De wet: “werk en zekerheid’’ biedt voor laagopgeleiden vooral één zekerheid: geen werk” Wytske de Pater-Postma, 8 mei 2015 Talent Academie 14/15
De wet: “werk en zekerheid’’ biedt voor laagopgeleiden vooral één zekerheid: geen werk”
Inleiding 1 juli 2015 gaat de wet ‘werk en zekerheid’ in. De wet is ingediend door PvdA minister Asscher en de VVD. De wet wil werknemers meer zekerheid op een vast contract bieden én tegelijkertijd bedrijven meer flexibiliteit geven. Het zou een knap staaltje bruggenbouwen zijn tussen de PvdA en VVD als beide doelen inderdaad worden gerealiseerd. De wet bevat verschillende elementen. Een belangrijke daarvan is het aanscherpen van de jaarcontracteis. Met de nieuwe wet mogen er twee jaarcontracten gegeven worden i.p.v. drie. Daarna moet er een contract voor onbepaaldetijd komen. Waar vroeger een werknemer drie maanden uit dienst ging om daarna weer in dienst te komen is ook deze eis aangescherpt. Werknemers moeten nu zes maanden uit dienst. Asscher is er van overtuigd dat meer mensen daardoor een vast contract zullen krijgen. Mijn boerenverstand zegt iets anders. Namelijk dat mensen eerder zonder werk zullen zitten. Met name mensen die een kwetsbare plek hebben in onze meritocratische samenleving: laagopgeleiden. In die gedachte blijk ik niet de enige. Getuige de vele reacties op internet. (NRC 21 oktober 2014) “Je kunt op je klompen aanvoelen dat mensen eerder ontslagen worden als een vast contract gegeven moet worden na 3 tijdelijke contracten. Als dat naar 2 tijdelijke contracten verschuift dan wordt het verloop dus groter.” – Henk Jan Bezem en “Het idee dat maximaal twee tijdelijke contracten een verbetering brengen voor flexwerkers…is (ik zoek een net woord)….onnozel! Nog sneller op zoek naar een volgend (tijdelijk)contract zal het resultaat zijn’ – Leen V Waarom is Asscher dan zo trots op dit wetsvoorstel? Ziet hij iets wat ik niet zie, of is het andersom? De positie van werknemers lijkt door deze wet juist te verslechteren. En dan met name voor degenen die makkelijk(er) vervangbaar zijn: laagopgeleiden. Uit deze overwegingen komt mijn stelling: “De wet ‘werk en zekerheid’ is nadeliger voor laagopgeleiden en moet daarom niet worden ingevoerd.”
De stelling bestaat uit twee delen. Het eerste deel zal ik beredeneren. De wet is immers nog niet in werking dus cijfers ontbreken. Het tweede onderdeel is stellingnemend. In dit deel wil ik ingaan op waarom het vanuit christendemocratischperspectief belangrijk is om op te komen voor de baanzekerheid van laagopgeleiden.
Deel 1: de wet ‘wet en zekerheid’ is nadeliger voor laagopgeleiden. De aantallen De wet ‘werk en zekerheid’ beperkt de mogelijkheden van flexibele contracten. Maar hoeveel mensen hebben eigenlijk een flexibel contract? Cijfers van het CBS uit februari 2015 laten zien dat 36% van laagopgeleiden, 26% van middelbaar opgeleiden en 20% van hoogopgeleiden een flexibele contractvorm hebben. In totaal 1,8 miljoen mensen. Uit deze gegevens kun je concluderen dat laagopgeleiden vaker een flexibelcontract hebben. Bovendien concludeert TNO in het onderzoek ‘De toekomst van Flex’ dat het einde van de groei van de flexibele contracten nog niet in zicht is.
De eerste conclusie Hoewel alle opleidingsniveaus te maken hebben met flexibele contracten zien we dat laagopgeleiden er bijna twee keer zo vaak mee te maken hebben als hoogopgeleiden. 36% versus 20%. Dit bewijst op zichzelf niet dat de flexwet nadeliger is voor laagopgeleiden. Immers, als Asscher gelijk heeft en deze wet de positie van flexwerkers juist verbetert, dan is het tegendeel van de stelling “De wet ‘werk en zekerheid’ is nadeliger voor laagopgeleiden en moet daarom niet worden ingevoerd.” waar.
De geest van de wet De ‘geest van de wet’ is - volgens Asscher- werknemers meer zekerheid op een vaste baan te geven. Asscher gaat hierbij uit van de afspraken die gemaakt zijn tussen werkgevers en werknemers in het Sociaal Akkoord. Werkgevers en werknemers hebben zich daarmee achter een fatsoenlijke arbeidsmarkt en tegen oneigenlijke flex geschaard. Maar gaan werkgevers dat ook echt doen? Laten we dit bekijken vanuit het standpunt werkgevers. Een contract voor onbepaalde tijd kent meer risico’s voor een werkgever. Dit speelt met name als er iets met de werknemer gebeurt of als er minder werk is. Zo moet een werkgever bijvoorbeeld twee jaar loon doorbetalen bij ziekte.
Wel of niet omzetten naar onbepaalde tijd Bij het wel of niet omzetten van een flexibel contract naar een contract voor onbepaalde tijd zal een werkgever kijken naar de arbeidsrechtelijke risico’s die dit contract met zich meebrengt, de economische vooruitzichten van het bedrijf én de vervangbaarheid van de werknemer. Een werknemer is makkelijk vervangbaar als er veel mensen op de arbeidsmarkt beschikbaar zijn die gelijkwaardige kennis of kunde hebben. En als de kosten van inwerken relatief laag zijn. Deze twee factoren zie je terug in het salaris. Bij de top tien van de slechtst betaalde beroepen (bron: loonwijzer.nl) zie je horecapersoneel, schoonmakers, houtbewerkers en glazenwassers. Veel van deze beroepen zitten in de flexibele schil, vaak vervuld door laagopgeleiden. In de horeca heeft meer dan de helft een flexibelcontract (TNO, p.7). De top tien van best betaalde beroepen zijn allemaal hoogopgeleiden: advocaat, medisch specialisten, managers, ingenieurs en piloten.
De eerste signalen uit de praktijk De eerste signalen bevestigen het beeld dat werkgevers hun afweging negatief laten uitvallen voor de flexkrachten. De Volkskrant berichtte op 9 april dat de top van ING opdracht had gegeven alle contracten van uitzendmedewerkers die in aanmerking komen voor een vast contract te beëindigen. Zodat de ‘wet werk en zekerheid’ omzeild kon worden en de arbeidsrechtelijke risico’s konden worden vermeden. Asscher reageert woedend. ‘Als dit waar is, vind ik het schandalig’. Het was niet volgens de geest van de wet. En dat klopt. De reactie van ING is niet volgens de geest van de wet, maar wel volgens de wettekst. ING bleek niet het enige bedrijf te zijn die een soortgelijke actie ondernam. Men kan beargumenteren dat het hier om uitzendkrachten gaat en niet om jaarcontracten. Maar Pieter Heerma (Tweede Kamerlid CDA) ontvangt soortgelijke signalen ook over jaarcontracten. ‘Mensen verliezen juist eerder hun baan doordat het aantal tijdelijke contracten dat iemand mag krijgen verminderd is naar twee. In plaats van mensen richting een vaste baan te helpen, worden ze in een nog snellere draaideurconstructie van kleine baantjes geduwd’. De Raad van State bevestigt dit in haar advies op de wet: ‘Het is zelfs niet uitgesloten dat de positie van flexwerkers, met name door de aanscherping van de jaarcontracten slechter wordt.’ Sommige werknemers zullen geen vast contract aangeboden krijgen, terwijl ze op basis van een flexibel contract door hadden kunnen werken bij de huidige werkgever.’
Ondernemers Als ik ondernemers spreek over deze wet, dan zien zij nadelige gevolgen voor de werknemer en voor henzelf. Een kleine ondernemer vertelde mij dat hij met jaarcontracten werkt die hij elke keer verlengt. Zo heeft hij dezelfde persoon al jaren in dienst. Na drie jaar neemt zijn werknemer drie maanden vrij. Een vast contract kan hij niet geven. Daar zijn de inkomsten te onzeker voor. Ook het eerder genoemde TNO onderzoek bevestigt dit beeld. Bedrijven die door de economische situatie geen risico kunnen nemen geven aan dat het effect zal zijn dat mensen eerder hun baan verliezen. Een quote uit het TNO onderzoek: ‘Ik snap de intentie van de wet om werknemers met een tijdelijk arbeidscontract sneller in aanmerking te laten komen voor een vast contract, maar daar is de economische situatie niet naar’. Als een werkgever na twee jaarcontracten deze niet omzet naar een contract voor onbepaalde tijd dient er een (kleine)vergoeding betaald te worden aan de werknemer. Er was zelfs een werkgever in het TNO onderzoek die aangaf met contracten te gaan werken van 1 jaar en 11 maanden om ook dit te ontwijken.
De tweede conclusie Hieruit kunnen we concluderen werkgevers flexcontracten niet zullen omzetten naar een contract voor onbepaalde tijd als werknemers makkelijk vervangbaar zijn. Zoals laagopgeleiden. De risico’s zijn te hoog.
Bewijs van het eerste deel van de stelling De eerste conclusie liet zien dat 36% van de laagopgeleiden een flexcontract heeft, versus 20% van de hoogopgeleiden. De tweede conclusie bewijst dat veel werkgevers de contracten van flexmedewerkers niet om zullen zetten in een vast contract. Met name de makkelijk vervangbare laagopgeleide werknemers lopen risico. De wet ‘Wet en zekerheid’ is dan ook nadeliger voor laagopgeleiden.
Deel 2: de ‘wet werk en zekerheid’ moet niet worden ingevoerd. Waarom is het erg dat deze wet nadeliger is voor laagopgeleiden? Waarom zouden wij als Christendemocraten ons daar druk om maken? De afspraak in het Sociaal Akkoord is dat er geen banen verloren gaan. Dit wordt door Asscher nog eens extra benadrukt. Ook Het PBL en de Raad van State bevestigen dit. Vanuit macroperspectief of vanuit een technocratische manier van denken is er geen probleem. Je gaat het probleem pas zien als je vanuit de mens redeneert. De baan verdwijnt niet, maar de persoon die hem uitvoert moet plaats maken voor iemand anders. En die moet na twee jaar weer op zoek naar een nieuwe baan en na twee jaar weer en dan weer. Zo blijft het maar doorgaan: constante onzekerheid.
Mens, waar ben je? ‘En’, vroeg ik, terwijl ik de kleertjes waar mijn zoon was uitgegroeid in een tas stopte voor het zoontje van de beste vriendin van mijn zus. ‘Hoe is het met haar?’. Een onschuldige vraag, maar zo makkelijk gaan dingen soms niet. ‘Ze zit tegen een burn-out aan.’ zei m’n zus. ‘Maar gelukkig heeft ze nu eindelijk een vast contract gekregen. Dat neemt zoveel stress bij hen weg.’ De constante onzekerheid of je nog wel werk hebt zorgt voor stress in een gezin. De lasten moeten wel gewoon betaald worden. Met een flexcontract heb je geen toegang tot de huizenmarkt. Je krijgt geen hypotheek en je zult misschien ook geen afbetaald huis hebben als je met pensioen gaat. Waardoor je met je AOW en een klein pensioen ook nog eens met hoge woonlasten of huurlasten te maken krijgt. Heeft iemand die in constante onzekerheid leeft over zijn inkomen een volwaardig bestaan? Want als we over de menselijke waardigheid spreken dan bedoelen we de waardigheid van elk mens en van elk mens als mens. (Mens, waar ben je? p.17). Die waardigheid lijkt met deze wet in de knel te komen. Wie ben jij als mens als je na twee jaar gewoon aan de kant wordt geschoven, ook al doe je nog zo je best. Het geeft het signaal dat je niet volwaardig meedraait in de maatschappij. Als je dat keer op keer te horen krijgt, dan ga je het misschien ook nog geloven.
Vanuit het socialisme wordt de oplossing in meer opleiden gevonden. Dit lijkt nobel, maar wat je creëert is een wereld met hoogopgeleiden. Alsof iedereen maakbaar is tot hetzelfde. In het WIrapport: lang leve het verschil, weg met de fragmentatie worden juist de verschillen erkend, ‘Diversiteit maakt een samenleving veerkrachtiger, creatiever en sterker. Een gemeenschap heeft niets aan mensen die allemaal op elkaar lijken, in hetzelfde goed zijn of van hetzelfde onderwerp veel afweten.’ En ‘Als we dit inzicht vertalen naar hoog- en laagopgeleiden, dan zal de christendemocratie niet proberen iedereen het hoger onderwerp in te loodsen.’. Immers als iedereen een Einstein is, dan is Einstein niet meer bijzonder. Deze conclusie leidt tot een belangrijk punt:
Rentmeesterschap Hoe zien wij de samenleving in de toekomst? Een duurzame samenleving waarin iedereen een volwaardige plek heeft is een sterke en stabiele samenleving. Waar gaan we heen als we die kloof tussen laag- en hoogopgeleid steeds groter laten worden. Bijvoorbeeld door de wet ‘werk en zekerheid’ door te laten gaan? Als we kijken naar Amerika, dat gedomineerd wordt door het Angelsaksische marktdenken, dan zien we dat laagopgeleiden of de minder kansrijken op de arbeidsmarkt het zwaar hebben. Amerika maakt veel meer gebruik van flexibele arbeid. Het zijn de laagopgeleiden die baan op baan moeten stapelen om rond te komen. #Iwishmyteacherknew I don’t have pencils at home to do my homework #Iwishmyteacherknew sometimes my reading log is not signed because my mom is not around a lot Kyle Schwartz, lerares op een Amerikaanse basisschool vroeg aan haar leerlingen wat ze aan haar zouden willen vertellen. De school waarop ze les geeft staat in een arme wijk in Denver. Mensen uit de lagere klassen in Amerika moeten vaak veel werken waardoor kinderen op jonge leeftijd zelf al veel moeten doen. Zelf opstaan, ontbijten, naar school, thuis komen in een leeg huis, voor hun eigen eten zorgen, huiswerk maken en naar bed. Je zou kunnen beargumenteren dat dit ver weg is. En dat dit Amerikaanse beeld hier niet aan de orde is. Als bedrijfskundige weet ik echter dat de management theorieën die gedoceerd worden aan de Nederlandse universiteiten met name die van het Angelsaksischmodel zijn. Dat betekent dat veel van de huidige managers opgegroeid zijn met meer kennis van het Angelsaksischmodel dan het Rijnlandsmodel. De management theorieën van Amerika zijn dus ook hier gemeengoed. Dat bleek oen ik een paar maanden geleden een gesprek had met de directeur van een groot bedrijf. Het gesprek ging over flexwerken. Dat was volgens hem de toekomst. Vastigheid was niet meer van deze tijd. Ook Hans Biesheuvel zei in een opinieartikel (Trouw, 10 maart) ‘Jongeren willen geen vast contract meer’. Dit uitgangspunt trek ik in twijfel.
Solidariteit Als wij een maatschappij willen waar iedereen meetelt, dan moeten we solidair zijn met laagopgeleiden. Meer dan nu het geval is. Vanuit het christelijk-sociaal denken wordt de nadruk gelegd bij de meest kwetsbaren. Als er al een keuze gemaakt moet worden, dan zal deze ten gunste van hen moeten uitvallen. (Waardevast, p.34) Toch blijken wij maatregelen te nemen die juist niet van solidariteit getuigen. Dat ligt niet alleen aan managers die Angelsaksische management theorieën tot ideaal verheffen. Het proces is venijniger. Het heeft veel weg van een veenbrand.
De veenbrand Wanneer sprak jij voor het laatst iemand die laagopgeleid is over de dingen die hem of haar bezig houden? Vroeger mengden alle opleidingsniveaus automatisch zich door de zuilenstructuur die in de maatschappij bestond. En hoewel hoogopgeleiden toen ook het beleid bepaalden, wisten men in elk geval wat er bij laagopgeleiden speelde. Je kwam elkaar regelmatig tegen. Op school, in de kerk, bij de vereniging. Nu de zuilen al langere tijd verdwenen zijn, lijkt er een steeds grotere kloof te ontstaan tussen hoog- en laagopgeleiden. Je gaat naar andere scholen, doet andere sporten. Zeker in een stad leven mensen zeer gescheiden. Het is nog steeds zo dat hoogopgeleiden het beleid bepalen. Bij de rijksoverheid kun je bijvoorbeeld geen beleidsmedewerker worden zonder een WO-opleiding. Als je niet weet wat er écht bij anderen speelt, kan je nog zo welwillend zijn, zoveel koopkracht plaatjes analyseren, maar de kans dat je de plank mis slaat, is groot. Jouw eigen belevingswereld biedt niet genoeg ruimte tot inleving. Het is heel menselijk om vanuit je eigen ervaringen te redeneren. En het is heel menselijk om je te omringen met mensen die net zo zijn als jij. Vandaar dat het zo venijnig is. Je hebt het niet door. Ondertussen pakt beleid en wet- en regelgeving steeds nadeliger uit voor laagopgeleiden. Volgens het WI-rapport Lang Leve het verschil, wet met de fragmentatie; ‘legt de stem van hoogopgeleiden meer gewicht in de schaal bij verkiezingen, klinkt ze veel luider bij allerlei vormen van inspraak en belangenbehartiging en ze is allesbepalend in Kamer en kabinet.’ Laagopgeleiden worden slechter gehoord. Zij krijgen een steeds slechtere positie in de maatschappij en ageren daartegen. In de tijden van Fortuin werd dit de veenbrand genoemd. En sinds Fortuin slaat die regelmatig uit. Dat is wat hier volgens mij ook meespeelt. Ook hoogopgeleiden, en dan met name starters, hebben te maken met jaarcontracten. Maar zij, of wij, hebben zoveel meer kansen waardoor we onderhandelen, netwerkwerken, onszelf ontplooien, geld opzij zetten voor onze ontwikkeling. In de meritocratie waar wij aan de top zitten van de voedselketen, verwarren wij wel eens onze eigen merites met verdiend loon. En denken wij dat iemand die laagopgeleid is, niet hard genoeg gewerkt heeft of niet goed genoeg zijn kansen heeft gepakt. Wij beseffen onvoldoende dat niet iedereen mee komt in ons spel van diploma’s en opleidingen. Wij kunnen alleen solidair zijn door echt te accepteren dat iedereen zijn eigen waarde heeft. Door dus te realiseren dat niet iedereen hoogopgeleid is en vooral door te realiseren dat niet iedereen hoogopgeleid hoeft te zijn.
Gedeelde verantwoordelijkheid Als we dat accepteren en solidair willen zijn, is de volgende stap om verantwoordelijkheid te nemen. Dit zie je al terug bij familiebedrijven. ‘Als een werknemer goed functioneert krijgt hij na een jaarcontract gewoon een contract voor onbepaaldetijd want wij gaan een relatie aan met een werknemer. Wij verwachten loyaliteit en geven dat ook terug.’ Bij de eerder genoemde kleine-ondernemer, gaf de ondernemer aan graag zorg te dragen voor zijn werknemer, maar het met de nieuwe wet niet te kunnen. Voorheen deed hij dit door dezelfde man jarenlang in dienst te nemen. We hebben gezien dat bedrijven weglopen van hun verantwoordelijkheid. We hadden het eerder over shareholder- versus stakeholdermanagement. Juist die bedrijven die personeel zien als kostenpost zullen de letter van de wet naleven in plaats van de geest. Tot slot hebben wij het gehad over het feit dat de beslissers en machthebbers hoogopgeleid zijn en niet meer mengen met laagopgeleiden. Hierdoor wordt beleid gemaakt dat slecht uitpakt voor laagopgeleiden. Volgens mij is dat het probleem van Asscher. Hij heeft geen idee en de mensen om hem heen ook niet.
Publieke rechtvaardigheid Als ik deze wet langs de Christendemocratische meetlat leg, concludeer ik: een wet die laagopgeleiden meer benadeelt en hoogopgeleiden meer bevoordeelt is geen wet die thuishoort in een christendemocratische-samenleving. De wet dient te worden teruggedraaid.
De eindconclusie De wet ‘werk en zekerheid’ is nadeliger voor laagopgeleiden. Deze wet hoort niet thuis in onze christendemocratische maatschappij. Om die reden moet de wet worden teruggedraaid.
Een PS Voordat ik afsluit wil ik nog even terug naar de veenbrand. We hebben gezien dat het vanuit christendemocratisch perspectief belangrijk is om de wet terug te draaien. Maar het is nóg belangrijker om goed te beseffen waarom deze wet zo’n grote politieke steun heeft gekregen. Want ook wij hebben in beide Kamers onze fiat gegeven. Het onbedoeld aanwezige mechanisme waardoor laagopgeleiden in onze maatschappij benadeeld worden verdient onze aandacht.
De veenbrand ‘Met het terugdraaien van de wet blus je de vlammen, maar niet de brand.’ Wytske de Pater-Postma – Talent Academie 14/15
Bronnen: -
-
Wet werk en zekerheid diverse kamerstukken o Handelingen Tweede Kamer 12 en 13 feb 2014 o Handelingen Eerste Kamer, 3 juni 2014 o Kamerstuk 33 818 nr. 62, brief Minister Asscher d.d. 15 april 2015 Advies Raad van State, wet Werk en Zekerheid, 5 november 2014, Advies W12.13.0315/III CBS Statline –werkzame beroepsbevolking, positie in de werkkring. Cijfers 26 februari 2015 TNO – de toekomst van flex, een onderzoek van TNO naar flexstrategieën van Nederlandse bedrijven, Anneke Goudswaard, Ellen van Wijk en Sarike Verbiest. d.d. 9 mei 2014 Mens, waar ben je? Een verkenning van het christendemocratisch mensbeeld, WI, december 2011 Waardevast, over de uitgangspunten van het CDA, WI, maart 2011 Bloei & Groei, een christendemocratische visie op het verdienvermogen van Nederland, WI april 2015 Lang leve het verschil, weg met de fragmentatie, een christendemocratisch antwoord op het sociale vraagstuk van deze tijd, WI, Rien Fraanje, nog te verschijnen.
Internetsites -
www.cnv.nl , Interview met voorzitter (Maurice Limmen) , d.d. 16 maart 2015 www.cda.nl Persbericht Pieter Heerma: ‘wet werk en zekerheid leidt tot meer onzekerheid voor flexkrachten’. d.d. 16 april 2015 Loonwijzer.nl ‘de beste betaalde beroepen’ .
kranten -
NRC, ‘Liever zwart schoonmaken dan een flexcontract’ d.d. 21 oktober 2014, inclusief reacties op het online bericht. FD, ‘Kabinet moet sociaal overleg nieuwe impuls geven’, opinieartikel Sybrand Buma, d.d. 5 maart 2015. Trouw, ‘Na vakbond nu ruim baan voor personeelsclub’, opinieartikel van Hans Biesheuvel, d.d. 10 maart 2015. Volkskrant, ‘Bedrijven lozen uitzendkrachten; Asscher boos op ING’, d.d. 9 april 2015 FD, ‘Politiek geeft verkeerde antwoord op veranderende arbeidsmarkt’, d.d. 28 april 2015. FD, ‘Tweede Kamer wil dynamische arbeidsmarkt blijven ‘bijsturen’, d.d. 28 april 2015.
Interviews -
Ruth Peetoom, partijvoorzitter Pieter Heerma, Tweede Kamerlid CDA Rien Fraanje, plaatsvervangend directeur WI Judy van der Woning, adjunct directeur, L.H. van der Woning Glas B.V. Diverse werkgevers en werknemers