2
DEEL 1 - INLEIDING Wanneer je een pretpark bezoekt zie je ze vaak… Het zijn die dingen op een achtbaan die ervoor zorgen dat ons wagonnetje niet naar beneden tuimelt als we over de kop gaan. Maar ook bij thuis en op de fiets vind je ze terug. ‘onderdelen’ die andere onderdelen laten ‘bewegen’. Dit systeem noemen we ‘overbrengingen’.
WAT IS NU EEN OVERBRENGING? Een overbrenging is dus: …………………………………….………………………………………………………… …………….………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………….
Welke soorten overbrengingen zijn er? We onderscheiden 4 grote groepen: 1 2 Riemoverbrenging Kettingoverbrenging
3 Tandwielen
4 Wrijvingswielen
4
De windturbine
De werking van een windturbine is zeer eenvoudig. Je kan het vergelijken met de werking van een fietsdynamo. Door de wind gaat een wiekenstel draaien. De wieken zijn met een as verbonden aan een tandwielkast die de draaibeweging versnelt en vervolgens een generator doet draaien. Deze generator zet die deze draaibeweging om in elektriciteit. De werking is net zoals bij de fietsdynamo waarbij de draaibeweging van het wiel overgebracht wordt naar een kleine generator die deze beweging omzet in elektriciteit, die de lampen van de fiets doet branden. Het verschil is dat energie bij een fietsdynamo geleverd wordt door je beenspieren en bij de windturbine door de wind.
1. 2. 3. 4. 5.
Rotorblad Rotorkop Hoofdas Kruimotor Computer
6. Sensoren voor windrichting en -snelheid 7. Generator 8. Remschijf 9. Tandwiel 10. Versnellingsbak
Opdracht: Schrijf de cijfers in op onderstaande tekening
6
OVERZICHT PLAATSING VAN DE ONDERDELEN
Technische tekeningen van de windwijzer volgens de Europese Projectiemethode
8
Neem het ingekort balkje (20 x 20 x 270 mm) en teken de boorpunten af. Zorg ervoor dat de boorpunten in het midden van het balkje staan. Boor één gaatje met ø 4 mm en het andere gaatje ø 6 mm. Let op! Kijk goed welke gaatje welke afmeting heeft.
Druk de messing huls in het gaatje met ø 6 mm (eventueel met hamer). Zorg ervoor dat de messing huls er niet uitsteekt.
2.2.3 AFTEKENEN + MONTEREN ONDERDELEN OP DE BODEMPLAAT
6mm
Teken de plaats van de verschillende onderdelen af op de bodemplaat. Tip: teken eerst de middellijn. Lijm het houten balkje en de steunwig met houtlijm op de bodemplaat. Zorg ervoor dat de gaatjes juist staan (zie tekening). Duw het balkje en steunwig goed vast op de bodemplaat.
10 Knip de plastic folie in een vierkant met zijde 210 mm. Tip: je kan op de plastic folie aftekenen met een kraspen of een dun stiftje. Boor de gaatjes op de aangeduide punten (zie tekening) met een boor met ø4 mm. Let op! Boor de gaatjes voordat je het windrad knipt. De cirkel geeft aan hoever de folie geknipt mag worden. Het windrad zo vouwen dat alle hoeken met een gat in het midden gelegd worden. Een cilinderkopschroef aan de voorkant door de gaatjes steken.
2.2.6. MONTAGE
Neem de schijf met diameter 40mm . Vergroot het gat in het houten schijfje met een boor van 4mm. Schuif dat houten schijfje op de schroef, zet daarna vast met een moertje. Schuif een tussenring op de schroef. Breng op de achterzijde een moer en een tussenring aan.
15
DEEL 3 – DOE OPDRACHTEN BOUW NU ZELF ONDERSTAANDE
GETEKENDE OPSTELLINGEN NA
EN OMCIRKEL DE JUISTE ANTWOORDEN.
3.1.RIEMOVERBRENGING
3.1.1 RIEMOVERBRENGING MET GELIJKE RIEMSCHIJVEN (VB. BEIDE HEBBEN DIAMETER 50 MM)
DRAAIRICHTING IS GELIJK / TEGENGESTELD
HET AANTAL OMWENTELINGEN IS GELIJK / NIET GELIJK
18
3.2.2. KLEINER DRIJVEND TANDWIEL
BIJ EEN TANDWIELOVERBRENGING MET KLEINERE DRIJVER IS HET TOERENTAL VAN DE VOLGER KLEINER / GELIJK / GROTER
DRAAIRICHTING IS GELIJK / TEGENGESTELD
3.2.3. GROTER DRIJVEND TANDWIEL
BIJ EEN TANDWIELOVERBRENGING MET GROTERE DRIJVER IS HET TOERENTAL VAN DE VOLGER GROTER / KLEINER / GELIJK
DRAAIRICHTING IS GELIJK / TEGENGESTELD
3.2.4. TUSSENTANDWIEL (KLEIN)
EÉN TUSSENTANDWIEL ZORGT ERVOOR DAT DE DRIJVER EN VOLGER (LAATSTE TANDWIEL) IN DEZELFDE / TEGENGESTELDE RICHTING DRAAIEN
DE GROOTTE VAN DAT TUSSENTANDWIEL HEEFT WEL / GEEN INVLOED OP DRAAIRICHTING VAN DE VOLGER
21 HET TOERENTAL VAN TANDWIEL B (DRIJVER) TANDWIEL IS GROTER / KLEINER DAN HET TOERENTAL VAN TANDWIEL A. DE KRACHT VAN TANDWIEL D IS GROTER / KLEINER DAN DIT VAN TANDWIEL C.
7
IK WIL GAAN BOREN MET EEN KLEINE BOORDIAMETER, DEZE BOOR MOET MET HET HOOGSTE TOERENTAL DRAAIEN. OP WELKE RIEMSCHIJVEN MOET IK DE RIEM PLAATSEN ? BOVENSTE / MIDDELSTE / ONDERSTE
8
RIEMSCHIJF
WAAROM ZOU EEN FIETS MET
9
10
TANDWIELOVERBRENGING STEEDS UIT EEN ONEVEN AANTAL TANDWIELEN MOETEN BESTAAN ?
………………………………………………. PRINCIPE VAN EEN MECHANISCH UURWERK: ZOEK UIT WAAR DE URENWIJZER EN WAAR DE
aandrijving
MINUTENWIJZER OP AANGEBRACHT ZOUDEN KUNNEN ZIJN. TANDWIEL A : ……………………………..
Tandwiel A
Tandwiel B
11
TANDWIEL B : …………………………….
DE OVERBRENGINGSVERHOUDING OF HET 'VERZET' VAN EEN FIETS IS GEMAKKELIJK TE BEREKENEN. JE MOET ENKEL HET AANTAL TANDEN VAN HET ACHTERTANDWIEL DELEN DOOR HET AANTAL TANDEN VAN HET VOORTANDWIEL EN DAN HEB JE HET VERZET. HEEFT HET ACHTERTANDWIEL 10 TANDEN EN HET VOORTANDWIEL 40 TANDEN , DAN BEDRAAGT HET VERZET 10/40 OF 1/4 WAT WORDT GESCHREVEN ALS 1:4. DAT IS EEN GROOT VERZET. HET ACHTERTANDWIEL DRAAIT NU 4 X SNELLER / TRAGER DAN HET VOORTANDWIEL.