De vrouw die de wereld redde “Ik sprong een gat in de lucht toen Sophie Vangheel me vroeg om meter te worden van haar organisatie Cunina. zij helpt mensen écht.” Nathalie nam ons mee naar de vrouw die wereldwijd al 12.000 kinderen op de schoolbanken zette. of hoe heel de redactie een pleegkind nam. DOOR
Tanja Dierckx
f oto ’ s
Bart Heynen
➸ NATHALIE I 63
Sophie vangheel
H
et was 1946, net na de oorlog. Sophies moeder kreeg de stuipen tijdens haar eerste bevalling, van een tweeling, en was maanden ziek. Achttien keer kreeg ze een aanval, ze had al haar tanden uitgebeten en herkende niemand meer. De zorg voor haar twee baby’s werd noodgedwongen aan anderen overgelaten, verpleegsters zonder diploma. Alle aandacht van de verzorgsters ging naar de zwakkere helft van de tweeling, Line. En onverwacht stierf het andere meisje. Sophie: “Toen ik anderhalf jaar later werd geboren, kreeg ik haar naam.” Dit werd bepalend voor haar verdere leven. Sophie: “Mijn zus Line heeft mij altijd gezien als haar gestorven zus Sophie. Ze had me altijd nodig, maar ze speelde wel de baas over mij. (lacht) Zij was – en is nog steeds – heel extravert. Ik was totaal anders: een braaf kindje, ik liet me altijd doen door haar. Ik stond in haar schaduw.” Haar moeder kreeg nog drie dochters. Sophie: “Het was altijd gezellig bij ons thuis. Onze ouders waren niet rijk, maar gaven ons een enorme rijkdom aan aandacht. Ik kan me geen enkele keer herinneren dat mijn moeder niet thuis was als we uit school kwamen. Moeder zong vaak liedjes voor ons, smartlappen over gezinnen waar de vader dronken thuiskwam. En waar het geld om de mondjes te voeden naar het café ging. ‘Dat is niet rechtvaardig’, zei ze dan. Rechtvaardigheid was belangrijk. Ik heb mijn moeder dat woord zo vaak horen uitspreken. Als kind begreep ik niet eens wat ze ermee bedoelde. En toch zit het erin gehamerd. Rechtvaardigheid!” “Op mijn eerste communie voelde ik me een prinsesje. Het draaide die dag eens een keer alleen rond mij. Ik speelde, samen met mijn zussen, met bakstenen in de tuin. We maakten een huisje voor onze poppen. En plots stal Line een paar stenen van mij en wilde ze die niet teruggeven. Ik werd zo kwaad dat ik een steen naar haar
64 I NATHALIE
gooide. Op mijn eerste communiedag! Mijn zieltje was ineens zwart! Ik ben wenend en vol schuldgevoel naar binnen gelopen. En weet je wat er gebeurde? Mijn ouders gaven mij gelijk. Ik was stout geweest en ik kreeg toch gelijk, dat vergeet ik nooit! Jaren heb ik daarmee in de knoop gelegen, maar nu denk ik: mijn ouders zagen dat ik voor één keer eens opkwam voor mezelf. Om maar te zeggen: als kind was ik zeker geen haantje-de-voorste.” “Jaren later gebeurde er nog iets heel bepalends. Line en ik gingen naar de verpleegstersschool, op internaat. Op een dag ben ik daar echt uit haar schaduw getreden. Line was heel knap, ze had veel vriendjes. Een van hen had zijn foto naar de school gestuurd: hij in zijn zwembroek en mét sokken aan. Een heel gek gezicht. (lacht) Een kliek meisjes had die foto onderschept en was ermee aan het gniffelen. Line huilde. Toen ik dat zag, schoot er iets in mij. Ik ben naar de tafel met die lachende meisjes gestapt en heb gezegd: ‘Wat is dit voor een kinderachtig gedrag? Zijn jullie toekomstige verpleegsters?’. Er moet iets in mijn blik geweest zijn, want ze waren sprakeloos, ze waren dat van mij niet gewend. Ik schrok er zelf van. Vanaf die dag bekeek Line me totaal anders. Ik was niet meer dat onderdanige meisje, maar een vrouw met een stem. Eentje die zelfs sterker kon zijn dan zij. Ook voor mezelf was die dag memorabel. Ik voelde: ik heb impact, ik kan iets teweegbrengen.” Was je in die tijd al sociaal bewogen? “Ik help graag. Dat is altijd zo geweest. Zelfs in de ene vakantiemaand die ik in de zomer had, ging ik vrijwilligerswerk doen in de MS-kliniek in Brussel. Ik nam het op voor de underdog, ik was dat namelijk zelf lang geweest. Maar volgens mij heeft ook onze nonkel pater mij geïnspireerd. Hij kwam om de tien jaar met de Congoboot naar België. De hele familie verzamelde zich toen. Als kind zat ik op de eerste rij naar zijn verhalen te luisteren.” Dacht je er misschien aan om een ‘tante nonneke’ te worden? “Nee, dat nu ook weer niet. (lacht) Ik ben op mijn tweeëntwintigste getrouwd met Paul Op de Beeck, een zakenman. De vonk sloeg eerst bij hem over, daarna bij mij. We zijn nu 43 jaar samen. Toen we trouwden, runde Paul een familiebedrijf in de oliebusiness en verdiende veel geld. Als enige zoon had hij de zaak overgenomen toen zijn vader stierf. Hij gaf me alles om gelukkig te zijn: een groot huis, een chique wagen. Ik kon studeren, tennissen, winkelen zoveel ik wilde. We maakten grote, luxueuze reizen. Bovendien kregen we een dochter en een zoon.” Je kwam niets tekort, zoals men zegt. “Maar ik miste iets. Ik voelde me als een vogel in een gouden kooitje. Ik was het visitekaartje van mijn man, ik was welopgevoed en liep er mooi bij. Op al die recepties ontmoette ik vrouwen die praatten over hun mooie kleren, hun kookkunst, de wasproducten die ze gebruikten... Zo leeg. Ik zag er steeds meer tegenop. Ik was tweeëndertig en in de fleur van mijn leven, ik had alles en
Mijn man verdiende veel geld en gaf me alles: een groot huis, een chique wagen. Maar ik was zijn visitekaartje geworden. Ik miste iets” ik was niet content. Mijn zussen, die financieel meer moesten knokken, vonden me een beetje ondankbaar.” Hoe heb je die leegte kunnen opvullen? “In 1980 kwam ik toevallig in contact met de Canadese dokter Marcel Roy, die een hulporganisatie had opgericht voor Vietnamese en Cambodjaanse bootvluchtelingen. Ik zag zijn begeestering en voelde mijn hele lichaam trillen. Ik vertelde hem dat hij me diep had geraakt. ‘Dat is toevallig’, antwoordde hij, ‘ik ben op zoek naar iemand in Vlaanderen om de spreekbuis te zijn van mijn o rganisatie.’ Dat was het. Ik had het gevonden.” Van Cunina was er toen nog lang geen sprake. “Nee, maar dit was het startpunt. Dokter Roy werkte met peterschappen en ik nam onmiddellijk een petekind, Alexander uit de Filippijnen. Tien jaar heb ik voor die organisatie gewerkt. Ik deed telefoontjes, beheerde rekeningen, zocht peters en meters voor de bootvluchtelingen. Het eerste halfjaar jaar hield ik dat voor Paul verborgen. Hij zou me voor gek verklaren! In die tijd wilde hij nog liever een vrouwtje dat thuis op hem zat te wachten – we hebben allebei onze weg moeten afleggen. Wanneer ik zijn auto hoorde, schoof ik mijn papieren snel in de kast. Dat ging goed, tot mensen ’s avonds begonnen te bellen voor informatie. Het werd te hectisch, ik biechtte alles op: ‘Dit is wat ik moet doen, Paul. Dit geeft zoveel voldoening en zin aan mijn leven’. Hij zag dat hij me niet kon tegenhouden en liet me doen. Vanaf toen ben ik volle gas gegaan. ’s Zondags ging ik zelfs in de kerk de homilie geven. Ik haalde geld op om altijd maar meer kinderen te kunnen redden.” “In 1989 werd ik voor drie weken uitgestuurd naar Haïti. Natuurlijk had ik met Paul al veel van de wereld gezien, maar toen verbleef ik steeds in chique hotels. Nu ging ik naar de sloppen van het armste land ter wereld! Line zei me: ‘Je gaat niet alleen, ik ga mee’. Ongelukkig genoeg vond er net een staatsgreep tegen Prosper Avril plaats en werden we langs alle kanten beschoten, de kogels doorboorden zelfs de boekentassen van de kinderen.
Bovendien werd Line ziek: koorts, de hele dag overgeven. Ik moest haar verzorgen bij 35 graden. We hebben het overleefd, maar we zijn serieus vermagerd naar huis gekomen. Dat was de eerste keer dat ik mijn leven riskeerde. Paul smeekte me om nooit meer zo lang weg te gaan. Hij had afgezien. Hij wilde me verwennen, maar ik wilde alleen maar mijn verhaal kwijt. Ik had daar een ziekenhuis gezien, nieuw geïnstalleerd door de staat, maar zonder personeel. Ik wilde dat ziekenhuis opstarten! Deze reis gaf voor mij de doorslag, ik had ‘het veld’ gezien en wilde ter plaatse dingen aanpakken. Ik begon te reizen, ook naar Nepal, waar ik nog heel veel zou terugkomen. Enkele jaren later stierf de Canadese dokter. Ik stond voor de keuze: ofwel blijf ik alleen maar madame Op de Beeck, ofwel ga ik voor mijn droom. Mijn eigen organisatie.” Dus moest je gaan onderhandelen met je man. “Dat was eerst niet gemakkelijk, maar uiteindelijk heeft hij voor de oplossing gezorgd. Paul had twintig jaar gewerkt en was de stress beu. Hij stelde voor om zijn zaak te verkopen en te gaan rentenieren. Zo kon hij zijn droom waarmaken en zich verder verdiepen in geschiedenis, de studie die hij had afgebroken toen zijn vader stierf. En ik mocht mijn eigen organisatie opstarten. Alles kwam op het juiste moment. Hij gaf mij een geweldige kans. Ik noem dat pure liefde. Voor mij is liefde elkaars dromen waarmaken. Ik ben hem er nog steeds dankbaar voor. Paul heeft ook de naam gevonden: Cunina, de godin van de wieg. De plaats waar je wieg stond bij je geboorte bepaalt je verdere leven. Als jij in een sloppenwijk wordt geboren, krijg je minder kansen. En dat is niet rechtvaardig. Jawel, die rechtvaardigheid van mijn moeder komt steeds terug.” (lacht) En toen was Cunina vertrokken! “Ik installeerde mijn eigen kantoor, recht tegenover onze slaapkamer. Ik motiveerde mijn vriendinnen om te helpen. Ik zette een netwerk op, met caretakers in het buitenland, die ik allemaal persoonlijk heb gescreend. Vandaag
➸ NATHALIE I 65
De eerste keer in Haïti vlogen de kogels me om de oren. Mijn man smeekte me om nooit meer zo lang weg te gaan. Maar ik wilde meteen terug, de armoede aanpakken” zijn het er meer dan honderd. Ik richtte ngo’s en comités op in Haïti, de Filippijnen, Brazilië, Nepal, Congo en Zuid-Afrika. Ik organiseerde concerten om mijn projecten te financieren. Telkens met één doel: kinderen op de schoolbanken zetten, basisonderwijs voorzien. Honder den kinderen die wij uit de sloppenwijken hebben gehaald zijn vandaag onderwijzer, verpleegster, dokter of architect. Sommige projecten hebben me bloed, zweet en tranen gekost. Soms was er niet genoeg geld om iets te realiseren, maar op een bepaald moment zei ik dan: ‘Het moet er gewoon komen!’ En het kwam er altijd.” Cunina bestaat 23 jaar, van je 42ste tot de 65 die je nu bent. Dat is een levenswerk. “Ja, en we hebben er ook voor gezorgd dat mijn levenswerk verdergaat wanneer ik er niet meer ben. Ik kreeg in eerste instantie geen erkenning als ngo. Reden: ‘Mevrouw, uw organisatie staat of valt met u. Als u kunt bewijzen dat de organisatie zonder u ook kan bestaan, kom dan maar eens terug.’ Ik ben toen huilend naar huis gegaan. Het jaar daarna heb ik de organisatie juridisch losgemaakt van mezelf. We trokken in een ander huis en betaalden huur. We maakten er een officiële vzw van, met zes mensen in dienst, die netjes betaald werden. Cunina stond op eigen benen. In 2004, precies een jaar na de afwijzing, stond ik opnieuw in Brussel. Marc Verwilghen, toen Minister van Ontwikkelings samen werking, riep me persoonlijk naar zijn kabinet en zei: ‘Als iemand de erkenning verdient, bent u het.’ Trots antwoordde ik: ‘Dankuwel, de erkenning is de kers op de taart en ik ben er heel blij mee, maar de subsidies neem ik niet aan. Ik probeer te volharden zoals ik nu bezig ben.’ De erkenning maakte onze organisatie betrouwbaarder. Je werkt met revisoren en je wordt gecontroleerd. Dat trekt veel bedrijven over de streep om te doneren. Maar tot hiertoe heb ik nooit een federale subsidie aanvaard. Want dan begint het spel. Dan moet ik
66 I NATHALIE
dossiers inleveren en toestemming vragen voor elke school die ik neerzet en verlies ik mijn vrijheid. Ik ben een pragmaticus. Ik ga ter plaatse en bepaal een noodsituatie. En ik kan onmiddellijk ingrijpen als ik dat nodig acht. Wij hebben op 22 jaar meer dan 70 projecten gerealiseerd en meer dan 12.000 kinderen op de schoolbanken gezet, zonder overheidssubsidies. Dat wil zeggen dat veel mensen én bedrijven geloven in Cunina. Nu de subsidiekraan overal wordt dichtgedraaid, merken wij hoe belangrijk het is om alles zelf verwezenlijkt te hebben. Ook dankzij onze ambassadeurs.” Nathalie is sinds twee jaar ambassadeur van Cunina. Sabine De Vos ging haar voor. “Mijn zus Jossy, toen styliste bij de BRT, had Sabine over Cunina verteld. Ze wilde me ontmoeten. Ha, dacht ik, pragmatisch als altijd, dan moet Sabine maar meter worden van ons allereerste petekind van de Filippijnen. (lacht) Nu, het klikte meteen. Sabine was toen vierentwintig, ze zag mij als een grote zus. Wat wil je: ik ben een durver, ik had al zoveel gereisd en zoveel watertjes doorzwommen. Na onze eerste reis naar de Filippijnen gingen we samen naar Congo. Daar zijn we allebei heel ziek geweest: zware dysenterie, het soort waar mensen aan sterven. Zonder hulp hadden we het niet gehaald.” “Hoe we daar kwamen? Wel, ik wilde per se naar de roots van mijn nonkel pater. Hij was gestorven in 1973, maar waar had hij zijn leven doorgebracht? Met een prauw zijn Sabine en ik via de Congostroom naar Ireko gevaren. Een enorm avontuur. Nonkel pater had me vaak verteld over de Batwa’s, pygmeeën die door de andere Congolezen gediscrimineerd worden. En we zagen ze: mager, smerig, zo goed als ongekleed. In hun ogen waren wij spierwitte aliens. Ze kwamen op ons af en betastten ons, ze wilden alsmaar aan ons haar en gezicht voelen. Ik zei nog: ‘Sabine, blijf met je handen van je mond!’ Die nacht sliep
➸
➸
Nathalie’s Choice Nathalie Meskens: “Sophie is een vrouw die je leven
kan veranderen. Door haar verhalen, door haar energie, door simpelweg te zijn wie ze is. Dat heeft ze al bij velen gedaan, zowel bij mij en Jeroen als bij andere mensen die helpen, maar natuurlijk ook bij de duizenden kinderen die ze geholpen heeft. Als ik op haar leeftijd een stukje kan
zijn van wie zij is, zal ik heel trots zijn op mezelf.
Twee jaar geleden leerde ik Sophie kennen. Ik was toen al vrij content met mijn leven en de dingen die ik doe, maar ik wilde iets doen dat verder ging dan mezelf, verder dan die job waar alles rond mij draait, waardoor ik kon bijdragen aan iets groters. Samen met Jeroen wilde ik iets tegen armoede doen. We hadden goede ideeën, maar het ontbrak ons aan structuur. En daar was Sophie met haar helder principe: de cirkel van de armoede doorbreken door onderwijs aan te bieden. Dankzij de organisatie van Cunina konden we op de kar springen!”
ik in het bed van nonkel pater, toen ik plots naar buiten moest en bij vlagen mijn bewustzijn verloor. Nooit heb ik me zo zwak gevoeld. Ik riep Sabine, maar zij was aan het hallucineren, ze zag de bomen vliegen. Overgeven, diarree, duizelig. Ik kreeg niet eens mijn medicijnkastje open. Een toverdokter heeft ons toen gered. Hij durfde niet dicht bij ons komen, want hij dacht dat er boze geesten op ons waren neergedaald, maar via de tamtam heeft hij aan het nabijgelegen dorp laten weten ‘dat het slecht ging met twee blanke vrouwen’. Een missiezuster heeft toen ons leven gered. Achteraf zei ik tegen Sabine: ‘Wat we hier meegemaakt hebben, is een heel rijke ervaring. Een land moet je beleefd hebben.’” Sinds twee jaar is Nathalie erbij gekomen als ambassadeur. “Nathalie had al een petekind bij ons, via Sabine, en ze sprong echt een gat in de lucht toen ik haar voorstelde om ambassadrice te worden. Kort daarvoor had ze zoveel miserie in Thailand gezien, dat ze echt iets wilde doen voor arme mensen. In Nepal hebben we samen de reportage Kleine mensen, dromen en wensen ingeblikt. En we zijn naar Haïti geweest. Nathalie is heel begaan met de wereld, dat is overduidelijk.” Ze vertelde dat je altijd lipstick draagt, ook in de slums en de jungle. ‘Een dame in alle omstandigheden’, noemt ze je. (lacht) “Ik ben een heel fiere vrouw. Ik heb ook altijd mijn natte doekjes van het Kruidvat bij, tot in de brousse. Want daar is geen water. Ik ga op missie, maar ik ben geen non,
68 I NATHALIE
hè. Cunina is apolitiek en areligieus. Dat is ook mijn boodschap: je moet geen geitenwollensokkentype zijn of op een non lijken om goed te doen in de wereld.” “Al mijn ambassadeurs zijn geschenken. Ook Luc Appermont, die met me mee naar de Filippijnen is geweest. Om de één of andere reden heb ik altijd de juiste mensen op mijn pad gekregen. Ik geef je een voorbeeld. Toen we vijf jaar bestonden, wilde ik een concert organiseren, liefst iets met kinderen natuurlijk. ‘De Wiener Sänger knapen, dat zou mooi zijn’, speelde door mijn hoofd. Maar dat is onbetaalbaar! Plots kreeg ik een ingeving: ik ken iemand in Wenen! Net na de oorlog plaatste Caritas buitenlandse kinderen in Vlaanderen. Een Oostenrijkse jongen, Gerry, kwam elke vakantie op logement in Herentals bij een vriend van mijn vader. Natuurlijk kwam die jongen graag in een huis met vijf meisjes. (lacht) Elk jaar kwam hij op bezoek, tot hij volwassen was en journalistiek ging studeren. ‘Hoe zou het met Gerry zijn?’, vroeg ik me af. Ik had hem dertig jaar niet gezien. Wel hadden we zijn naam eens onder een artikel in Der Spiegel gezien, dus traceerden we hem via de ambassade. Maanden later kreeg ik een uitnodiging. Gerry stond met zijn privéchauffeur op het vliegveld in Wenen. Bleek dat hij inmiddels de persattaché van president Waldheim was. En hij was bevriend met de directeur van de Wiener Sängerknaben! Een paar maanden later stonden die jongens hier in de Kempen op het podium. Gratis en voor niks.” De Dalai Lama zou zeggen: als je de weg van je hart volgt, komt alles naar je toe. “Het is inderdaad méér dan toeval. Ik ontmoet overal mensen die, soms véél later, iets kunnen of willen betekenen. Telkens als ik geld nodig had, gebeurde er een klein wonder. Soms viel er een erfenis uit de lucht, van iemand die geen kinderen had en alles aan een goed doel wilde schenken, of kwam er een oplossing via connecties. Alsof ik geholpen werd. Volgens mij is dat de tweelingzus van Line. Van kindsbeen af vraag ik haar hulp. Vóór mijn examen prevelde ik altijd: ‘Sophieke, gij gaat mij helpen, hè.’ Ik ging ook vaak haar graf bezoeken. Mijn naam stond erop, dat vond ik bijzonder. Ik voel die naam als een kracht, niet als een emotioneel beladen erfenis. Trouwens, ik heb het geluk gehad de Dalai Lama te ontmoeten. In 2007, dat was echt een hoogtepunt in mijn leven. Van hem heb ik een boeddhabeeldje gekregen, dat ik altijd boven mijn hoofd moet plaatsen. ‘Het goddelijke is boven u’, zei hij. Op het vliegtuig heb ik dat beeldje de hele tijd als een relikwie omhoog gehouden! Ja, ik voel me aangetrokken tot het boeddhisme. We organiseren jaarlijks inleefreizen naar Nepal, zodat peetouders kennis kunnen maken met hun petekinderen. We starten dan in Pashupatinath, de hindoetempel aan de Bagmatirivier, waar dagelijks crematies plaats vinden. De dood en het leven zijn daar verbonden. Bij ons wordt de dood weggestopt. Ginder vinden crematies
Daar zat ik dan, met mijn versleten mocassins aan, in het paleis te keuvelen met de kroonprins van Nepal. ‘Mag u van uw man alleen reizen?’, vroeg hij me telkens weer” in het publiek plaats. In dezelfde rivier waar de lichamen neerkomen, zwemmen kinderen.” Hoe zien de mensen jou daar? “Voor hen ben ik Moeder Theresa, hè. (lacht) De Nepalezen ontvangen me als een koningin en overladen me met bloemen tot de ruikers boven mij uitsteken, dat ik niet meer kan zien waar ik stap. Toen ik dat de eerste keer meemaakte, gaf dat een hemels gevoel. Maar als je acht scholen moet bezoeken en telkens een ceremonie krijgt... Altijd die verheerlijking, dat is gênant. Liever zou ik daar gewoon aankomen en aan de slag gaan. Maar ik onderga het voor hen. Ze willen hun dankbaarheid uitdrukken en ze zijn trots dat ze in mijn buurt mogen zijn.” “Nepal is mijn tweede thuis. Als ik sterf, wil ik dat mijn as over de Himalaya wordt uitgestrooid. Op mijn zesenvijftigste heb ik een zware trekking door de Himalaya g edaan, omdat ik het gebied waar ik zou gaan werken grondig wilde verkennen. Ik heb de bergen overwonnen, maar ik heb met mijn leven gespeeld. Dat doe ik dikwijls. Vaak heb ik gedacht: hier kom ik niet levend uit! Dan neem ik me voor om nooit meer mijn leven op het spel te zetten. En daarna doe ik toch weer zoiets. Vorig jaar ben ik nog met een helikopter door de dikke mist gevlogen naar het dorpje Num, ver van de bewoonde wereld. We zijn geland op plaatsen waar nooit westerlingen zijn geweest – eigenlijk mocht de piloot er niet vliegen. Het was adem benemend. Maar ook levensgevaarlijk. Ook daar heb ik gepreveld: ‘Laat dit alsjeblief goed aflopen! Want ik mag nog niet gaan, ik heb nog zoveel te doen!’” In Nepal ga je op bezoek bij de allerarmsten, maar ook in het koningshuis. “In 2009 kreeg ik bericht van de Nepalese Ambassade in Brussel, dat ik uitgenodigd was voor een receptie in aanwezigheid van Dipendra, de toenmalige kroonprins van Nepal. Nu moet je weten, Nepal is een echte mannen-
maatschappij en op die receptie stonden alle vrouwen aan de kant. De mannen stonden in een rij om de kroonprins te begroeten. Daar moest ik toch tussen kruipen! Ik stelde me voor als stichter van Cunina en vertelde wat ik allemaal gedaan had in Khandbari. En dat er dringend een dokter nodig is. Of hij daarvoor kon zorgen... Dat deed hij, en de volgende keer dat ik in Nepal was, werd ik uitgenodigd op het paleis. Een bediende kwam me halen per taxi. Hij zei me dat ik zelf geen vragen mocht stellen, ik moest ze eerst noteren op een briefje. Toen ik uiteindelijk bij Dipendra kwam, want op zo’n paleis moet je steeds verschillende mensen passeren, vroeg ik spontaan: ‘Ken je me nog, mister Dipendra?’ Oei, ik had dus een vraag gesteld! ‘Of course, Mrs. Vangheel’, antwoordde hij. Hij leek geamuseerd, dus heb ik de regels aan mijn laars gelapt en de ene na de andere vraag gesteld. Hij vond het zo gezellig dat hij me vroeg om mee in de salon te zitten. ‘Mag u van uw man alleen reizen?’, vroeg hij me telkens weer. ‘Ja, ik ben een vrije vrouw’, antwoordde ik. Dat vond hij ongelofelijk. Toen Prins Filip in 1999 trouwde, was hij in België en zag ik hem weer. Anderhalf jaar later was hij dood. Volgens de officiële berichten zou hij zijn ouders, broer en zus vermoord hebben. En daarna zichzelf verwond hebben, waarna hij in coma geraakte en stierf. Anderen zeggen weer dat hij en zijn familie werden uitgemoord door zijn oom Gyanendra, die daarna zelf de troon besteeg. Enfin, in die man zijn paleis ben ik dus gaan keuvelen. Ik had toevallig mijn voet verstuikt en ik stond op versleten mocassins in dat paleis, want dat was het enige waarop ik kon stappen. Ach, zo heb ik veel verhalen.” Je hebt vast ook veel nare ervaringen? “Heel veel, want uiteindelijk sta ik vooral dicht bij de miserie. In Paplu in Nepal is er een monnikenklooster, helemaal in de sfeer van de boeddhisten. Wij helpen daar jongens die voor lama studeren. Ze wonen op 3500 meter
➸ NATHALIE I 69
Telkens als ik geld nodig had, gebeurde er een klein wonder. Soms viel er een erfenis uit de lucht, soms kwam er een oplossing via connecties. De Dalai Lama zei tegen mij: ‘Het goddelijke is boven u’” hoogte, waar het ijskoud is, en lopen op blote voeten! Per jaar gaan ze één maand naar huis. De lama vertelde ons dat één jongen na de vakantie niet terug was gekomen. Hij stapte naar zijn ouders, maar hij kwam er nooit aan. Toen de lama via een andere weg terug naar het klooster ging, vond hij de kleren van de jongen. Hij was opgegeten door een beer. Als je dat nieuws moet brengen aan de peet ouder... Nathalie was erbij toen de lama dat vertelde. Ze was er echt kapot van. Nathalie is een zotte vlaai en een flapuit, maar ook een heel gevoelig meisje.” “In de Filippijnen bezocht ik met Sabine een leprosarium met melaatsen. De vraag is altijd: wil je dat wel zien? Want daar leven mensen die serieus aangetast zijn, met ledematen die afsterven. Genezen is dan nog moeilijk. Na dat eerste bezoek stond ik met Sabine superlang onder de douche, we waren vies van onszelf en bang voor besmetting. En we hadden een glas wijn nodig... Die mensen zijn gedoemd om aan de rand van de maatschappij te leven. Ook hun kinderen krijgen een stempel en dus geen kansen. Dus helpen wij die kinderen.” Veel mensen bewonderen jou. Wie bewonder jij? “Dat zijn er veel, vaak leden van kloostergemeenschappen die hun leven aan ‘de missie’ hebben gewijd, mensen die dagelijks ploeteren, welzijnswerkers die een leven lang midden in de miserie staan. Zij doen het toch maar. Dat zijn andere levens dan het mijne. Ik heb een buiten gewoon boeiend leven; ik reis de wereld rond, ik leer interessante mensen kennen uit diverse culturen, ik kan grote dingen verwezenlijken. Nee, mijn leven is geen leven van opoffering.” “Tweeëntwintig jaar geleden ontmoette ik twee Vlaamse
70 I NATHALIE
nonnetjes in het Filippijnse leprozenhuis. Germaine en Anna waren negentig en eenennegentig jaar en stonden elke dag om vier uur op om de melaatsen te wassen. De ene deed de mannenzaal en de andere de vrouwenzaal. Elke dag opnieuw, jaren aan een stuk, deden ze niets anders dan afstervende lichamen wassen. Daar neem ik mijn hoed voor af. Toen ik hoorde dat Germaine overleden was, dacht ik: ‘Weet haar familie eigenlijk wel wat hun tante non gedaan heeft!?’ Ik ben naar de begrafenis geweest en heb dat daar tijdens de koffie verteld. Die mensen waren nooit in de Filippijnen geweest en Germaine was na haar vertrek nooit meer thuis geweest. Haar familie wist niet wie ze was. Toen ik haar verhaal vertelde, zaten ze met z’n allen te huilen. Germaine is nooit in de pers geweest, maar voor mij is ze een grote vrouw. Wat zij gedaan heeft, zou ik niet kunnen. Grote kleine mensen achter de schermen, die heb ik veel ontmoet.” Er is zoveel miserie in België, waarom ga je het zo ver zoeken? “In België kan in principe niemand van honger sterven, hier is er altijd een sociaal vangnet. Op veel andere plaatsen ben je gedoemd om te sterven, gewoon omdat je geen eten hebt. Ik zal ook nooit aan arme mensen vragen om ons te steunen. Ik ga het geld halen waar het is, vaak bij bedrijven. Als je over tien jaar niet aan maatschappelijk ondernemen doet, zal je er niet meer bij horen. Dat zijn de woorden van onze ambassadeur Wouter Torfs, een Vlaamse pionier op dit gebied. We helpen ook maar één kind per familie, omdat we zoveel mogelijk families willen helpen. Sommige peetouders willen blijven geld pompen in hun petekind, dan zeg ik: ‘Je petekind is afgestudeerd,
➸
Cunina in cijfers • opgericht door Sophie Vangheel in november 1990, erkende NGO sinds 2004 • 5 partnerlanden: Haïti, Filippijnen, Brazilië, Nepal en Zuid-Afrika • 5 gedreven medewerkers: Kathleen, Elke, Lut, Greet en Rob • 4 toegewijde ambassadeurs: Sabine De Vos, Luc Appermont, Nathalie Meskens en Wouter Torfs • meer dan 12.000 kinderen toegang gegeven tot onderwijs • meer dan 50 buitenlandse missies • meer dan 70 bouw- en vormingsprojecten gerealiseerd • meer dan 300 evenementen voor fondsenwerving • meer dan 350 vrijwilligers
Kindje kopen? • Maandelijks betaal je €30 (€25 peterschapsbijdrage + €5 beheersbijdrage voor Cunina). • Je schrijft je in via de website. Na ontvangst van de activatiebijdrage van €30 wordt een boekje met informatie per post bezorgd. Bij ontvangst van de eerste bijdrage wordt het peterschap geactiveerd en kan het kind de scholing aanvatten. • Je kan zelf land en geslacht kiezen. De meeste kinderen hebben de leeftijd van 5 tot 7 jaar bij start van het peterschap. • Je stuurt twee keer per jaar een brief en/of foto en je ontvangt 1 x per jaar een schoolrapport en foto. De post wordt via Cunina naar jou verstuurd en jouw post wordt via Cunina naar het kind verstuurd. • Cunina levert een fiscaal attest, telkens in maart, voor de gestorte bijdrage van het voorgaande jaar. www.cunina.be
Make-up: Gino Beeckman Styling: Sven Verstraeten Kleding Sophie: Mayerline, Sacha, Scapa Kleding Nathalie: Les Petites, Pinko, Mango, Atos Lombardini Verkoopadressen zie p. 144
laat het nu zelf geld verdienen om verder te komen en help een ander kind dat niks heeft’. Bedoeling is dat ze zelf redzaam worden. Geef ze geen vis, leer ze vissen.” Wat als je man indertijd had gezegd: het is ik of Cunina? “Dan was ik toch voor mijn eigen leven gegaan. Want wat ik had, was niet genoeg. Als je een hoge functie en een goed inkomen hebt, dan heb je het gemaakt in het leven. Tenminste, zo gaat dat hier. Voor mij heb je het pas gemaakt als je iets hebt bijgedragen, als je leven zinvol is geweest... En ja, ik ben een avonturier, dat heeft er altijd ingezeten. Maar het is fijn als ik thuiskom en mijn man terugzie. Hij zegt: ‘Jij maakt mijn leven boeiend.’ Ik heb elke dag een ander verhaal. Ik ben met politiek bezig, want dat is nodig als je in die verre gebieden werkt. Hij is met geschiedenis bezig en kan dus alles in een historische context plaatsen. We hebben boeiende gesprekken. Mijn dochter Kathleen heb ik helemaal meegekregen. Zij is een van de drijvende krachten achter Cunina en ook mijn beste vriendin.” “Ach, ik ben een heel gelukkig mens. Ik sta elke ochtend zingend op. Mijn kleinzoon zegt: ‘Mamie, ik hoor je altijd boven de radio uit.’ Ik maak graag mensen gelukkig. En ik zie zoveel mooie resultaten. Ik zie nog zo dat kleine meisje aan een hut staan in Haïti, Hélène genaamd. Haar moeder stond naast haar, op één been, met een stok met een vod errond onder de arm. Vader was net gestorven, moeder had haar been verloren en dat kind kijkt me aan... Heleentje is dankzij Cunina naar school geweest en ze was altijd de eerste van de klas. Ze is nu dokter. Twee jaar geleden kwam ze naar België en pakte ze me vast: ‘Als ik jou niet had gehad, was ik nooit dokter geworden.’ Daar word ik helemaal week van.” “In Hélènes dorp leefden de mensen op straat. Kinderen die onder de blote hemel leven kun je niet naar school sturen. Dus hebben we daar zestig huizen gebouwd. En weet je wat zo mooi was? De architect is een ex-petekind, hij is dankzij Cunina architect geworden.” Je bent tweeëndertig jaar bezig, ook net vijfenzestig geworden. Hoe zie je de toekomst? “Cunina is een levenswerk, dus ik stop er niet mee. Ik heb met Kathleen een afspraak: als ik begin te dementeren en ik moet ermee ophouden, zal zij dat aangeven. En geloof me, ze zal dat ook doen. Nu zegt ze nog: ‘Jij wordt zoals de koningin van Engeland, vijfentachtig en nog steeds aan de macht.’ En het is waar, ik heb ongelooflijk veel energie. Zes keer per jaar ben ik thuis weg, telkens voor minstens twee weken, dat is drie tot vier maand per jaar. Ik slaap op het vliegtuig en als ik land, ga ik onmiddellijk aan de slag. Van jetlag heb ik weinig last. Ik vraag me soms af: wanneer kan ik stoppen? Niet, dus. Ik heb nog heel veel dromen. Ik wil tot in Tibet komen. Ik wil op het dak van de wereld zitten! Kijk, ik werk niet voor Cunina, ik bén Cunina, ik loop ervan over. Dit is mijn leven. Liefst zou ik doorgaan tot ik erbij neerval. Dat zou een mooie dood zijn.”
NATHALIE I 73