DE WITTE STAD DOOR DRS. R. DAALDER
Een witte stad: zo zag het tentoonstellingscomplex er uit, dat in de warme zomer van 1928 een hoek van de polder Blijdorp tot het drukste deel van Rotterdam maakte. Deze stad was in enkele maanden verrezen om onderdak te bieden aan de Nederlandsche Nijverheidstentoonstelling, kortweg 'Nenijto'. Dat die expositie juist in dit jaar plaatsvond was geen toeval. Immers, in Amsterdam vonden gelijktijdig de Olympische Spelen plaats en de Rotterdamse ondernemers, die het initiatief voor de tentoonstelling namen, dachten een graantje te kunnen meepikken van de internationale belangstelling voor ons land. Achteraf bleek dat nogal tegen te vallen, maar een succes was de Nenijto wel, althans wat betreft de toeloop uit eigen land. Bijna anderhalf miljoen bezoekers passeerden in vier maanden de tourniquets van de monumentale ingangspartij bij de Statentunnel'). Net als de wereldtentoonstellingen, die op gezette tijden in de grote wereldsteden werden gehouden, vormde de Nenijto een kennismaking met de jongste verworvenheden van nijverheid en techniek. Internationaal was de tentoonstelling weliswaar van weinig betekenis, maar in Nederland had een evenement als dit sinds de Amsterdamse wereldtentoonstelling van 1883 niet meer plaats gehad. Het doel van de organisatoren was simpel: het bij elkaar brengen van 'voortbrengers en gebruikers', zoals J. van Dusseldorp, de voorzitter van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, het uitdrukte bij de opening op 26 mei^). De gedachte om dat te doen in de vorm van een tentoonstelling was overigens volstrekt niet nieuw. Al meer dan een eeuw werden in Nederland tentoonstellingen van nijverheidsprodukten georganiseerd^). De eerste vond plaats in 1808 in Utrecht, op initiatief van koning Lodewijk Napoleon, en na de Franse tijd nam Willem I deze vorm van stimulering van de bedrijvigheid over'*). Een kenmerk van zulke tentoonstellingen was de combinatie van industrieprodukten met voortbreng327
selen van kunst en kunstnijverheid. De Nenijto zette deze traditie voort: ook hier waren de kunsten volop vertegenwoordigd, zij het wel grotendeels in een apart paviljoen. Dergelijke tentoonstellingen waren in de regel bestemd voor een breed publiek. Daarom gingen de meeste nijverheidstentoonstellingen gepaard met attracties die weinig met het geëxposeerde te maken hadden. Muziekuitvoeringen, variété en kermisachtige vermakelijkheden moesten de nieuwsgierigen naar de tentoonstelling lokken. Op de Rotterdamse Nijverheidstentoonstelling van 1905 was bijvoorbeeld een stukje 'Oud Rotterdam' nagebouwd, met als hoogtepunt de Ooster Oudehoofdpoort^). Veel groter pakten de organisatoren van de Nenijto de attracties aan, met een reusachtige kermis als belangrijkste lokkertje. Groots opgezette exposities heeft Rotterdam vóór de Nenijto niet gekend. De Rotterdamse tentoonstelling van 1832, gehouden in het gebouw van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, toonde weliswaar nijverheidsprodukten, maar dit initiatief had meer het karakter van een liefdadigheidsbazar. De opbrengst kwam ten goede aan de slachtoffers van de Tiendaagse Veldtocht). Een meer commercieel gericht initiatief vinden we in 1877, toen het 'Technologisch Bureau' in Amsterdam een tentoonstelling organiseerde van 'kunsten en wetenschappen, toegepast op industrie'. Dat valt althans op te maken uit de prospectus^), maar of de tentoonstelling ooit is gehouden, is niet duidelijk. Na 1900 hebben er met grote regelmaat bedrijfstentoonstellingen in Rotterdam plaatsgevonden. In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Schiedamsesingel waren in 1905 Rotterdamse industrieprodukten te zien®), in 'De Vereeniging' aan de Schiekade had in 1916 een soortgelijk evenement plaats^). Ook de 'Doele' aan de Coolvest deed - in 1923 - dienst als expositieruimte. Alleen de laatste van deze exposities was van meer dan lokaal belang. Deze Nijverheidstentoonstelling vond plaats ter gelegenheid van het jubileum van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat. De 10.000ste bezoeker werd, zoals dat toen gebruikelijk was, gehuldigd en bedacht met een geschenk, een 'electrische jubileumlamp', ongetwijfeld van Nederlandse makelij. Onder de stands waren behalve Rotterdamse bedrijven als Van Nelle en de scheepswerf Fijenoord ook firma's van buiten de stad, zoals Verkade, Philips en Jansen & Tilanus'^). 328
vo/7
Z92#.
va/7 /7er yVe/7//7o-/e/re//7; onware/
//7o op 26
Een handicap bij de organisatie van grote exposities was het gebrek aan een goed geoutilleerde ruimte. Amsterdam beschikte over het Paleis voor Volksvlijt en later over de (oude) RAI en in Utrecht groeide sinds 1917 het Jaarbeurscomplex. In Rotterdam was geen enkele zaal die daarmee kon concurreren, zelfs niet de forse ruimte van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Het was dan ook duidelijk dat voor een groots opgezette manifestatie een compleet nieuw onderkomen diende te verrijzen. De eerste maal dat de plannen voor de Nenijto in de publiciteit kwamen was in het najaar van 1926. Er blijkt dan een Raad van Beheer te zijn die een Nederlandsche Nijverheids Tentoonstelling voor 1928 voorbereidt"). Dat daar al heel wat aan vooraf was gegaan, valt op te maken uit de samenstelling van de Raad, die grotendeels afkomstig is uit de Rotterdamse elite. Erevoorzitter is burgemeester Wytema en verder vinden we raadsleden als de RKSP-er mr. W.F.C. Baars en de SDAP-er J. Brautigam in dit gezelschap. Voorzitter van het Dagelijks Bestuur was de heer B.C.D. Hanegraaff, onder meer firmant van het assurantiebedrij f F. & W. van Dam. Veelbetekenend zijn de namen uit de haven en het bankwezen: Ruys, Van Hoey Smith, Van Dam, Mees en Van Beuningen. Vooral de laatste, directeur van de Steenkolen Handelsvereeniging speelde als voorzitter van de financiële commissie'^), een belangrijke rol achter de schermen. Het archief van de Nenijto is helaas niet bewaard gebleven, maar uit verschillende berichten in de pers valt op te maken dat een aantal initiatiefnemers zich persoonlijk garant heeft gesteld voor het financiële risico. Gesproken wordt van een miljoen gulden, geen overdreven bedrag als men bedenkt dat alleen de bouw van de tentoonstellingsgebouwen al ruim vijfhonderdduizend gulden heeft gekost^). Van Beuningen heeft daarvan kennelijk het leeuwedeel opgebracht, hij was er zelfs min of meer eigenaar van. Dat is tenminste de voor de hand liggende conclusie, als we zien dat hij na afloop van de tentoonstelling een groot deel van de opstallen aan de Gemeente schonk'*). Het eerste probleem waarmee de Raad van Beheer werd geconfronteerd, was een geschikte lokatie. Die moest in elk geval dicht bij het centrum liggen, en goed bereikbaar zijn voor het openbaar vervoer. De initiatiefnemers zagen twee mogelijkheden: het - nog grotendeels onbebouwde - Land van Hoboken of een deel van de polder Blijdorp, die juist in deze tijd bouwrijp werd gemaakt. Het Land van Hoboken viel al snel af, in verband met de daar in 1928 330
uit te voeren bebouwingsplannen. Tegen Blijdorp waren weer andere bezwaren. Vooral in sociaal-democratische kring leefde de vrees dat gebruik van een deel van de polder tot uitstel van de woningbouwplannen daar zou leiden^). De Gemeentelijke Technische Dienst kwam in het voorjaar van 1927 daarom met een derde voorstel: een terrein aan de oostkant van de Kralingse Plas^). Maar die lokatie bleek weer te duur voor de gemeente te worden, vanwege het ontbreken van toevoerwegen. Uiteindelijk stelde het gemeentebestuur alsnog gratis een terrein beschikbaar in de polder Blijdorp. Door een gebied uit te kiezen langs de spoorlijn (ongeveer samenvallend met de huidige sportterreinen langs de Bentincklaan en het zuidelijk gedeelte van Diergaarde Blijdorp) kwamen de woningbouwplannen niet in gevaar. De gemeenteraad ging er dan ook op 31 maart 1927 zonder discussie mee accoord.
Toch wilde het niet goed vlotten met de voorbereidingen. De loterij^) die een belangrijk deel van de kosten moest dekken liep niet naar wens. En dat terwijl de prijzen niet onaanzienlijk waren. De hoofdprijs was een 'onroerend goed van ƒ25.000', gevolgd door een groot aantal zeer eigentijdse verlokkingen als luxeauto's, waaronder een Amilcar-cabriolet en een Nash-sedan, een Indian-motorfiets, radio's, stofzuigers en een reis per KLM. Er kwam echter pas een beetje schot in de loterij toen de prijs van de loten was teruggebracht van een tientje naar een gulden en tot het einde van de tentoonstelling bleef het bestuur nog met onverkochte loten in heel Nederland leuren. Ook met de aanleg van het tentoonstellingsterrein en de verhuur van expositieruimte moest nu snel een begin worden gemaakt. Aan ambitie ontbrak het de organisatoren in elk geval niet. In juli 1927 verspreidde het bestuur van de Nenijto een prospectus, die duidelijk maakte dat aan een project werd gewerkt van een ongekende omvangt). Op een schetsontwerp is te zien dat er maar liefst zeven grote tentoonstellingshallen en nog een kleine voor 'tijdelijke tentoonstellingen' zouden komen. Al eerder had een tekening van een monumentale ingangspartij gecirculeerd. Dit ontwerp was van de hand van de architect R.J. Hoogeveen. Met nog geen jaar te gaan tot de opening was dit alles nog weinig meer dan fantasie. Voor de realisering van al die plannen was een man nodig met praktische ervaring. Die werd gevonden in de persoon van Francis F.H. van Gheel Gildemeester, die in de zomer 331
van 1927 werd benoemd tot 'gedelegeerd lid' van de Raad van Beheer, een taak die hem tot de centrale man in de organisatie maakte'^). Van Gheel Gildemeester, 49 jaar oud, woonde in Wassenaar en was directeur van het Zeebad Scheveningen geweest, een functie waarin hij ervaring had opgedaan met de organisatie van grote manifestaties^). Samen met de jonge architect ir. C.B. van der Tak jr. heeft hij uiteindelijk de Nenijto haar definitieve vorm gegeven. Christinus Bonifacius van der Tak was, toen hij deze opdracht kreeg, nog maar nauwelijks 28 jaar oud. Op het gebied van de bouwkunst was de naam Van der Tak echter in Rotterdam geen onbekende. Zo betrok Rotterdam zijn drinkwater voor een groot deel uit de watertoren die de gelijknamige directeur Gemeentewerken rond 1870 ontwierp, en huisde de Holland-Amerika Lijn in een gebouw dat was ontworpen door de vader van de Nenijtoarchitect. In het ontwerp van Van der Tak Jr. (van Hoogeveen vernemen we na februari 1927 niets meer!), was het tentoonstellingsterrein in grote lijnen symmetrisch ingedeeld^'). Een brede allee, waarover een miniatuurspoorlijn reed, vormde de lengte-as van het terrein. Van der Taks monumentale, halfronde entree vertoont opvallend veel overeenkomst met het schetsje van Hoogeveen, dat in februari 1927 in de kranten verscheen. Rechts van de ingang lag het expositiegebouw van de gemeente Rotterdam, ontworpen door ir. A.J. van der Steur, het enige gebouw dat niet van de hand van Van der Tak was. In dit paviljoen zou een grote maquette van Rotterdam komen, en foto's van de uitbreidingen van Rotterdam in de laatste jaren. Het aantal tentoonstellingshallen werd uiteindelijk gereduceerd tot vier. Alle vier waren lichte constructies van staal, hout en glas, wit geschilderd en met een oppervlakte van 60 bij 120 meter. Hallen B, C en D waren qua vorm en constructie identiek. Deze samengestelde langshallen hadden een verhoogde middenbeuk, en een transept van gelijke hoogte, eveneens met verhoogde middenbeuk. Hal A had dezelfde plattegrond, met breed schip (30 meter) en smalle zijbeuken (15 meter), maar had een eenvoudig, flauw hellend, ongebroken zadeldak. Een transept ontbrak bij deze hal. Ook in de spantconstructie waren verschillen^). Behalve de hallen telde de Nenijto nog tal van kleinere gebou332
PARKEER TERREIN
TERREIN
•
TRANSPQRTWEC '29 WIJKIAND FOCKINK
KANTOOP NELUPA
I TOILETTEN
Li
KAMER |
35 l|9 H|7
a
HD J CAFE
-7
I
KRANTEN
<
Ij
281
H|5
i
H|3 B p
HAL A
KINDER BEWAAR PLAATS
Ii36 3
PAVJLJOEN RÖTTEROAM
32 «GRIJPER 5HV| • ] l
•
VERL.WALEN BURGERWEC
POLITIE IBRAND-BRIEVENBU5 I WEER i^Hi DEPOT POSTZEGELS
•
fes
'
^9
MINIATUUR SPOORWEC
NAAR HET LUNAPARK
301
/
S:HOOFD!NOANC
ROTTERDAMSCM NIEUWSBl'<
20 g l 8 ^16 . K . 1 2 24 = BESTUUR
STANDPLAATS AUTOBUSSEN BLOEMEN EXPOSITIE
55.
va/i /ie/
STATIONSSINGEL LU
z z
wen, die alle op naam staan van Van der Tak. Aan de westkant werd het terrein visueel afgesloten door restaurant Paviljoen Caland, dat uitzicht bood over de centrale allee. Daarnaast bevond zich het paviljoen voor kunstnijverheid, een rank gebouw met verschillende haaks op elkaar staand langgerekte vleugels. Tenslotte stonden er op het terrein meer dan twintig witte kiosken, die blijkens de beschrijvingen voorzien waren van vrolijke kleurbanen^). Een aantal daarvan was iets groter en bood onderdak aan onder andere het Rotterdamsch Nieuwsblad, dat ook dagelijks het Nenijto Nieuwsblad uitgaf en de Rotterdamsche Bankvereeniging. Juist in deze kleinere bouwwerken, met hun strakke lijnen en primaire kleuren, toont Van der Tak hoe sterk hij was geïnspireerd door het Nieuwe Bouwen. In het Bouwkundig Weekblad ondervond zijn ontwerp grote bijval. In een recensie spreekt Albert Otten met grote waardering over Van der Tak, die 'het juiste karakter van tentoonstellingsarchitectuur' heeft weten te bereiken^). o / geeA?
In de laatste maanden moesten er nog heel wat problemen worden opgelost. Eén daarvan was het drankprobleem. Toen het Nenijtobestuur zich tot het gemeentebestuur wendde met het verzoek om in totaal vijf vergunningen voor sterke drank, ontstond er de nodige deining. N'et. iedereen in de SDAP-fractie was daarmee even gelukkig. Raadsiid Suze Groeneweg meende dat verlening van de gevraagde vergunningen tot onmatig gebruik en gevaar voor het verkeer zou leiden, waarop haar collega Baars, tevens lid van de Raad van Beheer van de Nenijto, het woord kreeg. Na een interruptie van het enfant terrible van de Gemeenteraad, de communist Gerrit van Burink ('Die komt pleiten voor Oranjebitter!') stelde Baars vast dat 'mej. Groeneweg met al de overdrijving spreekt waarmede drankbestrijders dit plegen te doen'. Zijn compromis-voorstel: slechts één 'localiteit' met vergunning, hoefde echter niet in stemming te worden gebracht, toen de Nenijto aankondigde dat zij simpelweg overschrijving zou aanvragen van vier vergunningen elders in de stad. De raad had daar geen zeggenschap over en vooral de socialistische wethouders Heijkoop en De Zeeuw zullen opgelucht adem hebben gehaald, nu niemand hun kon verwijten dat de SDAP het welslagen van de Nenijto in gevaar had gebracht^). Een ander probleem was de naam van de tentoonstelling. Het had aanvankelijk in de bedoeling gelegen dat op de Nenijto uitsluitend produkten uit Nederland en koloniën te zien zouden zijn. 334
Toen echter bleek dat het aantal inzendingen niet toereikend zou zijn, werd al snel het roer omgegooid. Eén van de vier hallen werd gereserveerd voor buitenlandse inzendingen en in de januari 1928 werd aangekondigd dat de naam Nenijto voortaan van de toevoeging 'internationaal' zou worden voorzien^). De plechtige opening werd op 26 mei 1928 verricht door Prins Hendrik. De Prins vatte zijn rol als beschermheer serieus op, want hij heeft de Nenijto ten minste vier maal bezocht, al dan niet in gezelschap van andere leden van het Koninklijk Huis. Om een compleet beeld te geven van alle inzendingen op de Nenijto zouden vele pagina's nodig zijn. Meer dan 1700 bedrijven verzorgden een inzending en daarnaast waren er nog allerlei andere instellingen die ruimte hadden gehuurd^). Daaronder was een stand van het Vredescomité Nenijto, het Drankweercomité en een Evangelisatiestand^). Kennelijk huldigden de laatste twee het standpunt 'if you cannot beat them, join them!' Verder was er een aparte informatiestand voor Joodse bezoekers en een bureau dat inlichtingen verstrekte aan 'vrouwen en meisjes'^). De vier hallen van de Nenijto hadden elk een eigen karakter. Hal A, de 'MetaalhaP, werd geheel in beslag genomen door de scheepvaart, scheepsbouw en zware industrie, hoofdzakelijk in het Nieuwe Waterweggebied. Hal B herbergde de buitenlandse inzendingen, Hal C was de technische afdeling en in D vonden de voedings- en genotmiddelen een plaats. De Metaalhal trok veruit de meeste belangstelling. Dertien bedrijven gelegen tussen Hoek van Holland en Krimpen aan de Lek, verenigd in de Metaalbond, hadden hier een reusachtige maquette laten bouwen van het Waterweggebied^). De loop van de Waterweg diende als looppad dat langs gedetailleerde modellen van de deelnemende scheepswerven en fabrieken voerde. Het geheel was omgeven door een bouwwerk met gestileerde motieven uit de haven, zoals kranen, tanks en schepen. Het ontwerp hiervoor was van de hand van de kunstenaar Bernard Romein, die aan de Rotterdamse academie was opgeleid^'). Een andere attractie in deze hal was de Nenijto-bioscoop, die non-stop films van Nederlandse bedrijven vertoonde^). Dat de Nenijto geen echte wereldtentoonstelling was, bleek wel in Hal B. Slechts zes landen waren vertegenwoordigd: Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Denemarken, Oostenrijk en België. 335
5(5. Koor-
>ig. 57. Z.wc/i(/bro
Deze laatste afdeling was erg mager, waarschijnlijk mede door de spanningen die sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog tussen België en Nederland bestonden. Een verdrag over een kanaal van Antwerpen naar de Moerdijk was in 1927 door de Eerste Kamer verworpen, nadat al eerder een aantal Belgische territoriale eisen ten aanzien van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen op niets was uitgelopen. Frankrijk had daarentegen een uitvoerige expositie gemaakt, die op 16 juni door de Franse minister van handel en industrie, Maurice Bokanowski, persoonlijk werd geopend. Dat de Fransen zoveel aandacht aan hun inzending besteedden had volgens de fraaie catalogus ook te maken met de dankbaarheid jegens het Nederlandse volk, dat tijdens de Wereldoorlog - ondanks de neutraliteit van Nederland - zoveel vrijwilligers voor het Vreemdelingenlegioen had geleverd. Maar dan duizend daarvan waren voor de eer van Frankrijk gesneuveld. Bovendien beschouwde het ministerie van industrie de Nenijto als een goede oefening voor de aanstaande wereldtentoonstelling van Barcelona in 1929^). Typisch voor de Franse aanpak was de tot in het absurde doorgetrokken indeling in categorieën en subcategorieën, een erfenis van de encyclopedische wereldtentoonstellingen van de negentiende eeuw^). Zo was er onder meer een 'groupement de la pensee francaise', ressorterende onder de afdeling letteren, wetenschap en kunst. Tot de exposanten van dit onderdeel behoorden onder meer uitgevers van boeken en periodieken op de meest uiteenlopende gebieden. Op deze wijze was de hele Franse sectie in een streng hiërarchisch systeem ondergebracht. De derde hal, aangeduid met C, heette de 'technische hal', met onder meer een grote inzending van Philips, van R.S. Stokvis en verder machines, motoren en allerhande produkten van de Nederlandse metaalnijverheid. Philips was verder over het gehele terrein te horen, met zijn 'zingende torens', enorme luidsprekers, die 'op de modernste wijze voor muzikale afwisseling' zorgden^). De laatste expositiehal was bestemd voor voedings- en genotmiddelen maar werd door het Dagblad voor Rotterdam oneerbiedig aangeduid als 'de hodge podge van de Nenijto' en 'een warenhuis'^). Vroom & Dreesmann had er een stand en verder zag de recensent er pijpen, melk, (van de Rotterdamsche Melkinrichting), fietsen, auto's, piano's en badkuipen. Natuurlijk was ook Van Nelle hier aanwezig, met een presentatie die was ingericht door Jac. Jongert, bekend om zijn verpakkingsontwerpen voor dezelfde fabriek. Voor de dagjesmensen waren vooral de demonstraties in337
teressant, zoals de broodbakkerij van Paul C. Kaiser en Van der Meer & Schoep. Primeurs waren er op de Nenijto nauwelijks, maar wat er te zien was, gaf wel een indruk van het modernste dat de industrie te bieden had. Echt iets nieuws was waarschijnlijk alleen te vinden in een vrij kleine stand in de Britse afdeling. De Baird International Television Company gaf hier namelijk voor het eerst demonstraties met de 'huis-televisor', een uitvinding van de Schot John Baird. Binnenkort zouden deze toestellen voor de schappelijke prijs van 350 gulden in de winkels staan, meldde De Telegraaf, maar op de Nenijto waren ze al te zien^). De kunsten, en dan vooral de kunstnijverheid waren op de Nenijto niet slecht vertegenwoordigd. De eerste kunstwerken die het publiek gewaar werd, waren de 'fakkeldragers' boven de centrale ingang, werken van de beeldhouwer Louis van der Noordaa^). Ook de verschillende exposanten hadden kunstenaars ingeschakeld bij de inrichting van hun stands. Een affiche voor de Nenijto werd ontworpen door de bekende Franse reclameontwerper Cassandre. Zijn ontwerp, waarop twee machtige rokende schoorstenen prijken, diende ook als omslag van de catalogus en voor de vele advertenties in de dagbladen. Niet iedereen was daar overigens gelukkig mee. In 'De Amsterdammer' moest Otto van Tussenbroek toegeven dat het geen slechte reclameplaat was, maar waarom had de Nenijto niet aan een bekende Nederlander de opdracht gegeven?^). Wellicht is deze kritiek er de oorzaak van geweest dat ook Jan Wijga en Jaap Gidding een affiche hebben ontworpen^). De Rotterdammer Gidding was trouwens nadrukkelijk aanwezig op de Nenijto. Op de stand van de Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken in zijn woonplaats, waarvoor hij ontwerpen maakte, in het kunstnijverheidspaviljoen en in het restaurant, waarvan hij het interieur vorm gaf. Otten schreef hierover in het Bouwkundig Weekblad: 'Het Hoofd Café Restaurant, waarvan het interieur op feestelijke wijze werd gedecoreerd door Jaap Gidding waarbij de architectonische vormgeving van de zalen op gelukkige wijze intact bleef, is jammerlijk bedorven door het aanbrengen door den 'pachter' van monsterlijke eivormige zijdemassa's, welke als verlichtingsbronnen bedoeld zijn. Het strakke geperforeerde plafond werd daardoor vernietigd"*'). 338
vo/? /ie/ Nert//7o-/erre/>7 me/ />z d/e ver/e cfe vermaak voor yo/?g e« owcf.
59. De
Het Kunstnijverheidspaviljoen werd ingericht door twee organisaties op het gebied van de toegepaste kunst, de BKI en de VANK. In de BKI, de Bond voor Kunst in Industrie, waren bedrijven verenigd die door kunstenaars ontworpen kwaliteitsprodukten op de markt brachten^). Eén van die bedrijven was de Glasfabriek Leerdam, vertegenwoordigd met in serie vervaardigd glas naar ontwerpen van Berlage en Copier. Verder bracht de tentoonstelling onder meer damast van Chris Lebeau en boekomslagen, waaronder uitgaven van W.L. en J. Brusse in Rotterdam. In totaal waren veertien fabrieken vertegenwoordigd. De recensent van de Groene Amsterdammer had er wel waardering voor, maar had naast dit 'gematigd werk' graag 'wat geavanceerden arbeid' gezien, bijvoorbeeld van Rietveld en Van Ravesteyn. Dat gold zowel voor de BKI-tentoonstelling als voor de vleugel van de Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst^). Waar de BKI het verantwoord vormgegeven massagoed liet zien, bracht de VANK meer unica, zoals glas, meubelen en tapijten. Sommige kunstenaars waren op beide exposities vertegenwoordigd, zoals Copier. Verder was er werk van onder andere Vilmos Huszar, één der oprichters van De Stijl, van meubelontwerper Willem Penaat en beeldhouwer Leen Bolle^). Van Huszar werd in het Jaarboek van de VANK ook een affiche-ontwerp voor deze tentoonstelling gepubliceerd, maar dat is vermoedelijk nooit gedrukt. De Nenijto was een nijverheidtentoonstelling, dus lag het voor de hand dat de kunstnijverheid de meeste aandacht kreeg. Toch waren er ook schilderijen te zien. In hal D was een schilderijenexpositie ingericht, waar, blijkens een bericht in de NRC, 'extremisten van allerlei slag' geweerd waren. Inderdaad, het werk van Haagse Schoolkunstenaars als Paul Gabriel en H.W. Mesdag kon men in 1928 bezwaarlijk tot de avant-garde rekenen^). Een aantal jonge Rotterdamse kunstenaars liet het er echter niet bij zitten en sloot zich aaneen onder de naam 'Vandaag en morgen'. Een belangrijk aandeel in de organisatie had de Hillegersbergse schilder en beeldhouwer Herman Bieling, die zich in deze jaren steeds weer manifesteerde als organisator en gangmaker van het Rotterdamse kunstenaarsleven. De expositie in hal C, temidden van de brandspuiten van de Rotterdamse firma Bikkers en de omroepstand van de AVRO, bevatte naast werk van Bieling ook schilderijen van Laurens van Kuik, één der grondleggers van de abstracte schilderkunst in Nederland en van Hendrik Chabot^). 340
op
o
I
s:
g
1
Het is de vraag of alle anderhalf miljoen bezoekers die kunstwerken met de nodige aandacht hebben bestudeerd. Bij de ingang van het terrein bevond zich namelijk al meteen een veel grotere verleiding, een miniatuurspoorlijn met stoomlocomotief, die de bezoekers rechtstreeks naar het Lunapark bracht. Dit - volgens de organisatoren - grootste pretpark dat ooit op het continent van Europa was gehouden, bevond zich op een terrein dat ongeveer samenvalt met de zuidelijke helft van de tegenwoordige Diergaarde Blijdorp. Daar bevond zich een keur van attracties, die in Rotterdam niet de naam kermis mochten dragen, sinds de gemeenteraad in 1908 de kermis verboden had. Aan de naam te oordelen waren veel vermakelijkheden afkomstig uit Duitsland: een Waterrutschbaan, een Opelbaan, waar men zelf een heuse auto kon bestuderen en een Gebirgsbahn, mogelijk de benaming van de gigantische achtbaan die het terrein aan de noordkant afsloot. De organisatie van het Lunapark was door Nenijto geheel uitbesteed aan een bedrijf in Gouda, de NV Nelupa, de Eerste Nederlandsche Maatschappij tot het houden van Lunaparken en Feestterreinen^). Vooral het Beierse bierhuis Oberbayern schijnt tot diep in de nacht een immense aantrekkingskracht te hebben uitgeoefend. Kelners in lederhosen en dienstertjes in Beiers kostuum brachten er het bier rond waarvoor men zonder mokken het forse bedrag van vijftig cent neerlegde. En elke dag was er muziek, waarbij het publiek volgens de berichten volop meezong en meedeinde. Oberbayern trok bovendien een zeer gemêleerd publiek, vooral op de zogenaamde dubbeltjesavonden, op woensdag. Leden der 'haute volée' zag men hier tegelijk 'met den man zonder boord en das' het populaire 'Trink, trink, Brüderlein trink' meezingen, en knabbelen op krakelingen, rammenas en worstjes. De Rotterdammers 'hebben hier getuigd dat zij gaarne uitgaan, en dan niet al te zuinig zijn', maar aan de traditionele inrichtingen van vermaak en ontspanning moest nog heel wat verbeterd worden, verzuchtte een journalist aan het einde van de Nenijto^). COA7//Y7
Dat einde zou aanvankelijk op 15 september komen, maar wegens de enorme toeloop werd de Nenijo twee weken verlengd. Aan dat succes werkte ook het mooie weer mee dat gedurende de hele tentoonstellingsperiode aanhield. 342
Die onbeduidende verlenging heeft nog heel wat voeten in de aarde gehad. De Rotterdamse ondernemers in de horeca en de exploitanten van bioscopen en dancings vonden het nu welletjes. Zij meenden al genoeg te zijn beconcurreerd in de afgelopen maanden^). In de gemeenteraad leidde dit nog eens tot absurde discussies, waarbij de Rotterdamse vermaakssector een onverwachte medestander kreeg van de kant van de Staatkundig Gereformeerde Partij. In juli had het Tweede Kamerlid van deze partij, de Rotterdamse dominee G.H. Kersten, zijn stem al verheven tegen het goddeloze karakter van de Nenijto, waar op zondag werd gewerkt en waar een kermis werd gehouden die niet ten goede kwam 'aan het zedelijk welzijn der bevolking'^). Maatregelen bleven echter uit, maar toen op 4 september het verlengingsvoorstel in de gemeenteraad werd behandeld, greep de SGP opnieuw haar kans om een principieel geluid te laten horen. Arnold Kersten, de jongere beroer van het kamerlid, en sinds een jaar lid van de raad, zette zijn bezwaren tegen 'pret en vermaak' op de Nenijto uitvoerig uiteen. Over het Lunapark maakte hij deze opmerking: 'Ik eisch van de Overheid dat zij christelijk zij. Is die Overheid christelijk, dan organiseert zij geen kermissen'. Ook nu kon de communist Van Burink niet nalaten een interruptie te plaatsen: 'Wat moet de overheid zijn? Christelijk-Gereformeerd, Katholiek, Dolerend?'. Kersten antwoordde zonder aarzelen: 'De Overheid moet uitgesproken Gereformeerd zijn'. Het voorstel tot verlenging werd tenslotte aangenomen. Tegen stemden alleen Kersten en de twee vrijzinnig-democratische raadsleden. Die laatsten namen het op voor de Rotterdamse horeca.
Het is niet overdreven om te stellen dat in de zomer van 1928 het hele maatschappelijke leven van Rotterdam draaide om de Nenijto. Het uitgaanscentrum verplaatste zich van de Coolsingel naar Blijdorp, en voortdurend waren er speciale attracties op of bij bij de Nenijto. De Rotterdamse zwemsters Marie 'Zus' Braun en Marie Baron werden er met vuurwerk gehuldigd voor hun gouden en zilveren medaille op de Olympische Spelen, en Bep van Klaveren maakte, na het behalen van Olympisch goud, een rijtoer van zijn ouderlijk huis in Crooswijk naar de Nenijto. Hardloopwedstrijden, behendigheidswedstrijden voor bedrijfsauto's en ballonopstijgingen hielden de aandacht vast, evenals exposities van rozen, dahlia's, groenten en fruit. 343
.8
g
! O
1 •8
I I
1
o
Ook de enorme bezoekersstroom zorgde regelmatig voor nieuws. De toeloop naar de Nenijto was aanleiding voor de kersverse RET om veertien Krupp-motorbussen aan te schaffen-^'). Telkens als er weer een honderdduizendtal vol was, stond voorzitter Hanegraaff gereed met een toespraak en een geschenk. De miljoenste bezoeker was de heer W. Verwey, landbouwer uit Langeruigeweide. Het ontving een gouden armbandhorloge en een kist likeuren, een gebeurtenis die weer goed was voor een berichtje in de kranten^). Principiële bezwaren tegen de Nenijto waren er van rechts en van links. Kersten zag vooral gevaren voor de zedelijkheid, de socialisten vreesden drankmisbruik en voor de communisten was de Nenijto simpelweg het 'hooglied der kapitalistische beschaving'-^). In de verzuilde maatschappij van die jaren waren zulke reacties te verwachten. Het blijft daarentegen verbazend dat er nauwelijks enig protest kwam tegen wat wij zouden beschouwen als een échte uitwas van de 'kapitalistische beschaving': het Negerdorp in het Lunapark. Ook met deze mensententoonstelling sloot de Nenijto aan bij een traditie. Al op de Wereldtentoonstelling van Amsterdam trokken de Javaanse kampong en het Surinaamse Bosnegerdorp veel publiek^). Ook in het buitenland hadden dergelijke tentoonstellingen meestal wel een 'Rue de Caire' of een indianendorp. Op de Nenijto kon men zelfs twee van zulke exotische scènes bewonderen. In de Franse afdeling was een levensechte 'souk' uit Tunis nagebouwd, waar Noordafrikaanse handwerkslieden demonstraties gaven van leerbewerking, koperslagerij en tapijtweverij. Het Senegalese dorp in het Lunapark vormde hiermee echter een heel verschil: niet om hun vakmanschap, maar om hun primitiviteit werden hier mensen getoond, mannen, vrouwen en kinderen, bij elkaar een honderdtal. De commentaren in de kranten zijn voor de huidige lezer verbijsterend. Het Algemeen Handelsblad van 4 juni toont een foto onder het kopje 'NegerjooF en voegt er aan toe dat er zo nu en dan een "muziekuitvoering" (de aanhalingstekens zijn van de krant) wordt gegeven. Een dag later heet het dat de Senegalezen ook blijk geven 'van hun kennelijk primitieve kennis omtrent het begrip mijn en dijn' bij het sprokkelen van brandhout in het Lunapark. De NRC maakte het nog bonter door er op 30 juni een cursiefje aan te wijden, waarin kinderen met 'apenoogen en zultlippen' en 'hobbezak-vrouwen' het publiek 345
lastigvallen met gebedel om een 'tüppeje' (dubbeltje). Slechts een enkele krant heeft bezwaren tegen dit mensonterende schouwspel. De Voorwaarts, het sociaaldemocratische dagblad van Rotterdam, spreekt van exploitatie, gelijk aan de manier waarop de blanken 'het land der zwarten exploiteren'. In de Wereldoorlog werden negers naar Europa gehaald om te vechten, schrijft de krant, nu worden ze als attractie aan het volk getoond^)! De herinnering aan de oorlog was zelfs in het 'negerdorp' aanwezig, in de persoon van de 'commandant Prosper'. Deze Prosper Seek had als kapitein in het Franse leger gediend en was met het Legioen van Eer gedecoreerd, een onderscheiding die hij steeds zichtbaar droeg. Overigens bleef het bij dit ene kritische commentaar in de Voorwaarts. Geen vragen in de Kamer, geen protesten in de Raad.
Op 30 september was het definitief gedaan met de Nenijto. Om half elf 's avonds bleek het bier in Oberbayern al op, en om kwart voor één sloot voor de laatste maal de toegangspoort bij de Statentunnel. Met weemoed keken de Rotterdammers terug op een zomer vol plezier en luxe, maar of de organisatoren erg tevreden waren, kan worden betwijfeld. Het aantal bezoekers had elke verwachting overtroffen, maar financieel was de tentoonstelling geen succes. De omvang van de tekorten is, bij gebrek aan een archief van de Nenijto, niet na te gaan. Het is echter wel zeker dat D.G. van Beuningen een belangrijke rol heeft gespeeld bij de aanzuivering daarvan^). Vrijwel alles wat zich op het expositieterrein bevond werd nog in het najaar van 1928 verkocht en verwijderd. Wat overbleef was een aantal expositiehallen, waarvan voor een deel de lotgevallen zijn na te gaan. De Metaalhal werd in 1929 verplaatst naar het Marconiplein, als onderdeel van de Ford-autofabriek^). Eén der andere hallen bood nog enige tijd onderdak aan de 'Nenijto-garage'^®) en hal B bleef voorlopig in gebruik voor exposities, eerst op zijn oude plaats in Blijdorp, later als de Ahoyhal op Dijkzigt-*). Na de liquidatie konden Rotterdam en het bestuur van de Nenijto de balans opmaken. Als publiekstrekker was het een doorslaggevend succes geweest, als propaganda voor het organisatievermogen en de kracht van het particulier initiatief evenzeer. Voor de exposanten is het echter de vraag of zij ook de vruchten hebben kunnen plukken van al die belangstelling. Iets meer dan een jaar na 346
de afbraak van de Nenijto werd de wereld getroffen door de zwaarste economische crisis die zij ooit had beleefd. De welvaart van de jaren twintig, die het succes van de Nenijto mogelijk had gemaakt, verkeerde in het tegendeel. Exposities als deze zouden in Rotterdam twee jaar later ondenkbaar zijn geweest, met de massale ontslagen in de scheepsbouw en de malaise in de haven. Het belang van de Nenijto ligt dan ook niet in haar economische betekenis, al is er heel wat werkgelegenheid uit voortgevloeid en werd de gemeentekas flink gespekt met vermakelijkheidsbelasting. Het is vooral de wijze waarop men in 1928 uitdrukking gaf aan het vertrouwen in de toekomst, de zekerheid da,t de welvaart steeds meer zou toenemen. Televisie, op de Nenijto voor het eerst gedemonstreerd, zou weldra, zo meende men, binnen het bereik van iedereen komen, net als de eigen auto, die nu al in het bezit was van de gelukkige winnaars van de Guldensloterij. Door crisis en oorlog moesten de Nederlanders nog dertig jaar wachten op de vervulling van die dromen.
NOTEN * Van de Nenijto is geen archief bewaard gebleven. Veel gegevens werden echter geput uit twee knipselverzamelingen in de bibliotheek van de Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam: de Verzameling Van Vollenhoven (aangeduid als Van Vollenhoven) en een plakboek dat door het secretariaat van de Nenijto is bijgehouden. Een map in dezelfde bibliotheek (map Nenijto) bevat een aantal gedrukte stukken, waaronder folders, pamfletten en catalogi van de Nenijto. Voorts werden de Handelingen van de Rotterdamse Gemeenteraad (Handelingen) en de daarbij behorende Verzameling van Gedrukte Stukken (Verzameling) geraadpleegd. Tenslotte zij nog vermeld dat zich in het Rotterdamse archief een aantal filmfragmenten bevindt, die betrekking hebben op de Nenijto. 1) Van Vollenhoven 288-37. 2) TVemyto Me«ws&/aöf no. 1, 26 mei 1928. 3) Samuel Sarphati, Gesc/ï/ecfems eterte/2toOA7ste////7gertva« Ko/£sv///7 //Ï yVeufer/tfrttf. £tee/ 7. 7e/7too«ste///>7g te LYrec/i/ /« 7505. 7ert/ooA7ste////7g te /Ims/m/am />? 750P. Amsterdam 1862. 4) J.H. van Stuijvenberg (red.), £te ecortOAmsc/ze gesc/i/eafew/s VÖ/Ï TVeöfer/tffltf (Groningen 1977) 166 e.v.; G.H. Kurtz, 'De Nijverheidstentoonstelling te Haarlem van 1825', ./tftfröoeA: //tfér/e/tt 1939, 39-60. 5) Van Vollenhoven 7-83. 6) Cürta/ogMs f/er myver/te/flfc-, £««$?- e/i 348
tfe/7 voor fife /o/er// /e/7 oe/?oeve va/7 de ve/7m/7A/e/7 e/2 va/? de /7age/a/e/7e £e/reAA7/7£e/7 der ges/7ewve/de/j r/l de/7/o/7gs/e/? roe//7r//Ae/? s/rZ/d voor /?e/ VO^ÉT/ÖW^/. Rotterdam 1832. 7) /?o//erda/?7sc/7e 7e/7/oo/75/e////?g va/7 7<w/7s/e/7 e/7 We/e/7sc/7a/7/?e/? /oegepas/ o/? 77a/7de/ e/7 /m/urtrie, /e /7owde/7 a//7/er, /«///sep/ember 7577 (circulaire, bibliotheek Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam). 8) O//7c7ee/e Ctf/tf/ogws ver/? de /e/7/oo/7s/e////?g va/7 7?o//erda/?7sc7?e M/'ver/7e/6/5pro6/wcre/7 /905. 9) O//)c7ee/e Cö/a/ogw5 /V//ver/je/f/5/e/7/oo/75/e////7^ / 9 / 6 . 10) Van Vollenhoven 196-9, 11. 11) Van Vollenhoven 252-21, 253-55, 254-25; volgens De Groene /l//7SJe/Y/ff//7//?e/- van 12 mei 1928 had de eerste bespreking plaats op 23 april 1926. 12) Van Vollenhoven 287-17. 13) P.H. de Wit, 'Nenijto-Napraatjes', //o/fomftc/je flevwe, XXXIII (1928) 925; Van Vollenhoven 276-55. 14) Verzameling 1928, nr. 335. 15) Van Vollenhoven 256-15. 16) Verzameling 1927, nr. 77. 17) Van Vollenhoven 262-55; ^ooru-öam, 27 febr. 1928. 18) We/7//7o '25'/?o//erc/ö//7 (prospectus, bibliotheek Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam). 19) Van Vollenhoven 289-7. 20) Mewwe tfo/fe/Y/aw.sc/je Cowra/7/, 8 sept. 1928: interview met F.F.H. van Gheel Gildemeester. 21) C.B. van der Tak, 'De Nederlandsche Nijverheidstentoonstelling 1928 Rotterdam Internationaal', fiowwA'w/7c//g ^eeA'b/tfGM/r/j/Vec/w/YZ, 31 maart 1928, 99. 22) A. Oosterhoff (red.), Z?owvv/ec/jmeA' rn /Vetfe/7a/7G' /. Co/75/rwc//es va/7 //eer e/7 öero/7 (Delft 1988) 147-148, 160-161. 23) / / e / floi/H'fc«/ri/y, 25 mei 1928, 231. 24) Albert Otten, 'De Nenijto',fioww-A'wrtG'/gH^eeA-o/ad /4/r/?/7ec/w/-a, 16 juni 1928, 187. 25) Handelingen 1928, blz. 72-81 en 130-131. 26) /l/£e/77ee/7 //a/ftfe/sb/atf, 1 jan. 1928. 27) O///c/ee/e G/cte /Ve6/e/7a/76/sc/7e 7V//ve/'/?e/Gfc/e/7/oo/7.s7e////7g 7925. 28) Vlugschrift van het Vredescomité Nenijto (map Nenijto); Z)e //era///, 20 mei 1928; Van Vollenhoven 281-39 en 47. 29) Van Vollenhoven 281-55. 30) De maquette die de scheepswerf Wilton liet bouwen is bewaard gebleven en bevindt zich - in licht gewijzigde vorm - in het Maritiem Museum 'Prins Hendrik'; vgl. een foto in Pa/7aro//7a, 31 mei 1928, 11. 31) Van Vollenhoven 281-53 en 57; Z)e MaasZ?otfe, 22 maart 1928. 32) 79e A/aas&oc/e, 8 juni 1928: advertentie N. V. Haghefilm; van de acht vertoonde films bezit het Rotterdamse Gemeentearchief er twee, een film over de Nederlandsche Stoomsleepdienst v/h Piet Smit Jr, en een bedrijfs-
349
film van de Oranjeboom-brouwerij. 33) Ca/tf/ogwe O///c/e/ cfe /o sec7/o jVee/7tf«Gfo/5e f/92#y (bibliotheek Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam). 34) Lieske Tibbe, 'Waarom kunst op wereldtentoonstellingen', tfwAJSfsc/i/ï/ir 1989-3, 17. 35) Van Vollenhoven 279-57. 36) Dtfg6/tftf voor /?o//m/tfw, 31 mei 1928. 37) Van Vollenhoven 283-21; De MfftfsZ>ocfe, 11 augustus 1928. 38) Albert Otten, 'De Nenijto', £oMw/:wA7Gf/g Wee/:Z?/tftf /4/r/?/7ec7w/Y7, 16 juni 1928, 185 e.v. en 23 juni 1928, 193 e.v. 39) De ^ w s / m / a m w e r , 7 april 1928. 40) Van de affiches van Wijga, Gidding en Cassandre bevindt zich een exemplaar bij de Gemeentelijke Archiefdienst in Rotterdam; het affiche van Gidding is gereproduceerd in /?owwAr«/7d/g PfeeA:&/aGM/r/j/7e£7wrtf, 23 juni 1928, 193. 41) Albert Otten, 'De Nenijto', 193. 42) Over de BKI: Renny Ramakers, 7w5se/7 Aw/w/myver/ïe/tf e/? />*cfasfr/ë/e vor/wgev/>7g: cfe /Vecter/cr/j^se Ztortd voor A^rtsf />? /«dwsYne. Utrecht 1985. 43) De expositie van de VANK werd ingericht door H.A. van Anrooy, die van de BKI door H. Wouda. 44) De Groene /Im^/ercffl/nme/-, 30 juni 1928; W.F. Gouwe, /?w/m/e. ./tfüröoe/: vr-/7 Necfer/tfrtGtec/je/lAn&ac/tfs- ?A? N//ver/7e/V/5A:w/75/. (Rotterdam 1929) 121-122, 151, 184. 45) A7?C, 9 juni 1928. 46) 7V/?C, 2 juli 1928. 47) Van Vollenhoven 281-5. 48) Van Vollenhoven 288-11. 49) Van Vollenhoven 285-53. 50) Van Vollenhoven 284-47. 51) Van Vollenhoven 278-61; 280-51. 52) Van Vollenhoven 286-29. 53) De 7>/6wm?, 30 mei 1928. 54) Heen Montijn, A>/TW/S va« cfe £oo/?/ja/?Gfe/. Dey4ms/mfaA?7se were/cfteA7tooA7ste///«g va/? 7555, (Bussum 1984) 34. 55) Koorwatf/7s, 19 juni 1928. 56) W.F. Lichtenauer, 'Daniel George van Beuningen', fl/ogra/y.s'c/ï WooA-öfertöoeA: va/7 TVeöfe/Vartd/, //. (Amsterdam 1985) 28. 57) Handelingen 1929, 24 jan. 1929, blz. 95; Verzameling 1929, nr. 18. 58) /lGfo>sZ?oeA: flotfmfaw 7959, 472. 59) Peter de Winter, /l/zo^', £"55, F/or/ocfe, C70: eve/ïewe/ï/e/7 in (Rotterdam 1988) 8.
350