1 Militaire criminele sententies. Dit artikel is een bewerking van de sententies van Gedeputeerde Staten van Stad en Lande als rechtsprekend college in de periode 13 februari 1683 t/m 24 september 1724. Groninger Archieven: Toegang 1. Inventaris der archieven van de Staten van Stad en Lande, 1594-1798. Inventarisnummer 1350. Dit is onderdeel van het register van criminele sententies 1683 – 1798. Het originele bestand is in zijn geheel gescand. Deze scans zijn als volgt te vinden: www.groningerarchieven.nl Vul bij zoeken in: criminele sententies. Bij 1. Staten van Stad en Land, 1594-1798, klik op meer… Klik op de archiefvormer: 1. Statenvan Stad en Lande, 1594-1798. Klik op archieftoegang: 1. Staten van Stad en Lande, 1594-1798. Klik op: inventaris. Klik op: 13. stukken van gedeputeerde Staten als rechtsprekend college. Klik op: toon de details van deze beschrijving. Klik op: register van criminele sententies. Klik op: het icoontje onder 1350 Run on het djvu bestand, dat nodig is om de scans te kunnen bekijken. De wijze van procederen in militaire criminele zaken in Stad en Lande. In de provincie van Stad en Lande was de rechtspraak over militairen merendeels in handen van het Provinciaal Krijgsgericht en de gang van zaken was geregeld bij de “Ordonnantie op de forme van procederen in civile ende criminele saeken voor het crijchsgerecht binnen Groeningen” Het Krijgsgericht was bij criminele militaire zaken als volgt samengesteld: Voorzitter was de Gericht Schultes, bijgestaan door twee assessoren, een secretaris en een weibel aangevuld met een twaalftal officieren. In de functie of rang van commandeur, ritmeester, kapitein, luitenant, cornet of vaandrig. Bij gebrek aan het getal van 12 hoofdofficieren werd zij aangevuld met sergeanten en korporaals. Mochten een of meerdere officieren niet verschijnen dan werden zij beboet afhankelijk van hun rang met een halve of één rijksdaalder. -
-
-
De Gericht Schultes is de president van het Krijgsgericht en vraagt een ieder zijn mening geargumenteerd en openlijk te geven. Hij vat de meningen samen en heeft uiteindelijk een beslissende stem in dit proces. Een ieder zal oordelen conform de Artikelbrief zonder daarvan af te wijken onder het voorwendsel van billijkheid of barmhartigheid. Zij moeten rechtspreken volgens de wetten en niet tegen de wetten. Men vergadert en spreekt recht in het logement van de geweldige provoost. Deze treedt op als aanklager. Opmerking: de artikelbrief van 13 augustus 1590 en de herziene brief van 9 mei 1705 zijn in de oorspronkelijke teksten weergegeven en als bijlage I en II toegevoegd aan dit bestand. De beklaagde mag zich verdedigen met hulp van iemand uit de rechtbank, die hij zelf kiest. In zware en/of complexe zaken wordt de beklaagde bijgestaan door enige provinciale advocaten van Stad en Lande. Indien een advocaat weigert, wordt hij beboet.
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Bij afwezigheid van de beklaagde, mag deze niet worden verdedigd door een procureur of volmacht. Beklaagde moet zijn persoon in verzekerde bewaring stellen van justitie. Mocht beklaagde na vier maal te zijn gedaagd niet verschijnen om zich te verantwoorden, dan wordt hij op de aanklacht van de geweldige provoost, zoveel mogelijk op informaties, bij verstek veroordeeld. Door beklaagde ingezonden stukken ter verdediging worden niet geaccepteerd. De beklaagde, gevangen bij de geweldige provoost [meestal genoemd kapitein of luitenant geweldige] of vrijwillig verschenen wordt eerst zonder advocaat of bijstand uit de rechtbank ondervraagd niet alleen naar de feiten, maar ook naar de omstandigheden en hiervan wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Indien de beklaagde moedwillig weigert te antwoorden, zal hij door torture [pijniging] daartoe worden gedwongen. Nadat de beklaagde in eerste instantie is ondervraagd, zullen eventueel getuigen worden gehoord met hun [belastende] verklaringen. De beklaagde wordt daarna geconfronteerd met de getuigen. Hiervan wordt eveneens een schriftelijke verslag opgemaakt. Uit bovengenoemde verslagen formuleert de geweldige provoost vervolgens zijn conclusies en aanklacht. De beklaagde en zijn advocaten stellen hieruit hun verdediging op. Beklaagde mag ook op de hierna genoemde rechtbankdag ook getuigen laten oproepen, die in zijn voordeel verklaringen kunnen afleggen. Ook al leidt dit tot vertraging van de rechtsgang. Daarna wordt een rechtbankdag vastgesteld, waarop de stukken worden gelezen, pleidooien gehouden en beslissingen worden genomen. Als de ten laste gelegde feiten niet geheel bewezen kunnen worden, maar er sterke aanwijzingen, veronderstellingen zijn en het recht dat vereist, zal het gericht bij hoge uitzondering torture toestaan. De gehele procedure wordt bekort, als de beklaagde op heterdaad wordt betrapt en gevangen genomen en bekend. Hierna kan dadelijk recht worden gesproken. Als de beklaagde door het gericht onschuldig wordt bevonden en geabsolveerd wordt, zal de geweldige provoost tot last van de provincie in de gerechtskosten worden veroordeeld. Als de beklaagde schuldig wordt bevonden, zal het vonnis worden uitgevoerd. Als het gericht niet kan komen tot condemnatie, noch tot een volkomen in vrijheidstelling, zal de beklaagde voorlopig in vrijheid worden gesteld en het proces worden gesloten en op de griffie worden bewaard totdat er nader bewijs wordt geleverd. Het gericht zal er altijd voor zorgen, dat niemand wordt veroordeeld als niet het feit of de misdaad volkomen bewezen, helder en openbaar is. Men moet altijd bedenken dat het beter is dat duizend schuldigen ongestraft blijven dan dat een mens om het leven wordt gebracht voor een misdaad, die hij niet heeft begaan. De uitvoering van een crimineel vonnis zal niet worden verhinderd, noch door het gericht, noch door iemand anders dan door de Staten van Stad en Lande of door diegenen die daartoe door dezelfde Staten speciaal geautoriseerd zijn.
Toelichting: Bovenstaande tekst is een vrije vertaling van de ‘Order van procederen in criminele saken’ met 24 bepalingen van september 1627. Latere herziene teksten wijken niet of nauwelijks af.
3
De wijze van procederen in criminele zaken blijft van kracht tot aan het Reglement Reformatoir van 1749. - Van dit Krijgsgericht was geen appel mogelijk. De Staten van Stad en Lande verleenden echter ieder jaar aan Gedeputeerde Staten het recht tot het mitigeren en aggraveren van criminele sententies. - De secretaris van de Krijgsraad bracht meestal het vonnis van de Krijgsraad over in de vergadering van de Gedeputeerden van Stad en Lande en verzocht om approbatie hiervan. - Als militairen een delict begingen, waarbij een of meer burgers het slachtoffer werden, kwam ook de advocaat fiscaal als aanklager in het proces voor. Deze onderschreef nagenoeg altijd de genomen conclusie en eis van de kapitein geweldige. Het register van criminele sententies vermeldt ongeveer 160 militaire en 99 civiele rechtszaken. Reeds eerder verscheen een artikel op deze website over civiele criminele zaken. In dit artikel worden de militaire criminele zaken behandeld. Werkwijze: Bij de bewerking van dit bestand van militaire criminele sententies is de volgende structuur aangebracht. Deze is een afgeleide van de wijze van procederen in criminele militaire zaken. - Naam, rang, compagnie en regiment van de beklaagde [lees: (vermoedelijke) dader]. - Delict: omschrijving van de begane misdaad. - Aanklager: de kapitein geweldige concludeert meestal volgens welke artikelen van de artikelbrief de beklaagde moet worden gestraft. - Advocaat fiscaal treed als mede aanklager op als een civiel persoon het slachtoffer van een criminele militair is geworden. - Verdediging: vaak wordt de verdediging gevoerd door een tweetal advocaten, die de beklaagde horen en vervolgens absolutie verzoeken van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. - Vonnis krijgsgericht: op basis van de aard van het delict, de genomen conclusie van de aanklager(s), de artikelbrief, argumenten van de verdediging, verklaringen van getuigen, genomen informatie e.d. condemneren zij de beklaagde. Deze sententie wordt vervolgens door de secretaris van het krijgsgericht ondertekend en overhandigd in de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. - Gedeputeerden: zij vellen na ampele discussie de uiteindelijke sententie d.w.z. zij approberen of mitigeren of graveren de sententie van het Krijgsgericht. Soms wordt de beklaagde gerelaxeerd en de kapitein geweldige moet namens de provincie van Stad en Lande de proceskosten betalen. Bovengenoemde structuur kan vaak niet worden herkend in een aantal rechtzaken. Dit komt door onvolledige verslaglegging. Zo ontbreken dikwijls de conclusie van de aanklager de kapitein geweldige of de sententie van het krijgsgericht of de namen van de beklaagden of de aard van het criminele delict of het eindoordeel van de Gedeputeerden. Er is getracht de juiste [voor]namen van de officieren te vermelden en hun compagnieën te koppelen aan de regimenten waartoe ze behoren. Voor vreemde en onbekende termen wordt verwezen naar bijlage III verklarende woordenlijst onderaan dit artikel.
4
Aard van de militaire criminele delicten: A. Baldadigheden B. Geldafpersing C. Delict onbekend D. Desertie E. Doodslag F. Geweldmisdrijven G. Huwelijksproblematiek H. Inbraak en diefstal I. Insubordinatie J. Landloperij K. Moord L. Onwettig ronselen M. Openbare dronkenschap N. Seksuele misdrijven m.n. verkrachting O. Seksuele misdrijven m.n. verboden geslachtgemeenschap P. Verlaten van de wachtpost Q. Wisselen van compagnie zonder paspoort A. Baldadigheden: soms gepaard gaand met vernielingen. Vaak omschreven als het plegen van moetwil. 06-03-1711. Naam, rang en compagnie: Michiel Coemans, Jacobus Scharckens, soldaten onder de compagnie van kapitein Hindrick Moltemaker en Justinus Gerrids, Berend Roelefs, Willem Wolters en Floris Trijst [of Triest], allen soldaten onder de compagnie van kapitein Willem Alberda. Zij behoren allen tot het regiment van kolonel Hieronimus Alberti en zij zijn geconsigneerd op het Geweldige Hof. Delict: beklaagden hebben in een weekend s’nachts om 2 uur vergeefs aan de deur van de waardin Anna van Loon geklopt. Daarna zijn ze naar de achterdeur gegaan en door het venster haar huis binnen geklommen. Michiel Coemans heeft haar confoiren weggenomen en bij de voordeur in de sneeuw gesmeten. Willem Wolters nam 3 lepels weg en de anderen hebben zich ook baldadig in haar huis gedragen. Doch na klachten van de vrouw, dat ze haar goed en lepels miste, hebben ze deze in de sneeuw opgezocht en haar teruggegeven. Al deze daden bestaande uit grote moetwil en baldadigheid niet tolerabel in de Republiek, maar strafbaar volgens de wetten. Bovendien hadden ze om 21 uur binnen moeten zijn. Vonnis krijgsgericht: Michiel Koemans en Willem Wolters worden veroordeeld om 4 x heen en 4 x weder door de parade gerangeerd staande te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. De andere bovengenoemde soldaten moeten 2 x heen en 2 x weder spitsroeden lopen. Vonnis d.d. 04-03-1711. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen alle sententies. 20-11-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: N.N., tamboer onder de compagnie van kapitein Geert Woldring en N.N., tamboer onder de compagnie van kapitein Leonard de Veencamp, beiden onder het regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda.
5 Delict: beiden hebben moetwilligheden gepleegd. Vonnis krijgsgericht: onbekend Gedeputeerden: eerstgenoemde beklaagde moet deze achternamiddag door de parade van 90 man, 4 x heen en 4 x weder lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. De andere beklaagde ad idem, maar dan 2 x heen en 2x weder. 09-05-1715. Naam, rang, compagnie en regiment: Peter Abrams, tamboer onder de compagnie van kapitein Otto Veltman, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde heeft moetwilligheden gepleegd. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om morgen door de gewone parade 3 x heen en 3 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Tevens moet hij hetgeen door hem in de kelder van Daniel Lammers aan stukken is gebroken, vergoeden. Samenvatting baldadigheden: Er zijn in deze periode 3 rechtszaken, waarin 9 militairen worden gecondemneerd. Veroordeelden zijn 3 tamboers en 6 soldaten; ze moeten allen spitsroeden lopen twee of meerdere keren. B. Concussie of geldafpersing: Het onwettig afdwingen van iemands geld. 24-05-1694. Naam, rang, compagnie en regiment: Egbert Solckema, luitenant in de compagnie van majoor Rembt ten Ham, regiment van veldmaarschalk Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau, tevens stadhouder van Stad en Lande. Delict: beklaagde heeft enige concussie te Leeroort gepleegd. Is zijn ambt te buiten gegaan. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd tot een suspensie van 1 maand in zijn functie. Moet tevens het ten onrechte ontvangen geld terugbetalen. Gedeputeerden en Stadhouder: beklaagde moet zijn functie beter waarnemen, anders zal tot zijn leedwezen daarin worden voorzien. Hij moet tevens de proceskosten betalen en het ten onrechte ontvangen geld restitueren. Vonnis: 24-05-1694. Samenvatting: Er is 1 rechtszaak, waarin 1 luitenant 1 maand wordt geschorst, tevens moet hij het ten onrechte ontvangen geld terugbetalen en veroordeeld wordt in de proceskosten. C. Delict: onbekend: 24-07-1683. Naam, rang, compagnie en regiment: Geert Jansen, soldaat, van Osnabrugge [Osnabrück], compagnie van majoor Ludolf Luyrt Ripperda, regiment van luitenant generaal Karel Rabenhaupt Baron van Sucha. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecasseerd van de compagnie cum infamia en verbannen uit de Verenigde Nederlanden. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Vonnis: 24-07-1683.
6
15-12-1685. Naam, rang, compagnie en regiment: Christoffer Cloppenborgh, sergeant onder de compagnie van kapitein Hendrick van Hulten, regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht d.d.14-12-1685: beklaagde wordt gecondemneerd tot het betalen van een boete van 2 mud rogge ten profijt van de armen. Tevens moet hij een uur op de markt aan de [schand]paal staan met lege zak om zijn hals en de proceskosten betalen. Bij herhaling wordt hij ontwapend en in het tuchthuis gebannen. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Vonnis: 15-12-1685. 14-02-1688. Naam, rang, compagnie en regiment: Roelef Huisinge, korporaal van de Garde van kolonel Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau, stadhouder van Stad en Lande. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet 3 maanden op soldaten gage als schildergast zijn wachten waarnemen. Het restant van zijn korporaals traktement komt ten goede van het Rode Burgerweeshuis. Moet 1 uur op het houten paard zitten en de proceskosten betalen. Vonnis: d.d. 11-02-1688. Gedeputeerden: verzwaren het vonnis. Secretaris Fuust van het krijgsgericht zal het vonnis openlijk voor de parade voorlezen en hem degraderen en casseren van de compagnie. Daarna zal een stockknecht hem zijn livrei rok uittrekken. Vonnis: 14-02-1688. 31-03-1704. Naam, rang, compagnie en regiment: Roeleff Hindrix, soldaat onder de compagnie van kapitein Doedo Aepckens, regiment van kolonel Ludolf Luyrt Ripperda. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet 2 dagen achtereen door de gehele parade lopen, 2 maal heen en 2 maal weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. En zal na genieting van de bedongen aanrits penningen als soldaat onder kapitein Doedo Aepckens continueren. Vonnis: 31-03-1704. Gedeputeerden: oordeel onbekend. 30-05-1709. Naam, rang, compagnie en regiment: N. N., soldaat onder de compagnie van kapitein Herman Tjassens, regiment van kolonel Frans Casimir Junius. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: beklaagde, geconsigneerd bij de geweldige, wordt gecondemneerd om door de parade 3 x heen en 3 x weder te lopen door de gerangeerde compagnie gardes en door hen streng met spitsroeden geslagen te worden. Gedeputeerden: oordeel onbekend.
7
29-07-1709. Naam, rang, compagnie en regiment: N. N., soldaat onder de compagnie van kapitein Abraham Veltman, regiment van kolonel Ludolf Luyrt Ripperda. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: beklaagde geconsigneerd bij de geweldige zal naar het provinciale tuchthuis worden gebracht om met zijn handen te arbeiden en zo de kost te verdienen. Gedeputeerden: oordeel onbekend 22-08-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Cornelis Hindrix, soldaat onder de compagnie van kapitein Laurens Muller, regiment van kolonel Ludolf Luyrt Ripperda en Jan Muller, Derk Jans, soldaten onder de compagnie van kapitein Niclaes Veltman, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: onbekend Gedeputeerden: beklaagden Cornelis Hindrix en Jan Muller worden gecondemneerd om door 200 gerangeerde soldaten 4 x heen en 4 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Beklaagde Derk Jans wordt veroordeeld tot 2 x heen en 2 x weder etc. 22-08-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Hanssen, soldaat onder de compagnie en het regiment van brigadier Ludolf Luyrt Ripperda. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: onbekend Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om door 150 gerangeerd staande soldaten te moeten lopen [aantal keren onbekend] om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 03-05-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: N.N. en N.N., soldaten onder de compagnie van kapitein Niclaes Veltman, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagden worden gecondemneerd om 3 x heen en 3 x weder door de parade te moeten lopen om door hen geslagen te worden. Beide soldaten moeten zich binnen 14 dagen bij hun compagnie vervoegen, anders zullen zij zwaarder worden gestraft. 09-02-1715. Naam, rang en compagnie: N.N., tamboer onder de compagnie van kapitein Lewe [er zijn twee kapiteins Lewe in verschillende regimenten]. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend.
8
Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, moet heden achternamiddag 2 x heen en 2 x weder door de gewone parade lopen om door hen met spitsroeden geslagen te worden. 09-05-1715. Naam, rang, compagnie en regiment: Niclaas Swart, soldaat onder de compagnie van kapitein Leonard de Veencamp, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: onbekend Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om morgen achternamiddag een half uur voor en een half uur na de parade 6 musketten of snaphanen te moeten dragen. 29-12-1716. Naam, rang, compagnie en regiment: N.N., soldaat onder de compagnie van majoor Oesebrant Clant, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om deze achternamiddag door de parade te lopen, 2 x heen en 2x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 17-12-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Cornelis Masuir, soldaat onder de compagnie van kapitein Gerrold Feitsema Gruys, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: onbekend. Aanklager: conclusie van de kapitein geweldige is onbekend. Vonnis krijgsgericht: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof wordt gezien de consideraties [onbekend welke] van het krijgsgericht en zijn langdurige incarceratie gerelaxeerd. Gedeputeerden: beklaagde wordt uit zijn consignatie ontslagen. Samenvatting delict onbekend: Er zijn in deze periode 13 rechtzaken, waarin 16 militairen worden gecondemneerd. Behalve dat het delict onbekend is, ontbreken vaak de conclusie van de kapitein geweldige en het vonnis van het krijgsgericht, de namen van een aantal beklaagden en soms het eindvonnis van de Gedeputeerden. De rangen c.q functies van de beklaagden zijn 13 soldaten, 1 tamboer, 1 korporaat en 1 sergeant. De straffen: 9 soldaten en 1 tamboer: spitsroeden lopen, twee of meerdere keren. 1 soldaat: ontslag uit de dienst en verbanning uit de Republiek. 1 soldaat: in het tuchthuis gebannen 1 korporaal: 1 uur op het houten paard zitten, daarna degradatie en ontslag uit de dienst 1 sergeant: 1 uur aan de schandpaal staan; een boete en de proceskosten betalen. 1 soldaat: ½ uur voor en een ½ uur na de parade 6 musketten of snaphanen dragen.
9
1 soldaat: vrijgesproken en uit zijn consignatie gerelaxeerd. D. Desertie: Zich van zijn legereenheid verwijderen met het bewuste doel zich blijvend aan de dienstverplichtingen te onttrekken. 15-12-1690. Naam, rang, compagnie en regiment: Jacob Ypens, soldaat, Nicolaes Sanders, adelborst; Wijbrand Peters, soldaat en Tjarck Ruckels, soldaat. Allen onder de compagnie van kapitein Gerhard de Sijgers, regiment van veldmaarschalk Hendrik Casimir II, Vorst van Nassau. Delict: beklaagden hebben zich onderstaan zonder paspoort hun compagnie te velde liggende tegen de openbare vijand te verlaten. Ze zijn daarna gearresteerd. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden veroordeeld heen en weder door de op en aftrekkende wacht te lopen en door hen streng met spitsroeden geslagen te worden. Jacob Ypens, Nicolaes Sander 6 x.; Wijbrand Peters, Tjarck Ruckels 4 x. Gedeputeerden: aggraveren het vonnis tegen Jacob Ypens en Nicolaes Sanders en ze worden gecondamneerd om morgen aan de hoofdwacht te worden geharquebusseerd [doodgeschoten]. De sententie van beide andere soldaten wordt geapprobeerd. Vonnis d.d. 15-12-1690. Op 16-12-1690 delibereren Gedeputeerden opnieuw. Zij prefereren gratie voor rigeur van recht. Het vonnis wordt herzien. Beide veroordeelden worden uit de provincie gebannen. Secretaris Flugger van de Krijgsraad wordt gecommitteerd om dit pardon voor het laatste gebed op de executieplaats bekend te maken. 09-04-1691 Naam, rang en compagnie. Julius Johannis van Oosterholwede, soldaat onder de lijfcompagnie van veldmaarschalk Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau. Jochum Krenger, soldaat, Frans Martens, soldaat, Hindrick Jacobs, soldaat, Hendrick Egberts, soldaat, Berent Alberts, soldaat. Allen onder de compagnie van kapitein Jan de Mepsche. Evert Haercamp, soldaat onder kapitein Gerhard de Sijgers. Hoeite Tonnis, soldaat, Christiaen Hartes, soldaat, Abraham Cremer, soldaat. Allen onder de compagnie van kapitein Galenus Sichterman. Herman Dercks, soldaat, Hendrick Lomanen, soldaat, Roert Sijpkes, soldaat. Allen onder de compagnie van kapitein Frans Casimir Junius. Allardt Jans, soldaat, Willem Lubberts, soldaat, Sebastiaen Marter, soldaat. Allen onder de compagnie van kapitein Jan Rutger van de Camp. Herman Lucas, soldaat onder de compagnie van kapitein Jan Wichers. Claes Vos, soldaat, Hendrick Ojeman, soldaat. Beiden onder de compagnie van kapitein Jan Hillebrand Robers. Delict: beklaagden hebben zonder consent of paspoort hun compagnieën verlaten en zijn niet teruggekeerd Vonnis Krijgsgericht: beklaagden worden veri contumaces veroordeeld. Hun namen worden door de scherprechter aan de galg geslagen. Mochten ze na enige tijd alhier in handen van justitie komen te vallen dan zullen met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: approberen de voorschreven sententie. Vonnis: 09-04-1691.
10
07-09-1693. Naam, rang, compagnie en regiment: Lijburger Pampree, soldaat, Theodorus Danius, soldaat, Ignatius Plant, soldaat. Allen onder de compagnie van kapitein Jan de Mepsche, regiment van veldmaarschalk Hendrik Casimir II, Vorst van Nassau. Delict: beklaagden zijn gedeserteerd van hun compagnie maar daarna gearresteerd. Vonnis Krijgsgericht: het tegenwoordige garnizoen voor de stad Groningen gerangeerd. Beklaagden Lijburger Pampree en Theodorus Danius moeten 5 keer heen en weder lopen en Ignatius 2 keer om door het hele garnizoen met spitsroeden geslagen te worden. Vonnis: d.d. 05-09-1693. Gedeputeerden: approberen de geven sententie. Vonnis: 07-09-1693. 28-04-1694. Naam, rang, compagnie en regiment: Tamme ter Braeck, soldaat onder kapitein Warner Clock, regiment. kolonel Hendrick Losecaet. Lenardt Du Pree, ruiter onder ritmeester Barthold Tjarda van Starckenborgh, regiment cavalerie van kolonel Frederick Jacob van Hessen Homburg. Delict: beklaagden zijn zonder consent of paspoort van de kapitein of ritmeester van hun compagnieën gedeserteerd en na oproep in het openbaar door trommelslagen en affixie niet verschenen om zich te verantwoorden. Vonnis Krijgsgericht: d.d. 28-04-1694. Ze worden veri contumaces ter dood veroordeeld en hun namen zullen door de scherprechter aan de galg worden geslagen. Gedeputeerden en de stadhouder: confirmeren zich met de gemelde sententie. Vonnis: 28-04-1694. 10-12-1694. Naam, rang, compagie en regiment: Otto Geerts, van Leijden, soldaat en Jan Dercks van Winschoten, soldaat. Beiden onder de lijfcompagnie van kolonel en veldmaarschalk Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau. Geerd Lubben, van Groningen, soldaat onder kapitein Johan Rutger van der Camp. Claes Hansen, van Warffum, soldaat onder kapitein Johan Wichers. Paul Jemke, van Stettin, Cornelis Everts, van Groningen, Arend Jacobs, uit de Wildervanck, allen soldaten onder kapitein Johan Hillebrand Robers. Bovengenoemde kapiteins en hun soldaten dienden onder het regt. van kolonel en veldmaarschalk Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau; tevens Stadhouder van Stad en Lande. Delict: ze zijn zonder consent of paspoort van de kapitein van hun compagnieën gedeserteerd en na oproep in het openbaar door trommelslagen en affixie niet verschenen om zich te verantwoorden. Vonnis krijgsgericht: d.d. 06-12-1694. Zij worden veri contumaces veroordeeld. Hun namen worden door de scherprechter aan de galg geslagen. Mochten ze na enige tijd alhier in handen van justitie komen te vallen dan zullen met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: altereren het vonnis in die zin, dat indien zij in handen van justitie geraken zullen zij anderen ten exempel worden gestraft. Vonnis: 10-12-1694. 28-06-1699 Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Harmens en Wessel Geukens, soldaten onder de compagnie van kapitein Warner Clock, regiment van kolonel Hendrick Losecaet.
11
Delict: beklaagden hebben hun vaandel zonder toestemming verlaten en buiten de provincie gegaan [desertie] en in Aschendorf ingebroken en geld en goederen gestolen. Ze zijn geconsigneerd op het Gewaldige Hof. Aanklager: de kapitein gewaldige. Vonnis Krijgsgericht: nadat ze zijn gehoord door de advocaten Loenen en Wilman. Hoofddader Wessel Geukens wordt 12 jaar buiten de provincie gebannen. Meeloper Jan Harmens: idem 6 jaar. Gedeputeerden: keuren het vonnis goed. Vonnis: 28-06-1699. 04-08-1701. Naam, rang, compagnie en regiment: Valentijn Christophel de Heck, geboortig van Amsterdam, soldaat onder majoor Joost de Valcke. Martinus van der Meulen, geboortig van Bremen, soldaat onder kapitein Johan Kemmerer. Niclaes Willems, geboortig van Utrecht, soldaat onder kapitein Wilhelm van Ewssum. Allen uit het regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: zij zijn zonder consent of paspoort van hun kapiteins gedeserteerd. Hun namen werden publiekelijk door trommelslag en affiches bekendgemaakt. Maar ze zijn niet op de gestelde tijd verschenen om zich te verantwoorden. Aanklager: kapitein gewaldige concludeerde dat ze gestraft moet worden volgens de artikelbrief.. Vonnis Krijgsgericht: ordonneert de scherprechter om hun namen aan de galg te slaan. Vonnis: d.d. 04-08-1701. Gedeputeerden: confirmeren de gegeven sententie. 04-08-1701. Naam, rang, compagnie en regiment: Geert Bruins, soldaat onder de compagnie van kapitein Wessel Emmius, regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: beklaagde heeft zich te ver van zijn garnizoen te Lieroort begeven zonder toestemming Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 16e artikel en 21ste artikel van de artikelbrief gestraft moet worden.. Advocaten: beklaagde kost en schadeloos stellen. Vaandrig Antony Bade had hem permissie gegeven om werk te zoeken. Geen intentie om te deserteren. Vonnis Krijgsgericht: absolveren de beklaagde en stellen hem kost en schadeloos. De aanklager wordt gecondemneerd in de proceskosten. Vonnis d.d. 04-08-1701. Gedeputeerden: confirmeren zich met de sententie van het krijgsgericht. Vonnis: 04-08-1701. 11-08-1701. Naam, rang, compagnie en regiment: Beklaagde: Gerrijt Frederic, gewezen soldaat onder de compagnie van kapitein Harmen Sichterman, regiment kolonel Barend Johan van Prott. Delict: beklaagde is gedeserteerd uit zijn compagnie en zonder toestemming van zijn officier, heeft opnieuw dienstgenomen bij kapitein Burmania te Leeuwarden. Een sergeant van kapitein Harmen Sichterman haalde hem af, maar hij liep bij Dokkum zonder kennis van genoemde sergeant weg en liet zich te Groningen – zeggende vrij man te zijn – opnieuw aannemen voor 10 ducaton in de compagnie van kapitein Jacob Heckman. Verdediging: hoorde beklaagde. Hij liep in Dokkum weg omdat zijn vrouw te Kollum in het kraambed lag. Later had hij zich door ene Jacob Aickes, pijper onder invloed laten misleiden
12
en had het plakkaat zo geïnterpreteerd dat hij als vrij man zijnde dienst kon nemen onder welke kapitein dan ook. Het bedoelde plakkaat van de Koning van Engeland [lees: stadhouder Willem III ] was niet meer van toepassing. Genoemde pijper Jacob Aickes was reeds te Emden als schelm uit zijn compagnie weggejaagd. Daarom moet hij niet ter dood worden gebracht, maar arbitrair worden gestraft. Vonnis Krijgsgericht: er is sprake van desertie en veroordeelt beklaagde om met het koord te worden gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: absolveren beklaagde van de doodstraf en altereren de sententie van het krijgsgericht. Beklaagde moet 2 x heen en 2 x weder lopen door de gehele in twee rijen opgestelde, optrekkende wacht en door hen streng met spitsroeden geslagen te worden. Diverse sergeanten zullende erop toezien dat er streng gestraft zal worden. Degene van de wacht, die zijn plicht verzaakt, zal direct zelf ontkleed door de spitsroeden worden gejaagd. Na zijn afstraffing zal beklaagde wederom dienstdoen in de compagnie van kapitein Harmen Sichterman. Vonnis: 11-08-1701. 07-02-1702. Naam, rang en compagnie: Conraad Westhoven, geboortig van Deventer, soldaat onder kapitein Warnerus Clock. Jannes Timmerman, geboortig uit de Palz, Gerrit Gerrijtz., geboortig van Leeuwarden, soldaten onder kapitein Johan Toppingha. Geert Altman, geboortig van Oldenborgh, soldaat onder kapitein Gerhard Rotgers. Dato Evertz. van Winschoten, Harmen Velingh, anders Tiebbes van het Stift Osnabrugge, Jan Carelsoon, van Bergen in Noorwegen, Coert Cock, van Upsrinck in het Stift Paterborn, soldaten onder de overste Barend Johan van Prott. Jan Ottens, geboortig van Groningen, soldaat onder kapitein Harmen of Galenus Sichterman. Frerick Evertz., geboortig van Helmon, Timotius Wijse, geboortig van Bommel, soldaten onder majoor Albarti [Hieronimus Alberti]. Harmen Willems, geboortig van Wienderhout, Harmen Vincken en Jan Swatten, beiden geboortig in het Stift Paterborn, Willem Jansen, geboortig uit Spaans Gelderland, soldaten onder kapitein Gerhard Rotgers. Delict: ze zijn niet op de gestelde tijd verschenen om zich te verantwoorden, dat zij zonder consent of paspoort van hun compagnieën zijn gedeserteerd Vonnis Krijgsgericht: d.d. 07-02-1702. Aanklager: kapitein geweldige. Hun namen worden publiekelijk door trommelslag en affiches bekendgemaakt. De Krijgsraad ordonneert de scherprechter om hun namen aan de galg te slaan en als ze handen van justitie vallen, zullen ze met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: confirmeren de sententie van de Krijgsraad. 07-02-1702. Naam, rang en compagnie. Hans Jacobs Tillij, soldaat onder de compagnie van kapitein Hendrick Sutton, regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: ongeveer 4 jaar geleden is beklaagde van zijn vaandel begeven en naar elders vertrokken zonder behoorlijk paspoort van zijn kapitein. Aanklager: de kapitein gewaldige. De geconsigneerde beklaagde moet als voorbeeld voor anderen volgens het 16e artikel worden gestraft. Verdediging: gehoord beklaagde, concludeerde dat hij kost en schadeloos absolutie van de genomen eis moet worden gesteld. Argumentatie: bij zijn aanneming geen stuiver op de hand bekomen. Met toestemming van kapitein en onderofficieren weggegaan om de vordering van
13
6 gulden van zijn kapitein te verdienen. Bij terugkeer geen livrei en geld gekregen. Dit werd hem zelfs geweigerd. Nog enige dagen aan een sloot gewerkt buiten Ebbingepoort, waarbij hij het kwartier van de kapitein passeerde, zonder dat men naspeuring naar hem deed. Daarna is hij naar zijn geboorteplaats Brisack [Brissac ligt ten westen van Saumur in Frankrijk] vertrokken. De kapitein heeft hem zoals behoorde niet ingeëist. In dat geval zou hij als deserteur worden beschouwd. Na verloop van tijd keerde hij terug en werd aangenomen door kapitein Herman ten Winckel, zonder dat kapitein Hendrick Sutton hem daarvoor in beschuldiging stelde, maar pretendeerde nu 3 ducatons i.p.v. de vroeger gevorderde 6 gulden. Beklaagde ging daarmee akkoord omdat hij van kapitein Herman ten Winckel het nodige aanritsgeld tegoed had. Vonnis Krijgsgericht: absolveerde beklaagde na examinatie van alle stukken en condemneerde de kapitein gewaldige in de proceskosten en gaf hem het recht te procederen tegen diegene, die beklaagde in consignatie hadden getrokken. Hans Jacobs Tilly mocht als soldaat onder kapitein Herman ten Winckel blijven. Gedeputeerden: confirmeerden deze sententie. 12-12-1703. Naam, rang, compagnie en regiment: Peeter Arnoldus Alegonté, oud circa 20 jaar. Delict: heeft meerdere delicten gepleegd. Is na 1 jaar dienst gedeserteerd uit de compagnie van kapitein Braeckel. Hij nam vervolgens 8 ducaton handgeld aan van kapitein Johan Toppingha, regiment van kolonel Tobias Reinhard en deserteerde. Heeft zich verder schuldig gemaakt aan hoererij en bedelen. Heeft zijn naam, vader en geboorteplaats ontkend. Dit zijn zaken die niet te tolereren zijn in een welgestelde Republiek en zeer strijdig zijn met de militaire orders. Bovendien worden de officieren van de vereiste dienst beroofd met name in tijd van oorlog [lees: de Spaanse Successie Oorlog]. Gedeputeerden: condemneren beklaagde wegens herhaalde desertie, zijn ergerlijk leven en kwaadaardigheid. Hij zal ter plaatse worden gebracht daar men gewoon is justitie te doen om anderen ten exempel en afschrikken door de scherprechter met het koord te worden gestraft tot de dood daarop volgt. Vonnis: 12-12-1703. 12-12-1703. Naam, rang en compagnie. Peeter Vegener, oud 28 jaar, geboortig van Dantzig. Delict: gedeserteerd van de compagnie van kapitein A. de Meersche in Friesland. Is daarna gaan bedelen en door het land gaan zwerven. Dit zijn allemaal zaken strijdig met onze geëmaneerde plakkaten en militaire discipline en de artikelbrief. Gedeputeerden: prefereerden gratie voor rigeur van recht. Hij wordt gecondemneerd om op de plaats te worden gebracht daar men gewoon is justitie te doen. Daar wordt hij met de strop om de hals onder de galg door de scherprechter streng gegeseld en gebrandmerkt. Voorts zal hij voor 30 jaar in het tuchthuis worden gebannen om aldaar met zijn handen te werken en de kost te verdienen. Vonnis: 12-12-1703. Idem. Michel Hulligraet, oud 38 jaar, geboortig van Amsterdam, gedeserteerd van kapitein A. de Meersche en Sijtse Alberts, oud 27 à 28 jaar, geboortig van Harckema Paijn [Opeinde] in Friesland, gedeserteerd van kapitein Leo Aitsema de Walricgh [Walrich] uit Venlo [regiment van kolonel Tobias Reinhard]. Zij ondergaan dezelfde straf als Peeter Vegener. Vonnis: 12-12-1703.
14
13-03-1704. Naam, rang, compagnie en regiment: Roeleff Hindrix, soldaat onder de compagnie van kapitein Doede Aepkens, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde, thans gedetineerd op het Geweldige Hof, heeft zich aan de dienst onttrokken bij kapitein Walregt [lees: Leo Aitsema van Walrich] en heeft zich op 31-01-1704 door kapitein Doede Aepekens weer laten aannemen. Heeft handgeld ontvangen en aanritsgeld bedongen. Voorts zonder verlof of paspoort, zoals eerder van zijn commanderende officier en vaandel geabsenteerd en zich aan verscheidene deserties schuldig gemaakt. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat dit allemaal ondernemingen zijn met zeer grote gevolgen vooral in deze onvermijdelijke oorlog [lees: Spaanse Successie Oorlog] en niet zijn te verdragen in een welgestelde Republiek. Beklaagde moet met de dood worden gestraft volgens het 16e en 21ste artikel van de artikelbrief. Verdediging: de advocaten Loenen en Laman trekken een tegengestelde conclusie en verzochten absolutie. De desertie uit de compagnie van kapitein van Walrich is nooit door deze ingeeist, zoals volgens de wetten van het land behoord te geschieden. Bovendien was beklaagde voor een zeker bedrag aangenomen, maar heeft dit nooit ontvangen. Is daarop niet naar de vijand vertrokken, maar heeft zich in deze provincie met zijn handen gewerkt om de kost te verdienen. Niemand heeft hem opgezocht. Als een soldaat met een kapitein een contract aangaat om voor hem te dienen, moet daar een bedongen som geld tegenover staan, dat is wederzijds verplicht. De kapitein bleef in gebreke de overeengekomen betaling te doen en een soldaat die geen geld krijgt om te leven, moet vrij van het contract worden beschouwd. Bovendien is beklaagde na een nacht te Noordbroek te zijn geweest weer naar Groningen gegaan om zich te melden. De advocaat fiscaal probeerde met verscheidene wetten en uitspraken van rechtgeleerden het tegengestelde te adstrueren. De advocaten verwezen op hun beurt naar de sententie van ene Hans Jacobs Tilly uit 1702, die enige jaren naar Brisaeck in Frankrijk is geweest en hierna door zijn kapitein bij terugkomst is gedetineerd, maar door het krijgsgericht kost en schadeloos is ontslagen. De advocaten verzoeken het krijgsgericht te verifieren toen beklaagde uit nood voor de eerste keer weg ging met de getuigen Jab Vijt en Nanneke Geerts. Vonnis krijgsgericht: er wordt geen definitief vonnis gewezen. Men wil eerst het advies en de klachten van kapitein Leo Aitsema van Walrich afwachten. Vonnis d.d. 12-03-1704 op het Geweldige Hof. Gedeputeerden: verklaren dat deze zaak niet volgens het recht is beoordeeld en zenden de zaak terug aan het krijgsgericht. Zij vinden dat er volgens het recht moet worden geoordeeld en verzoeken om de definitieve sententie. Op 31-03-1704 velde het krijgsgericht een definitief vonnis. Beklaagde moet 2 dagen achtereen, elke dag 2 x heen en 2 x weder door de gehele parade lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Beklaagde zal na genieting van de bedongen aanritsgelden als soldaat onder kapitein Doede Aepkens verder dienen. Vonnis d.d. 31-03-1704 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel, overhandigde beide keren de sententie in de vergadering van de heren Gedeputeerden. Gedeputeerden: bekrachtigen het vonnis, maar de wekelijkse gages gedurende zijn detentie komen te vervallen en geldt als compensatie voor de verschuldige mondkost. De kosten van de bankspanning, die secretaris Wijchel heeft verzuimd te vermelden, komen tot de persoonlijke last van de secretaris. Een uittreksel wordt naar de rekenkamer gezonden.
15
08-04-1704. Naam, rang en compagnie: Christiaen Tesnouw, van Berlijn, Tonnis Gerritz, van Groningen, Hans Ulrigh, van Noordhorn, allen soldaten onder kolonel Jacob Gruis. Jannes Lamberts, van Almelo, Simen Roode, van Straetsburgh, beiden soldaten onder majoor Menso Adolph Isinck. Jan Wessels, gevrijde korporaal en Michiel Grevelingh, beiden soldaten onder kapitein Rudolph Lodewijck Louwerman; Peter Peeters, van Groningen, David Jans, uit OostFriesland, Guilliam La Cour, van Hulst, allen soldaten onder kapitein Jan Duirsema. Ferdinant Beerents, soldaat onder kapitein Hendrick Zutton [lees: Sutton]; Willem Meijer, van Oost-Friesland, Tijle Geerts, van Slochteren, Jan Carel, van Embden, Egbert Christiaens, van Groningen, Peeter Rombout, van Vlaenderen, Christiaen Meijer, van Groningen en Abraham Willems, Micheel Schee, beiden uit Duitsland, allen soldaten onder kapitein Hendrick van Hulten, tezamen gedeserteerd sedert 1 april 1703. Officieren en soldaten behoren tot het regiment Oranje-Stad en Lande. Aanklager: de kapitein geweldige verklaarde alle soldaten veri contumaces. Volgens de artikelbrief moeten ze worden gestraft. Beklaagden zijn in het openbaar middels trommelslag en met affiches geciteerd, doch zijn niet gecompareerd op de daarvoor gestelde tijd om zich te verantwoorden. Beklaagden zijn zonder consent of paspoort van hun compagnieën gedeserteerd. Vonnis krijgsgericht: de namen van de beklaagden zullen door de scherprechter aan de galg worden geslagen. En in het geval dat beklaagden in handen van justitie komen te geraken, zullen ze met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis d.d. 08-03-1704 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde in de vergadering van de heren Gedeputeerden d.d. 08-04-1704 deze sententie en verzocht om approbatie. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 30-04-1704. Naam, rang, compagnie en regiment: Lambert Grand Jean, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Frans Casimir Junius, regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Delict: uit getuigenverklaringen en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde zich heeft onderstaan in juli 1703 ’s morgens wanneer de compagnie van genoemde overste luitenant en het regiment vanuit Nijmegen naar Venlo zou marcheren, zich heeft weten te verschuilen en het vaandel heeft verlaten zonder enige kennisgeving, verlof of paspoort te hebben gekregen en zich dus aan de dienst heeft onttrokken. Deze manier van doen is voor een braaf cavalier of soldaat verfoeilijk en onverdragelijk in een welgestelde staat. Vooral in tijden van oorlog [lees: Spaanse Successie Oorlog] en in het optrekken naar de vijand zeer strafbaar. Aanklager: de overste luitenant Frans Casimir Junius concludeerde dat beklaagde met de dood moet worden gestraft volgens het 16e en 24ste artikel van de artikelbrief. Verder overlegde hij de beëidigde verklaringen van de kapiteins Derck Alberda en Adriaen Bothenius, naast die van de luitenant Heine en informatie van o.a. Frerick Witmont, Jurrien Martijn en Siabbe Hindrix. Beklaagde: Lambert Grand Jean verzocht kost en schadeloze absolutie en protesteerde tegen de proceskosten. In de eerste campagnie van 1701 had hij zich goed gedragen en daarna een paspoort gekregen van de overste luitenant. Voor de campagnie 1702 had hij zich weer laten aannemen en nadat deze was afgelopen stond het hem naar zijn mening vrij van Nijmegen naar elders te vertrekken, temeer omdat hij van luitenant Heine en kapitein Rudolph Dillinghe het door hem verzochte paspoort niet kon verkrijgen. Daarom kon hij niet van desertie worden
16
beschuldigd. Bovendien was hij te Nijmegen ziek geworden en kon ’s lands dienst niet vervullen. Toen hij in Groningen aankwam, heeft hij zich vervoegd bij wijlen de raadsheer Veltman, destijds president van de Edele Mogende Heren Gedeputeerden. En onlangs heeft hij zich tot het genoemde college gericht om een paspoort van de overste luitenant Frans Casimir Junius te mogen bekomen. Als hij tot deserteur gerekend mocht worden, dan had men hem al lang moeten apprehenderen, omdat hij dagelijks in het zicht van de overste luitenant is geweest. Bovendien is hem tot dusver zijn achterstallige gage onthouden. De overste luitenant Frans Casimir Junius blijft bij zijn genomen conclusie. De campagnie van 1701 doet hier niet ter zake. Dat beklaagde alleen voor de campagne van 1702 is aangenomen, kan niet worden bewezen. Bij vertrek van de compagnie uit Nijmegen zijn wel de wapens van beklaagde aangetroffen, maar niet zijn persoon. Als de kapitein hem een paspoort zou hebben geweigerd, had beklaagde zich moeten vervoegen bij de commanderende officier. Die had hem zeker paspoort en geld gegeven. Dat is echter niet geschied en beklaagde is zondermeer vertrokken en dus gedeserteerd. De kapitein was zo beleefd geweest beklaagde niet eerder te apprehenderen, maar hij denigreerde de kapein door te zeggen dat deze geld voor een paspoort zou hebben geëist. En het eisen van geld betekende dat beklaagde nog soldaat was, maar het geld werd hem terecht geweigerd omdat hij geen dienst heeft gedaan. Verder wordt het de beklaagde kwalijk genomen, dat hij voor eigen rechter heeft gespeeld. Verder gaat de discussie of er sprake was van een dienstverband voor bepaalde of onbepaalde tijd. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 x heen en 2 x weder te moeten lopen door het gerangeerde garnizoen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Gedeputeerden: altereren deze sententie in die zin, dat de overste luitenant onder ede moet verklaren, dat beklaagde Lambert Grand Jean zonder gelimiteerde tijd werd aangenomen. Beklaagde moet onder genoegzame cautie uit zijn consignatie worden ontslagen. 19-02-1705. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Franssen, soldaat onder de compagnie van kapitein Johan Toppingha, regiment van kolonel Frans Casimir Junius. Delict: beklaagde heeft zich aan verscheidene deserties schuldig gemaakt. Beklaagde was uit het galgen redoute in Sas van Gent, waar hij als onderofficier dienst deed weggegaan. In Sluis in Vlaanderen was hij wegens diefstal veroordeeld tot spitsgarden lopen en als schelm uit de compagnie weggejaagd. Onder de compagnie van kapitein Maurits Hanekrot weggelopen en gearresteerd. Nu weer zonder verlof herwaarts gekomen. Aanklager: de kapitein geweldige stelde dat dit een opeenstapeling van delicten zijn en deze zaken moeten streng worden gestraft in deze gevaarlijke tijden [lees: Spaanse Successie Oorlog]. Bovendien is een lijst met 80 deserteurs ontvangen en concludeerde dat beklaagde volgens het 16e artikel van de artikelbrief met de dood moet worden gestraft. Verdediging: de advocaten Laman en Eijssonius hoorden beklaagde en verzochten absolutie van de genomen eis en conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde is al gestraft voor verscheidene vorige deserties. Nadat hij zonder verlof uit Limburg herwaarts is gekomen, heeft hij zich gewend tot de sergeant van zijn compagnie en heeft hem gebeden te bemiddelen bij zijn kapitein. Heeft kapitein Johan Toppinga ook om vergiffenis gebeden en die heeft hem met een stok geslagen. En dit zou niet zijn geschied als men hem als deserteur zou hebben beschouwd. Bovendien is beklaagde uit liefde voor zijn vrouw die in het kraambed lag herwaarts gekomen. Beklaagde zou volgens het generale pardon geabsolveerd moeten worden. Uit de missive van Sluis is niet gebleken, dat het de beklaagde was, die de diefstal heeft gepleegd en daarvoor is gestraft, omdat hij in die tijd in garnizoen te Sas van Gent was.
17
Ook heeft hij nooit dienst genomen onder het regiment Swansbel. Beklaagde heeft nu geruime tijd gevangen gezeten en in deze koude winter al genoeg geleden. Tenslotte voeren zij aan dat Gerrit Frederix, soldaat onder de compagnie van kapitein Harmen Sichterman en Roeleff Hindrix, soldaat onder de compagnie van kapitein Doede Aepkens beschuldigd van verscheidene deserties niet met de dood zijn gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om met het koord te worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis d.d. 19-02-1705 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde deze sententie in de vergadering van de heren Gedeputeerde Staten. Gedeputeerden: confirmeren de gegeven sententie. 09-07-1705. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrick Jans, van Borger, ruiter onder de compagnie van majoor Warmold Ackema van Manneel, regiment van kolonel Fredrick Jacob Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde is zonder verlof of paspoort van zijn compagnie vertrokken. Is per trommelslag en per edicta ad valvas geciteerd zijnde om zich te verantwoorden op de vier aan hem gestelde termijnen, maar is niet verschenen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt bij verstek veroordeeld. Zijn naam wordt aan de galg geslagen en ingeval hij in handen van justitie komt te geraken, zal hij met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis: 30-06-1705. Gedeputeerden: hebben de afgegeven sententie geapprobeerd. 16-09-1706. Naam, rang, compagnie en regiment: Claes Hindrix, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Willem van Ewssum, regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft bekend dat hij op 9 juni j.l. zonder permissie zijn compagnie heeft verlaten om naar de stad te gaan. Vooral in tijden van oorlog [lees: Spaanse Successie Oorlog] is dit een onvergeeflijke zaak. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde anderen ten exempel volgens het 16e en 21ste artikel van de artikelbrief aan het leven moet worden gestraft. De advocaat fiscaal fundeerde deze genomen conclusie uit de eigen bekentenis van beklaagde d.d. 16 augustus, en van 9 en 17september j.l. Als mede uit de brieven van de luitenant d.d. 23 en 30 juli j.l. en een rekwest van zijn vrouw. De luitenant stelde in zijn brieven, dat beklaagde in plaats van 4 weken verlof om naar Amsterdam te gaan, hij 22 weken in Groningen heeft vertoefd. Verdediging: de advocaten Harckens en Laman trekken een tegengestelde conclusie en verzochten absolutie van de genomen eis van de kapitein geweldige. Het feit dat beklaagde zich van zijn compagnie heeft begeven is waar, maar het recht in deze is niet toepasbaar. Beklaagde is soms door zijn ziekte geestelijk niet in orde. Zij overleggen hierbij de beëdigde verklaringen van Cornellisien Jans, Pieter Cornelis en de hellebaardier Roelef Pieters en de attestatie van de medicinae dokter Doedens. Luitenant Hendrick Moltmaker verklaarde, dat beklaagde niet op de strengste manier mag worden gestraft en vertelde dat beklaagde enige tijd geleden in de wacht getrokken zijnde en hem aangezegd om naar zijn compagnie te gaan, antwoordde beklaagde ‘ daar worden nog te grote vuren gebrand’, zijnde een notoir teken van zotheid. Niemand kan gestraft worden voor een delict bij zijn volle verstand, als hij daarna krankzinnig wordt. Zijn vrouw wil de overste luitenant zo veel mogelijk dedomageren met een somma van 50 gulden om daarvoor een nieuwe soldaat te werven.
18
Vonnis krijgsgericht: na ampele discussie wordt beklaagde geabsolveerd wegens zijn bewezen krankzinnigheid en wordt onbekwaam geoordeeld om verder dienst te doen voor het land. Het rekwest van zijn vrouw wordt hierbij betrokken en zij moet de aangeboden 50 gulden om een nieuwe soldaat aan te nemen, betalen aan de overste luitenant Willem van Ewssum. Gedeputeerden: na gedane examinatie van alle stukken, approberen zij de sententie van het krijgsgericht en altereren deze in die zin, dat beklaagde moet zorgen voor een ander bekwaam persoon in zijn plaats. De 50 gulden hoeft niet betaald te worden. 13-12-1708. Naam, rang en compagnie: Jan Derx, van Utrecht en Jan Le Roij, geboortig uit het land van Ravenstein, soldaten in de compagnie van kapitein Onno Lijphart, regiment kolonel Johan Wichers, beiden geconsigneerd bij de kapitein geweldige. Delict: uit genomen informatie, eigen bekentenissen en beëdigde verklaringen is gebleken dat beklaagde Jan Derx met anderen deze zomer van het Vlaamse Hoofd gecommandeerd zijn om enige Franse gevangenen naar Nijmegen te brengen. In Dordrecht is hij van de troep afgegaan, heeft de nacht in die stad doorgebracht en heeft zich vervolgens vanuit Nijmegen naar Groningen begeven zonder paspoort of verlof. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde gestraft en veroordeeld moet worden volgens de artikelen 16, 21 en 30 van de artikelbrief. De advocaat fiscaal kwam met verklaringen van kapitein Onno Lijphart en een zekere Annetien Berents en een rekwest aan de Edele Mogende heren Gedeputeerden, waarmee hij de genoemde artikelen onderschreef. Verdediging: de advocaten verzoeken absolutie van deze rigoureuze eis. In Groningen aangekomen heeft beklaagde zich direct gewend tot zijn wettige Heren om zich te beklagen over kwade bejegening en dreigementen van zijn sergeant en anderen, dat hij met de dood zou worden gestraft. Door de sergeant was hij bij het eerste verhoor bont en blauw geslagen op hoofd en lichaam. Hij had reeds 3 maanden vast gezeten; beklaagde was ziek geweest en had felle koorts gehad en kon de landsdiensten niet vervullen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet 3 dagen achtereen door 100 gerangeerde soldaten 4 x heen en 4 x weder lopen en door hen zeer zwaar met spitsgarden geslagen te worden. Voorts moet hij 2 jaar langer dienen. Vonnis d.d. 12-12-1708, Beklaagde Jan Le Roij heeft zich onderweg van Nijmegen naar Groningen van zijn troep verwijderd zonder paspoort of verlof. Heeft te Utrecht zijn compagniesrok of monstering verpand. Advocaten: vinden artikel 71 niet van toepassing, omdat dat spreekt van het verkopen van wapens en niet van kleding. Hij moest zijn rok wel verkopen om brood te kunnen kopen. De rok zou door een bode uit Utrecht worden teruggebracht na aflossing van het verschuldigde bedrag. Vonnis krijgsgericht: beklaagde krijgt dezelfde straf als bovengenoemde beklaagde Jan Derx. Vonnis d.d. 12-12-1708. Gedeputeerden: mitigeren de sententie van de Krijgsraad voor beide beklaagden. Ze moeten heden namiddag ieder 3 x heen en 3 x weder door 80 man gerangeerde militie lopen om door hen met spitsroeden geslagen te worden. Voorts zullen ze 2 jaar langer in hun compagnie moeten dienen.
19
27-12-1708. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Jans, soldaat onder de compagnie van kapitein Geert Canter, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde heeft zich zonder verlof van zijn compagnie geabsenteerd, maar hij houdt zich alhier op. In een rekwest verzocht hij nog enige tijd alhier te mogen verblijven. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: difficulteren in het gedane verzoek. Beklaagde wordt voor deze keer gepardonneerd, maar hij moet zich aanstonds naar zijn compagnie begeven op verlies van gratie. Als hij weer een dergelijke fout begaat en hij geattrappeerd wordt, zal hij als deserteur worden gestraft. 16-04-1709. Naam, rang en compagnie: Diderich Hinkhuisen, soldaat onder de compagnie van kapitein Veltman [er waren in die tijd meer kapiteins met die achternaam] . Delict: beklaagde is enige tijd geleden in de verleiding gekomen zich zonder verlof van zijn compagnie te absenteren In een rekwest toont hij groot berouw en verzoekt te mogen worden gepardonneerd. Hij belooft dat hij in de compagnie met alle trouw wederom zal dienen. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: na bericht van kapitein Veltman ontvangen te hebben, pardonneren zij beklaagde voor deze keer, mits hij zich aanstonds naar zijn compagnie begeeft op verlies van gratie. Mocht hij weer in de fout gaan en gevangen genomen worden, dan zal hij als deserteur worden gestraft. 09-12-1709. Naam, rang, compagnie en regiment: Jacob Jans, van Groningen, Roeleff Remmerts en Willem Geerds, soldaten onder de compagnie van kapitein Johan Kemmerer, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: enige tijd geleden hebben beklaagden zich zonder permissie geabsenteerd. In een rekwest verzoeken zij te mogen worden gepardonneerd. Zij beloven, dat zij voortaan hun dienst in de compagnie met alle trouw wederom zullen waarnemen. Vonnis krijgsgericht: onbekend Gedeputeerden: pardonneren beklaagden voor deze keer, mits dat zij zich aanstonds naar hun compagnie begeven op verlies van gratie. Mochten zij weer in de fout gaan en gevangen genomen worden, zullen zij als deserteur worden gestraft. 02-05-1712. Naam, rang, compagnie en regiment: Popko Jans, soldaat onder de compagnie van overste luitenant Harmen Sichterman, regiment van wijlen kolonel Frans Casimir Junius. Delict: beklaagde is ongeveer 3 jaar geleden na afloop van zijn verlof door de overste luitenant Harmen Sichterman geordonneerd zich bij zijn compagnie te voegen, die reeds was vertrokken. Tevens had hij reisgeld ontvangen. Tegen deze order in was hij naar Meeden gegaan. De aanklager: de kapitein geweldige, concludeerde dat beklaagde krachtens het 16e en 24ste artikel van de artikelbrief anderen tot exempel met de dood moet worden gestraft.
20
De advocaat fiscaal van de provincie deelde de conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde heeft de order om naar zijn compagnie te gaan niet opgevolgd. Met het ontvangen reisgeld is hij naar Meeden vertrokken m.a.w. hij is 2 x gedeserteerd. Verdediging: de advocaten Entrup en Schainck concluderen het tegenovergestelde en verzoeken volkomen absolutie voor beklaagde. Beklaagde is 3 jaar geleden van Venlo niet zonder, maar met verlof en paspoort van de overste Ludolph Luyrt Ripperda weggegaan. Dat blijkt uit de beëdigde verklaring van de overste. Wegens pijn en onbekwaamheid om voor het land dienst te doen, was hij uit Zuidlaren vertrokken, Dit getuigde Hindrik Jans. Hij was doodziek van een breuk. Deze breuk werd een half jaar geleden gesneden door meester Spinlaghe en het meesterloon is door de armenkas betaald. Dit verklaren Geurt Nacken, Meint Harmens, Luitien Tonnis, Hendrik Jans en dominee Blankenstein, de plaatselijke predikant. Hij heeft zich altijd in zijn geboorteplaats bij zijn vrouw en kinderen opgehouden. De overste heeft bovendien geweigerd om hem hier te brengen, omdat hij op de hoogte was van de zwakke gezondheid van beklaagde. Hij heeft hem altijd voor soldaat gehouden en zijn gage betaald en hem op de jongste monsterrol laten valideren. Beklaagde heeft zich altijd goed gedragen. Beklaagde heeft reeds 6 weken in consignatie gezeten en is voldoende gestraft. De advocaat fiscaal bestrijdt de verklaring van de advocaten en blijft bij zijn eerdere beweringen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om op een dag door het garnizoen in order gerangeerd zijnde, te moeten lopen 3 x heen en 3 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Voorts wordt beklaagde geordonneerd zich zo spoedig mogelijk weer bij zijn compagnie te vervoegen. Was getekend op het Geweldige Hof , 30-04-1712 door Lodewijck Wijchel, secretaris van het Krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie, mits dat de proceskosten uit de achterstallige gage van beklaagde voldaan zullen worden. 07-07-1712. Naam, rang, compagnie en regiment: Melchert Harmens, van Meppen, Christiaen Hofman, van Munster, Hans Willem Glaubagh, van Keulen, Jan Philip Lighart, van Hessen-Kassel, Arent Jans, van Groningen, Abel Jans de Wilde, van de Wildervank en Valentijn Willem Gerrits, van Zwolle, tezamen soldaten onder de compagnie van kapitein Onno Lijphard, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: ze zijn niet op de gestelde tijd verschenen om zich te verantwoorden, dat zij zonder consent of paspoort van hun kapitein en de compagnie zijn gedeserteerd. Vonnis krijgsgericht: zij worden bij verstek veroordeeld. Als ze in handen van justitie komen te geraken, zullen ze met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Hun namen zullen door de scherprechter aan de galg worden geslagen. Dit geldt echter niet voor Abel Jans de Wilde, want volgens getuigen zou hij als knecht of loods bij ene Jan Mouw op het Koninklijk Pruisisch jacht helpen dit de Elbe over te varen. Maar in een onweer is het schip met man en muis vergaan. Mocht blijken dat hij toch nog in leven gebleven is, zal hij evenals de anderen de doodstraf moeten ondergaan. Vonnis d.d. 05-07-1712. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het Krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententies. 22-08-1713. Naam, rang, compagnie rn regiment: IJpe Alberts, soldaat onder de compagnie van kapitein Otto Georg Veltman, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda.
21
Delict: beklaagde heeft zich onderstaan zonder verlof van zijn compagnie te gaan en zijn commanderende officier met kwade woorden te bejegenen. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om deze namiddag door 150 gerangeerde soldaten te moeten lopen 2 x heen en 2 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 02-11-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Hendrik Lubberts, soldaat onder de compagnie van kapitein Reint Eenens, regiment van kolonel Harmen Sichterman. Delict: uit de genomen informatie en eigen confessie is genoegzaam gebleken, dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, zich in het laatst van mei op mars van het regiment van Bethune naar Namen zonder behoorlijk paspoort van zijn kapitein heeft geabsenteerd van zijn compagnie. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan de misdaad van desertie en dat hij moet worden gestraft volgens het 16e artikel van de artikelbrief. De advocaat fiscaal onderschrijf deze conclusie en verwijst bovendien naar de plakkaten van haar Hoog Mogende. De advocaten Entrup en Schultens hoorden beklaagde en verzoeken absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. Uit de verklaringen van Frederik Hins, rustmeester, Jan Hindriks Crons en Jan Stuit blijkt, dat beklaagde bij het uitmarscheren van Bethune impotent is geweest. Hij heeft getracht de compagnie te volgen, maar hij bloedde en was te ziek om nog een geweer te dragen. Is daardoor in Doornik moeten achterblijven. Volgens beëdigde verklaringen van Jan Hindriks Croon en Abel Croon hebben ze hem ziek zien liggen achter een heg tussen Aath en Brussel. Uiteindelijk is hij ziek te Groningen aangekomen volgens Jasper van Mil. Bovendien is beklaagde 54 jaar en het was reeds vrede en hij zou meer traktement genieten. Te Aath heeft beklaagde om een pas verzocht en gekregen en zijn monture behouden. Al deze feiten wijzen niet op desertie. De advocaat fiscaal kon wel geloven, dat beklaagde volgens zo veel beëdigde verklaringen impotent is geweest. Maar hij is naar Groningen gegaan in plaats vanuit Brussel naar de compagnie. Heeft zich te Groningen niet als te laat bij zijn kapitein gemeld. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt geabsolveerd van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Laatstgenoemde moet de proceskosten betalen. Vonnis d.d. 01-11-1713. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: altereren de sententie van het krijgsgericht. Beklaagde moet 2 x heen en 2 x weder door 100 man gerangeerde militie lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 10-04-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: N.N., rustmeester onder de compagnie van kapitein Johan Sibenius, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde, gedetineerd in de hoofdwacht, is enige dagen zonder verlof van de compagnie en het garnizoen absent geweest. Vonnis Krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om deze achternamiddag door de parade
22
2 x heen en 2 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 12-06-1717. Naam, rang, compagnie en regiment: Arens Vos, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Jurriaan Klok [lees: Kock], regiment van kolonel Douwe van Sixma. Delict: uit eigen bekentenis van beklaagde is gebleken, dat hij 24 à 25 weken geleden uit zijn garnizoen te Huij is vertrokken zonder behoorlijk verlof of paspoort. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, volgens het 16e artikel van de artikelbrief met de dood moet worden gestraft. Verdediging: de advocaten Entrup en Schultens hoorden beklaagde en verzoeken volkomen absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde had niet de minste opzet om te deserteren. Hij had het garnzoen te Huij verlaten om een klein uurtje buiten de stad een biertje te gaan drinken. Daar had hij ene Anthoni ontmoet en samen hadden ze gedronken, totdat hij dronken was. Anthoni had hem misleid en in plaats weer in Huij aan te komen, was hij voor de stad Luik terechtgekomen. Anthoni had hem aangeraden nevens hem dienst te nemen onder de Keizer. Maar beklaagde had geantwoord, dat hij genoeg misleid was en ging op weg naar Huij. Halverwege was hij Jan Christoffer en Harmen Harmens tegengekomen. Zij intimideerden hem door te zeggen, dat een commando onderweg was om hem te vangen en dat ze hem in Huij zouden ophangen. Zijn geweer had hij in Huij achtergelaten, een deserteur zou het meegenomen hebben. Zijn moeder heeft hem uiteindelijk aangegeven bij de sergeant van de compagnie Hendrik Hendriks. Vervolgens is hij geconsigneerd, maar hij is nooit eerder in de gevangenis geweest en heeft zich altijd eerlijk en goed gedragen. Heeft zich op 22 maart per rekwest en 3 dagen voor het gepubliceerde plakkaat geadresseerd tot de betreffende commissie. Beklaagde is 21 jaar en kan in vredestijd niet voor een deserteur worden gehouden. De advocaat fiscaal bleef bij de genomen conclusie van de kapitein geweldige en meende dat er geoordeeld moest worden conform de artikelbrief en dat geen consideraties plaats konden of moesten hebben. Bovendien is geen soldaat bevoegd om verder dan een kanonschot buiten zijn garnizoen te gaan. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om op een dag door 200 gerangeerde soldaten met 2 voorafgaande sergeanten de spitzen van hun hellebaarden achteruit houdend, te moeten lopen 6 x heen en 6 x weder om door hen rigoureus met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 02-06-1717 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: altereren en mitigeren deze sententie in die zin, dat beklaagde in plaats van 6 x heen en weder, nu 4 x heen en 4 x weder door 200 gerangeerde soldaten zal moeten lopen zonder sergeanten om door hen rigoureus met spitsgarden geslagen te worden. 11-06-1717. Naam, rang, compagnie en regiment: Jacob Jans, soldaat onder de compagnie van kapitein Smith, regiment van overste Douwe van Sixma. Delict: uit eigen bekentenis van beklaagde is gebleken, dat hij zich heeft onderstaan om zonder paspoort van zijn kapiteins, eerst van de compagnie van kapitein Vriese te Sluis in Vlaanderen in garnizoen weg te gaan en naderhand uit de compagnie van kapitein Lewe in Luxemburg te vertrekken en vervolgens uit de compagnie van kapitein Smith te verdwijnen. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 16e artikel van de artikelbrief anderen ten exempel met de dood moet worden gestraft.
23
Verdediging: de advocaten Entrup en Schultens hoorden beklaagden en verzoeken absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde is noch door kapitein Vriese noch door de andere kapiteins door trommelslag gedaagd en er is nooit aktie op ondernomen. Volgens het krijgsgericht in Den Haag is een militair dan na een half jaar niet meer culpabel. Beklaagde is hier gekomen om zijn vrouw en kinderen op te halen en om de diaconie van deze stad te ontlasten. Het is nu vrede en beklaagde is altijd in dienst van de staat gebleven en kon nu niet als deserteur worden gestraft. Als tamboer is hem een keer de artikelbrief voorgelezen, terwijl dat jaarlijks moet geschieden, ja zelfs van maand tot maand. De advocaat fiscaal bleef bij de conclusie van de kapitein geweldige en meende dat beklaagde voortvluchtig is en door geen van de kapiteins vervolgd kon worden. Beklaagde is drie keer gedeserteerd en dat er krachtens de artikelbrief strict geoordeeld moet worden. Vonnis d.d. 02-06-1717 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om geharquebuseerd te worden. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 09-12-1723. Naam, rang, compagnie en regiment: Daniel Wijngaerden, gewezen soldaat onder de compagnie en het regiment van overste Johan Wichers. Delict: uit genomen informatie en eigen confessie van beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, is gebleken dat hij ongeveer 17 à 18 jaar geleden de compagnie van de overste luitenant Brender onder het regiment van wijlen de generaal [waarschijnlijk] Ernst Willem van Salisch, nadat hij op Marode zijnde door de Fransen is gevangen genomen en daarna in Franse dienst is overgegaan en later heeft hij daar zijn paspoort gekocht voor 5 pistolen en de dienst verlaten. Dit heeft beklaagde verklaard op 30 augustus en 23 oktober 1723. Nadat hij zich had vrijgekocht, is hij naar Breda gegaan en niet teruggekeerd naar zijn oude regiment zoals hij had behoren te doen. Daarom wordt hij nu als deserteur beschouwd en temeer omdat hij zich in vijandelijke dienst heeft begeven tegen zijn vaderland. Daarenboven heeft hij zijn echte vrouw Maria Brems en kinderen verlaten en is in 1708 met ene Leentie Hindriks in de echt getreden. Zijn bigamie wordt door Maria Brems, woonachtig te Breda verklaard. Aanklager: de kapitein geweldige, nadat deze een opsomming heeft gegeven van goddelijke en civiele rechtsregels en –geleerden, concludeerde dat beklaagde gestraft moet worden aan lijf en leven. De aanklager verzocht in zijn genomen eis en conclusie wel gefundeerd te worden verklaard. Verdediging: beklaagde verzocht absolutie van de eis van de aanklager. Hij verklaarde niet te zijn gedeserteerd, maar op zijn post door de vijand gevangen genomen te zijn. Hij is niet op het kartel [lees: cartel] van de Staat gezet of met losgeld vrijgekocht. Noch door zijn kapitein met trommelslag gedagvaard en dat moest binnen een half jaar geschieden, zonder dat komen alle klachten en aanspraken te vervallen. Inmiddels zijn er 17 à 18 jaar verlopen zonder de minste klachten en aanspraken. Hij heeft zich met eigen geld van de vijand vrijgekocht en moet derhalve als een vrij persoon worden beschouwd ofschoon hij tegen zijn wil meer dan een jaar bij de vijand in dienst is geweest. Nadat hij was vrijgelaten heeft hij zich weer in dienst van de Staat begeven en als een eerlijk en goed soldaat gediend en hij verdient eerder een beloning dan een straf. Bovendien is hij door een generaal pardon van de Staat ‘bevrijd’. Wat de bigamie betreft, moet eerst worden aangetoond dat hij het tweede huwelijk is aangegaan, wetende dat zijn eerste vrouw nog in leven was. Hij was met haar kennis en
24
goedvinden van Breda naar Emden gegaan. Zij heeft hem zelfs uitgeleide gedaan en bij aankomst heeft hij haar geschreven om bij hem te komen, waartoe een vrouw volgens de echt verplicht is. Zij is echter in alles in gebreke gebleven. In Emden heeft monsieur Stelwaegen hem een brief voorgelezen, omdat hij zelf niet kon lezen, waarin stond dat zijn vrouw was overleden. Hij heeft in deze tijding berust en getracht een tweede huwelijk aan te gaan. De ouders van zijn tegenwoordige vrouw hadden voordat ze trouwden verscheidene brieven laten schrijven om naar zijn persoon te informeren. Van zijn zuster hadden ze een brief ontvangen, dat van zijn persoon niets bijzonders te zeggen viel. Daarna zijn in Amsterdam de proclamaties verschenen zonder de minste tegenwerping en zijn ze daar getrouwd. Wederom worden rechtsartikelen en rechtsgeleerden aangehaald met als strekking “ als iemand om zijn fortuin te bevorderen zich naar een vreemde plaats mocht begeven en aldaar door misleiding of onkunde hertrouwt moet hij niet met een gewone straf worden gestraft, maar met een kleine gevangenisstraf of een verbanning van enkele jaren. De kapitein geweldige beweerde het tegendeel. Over de bigamie wordt wel gezegd, dat beklaagde een brief van zijn halfzus Jenneke van Bergen zou hebben ontvangen, waarin vermeld stond dat zijn vrouw Maria Brems gestorven zou zijn en dat zijn inmidddels overleden zus te Gorinchem de nagelaten kinderen tot zich genomen had. Maar dit wordt in zijn geheel niet bewezen en beklaagde moet de brief eerst maar eens tonen. De pro’s en contra’s wisselen elkaar af. Daarna wordt een kwestie van geld vermist van de ontvanger Ippius nog aangehaald, waarin beklaagde ene Jan Wilhelmus van diefstal betichtte. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om met roeden aan de kaak streng gegeseld te worden en daarna zijn leven lang in het provinciale tuchthuis gebannen om met zijn handen te werken en daar de kost te verdienen. Vonnis d.d. 06-12-1723. Secretaris van het krijgsgericht Nathan Fockens overhandigde deze sententie in de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: approberen de geven sententie. Samenvatting desertie: Er zijn in deze periode 31 rechtszaken, waarin 106 militairen worden gecondemneerd. Van hen zijn 73 militairen fugitief te weten 71 soldaten en 2 ruiters. Zij worden in het openbaar middels trommelslag en affixie geciteerd, maar geen van hen is gecompareerd om zich te verantwoorden. Zij worden allen veri contumaces verklaard. Hun namen worden vervolgens door de scherprechter aan de galg geslagen en mochten ze in handen van justitie geraken dan zullen ze met het koord worden gestraft tot de dood erop volgt. Bij 33 militairen kan de straf wel ten uitvoer worden gebracht en wel als volgt. 3 soldaten: 2 x dood door opgehanging en 1 x dood door vuurpleton. 4 soldaten: 1 soldaat: geseling en levenslang en 3 soldaten: geseling met brandmerken en 30 jaar in het tuchthuis gebannen 1 adelborst en 3 soldaten: uit de provincie van Stad en Lande gebannen. 13 soldaten en 1 rustmeester: spitsroeden lopen, twee of meerdere keren. 8 soldaten: ontslagen van rechtsvervolging. 1 soldaat: ontslag uit de dienst o.g.v. bewezen krankzinnigheid E. Doodslag: het door geweldpleging - echter zonder voorbedachte rade – doden van een persoon of erbij betrokken geweest. Geen datum vermeld. Naam, rang, compagnie en regiment:
25
Lodewich Booijs. Verdere gegevens ontbreken. Delict: heeft niet belet dat Jan Peters, soldaat onder de compagnie van luitenant kolonel Gerlach Verruci van Schultinge, regiment van kolonel Hendrick Losecaet doodslag heeft begaan aan mr. Berent Westerhoff. Vonnis krijgsgericht: beklaagde zal door de heen en weder trekkende korporaalschappen streng met spitsroeden worden geslagen. Gedeputeerden: aggraveren het vonnis. Lodewich Booijs wordt via de Punt uit de provincie van Stad en Lande gebannen. Vonnis: geen datum vermeld. 29-03-1703. Naam, rang en compagnie: Enno Jans, soldaat onder de garde van Zijne Hoogheid de Heer Prins en Stadhouder. Delict: de geconsigneerde beklaagde heeft op vrijdagavond 2 maart tussen 21.00 en 23.00 uur met Jan Ulsen op schildwacht staande binnen de poort van Prinsenhof alhier ene Hindrick, zoon van Peeter Schonevelt zodanig verwond, dat deze enige uren daarna is overleden. Aanklager: de kapitein geweldige eist dat beklaagde krachtens het 3e artikel van de artikelbrief tot afschrikken van anderen met de dood mag worden gestraft. Verdediging: de advocaten Loenen en Laman hoorden beklaagde en komen tot een tegengestelde conclusie en verzochten kost en schadeloosstelling en absolutie van de eis van de kapitein geweldige. Argumentatie: het slachtoffer is in het sterke gedrang van mensen mogelijk tegen een pilaar gevallen en heeft zich gekneusd. Bovendien was hij al ziekelijk. Als schildwacht moest beklaagde de orders gehoorzamen en het gedrang van het volk beletten. En als hij met zijn snaphaan heeft geslagen was dat niet opzettelijk of met een bepaald voornemen. Volgens de advocaat fiscaal hebben de getuigen Steven Cossel, Meulencamp, Christiaen Timmerman en Willem Peters van het slachtoffer vernomen, dat de wond hem door een schildwacht was toegebracht. Beklaagde vertelde dat de wond niet door een mede schildwacht was veroorzaakt en dat hij als schildwacht wel zijn snaphaan had mogen gebruiken. De advocaat fiscaal memoreerde dat een schildwacht zijn macht niet mag misbruiken. Vonnis krijgsgericht: de eis van de kapitein geweldige kan niet genoegzaam worden bewezen. Daarom wordt het proces krachtens het 22ste artikel van de instructie gesloten tot dat nader bewijs wordt geleverd. Ze laten beklaagde Enno Jans vrij. Vonnis: 28-03-1703. Secretaris Lodewijck Wijchel heeft uit naam van de heren van de Krijgsraad binnengestaan ter vergadering van de heren Gedeputeerden deze sententie overgeleverd. Gedeputeerden: approberen de sententie van het krijgsgericht. 26-03-1705. Naam, rang, compagnie en regiment: Korporaal Jochum Solingh en Conraad Frederick Krull, ruiters onder de compagnie van Frederick Jacob, Prins van Hessen-Homburg. Delict: beklaagden worden ervan beschuldigd Jan Steenck, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Siben Sibenius op 8 maart te hebben gehouwen en gestoken. Het slachtoffer is daarna binnen 13 dagen komen te overlijden. Vonnis krijgsgericht: uit de gedane en beëdigde verklaringen der getuigen is genoegzaam gebleken, dat beklaagden hieraan niet schuldig zijn. Zij absolveren de beklaagden. De kapitein geweldige wordt veroordeeld in de gerechtskosten. Vonnis: 26-03-1705. Gedeputeerden: confirmeren de gegeven sententie.
26
27-03-1705. Naam, rang, compagnie en regiment: Andries Sorlingh, ruiter onder de compagnie van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde zou eveneens Jan Steenck, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Siben Sibenius hebben gehouwen en gestoken, zodanig dat betrokkene binnen 13 dagen aan zijn verwondingen is overleden. Vonnis krijgsgericht: het is genoegzaam geconstateerd dat hij daaraan geen schuld heeft gehad. Maar hij heeft volgens eigen confessie ene Tonnis Sanders met zijn degen aan het hoofd verwond. Beklaagde moet door 80 gerangeerde ruiters 2 x heen en 2 x weder lopen en zal door hen met stijgriemen geslagen worden. Vonnis d.d. 08-03-1705 Gedeputeerden: altereren het vonnis in 1 x heen en 1 x weder te lopen door 80 gerangeerde ruiters. Actum Groningen d.d. 26 maart 1705. 28-04-1705. Naam, rang, compagnie en regiment: Beerend Rave, ruiter onder de compagnie van ritmeester Onno Berent Gruijs, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: hij heeft op 8 maart j.l. Jan Steenck, soldaat onder de compagnie van Siben Sibenius zodanig met zijn degen gehouwen en gestoken, dat het slachtoffer binnen 13 dagen dagen aan zijn verwondingen is overleden. Vonnis krijgsgericht: beklaagde Beerend Rave wordt bij verstek veroordeeld. Hij is publiekelijk 4 maal ingeëist, maar is niet verschenen om zich te verantwoorden. Mocht hij in handen van justitie vallen dan wordt hij met het zwaard gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis: d.d. 28-04-1705 Gedeputeerden: approberen het vonnis. 28-04-1705. Naam, rang, compagnie en regiment: Berend Hoppinck, trompetter onder de compagnie van ritmeester Wesselus Emmius, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde heeft op zaterdagavond 20 december 1704 Gerrit Bruins, trompetter onder ritmeester Bruins zodanig met zijn degen verwond, dat het slachtoffer weinige uren daarna is overleden. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt bij verstek veroordeeld. Hij is 4 x publiekelijk ingeëist, maar niet verschenen om zich te verantwoorden. Indien hij in handen van justitie komt te geraken, zal hij met het zwaard worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis: 28-04-1705. Gedeputeerden: approberen de sententie van het krijgsgericht. 26-04-1708. Naam, rang, compagnie en regiment: Christoffer Smit, ruiter onder de compagnie van ritmeester Johan Oesewolt Eeck, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde heeft op 12 maart 1708 ene Frits Doedens met zijn degen zodanig verwond, dat deze korte tijd daarna is komen te overlijden. Dit blijkt genoegzaam uit de genomen informatie en beëdigde verklaringen.
27
Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt bij verstek veroordeeld. Hij is 4 x in het openbaar bij trommelslag ingeëist, gelijk ook per edicta ad valvas geciteerd zijnde om zijn verantwoording te doen, maar hij is niet gecompareerd. De aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde volgens het 3e artikel van de artikelbrief met de dood mag worden gestraft. Mocht beklaagde in handen van justitie geraken, dan zal hij met het zwaard worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis: 24-04-1708. Gedeputeerden: approberen en confirmeren de sententie van het krijgsgericht. 24-05-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Jeremias Thier, korporaal onder de compagnie van kapitein Samuael Bossier, regiment van wijlen kolonel Frans Casimir Junius. Delict: beklaagde, die fugitief is, heeft op 4 februari Adam Nartius, korporaal onder dezelfde compagnie zodanig verwond, dat hij na enige dagen is komen te overlijden. Beklaagde is daarna in hechtenis genomen, maar heeft zich daaruit weten te salveren. Beklaagde is vervolgens in 4 termijnen publiekelijk gedaagd, maar is niet verschenen om zich te verantwoorden. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd, mocht hij in handen van justitie komen te geraken om door de scherprechter met het zwaard te worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis d.d. 22-05-1713. Was getekend: Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 26-06-1715. Naam, rang, compagnie en regiment: Cornellis Peters, soldaat onder de compagnie van kapitein Peter Matthiae, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: uit genomen informatie is genoegzaam gebleken, dat beklaagde op 25 maart j.l. namiddags ten huize van de herbergier Jan Boon zich heeft onderstaan zijn mede soldaat Casper Freriks uit te vorderen om te vechten. Buiten het huis heeft beklaagde hem een wond geïnfligeerd, waaraan het slachtoffer korte tijd daarna is komen te overlijden. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 3e en 62ste artikel van de artikelbrief met de dood mag worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: zij verklaren de kapitein geweldige in zijn genomen eis en conclusie wel gefundeerd en verstaan, dat in geval beklaagde in handen van justitie komt te geraken hij met het zwaard zal worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis d.d. 25-06-1715. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: oordeel onbekend. 10-04-1721. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Willems, soldaat onder de compagnie van kapitein Gerrold Feytsema Gruys, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: uit de genomen informatie is gebleken, dat beklaagde op 13 januari j.l. ’s avonds, nadat er een geschil was gerezen tussen beklaagde en Jan Jans, soldaat onder de compagnie van kapitein Hindrik Moltmaker, regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Beiden zijn op de wal tussen Cranepoort en A -poort gegaan om te vechten. Beklaagde heeft het slachtoffer Jan Jans een dodelijke verwonding met zijn degen toegebracht.
28
Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde, mocht hij in handen van justitie vallen, conform het 3e artikel van de artikelbrief met de dood moet worden gestraft. Beklaagde is per edictum ad valvas ingeëist, maar op de gestelde termijnen niet verschenen. Hij is voortvluchtig. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd, als hij in handen van justitie komt te geraken, om met het zwaard te worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis d.d. 29-031721 op het Geweldige Hof. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Samenvatting doodslag: In bovengenoemde periode zijn 10 rechtszaken, waarbij 11 militairen waren betrokken. Van hen zijn 6 militairen fugitief te weten 1 korpraal, 2 ruiters, 2 soldaten en 1 trompetter. Zij worden in het openbaar middels trommelslag en affixie geciteerd, maar geen van hen is gecompareerd om zich te verantwoorden. Zij worden allen veri contumaces verklaard. Hun namen worden vervolgens door de scherprechter aan de galg geslagen en mochten ze in handen van justitie geraken dan zullen ze met het zwaard worden gestraft tot de dood erop volgt. Van de overige 5 militairen kan de staf wel ten uitvoer worden gebracht: 1 soldaat: uit de provincie van Stad en Lande gebannen. 1 ruiter: spitsroeden lopen. 1 soldaat: uit voorlopige hechtenis ontslagen totdat het overtuigende bewijs is geleverd. 1 korporaal [van de ruiters] en 1 ruiter: ontslagen van rechtsvervolging. F. Geweldmisdrijven: Misdaad die gepaard gaat met bedreiging en vaak lichamelijk geweld, zoals mishandeling en aanranding. Soms worden vernielingen aangericht. Ook straatschenderij wordt hieronder gerekend. D.w.z. baldadigheid tegen personen of goederen waardoor gevaar of nadeel kan worden teweeggebracht aan de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaatsen. 28-04-1697. Naam, rang en compagnie: Jan Capot, soldaat onder de garde van kolonel en veldmaarschalk Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau. Delict: op 1 april 1697 heeft beklaagde ene J. Keens aan de markt openlijk geslagen, samen gevochten en de dag erna op Goede Vrijdag om 5 uur s’morgens bij het Nieuwe Kerkhof hem opgewacht en opnieuw toegetakeld. Aanklager: de kapitein geweldige eist dat beklaagde gestraft wordt volgens het 3e artikel van de artikelbrief. De verdediging van beide partijen voeren argumenten pro en contra aan. Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet de proceskosten betalen en 6 x heen en 6 x weder lopen door alle soldaten van het garnizoen en door hen zeer streng met spitsroeden geslagen te worden. De secretaris van het krijgsgericht, Lodewijck Wijchel verzoekt op 27-04-1697 goedkeuring van dit vonnis. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht en verlichten het vonnis van het krijgsgericht. In plaats van 6 x moet beklaagde 3 x streng met spitsroeden geslagen worden. Vonnis: 28-04-1697.
29
16-10-1697. Naam, rang, compagnie en regiment: Marten Smith, soldaat onder de garde van Zijn Vorstelijke Doorluchtigheid kolonel en veldmaarschalk Hendrick Casimir II, de heer Prins van Nassau. Delict: op 4 oktober kreeg beklaagde ruzie met een mede soldaat, genaamd Willem Giet. Na enige scheldwoorden werden de degens getrokken en verwondde hij de wang van Willem Giet. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde aan het leven volgens het 32ste artikel van de artikelbrief gestraft moet worden. Vonnis krijgsgericht: na slachtoffer en dader gehoord te hebben, veroordeelde het krijgsgericht Marten Smith om 2 x heen en 2 x weder door het garnizoen van de stad gerangeerd zijnde te lopen en door hen met spitsroeden geslagen te worden. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht. In plaats van 2 x spitsroeden lopen en geslagen te worden, moet beklaagde 1 uur lang 6 musketten dragen. Vonnis: 16-10-1697. 07-02-1698. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Isebrants, knecht, beschouwd en op de monsterrol gezet als soldaat, onder de compagnie van overste luitenant Niclaes Sijghers, regiment kolonel Rempt ten Ham van Holtzappel Delict: uit de genomen informatie is genoegzaam gebleken dat beklaagde op 13 januari j.l. zich niet heeft ontzien na vele ongeregeldheden, ten huize van de bruid van de solliciteur Hendrick Brongers gepleegd te hebben, ook de oudste dochter van de overste voor het hoofd te slaan, zodat zij er een dikke opgezwollen wang aan overhield. Naderhand in de hoofdwacht was hij gaan schelden, razen, vloeken en tieren en heeft de hoofdofficier van de wacht de kapitein Wilhelm van Euwssum [Ewsum] kwalijk bejegend. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 4e en diverse andere artikelen van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal onderschreef deze conclusie op grond van de verklaringen van de overste luitenant Niclaes Sijghers en de solliciteur Hendrick Brongers. En het slaan van de oudste dochter van de overste uit de getuigenis van L. Wiringha. Verdediging: de advocaten Laman en Wilman hoorden beklaagde en verzochten absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. Dat hij zich in het huis van de bruid had misdragen kon niet worden bewezen omdat men hem niet kende. Met verlof van de overste was beklaagde naar huis gebracht. Maar hij was met andere jonge lieden volgens de gewoonte op zulke dagen naar de wijncoop gegaan om zich te vermaken en was aldaar door vrouwlieden dronken gevoerd en als een vastgebonden beest op een baar thuis gebracht. Bovendien zegt de oudste dochter van de overste, dat beklaagde haar niet zo hard had geslagen dat haar wang daarvan dik geworden was. Beklaagde is al gestraft op de hoofdwacht, die hem bont en blauw hebben geslagen. Beklaagde zelf sustineerde dat hij lange tijd in de bittere kou in de gevangenis heeft gezeten voor de fout van zijn dronkenschap. Bovendien heeft hij zijn heer drie jaar als een trouwe knecht gediend en is in die tijd nooit in een herberg of op andere kwade plaatsen geweest. Volgens zijn heer behoorde hij niet tot de soldaten te worden gerekend en heeft hij nooit ’s lands dienst waargenomen. [het gehele proces is warrig met vele latijnse rechtstermen en onduidelijke verklaringen] Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 x heen en 2 x weder door de gewone parade van soldaten te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te
30
worden. De proceskosten moeten door de kapitein geweldige namens de provincie worden betaald omdat beklaagde daartoe wegens armoede niet in staat is. Vonnis d.d. 05-02-1698. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht en verstaan, dat beklaagde in plaats van 2 x, nu 1 x heen en 1 x weder door de gerangeerd staande gewone parade zal moet lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Daarna wordt hij gecasseerd zonder paspoort en wordt hij gecondemneerd in de proceskosten, maar omdat beklaagde in armoede leeft, komen het sluitgeld, mondkosten en kosten van de spitsgarden ten laste van de provincie. Vonnis d.d. 07-02-1698. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel vertoonde deze sententie in de vergadering van de heren Gedeputeerden. 09-03-1699. Naam, rang en compagnie: Matthiae Eppingh, tamboer onder de compagnie Friezen van Pijlacq Delict: beklaagde heeft op 14 april [?] s’avonds om 20.00 uur te Leeuwarden op de IJwal de jood Levi Jacobs en zijn zoon Philip Levi in dronken toestand met hulp van een andere soldaat zeer boos en moorddadig aangetast en met name de vader zwaar gekwetst. Bovendien was hij zonder verlof van de commanderende officier van zijn compagnie ‘gedeserteerd’. Verdediging: de advocaten Laman en Wilman hoorden beklaagde. Hieruit bleek dat de jood gedronken had en beklaagde niet met een bajonet had gestoken. Dit moest door Jurrien Geerts de andere soldaat zijn gedaan. De beklaagde had alleen zijn geweer bij zich. De desertie was wel geschied. Vonnis Krijgsgericht: condemneerde beklaagde -na examinatie van alle stukken- om door 200 gerangeerde soldaten 3 x heen en 3 x weder te lopen en door hen met spitsroeden streng geslagen te worden. Vonnis: 09-03-1699. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht en verstaan dat beklaagde i.p.v. 3 x, nu 2 x heen en weder door 200 gerangeerde soldaten zal lopen en door hen met spitsroeden streng geslagen te worden. 28-12-1701. Naam, rang, compagnie en regiment: Hans van Arden, trompetter onder ritmeester Feyo Johan Sickinge, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: op 10 december heeft beklaagde een handgemeen gehad met enige personen in de herberg van Rense Grambergen. Heeft gepoogd de korporaal Jan Vloet te dwingen met hem brandewijn te drinken. Advocaten: Wilman en Eijssonius hebben beklaagde gehoord en concluderen dat hij volgens het 9e artikel van het 6e boek Ommelander Landrecht beboet had kunnen worden met 2 daalders. Enige personen hebben hem op het vuur gesmeten, waarvan hij de ‘lijktekenen’ nog op het voorhoofd heeft. Heeft bovendien al te lang in voorarrest gezeten. Vonnis krijgsgericht: heeft de beklaagde geabsolveerd en de kapitein geweldige gecondemneerd in de proceskosten. Gedeputeerden: confirmeren de sententie. Vonnis: 28-12-1701. 06-03-1703. Naam, rang, compagnie en regiment: Hendrick Winsemius, vaandrig onder kapitein luitenant Johan Blanche van de Prinselijke Garde. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft op 20 januari j.l.
31
’s avonds om 19.00 uur in het Heren Wijnhuis te Groningen de secretaris Lodewijck Wijchel, die een tweetal akten op zijn verzoek kwam brengen, kwalijk bejegend en enige dreigementen geuit. Heeft hem uitgedaagd en het slachtoffer is in het vuur geraakt en heeft zijn hand en kleding deerlijk verbrand. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde met voorbedachten rade en in functie zijnde deze daad heeft gepleegd en arbitrair moet worden gestraft. Heeft ook het gezag van de heren van het krijgsgericht gevilipendeerd. Volgens getuigenverklaringen van Derck Clooster en boekhouder Camphuis heeft beklaagde met opzet gehandeld. Beklaagde was ontevreden over twee gerechtelijke akten en had de secretaris uitgedaagd. Verder worden diverse artikelen uit de artikelbrief, landrechten en militaire orders aangehaald. Verdediging: de advocaten Upmeijer en Entrup verzochten kost en schadeloze absolutie. Het blijkt dat beklaagde de secretaris niet op het vuur heeft gesmeten. Ook heeft hij geen order aan de boekhouder gegeven om de secretaris op te eisen, maar naar hem gevraagd omdat betrokkene bij toeval in het Wijnhuis was om de geboden van de zusters van zijn overleden vrouw te laten optekenen. Er is geen voorwacht door hem gepleegd. De Edel Mogende Heren Gedeputeerden van Stad en Lande laten een akte brengen door Daniel Slogteren d.d. 27-02-1703, Vonnis Krijgsgericht: beklaagde wordt uiteindelijk geabsolveerd, mits dat hij de proceskosten zou betalen. Gedeputeerden: altereren deze sententie. Beklaagde wordt geabsolveerd van de genomen eis en conclusie van de kapitein geweldige met compensatie van de proceskosten. Actum Groningen in het College d.d.06-03-1703. 30-03-1703. Naam, rang, compagnie en regiment: Frans Janssen, soldaat onder kapitein Wessel Emmius, regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: beklaagde heeft op 14 maart zijn kameraad Berent Buiter in de Visserstraat zonder noodzaak of de minste reden in het been geschoten. Heeft zijn geweer misbruikt en moedwil bedreven op de openbare straat. Advocaten: horen de beklaagde. Het was een ongeluk. Verzoeken kost en schadeloosstelling en absolutie. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde arbitrair moet worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: condemneerde beklaagde om door de gewone parade 2x heen en 2x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Gedeputeerden: verzwaren de sententie van de Krijgsraad tot 3x heen en 3x weder. Vonnis: 30-03-1702. 27-03-1703, Naam, rang, compagnie en regiment: Jochem Feltes, Conraed Frederick Crull en Jurrien Wilhelm Droege, allen ruiters onder de compagnie van ritmeester Ludolph Auwema, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagden hebben op vrijdag 26 februari s’avonds om 17.00 uur bij de Poelepoortenpijpe enige burgers en inwoners van deze stad voor schurken uitgescholden en tegen hen hun degens getrokken. Brouwer Bolhuis hebben ze achtervolgd tot in zijn brouwerij en hem daar aangevallen. Hindrick Fransen die te hulp was gekomen, werd deerlijk geslagen en verwond. Op straat hebben ze de gewezen olderman Allert Nitringh aangepakt en onder de
32
voet gelopen en kwalijk getrakteerd en vervolgens vele insolentien, geweld en moetwil bedreven. Aanklager: de kapitein geweldige eiste tot exempel van anderen en tot demping van dergelijke verstoringen dat beklaagden volgens het 3e artikel van de artikelbrief te straffen met de dood. Secretaris Lodewijck Wijchel overhandigde uit naam van de heren van het krijgsgericht deze sententie aan Gedeputeerden. Verdediging: de advocaten Loenen en Laman hoorden de beklaagden en concludeerden dat de beschuldigingen van de aanklager niet genoegzaam kunnen worden bewezen. De getuigenissen zijn niet betrouwbaar. De ruiters werden uitgelachen en beschimpt en moesten zichzelf verdedigen tegen de aanvallen van burgers met grensbomen en stokken. Ze waren genoodzaakt hun degens te trekken, zodat dit voor geen militair delict, maar een delictum commune [civiel delict] gerekend moest worden. Daarbij memoreren ze aan vergelijkbare zaken van Jan Capott, Matthias Eppingh en Hanke Peeters, waarvan de minste zaak strafbaarder is geweest, maar zij werden vrijgesproken. Vonnis krijgsgericht: condemneerde de beklaagden om 2 dagen achtereen door 200 man cavalerie gerangeerd staande ieder 3 x heen en 3 x weder te lopen en door hen streng met spitsroeden geslagen te worden. Vonnis: 26-03-1703. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 15-11-1707. Naam, rang, compagnie en regiment: Derck Eppes, soldaat onder de compagnie van luitenant kolonel Siben Sibenius, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: op 18 oktober heeft beklaagde in zijn dronkenschap thuis bij Lisebeth Meijers gedreigd haar schotels en glazen te ruineren en haar tegen de kast geduwd en haar getracht te ‘forceren’. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, gestraft moet worden volgens het 4e en 67ste artikel van de artikelbrief. Welke conclusie de advocaat fiscaal sondeerde uit de eigen confessie van de beklaagde en de verklaringen van de dames Geesien Lucas, Lisebeth Meijers en Maria Sities. Daarop is de straf van de artikelen 4, 67 en 81 van toepassing. Verdediging: de advocaten Laman en Schainck hoorden de beklaagde en verzochten absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. Zij voerden aan dat beklaagde met permissie van zijn officier op de turfschuiten heeft gevaren en Wolter Cornelis, een kameraad heeft ontmoet, die hij de hele zomer niet had gesproken. Samen hadden ze gedronken en hij was in het huis van Lisebeth Meijers terecht gekomen, waar hij nooit eerder was geweest. Hij zou nu niet eens meer weten waar het was. Hij bekende wel dronken te zijn geweest. Artikel 67 was echter niet op hem van toepassing, omdat hij tijdens zijn dronkenschap geen tocht of wacht heeft gehad, m.a.w. hij had geen dienst. Wat betreft het dreigen en ruineren van glazen in het huis, wisten zowel Lisebeth Meijers als Gesien Lucas niet meer wie dat heeft gedaan. Er waren meerdere personen in huis geweest. Wolter Cornelis was even na 12 uur nadat de glazen waren ingeslagen weggegaan naar de wacht. Ook kan niet worden bewezen, dat hij Geesien Lucas lastig heeft gevallen. Verder worden de vrouwen niet als deugdzaam betiteld. Vonnis krijgsgericht: veroordeelde de beklaagde om 2 achtereenvolgende dagen door de soldaten van dit garnizoen in rijen gerangeerd staande te moeten lopen 6 x heen en 6 x weder om door hen met 2 voorop lopende sergeanten [zij gaven het tempo aan en keken of iedereen wel sloeg] streng met spitsgarden geslagen te worden.
33
Gedeputeerden: prefereerden gratie voor rigeur van recht en altereerden de sententie van het krijgsgericht, beklaagde moet 2 achtereenvolgende dagen i.p.v. 6 x, nu 3 x heen en 3 x weder door de soldaten van dit garnizoen in twee rijen gerangeerd passeren om door hen, mits voorafgaande door 2 sergeanten met hun hellebaarden de punten achterwaarts gekeerd, streng met spitsgarden geslagen te worden. 19-03-1709. Naam, rang, compagnie en regiment: Harm Watercamp, soldaat onder de compagnie van kapitein Onno Lijphart, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft s’nachts tussen 19 en 20 februari met zijn ontblote degen in de hand op de deur geklopt van ene Trijntjen Laurens in de Tettiesgang. Toen zij open deed, heeft hij haar in de borst gekwetst. Hij was dronken. Vonnis krijgsgericht: veroordeelde beklaagde om 2 dagen achtereen door 80 gerangeerde soldaten tijdens de parade te lopen, 3 x heen en 3 x weder om door hen streng met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 19-03-1709. Akte getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen de sententie van het krijgsgericht en geven te verstaan dat dit ten uitvoer kan worden gebracht. 17-02-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Hendrik Tuijsman, soldaat onder de compagnie van kapitein Warnerus Clock, regiment van kolonel Hieronimus Alberti. Delict: beklaagde heeft op 4 februari voormiddags om 11 uur mede de wacht houdende ene Willem Jans, stadsturfmenner na een woordenwisseling met zijn degen een wond in de linkerzijde toegebracht. De aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens de artikelbrief met de dood moet worden gestraft. De advocaat provinciaal adstrueerde de genomen conclusie van de kapitein geweldige als volgt. Beklaagde heeft zijn degen getrokken; slachtoffer was geen soldaat; de beëdigde verkaringen van Thomas Jans, Gosen van den Bergh en Zacharias van Hel contra beklaagde. De kapitein geweldige heeft de artikelbrief strikt toegepast volgens Staatse resolutie van 18 maart 1630, waarbij de Edele Mogende Heren Staten het recht van gratie of verzwaring [van het vonnis] was toegestaan. Verdediging: de advocaten Laman en Upmeier hoorden beklaagde en komen met een tegengestelde conclusie. Zij zijn van mening dat het 3e en 32ste artikel niet van toepassing zijn. Beklaagde heeft eerst met woorden en daarna gedreigd om het slachtoffer met een turf tegen het hoofd te stoten en vervolgens zijn degen getrokken met de bedoeling zijn woorden kracht bij te zetten. Beklaagde heeft het slachtoffer per ongeluk gekwetst. Als wachthoudende soldaat was het wel zijn beurt om turf naar binnen te brengen. Het slachtoffer had op zijn beurt beklaagde niet moeten dreigen en de turfmand niet moeten omsmijten, zeggende “Gij zult zien wat u zal overkomen”. Verder citeren de advocaten bepaalde rechtgeleerden. Beklaagde heeft vanaf zijn 15e het land 17 jaar gediend onder de compagnie en op zee; heeft nooit straf gekregen of gevangen gezeten. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 150 gerangeerde soldaten te lopen, elke dag 3 x heen en 3 x weder. Mits vooraf gegaan door 2 sergeanten met de spitsen van hun hellebaarden naar beneden om door de soldaten streng met spitsgarden geslagen te worden.
34
Gedeputeerden: altereren en mitigeren het vonnis in die zin dat beklaagde 2 dagen achtereen door 100 man gerangeerde militie zal moeten lopen, elke dag 3 x heen en 3 x weder, mits vooraf gegaan door 2 sergeanten met de spitsen van hun hellebaarden naar beneden om streng door de soldaten met spitsroeden geslagen te worden. 06-03-1711. Naam, rang en compagnie: Jan Cremer, ruiter onder de compagnie van majoor Evert Lewe, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde heeft nevens ene Frerik en Peter Tamboer met nog een ander, allen soldaten onder de compagnie van kapitein Abraham Coops in het regiment van kolonel Johan Wichers op 11 februari j.l. tegen de avond ten huize van Elsien Willebrands na het drinken van 6 kroezen bier stampij gemaakt en de degen getrokken. Hij heeft Nicolaes Steenwits om de oren geslagen en hem met zijn kameraad voor ‘pluggen’ uitgescholden. Daarna is hij naar het huis gegaan van Harmtien Jans en heeft daar met de andere genoemde personen allerlei baldadigheden gepleegd. Deze daden zijn volgens de wetten strafbaar. Vonnis krijgsgericht: als beklaagde gepakt wordt, zal hij een uur lang vanaf het begin van de parade op het houten paard moeten zitten. Vonnis d.d. 04-03-1711, getekend door secretaris Lodewijck Wijchel van de Krijgsraad. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 06-03-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Wilcke Bourmeé, ruiter onder de compagnie van ritmeester Helprich Rosingh [Rosinck], regiment van kolonel Frederick Jacob Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde heeft op 20 februari in de wacht onenigheid gekregen met Tonnis Thijes, ruiter onder dezelfde compagnie. Heeft met zijn degen de linker arm en rechter hand van Tonnis gekwetst. Dit blijkt uit genomen informaties en eigen confessie. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door 80 gerangeerde ruiters 4 x heen en 4 x weder te lopen, 2 dagen achtereen, mits voorgaand door 2 korporaals met de blote degen de punten achteruit houdend om door hen met stijgriemen geslagen te worden. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 06-03-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Conraad Deek, soldaat onder de compagnie van kapitein Abraham Coops, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde heeft op 11 februari s’avonds om 21.00 uur in het huis van Harmtien Jans ene Jan Cremer, ruiter onder de compagnie van majoor Evert Lewe, regiment van kolonel Frederick Jacob Prins van Hessen Homburg een zware blessure op het hoofd en een kwetsuur dwars door de onderste lip met een tephaak toegebracht. Dit blijkt uit genomen informaties en eigen confessie. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achter elkaar voor de hoofdwacht iedere dag een uur lang 8 snaphanen te moeten dragen. Vonnis: 04-03-1711. Gedeputeerden: approberen deze sententie.
35
18-03-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrik van der Meulen, ruiter onder de compagnie van ritmeester HendrickVeltman, regiment van kolonel Frederick Jacob Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde had op vrijdag 27 februari zelf de wacht; dronken zijnde in het huis daar de ruiterwacht uithangt; heeft ruzie gemaakt met de hospes, waardoor enig goed in stukken is geraakt. Tevens kwam er een gat in zijn broek en bil. Daarna heeft beklaagde ene Peter Passra, ruiter onder dezelfde compagnie, die ook wacht had, met zijn degen op en in het hoofd gehouwen. Toen de wacht verscheen, trok beklaagde zijn mes. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 4 x heen en 4 x wederom door 80 gerangeerde ruiters te moeten lopen om door hen met stijgriemen geslagen te worden. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht d.d. 18-03-1711. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 20-05-1712. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Adam Naarhuijs, geboortig van Hanau, korporaal onder de compagnie van kapitein Samuael Bossier, regiment van wijlen kolonel Frans Casimir Junius. Delict: beklaagde heeft op 18 mei ’s avonds omstreeks 21.30 uur in de Geltingestraat [lees: Gelkingestraat] voor de herberg ‘De Coning van Polen’ ene Laurens Fuist, soldaat onder dezelfde compagnie een kwetsuur met zijn degen in de rechterborst toegebracht. Dit blijkt uit genomen informaties en eigen confessie. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt veroordeeld om een half uur voor en een half uur na de parade op het houten paard te zitten met een snaphaan, die aan ieder been hangt. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Vonnis d.d. 20-05-1712. Was getekend: A. J. Trip. 09-12-1712. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Croese, soldaat onder de compagnie van de overste Johan Wichers en Lieuwe Jelmes, soldaat onder de compagnie van luitenant kolonel Adriaen Bothenius, beiden onder het regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagden hebben moedwilligheden begaan aan een zekere vrouw bij het Kleine Poortjen. Ze hadden daar wacht en een van hen moest de post van schildwacht waarnemen. Gedeputeerden: beklaagden worden gecondemneerd om op 9 december s’middags door de parade van 100 man te lopen en door hen met spitsroeden geslagen te worden. Jan Croese moet 4 x heen en 4 x weder lopen en Lieuwe Jelsmes 3 x heen en 3 x weder. De officier, die de parade aanvoert, zal erop toezien dat een ieder van het gecommandeerde volk slaat. Mocht iemand in gebreke blijven dan zal hij diegene direct de rok laten uittrekken en zal betrokkene 1 of 2 x spitsroeden moeten lopen. 10-01-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Adolphs, tamboer onder de compagnie van kapitein Hindrick Moltmaker, regiment van kolonel Hieronimus Alberti. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft zich op 26 december j.l. na bezettter wacht in het Koldegat [lees: Koudegat] onderstaan zijn degen te trekken en ene Jan Gerards uit te dagen en hem vervolgens een wond in de linker borst toegebracht.
36
Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 32ste en 42ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal deelde de genomen conclusie van de kapitein geweldige als volgt. Beklaagde heeft na bezetter wacht zijn degen getrokken. Hij heeft het slachtoffer uitgedaagd, maar dat weet hij niet meer omdat hij dronken was. Hij riep ‘werda’, maar hij was geen schildwacht. De getuigen Jantien Dilmans en Jacobus Toops bevestigen dit. De beklaagde heeft volgens eigen confessie zijn degen getrokken op de publieke straat en het slachtoffer een wond toegebracht. De advocaat fiscaal haalde de rechtsgeleerde Caballus aan. Verdediging: de advocaten Entrup en Schaink hoorden beklaagde en verzoeken absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Tussen beklaagde en het slachtoffer is geen kwestie geweest, noch is er sprake geweest van een uitdaging. Hij heeft ‘werda’ geroepen omdat hij de aankomende niet kende. Beklaagde was van plan naar huis te gaan en niet om uit te dagen of te willen vechten. Het slachtoffer had hem gevraagd of hij op schildwacht stond. Beklaagde antwoordde ontkennend. Het slachtoffer had daarop uitgeroepen ‘wat raakt die lummel dat?’ Daarna had beklaagde zijn degen getrokken, zoals genoemde getuigen bevestigen. Daarna citeren de advocaten rechtsgeleerden in het latijn en met diverse artikelen. Beklaagde heeft het slachtoffer naar een barbiershuis willen begeleiden. Het slachtoffer was naar enige dagen weer gezond geweest en was naar de kerk gegaan. Tenslotte verzoeken de advocaten reflectie te nemen op de jongheid van de tamboer, die nooit eerder een kwestie met iemand heeft gehad en zelfs niet door zijn officier is berispt. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om op een dag door 100 man van dit garnizoen in rijen gerangeerd staande, 4 x heen en 4 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 09-01-1713 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde dit door hem ondertekende vonnis in de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht en altereren het vonnis in die zin dat beklaagde in plaats van 4 x, nu 2 x heen en 2 x wederom door 100 man van dit garnizoen in rijen gerangeerd zal moeten lopen en door hen met spitsroeden geslagen te worden. 11-03-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Daniel Ros[s], soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Adriaen Bothenius, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft op 20 februari in de herberg van Thomas Muntingh vele insolenties gepleegd aan de hospes, die hem niet wilde binnenlaten. Heeft dreigementen geuit, met getrokken sabel op de deur gehouwen en vervolgens glazen ingesmeten. Op 24 februari heeft beklaagde in deze herberg ene J. Meijer zijn degen ontnomen en hem op het hoofd geslagen. Heeft de degen niet teruggegeven, evenals 5 schellingen. Aanklager: de kapitein geweldige, concludeerde dat beklaagde volgens het 3e, 32ste en 42ste artikel van de artikelbrief aan het lijf moet worden gestraft. De advocaat fiscaal staafde de genomen conclusie met zes beëdigde getuigenverklaringen en confessie van de beklaagde. Verdediging: de advocaten Adriani en Schaink hoorden beklaagde en verzochten absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. Hij had wel de degen van monsieur Meijer afgenomen omdat er ruzie was ontstaan in het gezelschap in de herberg. Hij had zelf geen degen bij zich en wilde zichzelf en de heer Meijer voor verdere kwetsuren behoeden. Beklaagde had geen schuld aan het insmijten van de glazen, want hij was met ene Hermannus
37
Derx naar huis gegaan en de glazen waren pas een half uur daarna ingesmeten. Afpersing van geld kon evenmin worden bewezen. Getuigenissen van Thomas Muntingh en zijn vrouw waren niet valide. Hij had de hospes bedreigd omdat deze met kwade woorden de deur voor zijn neus had dichtgesmeten. Dat hij met zijn sabel op de deur had geslagen, kwam omdat er geen klopper was. De advocaat fiscaal bleef bij zijn genomen eis en meende dat de getuigenissen van Thomas Muntingh en zijn vrouw voor valide moesten worden gerekend. En uit de andere getuigenissen bleek genoegzaam de begane delicten. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door 150 man gerangeerd staande 5 x heen en 5 x weder te lopen en door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 10-03-1713 op het Geweldige Hof. De secretaris van het krijgsgericht, Lodewijck Wijchel overhandigde deze sententie aan de heren Gedeputeerden. Gedeputeerden: altereren deze sententie in die zin, dat beklaagde in plaats van 5 x heen en weder, nu 3 x heen en wederom door 150 man gerangeerde militie zal moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 04-07-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Allard, soldaat onder de compagnie van kapitein Jacob Groothuijs en Jan Ottens, soldaat onder de compagnie van kapitein Jacob Schainck. Beiden onder het regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagden, geconsigneerd in de hoofdwacht, hebben op vrijdag 30 juni buiten de Herepoort woorden met elkaar gekregen. Ze waren overstallig dronken, trokken hun degens, waarbij de ene de andere blesseerde aan de hand. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om 2x heen en 2x weder te moeten lopen door de parade gerangeerd staande om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 04-07-1713. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 10-07-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Jacob Hetser en Tonnis Jurriens, ruiters onder de compagnie van ritmeester Remmert van Ewsum, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagden zijn geconsigneerd in de hoofdwacht wegens gepleegde moetwil. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om heden namiddag 2 x heen en 2 x weder door de parade van 200 gerangeerd staande soldaten te moeten lopen en door hen met spitsroeden geslagen te worden. Gedeputeerden: oordeel onbekend. 03-08-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Ferdinand Gewiller, ruiter onder de compagnie van ritmeester Remmert van Ewsum, regiment van kolonel Frederick Jacob Prins van Hessen Homburg. Delict: uit genomen informatie is gebleken, dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, op 1 juli j.l. ’s avonds tussen 11 en 12 uur omtrent de Poelestraat de advocaat Schaink en de kapitein geweldige Mahu op de openbare straat heeft aangevallen en met getrokken sabel hun hoeden van het hoofd heeft gehouwen en daarbij de advocaat Schaink aan het voorhoofd heeft gekwetst. Beklaagde heeft een schending van de openbare weg
38
begaan, waaraan het gemeen ten uiterste is gelegen en heeft bovendien misbruik gemaakt van het geweer dat hem is toevertrouwd ter verdediging van het land en zijn ingezetenen. Aanklager: de luitenant geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 32ste en 3e artikel van de artikelbrief aan het leven moet worden gestraft. De advocaat fiscaal onderschreef de genomen conclusie van de luitenant geweldige. De feiten uit de beëdigde verklaring van de advocaat Schaink en de verklaringen van de korporaal Geert Christoffer Walter en de kapitein geweldige Mahu is genoegzaam gebleken, dat straatschendingen ingevolge het 3e artikel aan het lijf of leven na exigentie van zaken moeten worden gestraft. Daarbij worden enige rechtsgeleerden aangehaald. Verdediging: de advocaten Eijssonius en Hofsnijder hoorden beklaagde en verzoeken absolutie van de genomen conclusie van de luitenant geweldige. De feiten zijn niet genoegzaam bewezen. De eigen confessie was niet constant met de bekentenis. De getuigenissen van advocaat Schaink en de kapitein geweldige zijn niet valide, omdat zij als aanklagers moeten worden beschouwd. Daarbij worden rechtsgeleerden aangehaald. Verder blijkt dat zij beklaagde niet kenden en niet bewezen kan worden dat beklaagde hun hoeden van het hoofd heeft gehouwen. Beklaagde kwam van een wijnkoop, waar veel wordt gedronken. Beklaagde was overstallig dronken geweest en heeft nergens van geweten. Volgens de rechtsgeleerde Feltman moet er onderscheid worden gemaakt tussen iemand die uit een herberg komt en die uit een wijnkoop komt, waar altijd veel gedronken wordt. Zij volhardden derhalve dat de conclusie van de luitenant geweldige om aan het leven te straffen daarom moest komen te vervallen. De advocaat fiscaal meende dat het volledige bewijs van straatschenderij was geleverd en dat volgens de nieuwe constitutie van 1705 dit aan lijf en leven strafbaar is. Bovendien was beklaagde enige tijd afwezig zonder verlof. Bij rekwest had beklaagde pardon verzocht bij Gedeputeerde Staten van Stad en Lande. De hoeden van de ‘slachtoffers’ waren de volgende nacht onder de deur van het Geweldige Hof doorstoken gevonden. Zijn dronkenschap excuseerde beklaagde niet van het delict, maar graveerde dit. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door 200 gerangeerd staande ruiters 4 x heen en 4 x weder te moeten lopen om door hen met stijgriemen geslagen te worden. Vonnis d.d. 02-08-1713 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde dit door hem getekende vonnis in de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: mitigeren deze sententie in die zin dat beklaagde door 200 ruiters 3 x heen en 3 x weder zal moeten lopen om door hen met stijgriemen geslagen te worden. 31-08-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Willem Loman, soldaat onder de compagnie van kapitein Otto Georg Veltman, regiment van brigadier Ludolf Luyrt Ripperda. Delict: volgens zijn eigen bekentenis en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde op 31 juli j.l. ’s nachts omtrent 11 uur toen hij op schildwacht stond bij de deur van de rentmeester van de stad Wichers enige burgers van deze stad en de vrouw van de geweldige verhinderd heeft de openbare straat te passeren en heeft hij genoemde vrouw met de rondstok geslagen en daarna met getrokken degen achtervolgd. Deze zaken zijn in een welgestelde Republiek niet te tolereren. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 3e en 32ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal deelde de conclusie van de kapitein geweldige en meende dat de eigen bekentenis van de beklaagde genoeg was, maar ten overvloede bracht hij ook de verklaringen
39
van H. Rotgers, Tjaard Fockes, Claas Polandt, Mechelina Beekmans, Tonnis Hamhuijs, Wijtze Annes, Jan Gerrits, Everd Roelefs en Koene Hindrix naar voren. De feiten waren duidelijk bewezen en beklaagde moest volgens het 3e artikel wegens het gepleegde geweld aan lijf of leven worden gestraft. Verder heeft beklaagde diverse personen beledigd, terwijl hij alleen het huis van de rentmeester moest bewaken en niet om ’s lands geweer tegen de burgers en ingezetenen te misbruiken. Verdediging: de advocaten Entrup en Schaink hoorden beklaagde en trokken een tegengestelde conclusie en verzochten absolutie van de genomen eis van de kapitein geweldige. Zij meenden, dat uit het tweede onderzoek van 4 augustus de eigen bekentenis niet kon worden aangetoond. Zij verwezen naar de eerste verklaring van beklaagde op 2 augustus, waaruit blijkt dat beklaagde afkomstig is uit Den Bosch en als braaf soldaat op zijn post stond. Hij kon niet weten in hoeverre de privileges van de burgers in deze stad gingen. Hij wist wel dat in een buiten garnizoen niemand zo dicht bij zijn post mocht komen. Door de donkere nacht kon hij bovendien geen onderscheid maken tussen goede en kwade mensen. Hij heeft de burgers de doorgang niet willen beletten, maar alleen gezegd dat ze van zijn post verwijderd moesten blijven. Met zijn rondstok dwars voor zich te houden, probeerde hij ze te weren. Maar een van hen ging hem te lijf en daardoor miste hij zijn rondstok en patroontas en zag zich genoodzaakt zijn degen te trekken. Er zijn vier getuigen van de advocaat fiscaal die medeplichtig waren aan deze ruzie. Tonnis Hamhuijs was de aanstichter van het geweld geweest en beklaagde mocht daarom volgens zijn advocaten zijn landsgeweer voor zijn eigen verdediging gebruiken. Uit verklaringen van de ratelaars en attestaties blijkt dat beklaagde nooit in consignatie is geweest, maar zich altijd eerlijk en goed heeft gedragen en deze slagerij van geen belang is geweest. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door 200 gerangeerd staande soldaten 2 x heen en 2 weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 30-08-1713 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde dit door hem getekende vonnis aan de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 28-09-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Peter Leuvenhorst, soldaat onder de compagnie en regiment van brigadier Ludolf Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft op 4 juli achternamiddag tussen 15.00 en 16.00 uur na een woordenwisseling met scheldwoorden de mede soldaat Peter de Groot met zijn degen een gevaarlijke wond in de borst toegebracht. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde ingevolge het 42ste artikel van de artikelbrief aan het leven moet worden gestraft. De advocaat fiscaal van deze provincie voegde nog toe de beëdigde verklaringen van Peter Clasen en Hindrik Hendrix en de gevaarlijkheid van de wond uit de opgegeven wondcedul van chirurgijn Woltgraf. Verdediging: de advocaten Schaink en Loof hoorden beklaagde en verzochten absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde werd eerst om de oren geslagen en dronken zijnde, tevens geïrriteerd door de slag en mogelijk het schelden, heeft hij zijn degen getrokken om zijn lichaam te beschermen. De wond bij Peter de Groot was in korte tijd genezen. Beklaagde heeft zich voorheen altijd goed gedragen en is nooit eerder in hechtenis genomen, volgens bericht van de kapitein luitenant Ernst van Clenck. Vonnis d.d. 27-09-1713
40
op het Geweldige Hof . Was getekend door de secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt veroordeeld om door 100 gerangeerde soldaten 3 x heen en 3 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 11-10-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Derx, soldaat onder de compagnie van kapitein Jacob Sijgers, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde, tegenwoordig gedetineerd in de hoofdwacht, heeft zich onderstaan tegen het jongste plakkaat na het luiden van de ‘ruijm clocke’ tot diep in de nacht langs de straat te vageren en bij die gelegenheid een borger tamboer kwalijk te trakteren. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om deze achternamiddag door 125 gerangeerde soldaten te moeten lopen 3 x heen en 3 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 09-04-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Matthias en Willem Cals, soldaten onder de compagnie van kapitein Gerhard Jacob Swartte, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagden hebben zich onderstaan om op 21 maart j.l. ’s nachts tussen 22.00 en 23.00 uur binnen te dringen in het huis van glazenmaker Christiaan Jans en zijn vrouw en andere aanwezigen. Vervolgens hebben beklaagden Christiaan Jans aangetast en hem aan zijn haren uit zijn huis gesleept en hem zeer kwalijk getrakteerd. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat dit geweld en verbreking van de huisvrede onder een welgestelde regering niet ongestraft kan blijven en zullen beklaagden aan den lijve worden gestraft. De advocaat fiscaal adstrueerde e.e.a. aan het 3e artikel van de artikelbrief een haalde daarbij voorbeelden aan van rechtsgeleerden. Verdediging: de advocaten Entrup en Schaink hoorden beklaagden. Zij verzoeken absolutie van de door de kapitein geweldige genomen conclusie. Het gebeuren is een zaak onder vrienden en niemand kan getuige zijn in zijn eigen zaak. Beklaagden hadden geen geweld gebruikt en de deur was vrijwillig opengedaan. Zij waren naar binnen gegaan om hun eigen goed op te halen en dit kon niet volgens het Oldambtster- en Ommelander landrecht als pand gehouden worden. Christiaan Jans was zelf aggressief opgetreden. De advocaat fiscaal beweerde dat de getuigen wel betrouwbaar waren en haalde daarbij verschillende rechtsgeleerden aan. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om door 100 gerangeerde soldaten 2 x heen en 2 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 07-04-1714 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: altereren deze sententie in die zin dat beide gedetineerden 2 x heen en 2 x weder door de parade van 80 man zullen moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden.
41
03-05-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Jonas van Ulsen, ruiter onder de compagnie van ritmeester Jan Duijrsema, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde, geconsigneerd bij de provinciale Geweldige, heeft zich onderstaan om op een kwaardaardige manier met dreigementen, vuile bejegening en geforceerde wijze zijn schoonvader Tonis Douwes en zijn zwager Bernhard Sterenbergh te beledigen. Heeft op straat onrust veroorzaakt door zijn zwager het pistool op zijn borst te zetten. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om door 200 gerangeerde soldaten op 2 achtereenvolgende dagen 3 x heen en 3x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Met de uitdrukkelijke waarschuwing dat hij bij de minste klachten zwaarder en strenger gestraft zal worden. 09-08-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Peters, soldaat onder de compagnie en regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde heeft Luigje Michels, tamboer onder de compagnie van kapitein Geert Woldring, uit hetzelfde regiment een kwetsuur toegebracht. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om heden 2 x heen en 2 x weder door de ordinaire parade te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 08-04-1715. Naam, rang, compagnie en regiment: Gerrit van Wee, soldaat onder de compagnie van kapitein Leonard de Veencamp. Boele Hindrix, soldaat onder de compagnie van majoor Joost Lewe en Samuel Pimon [Piemont], tamboer onder de compagnie van kapitein Otto Carel van Heerma, allen onder het regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagden hebben zich onderstaan om op 11 maart j.l. ’s avonds omtrent 22.00 uur na bezetter wacht het huis van Frerick Jans binnen te lopen tegen de wil van de bewoners. Na enige moetwil gepleegd te hebben, zijn ze bij de keukendeur gaan staan, om te beletten dat niemand de maagd Maria Jans, die door ene Derck Beckhof onbehoorlijk werd mishandeld, te hulp kon komen. Vervolgens hebben ze Maria Jans tegen haar wil vanuit het huis na de A geleid of gesleept en geld van haar geëist, wat zij niet kon geven. Ze hebben haar de kleren uitgetrokken, te weten een rok, schorteldoek en het onderste van haar lijf gescheurd. Dat hebben ze verkocht en het geld gezamenlijk verdronken. Aanklager: de kapitein geweldige concludeert, dat de beklaagden, geconsigneerd op het Geweldige Hof anderen ten exempel volgens het 3e artikel van de artikelbrief gestraft moeten worden. De advocaat fiscaal is van mening, dat de beklaagden met de dood moesten worden gestraft, omdat ze drie delicten hebben begaan. (1). Met geweld de deur van het huis opengestoten en binnengedrongen, zoals blijkt uit de beëdigde verklaringen van Maria Jans, Hermanna en Gesina Coks en Roelof Runeman. En uit de eigen confessie van Gerrit van Wee en Boele Hindrix. (2). Molest en geweld in het huis hebben begaan, zoals genoegzaam is gebleken uit de confessie van Samuel Pimon en Maria Jans. (3). Maria Jans werd tegen haar wil uit de slaapstede en het huis geleid of gesleept langs de Turftorenstraat. Ze eisten geld van haar, maar zei niets te hebben. Daarna hebben ze haar kleren afgescheurd en die verkocht en het geld verdronken. Ze hebben gedreigd haar in het diep te gooien. Deze opeenstapeling van delicten, waarbij verwezen werd naar rechtsgeleerden, artikelen uit het Ommelander Landrecht en de artikelbrief, welke delicten met de dood moeten worden gestraft.
42
Verdediging: de advocaten hoorden beklaagden en verzochten absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Primo omdat het eerste delict niet kan worden bewezen. De vrouwlieden die in de vensterbank lagen, zagen hen, ze gingen na op de deur geklopt te hebben naar binnen. Artikelen van het Ommerlander Landrecht zijn niet van toepassing. Maria Jans is vrijwillig met beklaagden naar buiten gegaan. Als zij met geweld was geleid of gesleept, was er zeker gerucht geweest op straat. Beklaagden waren wel dronken en hadden geld van haar geëist, maar haar niet geprest om het te geven. De weinige kleren waren voor een gering bedrag verkocht. De beklaagden hadden zich altijd volgens hun officieren goed en eerlijk gedragen. Daarentegen noemden de getuigen Grietjen Jans, Jacomina Broekhuijs, Grietjen en Jantje Jans haar een infame hoer. De advocaat fiscaal sustineerde dat de beklaagden volgens het 3e artikel van de artikelbrief moeten worden gestraft. Maria Jans werd door de beklaagden tegen haar wil door de straten geleid. Ze durfde geen gerucht te maken om verder onheil te voorkomen. Er is sprake van straatschenderij en op een publieke straat dient men altijd vrij te passeren. Geweld aan een hoer gepleegd, moet volgens de statuten van Holland met de dood worden gestraft. Vonnis van het krijgsgericht: de beklaagden Boele Hindrix en Gerrit van Wee worden gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 200 gerangeerde soldaten te moeten lopen elke dag 6 x heen en 6 x weder met voorop 2 sergeanten met de spitsen van hun hellebaarden naar achteren om door hen streng met spitsgarden geslagen te worden. Samuel Pimon [Piemont] ondergaat dezelfde straf, maar dan 3 x heen en 3 x weder op 1 dag. Vonnis d.d. 06-04-1715 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: mitigeren dit vonnis. Gerrit van Wee en Boele Hindrix moeten 1 dag spitsroeden lopen door 200 man, 4 x heen en 4 x weder. Samuel Pimon, idem 1 dag, maar 2 x heen en 2 x weder. 17-10-1715. Naam, rang, compagnie en regiment: Peter Hagenau, sergeant onder de compagnie van kapitein Hindrick Moltmaker, regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: uit eigen confessie en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, op 27 september j.l. omstreeks 10 uur bij het huis van Hermannus Kuijters gekomen zijnde, heeft beklaagde omdat de deur niet snel werd geopend gescholden en gedreigd en is met getrokken degen zelf het huis ingelopen en heeft Hermannus Kuijters, die op bed lag zwaar gekwetst. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde volgens het 3e, 18e en 32ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal adstrueerde nog dat beklaagde met verschrikkelijke dreigementen, zoals “God doodde mij, ik zal hem de degen in het hart omdraaien etc”. Zo maar iemands huis binnenlopen en het slachtoffer dat op bed lag zwaar te kwetsen. Overlegde de beëdigde verklaringen van Geesjen Petermans en Jantjen Willems, haalde diverse artikelen van rechtsgeleerden en het landrecht aan en een attestatie van adjudant Boomhouwer, waaruit het kwade gedrag van beklaagde valt te constateren. Hiermee acht hij het gepleegde feit genoegzaam bewezen. Verdediging: de advocaten Entrup en Eijssonius hoorden beklaagde en verzochten absolutie van de genomen eis van de kapitein geweldige. Uit een attestatie van Jan Hagenau en ook uit de kwitantie van de ontvanger Gruijs kan worden aangetoond, dat het huis aan beklaagde en niet aan het slachtoffer toekwaam. Beklaagde is dus niet Kuijters huis onwettig binnengelopen, maar hij had het recht daartoe. [beiden woonden blijkbaar in dat huis]. De
43
scheldwoorden m.b.t. het niet openen van de deur en eten te eisen konden niet worden bewezen. Beklaagde had het slachtoffer niet zwaar gekwetst. Dit bleek uit de wondcedule en het feit dat het slachtoffer de volgende dag weer buitenshuis was. Het was slechts een streek door de huid geweest. De getuigenis van adjudant Boomhouwer ging over oude zaken, waarvoor beklaagde reeds was gestraft of absolutie had gekregen. Bovendien had hij de waard of waardin geen kwetsuur toegebracht. Volgens het landrecht kon met een boete van 10 daalders worden volstaan. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd tot een boete van 15 daalders ten profijte van het gecombineerde kinderhuis en de proceskosten. Totdat alles is betaald, zal hij bij de geweldige in consignatie moeten blijven of beklaagde moet borg zien te krijgen. Vonnis d.d. 15-10-1715. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 19-09-1716. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrik Jans de Vriesche, tamboer onder de compagnie van majoor Jan Lewe, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Jan Moreae, tamboer onder de compagnie van majoor Oesebrant Clant, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagden hebben zich op 31 augustus ’s nachts onderstaan, na enige kwestieuze woorden met Jan Nieuwmeijer gehad te hebben, de degen te trekken en deze op zijn borst te zetten en gedreigd hem te zullen doodsteken. Verder hebben ze ene Claas Haan met de degen tot bloedens toe geslagen. Dit alles blijkt uit genomen informatie en eigen bekentenissen van beklaagden. Ze werden gevraagd of zij ook iets tot hun verdediging hadden in te brengen. Daarop hebben zij geantwoord, dat ze pardon en gratie in plaats van rigeur van recht mochten genieten. Vonnis krijgsgericht: beklaagde Jan Moreae wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 300 gerangeerde soldaten te moeten lopen, elke dag 6 x heen en 6 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Beklaagde Hindrik Jan de Vriese wordt gecondemneerd om 2 uur op het houten paard te zitten. Vonnis d.d. 16-09-1716 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: mitigeren het vonnis van beklaagde Jan Moreae in die zin, dat beklaagde 1 dag door 300 gerangeerde soldaten 6 x heen en 6 x weder spitsroeden zal moeten lopen. De sententie van beklaagde Hindrik Jan de Vriese wordt geconfirmeerd. 28-04-1717. Naam, rang, compagnie en regiment: Luitjen Michiels en Frans Hindriks, soldaten onder majoor Otto Georg Veltman, regiment kolonel Hieronymus Alberti. Delict: uit de genomen informatie en eigen confessie van de beklaagden is gebleken, dat zij ’s morgens tussen 4 en 5 uur met geweld en getrokken degens de hengsels van de deur van het huis van Aaltjen Jochums aan stukken hebben geslagen en het huis zijn binnengedrongen. Daar hebben ze de dochter van Aaltjen Jochums en ene David Davids deerlijk geslagen en enige bokkings weggenomen. Onder vele dreigementen, scheldwoorden hebben ze nog verscheidene andere onordelijkheden gepleegd. Dit zijn zaken die in een welgestelde regering, waar ieder in zijn eigen woning veilig behoord te zijn, niet zonder zware straf kunnen passeren.
44
Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagden, thans geconsigneerd in het Geweldige Hof, anderen ten exempel gestraft mogen worden volgens het 3e, 4e en 32ste artikel van de artikelbrief. De advocaat fiscaal adstrueerde e.e.a. volgens het 19e artikel van het 7e boek van het Ommelander Landrecht, dat als iemand met geweld in iemands anders huis is binnengedrongen met het zwaard moet worden gestraft. Verdediging: de advocaten Entrup en Quintus hoorden beklaagden en verzochten absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. De een had zijn degen getrokken en de ander de bokkings weggenomen. De dochter kan niet voor de moeder getuigen. David Davids en Marretijen Sijmens kunnen in hun eigen zaak niet getuigen. Bovendien zijn zij non honestae vitae. Ene Jan Petties was gevlucht en die moest schuld hebben gehad door zichzelf culpabel te maken. Vonnis krijgsgericht: beklaagde Frans Hindriks wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 300 gerangeerde soldaten te moeten gaan, elke dag 4 x heen en 4 x weder met 2 voorafgaande sergeanten, die de spitzen van hun hellebaarden achteruit houden, om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Beklaagde Luitjen Michiels ondergaat dezelfde straf, maar moet 2 x heen en 2 x weder lopen. Daarna wordt voor het front zijn rok uitgetrokken en wordt hij weggejaagd. Gedeputeerden: approberen en altereren deze sententie in die zin, dat beklaagde Luitjen Michiels ook 4 x heen en 4 x weder zal moeten lopen en na het ondergaan van de straf moet hij weer in de compagnie worden geplaatst. 27-01-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Reinders, soldaat onder de compagnie van kapitein Peter Willem ten Hoorn, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: uit de genomen informatie en eigen bekentenis van beklaagde is genoegzaam gebleken, dat hij op 15 januari j.l. tussen 8 en 9 uur met zijn zoon naar zijn meester Reinder Jans, schoenmaker is gegaan. Daar kregen ze slaande ruzie en op straat heeft beklaagde het slachtoffer met een mes boven en onder het oog en door het oor gestoken. Vonnis krijgsgericht: beklaagde, thans geconsigneerde op het Geweldige Hof, wordt gecondemneerd om 4 x heen en 4 x weder door de gerangeerde parade te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 26-01-1718 op het Geweldige Hof. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht, maar approberen deze sententie. 20-04-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Geert Winkelman, soldaat onder de compagnie van kapitein Egbert Alberda. Derk Hindriks, soldaat onder de compagnie van de overste Hieronymus Alberti en Peter Jans, soldaat onder de compagnie van kapitein Wigbold Aldringa, allen onder het regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Lodewijk ter Borck, soldaat onder de compagnie van kapitein Abraham Coops, regiment van kolonel Johan Tiassens van Swartz. Delict: beklaagden zijn tegen de order in niet op tijd naar hun logementen gegaan, maar hebben zich onderstaan enige moetwil te plegen en op de 19e ’s nachts tussen 12 en 1 uur de persoon Peter Kienappel te mishandelen. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om 4 x heen en 4 x weder door de gewone parade te moeten lopen en door hen streng met spitsroeden geslagen te worden. Gedeputeerden: oordeel onbekend.
45
01-07-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Samuel Piemont, tamboer onder de compagnie van kapitein Otto Carel van Heerma, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: uit genomen informatie en eigen bekentenis van beklaagde, is gebleken dat hij op 7 juni j.l. na een voorgaande kwestie met Lambert Daniels, soldaat onder de majoor Jan Lewe, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda, hem heeft uitgedaagd om ’s nachts om 12 uur met beklaagde op de wal te gaan bij de Driemolendrift. Daar hebben ze gevochten en beklaagde heeft het slachtoffer twee wonden in de linkerzij toegebracht. Deze feiten zijn strijdig met de militaire orders en kunnen in een welgestelde Republiek niet ongestraft worden gelaten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde anderen ten exempel en afschrikken conform het 42ste artikel van de artikelbrief en het plakkaat van 31 maart 1684 aan het leven mag worden gestraft. De advocaat fiscaal adstrueerde de conclusie van de kapitein geweldige met diverse andere argumenten: beklaagde heeft met voorbedachten rade willen vechten en is daarom naar de wal gegaan. Volgens het 10e artikel van het betreffende plakkaat was het verboden om te duelleren. Verdediging: de advocaten Entrup en Cijpers hoorden beklaagde en verzoeken absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Zij menen dat de artikelbrief en het betreffende plakkaat hier niet van toepassing zijn, omdat dit geen duel genoemd mag worden. Want daartoe werd een praemediatus animus vereist, het uitdagen, determinatie van tijd en plaats en het overleveren van handschoenen of dergelijke. Dit kan niet worden aangetoond. In dit geval is er sprake van een simpele recontre, omdat ze als vrienden samen zijn gaan drinken. Eenmaal buiten gekomen herinnerden zij zich hun vorige ruzie en zijn naar de wal gegaan recht tegenover de herberg. Daar hebben ze gevochten en niet verder weg op de wal, want dan had men het klinken van de degens niet gehoord. Tenslotte werd verwezen naar een vonnis d.d. 26-09-1712 van een zekere Jan Adolph, die alleen met spitsgarden werd gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen 6 x heen en 6 x weder door de parade gerangeerd zijnde te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Gedeputeerden: mitigeren deze sententie in dit zin, dat beklaagde door de parade van het garnizoen niet 2 maar 1 dag 6 x heen en 6 x weder zal moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 01-07-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Lambert Daniels, soldaat onder de compagnie van majoor Jan Lewe, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: uit eigen bekentenis en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde op 7 juni j.l. na enige voorafgaande kwesties en op de uitdaging van Samuel Piemont ’s nachts omstreeks 12 uur met hem op de wal bij de Molendrift is gegaan en aldaar met hem met uitgetrokken geweer heeft gevochten. Dit is ten strengste verboden bij de militaire orders. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagde op grond van het plakkaat van 31 maart 1684 en conform het 42ste artikel van de artikelbrief aan het leven moet worden gestraft. De advocaat fiscaal voegde hierbij enige artikelen van het plakkaat, waaruit hij constateert, dat zowel de provocatus als provocans een gelijke straf verdienen. Bovendien had de beklaagde de tamboer voor schelm uitgescholden.
46
Verdediging: de advocaten Entrup en Cijpers hoorden beklaagde en menen dat de conclusie van de kapitein geweldige niet van toepassing is en verzoeken absolutie. Beklaagde is door Samuel Piemont voor het hoofd geslagen, want beklaagde wilde niet met hem naar de A wandelen en heeft een andere route genomen. Beklaagde heeft niet de minste aanleiding gegeven om te vechten. Beklaagde kan niet lezen of schrijven, zo heeft hij van het gepubliceerde plakkaat geen weet. Uit enige attestaties van zijn kapitein de heer majoor Jan Lewe en van de rustmeester blijkt, dat beklaagde zich altijd goed heeft gedragen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om op een dag door de gerangeerde parade 6 x heen en 6 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis op het Geweldige Hof d.d. 30-06-1718. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: mitigreren de gegeven sententie in die zin, dat beklaagde op een dag niet 6 x, maar 3 x heen en 3 x weder zal moeten lopen door de gerangeerde parade om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 21-07-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrik Winshemius, luitenant onder de compagnie van de prinselijke garde van kapitein luitenant Johan Blanche. Delict: uit genomen informatie is gebleken dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, op 29 juni j.l. ’s avonds om 18.00 uur na enige woordenwisseling met de chirurgijn majoor Barlinckhof in een steegje omtrent de Brandenborgh de degens hebben getrokken en met elkaar hebben gevochten. Beklaagde heeft de stok van chirurgijn majoor Barlinckhof afgenomen en hem daarmee zodanig op het hoofd geslagen dat hij flink bloedde uit een hoofdwond. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 33ste artikel van de artikelbrief en plakkaten moet worden gestraft. De advocaat fiscaal adstrueerde deze eis met diverse argumenten. Beklaagde is met de chirurgijn majoor naar buiten gegaan [waarschijnlijk herberg de Kleine Toelast] en hebben aldaar de degens gekruist. Nadat beklaagde hem had ontwapend, heeft hij geprobeerd de degen te breken, maar dat lukte niet en beklaagde heeft daarop de degen over een heg in een hof gesmeten. Heeft daarop de chirurgijn majoor zijn stok afgenomen en hem daamee op het hoofd geslagen, waardoor veel bloed is gestort. Dit bewijs is verkregen na ondervraging van de chirurgijn majoor en de beëdigde verklaringen van Tamme Geerds, Hindrik Crooks en Hindrik Harmens. Verdediging: de advocaat Entrup hoorde beklaagde en verzocht absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Het is niet genoegzaam gebleken dat zij hun degens hebben getrokken om te vechten, maar ze zijn samen naar buiten gegegaan om te wandelen en toen heeft Barlinckhof beklaagde, zonder dat ze woorden met elkaar hebben gehad, geforceerd tot aan de heg, volgens attestaties van B.T. Have en Jannes Harvering. Beklaagde zag zich gedwongen tot verdediging van zijn lichaam ook zijn degen te trekken en de chirurgijn majoor te ontwapenen. Dat hij Barlinckhof zijn stok zou hebben afgenomen wordt ontkend, maar wel dat beklaagde de stok van de grond heeft opgeraapt en hem daarmee een kleine solutie in het hoofd heeft toegebracht, zodat het vele bloed storten niet door de wond, maar door de wijn, die de chirurgijn majoor had gedronken is veroorzaakt, want hij was overstallig dronken geweest. Dat verder de breuke van slaan daar bloed op volgt volgens het 17e artikel van het 6e boek van het Ommelander Landrecht niet meer dan 10 daalders bedraagt. Het 33ste artikel van de artikelbrief heeft betrekking op de aanvaller en niet op degene die wordt aangevallen. Voorts blijkt uit hetgeen in de herberg tussen hem en ene
47
Hendrik Scholtens is voorgevallen, dat de chirurgijn majoor de aanvaller is geweest. Beklaagde poogde tussenbeide te komen. Uit de verklaringen van S. Bossier en Jannes Harvering blijkt dat beklaagde nooit enig geschil met de chirurgijn majoor Barlinckhof heeft gehad en ze hebben elkaar altijd ‘vader en zoon’ genoemd. Barlinckhof zou eens gezegd hebben, dat hij een duivelse dronk over zich had. ‘God vergeve het mij, dat ik het zo noem’. Verder moet er een onderscheid tussen deze personen worden gemaakt. Beklaagde is een luitenant en de chirurgijn majoor staat op de monsterrol als soldaat. Dit houdt in dat hij aan beklaagde alle respect moet tonen. Chirurgijn majoor moet worden opgelegd beklaagde honorabel en convenabel satisfactie te geven. De advocaat fiscaal bleef bij zijn conclusie en meende dat het feit van het slaan met de stok genoegzaam werd aangetoond met de verklaringen van de eerder genoemde getuigen. Dat de chirurgijn majoor injuriant of aanvaller zou zijn, werd niet bewezen, maar wel dat beklaagde door het slaan de aanvaller is geweest. In de artikelbrief wordt geen onderscheid gemaakt tussen personen van ongelijke rang. Beklaagde is dus niet bevoegd om de chirurgijn majoor of iemand anders met een stok te slaan, zodat het moderamen inculpatae tutelae hier niet van toepassing is. Het landrecht is evenmin van toepassing omdat hier volgens de artikelbrief moet worden geoordeeld. Daarom wordt confirmatie verzocht van de conclusie van de kapitein geweldige. Vonnis krijgsgericht: beklaagde heeft reeds lang voor straf gevangen gezeten en wordt daarenboven veroordeeld in de proceskosten. Vonnis d.d. 20-07-1718 op het Geweldige Hof. H. Lieftink, bij absentie van de secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel, overhandigde deze sententie in de vergadering van de Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 06-08-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: A. Barlinkhof, chirurgijn majoor. Delict: uit eigen confessie en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, op 29 juni ’s middags in de herberg Kleine Toelast kwestie heeft gemaakt met de kleermaker H. Schultens en hem heeft uitgedaagd om te vechten en daarbij presenteerde hij zijn degen. Vervolgens kreeg hij een woordenwisseling met de luitenant Hindrik Winshemius, Ze gingen samen buiten de Herepoort in de Brandenborghsteeg, waar hij zijn degen tegen hem trok en hem forceerde tot aan de heg. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde conform het 32ste en 42ste artikel van de artikelbrief en het 5e artikel van het plakkaat van 31 maart 1684 moet worden gestraft. De advocaat fiscaal adstrueerde de conclusie van de kapitein geweldige als volgt. Uit eigen confessie en verklaringen van de getuigen is gebleken, dat beklaagde in de Kleine Toelast kwestie heeft gemaakt met Schultens en presenteerde zijn eigen degen of een ander wilde laten halen om te vechten. Beklaagde provoceerde Schultens wat strafbaar is volgens het 42ste artikel van de artikelbrief en het 5e artikel van het genoemde plakkaat. Daarna is beklaagde met luitenant Hindrik Winshemius buiten de Herepoort in de Brandenborghsteeg gegaan en daar de degen tegen hem getrokken en hem heeft geforceerd tot aan de heg. Volgens eigen confessie en verklaringen van B. ten Have en Jannes Harweringh strijdig met het 32ste artikel van de artikelbrief. Verdediging: de advocaten Eijssonius en Schainck hoorden beklaagde en trokken een tegengestelde conclusie. Zij verzochten volkomen absolutie van de eis en conclusie van de kapitein geweldige. Deze kan zijn conclusie niet funderen omdat de artikelen niet toepasbaar zijn en er is geen provocatie geweest. Volgens de verklaring van H. Schultens had beklaagde
48
niet met zijn degen geslagen , maar met een elle stok. Er kon geen getuige gevonden worden, die verklaarde dat beklaagde het eerst zijn degen zou hebben getrokken. Aangaande het forceren van de luitenant Hindrik Winshemius tot aan de heg, werd alleen de verklaring van de luitenant zelf ingebracht. Deze verklaring kan geen geloof verdienen in zijn eigen zaak. Ook de verklaringen van B. ten Have en J. Harweringh worden door de verdediging middels het aanhalen van een rechtsgeleerde onderuit gehaald. Beklaagde heeft door deze zaak veel smaad, smert, verzuim en gemis aan meesterloon geleden en dit mag aan hem worden vergoed door hem kost en schadeloze absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige te geven. De advocaat fiscaal bleef bij de conclusie van de kapitein geweldige. Hij was van mening dat de advocaten van de beklaagde de artikelen niet genoegzaam beantwoorden. Uit eigen confessie van beklaagde en verklaringen van H. Froon en H. Schultens blijkt duidelijk, dat beklaagde in de herberg de Kleine Toelast ruzie heeft gehad en Schultens heeft uitgedaagd om te vechten, strijdig met het 42ste artikel van de artikelbrief en het 5e artikel van het genoemde plakkaat. Dat beklaagde samen met de luitenant Winshemius buiten de Herepoort is geweest en aldaar tegen hem de degen heeft getrokken en hem heeft geforceerd. Dit alles blijkt uit de confessie van beklaagde alsmede uit de beëdigde verklaringen van B. ten Have en J. Harveringh. Hij verzoekt tenslotte dat de kapitein geweldige in zijn eis en conclusie wel gefundeerd mag worden verklaard. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd in het betalen van een breuke van 25 caroli guldens tot profijt van het Diaconie Kinderhuis en verder moet hij de proceskosten betalen. Vonnis d.d. 04-08-1718 op het Geweldige Hof. H. Lieftinck in plaats van de absente secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde dit vonnis in de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 17-10-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Peter Abrahams, tamboer onder de compagnie van luitenant kolonel Otto Georg Veltman, regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: uit de genomen informatie en eigen bekentenis is gebleken, dat beklaagde op 19 september j.l. voormiddags bij de dijk bij Cloosterburen na een voorgaande kwestie met ene Adam Michiels hem op de grond heeft gelegd en met het mes van het slachtoffer hem boven op het schouderblad heeft gestoken en het slachtoffer daarbij een gevaarlijke wond toegebracht. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 33ste artikel van de artikelbrief anderen ten exempel aan het lijf moet worden gestraft. De advocaat fiscaal is het eens met de conclusie van de kapitein geweldige en constateert dat uit de bekentenis van de beklaagde en uit beëdigde verklaringen van Arent Hanssen, Paul Melhoren en Petertje Arents bleek dat beklaagde openlijk heeft gezegd dat hij het gedaan heeft. Beklaagde heeft het slachtoffer zijn mes uit de handen gewrongen en hem daarmee achterna gelopen en hem de wond toegebracht. Verdediging: de advocaten Eissonius en Schaink hoorden beklaagde. Zij zijn van mening dat beklaagde een lichte lijfstraf verdiend of geabsolveerd moet worden. Uit de getuigenissen kan niet worden aangetoond, dat beklaagde met opzet het slachtoffer heeft gestoken. Adam Michiels een speelman, had de ganse nacht gedronken en gespeeld en met veel mensen ruzie gezocht. Hindrik Jans getuigde, dat het slachtoffer beklaagde aan de hand heeft gekwetst. Beklaagde heeft Adam Michiels zijn mes ontnomen om te voorkomen dat hij zelf aan het
49
lichaam gewond zou raken. In de daarop volgende vechtpartij was Adam Michiels in zijn eigen mes gevallen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen 6 x heen en 6 x weder te moeten lopen door de gewone parade om door hen streng met cordons te worden gelagen. Daarna zal hij voor het front van de parade worden gedevaliseerd en uit de compagnie worden weggejaagd. Vonnis d.d. 15-10-1718 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: altereren de gegeven sententie in zoverre, dat beklaagde 2 dagen achtereen 6 x heen en 6 x weder zal moeten lopen door de gewone parade, maar met 50 man te vergroten om door hen streng met cordons geslagen te worden. 16-01-1719. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Jans, soldaat onder de compagnie van kapitein Hindrick Moltmaker, regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: uit eigen bekentenis en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde op 3 januari j.l. in de herberg de Bruine Ruiter met andere personen is geweest. Een zekere Jan Hindrix, die vertrok, werd door beklaagde met getrokken degen voor de deur aangetast en verscheidene malen geslagen, Beklaagde wilde hem dwingen om hem een kroes bier te geven. Jan Hindrix trok zich terug in de wacht en toen hij naar huis wilde gaan, werd hij door beklaagde opnieuw geattaqueerd met getrokken degen. Beklaagde heeft verder in het huis van Jan Hindrix, de korporaals vrouw en kind kwalijk getrakteerd. En weer buiten gekomen heeft hij wederom de deur met geweld geopend. Deze gepleegde insolenties kunnen volgens de wetten niet ongestraft blijven. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, gestraft moet worden volgens het 4e en 32ste artikel van de artikelbrief. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door de gerangeerd staande gewone parade 4 x heen en 4 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 14-01-1719. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 16-01-1719. Naam, rang, compagnie en regiment: Willem Carel, soldaat onder de compagnie van kapitein Hindrick Moltmaker, regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: beklaagde is op 3 januari j.l. samen met Jan Jans in herberg de Bruine Ruiter geweest om te drinken en heeft hem geassisteerd om Jan Hindrix te molesteren en ook de korporaals vrouw en kind. Vervolgens met geweld de deur van de behuizing geopend. Deze disorders had hij zoveel mogelijk moeten beletten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde gestraft moet worden volgens het 4e en 32ste artikel van de artikelbrief. Vonnis krijgsgericht: na examinatie van alle stukken betreffende deze zaak de carceratie loco poena wordt beklaagde vrij verklaard van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Vonnis d.d. 14-01-1719 op het Geweldige Hof. Gedeputeerden: oordeel onbekend.
50
31-01-1719. Naam, rang, compagnie en regiment: Conraad Leer, rustmeester onder de compagnie van kapitein Jurrien Wetter en Balthazar Dorenbusch, korporaal onder de compagnie van kapitein Joachim Adolph Jarghes, beiden onder het regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagden, beiden geconsigneerd op het Geweldige Hof, hebben tussen 22 en 23 januari j.l. ’s nachts tegen de morgenstond in de herberg Delmina en daarna op straat enige kwestie gehad en daarna de degens getrokken en elkaar verwond. Deze onordelijkheden zijn volgens de militaire discipline ten hoogste strafbaar. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagden volgens het 32ste artikel van de artikelbrief moeten worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde Conraad Leer wordt gecondemneerd om 6 x heen en 6 x weder door de gewone parade te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Een vergelijkbare straf geldt voor beklaagde Balthazar Dorenbusch, maar dan 4 x heen en 4 x weder etc. Vonnis d.d. 30-01-1719 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: altereren deze sententie in die zin, dat beklaagde Conraad Leer gedurende een uur 7 musketten moet dragen en beklaagde Bathazar Dorenbusch een uur lang 6 musketten. 31-10-1719. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrik Jansen, soldaat onder de compagnie van kapitein Otto Carel van Herema, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: uit eigen bekentenis van beklaagde en genomen informatie is gebleken, dat hij op Pinkster maandag in de herberg het Dorstige Hart een woordenwisseling heeft gehad met ene Jan van Langen en hem heeft uitgedaagd. Beklaagde heeft daarna de herberg verlaten en hem opgewacht. Jan van Langen is na enige tijd ook weggegaan. Beklaagde heeft zijn degen getrokken en hem gedwongen hetzelfde te doen, waardoor beklaagde een wond heeft opgelopen. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 32ste en 42ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 3 x heen en 3 x weder te moeten lopen door de gewone gerangeerde parade om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 30-10-1719 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 02-11-1719. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Masuir, soldaat onder de compagnie van kapitein Gerrold Feytsema Gruijs, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft op 13 oktober j.l. ’s middags aan tafel enige kwestie gehad met zijn schoonvader. Wilde uit een braskorf een zilver plaatje halen en probeerde met geweld zich meester te maken van deze korf. En verwondde met een mes daarbij de hand van zijn schoonvader. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 33ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft en nog zwaarder omdat hij zijn schoonvader had verwond.
51
Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 200 man gerangeerde soldaten 6 x heen en 6 x weder te moeten lopen, geleid door 2 vooraf gaande sergeanten om met spitsgarden streng geslagen te worden. Na deze executie moet hij voor de parade zijn schoonvader een afbede doen voor zijn begane fouten. Vonnis d.d. 30-10-1719 op het Geweldige Hof. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 30-04-1720. Naam, rang, compagnie en regiment: Claes Hanssen, soldaat onder de compagnie van Egbert of Derck Alberda, regiment van kolonel Gerhard Sichterman of het regiment van kolonel Johan Wichers [bij Derck]. Delict: uit eigen confessie en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, zich heeft onderstaan om op 25 maart j.l. ’s morgens tussen 5 en 6 uur, na enige voorafgaande kwestie met ene Roelef Jacobs Mulder’s knecht in de herberg daar waar de Prins van Homburg uithangt, tegen genoemde Roelef Jacobs zijn sabel te trekken en hem daarmee een grote wond in het hoofd toe te brengen. Dit kan volgens de militaire wetten niet ongestraft worden gelaten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde anderen ten exempel volgens het 32ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 1 dag 2 x heen en 2 x weder door de gewone parade te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 27-04-1720 op het Geweldige Hof. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: confirmeren de gegeven sententie. 03-06-1720. Naam, rang en compagnie: Geert Keer, soldaat onder kapitein Wolter Aldringa en Lammert Mensen, soldaat onder kapitein Egbert Alberda, beiden soldaten onder het regiment van de kolonel Gerhard Sichterman. Delict: uit eigen bekentenissen en genomen informatie is gebleken, dat beklaagden zich hebben onderstaan om op 18 april j.l. ’s morgens om 8 uur na enige voorafgaande kwestie en de daarop gevolgde uitdaging de degens tegen elkaar te trekken en met elkaar te vechten. Ook zouden ze daarbij gebruik hebben gemaakt van getrokken messen. Daardoor is aan beklaagde Lammert Menssen een wond in het achterhoofd toegebracht. Deze feiten zijn strijdig met de militaire wetten en kunnen niet ongestraft worden gelaten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagden volgens het 32ste , 33ste en 40ste artikel van de artikelbrief moeten worden gestraft en tot afschikking van anderen met een strenge lijfstraf mogen worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde Geert Keer moet 2 dagen achtereen, elke dag 6 x heen en 6 x weder door de gewone gerangeerde parade lopen om door hen met spitsgarden streng geslagen te worden. Beklaagde Lammert Mensen, idem dito, maar dan 1 dag. Vonnis d.d. 01-06-1720 op het Geweldige Hof. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententies.
52
24-06-1720. Naam, rang, compagnie en regiment: Hendrik Jacobs, soldaat onder de compagnie van kapitein Hindrik Moltmaker, regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: uit eigen bekentenis en genomen informatie is genoegzaam gebleken dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, op 13 mei j.l. omstreeks 13.00 uur is aangekomen bij het werk op de Kuipen. Om 24.00 uur is hij met Geert Geerds en anderen weer afgegaan. Beklaagde was gekleed in zijn montuir en met de sabel op zijn zijde. Hij kreeg enige discoursen met ene Albert Alberts en werd daarop aangesproken door Geert Geerds. Na de daarop volgende woordenwisseling verwondde beklaagde met zijn sabel Geert Geerd, die nu dreigt zijn neus te verliezen. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 3e en 32ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal is van oordeel uit de bekentenis van beklaagde en uit het tweede onderzoek, dat beklaagde met voorbedachten rade met sabel en montuir op de Kuipen is gekomen. Dit blijkt verder uit de verklaringen van Hindrik Bour en Adolph Tileman. Albert Alberts verklaarde, dat beklaagde het slachtoffer heeft opgewacht en gezegd Geert Geerds de kop te willen inhouwen. Hierbij worden diverse artikelen en rechtsgeleerden aangehaald en wordt benadrukt dat het delict op een publieke plaats heeft plaatsgevonden en daarom zwaarder moet worden gestraft. Verdediging: de advocaten verzoeken absolutie van de conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde is uitgedaagd door het slachtoffer met woorden als’hij loopt overal te bedelen’. Wederom worden diverse artikelen en rechtgeleerden aangehaald. De advocaten twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigen. Zo is Adolph Tileman zwager van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft getracht de oude vader van beklaagde uit het werk te stoten en hem de kostwinning te ontnemen. Daardoor is beklaagde uit liefde voor zijn vader emotioneel geworden en geïrriteerd geraakt door de scheldwoorden van het slachtoffer. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen, elke dag 6 x heen en 6 x weder te moeten lopen door de gewone parade om door hen streng met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 15-06-1720. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: confirmeren de gegeven sententie. / 20-12-1723. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrik Jans, korporaal onder de compagnie van majoor Reint Lewe en Berent Freriks, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Otto Georg Veltman, beiden onder het regiment van kolonel Gerhard Sichterman, regiment Oranje-Stad en Lande. Delict: uit de genomen informatie en eigen bekentenis van beklaagden, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, is gebleken, dat zij op 19 november j.l. ten huize van Marieke Jansen, weduwe van Martinus Wijnstok kwestie hebben gekregen en van daar zijn ze naar de wal bij de dwinger van de Kleine Poort gegaan en hebben daar met elkaar gevochten. Beklaagde Berent Freriks is daarbij een zware wond toegebracht. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagden volgens het 42ste artikel van de artikelbrief moeten worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om 2 dagen achtereen door de verdubbelde parade, geleid door 2 sergeanten 6 x heen en 6 x weder moeten lopen om door hen streng met spitsroeden gestraft te worden.
53
Vonnis d.d. 20-12-1723 op het Geweldige Hof. Was ondertekend door Natahan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: oordeel onbekend. 07-01-1724. Naam, rang, compagnie en regiment: Anneas Geertsema, luitenant onder de compagnie van kapitein Jan Hindrick Wichers, regiment van kolonel commandant Gerhard Sichterman onder Willem IV, Karel Hendrik Friso, Prins van Oranje-Nassau [Regiment Oranje-Stad en Lande]. Delict: uit de genomen informatie en eigen confessie is gebleken dat beklaagde op 25 oktober j.l. nadat hij de parade had aangevoerd en de posten van de wacht had verdeeld, de soldaat Harmannus van Lingen bij het verwisselen en verlaten van zijn wachtpost en bij het opnemen van zijn geweer met een stok in zijn nek heeft geslagen. Daarbij liep het slachtoffer een pijnlijke nek op en werd daarna bedlegerig en is op 28 oktober j.l. komen te overlijden. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde naar het recht moet worden gestraft d.m.v. banissement of een andere straf. Een officier moet in zijn correctie moderaat en voorzichtig zijn en is niet bevoogd zo rigoureus iemand met een stok te slaan. Dit is ook niet gefundeerd in de militaire wetten of orders van de koning. En is strijdig met het 33ste artikel van de artikelbrief. Uit verklaringen van Claas Alberts, Christoffel Huisman en Berent Freriks blijkt dat de luitenant de overleden Harmannus van Lingen bij het opnemen van zijn geweer een slag heeft gegeven, die zeer pijnlijk was en daarna is hij bedlegerig geworden. Beklaagde verzocht absolutie van de genomen eis en conclusie van de kapitein geweldige. Hetgeen hij heeft gedaan, heeft hij rechtens gedaan volgens zijn ambt en commando orders. Als een soldaat zijn post heeft verlaten zonder verlof is hij volgens het 50ste artikel van de artikelbrief strafbaar aan het lijf. De contusie was licht en gering en niet dodelijk. Als luitenant van de optrekkende manschappen was hij bevoegd het slachtoffer over het verlaten van zijn wachtpost en het vilipenderen van de orders te corrigeren. Daarbij worden door beklaagde rechtsgeleerden en –artikelen aangehaald. Hij heeft het slachtoffer maar twee slagen met zijn handrotting over het lijf gegeven. Dat een slag de nek van het slachtoffer heeft getroffen, is niet opzettelijk gebeurd, maar toevallig omdat hij zich bukte om zijn geweer op te rapen. Uit de verklaringen van sergeant Dorenbos en soldaat Claas Alberts blijkt dat het per ongeluk is geschied. Dokter IJvo Gaukes en de chirurgijnen ten Have en Schultens menen, dat de toegebrachte wond zeer licht was. Wel heeft het slachtoffer veel pijn en koorts gekregen. De contusie was niet dodelijk en het slachtoffer is overleden aan een verwaarloosde angina. Daarbij worden wederom diverse rechtgeleerden en –artikelen aangehaald. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Vonnis d.d. 07-011724 op het Geweldige Hof. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen de gegeven sentie. Samenvatting geweldmisdrijven: Er zijn in bovengenoemde periode 49 rechtzaken geweest, waarbij 62 militairen waren betrokken. In 36 zaken was de straf spitsroeden lopen, soms 2 dagen achtereen, maar meestal 1 dag. Het aantal keren dat men heen en weder door de gewone parade of tussen 80 tot 300 gerangeerde militairen moest lopen, varieerde van 1 tot 6 keer. Op het houten paard zitten 1 uur lang moesten 2 militairen. Snaphanen of musketten dragen 1 uur lang 6 tot 8 stuks moesten 4 militairen
54
Boete 15 daalders of 25 caroli guldens ter gunste van een kinderhuis kregen 2 militairen opgelegd. Tevens moesten ze proceskosten betalen. Ontslag van rechtsvervolging kregen 3 militairen. De kapitein geweldige draaide meestal op voor de proceskosten. Alleen de proceskosten betalen, gold voor 2 militairen. G. Huwelijksproblematiek: 05-10-1685. Naam, rang, compagnie en regiment: Peter Cloppenborch, sergeant onder de compagnie van kapitein Hendrick van Hulten, regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: zijn ‘kwaad leven’ mede tegen zijn vrouw. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd tot een gedwongen scheiding van tafel en bed totdat beterschap blijkt. Van zijn traktement gaat 1/3 deel naar zijn vrouw. Beklaagde wordt gecondemneerd om door het halve bataljon met spitsgarden geslagen te worden. Hij moet tevens de proceskosten betalen. Vonnis d.d. 03-10-1685. Gedeputeerden: genoemde sententie wordt geapprobeerd. Vonnis: 05-10-1685. Uitvoering van dit vonnis: 06-10-1685. 29-04-1709. Naam, rang, compagnie en regiment: Hindrik Jans, soldaat onder de compagnie van kapitein Johan Tjassens Swartte, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: zijn vrouw vertoont kwaad comportement en hij vreest meer kwaad en onheil door haar gedrag en verzoekt dat zij in het provinciale tuchthuis mag worden gebracht. Gedeputeerden: houden rekening met het feit dat de majoor luitenant zijn vrouw en dochter serieus aangemaand en gedreigd heeft op order van het college om zich te beteren, maar dat zij volharden in hun kwade leven. Gedeputeerden gelasten de kapitein geweldige om de vrouw en dochter in het tuchthuis te brengen om aldaar met hun handen te arbeiden en zo hun kost te verdienen. Samenvatting huwelijksproblematiek: Er zijn 2 rechtzaken, waarin 1 sergeant spitsroeden moet lopen; gedwongen wordt tot scheiding en deel van traktement gaat naar zijn vrouw; vrouw en dochter van 1 soldaat worden in het tuchthuis gebannen H. Inbraak en diefstal: 23-09-1685. Naam, rang en compagnie: Trijntjen Lucas, van Grol, huisvrouw van korporaal Jan Alefs. Delict: diefstal door Trijntjen Lucas Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt aan de kaak gesteld en gegeseld door de scherprechter en levenslang uit deze provincie gebannen. Gedeputeerden: approberen dit vonnis. Vonnis: 23-09-1685.
55
13-03-1704. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Berents, uit Hamburg, soldaat onder verschillende compagnieën. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft beleden zonder pijn of banden, dat hij sedert 12 december 1703 de datum van zijn arrestatie onder 3 verschillende compagnieën dienst heeft genomen. Te weten onder kapitein Doede Aepkens en Frans Folckerts, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda en onder kapitein Jan Duyrsema, regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Heeft van hen enig geld, goed en leningen ontvangen. Bovendien heeft hij zijn slaapvrouw bestolen en met het slaapgeld ervan doorgegaan. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat dit ernstige zaken zijn met name in een tijd van oorlog [lees: Spaanse Successie Oorlog] en dat beklaagde met de dood moet worden gestraft volgens het 16e en 3e artikel van de artikelbrief. Verdediging: de advocaten verzoeken absolutie van de genomen eis en conclusie en voeren aan dat beklaagde minderjarig is, namelijk 19 jaar en bovendien wees. Beklaagde is misleid door ene Jan Joncker en ene Christiaen Timmer. Beklaagde is nog maar kort in dienst, waarbij zij diverse artikelen aanhalen. Tevens verwijzen zij naar de resolutie van de heren Gedeputeerde Staten van 8 juni 1701, waarin uitdrukkelijk staat, dat minderjarigen niet mogen worden aangenomen en als dat toch gebeurd, moeten ze worden vrijgelaten zonder dat zij het aanritsgeld moeten restitueren. De diefstal kan beklaagde niet worden aangerekend, want zijn hemd werd door de hospita gewassen en ze had hem zolang een ander gegeven. En op het ijs in de winter had beklaagde er een paar verloren. Per abuis had hij zijn degen en handschoenen weggenomen, maar zijn bajonet achtergelaten en dat kon beklaagde niet als diefstal worden aangerekend. Aan geld en goed had men hem 21 gulden en 3 stuivers gerekend. De advocaten kwamen niet verder dan 1 rijksdaalder. Beklaagde was weggegaan omdat een korporaal hem dreigde te slaan. De advocaat fiscaal bestreed genoemde resolutie en stelde dat beklaagde zoveel handgeld aannam ter aanvulling van zijn kwade leven. Jan Jonker had beklaagde weliswaar misleid, maar op Martenshoek aangekomen had hij zich niet voor een tweede maal moeten laten aannemen. De advocaten menen echter dat er geen sprake van desertie is, omdat beklaagde ongeveer maar 1 schelling en weinig goed had ontvangen. Aan het kwade gezelschap heeft hij zich onttrokken en beklaagde heeft zich zolang in Noordbroek opgehouden. Als er sprake van desertie zou zijn geweest, was hij daar zeker niet gebleven. Tenslotte verwijzen zij naar het plakkaat van 8 juni 1701 en noemen een voorbeeld van een persoon van 25 jaar, geboortig uit Friesland aangenomen zijnde, toch vrij werd verklaard. Dan is dit zeker van toepassing op de beklaagde. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 4 jaar in het provinciale tuchthuis te moeten verblijven. Vonnis d.d. 12-03-1704 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde deze sententie in de vergadering van de heren Gedeputeerde Staten. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Samenvatting inbraak en diefstal: Er zijn in bovengenoemde periode 2 rechtzaken geweest. Een vrouw van 1 korporaal: geseling en levenslang uit de provincie gebannen. 1 soldaat: 4 jaar in het provinciale tuchthuis gebannen.
56
I. Insubordinatie: Het zich niet onderwerpen aan; het zich verzetten tegen het gezag waaraan men ondergeschikt is. Het weigeren om een bevel op te volgen. 22-10-1688. Naam, rang, compagnie: Gerrit van Osch, geboortig van Utrecht, sergeant onder de garde compagnie van kolonel Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau [Compagnie Gardes Groningen]. Delict: is schandelijk in verzet gekomen tegen zijn commanderende officier. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt van zijn sergeantsplaats gecasseerd en moet de proceskosten betalen. Gedeputeerden: confirmeren de gemelde sententie. Vonnis: 22-10-1688. 06-06-1709. Naam, rang, compagnie en regiment: Auke Struik, ruiter onder de compagnie van ritmeester en majoor Johan Oesewolt Eeck, regiment van kolonel Frederick Jacob, Prins van Hessen Homburg. Delict: beklaagde heeft landsdienst geweigerd om met rekruten van genoemde officier naar zijn garnizoen te gaan, met voorgeven, dat hij eerst de betaling moest ontvangen van zijn achterstallige traktement. Daarentegen waren er twee andere eensluidende getuigenissen van gedane betaling. Ook een vordering op een andere ruiter van dezelfde compagnie kon hem niet verschonen om de landsdienst te verzuimen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt veroordeeld om door 80 man van dit garnizoen gerangeerd zijnde, 3 x heen en 3 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis: 06-06-1709. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 10-10-1718. Naam, rang en compagnie: Jan Jacobs, soldaat, kapitein en compagnie onbekend. Delict: beklaagde heeft zich op 25 augustus j.l. laten vinden onder de troep oproerige soldaten, die tegen de bevelen van de hoge overheid en van de commanderende officieren weigerden om aan de dijken te arbeiden. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde conform het 35ste en 47ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal onderschrijft de eis en conclusie van de kapitein geweldige. Uit de confessie van beklaagde blijkt dat hij met kluiten heeft gegooid. Verdediging: de advocaten Entrup en Schultens menen dat beklaagde niet schuldig is. Hij is gehuurd voor 1 daalder per week, boven hetgeen de provincie zou betalen. Bovendien is hij geen soldaat meer en valt hij dus niet onder de gehoorzaamheid van de officieren. De genoemde artikelen zijn op beklaagde niet van toepassing. Vonnis krijgsgericht: de kapitein geweldige wordt in zijn genoemen eis en conclusie ongefundeerd verklaard. Vonnis d.d. 01-10-1718 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: rekening houdend met de langdurige consignatie van beklaagde en deze conform is aan de loco poena, approberen ze deze sententie. Beklaagde moet het kostgeld gedurende zijn consignatie aan de kapitein geweldige betalen.
57
10-10-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Jurrien Hanssen, soldaat onder de compagnie van kapitein Rudolph Flugger, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde heeft zich op 25 augustus j.l. laten vinden onder de troep oproerige soldaten, die tegen de bevelen van de hoge overheid en van de commanderende officieren weigerden om te arbeiden aan de dijken. De beklaagde trad uit de groep naar voren tegen de sergeant Koning, die bij het arbeidende volk in functie was. Hij heeft met dreigende woorden gezegd: “ Sergeant, gij moogt oppassen, het zal u gelden”. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde conform het 35ste en 47ste artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. De advocaat fiscaal is van mening dat de kapitein geweldige in zijn genomen eis en conclusie wel gefundeerd diende te worden verklaard. Verdediging: de advocaten Entrup en Schultens hoorden beklaagde en vinden dat beklaagde in het geheel niet beschuldigd kan worden. Beklaagde moest met tegenzin zijn arbeid staken en na een schelling van zijn sergeant geleend te hebben om levensmiddelen te kopen, is hij aanstonds weer naar zijn werk gegaan. De verklaring van sergeant Jan Koning doet niet terzake, want een getuige is geen getuige. Verder behoord geconsidereerd te worden, dat beklaagde door het geloop van de rechtervleugel van de opstandigen tegen wil en dank gedwongen is geweest in die troep te blijven. Beklaagde heeft daarop ingevolge het 6e artikel van de artikelbrief de sergeant Jan Koning dringend geboden en gewaarschuwd zich voor het oproerige volk te wachten. Beklaagde heeft gedaan wat zijn plicht was en de advocaten kunnen de straf volgens het 35ste en 47ste artikel niet begrijpen. Vonnis krijgsgericht: de kapitein geweldige wordt in zijn genoemen eis en conclusie ongefundeerd verklaard. Vonnis d.d. 01-10-1718 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: rekening houdend met de langdurige consignatie van beklaagde en deze conform is aan de loco poena, approberen deze sententie. Beklaagde moet het kostgeld gedurende zijn consignatie aan de kapitein geweldige betalen 10-10-1718. Naam, rang, compagnie en regiment: Willem Gerrids, soldaat onder de compagnie van kapitein Reint Lewe en Regnier Asendorf, soldaat onder de compagnie van overste Hieronymus Alberti, beiden onder het regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Delict: uit eigen bekentenis en genomen informatie is gebleken, dat beklaagden, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, op 25 augustus j.l. nevens andere oproerige soldaten tegen de bevelen van de hoge overheid en van de commanderende officieren geweigerd hebben om aan de dijken te werken. Ze pretendeerden meer geld, dan hen volgens een resolutie is toegelegd. Bovendien hebben ze vele disorders veroorzaakt en slagerijen aangericht omtrent de tenten van de marketenters. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagden ter afschrikking van anderen volgens het 35ste en 47ste artikel van de artikelbrief moeten worden gestraft. De advocaat fiscaal probeerde e.e.a. te bevestigen door beëdigde verklaringen van de luitenant Klaes Hindricks Nauta en luitenant Petrus Vinckers, die als officieren in functie zijnde zonder enige tegenspraak verdienen geloofd te worden. Wegens de slagerijen haalde hij de verklaring van vaandrig Haan en verscheidene andere getuigen aan met de eigen confessie van beklaagden, zodat de artikelen 35 en 47 van de artikelbrief toepasbaar zijn.
58
Verdediging: de advocaten Entrup en Schultens hoorden beklaagden en verzochten absolutie van de genomen eis van de kapitein geweldige. Hun ongehoorzaamheid tegen de hoge overheid en pretensie om meer geld te willen hebben, kan niet worden bewezen. Want de getuigenissen van de luitenants Nauta en Vickers, de een tegen Willem Gerrids en de ander tegen Regnier Asendorf, zodat een ieder van hen maar als een getuige kan worden aangemerkt. Volgens alle goddelijke en wereldlijke wetten en rechten is het bekend, dat een getuige geen getuige is. De getuigenis van ene Hindrik Hemmes is niet ter zake omdat deze niet onder ede is afgenomen. Volgens de getuigenis van Gerrid Wessel is beklaagde Willem Gerrids na de slagerij weer naar zijn werk gegaan, maar is hij door anderen weggejaagd. Voor Regnier Asendorf heeft een ander in zijn plaats gewerkt. Beiden kunnen geen ongehoorzaamheid ten laste worden gelegd. Vonnis krijgsgericht: de kapitein geweldige wordt in zijn genomen eis en conclusie tegen beide beklaagden ongefundeerd verklaard. Gedeputeerden: approberen de gegeven sentie, waarbij rekening wordt gehouden met de langdurige consignatie van beide beklaagden. Wel moeten zij het kostgeld gedurende hun detentie aan de kapitein geweldige betalen. Samenvatting insubordinatie: Er zijn 5 rechtzaken, waarbij 6 militairen waren betrokken. 1 sergeant: ontslag van zijn functie en met betaling van de proceskosten. 1 ruiter: 3 x heen en weder spitsroeden lopen door 80 gerangeerde militairen. 4 soldaten: ontslag van rechtsvervolging, echter met betaling van kostgeld gedurende hun consignatie. J. Landloperij: Rondzwerven over het platteland [vaak zonder middelen van bestaan] en de bewoners overlast bezorgen. Bedelen. 24-12-1696. Naam, rang en compagnie: Thomas Baart, soldaat onder overste Molein. Christoffer Ulgers, soldaat onder kapitein Celos en Hendrick Harris, [mogelijk soldaat] uit Engeland. Delict: beklaagden zijn bij het Zandt gevangen genomen, waar ze “mogelijk overlast bezorgden als vagebonden”. De kapitein geweldige wordt door de Gedeputeerden gelast hen vrij te laten met intimatie als ze weer zo worden aangetroffen, dat ze dan zonder genade in het provinciale tuchthuis worden gebannen. Vonnis: 24-12-1696. 24-05-1710. Naam, rang en compagnie: Charle Renard, geboortig uit Frankrijk, Michiel van den Hark, omgeving Luik, Anthoni Keerle uit Zwitserland, allen waarschijnlijk soldaten onder het Holsteinse regiment van Van der Nath en Andries Martens, van Coppenhage. Delict: beklaagden hebben alle vier in het Westerkwartier langs de wegen geschooid en gebedeld. Ze zijn in consignatie bij de kapitein Geweldige. Gedeputeerden: beklaagden worden uit de provincie gebannen. De kapitein geweldige wordt gelast deze kerels aanstonds over de Punterbrugge te brengen. Mochten zij zich onderstaan ooit weder te keren, dan zullen ze zonder enige gratie met geseling worden gestraft.
59
Samenvatting landloperij: Er zijn 2 rechtzaken, waarbij 7 militairen zijn betrokken. 4 soldaten: uit de provincie van Stad en Lande gebannen. 3 soldaten: ontslag van rechtsvervolging met waarschuwing dat ze bij herhaling in het provinciale tuchthuis worden gebannen. K. Moord: Het door geweldpleging - met voorbedachten rade – doden van een persoon. 06-02-1688. Naam, rang, compagnie en regiment: Erenst Scholtes van Bloembergen, geboortig in de Graafschap van der Lippe, adelborst in de lijfcompagnie en het regiment van kolonel Hendrik Casimir II, Vorst van Nassau, stadhouder van Stad en Lande. Delict: beklaagde heeft op 28-01-1688 Engelbert Jansen, soldaat onder kolonel Hendrick Losecaet met zijn degen doodgestoken. Dit blijkt uit zijn vrijwillige confessie. Vonnis krijgsgericht: gecondemneerd om door de scherprechter met het zwaard onthalst te worden. Gedeputeerden: confirmeren deze sententie. Vonnis: 06-02-1688. Executie: 07-02-1688. 08-05-1689. Naam, rang en compagnie: Jean Pierre L’eglise d’Castel Jaloux en Guienne Verdere gegevens ontbreken Delict: beklaagde heeft Hendrick Ansingh, huisman tot Zuidlaren doodgeschoten. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door de scherprechter met het zwaard te worden gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: approberen deze sententie. St. Martin de Ales en Langedock. Verdere gegevens ontbreken. Delict: beklaagde was betrokken bij het doodschieten van Hendrick Ansingh, huisman tot Zuidlaren. Vonnis krijgsgericht: beklaagde zal 4 x door de spitsroeden worden gejaagd. Gedeputeerden: approberen deze sententie 08-05-1689. Donnou d’Aupres de Grenoble. Verdere gegevens ontbreken. Delict: beklaagde was aanwezig/ in de buurt van het doodschieten van Hendrick Ansingh. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 14e artikel van de artikelbrief moet worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt vrijgesproken. Moet wel de proceskosten betalen. Gedeputeerden: de gegeven sententie wordt geapprobeerd. Vonnis in al deze bovengenoemde zaken: 08-05-1689.
60
19-09-1692. Naam, rang, compagnie en regiment: Anna Dercks van Bremen, weduwe van Peter Jansen van Horsten, gewezen soldaat onder kapitein Jan Rutger van der Camp, regiment van kolonel Hendrick Casimir II, Vorst van Nassau. Delict: zij heeft 2 van haar eigen kinderen vermoord. Vonnis krijgsgericht: zij wordt veroordeeld om aan een paal gebonden en met een koord gewurgd te worden totdat de dood erop volgt. Daarna zal ze met 2 kinderbeeldjes in haar armen op een rad gelegd worden. Vonnis: d.d. 17-09-1692. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 13-04-1698. Naam, rang, compagnie en regiment: Nies Wijmans, soldaat onder de compagnie van kapitein Wessel Emmius, regiment van kolonel Hendrick Losecaet. Delict: beklaagde heeft op 30 maart 1698 om 14.00 uur omtrent de Molendrift bij de Kranepoort in beschonken toestand zijn wachtpost verlaten en een zekere Schelte Reinders, geboortig van Leeuwarden en knecht van Dr. Eissemius met zijn roer doodgeschoten. Verdediging: de advocaten R. Cock en S. Wilman hebben beklaagde gehoord. Ter verdediging werd aangevoerd: (1) beklaagde was niet dronken naar zijn wachtpost gegaan. (2) heeft zijn wachtpost niet verlaten, maar mocht een stuk wal van de timmerwerf lopend bewaken. (3) er is geen sprake van moord, maar van doodslag, omdat de knecht zijn geweer had gegrepen en dat was toen afgegaan. Aanklager: de kapitein geweldige eiste, dat beklaagde krachtens het 3e, 28ste en 66ste artikel van de artikelbrief met de dood mag worden gestraft. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wychel verzocht approbatie van de sententie van de aanklager De advocaat fiscaal onderschreef de conclusie van de kapitein geweldige en argumenteerde verder dat het slachtoffer voor zijn plezier met het 4-jarig kindje van Dr. Eissemius wandelde. Bovendien was hij als mennist ongewapend en had de schildwacht niet aangevallen. Toen hij zich verwijderde heeft de schildwacht – volgens eigen bekentenis – hem uit kwaadheid neergeschoten. Vonnis krijgsgericht: condemneerde beklaagde Nies Wijmans om door de scherprechter met het zwaard te worden gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: approberen de sententie van het krijgsgericht en verstaan dat hij tegen morgen ter executie zal worden gesteld. Vonnis: 13-04-1698 07-02-1702. Naam, rang, compagnie en regiment: Harmen Joesten, soldaat onder kapitein Ernst Willem Recke, regiment van kolonel Tobias Reinhard. Delict: beklaagde heeft zijn slaapvriend met een mes zodanig verwond, dat hij daarna is komen te overlijden. Publiekelijk is beklaagde met trommelslag 4x ingeëist, maar hij is niet verschenen. Aanklager: kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 3e artikel van de artikelbrief met de dood mag worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: mocht beklaagde in handen van justitie vallen, dan wordt hij door de scherprechter met het zwaard gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: confirmeren deze sententie. Vonnis: 07-02-1702.
61
07-02-1702. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Kerckhoff, soldaat onder de compagnie van kapitein Laurens Ba[c]x, regiment van kolonel Tobias Reinhard. Delict: beklaagde heeft op zondag 23-10-1701 de soldaat Jurrien Hottenras, soldaat onder kapitein Ludolf Lodewijck Louwerman met zijn degen dodelijk verwond. Publiekelijk is beklaagde met trommelslag 4x ingeëist, maar hij is niet verschenen. Aanklager: de kapitein Geweldige concludeert dat Jan Kerckhoff volgens het 3e artikel van de artikelbrief met de dood mag worden gestraft. Vonnis krijgsgericht: mocht hij in handen van justitie vallen, dan wordt hij met het zwaard gestraft tot de dood erop volgt. Gedeputeerden: confirmeren deze sententie. Vonnis: 07-02-1702. 12-12-1703. Naam, rang en compagnie: Gerben Thiessen, oud 20 à 21 jaar, geboortig van Jorwert in Friesland. Delict: beklaagde heeft een reeks van delicten gepleegd. Heeft buiten pijn en banden bekend lange tijd met verscheidene vrouwen in hoerderij te hebben geleefd. Heeft donderdag 16 augustus tweemaal de zoon van pastor Mees aangetast en in zijn hoed met een mes gesneden en hem beroofd van zijn kleren en geld. Is medeplichtig geweest om de heer Hertoghe te bestelen en zijn huis in brand te steken. Is betrokken geweest bij verschillende inbraken in huizen te Oldebert, Niebert en elders in Friesland. Heeft in zijn jeugd vele diefstallen gepleegd. Is gedeserteerd uit de compagnieën van de kapiteins Braeckel, Chacot en Alberda. Heeft kandidaat Sibelius samen met een ander omtrent Franeker aangetast, vastgebonden en beroofd van zijn geld. Heeft ene Laurens geholpen bij het vermoorden van een smit, alsmede de schoolmeester van Sweins, die enige tijd daarna dood gevonden is tussen Rijp en Enumatil aan het trekpad in Friesland. Deze delicten dienen een ander tot een afschuwelijk exempel en afschrikken te worden gestraft. Gedeputeerden: veroordelen beklaagde volgens hun resolutie van 20 oktober 1703, recht doende en rijpelijk overlegd hebbende de gruwelijkheid van de misdaden alsmede de onmenselijkheid door hem gepleegd, dat hij gebracht zal worden ter plaatse daar men gewoon is justitie te doen en aldaar anderen ten exempel zal zijn lichaam op een rad worden gelegd en alzo door de scherprechter levend geradbraakt en daarna zal zijn hoofd van het lichaam worden gescheiden en op een staak gezet. Vonnis: 12-12-1703. 16-01-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Franciscus Bussui, soldaat onder de compagnie van overste luitenant Adriaen Bothenius, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde heeft zich onderstaan op 4 januari j.l. nadat hij ’s avonds de kelder van Daniel Lamberts had verlaten terug te keren en opnieuw binnen te dringen en zijn degen te trekken en de vrouw van Daniel Lamberts in haar linker bil een zware wond toe te brengen, waardoor de vrouw is komen te vallen en enige tijd daarna aan haar verwonding is overleden. Hendrik Schonebeek en Lambert Daniels, haar zoon, kwamen vergeefs toegelopen om met beklaagde te praten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde 22 jaar oud en afkomstig uit Roermond, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, een moedwillige doodslag heeft begaan en anderen ten exempel en afschrikken volgens het 32ste en 3e artikel van de artikelbrief met de dood moet worden gestraft.
62
De advocaat fiscaal adstrueerde in facto en in jure. Het gepleegde feit bleek duidelijk uit de eigen confessie van beklaagde en verklaringen van de chirurgijn C. Radijs, Lambert Daniels en Hendrik Schonebeek dat de vrouw korte tijd daarna aan haar verwonding is overleden. Beklaagde is tegen de wil van de overleden vrouw en haar zoon wederom in de kelder binnen gedrongen en heeft zijn degen getrokken volgens Lambert Daniels. Deze omstandigheden verzwaren het delict en volgens de goddelijke en wereldlijke wetten en de teneur van het 3e artikel in de artikelbrief moet een moedwillige doodslag met de dood worden gestraft. Tevens haalde de advocaat fiscaal enige artikelen uit het 7e boek van het Ommelander Landrecht en rechtsgeleerden aan en ter onderbouwing nog de eigen confessie van beklaagde, het met geweld binnendringen van de kelder, het trekken van het geweer na bezetter wacht en dit te misbruiken bij het aanvallen van een vrouwspersoon met dodelijke afloop. Verdediging: de advocaten Entrup en Schultens hoorden beklaagde en verzochte absolutie van de genomen conclusie van de kapitein geweldige. Zij zijn van mening dat hier geen doodstraf kan worden gevorderd. (1) Want er was geen sprake van opzet of de wil om iemand te doden. Uit zijn eigen confessie blijkt dat hij nuchter in de kelder kwam om zijn resterende schuld te betalen, want hij was daar in de slaapstede geweest. Hij werd verzocht weer terug te komen, maar dat wilde hij niet doen. Door de overleden vrouw en ene Aaltjen is beklaagde tot overstallige dronkenschap gebracht en door hun schelden en krabben is hij tot het trekken van zijn degen gekomen. Vervolgens houden de advocaten een verhandeling over diverse rechtsgeleerden. (2) De wond was niet dodelijk. De advocaten delen mede dat professor medicinae en anatomiae Muikens met beide chirurgijns C. Radijs en B. ten Have na het openen van het lichaam van de overleden vrouw hebben geconstateerd en schriftelijk verklaard dat de wond niet dodelijk was. Bovendien is de zoon van de overleden vrouw Lambert Daniels niet direct een barbier gaan zoeken, maar naar zijn vader gegaan in een herberg op de Lane. Dat getuigde de waard van de herberg. Dit verzuim moet mede in beschouwing worden genomen. (3) Beklaagde verkeerde in een grote en excessieve dronkenschap. Uit getuigenissen van adjudant H. Blaasman en de korporaals Hendrik Fransen, Jacob van der Hulst en Joost Camp blijkt dat beklaagde nuchter, vredelievend en goedwillend is geweest in het waarnemen van zijn functie. Het kwade gedrag van de overledene blijkt uit de attestatie van de stads schulte, die eerder uit deze kelder een vrouwmens Cecilie heeft gehaald en op order van de Edel Mogende Heren Burgemeesters en Raad naar het tuchthuis heeft gebracht. De advocaat fiscaal weerlegde vervolgens de argumenten van de advocaten door naar artikelen in het landrecht, de artikelbrief en uitspraken van rechtsgeleerden te verwijzen. En voegde eraan toe, dat beklaagde na zijn daad naar de wacht werd gesleept en is daar de hele nacht uitzinnig dronken geweest. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om door de scherprechter met het zwaard te worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis d.d. 14-01-1713 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde het door hem ondertekende vonnis in de vergadering van de heren Gedeputeerden van Stad en Lande. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. Samenvatting: Er zijn in bovengenoemde periode 8 rechtzaken geweest, waarbij 8 militairen en 1 vrouw van een soldaat waren betrokken. 1 vrouw van een soldaat: ter doodveroordeling d.m.v. wurging door de scherprechter. 1 soldaat: ter doodveroordeling d.m.v. radbraking door de scherprechter. 1 adelborst en 3 soldaten: ter doodveroordeling d.m.v. onthoofding door de scherprechter. 1 soldaat: bij verstek – voorvluchtig - ter doodveroordeling d.m.v. onthoofding.
63
1 soldaat: 4x heen en weder spitsroeden lopen. 1 soldaat: ontslag van rechtsvervolging met betaling van de proceskosten. L. Onwettig ronselen: met name van een minderjarige persoon. 06-02-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Andries Risse, rustmeester onder de compagnie van kapitein Laurens Muller, regiment kolonel Ludolph Luyrt Ripperda en Jan van Calcar, soldaat onder de compagnie van kapitein Rucowol [?]. Delict: beklaagden hebben een jong en minderjarig persoon alhier tegen de wil en weten van zijn ouders en vrienden tot de dienst verleid en geëngageerd. Dit is in strijd met de resolutie der Edele Mogende Heren Staten van deze provincie . Zijn vader en broer die dit wilden beletten, zijn door beklaagden met stoten en slaan mishandeld. Gedeputeerden: beklaagde Andries Risse moet heden achternamiddag 2 x heen en 2 x weder door 100 man gerangeerde militie lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Beklaagde Jan van Calcar moet 1 x heen en 1 x wederom lopen door deze militie om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Samenvatting onmettig ronselen: Er is 1 rechtzaak geweest, waarbij 2 militairen waren betrokken. 1 rustmeester: 2 x heen en weder spitsroeden lopen door 100 gerangeerde militairen. 1 soldaat: 1 x heen en weder spitsroeden lopen door deze gerangeerde militairen. M. Openbare dronkenschap: Vaak gepaard gaand met vernielingen. 05-02-1706.. Naam, rang, compagnie en regiment: Arnoldus Makallum, soldaat onder de compagnie van overste luitenant Siben Sibenius, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde had op 11 januari de wacht bij de Ebbingepoort. Hij heeft zich overstallig dronken gedronken en wilde van de stadsvoerman meer turf hebben. Aanklager: de kapitein geweldige,concludeerde dat beklaagde moet worden gestraft volgens het 66ste en 67ste artikel van de artikelbrief. Beklaagde is geconsigneerd op het Geweldige Hof. Verdediging: de advocaten Laman en Entrup verzoeken absolutie van de eis door de kapitein geweldige genomen. Zij voeren aan dat ze allemaal dronken waren geweest en dat beklaagde niet de oorzaak was. Bovendien was beklaagde niet gewoon te drinken, maar was daartoe aangezet door de korporaal van de wacht, genaamd Marten Peeters. De beklaagde was een nieuwe soldaat en pas 8 à 9 weken in dienst, zonder dat men hem de artikelbrief had voorgelezen. De advocaat fiscaal van de provincie onderschreef de genomen eis van de kapitein geweldige en wees op de eigen confessie van de beklaagde en de getuigenissen van Anna de Groot, Jaantien Francois, korporaal Martin Pieters en Valentien Gross, waaruit bleek dat beklaagde dronken is geweest en dat er onenigheid was. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt veroordeeld om 2 x heen en 2 x weder te lopen door de gerangeerde parade en door hen met spitsgarden geslagen te worden. Gedeputeerden: approberen deze sententie.
64
16-12-1706. Naam, rang, compagnie en regiment: Jannes van Doorn, adelborst onder de compagnie van kapitein Cornelis van Vliet, regiment van kolonel Frans Casimir Junius. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft op 14 november j.l. ’ s nachts overstallig dronken zijnde, zich onderstaan ruzie te maken met ene Hermannus. Zowel op de hoek van de Raamstraat als bij de ruiterwacht heeft beklaagde met zijn degen de glazen van verscheidene huizen ingeslagen. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde volgens het 3e artikel van de artikelbrief gestraft moet worden. Verdediging: de advocaten verzoeken absolutie van de genomen eis en conclusie van de kapitein geweldige. Beklaagde heeft zich nog nooit dronken gedronken. Maar is daartoe door anderen verleid. Is geboortig uit Den Haag van goede ouders. Hij was onkundig van de kracht van de Groninger Kluin. Heeft een woordenwisseling met ene Hermannus gehad, maar niet met hem gevochten. Het inslaan van de glazen kan ook wel door anderen zijn geschied die met hem mee liepen, omdat er ook stenen in de huizen van die mensen zijn gevonden. De aangerichte schade is niet zo groot en kan niet onder straatschenderij worden gerekend, maar er is sprake van grote baldadigheid. De advocaat fiscaal insisteerde bij de genomen eis van de kapitein geweldige. Uit de eigen bekentenis van beklaagde en verklaringen van beëdigde getuigen is genoegzaam te constateren, dat beklaagde overstallig dronken was, ruzie had en glazen heeft ingeslagen. Heeft de nachtrust van anderen verstoord. Beklaagde moet worden gestraft volgens het 61ste en 3e artikel van de artikelbrief. Andere observaties en explicaties zijn niet van toepassing. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 120 gerangeerde soldaten, mits vooraf gegaan door 2 sergeanten die de spitzen van hun hellebaarden naar hem toe houden, te moeten lopen 3 x heen en 3 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 16-12-1706 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht overhandigde deze sententie in de vergadering van de heren Gedeputeerden. Gedeputeerden: confirmeren de gegeven sententie. 15-11-1707. Naam, rang, compagnie en regiment: Gerrit Steenck, soldaat onder de compagnie van wijlen luitenant kolonel Siben Sibenius, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, is op 18 oktober zonder permissie van de wacht gegaan en heeft zich met anderen stapel en vol gezopen en heeft in zijn grote dronkenschap onbezonnen en ongeoorloofde akties begaan ten huize van de weduwe van Hans Hendrick Abbas. Heeft glazen ingeslagen en schotels gebroken. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde tot een spiegel en schrik van anderen aan het leven mag worden gestraft volgens de artikelen 30, 66 en 67 van de artikelbrief. Verdediging: de advocaten Laman en Schainck hoorden beklaagde en verzochten absolutie van de genomen conclusie. Beklaagde is niet vrijwillig van de wacht gegaan, maar is door ene Jan Geerts overgehaald. Heeft Gesien Lucas niet lastig gevallen. Maar heeft in zijn dronkenschap wel de glazen ingeslagen. De advocaat fiscaal van de provincie onderschreef de genomen eis van de kapitein geweldige. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen 3 x heen en 3 x weder te moeten lopen door de gerangeerde soldaten van dit garnzoen om door hen met
65
spitsgarden geslagen te worden. Verder zal hij op water en brood moeten zitten totdat de schade door hem is vergoed. Vonnis: d.d. 07-11-1707. Gedeputeerden: preferen gratie voor rigeur van recht, en altereren de sententie van het krijgsgericht. Beklaagde moet heden namiddag 3 x heen en 3 x weder door de soldaten van dit garnizoen in twee rijen gerangeerd staande lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 18-03-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Claes Frix, soldaat onder de compagnie van kapitein Julius Rosinga en Jannes Gerrids en Gerrit Steenk, soldaten onder de compagnie van kapitein Geert Woldring. Allen uit het regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Delict: zij zijn op maandag 9 maart s’nachts om ongeveer 12 uur tegen de vastgestelde orders na bezetter wacht dronken op straat aangetroffen. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om samen 1 uur op het houten paard te moeten zitten op het tijdstip dat de parade begint. Vonnis d.d. 18-03-1711. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 18-03-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Peter Jonas, soldaat onder de compagnie van kapitein Wigbold Aldringa, regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Delict: beklaagde heeft zich op maandag 9 maart s’nachts tussen 12 en 1 uur zich niet alleen dronken op straat laten vinden, maar ook de vaandrig Eens bij de Ooster poortenbrugge om het lijf gevat en is op zijn orders niet aanstonds naar huis gegaan. Vonnis krijgsgericht: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, wordt gecondemneerd om door de parade gerangeerd staande 3 x heen en 3 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis: d.d. 18-03-171. Gedeputeerden: altereren en mitigeren deze sententie. Hij moet 1 uur op het houten paard zitten op het tijdstip dat de parade begint. Samenvatting openbare dronkenschap: Er zijn in bovengenoemde periode 5 rechtzaken geweest, waarbij 7 militairen waren betrokken. 1 adelborst: 2 dagen achtereen 3x heen en weder spitsroeden lopen tussen 120 gerangeerde militairen. 2 soldaten: resp. 2 x en 3 x heen en weder spitsroeden lopen tussen gerangeerde militairen. 4 soldaten: 1 uur op het houten paard zitten. N. Seksuele misdrijven: verkrachten; het met geweld of onder bedreiging dwingen tot geslachtgemeenschap. Ook andere personen, die erbij betrokken zijn, maar niet de daad zelve bedrijven, worden gevoegd onder dit misdrijf. 19-10-1699. Naam, rang en compagnie: Jan Jans, 22 jaar, soldaat onder de compagnie van kapitein Hendrick van Hulten, regiment van kolonel Hendrick Losecaet.
66
Delict: beklaagde heeft enige vrouwen verkracht. Bovendien schuldig aan bloedschande d.w.z. heeft lijfgemeenschap gehad met [een of meer] personen, die wegens bloedverwantschap niet met elkaar in het huwelijk mogen treden. Tevens schuldig aan straatschenderij, ferie en geweld. Dit blijkt uit de verhoren van de advocaten en de eigen confessie van beklaagde. Vonnis krijgsgericht: secretaris van de krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde het vonnis van de krijgsgericht van de 18e oktober aan de heren Gedeputeerden. Volgens het 3e en 32ste artikel van de artikelbrief wordt hij gecondemneerd om met het koord gestraft te worden tot de dood erop volgt. Daarna zal zijn lichaam tot voorbeeld en afschrikking aan de galg blijven hangen om door lucht, regen en wind verteerd te worden. Gedeputeerden: bekrachtigen het vonnis op 19-10-1699. Jan Jans wordt de 20ste in de Galgendwinger gevonnist en de 21ste aan de galg buiten de Herepoort gehangen, omdat men anders beschadiging van de nieuwe fortificatiewerken vreesde. 19-10-1699. Naam, rang, compagnie en regiment: Niclaes Verrigh, soldaat onder de compagnie van kapitein Jan Oesewolt van Eeck, regiment van kolonel Rempt ten Ham van Holtzappel. Delict: beklaagde was aanwezig bij de verkrachting van Trijntien en Maria Elisabeth Lamberts door soldaat Jan Jans en een schoenmakersgezel en heeft dit niet weten te verhinderen. Verdediging: beklaagde is gehoord door de advocaten. Heeft de vrouwluiden geen kwaad gedaan, maar gebeden voor behoud van hun kleren. Omdat hij geen mes of degen bij zich had kon hij hun daden niet beletten. Bovendien werd hij gedwongen op de wal te blijven en kon anderen niet waarschuwen. Secretaris van de krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde het vonnis van het krijgsgericht van de 18e oktober in de vergadering van de heren Gedeputeerden. Beklaagde moet 3 x heen en 3 x weder door 200 gerangeerde soldaten te lopen en door hen streng met spitsroeden te worden gestraft. Gedeputeerden: mitigeren het vonnis tot 2 x, waarbij ze gratie voor rigeur van recht prefereren. Vonnis: 19-10-1699. 16-04-1711. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Chevij, soldaat onder de compagnie van kapitein Wigbold Aldringa, regiment van kolonel Hieronymus Alberti. Delict: uit de genomen informatie en eigen confessie is genoegzaam gebleken, dat beklaagde tussen maandag en dinsdag 7 april s’nachts om 3 uur samen met Francis Borderij, Harmannis Louis en Regnier Tideman bij de kelder van Berend Douwes in de Steentilstraat gekomen zijn om een soopje te drinken, maar dat konden ze daar niet krijgen. Toen hebben ze geprobeerd een zekere maagd Etjen Aepkens met geweld uit de kelder te halen, wat zij niet wilde. Beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft haar met zijn degen geslagen en met geweld op zijn schoot getrokken en probeerde haar te verkrachten, maar dat kon hij niet geheel volbrengen. Etjen Aepkens is een zeer berucht vrouwmens en heeft al eens een kind in onechte geprocreerd. Naburen vertellen, dat in de kelder een ongeregelde en oneerlijke huishouding wordt gehouden.
67
Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt veroordeeld om 4 x heen en 4 x weder te moeten gaan door 150 gerangeerde soldaten, 2 dagen achtereen met 2 voorgaande sergeanten met de spitsen van hun hellebaarden achteruit houdend om met spitsgarden door hen streng geslagen te worden. Vonnis d.d. 16-04-1711. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Naam, rang, compagnie en regiment: Hermannus Louis, soldaat onder de compagnie van kapitein Wigbold Aldringa, regiment kolonel Hieronymus Alberti. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft samen met bovengenoemde soldaten met geweld de onderdeur van de kelder van Berend Douwes geopend en hij eiste een soopje, maar dat kon hij daar niet krijgen. Toen heeft hij een zeker vrouwmens dat in een slaapstede lag in de kelder onbehoorlijk aangetast en haar doek, die ze om haar hals had afgenomen. Daarna heeft hij zijn blote degen op haar borst gezet en haar gedwongen hem geld te geven, maar dat heeft hij niet gekregen. Toen heeft hij haar deerlijk met de blanke degen geslagen en gedreigd haar te doorsteken, als ze weigerachtig bleef om zijn wil op te volgen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt echter om de beruchtheid van de plaats en het vrouwmens ab ordinaria poena absolverende gecondemneerd tot dezelfde straf als bovengenoemde Jan Chevij. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Naam, rang, compagnie en regiment: Francis Borderij, soldaat onder de compagnie van kapitein Julius Rosinga, regiment kolonel Hieronymus Alberti. Delict: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft samen met bovengenoemde soldaten de hospes gedwongen in zijn bed te blijven en geen rumoer te maken. Hij heeft Ettien Aepkens, die op de schoot zat van Jan Chevy, gedreigd met een mes haar ‘bek’ open te snijden, omdat ze weigerde zijn wil op te volgen. Dit zijn allemaal zaken die in een welgestelde Republiek niet tolerabel zijn, maar strafbaar. Maar gezien de lichtvaardigheid van de beledigde Ettien Aepkens en de kwade geruchten over de huishouding van Berend Douwes wordt dit meegewogen in de bepaling van de strafmaat. Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet 3 x heen en 3 x weder spitsroeden lopen door 150 gerangeerde soldaten, 2 dagen achtereen met de 2 bovengenoemde sergeanten. Gedeputeerden: approberen deze sententie. Naam, rang, compagnie en regiment: Regnier Tijdeman, soldaat onder de compagnie van kapitein Julius Rosinga, regiment kolonel Hieronymus Alberti. Delict: beklaagde heeft Ettien Aepkens, die in de kelder van Berend Douwes logeerde, niet alleen met een stok gedreigd, maar haar daarmee bont en blauw geslagen, omdat zij niet met hem uit de kelder mee wilde gaan. Bovendien had hij tegen haar gezegd: “ ik zal dag en nacht op die gaan en dij op straat vinden en om hals brengen”. Ook hier wordt de beruchtheid van de vrouw en de kwade geruchten over de huishouding van Berend Douwes meegewogen in de bepaling van de strafmaat.
68
Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet 4 x heen en 4 x weder lopen door 150 gerangeerde soldaten, 2 dagen achtereen spitsroeden lopen met de 2 bovengenoemde sergeanten. Gedeputeerden: accorderen deze sententie. 08-04-1715. Naam, rang, compagnie en regiment: Derk Beckhof, soldaat onder de compagnie van majoor Joost Lewe, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: uit eigen confessie en genomen informatie is gebleken dat beklaagde op 11 maart j.l. ’s avonds na bezetter wacht samen met anderen [zie onder geweldmisdrijf d.d .08-04-1715] het huis van Frerik Jans met geweld is binnengedrongen. Na enige gepleegde moetwil heeft beklaagde de maagd Maria Jans tegen haar wil uit de kamer in de gang geleid en aldaar door dreigementen en het trekken van zijn degen haar geprobeerd te forceren om zijn wil met haar te doen [poging tot aanranding]. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde, thans geconsigneerd in het Geweldige Hof, gestraft moet worden volgens het 3e en 4e artikel van de artikelbrief. De advocaat fiscaal adstrueerde e.e.a. met een verklaring van Maria Jans en de eigen confessie van beklaagde. Verdediging: de advocaten Entrup en Schaik hoorden beklaagde en verzoeken dat de genomen eis van de kapitein geweldige hem mag worden ontzegd. Het 3e artikel is niet van toepassing; de verklaring van Maria Jans is niet valabel. Bovendien het is een persona turpis. Zij is vrijwillig meegegaan en het tasten onder de rok kan voor geen geweld worden opgenomen. Bovendien heeft zij niet, zoals dat behoort, binnen 24 uur geklaagd. Verder moet er volgens de door hen aangehaalde rechtsgeleerde Pappus groot verschil worden gemaakt van het gepasseerde tussen hoeren en andere eerlijke vrouwspersonen. Beklaagde was bovendien overstallig dronken en in zijn functie is hij altijd eerlijk geweest en heeft zich goed gedragen. De advocaat fiscaal sustineerde dat dronkenschap meer graveerde dan verlicht. En beklaagde is met geweld binnengekomen. Getuige Roelef Ruineman verklaarde kreten te hebben gehoord van de maagd, maar kon niet zeggen van welke maagd, omdat hij zich in huis bevond en niet opstraat. Uit diverse attestaties van Grietjen Jans, Jacomine Broekhuijs, huisvrouw van Jan Bouman en Jantjen Jans van 4 april j.l. bleek, dat Maria Jans een infame hoer en met Spaanse pokken beladen was geweest. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om op een dag door 200 gerangeerde soldaten te moeten lopen 6 x heen en 6 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 06-04-1715 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: mitigeren de gegeven sententie in die zin, dat beklaagde door 200 man 4 x heen en 4 x weder zal moeten lopen en door hen met spitsgarden geslagen te worden. Samenvatting verkrachting met bedreiging en/of geweld of erbij betrokken zijn geweest: Er zijn in bovengenoemde periode 7 rechtzaken geweest, waarbij 7 militairen waren betrokken. 1 soldaat: ter dood veroordeling door ophanging t.g.v. meerdere verkrachtingen 1 soldaat: was toeschouwer bij een van de zaken, maar deed niets om het te verhinderen. 2 x spitsroeden lopen tussen 200 gerangeerde militairen. 2 soldaten: poging tot aanranding c.q. verkrachting. 2 dagen achtereen 4 x spitsroeden lopen tussen 150 gerangeerde militairen.
69
1 soldaat: poging tot aanranding met geweld. 1 dag 4x spitsroeden lopen tussen 200 gerangeerde militairen. 1 soldaat: bedreiging en lichamelijk geweld. 2 dagen achtereen 4 x spitsroeden lopen tussen 150 gerangeerde militairen. 1 soldaat: poging tot aanranding met bedreiging. 2 dagen achtereen 3 x spitsroeden lopen tuusen 150 gerangeerde militairen Opmerking: met de strafmaat werd rekening gehouden met het feit dat de meeste publieke vrouwen waren. Niemand van hen werd veroordeeld. O. Seksuele misdrijven: vleselijke conversatie [verboden geslachtgemeenschap]. 18-12-1706. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Willems, tamboer-majoor van het regiment onder de overste Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde wilde na voorgaande vleselijke conversatie met ene Maria van der Meulen zich met haar in de echt laten verbinden. Maar hij had vervolgens vleselijke conversatie met haar zuster Jacobien Beerends, wetende dat haar echte man nog in leven was. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan echtbreuk en bloedschande. Dit blijkt uit genomen informatie en eigen confessie. Is vervolgens geconsigneerd op het Geweldige Hof, maar heeft uit zijn gevangenis weten te ontsnappen. Is daarop 4 x publiekelijk per trommelslag ingeëist, maar niet gecompareerd om zich te verantwoorden. Vonnis krijgsgericht: secretaris Lodewijck Wijchel overhandigde het vonnis van het krijgsgericht met beide examina van 6 en 8 februari 1706. Beklaagde zal wanneer hij in handen van justitie komt te geraken door de scherprechter met het zwaard worden gestraft tot de dood erop volgt. De proceskosten zullen uit zijn goederen worden betaald. Vonnis: 04-05-1706. Gedeputeerden: zij altereren het vonnis in die zin, dat Jan Willems zijn leven lang uit de provincie zal worden verbannen. In het geval hij wordt gevonden en gevangen genomen, zal hij alsnog volgens het recht worden gestraft. Aanklager: de kapitein geweldige beschuldigde tevens Maria van der Meulen omdat zij vreselijke conversatie heeft gehad met bovengenoemde Jan Willems. Zij heeft zich met hem in de echt willen laten verbinden. Zij was zich ervan bewust dat Jan Willems ook met haar zuster vleselijke conversatie heeft gehad. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan begane bloedschande. Zij is tevens 4 x gedaagd, maar niet verschenen om zich te verantwoorden. Vonnis krijgsgericht: mocht zij in handen van justitie geraken, dan ze met het zwaard worden gestraft tot de dood erop volgt. De proceskosten zullen uit haar goederen worden betaald. Gedeputeerden: altereren het vonnis in die zin, dat Maria van der Meulen haar leven lang uit de provincie zal worden verbannen. In het geval zij wordt gevonden en gevangen genomen, zal zij alsnog volgens het recht worden gestraft. N.B. Haar zuster Jacobien Beerends komt verder in dit proces niet voor. 18-10-1712. Naam, rang, compagnie en regiment: Jacobus Nonget, soldaat onder de compagnie van kapitein Onno Lijphard, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde heeft op 2 oktober, zijnde zondagnamiddag om 13.00 uur bij het kruidhuis, waar hij op wacht stond vleselijke conversatie gehad met een zeker vrouwspersoon, die hij ooit heeft gekend. Zij zou hem verleid hebben. Dit is genoegzaam gebleken uit genomen informatie en eigen confessie van beklaagde, die geconsigneerd is op het Geweldige Hof.
70
Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om een half uur voor en een half uur na de parade op het houten paard te zitten met aan ieder been 2 musketten. Vonnis d.d. 18-10-1712. Was getekend: Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen deze sententie. 20-02-1716. Naam, rang en compagnie: Daniel Lammerts, soldaat onder de Garde. Lammetien Harmens, huisvrouw van Andries ter Horst. Delict: uit de eigen bekentenis van Daniel Lammerts, getrouwd met Maria Bleets, is genoegzaam gebleken, dat beklaagde enige tijd vleselijke conversatie heeft gehad met Lammetien Harmens, Vervolgens is er een kind bij haar in overspel geprocreerd. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beiden, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, volgens het 3e artikel van de artikelbrief moeten worden gestraft. Beklaagde Lammetien Harmens is 7 jaar getrouwd met Andries ter Horst. De advocaat fiscaal onderschrijft de genomen eis en conclusie van de kapitein geweldige. Volgens de nieuwe artikelbrief moet er na exigentie van zaken aan lijf of leven worden gestraft en volgens het landrecht 80 daalders boete of geseling. Verdediging: de advocaten Entrup en Eijssonius hoorden beklaagden en verzoeken absolutie van de genomen conclusie door de kapitein geweldige. Beklaagde Lammetien Harmens is 7 jaar getrouwd geweest, maar haar man heeft haar reeds 4 jaar maliteuselijk verlaten, zonder ooit taal of teken van hem gehoord te hebben. De vrouw van beklaagde Daniel Lammerts heeft hem eerst verlaten en is daarna teruggekomen om hem vervolgens te bestelen. Sprake van echtbreuk en niet waardig om langer zijn vrouw te zijn. En huwelijk is ontbonden als er sprake is van mortem adulterium [overlijden] of malitiosum desertionem [kwaadwillige verlating]. Het lange wegblijven van de man van Lammetien Harmens kan opgevat worden als een overlijden. Verder is de artikelbrief niet van toepassing op een vrouw. De advocaat fiscaal sustineerde, dat een lijfstraf moet plaats vinden. De artikelbrief geldt ook voor een vrouw van een soldaat. Voorts kan er geen sprake zijn van ontbinding van een huwelijk dan is een zaak van de rechter. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 200 gerangeerde soldaten, voorafgaand door 2 sergeanten met de spitzen van hun hellebaarden achteruit, 6 x heen en 6 x weder te moeten lopen om door hen streng met spitsgarden geslagen te worden. Verder wordt hij 4 jaar buiten deze provincie gebannen. Ook Lammetien Harmens wordt 4 jaar buiten deze provincie gebannen. Gedeputeerden: altereren deze sententie in die zin, dat beklaagde Daniel Lammerts 1 dag volgens de teneur van gemelde sententie de spitsroeden zal moeten passeren. Zijn bannissement wordt echter opgeheven. Het bannissement van beklaagde Lammetien Harmens blijft echter van kracht. 14-12-1720. Naam, rang, compagnie en regiment: Michiel Derx, soldaat onder de compagnie van kapitein Gerrold Feytsema Gruijs, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde heeft zich onderstaan om op 9 decmber j.l. ’s morgens tussen 4 en half 5 present te zijn bij het inslaan van de glazen van een kamer Achter de Muur. Een soldaat aan wie het landsgeweer is toevertrouwd behoort alle voorvallende moedwil en geweld in weren,
71
maar beklaagde is medeplichtig en zelfs aanvoerder hierbij geweest. Dit is geenszins pardonnabel. Bovendien heeft beklaagde een zeker vrouwspersoon, genaamd Catharina Jans, eerder getrouwd en zegt nu weduwe te zijn van Jan van Oorschot, oud 33 jaar in bed met haar gelegen en daar aangetroffen. Terwijl zijn tegenwoordige vrouw Jantje Leethuijs ook in overspel is aangetroffen. Dit is geenszins tolerabel in een welgestelde regering en behoort anderen ten exempel gestraft te worden. Gedeputeerden: beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, wordt gecondemneerd om publiekelijk aan de kaak gesteld te worden en door de scherprechter met roeden gegeseld te worden. Verder wordt beklaagde onwaardig bevonden om ’s landsgeweer nog langer te dragen en wordt uit de provincies Drenthe, Friesland en Stad en Lande gebannen. Met de waarschuwing, mocht beklaagde wederom in deze provincies worden aangetroffen, dan zal hij zonder pardon zwaarder worden gestraft en daarna in het provinciale tuchthuis gebracht worden. Beklaagde Catharina Jans, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, wordt gecondemneerd om voor de tijd van 6 jaar in het provinciale tuchthuis te worden gebannen om aldaar met haar handen te arbeiden en de kost te verdienen. Samenvatting verboden geslachtgemeenschap: Er zijn in bovengenoemde periode 4 strafzaken geweest, waarbij 4 militairen waren betrokken en evenzovele vrouwen. 1 tamboer-majoor: voortvluchtig; levenslange verbanning uit de provincie Stad en Lande. Betreffende vrouw: idem. 1 soldaat: geseling door de scherprechter en ontslag uit de dienst met verbanning uit de drie noordelijke provincies. Betreffende vrouw: 6 jaar gebannen in het provinciale tuchthuis. 1 soldaat : 1 dag 6x spitsroeden lopen en daarna voor 4 jaar verbannen uit de provincie Stad en Lande. Betreffende vrouw: 4 jaar buiten de provincie gebannen. 1 soldaat: ½ uur voor en ½ uur na de parade op het houten paard zitten met 2 musketten aan ieder been. Betreffende vrouw: onvindbaar. P. Verlaten van de wachtpost: 28-02-1683. Naam, rang, compagnie en regiment: Hans Freuden, soldaat uit Hessenland, Nicolaas Riccard, soldaat uit Groningen, Lucas Geerts, soldaat van Delfzijl en Cornellis Arents, soldaat van Groningen. Ze dienden allen in de compagnie van kapitein Albert Jan van der Merwen [Merwede], regiment kolonel Arend Ludolf Gockinga. Delict: ze hebben hun wachtposten onrechtmatig verlaten. Vervolgens de palissaden en wal te Delfzijl beklommen. Daarna een schip, dat op de rede lag bestolen en vernielingen aangericht. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden allen gecondemneerd om door de scherprechter met het koord te worden gestraft tot de dood erop volgt. Hans Freuden en Nicolaes Riccard zullen aan de galg in een gesloten kette blijven hangen. Gedeputeerden met Ernst Casimir II, vorst van Nassau: de sententies van Hans Freuden en Nicolaes Riccard worden bevestigd.
72
Lucas Geerts en Cornelis Arents krijgen gratie voor rigeur van recht. Ze zullen met de strop om de hals de beide eersten zien hangen. Daarna levenslang verbannen uit de Staat der Verenigde Nederlanden. Mochten ze echter terugkeren dan worden ze alsnog ter dood gebracht. Vonnis: 28-02-1683 15-11-1707. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Geerts, soldaat onder de compagnie van wijlen [overleden 23-10-1707] luitenant kolonel Siben Sibenius, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: uit eigen bekentenis en genomen informatie is gebleken, dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, zich heeft onderstaan op 18 oktober j.l. de dag van zijn wacht zich overstallig dronken te drinken en daardoor een tijd heeft verzuimd en daarna zonder verlof van zijn wacht is gaan. ’s Avonds heeft beklaagde met andere soldaten ten huize van Lijsebeth Meijers, weduwe van Hans Hindrick Abbas vuile dreigementen geuit en overlast gegeven. Verscheidene buitensporigheden en moetwil gepleegd en zich medeplichtig gemaakt aan het breken van schotels en het inslaan van de glazen. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde anderen ten exempel en afschrikken aan het lijf en leven moet worden gestraft volgens het 30ste en 66ste artikel van de artikelbrief. De advocaat fiscaal onderschreef e.e.a. uit de eigen bekentenis van beklaagde op 5 november j.l. en uit de getuigenverklaringen van G. Berents, Lijsebeth Meijers, Gesien Lucas, Derck Eppes, Maria Sities en de luitenant van de majoor. Verdediging: de advocaten Laman en Schainck hoorden beklaagde en verzochten abolutie van de conclusie en eis van de kapitein geweldige. Beklaagde bekende wel op de dag van de wacht beschonken te zijn geweest. Maar de eis is te rigoureus gesteld op straf aan het leven. Daarbij worden diverse artikelen aangehaald, zoals artikel 75 op de ruiterbestelling en de artikelen 36 en 57 van de artikelbrief van Keizer Maximiliaan II. Deze artikelen zijn allemaal ter arbitraire correctie gesteld en tot dispositie van de overste. Daarbij worden nog diverse rechtsgeleerden geciteerd. Haar Edele Mogende heren Gedeputeerden hebben publieke straatschenderij en verwonding van burgers ook met arbitraire correctie afgedaan. De advocaat fiscaal sustineerde dat men niet naar vooroordelen, maar naar de letterlijke tekst moest oordelen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde moet 2 achtereenvolgende dagen door de soldaten van dit garnizoen in rijen gerangeerd staande moeten lopen 6 x heen en 6 x weder, mits vooraf gegaan door 2 sergeanten met de punten van hun hellebaarden achterwaarts gekeerd, om door hen streng met spitsgarden geslagen te worden. Beklaagde zal zolang op water en brood moeten zitten, ter tijd de vrouwlieden wegens het inslaan van de glazen en breken van de schotels zullen zijn gecontenteerd. Vonnis d.d. 07-11-1707 op het Geweldige Hof. Secretaris van het krijgsgericht Lodewijck Wijchel overhandigde het vonnis in de vergadering van Gedeputeerden. Gedeputeeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht en altereren de sententie in die zin, dat beklaagde i.p.v. 6 x nu 3 x op 2 achtereenvolgende dagen etc. De rest is conform het vonnis van het krijgsgericht. 05-09-1709. Naam, rang en compagnie: Hendrik Jans, korporaal en Evert Luitjes, schildwacht, kapitein en compagnie onbekend. Delict: beklaagden hadden wacht bij de Bottringepoort. Ze hebben zich op heden van hun wacht geabsenteerd en het wachthuis gesloten. Dat is een zaak van zeer kwaad gevolg.
73
Vonnis Krijgsraad: onbekend. Gedeputeerden: condemneren beklaagden om aanstaande zaterdag 2 x heen en 2 x weder door de spitsroeden van 80 man te lopen, waarbij de commanderende officier en sergeanten worden gelast erop te letten, dat deze order strikt wordt uitgevoerd. 04-10-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Niclaes Swarts, soldaat onder de compagnie van kapitein Leonard de Venekamp, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde stond als schildwacht en is zonder te zijn afgelost van zijn post gegaan. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om heden op de parade door 100 man gerangeerde militie te moeten lopen [aantal keer onbekend] om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 26-10-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: N.N., tamboer onder de compagnie van kapitein Otto Georg Veltman, regiment van kolonel Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde, gedetineerd op de hoofdwacht, is zonder verlof van zijn wacht gegaan en is enige tijd aldaar dronken wederom gekomen. Vonnis Krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om door 100 gerangeerde soldaten te moeten lopen 3 x heen en 3 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 28-11-1713. Naam, rang, compagnie en regiment: Luichjen Michiels, tamboer onder de compagnie van majoor Gerhard Sichterman, regiment van kolonel Hieronimus Alberti. Delict: beklaagde heeft zich zonder verlof van de hoofdwacht begeven en was zodanig dronken wederom gekomen, dat hij onbekwaam was om zijn dienst als tamboer te kunnen doen. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om door 100 man gerangeerde militie van de parade te moeten lopen 2 x heen en 2 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 30-04-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Hans Thijssen, soldaat onder kapitein Gerhard Jacob Swartte, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde, geconsigneerd op het Geweldige Hof, heeft op 9 april zonder behoorlijk verlof zijn wachtpost bij de Steentilpoort verlaten. Bovendien heeft hij ene Thomas Muntingh ’s nachts tussen 2 en 3 uur, na enige baldadigheden gepleegd te hebben, gedreigd en een wond in zijn linkerzijde toegebracht. Aanklager: de kapitein Geweldige concludeert dat beklaagde anderen ten exempel volgens het 30ste, 32ste en 66ste artikel van de artikelbrief aan het leven moet worden gestraft. De advocaat fiscaal adstrueerde e.e.a. met een drietal getuigen en de eigen confessie van de beklaagde.
74
Verdediging: de advocaten Adriani en Loof hoorden de beklaagde en verzoeken hem kost en schadeloze absolutie te stellen van de genomen eis van de kapitein geweldige. Zij verklaren dat beklaagde met verlof van de wacht is weggegaan volgens de beëdigde verklaring van de sergeant. De verwonding kan niet worden bewezen, want niemand heeft het steken kunnen zien, zodat de verklaringen van Thomas Muntingh en de chirurgijn geen geloof verdienen. Hij was ook niet dronken op wacht en was nog nuchter nadat hij zijn paspoort heeft gekregen van de heer overste Harmen Sichterman. Dit getuigen de adjudant Leulink en andere nuchtere personen, zodat het 32ste artikel op beklaagde niet van toepassing is. Heeft ook niemand uitgedaagd, waarbij de advocaten de meningen van rechtsgeleerden aanhaalden. De advocaat fiscaal bleef bij zijn standpunt en zei dat men niet op de sentimenten van de rechtgeleerden, maar naar de artikelbrief moest oordelen. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 200 man gerangeerd staande, iedere dag 4 x heen en 4 x weder te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 28 april 1714. Was getekend Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: altereren de sententie en prefereren gratie in dit zin dat beklaagde i.p.v. 2 dagen nu 1 dag spitsgarden moet lopen. 02-05-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Derk Bechhoff, soldaat onder de compagnie van majoor Joost Lewe, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde, gedetineerd in de hoofdwacht, is zonder verlof van zijn wacht gegaan. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om 3 x heen en 3 x weder door de optrekkende wacht te moeten lopen en door hen met spitsgarden geslagen te worden. 09-08-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Arend Derx, soldaat onder de compagnie van kapitein Peter Matthaei, regiment van kolonel Johan Wichers. Delict: beklaagde is zonder verlof van zijn wacht gegaan. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om heden 2 x heen en 2 x weder door de ordinaire parade te moeten lopen om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 09-08-1714. Naam, rang, compagnie en regiment: Luigje Michels, tamboer onder de compagnie van kapitein Geert Woldring, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde is zonder verlof van zijn wacht gegaan. Vonnis krijgsgericht: onbekend. Gedeputeerden: beklaagde wordt gecondemneerd om 4 x heen en 4 x weder te moeten lopen door de ordinaire parade om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Dit zal geschieden als hij genezen is van zijn kwetsuur, die hem door Jan Peters, soldaat onder de compagnie en regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda is toegebracht.
75
09-10-1716. Naam, rang, compagnie en regiment: Jan Harmens, soldaat onder de compagnie van kapitein Otto Georg Veltman. Derk Bekhof, soldaat onder de compagnie van de overste luitenant Joost Lewe en Geert Janssen, korporaal onder dezelfde compagnie, allen onder het regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagden hadden 30 augustus j.l. de wacht bij de Kranepoort. Maar ’s nachts hebben zij hun wachtpost verlaten en zijn ze over de wal geklommen en met het schuitje van de portier over het diep gevaren. Daar hebben ze enige manden turf genomen en die in de wacht gebracht. Dit alles is geschied met kennis van de korporaal van de wacht, die ook de wacht heeft verdeeld. Dit zijn zaken die in een welgestelde Republiek niet getolereerd kunnen worden en ten hoogste strafbaar volgens de artikelbrief. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat de beklaagden, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, gestraft moeten worden volgens het 3e, 30ste en 46ste artikel van de artikelbrief. Beklaagden werd gevraagd of ze nog iets tot hun verschoning wilden inbrengen. Zij verzochten gratie voor rigeur van recht. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden allen gecondemneerd om 2 dagen achtereen door 300 gerangeerde soldaten te moeten gaan, elke dag 6 x heen en 6 x weder met 2 voorgaande sergeanten, die de spitzen van hun hellebaarden achteruit houden, om door hen met spitsgarden geslagen te worden. Vonnis d.d. 16-09-1716 op het Geweldige Hof. Was getekend door Lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht, Gedeputeerden: approberen uit gratie op 19 september deze sententie. 25-01-1717. Naam, rang, compagnie en regiment: Salomon Jans, soldaat onder de compagnie van majoor Oesebrant Clant, regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Delict: beklaagde heeft tussen 5 en 6 januari de wacht gehad bij de Kranepoort. Door de officier, die de ronde deed is hij niet op zijn post aangetroffen, terwijl beklaagde door zijn korporaal als wachtpost daar was gesteld. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagde, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, gestraft moet worden volgens het 28ste artikel van de artikelbrief. De beklaagde werd gevraagd of hij nog iets tot zijn defensie wilde inbrengen. Op het tijstip dat hij afwezig was, moest beklaagde nodig naar het secreet. Verder verzocht hij gratie voor rigeur van recht. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd om krachtens het 28ste artikel van de artikelbrief geharquebusseerd te worden. Gedeputeerden: mitigeren dit vonnis in die zin, dat beklaagde gecondemneerd wordt om deze achternamiddag door de parade moet lopen, 3 x heen en 3 x weder om door hen met spitsgarden geslagen te worden. 25-01-1717. Naam, rang, compagnie en regiment: Jurrien Hansen, korporaal onder de compagnie van kapitein Hendrick Ludolph Sickinghe en Jan van Doorn, soldaat onder dezelfde compagnie en Hans de Waal, soldaat onder de compagnie en allen onder het regiment van brigadier Ludolph Luyrt Ripperda. Jan Ruinink, soldaat onder de compagnie van majoor Otto Georg Veltman, regiment van kolonel Hieronymus Alberti.
76
Delict: uit de genomen informatie en eigen bekentenissen van beklaagden, is gebleken dat zij ’s nachts de wacht hadden bij de Kranepoort. Op het aankomen van en zelfs het kloppen van de officier, die de ronde deed, de vaandrig Geltingh hielden beklaagden de deur van de wacht gesloten. Op zijn order kwamen zij niet naar buiten en de schildwacht stond ook niet op zijn post. Dit alles is strijdig met de bekende militaire wetten en ten hoogste strafbaar. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat de beklaagden, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, gestraft moeten worden volgens het 26ste artikel van de artikelbrief. Aan de beklaagden werd gevraagd of zij iets ter verdediging hadden in te brengen. Zij verklaarden, dat zij de deur van de wacht hadden dichtgehouden vanwege de sterke wind en kou. De deur was door de vochtigheid zeer beklemd geraakt, maar hadden deze met een tang opengestoten. De vaandrig Geltingh, die dronken was, heeft niet zo lang willen wachten tot de deur was open gegegaan. Beklaagden meenden dat zij in het geheel niet culpabel waren en verzochten derhalve absolutie van de eis en conclusie van de kapitein geweldige. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden geabsolveerd en onschuldig verklaard en condemneren derhalve de kapitein geweldige in de proceskosten. Vonnis op het Geweldige Hof d.d. 23-01-1717. Was getekend door lodewijck Wijchel, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: confirmeren deze sententie. 20-12-1723. Naam, rang, compagnie en regiment: Menne Eppes, soldaat onder kapitein Lucas van Hulten en Lucas Tiessen, soldaat onder majoor Reint Lewe, beiden soldaten onder het regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: beklaagden, thans geconsigneerd op het Geweldige Hof, zijn zonder verlof van de hoofdwacht gegaan. Ze kregen bij het huis van beklaagde Lucas Tiessen onenigheid en zijn buiten de A-poort gegaan en hebben daar met elkaar gevochten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde dat beklaagden gestraft moeten worden volgens het 12e en 26ste artikel van de artikelbrief. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om 2 dagen achtereen 8 x heen en 8 x weder door de verdubbelde parade, geleid door 2 sergeanten te moeten lopen om door hen met spitsroeden geslagen te worden. Vonnis d.d. 20-12-1723 op het Geweldige Hof. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: approberen de gegeven sententie. 20-12-1723. Naam, rang, compagnie en regiment: Tonnis Thijssen, soldaat onder de compagnie van kapitein Gerrold Feytsema Gruys en Jan Hindriks, soldaat onder de compagnie van kapitein Julius Rosinga, beiden soldaten onder het regiment van kolonel Gerhard Sichterman. Delict: uit de genomen informatie en eigen confessie is gebleken, dat beklaagden op 26 november j.l. toen ze de hoofdwacht hadden ten huize van ene Willem Moes onenigheid kregen. Ze waren zeer dronken en zijn zonder verlof van hun wacht gegaan. Op de wal achter het kruithuis of magazijn hebben ze met elkaar gevochten. Aanklager: de kapitein geweldige concludeerde, dat beklaagden moeten worden gestraft volgens het 26ste , 42ste en 66ste artikel van de artikelbrief. Vonnis krijgsgericht: beklaagden worden gecondemneerd om 2 dagen achtereen 6 x heen en
77
6 x weder door de verdubbelde parade, geleid door 2 sergeanten te moeten lopen om door hen met spitsroeden geslagen te worden. Vonnis d.d. 20-12-1723 op het Geweldige Hof. Was getekend door Nathan Fockens, secretaris van het krijgsgericht. Gedeputeerden: oordeel niet vermeld. Samenvatting verlaten van de wachtpost: In bovengenoemde periode zijn er 15 strafzaken, waarbij 26 militairen waren betrokken. 2 soldaten: ter dood veroordeling d.m.v. ophanging. 2 soldaten: moeten terechtstelling van hun collega’s bijwonen, daarna werden ze levenslang uit de Staat der Verenigde Nederlanden verbannen. In deze zaak was tevens sprake van vernieling en diefstal. 18 militairen: moesten spitsroeden lopen. De meesten 1 dag, 2 tot 4 x heen en weder; sommigen 2 dagen achtereen 6 tot 8 x, heen en weder waarbij streng werd gestraft. Het aantal militairen, waartussen spitsroeden moest worden gelopen, varieerde van 80-300. 4 militairen: ontslagen van rechtsvervolging. Q. Wisselen van compagnie zonder paspoort: 18-04-1695. Naam, rang en compagnie: Jan Hendricks Bus, soldaat. Delict: beklaagde heeft zonder paspoort dienst genomen, zowel bij kapitein Johan Hillebrand Robers als bij kapitein Wessel Emmius. Heeft bovendien verscheidene foulen en onbehoorlijkheden gepleegd. Vonnis krijgsgericht: beklaagde wordt gecondemneerd op grond van het 16e artikel van de artikelbrief om door de scherprechter met het koord te worden gestraft tot de dood erop volgt. Vonnis: d.d. 13-04-1695. Gedeputeerden: prefereren gratie voor rigeur van recht. Beklaagde moet streng aan de kaak worden gegeseld door de scherprechter en daarna voor 6 jaar verbannen in het provinciale tuchthuis om met zijn handen te werken en de kost te verdienen. Vonnis: 18-04-1695. Samenvatting wisselen van compagnie zonder paspoort: In bovengenoemde periode is er 1 strafzaak, waarbij 1 militair is betrokken. 1 soldaat: geseling door scherprechter; daarna 6 jaar in provinciaal tuchthuis gebannen. Bijlage I. De artikelbrief van 1590 is afgedrukt in het Groot Placaet-Boeck inhoudende de Placaten ende Ordonnantien vande Hoogh-Mog: Heren Staten-Generael der Vereenighde Nederlanden, ende vande Ed: Groot Mog: Heeren Staten van Hollandt ende WestVrieslandt, Mitsgaders vande Ed: Mog: Heeren Staten van Zeelandt, deel II ’s Graven – Hage anno 1664. Van deze artikelbrief uit 1590 zijn alleen die artikelen vermeld, die in 1705 werden herzien. Zie bijlage II. (1) Eerstelijcken, De geene die den Name des Heeren ydelijcken voert ofte blasphemeert, sal voor de eerste reyse een honorable amende doe, ende drie dagen in gevanckenisse te water ende te broot gestelt worden, ende voor de tweede reyse sijn tonge met een gloeyende yser doorsteken ende voorts ghevaliseert worden tot op sijn hemde, ende gebannen uytte Vereenichde Provincien.
78 (2) In ghelijcke penen sullen mede vervallen voor de eerste ende tweede reyse, de gene die yet sullen doen oft seggen tot spijt ofte spot van het Woort Godts ofte de Kercken-Dienaers. (3) Alle moetwillige dootslagen, Vrouwe-krachten, overspel, brantstichtinge, dieveryen, straetschenderyen, force, gewelt, valscheyt, ende andere ghelijcke boose daden, ende openbare delicten, ofte onnatuerlijcke misbruycken, sullen metter doot gestaft werden. (4) Niemant en sal eenige Weduwen, ghehouwde of ongehouwde Vrouwen, Kraem-vrouwen of bevruchte Vrouwen, of jonge Kinderen, eenige overlast doen, slaen, stooten ofte dreygen, ofte oock oneerlijcken aentasten, op pene van gecasseert te worden sonder gelt ofte Pasport, ofte oock aen den lyve gestraft naer gelegentheyt vander sake: Ende sullen mede alle ghemeene Hoeren voor de eerste reyse met schanden uttten Leger gedreven, ende voor de tweede reyse daer bevonden zynde, strengelijck gegeesselt ende gebannen werden. (12) Niemant en sal, het zy uyt besette ofte belegerde Plaetsen, oft andersins, eenige spraecke ofte gemeenschap hebben metten Vyandt; nochte aen hem bootschappen, nochte Brieven senden, ofte van hem ontfangen, nochte aen yemant van sijne Bondtgenoten, ’t zy heymelijck ofte openbaer, sonder voorgaende consent van sijnen Gouverneur ofte Capiteyn, ofte henluyden ’t selve terstont daer naer te kennen gegeven te hebben, ten zy hy daer toe gheauthoriseert zy, ofte oock den Vyandt toe vallen ofte eenige hulpe doen, alles op lijf-straffe. (13) Niemant en sal mede spreken ofte gemeynschap houden met eenige Trompetter ofte Tromslager vande Vyanden, ofte andere die in bootschap is gesonden, dan de geene die daer toe verordineert is, op lijf-straffe. (14) Niemandt en sal mede in ’t aentrecken, aftrecken, stille liggen, mosteren, ofte in besette Plaetse, den Inwoonderen der Geunieerde Provincien, heure Toeslanders ofte Bondgenoten verdrucken oft berooven, ofte eenige Eetwaren, gelt ofte andere, behoorlijcken te betalen, noch oock ter neder worpen ofte bederven eenige Water-Molens, ofte Water-wercken, ofte de selve, of andere Huysen, ofte oock in ’t optrecken ’t Leger aen brant steecken, sonder speciael bevel van den Generael, ofte ander Hooft-Officier, alles op lijf-straffe. (15) Niemant en sal mede yetwes mogen doen, nochte aenrechten tegens eenige Persoonen, Steden, Vlecken, Dorpen, Sloten, Havenen, oft andere goederen, die met Pasporten, Sauvegarden, ofte andere verseeckertheyt van wegen de Generaliteyt voorsien zijn, op lijfstraffe. (17) Alle Capiteynen die eenige Soldaten aen nemen sullen, sonder wettelijck verlof van heuren voorgaenden Capiteyn, sullen aen ’t leven ghestraft werden. (18) De Soldaet of Ruyter die sijnen Waert, Waerdinne, Knecht of Maette sal gestooten of geslagen hebben, sal voor de eerste reyse drie dagen te water ende te broot gestelt worden, ende voor de tweede reyse een honorable amende doen, ende inde volle vergaderinge vande Wacht ghedevaliseert werden, ende gebannen uytte Compagnie; Ende by so verre datter eenich lit verminckt is, of bloet gestort, sal hem de hant afgehouden werden. (20) Niemandt en sal mede mogen aenvallen buyten den Leger of Garnisoen, ofte voor op koopen eenige vivres ofte Waren aldaer komende, al eer de selve ter behoorlijcke verkoop-plaetse
79
ghebracht ende geschat sullen zijn; ofte oock berooven eenige Winckel, Tente, Soetelaer of Koopman, die tot hulpe vanden Leger oft Garnisoen aldaer zijn, alles op lijf-straffe. (23) Die eenich Vee of Beest sal nemen inde Landen onder de ghehoorsaemheyt vande Generaliteyt staende, sal als een Dief gestraft worden. (25) Ende de geene die hem buyten merckelijcke sieckte (sijnen Hopman ofte Bevelhebberen wel bekent) sal begeven onder den tros of bagagie, of op de Wagens, sal inde volle vergaderinge van de Compagnie ghedevaliseert, ende sonder gelt ende Pasport uyt de Compagnie gebannen worden. (26) Die sijn Wacht, of eenigen dienst hem bevolen, sal versuymen, sal metter doot gestraft werden. (29) Niemant en sal den Vyandt, ofte yemanden anders de Lofe openbaren, of te kennen geven, ofte eenich ander woort gheven, dan by den Officier gegeven is, op lijf-straffe. (31) Niemandt en sal sonder wettelijcke oorsaecke, eenige oploop ofte alarme maecken, ofte een Roer by nachte afschieten, of groot ghetier maecken, ofte yet anders doen, daer door sulcx sonder oorsaecke soude mogen ontstaen, op lijf-straffe. (32) De gene die hem vervorderen sal binnen besloten Leger, Stadt of Quartier, of plaetse daer hy in Guarnisoeneleyt, ofte oock naer besette wacht sijn Geweer uyt te trecken, sal het lijf verbeuren; Ende desgelijcken buyten den Leger, Stede ofte Plaetse, by so verre hy ’t selve doet sonder verlof van sijn Overigheyt. (33) De geene dieyemant sal slaen metter Sweert in de Scheyde, met een stock, steen ofte andersins, dat het bloetdaer na volgt, sal sijn hant verliesen. (34) Die yemant een vuyst of soufflet gheven sal, sal weder in presentie vande Compagnie diergelijcke vuyst ofte soufflet ontfangen vanden gheinteresseerde, ende boven dien gedevaliseert ende uytte Compagnie gebannen werden. (38) Dat geene Capiteynen, Lieutenanten, ofte Vendrichs, en sullen vertrecken vande Plaetsendaer hare Compagnien in Guarnisoene liggen, ’t zy omme de betalinge van hare Compagnien te solliciteren, ofte om haer eygen affairen, sonder verlof van heure Oversten ofte Gouverneur, op pene van aen ’t lijf ende leven gestraft te werden. (44) Den Soldaet die mey woorden ofte wercken te kort sal geschieden, sal hem voegen by den geene die in’t Quartier sal commanderen, die nae aenhooren vande redenenvan parthyen sal doen repareren het ongelijck den gheinteresseerden gheschiet, met blooten hoofde, ende in tegenwoordigheyt van de volle Wacht: Ende indien de redenen daer toe dienen, den ongelijck doende uyt krachte van desen doen devaliseren van sijne Wapenen, ende bannen uytte Compagnie.
80
Bijlage II. Articulbrief van 1705. De articulbrief van 1590 werd in 1705 herzien en is tot de invoering van het Reglement van Krygstucht op 1 september 1799 van kracht gebleven. De articulbrief van 1705 is te vinden in het Recueil van de militaire ordres van sijne Hoogheyt den Heere Prince van Orange, ’s-Gravenhage, z.j., waarin de in 1705 gewijzigde c.q. nieuw toegevoegde passages zijn gecursiveerd.
ARTICUL-BRIEF OFTE
ORDONNANTIE Op de Discipline Militaire. Gedaen, geamplieert ende gerenoveert den Negenden Mey 1705 Na dien by dagelijcksche experientie bevonden werden, veele en meenighvuldige disordren onder den Volcke van oorloge te ontstaen, streckende tot groote schade van den Lande, en praejuditie van de Regeringe van dien, die nochtans alomme bevonden worden niet flucks gestraft te worden, als wel behooren soude, ter oorsaecke op sulcke ofte diergelijcke poincten geen vaste Ordonnantie ofte Articulbrief gearresteert ende gepubliceert is. Soo hebben de Staten Generael der Vereenighde Nederlanden, by advise van den Rade van State derselver, geordonneert, gestatueert en gearresteert; ordonneren ende arresteren mits desen, de Ordonnantie ofte Articul-brief hier na volgende; willende dat de selve bij alle het Volck van oorloge, in haren dienst zijnde, van poinct tot poinct strickelijcken onderhouden ende geachtervolght sal werden; en sal ten dien eynde alomme gepubliceert, en by den Krijghs-volcke bezwooren werden als na behooren. (1) Degeene die den name des Heeren ydelijcken voert, sal voor de eerste reyse een honorable amende doen, ende 3 dagen in de gevangenisse te water en te brood gestelt worden, ende voor de tweede reyse sijn Tonge met een gloeyende Yser doorsteecken, ende die geene die blasphemeren (lasterlijk van God spreken) ofte de spot drijven met Godt ofte sijn heyligh Woordt sullen aan den lijve of leven gestraft werden. (2) In gelijcke poenen soo als die geene die den name des Heeren ydelijck gebruyckt, sullen mede vervallen voor de eerste ende tweede reyse, de geene die yet sullen doen ofte seggen tot spijt of spot van het Woordt Godts, of de Kercken-dienaers. (3) Alle moetwillige doodtslagen, Vrouwe-krachten, overspel, brandtstichtinge, diveryen, straetschenderyen, force, geweldt, valsheyt en andere gelijcke boose daden en openbare delicten, of onnatuurlijcke misbruycken, sullen aan lijf of leven gestraft werden na exigentie van saecken. (4) Niemant en sal eenige Weduwen, gehouwde of ongehouwde Vrouwen, Kraem-vrouwen ofte bevruchte Vrouwen, ofte jonge Kinderen, eenige overlasten doen, slaen, stooten ofte dreygen, of oock oneerlijcken aentasten, op poene van 8 dagen in de gevanckenisse geset te werden te water en te broodt, of oock aen den lijve gestraft na gelegentheyt van der saecke; en sullen mede alle gemeene Hoeren voor de eerste reyse met schanden uyt den Leger gedreven, ende voor de tweede reyse daer bevonden zijnde, strengelijck gegeesselt ende gebannen werden.
81
(5) Die yet gedaen of geconspireert heeft tegens de Heeren Staten, het Landt, Steden of Plaetsen des selfs, of eenige Gouverneuren ofte capiteynen van dien, waer door de gemeene Landen in eenige schade ofte pericule soude mogen komen, mitsgaders die daer toe sullen consenteren, sullen sonder eenige genade gehangen worden. (6) In gelijcke straffe sullen vervallen alle die geene, die yet sulcks geweten, en hare capiteynen of oversten dat niet te kennen en sullen gegeven hebben. (7) Niemandt en sal eenige muyterye verwecken, of maecken onbehoorlijcke vergaderinge op heymelijcke, bedeckte ofte eenige andere voornemen, om wat saecken dat het oock zy, sonder bevel van sijnen Oversten of Bevelhebberen, op poene van gehangen te worden. (8) Van gelijcken sullen mede gestraft worden alle de geene die haer onder sulcke vergaderingen vinden, of yemanden aenroepen, opkloppen of verwecken sullen omme onder sulcke vergaderingen te komen; welverstaende dat de officiers, die haer in sulcke vergaderingen sullen vervoegen, voor alle de andere soldaten (die geen Autheurs daer van en zijn) sullen gestraft worden. (9) De geene die quaet spreecken sullen van de Staten Generael, of particulier de Raden van State of andere Overigheyt, ofte die yet sal seggen in spijt of spot van de selve, sal aen lijf en leven sonder genade gestraft worden. (10) Die eenige woorden tot oproer, muyterye of ongehoorsaemheyt tenderende sal gesproken hebben, of die de selve gehoort sal hebben, en die niet terstont te kennen gegeven sijnen capitain, sal met’er doodt gestraft worden. (11) Gelijck mede gestraft sal werden de geene die eenige soodanige woorden in het bywesen van particuliere soldaten, uyt hen selven of van anderen sal verhalen, of yetwes aenrechten daer door eenige muyterye of beroerte eenighsints soude kunnen ontstaen. (12) Niemandt en sal, het zy uyt besette of belegerde plaetsen, of andersints eenige spraecken ofte gemeenschap hebben met de vyandt, nochte aen hem boodtschappen, nochte brieven senden, of van hem ontfangen, nochte aen yemandt van sijne bondtgenoten, het zy heymelijck of openbaer, sonder voorgaende consent van sijnen Gouverneur of Capiteyn, ofte henluyden het selve terstondt daer na te kennen gegeven te hebben, ten zy daer toe geauthoriseert zy, oock den vyandt toevallen ofte eenige hulpe doen, alles op levens straffe, conform de Rechten en Placaten van den Lande. (13) Niemandt en sal mede spreken of gemeenschap houden met eenige Trompetter of Tromslayer van de vyanden, of andere die in boodtschap is gezonden, dan de geene die daaer toe verordonneerts is, op lijf of levens straffe na exigentie (eis; behoefte) van saken. (14) Niemandt en sal mede in het aentrecken, aftrecken, stille leggen, monsteren, of in besette plaetse, den Inwoonderen der Geunieerde Provincien, hare Toestanders of Bondtgenoten verdrucken of berooven, of eenige Eet-waren, Geldt of andersints afdringen. Sonder de Eetbaer-waren of andere behoorlijcken te betalen, noch oock ter nederwerpen of bederven eenige Water-molens, ofte Water-wercken, oock Visch-vyvers, ofte de selve ofte andere
82
Huysen, of oock in het optrecken het Leger aen brandt steecken, sonder speciael bevel van den Generael of ander Hooft-Officier, alles op lijf ofte levens straffe. (15) Niemandt en sal mede yetwes mogen doen, nochte aenregten tegens eenige Persoonen, Steden, Vlecken, Dorpen, Slooten, Havenen of andere Goederen, die met Pasporten, Sauvegarden ofte andere versekertheyt van wegen de Generaliteyt voorsien zijn, op lijf of levens straffe. (16) Die uyt de eene Compagnie in de andere, of elders sal willen vertrecken, of hen van ’t Vaendel begeven, sal gehoudeen zijn daertoe behoorlijck Pasport van sijnen Capiteyn of Hopman te hebben, en anders doende, sal met’er doodt gestraft worden. (17) Alle Capiteynen of commanderende Officieren die eenige Soldaten aennemen sullen sonder wettelijck verlof van haer voorgaende Capiteyn, sullen niet infarme gecasseert werden, en die geene die eenige Soldaten debaucheren of doen debaucheren, ende in hare compagnie engageren, sullen met’er doodt gestraft werden. (18) Den Soldaet of Ruyter die sijnen Waert, Waerdinne, Knegt ofte Maerte sal gestoten of geslagen hebben, sal door de Spitsroede gejaght werden, ofte wel aen den lijve gestraft na exigentie van saecken, en by soo verre dat’er eenigh Lit verminckt is, of bloet gestort, sal hem de handt afgehouden werden. (19) Soo wie eenige Vivres of andere Waren, komende na den Leger, Guarnisoen of eenige Steden of Plaetsen, onder het gebiedt van de Generale Staten staende, sal afgeworpen of berooft hebben, die sal gehangen worden. (20) Niemandt en sal mede mogen aenvallen buyten den Leger of Guarnisoen, of voor opkoopen eenige Vivres ofte Waren aldaer komende, aleer de selve ter behoorlijcke verkoop-Plaetse gebracht en geschat sullen zijn, ofte oock berooven eenige Winckel, Tente, Soetelaer of Koopman, die tot hulpe van den Leger of Guarnisoen aldaer zijn, alles op lijf- ofte levensstraffe na exigentie van saken. (21) Die uyt het Quartier van sijn Vendel of Guarnisoen sal gaen, vorder als een scheute van een Kanon draegt, sonder verlof van sijnen Capiteyn, sal aen het leven gestraft werden. (22) Die uyt den Leger, belegerde Stadt of Huys, sonder speciale consent van sijnen Hopman of Overigheyt loopt, om eenigerhande oorsaken, het zy om voederinge of anders, sal gehangen worden. (23) Die eenig Vee of Beest sal nemen in de Landen onder de gehoorsaemheyt van de Generaliteyt staende, sal gehangen werden. (24) Die geene die marscherende te lande na den oorloge, of in het wederkeeren sijn Vendel of Cornette sal verlaten, sal sonder alle genade ter doodt gestraft worden. (25) Ende de geene die hem buyten merckelijcke sieckte (sijnen Hopman of Bevelhebberen wel bekent) sal begeven onder den tros of Bagagie, ofte op de Wagens, sal aan den lijve gestraft werden.
83 (26) Die sijn Wacht of eenigen dienst hem bevoolen, sal versuymen, sal aen lijf of leven gestraft werden. (27) Den Soldaet die op sijn sentinel of schiltwacht slapende gevonden wordt, sal aen het leven sonder eenige genade gestraft werden. (28) Den Soldaet die van sijn Schiltwacht by dage of by nacht sal gaen, daer hy by sijnen Corporael ofte Rotmeester gesteldt sal zijn, sonder by den selvigen daer af geroepen of verloft te zijn, sal met de doodt gestraft worden, sonder genade. (29) Niemandt en sal den Vyandt of yemanden anders de house (?) openbaren of te kennen geven, op poene van met’er doodt gestraft te werden, en die geene die het gegeven woordt sullen ruchtbaer maecken, of eenigh ander woordt geven dan hun by den Officier gegeven is, sal aen het lyf gestraft worden. (30) Die hem absenteren sal uyt de Corps de guarde ofte Wachthuysen boven de twee uuren ’s daeghs , ofte sonder verlof van sijnen Coporael of Rotmeester, of des nachts eenigsints, sal aen het leven gestraft werden. (31) Niemandt en sal sonder wettelijcke oorsake eenige oploop of alarme maken, of een Roer by nacht, ofte na besette Wacht afschieten, of groot getier maken, ofte yet anders doen, daer door sulcks sonder oorsake soude mogen ontstaen, op lijf-straffe. (32) De geene die hem vervorderen sal binnen beslooten Leger, Stadt of Quartier, of Plaetse daer hy in Guarnisoen leyt, ofte oock na besette Wacht sijn geweer uyt te trecken, sal aen den lyve gestraft worden. (33) De geene die yemandt sal slaen met het Geweer in de scheyde, met een Stock, Steen of andersints dat het Bloedt daerna volght, sal aen den lyve gestraft werden. (34) Den Soldaet die yemandt een vuyst of souflet geeft, sal door de spitsroede gejaeght worden; blyvende voorts de Placaten ten aensien van alle Militaire Persoonen op de Krackelen en Duellen geëmaneert, in haer geheel. (35) Dat mede de Soldaten of Ruyteren sonder expres bevel van hare Oversten, Capiteynen of Bevelhebberen, geen gemeynte en sullen mogen houden of vergaderinge maken, hetzy om geldt of yet anders te eysschen, of hun daer onder laten vinden, op poene van alles met’er doodt gestraft te werden; wel-verstaende dat de Capiteynen of Bevelhebberen, die sulcks buyten tijde of onbehoorlijcker wijs sullen laten geschieden, andere ten exempel met’er doodt voor alle Soldaeten sullen gestraft worden. (36) Soo wie om geldt sal roepen als men voor den Vyandt of op eenigen aenslagh treckt, sal met’er doodt sonder genade gestraft werden. (37) Item, of het gebeurde dat de maendt gagie op den verschijndagh niet en quame of betaeldt werde, of den Soldaten ofte Ruyteren om eenigerhande oorsake, het zy door belet des Vyandts of andersints niet en konde toegeschickt werden, soo en sal niemandt daeromme eenigen
84
oproer maken ofte oproerige woorden spreken, ofte sijnen Capiteyn tot betalinge van dien poogen te dwingen, of des te weyniger sijne tochten of wachten doen en waernemen, maar hem contenterende met een redelijcke leeninge, tot dat het geldt kome of magh komen, alles doen dat goede Soldaeten en Ruyteren schuldig zijn te doen, en soo wie ter contrarie doet, of hem daer onder laat vinden, sal aen het lijf en leven gestraft te worden. (38) Dat geene Capiteynen, Lieutenanten of Vendrighs en sullen vertrecken uyt het Leger of van de Plaetsen daer hare compagnien in Guarnisoen leggen, ’t zy omme de betalinge van hare compagnien te solliciteren, ofte om haer eygen affairen, sonder verlof van hare Oversten of Gouverneur, op pone van aen het lijf en leven gestraft te worden. (39) De geene die in eenigen twist of gevecht ofte andersints sijn Natie sal te hulpe roepen, of vergaderinge maken, sal gehangen en geworght worden. (40) Den geenen die men sal vinden by dage of by nachte uit den Lger of belegerde plaetse, sonder verlof van sijnen Capiteyn sal aen het leven gestraft werden. (41) Die op een Vrybuit sal gaen, en foullen, extorsien doen, sal gehangen en geworght werden. (42) Den Soldaet die eenen anderen sal roepen omme te slaen, sal aen het leven gestraft worden. (43) Den Corporael of andere commanderende over de Wacht, die twee Soldaeten sal laten uytgaen omme te vechten, sal sonder genade aen het leven gestraft werden. (44) Den Soldaet die met woorden of wercken te kort sal geschieden, sal hem voegen by den geenen die in ’t Quartier sal commanderen, die na aenhooren van de redenen van partijen sal doen repareren het ongelijck den Geïnteresseerden geschiedt, met blooten hoofde, ende in tegenwoordigheit van de volle Wacht; en indien de redenen daer toe dienen, den ongelijck doende uit krachte van dien doen arbitralijck corrigeren. (45) En soo verre daer geen Getuigen en zijn van de querelle, sal die geene die daer commandeert, partijen doen vereenigen en accorderen in sijn presentie, en soos y niet en willen vereenight zijn, sullen beide, ofte de geene die weigerigh is, gestraft werden als in het voorige Articul. (46) Den soldaet of Bevelhebber, die uit den Leger, Stadt ofte Forte sal gaen, of langhs eenen anderen wegh innekomen, dan door de Poorten en ordinarise wegen, sal gehangen ende geworght worden. (47) Den Soldaet die weigeren sal het bevel van sijnen Capitain of andere over hem ten dienste van de Staten Generael commanderende, ende het selve niet nakomen, sal aen het leven gestraft werden, gelijck mede gestraft sullen werden die eenig bevel (met Trommelen of Trompetten by den Generael gedaen ommeslaen (?) ) overtreden sullen. (48) Als er alarme geslagen werdt, sal een yegelijck tot sijn Vendel of Cornette loopen, en soo wie daer niet en komt buiten merckelijcke Lijfs-noodt, of elders loopt, buiten consent en speciael bevel sijns Oversten, of oock soo haest daer niet en is als sijn Vendrigh, sal aen het leven gestraft werden.
85
(49) Een Yegelijck sal bystandt doen ende beschermen sijn eigen Vendel by dage en by nachte, en sal met de eerste waerschouwinge hem daer onder voegen, sonder daer van te scheiden voor dat het gebraght is in behouder handt, op lijf- of levens straffe na exigentie van saecken. (50) Soo wie sonder nootlijcke oorsaken, en die den Officier te kennen gegeven te hebben, sal breeken uitter ordre of gelith daer inne hy gestelt is, sal aen het lijf gestraft werden. (51) Die eerst eenige vlucht maeckt in een slagh of storm, die sal vryelijck op de daet van een yeder mogen doodt geslagen werden, en ontkomen zijnde, als schelm verklaert, en aen lijf en leven sonder eenige genade gestraft werden. (52) Yemandt gesteldt zijnde tot bescherminge van eenige Bresse, Schans of Loopschans, het zy Capitain of Soldaet, er sal de selve gewilligh niet verklaren, noch door eenige valsche of versierde oorsaken of ontschuldingen hem daer van absenteren, sonder genoeghsaem bevel ofte bescheidt, in de Krijghs-raedt voor goet opgenomen, op lijf- of levens-straffe. (53) Niemandt en sal opgeven of den vyandt overleveren eenige plaetsen, die hem is bevoolen of belast te bewaren, op lijf of levens-straffe. (54) Niemandt en sal mede in een belegerde Plaetse van sijn Quartier loopen, om appoinctement roepen, of daer van spreken, onwilligh zijn te vechten, of te arbeiden, of haer quartier te bewaren, of yemandt in eeniger wijse van sulcks onlustig maken, of in sulcken plaetse yetwes doen, daer door de bescherminge des selfs mochte eenighsints verachtert werden, op poena van met’er dood sonder genade gestraft te werden. (55) Is’t dat yemandt tot den vyandt overloopt, ofte van den Vyandt in het overgaen gevangen werdt, die sal met’er doodt gestraft worden. (56) De Capiteynen en sullen elkanders Knechten niet debaucheren of ontvreemden, op poene van suspensie van haer dienst voor den tijdt van 3 maenden. (57) Die met woorden of met’er daet hem bemoeyen sal met den Sergeant-Major, doende sijn ampt, het zy Capitain of Soldaet, sal aen ’t leven sonder genade gestraft worden; gelijck mede gestraft sal werden, die hem niet en sal genoegen met het quartier of logijs dat hem by den Quartier-meester of Fourier sal toegevoeght zijn, of oock een anderen in ’t sijne verstooren. (58) Den Soldaet wesende van de wacht, die hem niet en sal in sijn volle Geweer laten vinden by het Vendel, omme naer de plaetse te marscheren met de andere, sal met de spitsroede ofte Wapens gestraft worden na exigentie van saecken. (59) Een yegelijck, van wat conditie hy zy, sal van stonden aen, en voor den avondt, by den geenen die in het Quartier commanderen sal, te voorschijn brengen alsulcken Gevangen, als van den vyandt gevangen genomen sal zijn, op verbeurtte van den selven, en aen het leven gestraft te werden. (60) Ende indien yemandt een Veld-heer ofte Overste van den Vyandt ofte andere gequalificeerde Heeren gevangen kregen, die sal gehouden zijn den selven terstondt aen de Heeren Staten Generael, of den Rade van State, of Generael het Leger commanderende, of in Guarnisoen
86
aen den Officier commandant te presenteren ofte doen presenteren, en oock overleveren, mits daer van, als oock van andere Gevangenen, die de selve sullen willen na haer nemen, genietende een redelijcke veree…., na advenant de qualiteit of macht der selver, nochtans niet excederende de somme van 5.000 guldens, waarmede de selve Gevangenen sullen blijven ter dispositie van de voor….. Heeren Staten, sonder dat den Vanger daer op eenigh verder recht sal mogen pretenderen. (61) Niemandt en sal mede eenige Gevangenen mogen op rantçoen stellen, of oock na het rantçoen betaelt mogen laten vertrecken, sonder verlof van den Generael, of den geene die in ’t Quartier ofte Garnisoen sal commanderen, op poene van aen den Lijve gestraft te werden, ende die eenige Gevangenen sal dooden, sal aen het Leven gestraft werden. (62) Ende in gevalle bevonden werdt een Gevangen langhs den Leger of plaetse van het Guarnisoen te wandelen, sonder verlof van den Generael, of die daer commandeert, den geenen die den selven Gevangen toekomt, sal hem verbeuren ten profijte van den geenen die sulcken Gevangen eerst sal aangrijpen. (63) Nopende goede Buiten die de selve brengen, sullen die den Generael, ofte den geenen die in het Quartier commandeert, mitsgaders aen de justitie Militair, te kennen geven binnen 3 uuren naer haer aenkomen, op datse mogen behoorlijck geregistreert werden, op poene van confiscatie der selver, ende oock aen het lijf gestraft te werden. (64) Wie dat het zy, die den Vyandt een afbreuck gedaen heeft, en het selve niet en sal te kennen geven hebben soo voorschreven is, om opgetekent te werden, en daer na verkocht in den Leger, ofte in de Plaetse van het Guarnisoen, maer sal die verkopen of doen verkoopen in de by-leggende Plaetsen of Steden, sal aen lijf of leven sonder genade gestraft werden, om in alles beter ordonnantie te houden, en dat niemandt in sijne gerechtigheyt verkort werde. (65) Als eenigh Soldaet eenigh misbruick ofte faulte sal gedaen hebben, sal sijnen Capiteyn gehouden wesen ( op poene van gesuspendeert te werden van sijn Ampt den tijdt van 3 maanden) den selven te stellen in handen van de justitie Militair, binnen de tijdt van 2 mael 24 uuren, mitsgaders binnen de selve tijdt overgegeven een schriftelijcke Accusatie, vervatende het misbruick of faute, het welck den Soldaet soude mogen hebben begaen, op gelijcke poene als vooren; en by aldien eenigh Officier delinqueert of ……(?) tegens het geene by desen Articulbrief en Placaten, mitsgaders de Ordonnantien op de Discipline Militair geëmaneert, is gestatueert, sal den commanderenden Officier gehouden zijn den Delinquent te nemen in arrest, ende den selven te stellen binnen 2 mael 24 uuren in handen van de justitie Militair, insgelijcks met een schriftelijcke Accusatie als boven; ende sullen de Provoosten, onder wiens bewaringe de Gevangens zijn, de selve niet mogen ontslaen sonder speciale voorgaende ordre van den Krijghs-raedt te Velde, ofte van de respective Guarnisoenen, onvermindert nochtants het recht van den Generael en Chef wegens haer Hoogh Mogende te Velde commanderende. (66) Die op den dagh van sijne Wacht droncken sal wesen, sal aen lijf of leven gestraft werden. (67) Item, indien yemandt droncken dronck, en insijn dronckenschap yet quaerts of verbodens aenrechte, soo en sal hy daer door nie geëxcuseert, maer des te harder gestraft werden.
87
(68) Den Capiteyn die de Monsteringe of reveue sal weygeren te doen; sal gecasseert, en den Soldaet die sulcks doet, aen den lijve gestraft werden. (69) Niemandt en sal hem op de Monsteringe met een verkeerde of andere name, als sijn rechte laten inschrijven, ofte met geleende Paerdt od Wapenen door de Monsteringe passeren; of yemandt op den Monster-dagh yet sulcks leenen, op poene van aen den lijve gestraft te werden. (70) Niemand en sal hem onder 2 Compagnien laten inschrijven of monsteren, op lijf-straffe. (71) Niemandt en sal sijne Wapenen of Geweer, sulcks hem die by sijnen Capiteyn geordonneert zijn, mogen krencken of verminderen, of te pande stellen, op poene van aen den lijve gestraft te werden. (72) Niemandt en sal mede eenige Soldaten Wapenen of Geweer mogen te pande nemen, op poene van te verliesen de dobbelde waerde van dien pande. (73) Niemandt en sal sijn Wapenen of Geweer verspelen, of afhandigh maken, maer het selve altoos reyn en dienstbaer houden, op poene van arbitraire correctie. (74) Niemandt en sal met bedrogh weghnemen de Proviande’ Victualie ofte Geweer van sijne Medegesellen, op poene van aen den Lijve gestraft te werden. (75) Die hem vervorderen sal een Commissaris van de Monsteringe of anders aen te tasten, of hem met woorden ofte met’er daedt te kort te doen, die sal aen het leven gestraft worden. (76) Den Capiteyn die sijne Soldaeten min geeft, dan de betalinge die de Heeren Staten hem ordonneren, sal van sijne Wapenen gedegradeert worden. (77) Den Soldaet, die sijn Wapenen aentasten sal tegens sijn Overste of Commandeur, sal met’er doodt gestraft werden. (78) Indien den Provoost of sijne Dienaers een of meer Soldaten gevangen name of apprehendeerde, soo en sal niemandt hoedanigh hy zy, hem daer tegens mogen stellen, of den selven Gevangen ontweldigen, of poogen te ontweldigen, alles op Lijf-straffe. (79) Sal voorts geen Officier of Adelborst, soo wel onder de Ruyteren als Knechten, of oock eenige slechte Soldaten, in eenig besloten Leger mogen soetelen, sonder speciael consent van den Generael, op poene van arbitraire correctie. (80) Sullen oock alle Soetelaers, in den Leger soetelende, onderworpen zijn de voorschreven Articulen, en den Krijghs-raedt aldaer zijnde, op poene in desen begrepen, sonder des avondts een uur na der Sonnen ondergangh, of des morgens voor der Sonnen opgangh, yemanden te mogen eenigh Wijn ofte Bier tappen; op de verbeurte van 3 caroli guldens, ’t elecken reyse dat sy bevonden sullen werden sulcks gedaen te hebben ’t appliceren de eene helft ten profijte van den Provoost Generael, en de andere ten profijte van den Armen.
88
(81) Alle andere mesusen en delicten, niet gespecificeert in dese Ordonnantie, sullen gestraft werden volgende de dispositie van de Placaten, Rechten en Costuymen van der Oorloge. (82) Ende of’er eenige Soldaten waren, die by het voorlesen deses Artucul-briefs niet en waren, die sullen even gelijck de andere, die daer present geweest zijn, verbonden zijn. Dan op dat niemandt hier van en pretendere ignorantie, en elck te beter kennisse hier af krijgen mag, hebben de Generale Staten voornoemt geordonneert, dese aen de Hoofden van de Regimenten in’t Leger, mitsgaders in de besette Plaetsen van maendt tot maendt gepubliceert te werden; ordonneren wijders aan alle Officieren commanderende Compagnien te voet of te paert, die eenige nieuwe Soldaten of Ruyteren komen aen te nemen, binnen 24 uuren na der selver aenneminge desen Articul-brief aen de selve voor te lesen en bekent te maken, op poene van voor den tijdt van 3 maanden gesuspendeert te werden van hare charge, werdende den Generael of Chef commanderende, als mede den Krijghs-raedt te Velde gelast hier aen de behoorlijcke handt te houden. Aldus gedaen, geampliceerten gerenoveert in ’s-Gravenhage na verscheydene communicatien, hier op gehouden met den gequalificeersten Heeren, Krijghs-Oversten der Vereenighde Nederlanden, met ordonnantie dat dese in den Leger en over al elders daer sulcks behooren en behoeven sal, gepubliceert werden, en dat oock de Commissarissen op alle Monsteringen desen Articul-brief den Compagnien wederom sullen oplesen en voorhouden, den 9 Mey 1705.
Ter ordonnantie van den Rade van State, S. van Slingelant. Bijlage 3. Verklarende woordenlijst. afbede affixie absolveren adstrue[e]ren aggraveren altereeren approberen; approbatie attrappeeren bannissement beklaagde wordt veri contumaces gecondemneerd cartel casseren cautie comportement condemnatie ; condemneren confirmeren concussie
smeekgebed. aanplakking vrijspreken een betoog of bewering met bewijzen staven, toelichten verzwaren veranderen; wijzigen goedkeuren; goedkeuring betrappen verbanning beklaagde wordt ‘wettig bij verstek’ veroordeeld verdrag aangaande de uitwisseling van krijgsgevangenen afdanken borgtocht gedrag veroordeling ; veroordelen bevestigen geldafpersing
89 confoiren consignatie contumacie contumax veri contumaces contusie cordon[s] ; kordon
culpabel cum infamia dedomageren denigreren devaliseren; devaliseren sijne wapenen difficulteren exigentie fugitief gericht schultes [schout]
[gerichts] weibel geweldige [provoost]
handrotting harquebusseren hellebaard
hellebaardier hoererij incarceratie infligeeren ingeëist Insolentien; -s
dingen voor het dagelijks gebruik verzekerde bewaring wederspannigheid; gerichtsverachting wederspannig; degene, die gedaagd zijnde en niet voor de rechter verschijnt waarlijk weerspannig kneuzing geweerriem, waarmee het geweer over de schouder gedragen kan worden. Door de cordons moeten lopen was een straf voor militairen van dezelfde aard als spitsroeden lopen, waarbij de geweerriemen als stafwerktuig dienden. schuldig ; strafbaar met schande schadeloos stellen met minachting spreken van; kleinerend beroven, inbreken, plunderen; ontwapenen bezwaar maken eis voortvluchtig overheidspersoon die in een stad aan het hoofd van het gerecht en de politie stond. In de provincie Stad en Lande was hij voorzitter/president van het krijgsgericht. [gerechts]deurwaader politiebeambte bij het leger belast met het handhaven van de tucht, het in hechtenis nemen van misdadigers, houden van toezicht op gevangenen. Bij het krijgsgericht in de provincie Stad en Lande trad hij op als aanklager en formuleerde de strafeis volgens de artikelbrief. rotanstok doodschieten oorspronkelijk een bijl met een lange steel, doch in zijn latere vorm een slag of stoot wapen met een scherp, bijlvormig blad naar achteren eindigende in een rechte of kromme spits en naar boven uitlopende in een speerpunt, het geheel bevestigd op een houten schacht. een met een hellebaard bewapend soldaat 1. ontucht 2. afgoderij hechtenis inslaan, smijten, aandoen gedaagd onbeschaamdheden
90 intimatie kette kwestie maken marketenters mitigeren moderaat moetwil [bedrijven] monture musket
non honestae vitae onthalst overstallig [dronken] pardonneeren
per edicta ad valvas persona turpis praemeditatus animus. procreeren ratelaar redoute relaxatie; gerelaxeerd rencontre rustmeester
salveren sententie snaphaan
spitsroede [spitsgarde] lopen
kennisgeving, aankondiging ketting, kooi onenigheid -, geschil hebben; ruzie maken handelaren bij het leger, die verversingen aan de soldaten verkochten. Synoniem: zoetelaars verlichten matig baldadigheid; onordelijkheden [begaan] uitrusting de namen van vogels (hier: sperwer mannetje) worden als namen voor het geschut gebruikt. Als vuurwapen komt de musket in de 16e eeuw in gebruik. Het was zwaarder dan de haakbus, maar droeg verder. Harquebousiers schoten met bussen, “calibers”, waarvan de kogels 20 op een pond gingen. Van de musketkogels gingen er 10 of 12 op een pond. Bij een roer of karabijn gingen 24 kogels op een pond. Bij een kort roer of pistool gingen 42 kogels op een pond. Alles volgens de bepalingen uit het jaar 1599. niet van een eerlijk leven onthoofd stom [dronken] vergiffenis schenken voor een gepleegd delict met kwijtschelding van de daarop staande straf. door openbare bekendmakingen een bedorven persoon voorbedachten rade telen, voortbrengen nachtwacht, die met een ratelaar loopt. Ook wel klepperman genoemd. eenvoudig, meestal gesloten verdedigingswerk zonder bepaalde vorm ontslag ; ontslagen [uit gevangenschap] ontmoeting, bejegening opzichter van het tuighuis (arsenaal). Een tuighuis is een opslag of bergplaats voor wapen - of oorlogtuig. bevrijden vonnis geweer uit de 17de en 18de eeuw, dat zich van vroegere vormen onderscheidde doordat het afging door het overhalen van een haan op een vuursteen militaire strafoefening , waarbij de gestrafte
91
stockknecht suspensie sustineeren tocht [en wacht] trakteren torture vageren vilipenderen zich onderstaan
militair met ontblote rug tussen twee rijen met spitsroeden gewapende ‘tuchtigers’ [lees: soldaten, of ruiters of artilleristen] moest lopen en geslagen werd. Roede – striemende, lange, dunne, taaie en buigzame rijs (tenen, twijgen). Meestal gaven twee sergeanten het looptempo aan, waarbij zij hun hellebaarden met de punten achterwaarts gekeerd hadden. Het looptempo lag laag als er streng gestraft moest worden. Als een van de ‘tuchtigers’ niet of nauwelijks sloeg, werd hij zelf door de spitsroeden gejaagd. Bij de infanterie werden twijgen als roeden gebruikt. De cavalerie gebruikte als afstraffing stijgbeugelriemen. Artilleristen bedienden zich van lonten. Synoniem aan roede is garde. Garde is [tucht]roede. We kennen wel de zegswijze ‘ de garde krijgen’ d.w.z. de roede krijgen wegens slecht gedrag. Komt ook voor in een bekend sinterklaasliedje. knecht van de stockmeester: gevangenisbewaarder schorsing volharden bewaking van b.v. deel van een stadswijk of vestingwallen. behandelen pijniging zwerven verachten zich het gezag aanmatigen
Aanbevolen literatuur: ‘Gelijk hij gecondemneert word mits deezen’ M.L. Dorreboom Militaire strafrechtspleging bij het krijgsvolk te lande, 1700-1795. Cabeljauwpers Amsterdam 2000. ISBN 90-801451-6-5 Roden, februari 2015. Voor vragen en/of opmerkingen mail
[email protected]