvervoer rijdt deels op diesel. Volgens opgave van Prorail is bij het goederenvervoer gemiddeld één loc per 24 bakken in 2007 en één loc per 27,5 bakken in de toekomst. Emissiegegevens zijn bekend van dieselloc’s voor goederenvervoer uit de “STREAM Studie naar TRansport Emissies van Alle Modaliteiten versie 1.0” van CE Delft van maart 2008. De emissie van NO2 is 34,125 gram/km in 2005 en 33,25 gram/km in de toekomst. De emissie van PM10 is 0,675 gram/km in 2005 en 0,658 gram/km in de toekomst. Uit het akoestisch spoorboekje versie 2007-2 volgt het aantal bakken goederenvervoer op het spoor bij Best. In 2006 gaat het om 1478 bakken per etmaal. In 2015 gaat het om 2155 bakken per etmaal. Bij de prognoses is rekening gehouden met de veranderingen van het spoor in Nederland. De gemiddelde snelheid is 84-90 km/uur. Volgens Prorail rijdt op dit moment 79% van het totale aantal loc’s op diesel. De verwachting is, dat dit percentage kleiner wordt, maar hiervoor bestaan geen prognoses.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 11 van 48
Een aantal van 1478 bakken bij 24 bakken per loc betekent 62 loc’s, waarvan 49 dieselloc’s in de huidige situatie. Een aantal van 2155 bakken bij 27,5 bakken per loc komt overeen met 78 loc’s, waarvan 62 dieselloc’s in de toekomst. Hierbij is rekening gehouden met hetzelfde aandeel dieselloc’s als in 2008. In tabel 1 zijn de bijbehorende emissies weergegeven. Op basis van de emissiegegevens van zware voertuigen die rijden met 90 km/uur (NO2: 0,374 g/km in 2008 en 0,160 g/km in 2015 en PM10: 0,202 g/km in 2008 en 0,134 g/km in 2015) kan worden bepaald met hoeveel van deze voertuigen het aantal dieselloc’s overeenkomt. Tabel 1: Aantal dieselloc’s en emissies Jaar Aantal Emissie NO2 dieselloc’s gram/km
2008 2015
49 62
1.703 2.113
Aantal zware voertuigen NO2 4.552 13.205
Emissie PM10 gram/km
33 41
Aantal zware voertuigen PM10 88 255
De luchtkwaliteit aan de rand van het spoor is berekend met CAR II versie 7.0.1.0 webbased. Het spoor is ingevoerd als weg met de bovengenoemde aantallen zware voertuigen, die rijden met een snelheid van 90 km/uur (snelweg). Uitgegaan is van een weg zonder bebouwing, zonder bomen en zonder stagnatie. Voor de locatie is X = 155.551 m en Y = 390.421 m aangehouden (het spoor ongeveer midden in de gemeente Best). De breedte van het spoor in Best is ca. 34 m. Er is gerekend aan de rand van het spoor, op 17 m van de “wegas”. Uit deze berekeningen volgen de resultaten zoals weergegeven in tabel 2. Daaruit blijkt dat het spoor maar een kleine invloed heeft op de luchtkwaliteit. Doordat veel dieselloc’s in de toekomst vervangen zullen worden door elektrische multiloc’s, zal de invloed van het spoor nog verder afnemen ten opzichte van bovenstaande berekeningsresultaten. Tabel 2: Luchtkwaliteit ten gevolge van het spoor Berekeningsresultaat Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m3 Jaargemiddelde concentratie PM10 in µg/m3 Aantal dagen overschrijding 24-uursgem. 50 µg/m3 PM10
2008 28,0 27,7 17
2015* 23,2 25,1 10
Norm 40 40 35
* Ondanks een toename van het aantal voertuigen neemt de jaargemiddelde concentratie af door een daling van de achtergrondconcentratie.
3.3.
Scheepvaart
Ook de invloed van de scheepvaart op de luchtkwaliteit in Best is niet eerder onderzocht. Het gaat hierbij om het scheepvaartverkeer op het Wilhelminakanaal. Het scheepvaartverkeer op het Beatrixkanaal is beperkter en wordt buiten beschouwing gelaten. De meest relevante telgegevens van schepen op het Wilhelminakanaal zijn die van Sluis I bij Oosterhout. Op dit traject kunnen wel schepen met een laadvermogen groter dan 650 ton varen, terwijl dat bij Best niet mogelijk is. Er wordt dus uitgegaan van een extreem “worst case” aantal schepen. De gegevens zijn verstrekt _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 12 van 48
door Rijkswaterstaat op basis van CBS-klassen (laadvermogenklassen). Uitgangspunt is dat er geen sprake is van een noemenswaardige toename van het scheepvaartverkeer in de toekomst. In tabel 3 is het aantal schepen per jaar en per dag per laadklasse weergegeven. Uit TNO-rapport R 2004/533 uit december 2004 volgen de emissiefactoren van het scheepvaartverkeer voor NO2 en PM10. Uitgegaan wordt van dezelfde emissiefactoren als op het MaasWaalkanaal bij Nijmegen (omdat het ook in deze situatie gaat om een kanaal, versus een grote rivier waarvoor andere emissiefactoren beschikbaar zijn). Deze gegevens zijn weergegeven in tabel 4. In tabel 3 is vervolgens berekend wat de emissie van NO2 en PM10 per dag is ten gevolge van het scheepvaartverkeer op het Wilhelminakanaal door het aantal schepen per dag te vermenigvuldigen met de emissiefactoren uit tabel 4. Op basis van de emissiegegevens van zware voertuigen die rijden met een snelheid van 90 km/uur uit het CAR II model (NO2: 0,374 g/km in 2008 en 0,123 g/km in 2018 en PM10: 0,202 g/km in 2008 en 0,127 g/km in 2018) kan worden bepaald met hoeveel van deze voertuigen het aantal schepen overeenkomt, zoals in tabel 5 is weergegeven. Voor stikstofdioxide gaat het in 2008 om 9.608 vrachtauto’s en in 2018 om 29.215 vrachtauto’s. Voor fijn stof gaat het in 2008 om 885 vrachtauto’s en in 2018 om 1.407 vrachtauto’s. Tabel 3: Intensiteit en emissie van de scheepvaart op het Wilhelminakanaal Laadvermogen Aantal per jaar Aantal per Emissie NO2 klasse (ton) dag per dag (10-3 kg/km) 0: 20 t/m 249 2 0,005 0,3 1: 250 t/m 399 27 0,074 7,0 2: 400 t/m 649 289 0,792 114,0 3: 650 t/m 999 2.145 5,877 1.175,3 4: 1000 t/m 1499 2.273 6,227 2.136,0 5: 1500 t/m 1999 93 0,255 124,6 6: 2000 t/m 2999 15 0,041 26,0 7: >3000 6 0,016 10,2 Totaal 4.850 13,288 3.593,4 Tabel 4: Emissiefactoren van schepen op het Maas-Waalkanaal Laadvermogen Emissiefactor NO2 kg/km klasse (ton) 0: 20 t/m 249 0,046 1: 250 t/m 399 0,095 2: 400 t/m 649 0,144 3: 650 t/m 999 0,200 4: 1000 t/m 1499 0,343 5: 1500 t/m 1999 0,489 6: 2000 t/m 2999 0,632 7: >3000 0,620
Emissie PM10 per dag (10-3 kg/km) 0,1 0,4 6,3 62,9 102,8 5,1 0,9 0,4 178,7
Emissiefactor PM10 kg/km 0,0021 0,0054 0,0079 0,0107 0,0165 0,0201 0,0230 0,0220
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 13 van 48
Tabel 5: Aantal schepen en emissies Jaar Aantal Emissie NO2 schepen gram/km
2008 2015 *
13,288 13,288
3.593,4 3.593,4
Aantal* zware voertuigen NO2 9.608 29.215
Emissie PM10 gram/km
178,7 178,7
Aantal zware voertuigen PM10 885 1.407
Bij hetzelfde aantal schepen is het equivalent in vrachtauto’s in 2015 groter dan in 2008, omdat vrachtauto’s schoner worden, terwijl gerekend is met een gelijkblijvende uitstoot door schepen. De luchtkwaliteit aan de rand van het Wilhelminakanaal is berekend met CAR II versie 7.0.1.0 webbased. Het kanaal is ingevoerd als weg met de bovengenoemde aantallen zware voertuigen, die rijden met een snelheid van 90 km/uur (snelweg). Er is uitgegaan van een weg zonder bebouwing, zonder bomen en zonder stagnatie. Voor de locatie is X = 155.982 m en Y = 389.590 m aangehouden (het kanaal ongeveer midden in de gemeente Best). De breedte van het kanaal in Best is ca. 26 m. Er is gerekend aan de rand van het kanaal, op 13 m van de “wegas”. Uit deze berekeningen volgen de resultaten zoals weergegeven in tabel 6. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van overschrijdingen ten gevolge van het kanaal en dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruimschoots onder de norm liggen. In werkelijkheid zullen de concentraties nog lager zijn, door het meenemen van schepen met een laadvermogen boven 650 ton. Bovendien worden schepen in de toekomst schoner en daarmee is geen rekening gehouden. Tabel 6: Luchtkwaliteit ten gevolge van het scheepvaartverkeer op het Wilhelminakanaal Berekeningsresultaat 2008 2015* Norm 3 Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m 32,1 25,6 40 Jaargemiddelde concentratie PM10 in µg/m3 27,4 24,3 40 3 Aantal dagen overschrijding 24-uursgem. 50 µg/m PM10 16 8 35 * Ondanks een toename van het aantal voertuigen neemt de jaargemiddelde concentratie af door
een daling van de achtergrondconcentratie.
3.4.
Vliegveld
In het NLR-rapport “Luchtkwaliteit rondom het luchtvaartterrein Eindhoven – Berekeningen in het kader van de geluidszonering Luchtvaartwet” van januari 2005 is de luchtkwaliteit rond Eindhoven Airport onderzocht. De berekeningspunten in het rapport liggen niet in de gemeente Best en allemaal dichter bij het vliegveld dan de gemeente Best. Op deze punten worden wel enkele overschrijdingen geconstateerd, maar die worden grotendeels veroorzaakt door de hoge achtergrondconcentratie (waar toen nog van werd uitgegaan) en het wegverkeer op de A2. Op het rekenpunt het dichtst bij Best is de bijdrage van het vliegveld kleiner dan 1% voor NO2 en kleiner dan 0,5% voor PM10. De bijdrage van het vliegveld aan de stikstofdioxideconcentratie is in 2008 0,16 µg/m3 en de achtergrondconcentratie 26,44 µg/m3. Voor fijn stof is de bijdrage van het vliegveld 0,12 µg/m3 bij een achtergrondconcentratie van 25,04 µg/m3 (inclusief zeezoutcorrectie). Het vliegveld veroorzaakt dus geen relevante verslechtering van de luchtkwaliteit en leidt niet tot een overschrijding van de normen. _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 14 van 48
3.5.
Veehouderijen
In opdracht van het ministerie van VROM is een onderzoek gedaan naar de invloed van intensieve veehouderijen op de luchtkwaliteit. De resultaten zijn nog enigszins onzeker, omdat nog een definitief besluit genomen moet worden over de berekeningsmethode en omdat de emissiefactoren nog definitief moeten worden vastgesteld. Op basis van een in het verleden uitgevoerde inventarisatie door VROM werd ervan uitgegaan dat er in de gemeente Best één intensieve veehouderij een luchtkwaliteitsknelpunt vormde. Bij deze veehouderij is inmiddels een milieuvergunning afgegeven, waarbij maatregelen in de vorm van luchtwassers zijn opgenomen. Het knelpunt wordt op deze wijze opgelost, indien de inrichting binnen drie jaar is gerealiseerd en in werking is overeenkomstig deze milieuvergunning. Daarnaast zijn er vier intensieve veehouderijen die maatregelen moeten treffen in verband met het dierenwelzijn. Deze maatregelen hebben een negatieve invloed op de luchtkwaliteit, zodat deze bedrijven daardoor een knelpunt zouden kunnen gaan vormen. Voor de dierenwelzijnsmaatregelen is echter een nieuwe milieuvergunning nodig, zodat tegelijkertijd in het kader daarvan luchtkwaliteitsmaatregelen zullen moeten worden getroffen. De veehouderijen zijn voldoende ver van elkaar en van andere bronnen van luchtverontreiniging verwijderd om overschrijdingen door cumulatie te voorkomen. Veehouderijen leveren in de gemeente Best dus op dit moment geen luchtkwaliteitsknelpunt op, maar verdienen wel de nodige aandacht in het luchtkwaliteitsbeleid.
3.6.
Industriële bedrijven
Industriële bedrijven kunnen invloed hebben op de luchtkwaliteit door verbrandingsprocessen, opslag van stuifgevoelige stoffen en transportbewegingen. De bedrijven in de gemeente Best waarbij deze activiteiten in de meest omvangrijke mate plaatsvinden zijn: • Grondverzet en sloopwerken Th. v.d. Loo aan de Eindhovenseweg Zuid (opslag stuifgevoelige stoffen en transportbewegingen); • Wegener Best aan de Tormentil (transportbewegingen); • Geopost aan de Tormentil (transportbewegingen). Voor Th. v.d. Loo is in het kader van de verplaatsing van het bedrijf op 19 maart 2007 een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door SRE Milieudienst. Hieruit blijkt dat het bedrijf voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor Wegener Best is wel een luchtemissieonderzoek uitgevoerd, maar hierin is niet getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor Geopost is geen luchtkwaliteitsonderzoek gedaan. Om de transportbewegingen van deze bedrijven (indicatief) te toetsen aan de luchtkwaliteitsnormen, is gebruik gemaakt van de IPO Luchtkwaliteitstoets van 19 maart 2007. In bijlage 3 zijn de berekeningsresultaten bijgevoegd. Hieruit blijkt dat de beide transportbedrijven voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor de maatgevende Bestse bedrijven is vastgesteld dat deze geen luchtkwaliteitsknelpunt vormen. Er is dus geen speciale aandacht voor industriële bedrijven nodig in het beleid. Wel is het van belang dat mogelijke toekomstige luchtkwaliteitsknelpunten door bedrijven worden voorkomen, door in het kader van milieuvergunningen te toetsen aan de luchtkwaliteitsnormen.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 15 van 48
3.7.
Cumulatie van bronnen
Tot nu toe is alleen gekeken naar de afzonderlijke bijdragen van de bronnen van luchtverontreiniging. Op plaatsen waar meerdere bronnen dicht bij elkaar zijn gelegen, kan de gezamenlijke bijdrage leiden tot een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen. Daarom is voor twee situaties de luchtkwaliteit van meerdere bronnen samen berekend. Het gaat om: • de plaats waar het spoor de tunnel in gaat in de nabijheid van de Hoofdstraat; • de plaats waar de Eindhovenseweg Zuid het Wilhelminakanaal kruist in de nabijheid van de A2. In bijlage 4 zijn de berekeningsresultaten in figuren weergegeven. De berekeningsresultaten van het spoor en de Hoofdstraat laten zien dat cumulatie daar geen rol van betekenis speelt. De bijdragen van de spoorlijn en de Hoofdstraat afzonderlijk zijn te klein om tot problemen te leiden. Bij fijn stof is bijdrage van de Hoofdstraat maatgevend. De hoogste jaargemiddelde concentratie fijn stof is 27 µg/m3. Bij stikstofdioxide is het effect van de tunnelmonding goed zichtbaar. Hier treedt een verhoogde jaargemiddelde concentratie op, maar met maximaal 38 µg/m3 ligt deze nog steeds onder de norm. De berekeningsresultaten van de A2, de Eindhovenseweg Zuid en het kanaal laten wel duidelijk verhoogde concentraties ten gevolge van cumulatie zien. Bij fijn stof leveren zowel de A2 als de Eindhovenseweg een relevante bijdrage. De hoogste jaargemiddelde concentraties treden op op de A2 en zijn 29 µg/m3, dus ruim onder de norm. Bij stikstofdioxide levert naast de A2 en de Eindhovenseweg Zuid ook het kanaal een bijdrage. Het maatgevende punt is de kruising van de A2 met het kanaal, binnen de invloedssfeer van de Eindhovensweg Zuid. In een heel klein gebied is de jaargemiddelde concentratie hoger dan 40 µg/m3. Dit gebied ligt op de A2. De beoordeling of voldaan wordt aan de luchtkwaliteitsnormen vindt echter plaats op de rand van de weg en niet op de weg. De wettelijke grenswaarden worden dus niet overschreden (op de rand van de weg) en dus is er geen sprake van een luchtkwaliteitsknelpunt.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 16 van 48
4.
Bests beleid en plannen
4.1.
Bestemmingsplannen
In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden tot 2013 de bestemmingsplannen voor de gehele gemeente Best herzien. Bij bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen in het kader van projectbesluiten en ontheffingen en bepaalde verkeersbesluiten wordt in de gemeente Best het aspect luchtkwaliteit meegenomen. Altijd wordt een luchtparagraaf toegevoegd aan het besluit. De manier waarop deze wordt ingevuld, is per plan verschillend en de werkwijze wordt gekozen afhankelijk van de situatie. Berekeningen worden niet altijd gemaakt; ook wel worden aannames gedaan op basis van bestaande cijfers (bijvoorbeeld de regionale rapportage). In een recent geval is verwezen naar de (toen nog toekomstige) Wet luchtkwaliteit en is verder geen aandacht aan de luchtkwaliteit besteed. Geadviseerd wordt om in het luchtkwaliteitsplan de werkwijze voor de invulling van de luchtparagraaf beleidsmatig vast te leggen. Daarbij moet, afhankelijk van de situatie, een keuzemogelijkheid bestaan voor de te volgen werkwijze. Hierdoor worden de gemaakte keuzes goed onderbouwd.
4.2.
Masterplan centrumgebied
Voor het masterplan wordt nog een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd, waarbij naar het verkeer, parkeren en groen binnen het plan wordt gekeken. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek worden luchtkwaliteitsmaatregelen getroffen.
4.3.
IBM-projecten
In het kader van het NSL is door de gemeente Best één project aangemeld als IBM-project. Dit is het project “Ten westen van Salderes”, bestaande uit Dijkstraten, Aarle en Hokkelstraat. In totaal gaat het om 4.300 woningen met twee ontsluitingswegen. Daarnaast is aangemeld BEA2, een gezamenlijk bedrijventerrein met de gemeente Eindhoven met een bruto-oppervlak (inclusief infrastructuur) van 75 ha en een netto-oppervlak (exclusief infrastructuur) van 50 ha. Bij de aanmelding van de projecten bij de provincie is in oktober 2008 een groot aantal gegevens aangeleverd. Wanneer de uitwerking van het project past binnen deze gegevens (gezien vanuit luchtkwaliteitsoogpunt), hoeft niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Als de uiteindelijke uitvoering afwijkt van de eerdere aannames, is toetsen wel noodzakelijk.
4.4.
GVVP
De beleidsdoelen van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) dragen deels bij aan de verbetering van de luchtkwaliteit: • Onnodige mobiliteit moet voorkomen worden. Ingezet wordt op het stimuleren van het fietsverkeer en in beperktere mate het openbaar vervoer. Ook bedrijven die hiermee aan de _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 17 van 48
•
• •
slag gaan, worden gestimuleerd. Daarnaast worden thuis werken en flexibel werken mogelijk gemaakt door een open glasvezelnetwerk op de Bestse bedrijventerreinen. Gezonde en goedkope vervoerswijzen, zoals fietsen en lopen, worden gestimuleerd door goede en veilige voorzieningen voor deze weggebruikers aan te bieden: fietsroutenetwerk, fietsparkeervoorzieningen en fietsbewegwijzering. Verbeteren van de parkeersituatie, maar niet gericht op terugdringen autogebruik. Er komt wel betaald parkeren in het centrum. Autoverkeer gebruikt de daarvoor bedoelde wegen. Dit kan lokale knelpunten oplossen.
Daarnaast zijn er beleidsdoelen uit het GVVP die minder direct invloed hebben op de luchtkwaliteit: • De parkeersituatie wordt verbeterd. Het doel is niet het terugdringen van het autogebruik. In het centrum wordt betaald parkeren ingevoerd. • Bij veranderingen moet getoetst worden aan de luchtkwaliteitsnormen. In het uitvoeringsprogramma staan concrete maatregelen. In het kader van het bepalen van de maatregelen in het luchtkwaliteitsplan worden deze getoetst op hun bijdrage aan de verbetering van de luchtkwaliteit.
4.5.
BBZOB
Binnen het project Beter Bereikbaar Zuid Oost Brabant worden jaarlijks in de hele SRE-regio maatregelen getroffen op het gebied van verkeer. Deze maatregelen kunnen een positief effect op de luchtkwaliteit hebben. In het overzicht van de BBZOB-maatregelen voor 2008 zijn geen Bestse maatregelen opgenomen. Voor de komende jaren heeft de gemeente Best vanuit de afdeling verkeer twee maatregelen aangemeld: de Mecklenburgweg (verkeerslichten met signalering) en de reconstructie van de Eindhovenseweg. Daarnaast zijn vanuit luchtkwaliteit extra maatregelen aangemeld in het kader van een aanvullende financiering vanuit het BSL, zoals de herinrichting van wegen in het centrum (Nieuwstraat, Hoofdstraat en Oirschotseweg) en de rotondes en de fietstunnel bij de Ringweg.
4.6.
Actieplan Richtlijn Omgevingslawaai
In het Actieplan Richtlijn Omgevingslawaai zijn maatregelen uit het GVVP en nieuwe maatregelen opgenomen. De maatregelen uit dit actieplan kunnen een (positief) effect hebben op de luchtkwaliteit. Het gaat om: • Het verhogen van de huidige aarden wal langs de Willem de Zwijgerweg met een scherm ten behoeve van de woonwijk Speelheide op een zodanige manier dat de groene uitstraling blijft behouden. Met nieuwe inzichten over het positieve effect van groen op luchtkwaliteit kan door kleine aanpassingen in de uitvoering wellicht een extra verbetering van de luchtkwaliteit worden bereikt. Hierbij horen ook het verbeteren van de doorstroming door middel van een rotonde, het afsluiten van de Zandstraat en het opwaarderen van de I.B.C.-weg. • Het afwaarderen van de Raadhuisstraat en het fysiek aanpassen van deze weg zodanig dat de verkeersintensiteit en de snelheid afneemt. • Centrumplan Best: alleen bestemmingsverkeer in het centrum, opwaarderen Ringweg en Oude Rijksweg en Hoofdstraat 30-km zone. _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 18 van 48
• • •
Herinrichten Oranjestraat (tegengaan sluipverkeer). Bataweg/De Dieze sluipverkeer voorkomen door verbeteren van de aansluiting op de A50/A58. Tweede deel van de St. Oedenrodeseweg verlaging snelheid naar 60 km/uur.
Geadviseerd wordt om op basis van de inventarisatie van knelpunten en bijna-knelpunten te bekijken of er echt winst te halen is op het gebied van luchtkwaliteit op bovenstaande locaties. Het effect op de luchtkwaliteit wordt berekend en indien van toepassing worden aanpassingen voorgesteld die tot een extra positief effect op de luchtkwaliteit leiden.
4.7.
Groenbeleidsplan
Per gebied is een analyse gemaakt en zijn globale aanbevelingen voor verbetering gedaan. Ten aanzien van luchtkwaliteit worden groenmaatregelen gezien als een “no-regretmaatregel” (een maatregel waarvan verondersteld wordt dat, ondanks alle onzekerheden, het effect positief is). Het maximale geschatte effect van groenmaatregelen is 25% concentratievermindering. Een stadsboom kan een hoeveelheid stikstofoxiden en fijn stof vastleggen gelijk aan de productie veroorzaakt door ca. 10.000 autokilometers. Naar schatting levert 100 m² dakgroen of gevelgroen dezelfde bijdrage als een boom aan de zuivering van de lucht. Naaldbomen zijn effectiever in het verwijderen van fijn stof dan loofbomen. Binnen de categorie van loofbomen zijn bomen met ruwe en behaarde bladeren effectiever dan die met gladde en platte bladeren. Soorten die groenblijvend zijn, verwijderen meer fijn stof dan soorten die niet groenblijvend zijn. Soorten met een groot bladoppervlak vangen meer fijn stof af dan soorten met een klein bladoppervlak. In deze zin zijn bomen dus effectiever dan struiken. Via bomen en struiken moet fijn stof in de bodem worden afgevoerd. Daarom moet er geen verharding rondom bomen zijn, maar een kruidenberm of heestervak. Loofbomen zijn effectiever in de absorptie van stikstofoxiden dan naaldbomen. Binnen de categorie van loofbomen zijn bomen met gladde en platte bladeren effectiever dan die met ruwe en behaarde bladeren. Soorten met een groot bladoppervlak absorberen meer stikstofoxiden dan soorten met een klein bladoppervlak. In deze zin zijn bomen dus effectiever dan struiken. Stikstofoxiden kunnen schadelijk zijn voor sommige planten. Om zo veel mogelijk effect te sorteren, moet er sprake zijn van gelaagdheid: een boom-, struiken kruidlaag. De porositeit van de beplanting moet groter zijn dan 20% (de luchtstroom moet er doorheen kunnen). Het beste kan een mix van verschillende planten worden toegepast om zowel PM10 en NO2 af te vangen. Mogelijke positieve acties op het gebied van luchtkwaliteit zijn: • Daktuinen aanleggen • Groene gevels realiseren • Groene schermen aanleggen (hagen, klimopschermen) • Nieuwe beplantingen aanleggen/nieuwe locaties voor groen aanwijzen • Beter lijnen met groen dan vlakken • Het compenseren van gerooide bomen met bijvoorbeeld een aantal struiken in hetzelfde gebied _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 19 van 48
• Weghalen van enkele bomen om het tunneleffect op te heffen • Vervanging door een effectievere boomsoort • Versterking continuïteit van bestaande bomenrijen door bijplanten • Groeiplaatsomstandigheden verbeteren Geadviseerd wordt te bekijken in hoeverre deze acties passen binnen het groenbeleidsplan.
4.8.
Economische ontwikkelingsvisie
In de economische ontwikkelingsvisie worden zestien concrete actiepunten genoemd, waarvan een aantal een relatie met luchtkwaliteit heeft: • Opzetten parkmanagementorganisatie: hiermee kunnen vervoersmanagement en gezamenlijke distributie gestimuleerd worden. • Stimuleren breedband: dit leidt tot meer mogelijkheden voor telewerken en flexibel werken. De aanleg van glasvezelkabel in de Bestse woonwijken is nagenoeg voltooid. Meer dan 60% van de huishoudens gaat hiervan gebruik maken. Voor de aanleg van een glasvezelnetwerk op de industrieterreinen is een overeenkomst gesloten met KPN en er is gestart met de werkzaamheden. • Gemeentelijk inkoopbeleid: gaat nu over wel of niet inkopen bij Bestse bedrijven. Het effect van een bedrijf op de luchtkwaliteit kan ook een inkoopcriterium zijn. Geadviseerd wordt om de mogelijkheden hiervoor binnen de gemeente Best te onderzoeken.
4.9.
Bestaande bedrijventerreinen Best
Dit beleidsstuk betreft een visie en een herstructureringsplan voor bestaande bedrijventerreinen. De verkeersafwikkeling en ontsluiting is een heel duidelijk aandachtspunt. Luchtkwaliteit wordt in dit kader expliciet genoemd. Veranderende verkeersstromen door herstructurering worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. In de visie/het plan wordt genoemd dat bij wijziging van bestemmingsplannen gekeken moet worden naar mogelijkheden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Geadviseerd wordt om ook aandacht te besteden aan de emissies van de bedrijven, omdat dit van belang kan zijn bij de besluitvorming. Het is niet voldoende om te verwijzen naar de latere milieuvergunningverlening.
4.10.
Geurverordening
Op 16 juni 2008 zijn de verordening geurhinder en veehouderij en de bijbehorende gebiedsvisie conform artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij vastgesteld. In de verordening is vastgelegd met welke geurcontouren rekening gehouden moet worden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is gedaan om deze ontwikkelingen voldoende ruimte te bieden en tegelijkertijd ook uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen te laten bestaan, zonder het woon- en leefklimaat aan te tasten. De toegestane geurbelasting in de ontwikkelingsgebieden is hiertoe enigszins hoger vastgesteld dan de wettelijke geurbelasting. Voor het luchtkwaliteitsplan is hetgeen is opgenomen in de geurverordening en de gebiedsvisie niet relevant.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 20 van 48
4.11.
Maatregelen Startnotitie lucht en geluid
Voor richtingen van maatregelen kan aangesloten worden bij het voorstel voor vervolgacties uit de Startnotitie luchtkwaliteit en geluid, die is opgesteld door de werkgroep van de gemeenteraad: • Invulling voorbeeldfunctie gemeente: bij aan- en inkoop kiezen voor milieuvriendelijke en duurzame goederen en diensten. • Bevorderen dat medewerkers van de gemeente dienstreizen per fiets of OV afleggen. • Bij toekomstige planontwikkeling de mogelijkheden voor en gevolgen van duurzaam bouwen onderzoeken. • Bij de inrichting van nieuwe plannen en wegen toetsen op luchtkwaliteit en maatregelen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld door invoeren van LARGAS en het bevorderen van het fietsgebruik. • De inwoners van Best bewust maken van hun rol in de verbetering van luchtkwaliteit en voorwaarden te scheppen waardoor men milieuvriendelijk kan handelen, zoals goed openbaar vervoer. • Het pro-actief deelnemen aan regionale overleggen op het gebied van luchtkwaliteit. • Investeren in meer bomen om de luchtkwaliteit te verbeteren, hiertoe een investeringsplan opstellen.
4.12.
Binnenmilieu
Tussen 2002 en 2006 liep het Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Hierin stonden die onderwerpen centraal die extra aandacht nodig hadden, zoals het binnenmilieu. Het actieprogramma krijgt in 2008 een vervolg in de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. Ten aanzien van het binnenmilieu in scholen is verbetering nodig op twee vlakken. Op de eerste plaats moet elk klaslokaal beschikken over voldoende en eenvoudig te gebruiken ventilatievoorzieningen. Op de tweede plaats moeten de leerkrachten beter worden voorgelicht over het belang van ventilatie en de (technische) mogelijkheden. De GGD bezoekt in de komende vijf jaar vanaf 2008 de scholen met natuurlijke ventilatie en maakt daarbij gebruik van de “ééndagsmethode”. Er wordt een indicatieve meting gedaan om leerkrachten te laten zien hoe het met het binnenmilieu is gesteld en op basis van de situatie per klaslokaal wordt een gedragsadvies voor het ventileren gegeven. In de gemeente Best hebben bij enkele scholen al metingen plaatsgevonden en nog eens elf scholen zijn aangemeld om voor een bezoek in aanmerking te komen. Bij nieuwbouw van scholen wordt standaard balansventilatie toegepast, zodat voldoende ventilatie is gegarandeerd. Al drie scholen zijn hiervan voorzien. De situatie bij bestaande scholen wordt verbeterd als de scholen worden gerenoveerd. Eerst wordt door middel van een onderzoek bepaald of een betere ventilatie noodzakelijk is. Wanneer dit het geval is, wordt mechanische ventilatie of balansventilatie aangebracht. Volgens de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid is er bij woningen sprake van knelpunten op gebied van onvoldoende capaciteit van ventilatiesystemen, gezondheidsklachten bij de toepassing van gebalanceerde ventilatiesystemen met warmteterugwininstallatie, ongezonde binnenlucht door gebruik van afvoerloze geisers en te hoge concentraties van enkele schadelijke stoffen in de binnenlucht. Deze problemen zouden door alle betrokken partijen samen opgelost moeten worden. Een deel van het probleem wordt volgens het rijk veroorzaakt doordat meer dan de helft _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 21 van 48
van de nieuwbouwwoningen niet voldoet aan de eisen die worden gesteld in het Bouwbesluit. In de gemeente Best worden de ventilatievoorzieningen in nieuwbouwwoningen echter goed gecontroleerd. De aanpak in de gemeente Best moet zich daarom meer richten op voorlichting voor burgers met betrekking tot de wijze van ventileren en het gebruik en onderhoud van de ventilatiesystemen.
4.13.
Luchtkwaliteit binnen de gemeentelijke organisatie
De gemeente Best heeft een eigen wagenpark, dat bestaat uit ca. 38 voertuigen, waarvan bijna 60% lichte voertuigen en ruim 40% zware voertuigen. De gemeente Best heeft een fietsenplan voor de medewerkers van de gemeenten, volgens de voorwaarden van de belastingsdienst (het zogenaamde cafetariamodel). De bijdrage aan medewerkers voor het woon-werkverkeer is gemaximeerd op basis van de kosten voor het openbaar vervoer (€ 0,09 per km met een maximum van 35 km enkele reis (maximaal € 108,15 per maand). Voor dienstreizen wordt € 0,19 per km netto plus € 0,19 bruto per km vergoed. Dit komt netto neer op ca. € 0,28 per km. Het gebruik van dienstauto’s voor dienstreizen heeft de voorkeur en gestreefd wordt naar het gebruik van openbaar vervoer voor dienstreizen, daar waar mogelijk en efficiënt. In de omgeving van het gemeentehuis kan kosteloos geparkeerd worden. Bij dienstreizen met de eigen auto zijn parkeerkosten opgenomen in de kilometervergoeding en bij reizen met de dienstauto worden de parkeerkosten apart vergoed. Bij de aanbesteding van de inzameling van het huisvuil is het gebruik van schone voertuigen voor het eerst meegenomen. Er moet gebruik gemaakt worden van Euro-5-voertuigen. Daarnaast zijn milieuhygiënische aspecten een gunningscriterium, zoals het beperken van de gereden afstanden door het slim indelen van de routes. Bij groenonderhoud wordt de gunning van het contract alleen op basis van de laagste prijs gedaan. De gemeente Best neemt actief deel aan de regionale overleggen op het gebied van luchtkwaliteit en neemt zo mogelijk actief deel aan regionale projecten.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 22 van 48
5.
Beleid en plannen andere overheden
5.1.
Wet luchtkwaliteit en NSL
De maatregelen waar op rijksniveau actief op wordt ingezet zijn roetfilters voor het verkeer en luchtwassers voor intensieve veehouderijen. Hiervoor bestaan of komen subsidieregelingen.
5.2.
BSL
In aanvulling op het pakket van rijksmaatregelen zet de provincie vooral in op acties en maatregelen die moeten leiden tot schonere voertuigen, schonere brandstoffen en alternatieve, schonere vervoersmodaliteiten. Schoner en zuiniger wagenpark & schone en duurzame transportbrandstoffen De provincie zet bewust in op biobrandstoffen die duurzaam zijn geproduceerd uit organische rest- en afvalstromen. In 2009 moeten op twaalf locaties in Noord-Brabant schone en duurzame transportbrandstoffen kunnen worden afgenomen en vijftig bedrijven en overheden moeten 25% van het eigen wagenpark hebben vervangen door schoon, zuinig, stil en duurzaam vervoer en de intentie dit de komende jaren volledig te vergroenen. Ingezet wordt op twee met elkaar verbonden en elkaar versterkende sporen: • Spoor 1: De verkrijgbaarheid vergroten(de aanbodzijde) door realisatie van een Brabant dekkend netwerk van multi-fuelstations. • Spoor 2: De vraag naar schone en duurzame brandstoffen sterk uitbreiden (de vraagzijde) door bevorderen aanschaf van schoon, zuinig en duurzaam vervoer door bedrijven en overheden. De provincie zal een faciliterende rol spelen bij initiatieven met zowel capaciteit, deskundigheid en financiële middelen. Schoon en aantrekkelijk openbaar vervoer Bij de concessieverlening voor het openbaar vervoer is nadrukkelijk rekening gehouden met extra milieueisen. De provincie zoekt in de Visie Openbaar Vervoer nadrukkelijk naar mogelijkheden om het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken ten opzichte van de auto. Dat betekent hoge frequenties, toegankelijke en comfortabele bushaltes, aantrekkelijk rijdend materieel en concurrerende tarieven voor verschillende doelgroepen. De provincie ontwikkelt transferia en samen met gemeenten wordt geïnvesteerd in HOV. Er wordt bevorderd dat bij het gunnen van opdrachten en het verlenen van concessies met betrekking tot personen- en goederenvervoer, de inzet van schone voertuigen aantrekkelijk wordt gemaakt dan wel afgedwongen. In de SRE-regio is sprake van een regionale concessieverlening, die aansluit bij het streven van de provincie. Werken aan duurzame en schone brandstoffen Vanuit het BSL wordt vooral ingezet op aardgas en biogas, omdat dit voor de korte termijn de grootste winst oplevert vanuit een oogpunt van luchtkwaliteit. Samen met een aantal gemeenten wordt gewerkt aan de realisatie van een netwerk van multi-fuelstations. Aardgasvulpunten in Noord-Brabant zijn daar onderdeel van. Hiervoor is een subsidieregeling gemaakt. Verder is in kaart gebracht waar kansen liggen voor het stimuleren van de productie en het gebruik van biobrandstoffen en de rol van de provincie daarin. _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 23 van 48
Reductie volume personenauto- en vrachtverkeer Er wordt ingezet op: • vervoermanagement bij bedrijven; • bevorderen fietsverkeer en verbetering van de kwaliteit van fietsvoorzieningen; • transferbevordering (instellen P&R-locaties, transferia). Ook ten aanzien van het vrachtverkeer wordt gestreefd naar een betere beheersing van het vervoer over de weg via: • stedelijke distributie in samenhang met milieuzonering; • bevorderen van milieuvriendelijk vrachtverkeer tussen steden en bedrijventerreinen; • stimuleren van vervoersmanagementprojecten op bedrijfsterreinniveau. Cofinanciering De door GS op 11 maart 2008 vastgestelde beleidsregel ‘Verbeteren Luchtkwaliteit in Brabant’ geeft aan wie een beroep kan doen op de beoogde subsidiëring en cofinanciering en wat daarvoor de procedures en beoordelingscriteria zijn. In de beleidsregel wordt zowel cofinanciering op basis van regionale samenwerkingsprogramma’s als subsidiëring van individuele projecten mogelijk gemaakt. Een deel van het beschikbare budget is specifiek geoormerkt als ondersteuning van projecten en initiatieven voor schoon, stil en zuinig vervoer. Het overige deel wordt merendeels beschikbaar gesteld via een systematiek die is geïntegreerd in de toekenning van middelen in het kader van de gebiedsgerichte uitwerking van het mobiliteitsbeleid. Uitgangspunt van de cofinancieringregeling is dat de cofinanciering voor de regionale en lokale maatregelen maximaal 50% bedraagt.
5.3.
RUL
Binnen de provincie Noord-Brabant is ook weer gekozen voor een regionale uitwerking. De SREregio is daarbij één regio. De bijdrage aan het BSL van de SRE-regio is het Regionaal Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit (RUL). Dit RUL is nog in ontwikkeling. De maatregelen die onderdeel uitmaken van de regionale luchtkwaliteitsplannen, kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën: • stimulering gebruik schone brandstoffen en aanschaf schone voertuigen; • vermindering mobiliteit/gereden autokilometers; • verbetering doorstroming verkeer; • vermindering blootstelling aan luchtverontreiniging via overdrachtsmaatregelen; • communicatie en gedragsbeïnvloeding.
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 24 van 48
6.
Conclusie
De gemeente Best wil een luchtkwaliteitsplan opstellen. De eerste stap om dat te bereiken, is het inventariseren van de situatie. In deze rapportage zijn de resultaten van de inventarisatie opgenomen. Onderzocht is wat de concentraties van stikstofdioxide en fijn stof zijn ten gevolge van de diverse bronnen van luchtverontreiniging in de gemeente. Daarnaast is bekeken welk gemeentelijk beleid en welke gemeentelijke plannen van invloed kunnen op zijn of beïnvloed kunnen worden door het luchtkwaliteitsplan. Tenslotte is de relevante regelgeving en het relevante beleid op andere overheidsniveaus in kaart gebracht. Er zijn nagenoeg geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen in de gemeente Best en in de toekomst is er sprake van een verbetering van de luchtkwaliteit, waardoor in 2010 alle overschrijdingen opgeheven zijn. De meest relevante bronnen van luchtverontreiniging, waaraan in het luchtkwaliteitsplan aandacht aan kan worden besteed zijn: • het wegverkeer op de gemeentelijke wegen ter plaatse van de bijna-knelpunten; • veehouderijen en industriële bedrijven, gericht op het voorkomen van knelpunten. Het • • • •
Bests beleid en de Bestse plannen met een duidelijke relatie tot het luchtkwaliteitsplan zijn: het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP); het Actieplan Richtlijn Omgevingslawaai; de Startnotitie lucht en geluid; het beleid op het gebied van het binnenmilieu.
Tenslotte kan bij het opstellen van het luchtkwaliteitsplan worden aangesloten bij de maatregelen die al worden getroffen in het kader van het Nederlands en Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL en BSL) en het Regionaal Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit (RUL).
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 25 van 48
Bijlage 1 Luchtkwaliteitsnormen Stof
Type norm
SO2 Zwaveldioxide
grenswaarde (humaan; uurgemiddelde dat 24 keer per jaar mag worden overschreden in µg/m3) grenswaarde (humaan; 24 uurgemiddelde dat 3 keer per jaar mag worden overschreden in µg/m3) grenswaarde (ecosysteem; jaargemiddelde in µg/m3) grenswaarde (ecosysteem; winterhalfjaargemiddelde in µg/m3) alarmdrempel (uurgemiddelde in µg/m3 gedurende 3 achtereenvolgende uren in gebied >100 km2)
NO2 Stikstofdioxide
grenswaarde (humaan; uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden in µg/m3) grenswaarde (humaan; jaargemiddelde in µg/m3) uitzonderingsgrenswaarde voor zeer drukke verkeerssituaties (uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden in µg/m3) plandrempel (jaargemiddelde in µg/m3) plandrempel voor zeer drukke verkeerssituaties (uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden) alarmdrempel (uurgemiddelde in µg/m3 gedurende 3 achtereenvolgende uren in gebied >100 km2)
2005 2006 2007 2008 2009 2010 350
350
350
350
350
350
125
125
125
125
125
125
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
500
500
500
500
500
500
200
200
200
200
200
200
40
40
40
40
40
40
290
290
290
290
290
50
48
46
44
42
250
240
230
220
210
400
400
400
400
400
400
30
30
30
30
30
40
40
40
40
40
50
50
50
50
50
NOx Stikstofoxiden
grenswaarde (ecosysteem; 30 jaargemiddelde in µg/m3)
PM10 Fijn stof
grenswaarde (humaan; 40 3 jaargemiddelde in µg/m ) grenswaarde (humaan; 24 uurgemiddelde dat 35 keer per jaar 50 mag worden overschreden in µg/m3)
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 26 van 48
Stof
Type norm
2005 2006 2007 2008 2009 2010
Pb Lood CO Koolmonoxide
grenswaarde (humaan; 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 jaargemiddelde in µg/m3) grenswaarde (humaan; 8 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 uurgemiddelden in µg/m3) 0 0 0 0 0 0
C6H6 Benzeen
grenswaarde (humaan; 10 3 jaargemiddelde in µg/m ) plandrempel (humaan 3 jaargemiddelde in µg/m )
10
10
10
10
5
9
8
7
6
5
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 27 van 48
Bijlage 2 Berekeningsresultaten wegverkeer
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 28 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 29 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 30 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 31 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 32 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 33 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 34 van 48
Bijlage 3 Berekeningen industriële bedrijven Wegener fijn stof
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 35 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 36 van 48
Wegener stikstofdioxide
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 37 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 38 van 48
Geopost fijn stof
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 39 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 40 van 48
Geopost stikstofdioxide _____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 41 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 42 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 43 van 48
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 44 van 48
Bijlage 4 Berekeningsresultaten cumulatie
A2 – Eindhovenseweg Zuid – kanaal: stikstofdioxide jaargemiddelde concentratie
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 45 van 48
A2 – Eindhovenseweg Zuid – kanaal: fijn stof jaargemiddelde concentratie
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 46 van 48
Spoortunnel – Hoofdstraat: stikstofdioxide jaargemiddelde concentratie
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 47 van 48
Spoortunnel – Hoofdstraat: fijn stof jaargemiddelde concentratie
_____________________________________________________________________________________ Inventarisatierapport Luchtkwaliteit Pagina 48 van 48