Duitse militaire begraafplaatsen in de stad Utrecht in de periode 1940-1945. door Wijbe Buising, Houten (E:
[email protected]) 1. Inleiding Een aantal jaren geleden bezocht onze collega onderzoeker en SGLO lid Ad Huiding de begraafplaats aan de Gansstraat in Utrecht. Ad was destijds in de gelegenheid de daar aanwezige archiefstukken te bekijken en te kopiëren. Het archief van de begraafplaats bevat de gegevens van bijna 600 overleden Duitse militairen die op de begraafplaats Tolsteeg en Soestbergen begraven zijn geweest. Bij elk overlijden van een militair werden destijds diens gegevens ingevuld op een formulier met de titel ‘Grabmeldungen an Stabsoffizier für Wehrmachtverlustwesen Nr. 24’. Hieronder staat een voorbeeld daarvan. Deze Grabmeldung noemt het overlijden van Flieger Paul Krüger van de Werftabteilung 126/XI Schiphol.
Naast de persoonlijke gegevens van de overledene staat er ook bij van welke eenheid de militair afkomstig is en wat de reden van overlijden is. Tevens wordt gemeld of hij met militaire eer begraven is. Dat is namelijk niet altijd het geval. Naast deze gegevens zijn er soms aanvullende aantekeningen behouden over het overlijden van de betreffende militair. In het geval van Paul Krüger staat in de Grabmeldung dat hij stierf in het Kriegslazarett Utrecht ten gevolge van een ‘Lungenschuss’. Naast deze Grabmeldung is er nog een Verlustmeldung bewaard gebleven en daaruit blijkt dat Krüger door een Jagdkommando beschoten is terwijl hij wacht liep bij (het vliegveld) Soesterberg. De Verlustmeldung schrijft: ’31.10.1944, 05.00 Uhr. Als Streifenposten vom Jagdkdo. angeschossen’.
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
De aanwezigheid van deze grote hoeveelheid documenten met zoveel informatie maakt het tot een zeer bijzondere collectie, die zelfs statistische uitwerking mogelijk maakt. Het volgende artikel geeft daartoe een aanzet tegen de achtergrond van de Duitse oorlogsgraven in de Domstad. 2. Na de capitulatie in 1940 Na de capitulatie van het Nederlandse leger in mei 1940 kwam een Stabsoffizier für Wehrmachtverlustwesen naar Den Haag. Daarmee begon een gestructureerde wijze van begraven van Duitse slachtoffers en het bijhouden van een behoorlijke administratie. Deze zogenoemde Wehrmachtgräberoffizier (WGO), viel functioneel onder de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden (WBN) General Friedrich Christiansen. In 1940 was de leiding van deze staf in handen van Major Pohlenz, in 1944 was het Major Von Busse. In het begin van de oorlog werden vliegers begraven in de buurt waar zij sneuvelden. Zo werden twee vliegers van de III./JG 21 (JG 54) in juni 1940 begraven op de begraafplaats te Soesterberg en een crew van het Kampfgeschwader 30 in mei 1940 begraven te Utrecht [1]. In dit laatste geval maakte de staf van het KG 30 bezwaar tegen het feit dat de bemanning gescheiden van elkaar op een burgerbegraafplaats lag [2]. Om een dergelijke versnippering te voorkomen richtte de bezetter centrale begraafplaatsen in en werden herbegrafenissen uitgevoerd. Grote begraafplaatsen bevonden zich onder andere in Amsterdam (Nieuwe Oosterbegraafplaats met circa 932 graven), op de Grebbeberg (676 graven), Utrecht (circa 592 graven), Venlo (circa 294 graven), Den Haag en Eindhoven. Tegen het einde van de oorlog en de komst van geallieerde troepen werd de situatie onoverzichtelijk en werden ook in kleinere gemeente militairen begraven. Door deze uit nood geboren praktijk en de bovengenoemde herbegrafenissen is het terugvinden van een gesneuvelde Duitse militair vaak niet makkelijk [3]. Voor de Luftwaffe werden veelal begraafplaatsen gebruikt in de buurt van de basis van de eenheid. Zo vonden veel militairen van de Kampfgeschwader 2 en 4 een (voor)laatste rustplaats in de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam, ook al waren zij elders in bezet Nederlands, Belgisch of zelfs Frans gebied omgekomen. 3. Kriegslazarett Utrecht In Utrecht waren aan het begin van de oorlog negen ziekenhuizen en klinieken beschikbaar. In oktober 1940 bedroeg het aantal beschikbare bedden in de stad 1.819 stuks waarvan 1.077 door patiënten bezet werden: een bezetting van bijna 60%. De grootste aantal bedden was beschikbaar in het Stads- en het Academisch Ziekenhuis (845 bedden) gevolgd door het St. Antonius Ziekenhuis (370 bedden). Reeds in maart 1941 werd een gedeelte van de tweede verdieping van St. Antonius Ziekenhuis aan de Prins Hendriklaan 40, in beslag genomen door de Stab Ersatz- und Ausbildungsregiment Hermann Göring. Deze Luftwaffe-opleidingseenheid vestigde zich voor langere tijd op verschillende locaties in de stad. De Oberarzt was Dr. Braulke. Later dat jaar werd de voorraadkelder onder de kapel in beslag genomen door het zelfde regiment. In oktober 1942 kreeg de Sanitäts Staffel van dit regiment twaalf kamers toebedeeld op dezelfde tweede verdieping. Al op 5 december dat jaar usurpeerde deze
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
eenheid de gehele eerste en tweede verdieping van het hospitaal ten koste van de Nederlandse patiënten. Op 10 september 1944 werd het gehele St. Antonius Ziekenhuis overgenomen, dat verder ging als Kriegslazarett 6/686/1 [4]. Naast dit ziekenhuis was er in oktober 1942 op de Oude Gracht nummer 99 een Notkrankenhaus; tegenwoordig zit op dit adres het restaurant Oudaen. Op de F.C. Dondersstraat zat begin 1945 een Abteilung van het Kriegslazarett waar ook zieken werden verpleegd (dit was dus in het Ooglijdersgasthuis). Bovendien waren er in Utrecht voor de Duitse patiënten ook zogenaamde Sanitätsbooten beschikbaar. 4. Begraafplaats Tolsteeg Rond september 1944 werd een terrein op de begraafplaats Tolsteeg gereserveerd zoals zichtbaar is op de bijgaande tekening. In de jaren voor 1944 werden overleden militairen begraven op de Grebbeberg, maar in 1942 lijkt daar niemand begraven te zijn die in de stad Utrecht gestorven is. Waarschijnlijk vonden er dus ook op andere plaatsen begrafenissen plaats. De bezetter had aardig wat ruimte voor de Tolsteeg in gedachte daar men ettelijke velden reserveerde. Uiteindelijk zouden slechts de velden 32 en 43 worden gebruikt. Naast deze belangrijkste dodenakker werden in Utrecht op de begraafplaats Soestbergen aan de Gansstraat plaatsen ingericht voor militairen die zelfmoord gepleegd hadden (‘Freitod’) of voor soldaten die werden gefusilleerd; al dan niet na een gerechtelijke uitspraak. Zij waren ‘oneervol’ gestorven en moesten duidelijk worden gescheiden van hun kameraden. Met het verslechteren van de militaire situatie en het verplaatsten van het front richting Nederland werden de Kriegslazarette in Utrecht steeds belangrijker. Geregeld kwamen Sanitäts-treinen aan op het Centraal Station met de gewonden van de strijd in het zuiden. In een aantal gevallen was hun conditie zo slecht dat ze nog tijdens de treinreis naar Utrecht overleden. Daarnaast vonden veel gewonde en zieke Duitse soldaten in Nederland hun weg naar het Antoniusziekenhuis of een van de kleinere Utrechtse Kriegslazarette. De slachtoffers van geallieerde luchtaanvallen gingen zo ook naar Utrecht toe. 5. Statistiek van Tolsteeg Op basis van de gegevens in de Grabmeldungen kan een aantal statistische overzichten worden gemaakt van de militairen die overleden in Utrecht. In totaal werden op de algemene begraafplaats Tolsteeg 543 man ter aarde besteld en zelfs na de bevrijding kwamen hier nog militairen bij. De laatste begrafenis vond plaats op 11 juni 1945 [5].
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
Leeftijdsverdeling De grafiek leeftijdsverdeling toont de leeftijd opbouw van de overleden militairen. Interessant is te zien dat er een duidelijk piek zit rond de leeftijd van 18 jaar. Nog bijna 6% van het totaal bestond zelfs uit 16- en 17-jarigen. Met de 18-jarigen erbij betreft dit bijna 16% van de gehele populatie.
De jongste soldaten waren slechts 16 jaar oud en de meesten van hen dienden bij het 7. / Fallschirm Jägerregiment 58. Twaalf soldaten van deze eenheid kwamen op 28 maart 1945 om het leven ten gevolge van een bomaanval in de buurt van Woerden. Het Operational Record Book (ORB) van het 308 ‘Polish’ Squadron meldt die dag een aanval door dit squadron op treinen bij Woerden [6]. Vermoedelijk houdt het overlijden van de groep verband met deze aanval. In de Grabmeldungen wordt een verschrikkelijk beeld van verminkingen geschetst bij deze jonge soldaten. Tieffliegerangriffe vonden regelmatig plaats op de snelweg tussen Utrecht en Den Haag volgens de Grabmeldungen. De meeste begrafenissen op Tolsteeg vonden het plaats in de namiddag zo rond 16.00 uur. De oudste militair die begraven werd op Tolsteeg was 67 jaar oud. Het betrof de landwachtsman Jan Joseph van de Wetering die op 5 januari 1945 aan de gevolgen van maagkanker overleed. De geboren Amsterdammer diende bij de ‘Transport Battr.’ van de Wehrmachtsbehelfshaber in den Niederlanden (WBN) [7]. Oorzaak van overlijden Aan de hand van de gegevens op de Grabmeldung kan de oorzaak van overlijden verder worden opgesplitst. De tweede grafiek (volgende pagina) toont het resultaat ervan. Het blijkt dat bijna 80% van de mortaliteit haar directe oorzaak had in oorlogsgeweld, bijna 11% ten gevolge van ongelukken en 7% door ziektes. Het zou interessant zijn om deze laatste twee getallen met andere statistische gegevens te vergelijken om te zien of deze cijfers representatief zijn voor de rest van Nederland. Categorie ‘Geweld’ Een verdere opsplitsing van de categorie ‘Geweld’ toont aan dat schotwonden en granaatsplinters bijna 75% van het aantal overledenen op Tolsteeg in deze categorie voor hun rekening nemen. Bomaanvallen zorgen ‘slechts’’ voor 10% van de doden in deze categorie.
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
Vliegtuigongelukken Naast de bemanning die op 10 mei 1940 bij Oudenrijn neerstortte, lagen op Tolsteeg zes luchtvarenden die op 31 december 1944 of 1 januari 1945 (Operatie Bodenplatte) sneuvelden. Het betrof hier: - Unteroffizier Heinz Braun – crash De Bilt – Bf 109K-4, W.nr. 331344, 2./JG 27, overleden in het Kriegslazarett Utrecht ten gevolge van zware verbrandingen over zijn gehele lichaam. - Feldwebel Alfred Mannchen – crash IJsselstein-Vianen – Bf 109G-10, W.nr. 130361, 16./JG 27, Blaue 2, overleden in het Kriegslazarett Utrecht ten gevolge van zware verbrandingen over zijn gehele lichaam. - Flugzeugführer Leutnant Josef Hettlich en crew – crash Kockengen - Ju 88G-6, W.nr. 620404, G9+?T, 9./NJG1 [8]. - Flugzeugführer Oberleutnant Hartmut Meier en crew – crash Lexmond-Lackerveld op 31-12-1944 – Ju 88G-6, W.nr. 620441, 4R+RS, 7./NJG 2 [9]. Al deze crashes zijn terug te vinden in het SGLO verliesregister op de website. Categorie ‘Ongelukken’ De categorie ‘Ongelukken’ bevat oorzaken zoals: - Auto- en motorongevallen (circa 22 doden) - Alcoholmisbruik (1 dode) - Verdrinking (circa 12 doden) - Ongevallen met wapens (circa 9 doden) Opmerkelijke ongevallen hier zijn: a. Op 5 oktober 1944 overlijdt de 18 jarige SS-Grenadier Eugenius Wittkowski in Zaltbommel aan de gevolgen van een handgranaatexplosie. Het incident wordt als volgt beschreven: ....Unfall, Wittkowski zog eine Stielhandgranate 24 ab und warf dieselbe, da er angeblich kein Zischen horte, nicht weg, sondern behielt sie in der rechten Hand. Die Handgranate gelangte zur Detonation. Dabei wurde er durch Splitterwirkung tödlich verletzt (Herzgegend)....
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
b. Op 17 september 1944 sterven twee soldaten in Oudewater als zij met hun tank een kanaal in rijden. Door de duisternis raken ze van de weg en de tank belandt ondersteboven in het water, waarbij slechts twee inzittenden ontkomen aan de verdrinkingsdood [10]. c. Ook bij het verplaatsen van het Kriegslazarett uit Utrecht zelf kan het mis gaan zoals uit de Grabmeldung van de 36-jarige Schütze Kurt Salomon blijkt. Op 18 april 1945 rijdt Salomon met zijn auto een kanaal in bij Vinkenveen en verdrinkt daarbij. De categorie ‘ziekte’ bevat een scala van aandoeningen zoals roodvonk of longontsteking, waarbij het ontbreken van de juiste medicatie (bijvoorbeeld penicilline) tot de dood leidde. Deze categorie bevat circa 39 overledenen. Opmerkelijk is dat op de begraafplaats Tolsteeg toch zelfmoordenaars een laatste rustplaats vonden. In het algemeen werden zij immers niet bij de troepen begraven die door ziekte, ongevallen of oorlogshandelingen om het leven kwamen Het is niet duidelijk waarom dit zo gebeurde [11].
6. Begraafplaats Soestbergen Op Soestbergen aan de Gansstraat werden in totaal 49 soldaten begraven in vak 13. In ongeveer zes gevallen betrof het soldaten die door suïcide uit het leven stapten. De resterende doden betroffen soldaten die wegens Fahnenflucht veroordeeld waren en in de meeste gevallen daarna zijn gefusilleerd. Drie meldingen zijn er van voortvluchtige militairen die bij hun aanhouding werden doodgeschoten. Een van hen – de Oberschütze Stefan Kuhn van 3./Pz.Jg.Abt. 559 - was op 26 maart 1945 uit de gevangenis ontsnapt. Bij zijn aanhouding, meer dan twee weken later, ontstond een gevecht dat Kuhn het leven kostte. De doodstraf werd uitgesproken door verschillende krijgsraden: tien keer door de Admiral in den Niederlanden (Zweigstelle in Amsterdam en Utrecht), zes keer door het beruchte veldtribunaal van de (Kommandantur Korück 533 Rückwärtiges Armeegebiet) Aussenstelle III, zes keer door het gerecht van de 1. Sicherheitsdivision en drie keer door het gerecht van het Armee Oberkommando AOK 25 [12]. In de resterende gevallen is het onduidelijk welke rechtbank betrokken was. Drie foto’s van een Luftwaffe begrafenis met militaire eer. Het betreft vermoedelijk een of meerdere gesneuvelden van NJG1 op de Oosterbegraafplaats in Enschede. Datum onbekend. (Coll. Huub van Sabben)
Een van deze Kriegsgerichte zetelde volgens de gegevens van het Quartieramt, vanaf oktober 1940 in een pand op de Nieuwe Gracht 58. De Kriegswehrmachtgefängnis aan de Gansstraat was de laatste verblijfplaats van de ongelukkige veroordeelden. In de meeste gevallen vond de executie plaats binnen drie weken na uitspreken van het vonnis. In slechts een geval is bekend waar de voltrekking plaats vond: ’s ochtends om 07.15 uur in het Fort Rijnauen. Dit betrof de Uffz. Paul Lörsch van de Stab(Radfahrzug)/Gren.Rgt. 745.
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
In een aantal gevallen is Fahnenflucht niet het enige halsmisdrijf waarvoor een veroordeling volgde. Eveneens zijn genoemd: -Zersetzung der Wehrkraft (dienstweigering) -Angriff auf einen Vorgesetzten (aanval op een meerdere) -Feigheit (lafheid) -Leichenfledderei (lijkroof) en Trunkenheit (dronkenschap) -Kriegsverrat (verraad) -fortgesetzte Raub und Amtsanmassung (roof en ambtsmisbruik) In een geval is er meer bekend over deze geëxecuteerden: Flieger Wilhelm Stumpf – afkomstig van Fliegerhorstkompanie Schiphol (L9/I) - werd op 21 juli 1940 omstreeks 15.00 uur in de Hoogstraat te Hilversum opgepakt door de Nederlandse politie wegens dronkenschap, mishandeling en vernieling. Verder liep hij te zwaaien met een dolk en hij had hierbij reeds iemand verwond. Hij werd opgehaald door een Oberfeldwebel (officier van piket) die de politie mededeelde dat de Duitse autoriteiten dit verder wel zouden afhandelen [13]...... In de twee jaar die volgden moet deze Stumpf meer problemen veroorzaakt hebben. Hij zou uiteindelijk op 26 oktober 1942 doodgeschoten worden door de 12. Kompanie Ersatzregiment Hermann Göring [14]. De eerste executie vond plaats in mei 1941, de laatste zou plaats vinden op 18 april 1945, een kleine twee weken voor de bevrijding [15]. Een andere opmerkelijk geval op Soestbergen betreft de Unteroffizier Willi Wehnert die op 19 augustus 1943 met zijn North American NA-64 verongelukte bij de radarstelling Gorilla van het 10./Ln.Regt. 211 in Schoonrewoerd. In het boek Tussen Maas en Lek van ons oud-lid Jan van Alphen wordt op pagina 42 het ongeluk en de dood van Wehnert beschreven: Op de 19e augustus van 1943 is een eenmotorig Harvard-toestel bij Schoonrewoerd verongelukt. Het toestel was door de Duitsers in de meidagen van 1940 buitgemaakt en door hen weer in gebruik gesteld. Het kwam gedeeltelijk in een sloot vlakbij de radarstelIing 'Gorilla' terecht. Het droeg als codeletters: KR + 7A en behoorde tot de Fliegerschule Ausbildungs Abteilung 42. De vlieger, Unteroffizier Willy Wehnert, kwam hierbij om. De andere inzittende werd slechts licht gewond. Het toestel was in gebruik om de installatie van deze radarstelling te testen en wel speciaal om er achter te komen hoe laag een vliegtuig zou moeten vliegen om niet op de radarschermen ontdekt te worden. Voor deze doeleinden gebruikten de Duitsers vaak een weiland bij de stelIing als provisorisch vliegveld. Ook werden er wel eens passagiers meegenomen, waaronder zelfs vrouwelijke. Op 24 augustus 1943 werd Wehnert zonder militaire eer begraven en dit komt waarschijnlijk voort uit het overtreden van “Par. 92 Vfg.d.Reichsmarsch” zoals vermeld staat op zijn Grabmeldung. Volgens ons lid Frans Auwerda was Wehnert een instructeur en had hij het toestel zonder een vliegopdracht meegenomen. Dat was tegen de regels. Mogelijk heeft hij een pleziervluchtje willen maken met een van de aanwezigen van de radarstelling. Het lichaam van Wehnert zou uiteindelijk op 25 mei 1944 herbegraven worden op het Kriegssoldatenfriedhof te Hilversum [16]. De laatste twee bladzijden van dit artikel bevatten de namen van de geëxecuteerden.
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
7. Tot slot Zoals overal in Nederland werden na de oorlog de diverse Duitse militaire begraafplaatsen opgeruimd en de stoffelijke overschotten naar het Soldatenfriedhof in Ysselsteyn in Limburg overgebracht. Voor de begraafplaats Tolsteeg vond dit plaats begin 1948; voor begraafplaats Soestbergen was dat in maart 1954. Dankwoord Veel dank ben ik verschuldigd aan Ad Huiding voor het fotograferen van de Grabmeldungen en Jan in ’t Zandt voor de controle van veel gegevens op de begraafplaats Ysselsteyn. Verder wil ik hartelijk danken Jaap Woortman, Peter Grimm, Antoon Meijer, Frans Auwerda, Joop van Vliet, Benno Goethals, Hans Nauta, Huub van Sabben en John Manhro voor hun hulp bij het tot stand brengen van dit artikel. Dit artikel verscheen eerder in Bulletin 362 (nov. 2015) van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 (SGLO).
Noten [1] De twee vliegers betroffen Oblt. G. Schneider en Uffz. R. Dally; Schneider overleed op 27-06-1940 bij Austerlitz en Dally verongelukte op 02-07-1940 te Soesterberg. Beiden werden uiteindelijk overgebracht naar de Grebbeberg. De bemanning van 3./KG 30 crashte op 10-05-1940 in een Ju 88A-2, W.nr. 99, bij Oudenrijn en zij werden begraven op 14-05-1940 te Soestbergen; de herbegrafenis vond plaats op 26-11-1941 te Amsterdam. Het betrof hier: Oblt. Hans Werner Magnussen, Uffz. Gerhard Richter en Uffz. Karl Roscher. [2] Brief van Major Seeburg, I./KG 30, aan Wehrmachtgräberoffizier Major Pohlenz van 18-01-1941 [3] Zo werden op de Algemene Begraafplaats in Bussum twee soldaten die in 1940 en 1941 omkwamen bij een bomaanval, in mei 1944 overgebracht naar de begraafplaats in Hilversum, terwijl een soldaat die op 22–06-1944 een einde aan zijn leven maakte, niet overgebracht werd. [4] Utrechts archief, 821-1 Archief 294, bericht Quartieramt van 18-10-1940. De verhuizing in september 1944 zou uiteindelijk hfl 1.486,02 kosten. De Kriegsmarine was overigens in Utrecht ook aanwezig en wel in het Homeopatische Ziekenhuis op de Wethouder Diemontlaan 21 te Oudenrijn. [5] Dit betrof de Ogefr. Josef Wesener, die bij het opruimen van munitie en mijnen om het leven kwam in Geertruidenberg. Informatie van A. Meijer/Houten. [6] ORB 308 ‘Polish’ squadron in National Archives, AIR27/1678 (Form 540 en 541) via H. Nauta/ Egmond-Binnen. [7] De Grabmeldung meldt hier als eenheid ‘Transport Battr.’, vermoedelijk gaat het om het TransportBatallion van de WBN. [8] Lt. Josef Hettlich overleed aan een verwonding aan zijn hoofd; Bf Uffz. Karl Meinert en Bs Gefr. Georg Steinhauer overleefden de crash. Dit betreft SGLO crash T5019. [9] Bordfunkers Feldwebel Arthur Gutzeit en Obergefreiter Thorwald Wettern overleden eveneens bij deze crash. Bw Ofw. Walter Donath wordt nog steeds vermist. Meier overleed ten gevolge van een zware verwonding aan zijn hoofd. Dit betreft SGLO crash T5021. [10] Het betreft hier de Gefr. Josef Kaus en Oberschütze Theodor Steiner van de Pz.Kp. 224. Volgens opgaaf van J. van Vliet reden meerdere tanks van Oudewater naar Utrecht en bij de Romeinsebrug
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
zou de tank van Kaus en Steiner gekanteld zijn en kwam zo ondersteboven in het water terecht. Twee andere bemanningsleden konden nog uit deze tank komen maar Kaus en Steiner verdronken. [11] Op de Grebbeberg werden zelfmoordenaars tussen de reguliere troepen begraven, zoals Ogefr. Bruno Moritz (zelfmoord door vuurwapen gebruik op 16-06-1943 te Tiel) en Waffenwart Bernhard Hülsmann-Emden (zelfmoord door vuurwapen gebruik op 08-07-1943 te Amersfoort). Op de Grabmeldung wordt melding gemaakt dat deze soldaten ‘geestelijk ingestort‘ waren. [12] Verder werd er door de volgende rechtbanken vonnis gesproken: 1x door 712 Inf.Div., 2x door Gericht der Feld-Kdtr.724 en 1x door de rechtbank van de 2. Fallsch.Jäg. Div. [13] Politierapport gemeente Hilversum, Streekarchief ‘het Gooi en de Vechtstreek’, Hilversum. [14] Bundesarchiv-Militärarchiv Freiburg, bestand RW 37/67, melding van 27-10-1942. De tweede soldaat die deze dag werd doodgeschoten was Flieger Paul Müller - geboren op 12-05-1922 in Hohensalza (Posen). Op 26-10-1942 werden op Fort Rhijnauwen vijf Nederlandse verzetsstrijders – J.A. Cappel, M.J.M. Deremaux, F.H.A. Druijf, J.F. Le Griep en L.J. Peters - doorgeschoten door de Duitsers (bron: Wikipedia). Mogelijk heeft deze executie een relatie met het doodschieten van Stumpf en Müller. [15] De eerste geëxecuteerde betrof Gefr. Walter Gabor, de laatste betrof de Russische vrijwilliger Gilas Schakirianow die op zijn verjaardag werd doodgeschoten. In de maand april 1945 zouden er uiteindelijk nog zo’n dertien gevangenen geëxecuteerd worden. Alle geëxecuteerden werden in vak TFF op het Deutsche Soldatenfriedhof in Ysselsteyn herbegraven. [16] Informatie van J. Woortman/Nuenen. Wehnert was afkomstig van Z./Staffel 101 van het 1. Jagddivision in Deelen. Het betreft crash T2824 in het SGLO verliesregister; als ‘call sign’ wordt echter ‘KR+IA’ genoemd voor dit toestel. De andere inzittende zou Uffz. Eberhard Kraft zijn, hij overleefde het ongeval.
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
Geëxecuteerden op Begraafplaats Soestbergen
© Wijbe Buising, Houten, 2015.
© Wijbe Buising, Houten, 2015.