Beter verlonen 2014.book Page 119 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
DEEL 1: Fiscale en sociale aspecten bij verloning in het werknemersstatuut
Tevens zullen de beroepskosten voor woon-werkverplaatsingen (die forfaitair op 0,15 EUR per afgelegde kilometer worden bepaald) in geval van een terbeschikkingstelling door de werkgever van een voertuig voor persoonlijk gebruik, nooit meer mogen bedragen dan de volledige waarde van het forfaitair geraamde voordeel van alle aard, eventueel verhoogd met de eigen bijdrage van de verkrijger. De vrijstelling van maximum 250 EUR per jaar wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Basisbedrag
250 EUR
Inkomsten 2014
380 EUR
Inkomsten 2013
380 EUR
Inkomsten 2012
370 EUR
Fiche 281.20 – bedrijfsleiders Het voordeel van alle aard moet worden vermeld in het vak 9, rubriek c) ‘Voordelen van alle aard’. 2.4.2.2
Vennootschapsbelasting
Niet-aftrekbare beroepskost verbonden aan het voordeel van alle aard Het voordeel alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde wagen, wordt vanaf 2012 berekend door een CO2-coëfficiënt toe te passen op 6/7 van de cataloguswaarde van de wagen. 17 % van het aldus berekende voordeel alle aard in hoofde van de werknemer144 maakt voor de werkgever een verworpen uitgave uit.145 Niet-aftrekbare beroepskost verbonden aan de wagenkosten Zie verder, IV, 3 ‘Aftrekbaarheid van autokosten in hoofde van de werkgever’.
3 Voordelen van alle aard en btw 3.1 Toepassing btw In de mate dat geleverde goederen en diensten gebruikt worden voor de economische activiteit van een btw-plichtige, kan deze btw-plichtige de btw die hij heeft betaald voor deze goederen en diensten, recupereren via zijn btw-aangifte. 144. Het effectieve voordeel alle aard (netto, dus na aftrek eigen bijdrage werknemer). 145. Art. 198, 1e lid, 9° WIB 92 en art. 223 en 225 WIB 92.
119
Beter verlonen 2014.book Page 120 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
Beter verlonen
Indien goederen en diensten ook voor andere dan economische doeleinden worden gebruikt, zoals privédoeleinden van het personeel, is er sprake van gemengd gebruik. Op basis van het bestemmingsprincipe zal de btw-plichtige de btw desgevallend slechts ten belope van het gebruik voor de doeleinden van zijn economische activiteit in aftrek brengen. In de situatie van voordelen van alle aard doet zich in principe steeds gemengd gebruik voor: de voordelen zullen immers ook gebruikt worden voor de privédoeleinden van de werknemers en/of bedrijfsleiders. Bijgevolg zullen voordelen van alle aard toegekend door een btw-plichtige aan diens personeel of bedrijfsleiders, steeds gevolgen hebben op vlak van btw. In de praktijk zal deze terbeschikkingstelling leiden tot ofwel een beperking van het recht op aftrek,146 ofwel zal het gebruik voor privédoeleinden worden gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel.147
3.2 Historiek 3.2.1 De Europese Btw-richtlijn Met ingang van 1 januari 2011 werd de Belgische btw-reglementering zoals van toepassing op de voordelen van alle aard, aangepast aan de nieuwe Europese Btw-richtlijn.148 Deze aanpassing betrof het invoeren van een nieuwe aftrekbeperking voor bedrijfsmiddelen die zowel voor professionele als privédoeleinden gebruikt worden of, met andere woorden, voor bedrijfsmiddelen die gemengd gebruikt worden. De voornoemde Europese Btw-richtlijn heeft tot doel een gemeenschappelijk btw-stelsel na te streven in de Europese unie. De Raad van 22 december 2009149 had enkele wijzigingen aangebracht aan deze Btw-richtlijn teneinde een gelijke behandeling van belastingplichtigen te garanderen wanneer de uitgaven met betrekking tot onroerende goederen en, in voorkomend geval, roerende goederen met een duurzaam karakter die aan de normale beroepsactiviteit van de belastingplichtige, bestaande uit belaste handelingen, zijn toegekend niet uitsluitend voor de daarmee verband houdende doelstellingen worden gebruikt. Daarnaast werd door middel van deze aanpassing beoogd om de rechtsgevolgen van het zogeheten Seeling-arrest op Europees niveau te regelen.150 146. 147. 148. 149. 150.
120
Art. 45, § 1 W.Btw of art. 45, § 1quinquies W.Btw. Art. 19, § 1 W.Btw. Art. 168bis Richtlijn 2006/112/EG. Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009. Seeling arrest (H.v.J., 8 mei 2003, zaak C-269/00) maakte duidelijk dat btw-plichtigen die een onroerend goed bestemmen tot het vermogen van de onderneming, recht op aftrek verkrijgen voor het gehele goed, ook al wordt een gedeelte bestemd voor privédoeleinden. In het verleden dienden zij jaarlijks een ‘factuur aan zichzelf’ uit te reiken voor het privégebruik van het onroerend goed. Op deze wijze werd alsnog de btw geheven ten laste van de eindverbruiker. Sinds de Programmawet van 27 december 2006 moet de aftrek voor het privégebruik niet langer worden gecorrigeerd door een factuur aan zichzelf uit te reiken maar via een jaarlijkse herziening van de oorspronkelijk in aftrek gebrachte btw.
Beter verlonen 2014.book Page 121 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
DEEL 1: Fiscale en sociale aspecten bij verloning in het werknemersstatuut
De aanpassing aan de Btw-richtlijn bepaalt dat indien een onroerend goed deel uitmaakt van het vermogen van het bedrijf van een belastingplichtige en door de belastingplichtige zowel voor de activiteiten van het bedrijf als voor zijn privégebruik of voor het privégebruik van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, de btw over de uitgaven in verband met dit onroerend goed slechts aftrekbaar is naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige. De lidstaten kunnen dit principe eveneens toepassen met betrekking tot de btw op uitgaven in verband met andere door hen gespecificeerde goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen.151 België heeft deze aftrekbeperking ingevoerd voor de onroerende en roerende goederen met een duurzaam karakter die tot het vermogen van de onderneming behoren.152
3.2.2 Wijzigingen vanaf 1 januari 2011 3.2.2.1
Aftrekbeperking in functie van het werkelijk gebruik
In navolging van deze aanpassing aan de Europese Richtlijn is met ingang van 1 januari 2011 de btw over de uitgaven in verband met investeringsgoederen nog slechts aftrekbaar naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige.153 Er wordt geen aftrek meer toegestaan in de mate dat bedrijfsmiddelen worden gebruikt voor de privédoeleinden van het personeel. Dit bestemmingsprincipe is voortaan van toepassing voor de goederen die eigendom zijn van de btw-plichtige en die beoogd worden in artikel 45, § 1quinquies W.Btw en andere goederen en diensten die beoogd worden in artikel 45, § 1 W.Btw (vaak gehuurde of geleasede goederen). Voor de leveringen die onder het toepassingsgebied van artikel 45, § 1quinquies W.Btw ressorteren, geeft het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het privégebruik bijgevolg geen aanleiding (meer) tot het belasten van een gelijkgestelde dienst.154 Vloeit uit het privégebruik van de beoogde goederen of diensten een voordeel van alle aard voort, dan moet daarop voortaan geen btw meer worden aangerekend.155 Zie verder 3.3 ‘Toepassingsgebied van de aftrekbeperking’.
151. Art. 1, 12 Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009. 152. Art. 45, § 1quinquies W.Btw, gewijzigd door art. 12 van de Wet van 29 december 2010 (BS, 31 december 2010, 4de editie). 153. Art. 45, § 1quinquies W.Btw. 154. Art. 19, § 1 W.Btw. 155. Aangepast art. 19, § 1 W.Btw.
121
Beter verlonen 2014.book Page 122 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
Beter verlonen
3.2.2.2
Herziening
Indien de aftrekbeperking naar evenredigheid van het professioneel gebruik niet correct werd ingeschat, moet het verschil in het privégebruik worden verwerkt via het stelsel van de herzieningen van de btw op bedrijfsmiddelen.156 Zie verder 3.3.1.7 ‘Herziening’. 3.2.2.3
Btw op het voordeel alle aard
Voor de goederen die: –
aangekocht werden door de btw-plichtige voor 2011;
–
bij aanschaf volledig voor professionele doeleinden werden gebruikt door de btwplichtige,
zal het voordeel alle aard evenwel nog wel gelijkgesteld worden met een levering van een dienst. Desgevallend werd bij aanschaf geen aftrekbeperking toegepast. De btw-heffing zal bijgevolg plaatshebben op een later tijdstip, namelijk op het moment dat het goed voor andere dan professionele doeleinden wordt gebruikt. Zie verder 3.4 ‘Toepassingsgebied van de btw-onderwerping van het privégebruik van bedrijfsgoederen’. 3.2.2.4
Te belasten verhuur
Wanneer een belastingplichtige een goed onder bezwarende titel ter beschikking stelt van een zaakvoerder, bestuurder of personeelslid, betreft het een te belasten verhuur als bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 4° W.Btw, behalve wanneer het een krachtens artikel 44, § 3, 2° W.Btw vrijgestelde onroerende verhuur betreft.157 Zie verder 3.5 ‘Terbeschikkingstelling met bijdrage door de gebruiker (verhuur)’. 3.2.2.5
Inwerkingtreding
Volgens de Beslissing btw nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011 zou de nieuwe regeling met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 moeten worden toegepast. De onverwacht brede toepassing en de retroactiviteit gaven echter aanleiding tot heel wat protest.158 In een persbericht dat amper twee weken na de publicatie van deze beslissing 156. Zie o.m.: JVD, ‘Gemengd gebruikte gebouwen: onmiddellijk beperking aftrek’, Fiscoloog, nr. 1189, p. 1-2; MASSIN, I., ‘Terbeschikkingstelling privéwoning: aftrek definitief uitgesloten’, Fiscoloog, nr. 1224, p. 8-11 en BOULANGE, T., ‘Voordelen van alle aard’, Nieuwsbrief btw-brief, nr. 11/2-1. 157. Beslissing btw nr. ET 119.650/2 van 23 december 2011, nr. 13. 158. VERMOOTE, K., ‘Privégebruik bedrijfsmiddelen. Verhoogde btw-kost voor alle bedrijfswagens’, Fisc. Act. 2011, nr. 20, 3-4.
122
Beter verlonen 2014.book Page 123 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
DEEL 1: Fiscale en sociale aspecten bij verloning in het werknemersstatuut
verscheen, erkende de Btw-administratie dat dit ‘in bepaalde gevallen praktische problemen met zich kon meebrengen’. Het bericht kondigde ook aan dat werd ‘gewerkt aan een addendum met daarin de praktische uitvoeringsmodaliteiten’ van de nieuwe regeling. Daarom werd ‘de uitvoering van de beslissing tijdelijk, tot nader order, opgeschort’.159 Uiteindelijk werden de praktische uitvoeringsmodaliteiten op 11 december 2012 gepubliceerd.160 Deze uitvoeringsmodaliteiten bevestigen de toepassing van de nieuwe regeling en brengen onder meer verduidelijking over het bepalen van de verhouding beroeps-privégebruik. Voor het jaar 2012 kon de retroactieve werking van deze beslissing praktische problemen met zich meebrengen. Daarom werd voor 2012 de keuze gelaten aan de belastingplichtige om voor roerende goederen de oude of de nieuwe regeling toe te passen. De belastingplichtigen die in 2011 echter al opteerden voor toepassing van de nieuwe regeling hadden in 2012 geen keuze meer. Zij moesten de nieuwe regeling meteen toepassen. Voor onroerende goederen was deze tolerantie niet van toepassing en moesten de nieuwe regels meteen vanaf 1 januari 2011 worden toegepast.161
3.3 Toepassingsgebied van de aftrekbeperking 3.3.1 Aftrekbeperking met herziening (artikel 45 § 1quinquies W.Btw)162 3.3.1.1
Beoogde goederen en diensten
De regeling waarbij de btw-aftrek bij aanschaf in functie van het beroepsmatig gebruik wordt toegepast, geldt voor: –
de uit hun aard onroerende goederen, de andere bedrijfsmiddelen en de diensten die aan de herziening zijn onderworpen;163
–
voor zover zij behoren tot het vermogen van de onderneming van de belastingplichtige; en
–
die zowel gebruikt worden voor de doeleinden van zijn economische activiteit als voor zijn privédoeleinden of voor de privédoeleinden van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit.
159. MASSIN, I., ‘Nieuwe aftrekbeperking bedrijfsgoederen tijdelijk opgeschort’, Fiscoloog nr. 1271, p. 910; BEHEYDT, B., ‘Gemengd gebruik van bedrijfsmiddelen en btw: de beslissing’, De vennootschap, 2011, nr. 11, p. 13-14; VERMOOTE, K., ‘Privégebruik bedrijfsmiddelen. Verhoogde btw-kost voor alle bedrijfswagens’, Nieuwsbrief btw-brief. 2011, nr. 20-2; X. ‘Btw en voordelen van alle aard: nieuwe beslissing opgeschort’, Fisc. Act. 2011, nr. 39, p. 10-11. 160. Beslissing btw nr. ET 119.650/3 van 11 december 2012. 161. Beslissing btw nr. ET 119.650/2 van 23 december 2011, nrs. 4-6. 162. Beslissing btw nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011, nrs. 1.1-1.5. 163. Goederen en diensten die aan de herziening zijn onderworpen op grond van art. 48, § 2 W.Btw.
123
Beter verlonen 2014.book Page 124 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
Beter verlonen
Concreet betreft het onder meer:164 –
gebouwen, bouwwerken en installaties;
–
exploitatiematerieel, machines en gereedschap met uitzondering van klein gereedschap;
–
vervoermaterieel (voertuigen en toestellen, daaronder begrepen de containers);
–
kantoormeubilair en -materieel;
–
zakelijke rechten met betrekking tot onroerende goederen;
–
immateriële vaste activa die worden afgeschreven of een waardevermindering ondergaan (licentierechten of rechten op de productie, fabrieks- of handelsmerken, industrietekeningen, auteursrechten of andere intellectuele rechten, cliënteel, octrooien …).
3.3.1.2
Niet-beoogde goederen en diensten
De gehuurde goederen (leasing) worden niet beoogd aangezien ze in hoofde van de huurder niet als bedrijfsmiddelen worden aangemerkt.165 De aftrek van voorbelasting gebeurt dan krachtens artikel 45, § 1 W.Btw en, in voorkomend geval, krachtens artikel 45, § 2 W.Btw. De belasting geheven van leveringen van goederen en diensten (herstelling, onderhoud, brandstof, enz.) met betrekking tot bedrijfsmiddelen, wordt evenmin beoogd. 3.3.1.3
Opname in het bedrijfsvermogen van het bedrijfsmiddel
Opdat artikel 45, § 1quinquies W.Btw van toepassing zou zijn, is het nodig dat het bedrijfsmiddel deel uitmaakt van het vermogen van de onderneming van de belastingplichtige. In dat opzicht behoort het tot de vaste administratieve doctrine dat bedrijfsmiddelen die een rechtspersoon verkrijgt enkel kunnen behoren tot het bedrijfsvermogen aangezien een rechtspersoon geen privévermogen heeft.166 Een belastingplichtige natuurlijke persoon daarentegen, heeft de keuze om het bedrijfsmiddel geheel of gedeeltelijk op te nemen in zijn bedrijfsvermogen of zelfs om het er niet in op te nemen.167 De bedoeling om een bedrijfsmiddel op te nemen in het bedrijfsvermogen impliceert wel dat dit goed in de bedrijfsboekhouding moet zijn opgenomen.168 164. 165. 166. 167. 168.
124
BTW-handleiding, punt 387. BTW-handleiding, Punt 391. Circulaire nr. AOIF 5/2005 van 31 januari 2005, punt 3.7. H.v.J., 8 maart 2001, zaak C-415/98, arrest Laszlo Bakcsi tegen Finanzamt Fürstenfeldbruck. Circulaire nr. AOIF 5/2005 van 31 januari 2005, punt 3.2.
Beter verlonen 2014.book Page 125 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
DEEL 1: Fiscale en sociale aspecten bij verloning in het werknemersstatuut
In het geval van gedeeltelijke opname in het bedrijfsvermogen door een belastingplichtige natuurlijke persoon behoort enkel dat deel dat werd opgenomen in het bedrijfsvermogen tot het toepassingsgebied van de btw. Dit betekent dat elke aftrek of herziening uitgesloten is met betrekking tot het gedeelte dat niet werd opgenomen in het bedrijfsvermogen alsook dat, bij een (weder)verkoop van het bedrijfsmiddel, het daarmee overeenstemmend deel van de prijs in principe geen deel uitmaakt van de maatstaf van heffing. 3.3.1.4
Beoogd gebruik
Artikel 45, § 1quinquies W.Btw bepaalt dat de belastingplichtige de belasting geheven van de beoogde goederen en van diensten met betrekking tot die goederen, niet in aftrek kan brengen in de mate dat ze worden gebruikt voor zijn privédoeleinden of die van zijn personeel, of meer algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit. Het privégebruik van een transportmiddel omvat ook het woonwerkverkeer van de belastingplichtige of van zijn personeel. Het gebruik van het bedrijfsmiddel behorend tot het bedrijfsvermogen moet vanaf het begin gemengd zijn. Dit wil zeggen dat het zowel gebruikt moet worden voor beroepsdoeleinden als voor andere doeleinden (privégebruik, gebruik voor behoeften van het personeel, enz.). In het omgekeerde geval, namelijk wanneer het bedrijfsmiddel behorend tot het bedrijfsvermogen vanaf het begin enkel wordt gebruikt voor uitsluitend beroepsdoeleinden, is artikel 45, § 1quinquies W.Btw niet van toepassing. De aftrek dient in dat geval uitgeoefend te worden volgens andere ter zake geldende regels en als later een wijziging optreedt in het gebruik, zal het privégebruik van de bedrijfsgoederen onderworpen worden op basis van artikel 19 § 1 W.Btw. 3.3.1.5
Beoogde overeenkomsten
Uitsluitend de overeenkomsten op grond waarvan de bedrijfsmiddelen gratis ter beschikking worden gesteld van de gebruikers worden beoogd. Wanneer de gebruiker gehouden is een huur te betalen, betreft het een terbeschikkingstelling onder bezwarende titel, in concreto gaat het om een te belasten verhuur. De aftrek van voorbelasting gebeurt dan op grond van de algemeen geldende regels conform artikel 45, § 1 en 45 § 2 W.Btw. 3.3.1.6
Praktische toepassing
Om de belastingplichtige het gebruik van de aftrekbeperking op een correcte wijze te laten toepassen, heeft de Btw-administratie een aantal beslissingen gepubliceerd.169 Deze 169. Beslissing nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011, Beslissing nr. ET 119.650/2 van 23 december 2011, Beslissing nr. ET 119.650/3 van 11 december 2012 en Beslissing nr. ET 119.650/4 van 9 september 2013.
125
Beter verlonen 2014.book Page 126 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
Beter verlonen
beslissingen bevatten enkele concrete richtlijnen om het beroepsgebruik vast te stellen, alsook om de normale waarde170 van ter beschikking gestelde goederen171 te bepalen. Samengevat komen deze richtlijnen erop neer dat voor het bepalen van het beroepsgebruik van vervoermiddelen wordt voorzien in: – – –
het voeren van een rittenadministratie; een semiforfaitaire formule; een algemeen forfait van 35 %.
Een afzonderlijke regeling is van toepassing op de fiscale lichte vrachtwagens. Ten aanzien van de andere roerende goederen wordt in de mogelijkheid voorzien het beroepsmatig gebruik vast te stellen ofwel per goed individueel ofwel middels een algemeen forfait van 75 %. Tot slot wordt ook voor de onroerende goederen een regeling voorzien. 3.3.1.7
Herziening
De bedrijfsmiddelen die onderworpen zijn aan de herziening betreffen de lichamelijke goederen, de zakelijke rechten172 en de diensten die bestemd zijn om op een duurzame wijze te worden gebruikt als werkinstrumenten of exploitatiemiddelen. Worden evenwel niet bedoeld, verpakkingsmiddelen, klein materieel, klein gereedschap en kantoorbehoeften, wanneer die goederen voldoen aan de door de minister van Financiën gestelde criteria.173 De belasting waarvan de aftrek onderworpen is aan herziening betreft de belasting geheven op de aankoop, de intracommunautaire verwerving, de invoer of de handelingen die strekken of bijdragen tot de totstandkoming, het omvormen of het verbeteren van voormelde bedrijfsmiddelen.174 Worden evenwel niet onderworpen aan de herziening: 1. de belasting die wordt geheven op herstellings- of onderhoudswerk aan bedrijfsmiddelen, alsmede de belasting die wordt geheven op de aankoop, de intracommunautaire verwerving of de invoer van reserveonderdelen die voor zulk werk bestemd zijn; 2. de belasting die wordt geheven op de huur van bedrijfsmiddelen en, meer algemeen, op de overdracht van het genot van bedrijfsmiddelen of het verlenen van rechten op dat genot.
170. 171. 172. 173. 174.
126
Normale waarde zoals bedoeld in art. 32 W.Btw. Terbeschikkingstelling zoals bedoeld in art. 33, § 2 W.Btw. Zakelijke rechten bedoeld in art. 9, tweede lid, 2° W.Btw. Art. 6 KB nr. 3 van 10 december 1969. Art. 7 KB nr. 3 van 10 december 1969.
Beter verlonen 2014.book Page 127 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
DEEL 1: Fiscale en sociale aspecten bij verloning in het werknemersstatuut
De BTW-handleiding bepaalt dat het basiskenmerk van een bedrijfsmiddel is dat het op duurzame wijze in de onderneming wordt gebruikt als werkinstrument of als exploitatiemiddel. Op die wijze wordt het zeer duidelijk onderscheiden van de hulpstoffen (stookolie, elektriciteit, bepaalde chemische producten, enz.) die tenietgaan bij het eerste gebruik dat ervan gemaakt wordt. Bij de beoordeling van de gebruiksduur moet worden uitgegaan van de aard van het goed en niet van het min of meer intensief gebruik dat de verkrijger ervan maakt.175
3.3.2 Aftrekbeperking voor goederen andere dan een bedrijfsmiddel (artikel 45, § 1 W.Btw) Voor de ter beschikking gestelde goederen en diensten die niet beoogd worden in artikel 45, § 1quinquies W.Btw en niet onder de toepassing vallen van artikel 19, § 1 W.Btw, wordt de algemene aftrekbeperking volgens het bestemmingsprincipe toegepast. De voornaamste categorieën die hiertoe behoren zijn de gehuurde of geleasede goederen. Zij vallen immers niet onder de aftrekbeperking van artikel 45, § 1quinquies W.Btw omdat ze geen eigendom zijn van de btw-plichtige en bijgevolg niet kwalificeren als bedrijfsmiddelen. Vroeger werd omwille van de fiscale neutraliteit aanvaard dat ten aanzien van gehuurde of geleasede goederen dezelfde regels golden als ten aanzien van bedrijfsmiddelen. Maar ‘deze tolerantie is volgens de beslissing van 20 oktober 2011 niet langer gerechtvaardigd zodat vanaf 1 januari 2011 enkel nog de regels die gelden voor aftrek van toepassing zijn’. Met andere woorden, ook voor gehuurde goederen moet de btwaftrek voortaan onmiddellijk worden beperkt ten belope van het privégebruik. Alleen kan dit niet op grond van artikel 45, § 1quinquies W.Btw. De beslissing grijpt hiervoor terug naar de algemene bepaling van artikel 45, § 1, en voor wagens in combinatie met artikel 45, § 2 W.Btw.176 Voor het vaststellen van de verhouding privé- en beroepsgebruik van deze goederen mogen ook de richtlijnen, zoals toegelicht in 3.3.1.6 ‘Praktische toepassing’, worden toegepast.177
175. BTW-handleiding punten 386 tot 391, alsook Circulaire AFZ 3/2007 van 15 februari 2007, punt 51. 176. Zie voorbeeld 1 en 2 bij 3.6.3.2 ‘Voertuigen gehuurd door de werkgever/vennootshcap’. Zie ook: MASSIN, I., ‘Privégebruik bedrijfsgoederen: hogere kost voor bedrijfswagens’, Fiscoloog nr. 1270, 9-10 en OPREEL, J., ‘Nieuwe regeling privégebruik bedrijfsmiddelen: toch nog een copernicaanse hervorming’, Fisc. Act. 2011, p. 6- 7. 177. Beslissing btw nr. E.T. 119.650/3.
127
Beter verlonen 2014.book Page 128 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
Beter verlonen
3.4 Toepassingsgebied van de btw-onderwerping van het privégebruik van bedrijfsgoederen 3.4.1 Beoogde goederen (artikel 19, § 1 W.Btw) Artikel 19, § 1 W.Btw beoogt momenteel zowel de roerende als de onroerende goederen (wat vroeger niet het geval was), maar enkel indien die goederen niet beoogd worden door artikel 45, § 1quinquies W.Btw. Dit wil zeggen wanneer het gaat om een bedrijfsmiddel dat de aftrekbeperking van artikel 45, § 1quinquies niet heeft ondergaan, hetzij omdat het belastbaar feit met betrekking tot dat goed heeft plaatsgevonden na 2010 en het goed vanaf het begin uitsluitend voor beroepsdoeleinden werd gebruikt, hetzij omdat het belastbaar feit heeft plaatsgevonden voor 2011. Het nieuwe artikel 19, § 1 W.Btw kan dus in principe niet toegepast worden ten aanzien van goederen die een beperking van het recht op aftrek ondergaan hebben volgens artikel 45, § 1quinquies. In het omgekeerde geval, namelijk voor goederen die de aftrekbeperking van artikel 45, § 1quinquies W.Btw niet hebben ondergaan, moet zoals vroeger artikel 19, § 1 worden toegepast om het gebruik voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit te belasten.
3.4.2 Bedrijfsmiddelen gekocht voor 1 januari 2011 De regeling die geldt vanaf 1 januari 2011 is niet van toepassing op de bedrijfsmiddelen die zijn gekocht voor 1 januari 2011.178 Zij blijven onderworpen aan de oude regeling die in principe blijft doorwerken. Dit houdt in dat het privégebruik bij voortduur zal worden belast op grond van een gelijkgestelde dienst.179
3.4.3 Niet-gemengd gebruik bij aanvang Het privégebruik zal eveneens nog met een dienst worden gelijkgesteld wanneer het bedrijfsmiddel niet vanaf het begin gemengd is gebruikt. Dit is bijvoorbeeld het geval als een werkgever aanvankelijk de bedoeling had om het bedrijfsmiddel volledig voor zijn economische activiteit te gebruiken, maar na verloop van tijd het bedrijfsmiddel gratis ter beschikking stelt van een personeelslid.180
178. Beslissing nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011; MASSIN, I., ‘Privégebruik bedrijfsgoederen: hogere kost voor bedrijfswagens’, Fiscoloog nr. 1270, p. 8-15 en OPREEL, J., ‘Nieuwe regeling privégebruik bedrijfsmiddelen: toch nog een copernicaanse hervorming’, Fisc. Act. 2011, p. 1- 9. 179. Art. 19, § 1 W.Btw. Zie ook voorbeeld bij 3.6.2.2 ‘Bepaling van de verschuldigde btw’. 180. Zie MASSIN, I., ‘Privégebruik bedrijfsgoederen: hogere kost voor bedrijfswagens’, Fiscoloog nr. 1270, p. 9-10 en OPREEL, J., ‘Nieuwe regeling privégebruik bedrijfsmiddelen: toch nog een copernicaanse hervorming’, Fisc. Act. 2011, p. 2-3.
128
Beter verlonen 2014.book Page 129 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
DEEL 1: Fiscale en sociale aspecten bij verloning in het werknemersstatuut
3.4.4 Gehuurde goederen niet beoogd Omwille van de fiscale neutraliteit werd in het verleden de toepassing van dezelfde regels als deze voorzien voor bedrijfsmiddelen aanvaard. Er werd geen kritiek geuit wanneer gehuurde goederen, die gebruikt werden voor de privébehoeften van de belastingplichtige, of voor die van zijn personeel, of meer algemeen, voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit, niet onderworpen werden aan een pro-ratabeperking van het recht op aftrek, maar dat in plaats daarvan het gebruik belast werd op basis van artikel 19, § 1 W.Btw. Deze tolerantie is niet langer gerechtvaardigd zodat vanaf 1 januari 2011 enkel nog de regels die gelden voor aftrek van toepassing zijn (artikel 45, § 1 W.Btw en, in voorkomend geval, artikel 45, § 2 W.Btw).
3.4.5 Specifieke regeling voor voertuigen Rekening houdend met de principes van fiscale neutraliteit zal voor de voertuigen bedoeld in artikel 45, § 2 W.Btw, die geen aftrekbeperking van artikel 45, § 1quinquies hebben ondergaan (omdat het gebruik oorspronkelijk niet gemengd was of omdat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan voor 1 januari 2011), artikel 19, § 1 W.Btw enkel toegepast worden wanneer het gebruik voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit 50 % overschrijdt en enkel ten belope van die overschrijding. De regels die van toepassing zijn op bedoelde voertuigen worden meer gedetailleerd uiteengezet onder 3.6 ‘Terbeschikkingstelling van een voertuig’ hierna. In geval van toepassing van artikel 19, § 1 W.Btw moet de maatstaf van heffing bepaald worden volgens artikel 33, § 1, 2° W.Btw, zijnde de door de belastingplichtige gedane uitgaven. Teneinde de belastingplichtigen die een voertuig huren zoveel mogelijk op dezelfde wijze te behandelen als de belastingplichtigen die een voertuig kopen en opnemen in hun bedrijfsvermogen, heeft de Administratie beslist de facultatieve berekeningswijze om de maatstaf van heffing te bepalen in het geval een voordeel van alle aard181 wordt weerhouden inzake inkomstenbelastingen, niet langer toe te passen. De oude regeling van voor 2011 voor het bepalen van de maatstaf van heffing en btw is volledig komen te vervallen en bijgevolg moet de maatstaf van heffing ook voor voertuigen uitsluitend bepaald worden rekening houdend met het bedrag van de door de belastingplichtige gedane uitgaven.182
181. Aanschrijving nr. 4 van 9 mei 1996, hoofdstuk VI. 182. Beslissing btw nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011, punt 4.2.1.B.
129
Beter verlonen 2014.book Page 130 Thursday, September 4, 2014 4:52 PM
Beter verlonen
3.5 Terbeschikkingstelling met bijdrage door de gebruiker (verhuur) De terbeschikkingstelling onder bezwarende titel van een in het bedrijfsvermogen van de onderneming opgenomen bedrijfsmiddel, is een te belasten verhuur,183 tenzij het een onroerende verhuur betreft.184 Die verhuur wordt dan als een onderdeel van de economische activiteit van de btw-plichtige beschouwd, waardoor de beperking van artikel 45, § 1quinquies W.Btw niet speelt omdat het bedrijfsmiddel volledig wordt gebruikt voor de uitoefening van de economische activiteit.185 In dat geval kan de aftrek worden verricht volgens de gewone regels. Als gepoogd wordt de btw-heffingsregeling buitenspel te zetten door het vragen van een (zeer) lage vergoeding, zal de btw op de verhuur – onder de voorwaarden van artikel 33, § 2 W.Btw – worden geheven over een maatstaf van heffing die minstens gelijk zal zijn aan de normale waarde van de terbeschikkingstelling.186 Indien het bepalen van de berekeningsbasis voor bepaalde handelingen verricht tegen een tegenprestatie die lager is dan de normale waarde, ernstige moeilijkheden oplevert, heeft de Administratie de mogelijkheid om gebruik te maken van een forfaitaire wijze van berekening of van eenvoudige en evenwichtige criteria. De normale regels inzake de aftrek van de voorbelasting zijn desgevallend van toepassing. Voor het bepalen van de normale waarde van ter beschikking gestelde voertuigen zoals bedoeld in artikel 45, § 2 W.Btw wordt verwezen naar 3.6 ‘Terbeschikkingstelling van een voertuig’ hierna. Voor de regeling inzake onroerende goederen wordt verwezen naar 3.8 ‘Terbeschikkingstelling van gebouwen’ hierna.
3.6 Terbeschikkingstelling van een voertuig 3.6.1 Algemene aftrekbeperking voor voertuigen Ten aanzien van de levering, de invoer en de intracommunautaire verwerving van autovoertuigen bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg, 183. Verhuur in de zin van art. 18, § 1, tweede lid, 4° W.Btw. 184. Handeling vrijgesteld op grond van art. 44, § 3, 2° W.Btw. 185. OPREEL, J., ‘Voordelen van alle aard niet langer onderworpen aan btw?’, Fisc. Act., 2010/35, p. 3-4 en OPREEL, J., ‘Nieuwe regeling privégebruik bedrijfsmiddelen: toch nog een copernicaanse hervorming’, Fisc. Act. 2011, p. 4-6. 186. Zie art 33 W.Btw, Beslissing nr. E.T.112.791/2 van 28 september 2009 en Beslissing nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011; zie ook: BEHEYDT, B., ‘Gemengd gebruik van bedrijfsmiddelen en btw: de beslissing’, De vennootschap, 2011, nr. 11, p. 14 en OPREEL, J., ‘Nieuwe regeling privégebruik bedrijfsmiddelen: toch nog een copernicaanse hervorming’, Fisc. Act. 2011, p. 4-6.
130