BIJLAGE C VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN 1. Inleiding 1.1 Achtergrond en doelstelling Artikel 145 van de Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) dient vast te stellen. Als bijlage bij de ABTN moeten de pensioenfondsen een “Verklaring inzake de beleggingsbeginselen” opstellen en actueel houden. Dit document (de “Verklaring”) beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (het “fonds”). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. De Verklaring wordt aan een deelnemer verstrekt als deze er om vraagt. De Verklaring moet om de drie jaar worden herzien. Daarnaast moet het document worden herzien als er tussentijds belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid optreden. Deze Verklaring is vastgesteld door het bestuur op 27 maart 2012. 2. Doelstelling en organisatie 2.1 Doelstelling van het fonds Het fonds stelt zich ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen in de bedrijfstak Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, een en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten. Het fonds beperkt zich tot haar kernactiviteiten, zijnde activiteiten die haar in staat stellen haar maatschappelijke functie – de verzorging van (gewezen) deelnemers voor de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid, overlijden of pensionering op basis van solidariteit en collectiviteit – zo goed mogelijk uit te voeren. 2.2 Bestuur, Beleggingscommissie, Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan Het fonds wordt bestuurd door een paritair samengesteld bestuur van 6 leden. Het bestuur is, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds inclusief het beleggingsproces. Het bestuur stelt het beleid en de strategie van het fonds vast en wordt daarbij ondersteund door diverse commissies. De Beleggingscommissie adviseert het bestuur omtrent het te voeren beleggingsbeleid. De Beleggingscommissie is daarnaast verantwoordelijk voor het direct toezicht houden op de
uitvoering van de beleggingsactiviteiten en het voorbereiden van alle besluiten op het gebied van beleggingen voor het Bestuur. 2.3 Wijze van uitvoering van het beleggingsbeleid Het fonds heeft besloten om de uitvoering van het beleggingsbeleid uit te besteden aan derden. De keuze voor interne of externe uitvoering wordt getoetst aan de Uitbestedingsrichtlijn van DNB. De criteria zijn gebaseerd op beschikbare deskundigheid, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. Het fonds heeft procedures ingericht om de uitbestedingsrisico’s te beheersen. Deze zijn beschreven in de ABTN van het fonds. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds geen andere kosten dan die redelijk zijn in relatie tot de samenstelling van de beleggingen en de doelstellingen van het fonds. De hoogte van de kosten wordt periodiek bepaald. 2.4 Deskundigheid en scheiding van belangen Deskundigheid Het fonds zorgt dat de leden van het bestuur en de beleggingscommissie in alle fasen van het beleggingsproces beschikken over de professionele deskundigheid die vereist is voor: − een optimaal beleggingsresultaat; − een juist beheer van de beleggingen; en − de beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico’s. Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling en/of tegenstrijdig belang. Met het oog daarop zijn bestuur en leden van de beleggingscommissie gebonden aan een gedragscode. 3. Beleggingsbeleid van het fonds 3.1 Doelstelling beleggingsbeleid Doel van het beleggingsbeleid van het fonds is het behalen van een hoog en stabiel lange-termijn rendement voor de (gewezen) deelnemers van het fonds, het VUL, de SUOS en de SUOL. Het fonds voert het beleggingsbeleid uit op solide wijze. Het Bestuur bepaalt welke risico’s het fonds bereid is daarbij te aanvaarden en houdt hierbij rekening met de opbouw van het deelnemersbestand, de solvabiliteit, en met de wenselijkheid van stabiele premies. 3.2 Onderdelen van het beleggingsbeleid Het fonds geeft op integrale wijze inhoud aan het financiële en risicobeleid van het fonds. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende onderdelen: − sturing − uitvoering − risk control en (intern) toezicht.
3.2.1
Sturing
Het beleggingsbeleid van het fonds wordt gebaseerd op de Asset Liability Management (ALM) – studie. De ALM studie beschrijft de beleidsuitgangspunten voor het premie- en indexatiebeleid. Uitgangspunt van de ALM studie is de relatie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het fonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuze die het fonds moet maken; het beschikbare risicobudget en de daaruit af te leiden allocatie van het fondsvermogen naar hoofdcategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten én verplichtingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange termijn. Door middel van het Jaarplan Beleggingen (zie Bijlage 2) worden in beginsel eenmaal per jaar de uitgangspunten van de ALM – studie via een lange termijn portefeuille optimalisatie (SAA studie, ofwel Strategische Asset Allocatie studie) en een toetsing van het korte termijn risico (ALRA, ofwel Asset Liability Risk Analysis) vertaald naar een concrete Normportefeuille. In het Jaarplan Beleggingen worden onder andere vastgelegd: − de gewenste procentuele vermogenssamenstelling (normwegingen); − de toegestane mate van afwijking van de normwegingen (bandbreedtes) − de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie (benchmarks); − het rentebeleid; − het valutabeleid; Uit het Jaarplan Beleggingen worden de Normportefeuille en de beleggingsrichtlijnen voor de uitvoering van het beleggingsbeleid afgeleid. 3.2.2
Uitvoering
Het fonds heeft de uitvoering van het beleggingsbeleid uitbesteed aan derden. De wijze waarop de werkzaamheden door derden worden verricht, staat beschreven in hoofdstuk 4 van deze Verklaring. 3.2.3
Risk control en toezicht
Uitgangspunt is dat het bestuur eindverantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor alle uitbestede werkzaamheden en daarmee samenhangende handelingen. Het bestuur is in beginsel van mening dat het deze verantwoordelijkheid kan dragen door middel van: − het rechtstreeks ter verantwoording roepen van de hiervoor genoemde partijen; − schriftelijke rapportages over de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden − de SAS70 / ISAE 3402-verklaringen van de derde partijen. Van betekenis voor het waarmaken van de eigen verantwoordelijkheid acht het bestuur de waarborgen die zijn gelegen in het waarmerken door de certificerend actuaris en de accountant van de jaarlijkse staten van het fonds en de meldingsplicht van deze beide externe deskundigen.
3.3 Waardering beleggingen Het fonds heeft de waardering en administratie van de beleggingen uitbesteed. Liquide beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Illiquide beleggingen worden gewaardeerd met algemeen geaccepteerde waarderingsgrondslagen. 4. Uitvoering van het beleggingsbeleid Het fonds heeft besloten om de volgende werkzaamheden op het gebied van vermogensbeheer uit te besteden aan derden. Strategisch advies en risicomonitoring De verantwoordelijkheid voor het strategisch advies en risicobeheer is uitbesteed aan AZL Vermogensbeheer BV. AZL Vermogensbeheer BV verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - advisering bij het verrichten van de ALM studie; - advisering bij het jaarlijks opstellen van het Jaarplan Beleggingen en de Normportefeuille; - ondersteuning bij de monitoring per kwartaal van het korte termijn risico van de Normportefeuille; - algemene beleidsondersteuning. Vermogensbeheer De verantwoordelijkheid voor het beheer van de beleggingsportefeuille van PSL is uitbesteed aan Blue Sky Group (BSG). BSG verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - Het uitvoeren van het tactisch beleid door binnen de door het Bestuur vastgestelde risicokaders in te spelen op actuele ontwikkelingen. - Het uitvoeren van het operationeel beleggingsbeleid door middel van het inbedden van de geselecteerde beleggingsfondsen, het alloceren van gelden over deze beleggingsfondsen en het verrichten van overlay – en treasurytaken. - Rapportage op kwartaalbasis over de omvang, samenstelling en risico’s van het vermogen en de overlayportefeuille, de daarbij gerealiseerde rendementen ten opzichte van de benchmark en een analyse van het gerealiseerde resultaat (attributie). - Advies en beleidsondersteuning. Beheer direct vastgoed De verantwoordelijkheid voor het beheer van de direct vastgoed portefeuille van PSL is uitbesteed aan MVGM. MVGM verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - Implementatie van de beheertaken inzake direct vastgoed. - Rapportage op kwartaalbasis over het gevoerde beheer, de waardeontwikkeling en de kosten en de opbrengsten van de beleggingsportefeuille. - Advies en beleidsondersteuning. Asset management De verantwoordelijkheid voor de selectie van de asset managers binnen de, door BSG aangeboden beleggingsfondsen is uitbesteed aan BSG. BSG verricht in dat kader de volgende diensten voor PSL: - De analyse van het beleggingsproces van de managers. - De analyse van de behaalde relatieve rendementen in het verleden en de wijze waarop deze rendementen tot stand zijn gekomen. - De analyse van het team dat verantwoordelijk is voor het dagelijkse beheer van de beleggingen. - De analyse van de organisatie van de betreffende vermogensbeheerder.
-
De analyse van de kosten van het asset management, in relatie tot de te verwachten outperformance.
Onafhankelijke monitoring De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de onafhankelijke (toezichtgeoriënteerde) risicomonitoring is uitbesteed aan AZL NV. AZL NV rapporteert de uitkomsten van haar monitoringproces: - Per kwartaal via de Risk Monitor - Maandelijks via de Quick Scan. Custody De verantwoordelijkheid voor de bewaarneming van de assets van de beleggingsfondsen is door BSG uitbesteed aan Northern Trust. Northern Trust heeft als taak om er continue op toe te zien dat de vermogensbeheerders die zijn aangesteld binnen de beleggingsfondsen beleggen conform de aan hen opgelegde mandaten. Participantenadministratie De verantwoordelijkheid voor de administratie van de participaties van PSL in beleggingsfondsen is door BSG eveneens uitbesteed aan Northern Trust. Securities lending De verantwoordelijkheid voor securities lending activiteiten is door BSG uitbesteed aan Northern Trust. Northern Trust heeft als taak om er continue op toe te zien dat het rendement van de beleggingsfondsen van BSG wordt verbeterd door optimaal gebruik te maken van de mogelijkheid om effecten waarover de beleggingsfondsen beschikken, uit te lenen aan derden. Collateral management De verantwoordelijkheid voor het collateral management is uitbesteed aan BSG. BSG heeft als taak om de kredietwaardigheid van de tegenpartijen op continue basis te beoordelen, op dagbasis de overlaypositie te monitoren en de daaruit voortvloeiende collateralpositie te managen. PSL wordt in het kader van de kwartaalrapportage door BSG geïnformeerd over de overlayposities per tegenpartij en de, in dat kader ontvangen (of geleverde) onderpanden. Evaluatie De kwaliteit van de dienstverlening door externe dienstverleners van BSG wordt jaarlijks geëvalueerd door het Bestuur, dat daarbij wordt geadviseerd door de Beleggingscommissie. De kwaliteit van de dienstverlening door Northern Trust wordt jaarlijks geëvalueerd door BSG. BSG stelt PSL van de uitkomst van de evaluatie op de hoogte. Overeenkomsten De uitgangspunten welke ten grondslag liggen aan de uitvoering van het vermogensbeheer zijn beschreven in: - De Vermogensbeheerovereenkomst tussen het fonds en BSG d.d. 5 maart 2008; - De in de Vermogensbeheerovereenkomst opgenomen Bijlage 1 inzake Service Level Agreement Vermogensbeheer; - De in de Vermogensbeheerovereenkomst opgenomen Bijlage 2 inzake Vergoeding overeengekomen diensten; - De beheerovereenkomst tussen het fonds en MVGM d.d. 16 juni 2009. - De Koepelovereenkomst PSL – AZL .
Evaluatie De kwaliteit van de dienstverlening door BSG en AZL Vermogensbeheer BV wordt geëvalueerd aan de hand van een jaarlijks door partijen op te stellen evaluatierapport.
Bijlage 1. Investment Beliefs 1. Risicobudgettering De vaststelling en allocatie van risicobudget naar beleggingscategorieën is de belangrijkste keuze in relatie tot de uiteindelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad. Binnen de randvoorwaarden, zoals maximaal te lopen risico, verwacht rendement en profiel van de verplichtingen, is de jaarlijks te verrichten SAA analyse de belangrijkste fase in de realisatie van het rendement. De beslissing om al dan niet in aandelen te beleggen, heeft op lange termijn veel meer impact dan de beslissing om in het ene of het andere aandeel te beleggen. Daarom - hanteert het fonds een top-down benadering bij de samenstelling van de portefeuille. Dit betekent dat na de bepaling van de strategische doelen van het beleggingsbeleid, eerst wordt geanalyseerd wat, gegeven de uitkomsten van de ALM studie, de optimale asset-mix (inclusief %-rente- en valuta hedge) is in relatie tot het risicobudget; - besteedt het fonds veel tijd en energie aan de bepaling van de strategische asset mix en afdekking van onrendabele risico’s. Hierdoor krijgt het fonds een goed inzicht in de toegevoegde waarde van diverse beleggingscategorieën; - formuleert het fonds richtlijnen omtrent het te hanteren risicobudget. Afhankelijk van dekkingsgraad en marktontwikkelingen is het mogelijk om tussentijds, binnen gestelde kaders (de budgetbandbreedte) het risicobudget te verlagen dan wel op te hogen. 2. Beleggingsrisico wordt op lange termijn beloond De reden om in aandelen of andere beleggingscategorieën met een hoger risico te beleggen is een hoger verwacht rendement op lange termijn. Met andere woorden: er bestaat een risicoopslag voor investeringen met een hoger risico. Deze risico-opslag is niet constant in de tijd. Een hoger rendement dan de risicovrije rente is nodig om aan de doelstellingen van het fonds te kunnen voldoen. Daarom - is een deel van het vermogen geïnvesteerd in beleggingscategorieën met een hoger risico; - worden risico’s waar geen additioneel rendement tegenover staat, zoveel mogelijk beperkt; - is de allocatie naar een beleggingscategorie mede afhankelijk van de verwachte risicopremie in de markt. 3. Diversificatie is belangrijk Diversificatie zorgt voor spreiding van het risico. Dit effect treedt op wanneer de diverse beleggingen niet gelijktijdig stijgen en dalen in waarde. Door dit effect is het mogelijk een deel van de portefeuille met meer risico te beleggen, zonder dat het totale risico recht evenredig toeneemt. Echter, een belegging moet een significante bijdrage leveren aan het rendement/risicoprofiel van de totale portefeuille. Met andere woorden: diversificatie kent ook grenzen. Te veel diversificatie leidt tot extra kosten in beheerfee en monitoring van de kosten. Daarom - wordt het vermogen geïnvesteerd in meerdere beleggingscategorieën; - is er uitgebreid onderzoek naar de toegevoegde waarde voor de gehele portefeuille, alvorens een investering wordt gedaan; - bedraagt een strategisch gewicht van een beleggingscategorie minimaal 2,5%; - dient het bestuur in dit verband een afweging te maken tussen de toegevoegde waarde en de complexiteit plus kosten ten aanzien van een beleggingscategorie of specifieke beheerder.
4. Consistent outperformance genereren is moeilijk Zowel academische research als eigen ervaringen leren dat zelfs de meest professionele beleggers moeite hebben om de benchmark op lange termijn te verslaan. In liquide markten blijkt dat actieve beheerders vaak een lager rendement behalen dan de index. Redenen hiervoor zijn onder andere de hogere transactiekosten en de beheervergoeding. Daarnaast is het onmogelijk de markt perfect te voorspellen, zodat niet iedere beslissing rendabel zal zijn en daarnaast specifieke strategieën in bepaalde perioden beter zullen renderen dan in andere. Tot slot zijn liquide markten zeer efficiënt waardoor informatie snel in de koers is verwerkt en is het moeilijk om een voordeel te behalen uit research. Daarom - is een deel van het vermogen passief belegd. Actief beleid wordt toegepast bij voldoende sterke argumenten. Hierbij maakt het bestuur een afweging tussen de extra kosten en het verwachte additionele rendement; - worden efficiënte markten in de basis passief benaderd, terwijl op inefficiënte markten een actief beleid mogelijk is; - zou om diversificatieredenen een multi-management strategie aantrekkelijk kunnen zijn in geval van actief beleid. 5. Voor illiquide beleggingen wordt een extra vergoeding ontvangen Illiquide beleggingscategorieën zoals private equity, direct vastgoed en infrastructure, kennen een extra verwacht rendement ten opzichte van de beursgenoteerde aandelen en vastgoedfondsen. Als lange termijn belegger kan een pensioenfonds hier van profiteren. Echter, er bestaat ook een grens aan het percentage dat in illiquide categorieën kan worden belegd. Bij veranderende omstandigheden, moet de portefeuille aangepast kunnen worden aan de behoefte van dat moment. Daarnaast dient een pensioenfonds rekening te houden met collateral management bij gebruik van derivaten. Daarom - kan een deel van het vermogen van het fonds worden geïnvesteerd in illiquide beleggingen; - hanteert het bestuur voor het totaal van de illiquide beleggingen een maximum percentage van 10% van het beheerd vermogen. 6. Kostenbeheersing is belangrijk Verwachte opbrengsten zijn onzeker, maar kosten daarentegen niet. Investeren kost geld, waarbij passieve beleggingen een lagere fee vragen dan actieve beheerstijlen. Daarnaast is het beheer van alternatieve beleggingscategorieën vaak duurder dan van liquide beleggingscategorieën. Daarom - weegt het bestuur de kosten zorgvuldig mee om te bepalen of een investering na kosten een voldoende hoog verwacht rendement genereert; - zal het fonds enkel in actieve strategieën investeren wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze strategie de extra kosten ruimschoots compenseert; - bewaakt het bestuur dat zoveel mogelijk transparantie verkregen wordt in de kosten van vermogensbeheer, zowel over het geheel als de afzonderlijke mandaten. 7. Het fonds belegt alleen in categorieën en strategieën die het bestuur begrijpt Alle investeringen in vermogenscategorieën hebben een duidelijk doel. Dat kan zijn het behalen van extra rendement, het afdekken van risico’s of het spreiden van risico’s. De doelstelling is om een maximaal rendement te realiseren binnen een vastgesteld risicokader. Onverwachte risico’s kunnen een zeer nadelige impact hebben op de realisatie van deze doelstelling. Daarom moet
een investering zo transparant mogelijk zijn. Hierdoor is de kans dat risico’s niet onderkend worden zo klein mogelijk. De resterende risico’s vragen om een adequate monitoring en maatregelen ter beheersing van deze risico’s. Daarom - beoordeelt het fonds iedere belegging in de context van de andere investeringen, als onderdeel van een uitgebalanceerde en gespreide portefeuille; - doet het fonds uitgebreid onderzoek naar nieuwe investeringen, net zo lang tot alle elementen en risico’s inzichtelijk zijn; - zal het fonds zich periodiek laten informeren om op de hoogte te blijven van actuele ontwikkelingen ten aanzien van het beheer; - investeert het fonds enkel in fondsen waarvan onderliggende portefeuilles transparant worden beheerd en de impact van onderliggende instrumenten duidelijk zijn voor het bestuur; - ontvangt het bestuur periodiek een risicorapportage per beleggingscategorie en doet het bestuur onderzoek naar een adequate beheersing van de risico’s in relatie tot de lange termijn doelstelling. 8. Een sterke organisatie draagt bij aan het rendement Een sterke organisatie heeft een duidelijke governancestructuur. Wanneer verantwoordelijkheden eenduidig zijn verankerd, zal dit het risicobeheer en aansturing van de portefeuilles ten goede komen. Dit geldt zowel voor de interne organisatie van het fonds als voor de externe leveranciers die voor het fonds werkzaam zijn. Daarom - maakt het bestuur eenduidige afspraken met haar dienstverleners, waarbij ieders verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in contracten en SLA’s; - eist het fonds van haar Vermogensbeheerders transparantie, pro-activiteit en commitment, en dienen de Vermogensbeheerders te voldoen aan de principes voor beheerst beloningsbeleid, opgesteld door toezichthouders; - hebben de Vermogensbeheerders van het fonds een helder mandaat; - ontvangt het bestuur een duidelijke rapportage met een verantwoording van het gevoerde beleid; - kan het bestuur taken uitbesteden aan gespecialiseerde partijen of gebruik maken van externe deskundigen, waarbij het bestuur de integrale verantwoordelijkheid behoudt; - legt het bestuur verantwoording af aan haar achterban met betrekking tot het gevoerde beleid; - evalueert het bestuur periodiek haar eigen functioneren. 9. Verantwoord Beleggen Het fonds is zich bewust van het feit dat het zich dient te gedragen als een prudent person, en dat het op basis van haar fiduciaire verantwoordelijkheid qua rendement / risico een optimale portefeuillestructuur dient na te streven. Tegelijkertijd wil het fonds zich rekenschap geven van de bredere maatschappelijke gevolgen van haar handelen: niet alleen samenleving en politiek, maar ook de deelnemers van het fonds verwachten tegen deze achtergrond van het fonds expliciete aandacht voor Verantwoord Beleggen. Activiteiten van het fonds op het gebied van Verantwoord Beleggen dienen echter geen doel op zichzelf te zijn. Bij de invulling van de beleggingsportefeuille maakt het bestuur daarom een afweging of een duurzame invulling van een deelmandaat opportuun is. Het bestuur heeft de visie, dat bedrijven die niet voldoen aan de UN Global Compact principes, in beginsel uitgesloten dienen te worden van belegging. Voorts is het bestuur van oordeel dat het fonds een insluitingsbeleid zou moeten hebben; het fonds dient
zich bij de selectie van vermogenstitel ook ESG – aspecten (Economical, Social and Governance – aspecten) dienen te worden meegewogen in de beoordeling. Daarom - streeft het fonds naar een pragmatisch uitsluitingsbeleid. Het fonds laat zich daarbij leiden door breed gedragen en erkende (internationale) principes/standaarden, zoals verwoord in de UN Global Compact; - wetende dat er voor opkomende markten nog niet voldoende producten zijn om daar een uitsluitingsbeleid te implementeren, zal het fonds in deze regio geen uitsluitingsbeleid toepassen, maar zich wel voortdurend op de hoogte laten houden over de toekomstige mogelijkheden voor een uitsluitingsbeleid voor deze regio; - streeft het fonds er naar om een deel van haar beleggingen onder te brengen bij bedrijven die zich onderscheiden op het gebied van Environment, Social & Governance – aspecten; - zal het fonds jaarlijks transparant communiceren over het gevoerde beleid op gebied van Verantwoord Beleggen.
Bijlage 2. Jaarplan Beleggingen