Debat Location, location, location Bewoners , herstructurering en succes Overal om ons heen wordt geherstructureerd. Wijken worden deels gesloopt en na een periode van hijskranen en bouwputten verschijnt uiteindelijk de nieuwbouw. Maar wat is eigenlijk de rol van de bewoner in dit herstructureringstraject? Leidt bewonersparticipatie tot een succesvollere herstructurering? En wat zijn de gevolgen voor de (ontwerp)opgave? Panel: Karien Dekker Mechtild Linssen Endry van Velzen Rolf van der Weide
assistent professor Universiteit Utrecht Linssen en van Asseldonk adviseurs volkshuisvesting De Nijl Architecten manager strategie en beleid woningcorporatie Bo-Ex
Eerste rij: Leonie Heezen Kees Anton de Vries
stafmedewerker Wonen Bo-Ex vertegenwoordigt Habiforum, kennisnetwerk vernieuwend ruimtegebruik.
Onder leiding van: Frank Wassenberg
NICIS, programmaleider Wonen
Verslag : Aantal bezoekers: Locatie en tijd:
Sabine Todd 37 woensdag 13 mei 2009, 20.00 – 22.00 uur Instituto Cervantes, Domplein 3, Utrecht
Op 15 april organiseerde AORTA de lezing NEW TOWNS. Michelle Provoost, van Crimson Architectural Historians, behandelde aan de hand van de casus van New Town Hoogvliet nieuwe en alternatieve manieren om met herstructureringswijken om te gaan. Zij gaf als belangrijke tip mee, “Als je bewoners mee wilt krijgen moet je niet praten, maar doen.” Met een bus door de wijk heen rijden, de bewoners mee nemen en mee laten denken over hun eigen wijk. In Hoogvliet heeft dit geleid tot een breed programma aan activiteiten en ontwerpen die door de bewoners zeer gewaardeerd worden. De centrale vraag van het debat vanavond is: Leidt bewonersparticipatie tot een succesvollere herstructurering? En welke invloed heeft dat op de ontwerpopgave? Frank Wassenberg is werkzaam voor Nicis Institute in Den Haag, een organisatie die zich richt op het versterken van de sociale en economische kracht van steden door onder andere steden en universiteiten aan elkaar te koppelen. Kennis van universiteiten wordt aangewend om vragen en problemen in grote steden op te lossen. Frank Wassenberg leidt deze debatavond en legt ons als eerste de vraag voor: “Wat is een succesvolle herstructurering?” Zelf definieert hij dit als: “[..]de bewoners positief terug kijken op het herstructureringsproces en tevreden zijn met de nieuwe wijk. ” Ook laat hij een artikel van het NRC Handelsblad zien waarin een onderzoeker de stelling aandraagt, dat de miljoenen die
corporaties investeren om wijken vriendelijker er veiliger te maken, zinloos zijn. Volgens dit artikel moeten corporaties de sociale factor aan politie, jeugdzorg en gemeente overlaten. De corporaties moeten alleen doen waar ze goed in zijn: woningen bouwen. Als introductie voor het debat geeft Karien Dekker een presentatie over herstructurering. Zij is onderzoeker en assistent professor aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Eerst werkte zij veel met geografen aan dit zelfde onderwerp, maar die denken volgens haar te veel in ‘ruimten’. Zij miste de mensen. Haar stelling is dan ook dat herstructureringswijken niet zo zwart wit zijn. Elke wijk is anders, de mensen zijn anders. Dat maakt dat er dus niet één oplossing is voor al deze wijken. Het ontstaan van de huidige herstructureringswijken Door de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse babyboom was er een groot tekort aan woningen. De meeste van de huidige herstructureringswijken zijn gebouwd in de periode 19501975. Het zijn veel dezelfde soort wijken, gebouwd volgens de ideeën van het CIAM en het Nieuwe Bouwen, met veel woningen in de sociale huursector. Een derde van alle woningen in Nederland is sociale huur, maar dit aandeel ligt veel hoger in grote steden als Rotterdam en Amsterdam. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor het type mensen dat hier woont. Over het algemeen hebben deze mensen een lagere opleiding en een lager inkomen. In de jaren ‘60 stond in de grote steden de groeifunctie voorop, de steden waren de economische motor van het land. De oude wijken moesten daarvoor plaatsmaken. In de jaren ‘70 kwam de stadsvernieuwing op, met het credo ’bouwen voor de buurt’. Het idee hierachter was dat de bewoners zelf mochten meedenken over in wat voor soort huis ze wilden wonen. Een voorbeeld hiervan is Sterrenwijk in Utrecht en de Schilderswijk in Den Haag. In de jaren negentig kreeg de economische positie van de steden weer meer nadruk. Alleen huizen bouwen was niet voldoende, en alleen sociale maatregelen evenmin. In 1995 werd het Grotestedenbeleid opgezet. Dit betekende dat er van uit de overheid zowel een fysieke als economische als sociale aanpak kwam. Problemen In de huidige probleemwijken spelen verschillende soorten problemen. Soms allemaal tegelijk, soms enkele in het bijzonder. Fysieke problemen zijn bijvoorbeeld de kleine woningen, en kamers binnen de woningen. Daarnaast is er achterstallig onderhoud van de gebouwen en de openbare ruimte. In veel van deze wijken is het gemiddelde inkomen van de bewoners laag en is de werkloosheid groot. Verder zijn er ook weinig en/of ouderwetse voorzieningen. Tevens is er weinig of geen werkgelegenheid in de wijken zelf of in de buurt eromheen. Ook zijn er problemen met de leefbaarheid, criminaliteit en is het gevoel van onveiligheid hoog. Tegelijkertijd clusteren groepen van dezelfde sociale en economische achtergrond samen. Soms levert dit veel sociale cohesie op, de oude volksbuurten, soms ook botsen leefstijlen van groepen bewoners met elkaar.
Den Haag Zuidwest, Bouwlust Dit is een typisch voorbeeld van een herstructureringswijk. De wijk bestaat uit flats omringd door groen. Van de bewoners is zeventig procent allochtoon met een laag inkomen. De panden zijn versleten en het groen wordt vaak slecht gebruikt. De plannen die de gemeente samen met de woningcorporaties en architecten hebben gemaakt omvatten sloop en nieuwbouw. Men wil de kwaliteiten van de wijk versterken, het groen beter gebruiken en meer variatie aanbrengen in de woningen. Ook moeten er meer voorzieningen komen en een betere spreiding van de verschillende economische klassen. Na het voorleggen van deze plannen aan de bewoners waren zij echter erg ontevreden. De plannen werden volledig van tafel geschoven en jarenlang is er onderhandeld met bewoners en gemeente. Uiteindelijk waren de bewoners tevreden en heeft de gemeente het plan verder met de woningcorporaties uitgewerkt. Als je terugkijkt naar het plan dat van tafel is geveegd en hetgeen er uiteindelijk is gebouwd, is er maar weinig verschil. Een belangrijk verschil is echter dat de bewoners nu wel tevreden zijn. Ze zijn nu uitvoerig in het proces betrokken. Zwolle, Holtenbroek Ook dit is een typische naoorlogse herstructureringswijk met grote stempels in het groen die zich herhalen met het daaromheen gelegen straten patroon. Onder de flats bevindt zich een aantal goedkope winkelstrips. Er wonen ongeveer negenduizend mensen in vijfduizend woningen. Er is veel sociale huur en een derde van de woningen is eengezinswoning. Ongeveer twintig procent van de bewoners is allochtoon. In vergelijking met andere herstructureringswijken is dat weinig, maar voor Zwolle is dat veel. De kerndoelen van de gemeente bestaan uit het tegengaan van segregatie, het verhogen van de leefbaarheid en het een creëren van grotere draagkracht voor winkels. Dit is gebeurd door het slopen van goedkope flats en het terugbouwen van koopwoningen. Verder zijn er veel voorzieningen gebouwd zoals winkelcentra, een grote scholengemeenschap, restaurants en sportvoorzieningen. De bewoners zijn er wel bij betrokken gevoel, maar hebben geen directe invloed gehad op de uiteindelijke plannen. Een kleine samenvatting van het Nederlandse beleid: Fysiek: Het verbeteren van de bouwkundige kwaliteit door grotere en betere woningen te bouwen. Daarnaast wordt getracht de woonomgeving te verbeteren. Geen lege groene vlaktes meer, maar mooie speeltuinen, rozenperkjes en pingpongtafels. Sociaal: Het versterken van de sociale cohesie. Het tegengaan van segregatie en het bevorderen van integratie Economisch: Het creëren van toegangsmogelijkheden tot de arbeidsmarkt en het stimuleren van meer werkgelegenheid in de wijk zelf.
London, Bow Hat, Tower Hamlets Deze galerijflat is in de jaren ‘70 gebouwd voor mensen met een lager inkomen. De flat was echter slecht gebouwd en al snel vervallen. Er waren grote problemen met stankoverlast door het rioleringssysteem en de afvalverwerking. Daarom werd er al in de jaren ‘80 besloten geen nieuwe bewoners in de woningen toe te laten. Doordat er steeds meer bewoners weggingen en geen nieuwe bij kwamen, was er na twintig jaar een hechte band ontstaan tussen de resterende bewoners. Samen zijn zij tot een nieuw woningbouwproject gekomen dat vooral bestond uit kleine eengezinswoningen. De bewoners konden het nieuwbouwproject vanuit hun flat gebouwd zien worden. Stockholm, Hösby Is gebouwd in de jaren ’80 en het is te merken dat hier lering getrokken is van eerder gemaakte fouten. De wijk is bijvoorbeeld erg goed bereikbaar en heeft een eigen metrostation. Ook wordt de wijk goed onderhouden. Misschien wel één van de belangrijkste succesfactoren van deze wijk is bewonersparticipatie. Bewoners komen vaak bij elkaar er wordt veel energie gestopt in communicatie management, waardoor de betrokkenheid van de bewoners erg groot is. Het nadeel is echter dat de wijk omringd is door veel slechtere wijken. Dit heeft zijn weerslag op de negatieve positie van de woningen op de markt. Karien Dekker concludeert dat alles met alles samenhangt. De bevolkingsdynamiek, de kwaliteit van de woningen en de ligging, elke wijk is anders en heeft andere problemen. Elk probleem heeft baat bij een andere oplossing. De herstructureringswijken zijn niet zo zwart-wit. De inspraak van de bewoners zal dus ook voor elke wijk verschillen. Er zal meer en beter maatwerk geleverd moeten worden. Debat Het panel (Endry van Velzen, Rolf van der Weide, Mechtild Linssen en Karien Dekker) neemt plaats. Frank Wassenberg brengt het debat op gang met de vraag of je bewoners nu echt twintig jaar vast moet laten zitten in een dicht getimmerde flat om het succes van de bewonersparticipatie te bereiken. Volgens Karien Dekker heeft de grote leegstand in Engeland geleid tot een hechte band tussen de bewoners, de vraag is nu of het succes blijft als de wijk wordt opengesteld voor nieuwe bewoners. Volgens Rolf van der Weide is deze situatie in Nederland ondenkbaar. De druk op de woningmarkt is zo groot dat je onmogelijk een flat twintig jaar onderbezet kan laten. Als er in Nederland uiteindelijk besloten wordt om te slopen, is de onderbezetting bijna altijd op te vullen met tijdelijke bewoners, zoals studenten. In de wijk Bouwlust waren de bewoners eerst niet betrokken bij de plannen. Daarna kwam er wel inspraak, en vervolgens naar aanleiding van tijdsdruk toch weer niet. Hoewel de bewoners het eerst totaal niet met de plannen eens waren, keuren ze het plan later goed. Hoe kan dat? Rolf van der Weide is van mening dat dit alles met de communicatie naar de bewoners toe heeft te maken. Verandering brengt stress met zich mee. Als je de stress van de verandering zo laag mogelijk kan houden, kan je veel verder gaan in het uiteindelijke eindresultaat. Bij de meeste gesprekken met bewoners gaat het dan ook vooral over het proces, in plaats van het eindresultaat.
Toch blijft elke wijk anders. In de Rivierenwijk waren de bewoners erg enthousiast over nieuwbouw, in Lombok kwamen ze er echter niet uit. Uit het publiek komt daarop het antwoord dat de bewoners van de Rivierenwijk het eindresultaat van de nieuwbouw voor hun neus zagen en de voordelen en het perspectief dat hun geboden werd. Mechtild Linssen noemt ‘perspectief’ het sleutelwoord. Biedt bewoners perspectief. Dat ligt voor veel bewoners in de wijk waar zij al wonen, maar niet voor iedereen. In sommige buurtjes houden bewoners elkaar gevangen, waardoor ze niet uit hun achterstandspositie komen. Wanneer je die mensen elders perspectief biedt, kunnen zij nieuwe stimulansen krijgen om vooruit te komen. Linssen is opgegroeid met en heeft meegeholpen aan ‘bouwen voor de buurt’, maar in dat soort buurtjes vindt zij achteraf dat zij het niet goed heeft gedaan. Wassenberg zet daar een vraagteken bij. Als bewoners in hun buurtje willen blijven, is dat toch geen probleem? Linssen vindt dat in het algemeen geen probleem, maar zoals gezegd, in sommige gevallen, wanneer sprake is van reproductie van armoede, wel en dan is het vooral voor de kinderen een probleem, als die te weinig kansen en stimulansen krijgen om vooruit te komen. Van der Weide is van mening dat de meeste mensen zich prettig voelen in de sociale groep waarin je geboren bent en willen daar dus ook blijven. Ze willen succesvol zijn binnen hun eigen groep. En voor degenen die dat niet willen zijn er genoeg kansen om er uit te komen. Je kunt mensen niet dwingen om uit hun sociale groep te stappen. Dekker draait de vraag om. Als je mensen van verschillende etnische achtergronden of mensen met verschillende inkomens bij elkaar zou zetten, zou dit een positief effect op de minder bedeelden moeten hebben. Dit blijkt in de praktijk echter niet zo te werken. De verschillende groepen hebben weinig tot geen contact met elkaar waardoor ze elkaar ook niet positief kunnen beïnvloeden. Linssen reageert door te zeggen dat het niet zozeer gaat om het contact tussen de verschillende groepen, maar wel om de voorbeeldfunctie die bewoners voor elkaar kunnen vervullen. Het kan stimulerend zijn om te zien hoe buren serieus naar school gaan en werken en daar gelukkig onder zijn. Het voorbeeld biedt perspectief, want het kan nagevolgd worden. Ook fysieke aspecten zijn belangrijk voor dat perspectief. Een verzorgde woonomgeving draagt bij aan zelfvertrouwen en eigen kunnen. Wassenberg stelt de vraag: “Willen we sociale huurwoningen terugbouwen voor de bewoners die er nu wonen, of zetten we er middenklasse koopwoningen voor terug?” Volgens Linssen zit de truc, net als het geval is geweest bij de Bijlmer, in het vasthouden van de sociale stijgers. Dit zijn de mensen uit de zittende bevolking die vooruitkomen. Als je die vast weet te houden in een wijk, gaat daar de krachtigste voorbeeldfunctie vanuit. Veel meer dan wanneer je hogere inkomens van buiten de wijk naar de wijk haalt, die niets met de zittende bevolking hebben. Van der Weide geeft wel aan dat een menging van klassen nodig is voor draagvlak van de voorzieningen. Endry van Velzen heef zich tot nu toe erg ingehouden maar hij kan het niet aanhoren dat herstructureringswijken allemaal over één kam worden geschoren. “Er wordt over een probleem gesproken met een oplossing en dan is het af. De stad is nooit af. Er wordt gesproken over ‘het plan van Bouwlust’. Ik werk mee aan Bouwlust, maar er is helemaal geen plan.”
Om de diversiteit van herstructureringswijken en de aanpak ervan te laten zien, geeft Van Velzen een aantal voorbeelden uit de praktijk. Bij één van zijn projecten in Rotterdam worden zevenhonderd woningen gesloopt zonder dat bewoners daar grote bezwaren tegen maken. Bij een ander project zijn bewoners zeer betrokken bij de discussie over de aanpak en eventuele sloop van de woningen. In Emmen werd er al met de bewoners gesproken voordat de aanpak van de woningen aan de orde was. Dekker reageert door te stellen dat dit volledig in overeenstemming is met haar conclusie. Je moet met de bewoners om de tafel gaan zitten en praten over wat ze willen en hoe ze het willen. Van Velzen meent dat het niet een probleem is dat je oplost, maar dat het een continu proces is. Het programma en de insteek van herstructurering verandert om de twee jaar. Het landelijk beleid verandert regelmatig en ook de economie heeft grote invloed op de bouwkosten en de afzetmogelijkheden. De steden moeten verder verdicht worden, maar het verkeer staat vast. Er is altijd wat. Er moet echter wel een bepaalde ruimtelijke leidraad en visie zijn over de stedelijke ontwikkelingen. Van der Weide beaamt dat de doelen continu moeten worden bijgesteld om aan de markt te voldoen, maar ook aan andere economische en politieke ontwikkelingen. Als woningcorporatie hebben we tegenstrijdige belangen. Aan de ene kant willen we een gezond financieel beleid voeren en aan de andere kant willen we de krapte op de sociale woningmarkt aanpakken. Kwaliteit van woningen zit ook niet alleen in het technisch functioneren. Jaren ‘30 woningen zijn zeer gewild. Originele details en oude gevels geven karakter en status aan een woning. Vroeger was de Jordaan een achterstandswijk, tegenwoordig is dit de meest geliefde yuppenwijk van Amsterdam. De twee belangrijkste oorzaken van de verandering in de woningbouwmarkt zijn de uitvinding van de pil en de bijstandsuitkering. Zeventig procent van de huishoudens is eenpersoonshuishouden. Dit was vijftig jaar geleden onvoorspelbaar. Door deze individualisering hebben de kleine woningen in bijvoorbeeld Lombok (Utrecht) echter nog wel een functie. Naar aanleiding van reacties uit het publiek komt van Velzen terug op het onderwerp, ontwerpen met bewoners. Dit gebeurt bijna nooit. Belangrijk hierbij is de communicatie met de bewoners; luisteren, vertrouwen en wederzijds begrip. Daar staat en valt het mee. Soms verliezen woningcorporaties en gemeente zichzelf in de discussie met elkaar waardoor het contact met de bewoners wegvalt. ‘Bottom up’, ga met de bus de wijk in, praat met de mensen. Behandel ze niet als zielige achterstandmensen maar gewoon als mensen. Herstructurering is geen proces van ‘u roept en wij draaien’. Maar je kunt wel uitleggen waar je mee bezig bent, rekening houden met bewonersbelangen of uitleggen waarom dingen niet mogelijk zijn. Het is zeer bijzonder dat je bij de herstructureringswijken op een dergelijke grote schaal kunt opereren. In binnensteden liggen de eigendomsverhoudingen heel anders, hierdoor verandert de stad meestal op een meer geleidelijke, organische manier. De stad is nooit af. Door de grootschaligheid van de herstructureringswijken heeft bijvoorbeeld de sloop ervan een veel grotere impact op het leven van de mensen die er wonen. Daarom is de communicatie zo belangrijk.
Wassenberg refereert naar de lezing van Dekker. Het gaat om de context; de context verschilt. Niet alleen in de zin van de bebouwde omgeving en zijn bewoners, ook door de jaren heen. De stad is nooit af. Om af te sluiten zet Wassenberg de succesfactoren van herstructureringswijken en de rol van de bewoners, nog even op een rijtje. Het is duidelijk dat onzekerheid en spanningen voorkomen moeten worden. Deze kunnen bijvoorbeeld ontstaan door lange processen waardoor ontwikkelingen jaren kunnen duren. Wassenberg sluit af met een slotvraag aan de aanwezigen: “Wat is volgens jullie de belangrijkste factor die herstructurering tot een succes kan laten leiden?” Rolf van der Weide:
Karien Dekker: Mechtild Linssen:
Endry van Velzen:
In individuele belangen en algemene belangen zo goed mogelijk op elkaar afstemmen. Al voor dat er plannen liggen met de bewoners praten en blijven praten. Je doel goed formuleren. Geef aan wat je intenties zijn en waarom. Eerlijk communiceren. Zorg dat je vertrouwen hebt bij de bewoners. Daarvoor moet je open en eerlijk zijn. Heb oor voor hun belangen en zorg dat je hen perspectief biedt. De kleine dingen maken het verschil. Niet alleen de woningen zelf zijn van belang. De openbare ruimte is ook de investering waard. Scholen, sport, buurthuizen en de hobbyclub, dat zijn de plekken waar mensen elkaar ontmoeten. Net als de Lezing van Michelle Provoost. ‘Maak er een leuke wijk van en houdt het leuk’.