BOVENBOUW
22
De Tuin
der Lusten
TEKST EVELIEN NIJEBOER
|
BEELD JEROEN BOSCH
Uren kan je kijken naar dit schilderij van Jeroen Bosch. Niet alleen omdat er zoveel op staat, maar ook omdat al die taferelen op het tweede gezicht best ongewoon zijn. Mark Mastenbroek, leerkracht Geert Groote College te Amsterdam, behandelt dit schilderij in de tiende klas, in de periode kunstgeschiedenis over de Vlaamse primitieven en de Renaissance van het Noorden. Mark: ‘De Tuin der Lusten maakt deel uit van dit stukje kunstgeschiedenis, maar tegelijkertijd ook weer niet. Dit schilderij staat eigenlijk vrijwel los in de tijd.’
‘Het is een psychische werkelijkheid, wat je daar ziet gaat over jou’
Beeld: Jeroen Bosch (1450-1516) | details uit ‘De Tuin der Lusten’ (ca 1480 ) | Museo del Prado, Madrid
Seizoener
23
BOVENBOUW
24
‘Hoe Bosch ons een spiegel voorhoudt, dat is eigenlijk twintigste-eeuws’ Oorsprong De geestelijke herkomst van Bosch’ werk, met name de Tuin der Lusten, is nog steeds in nevelen gehuld. Mark: ‘Sommigen plaatsen de fantasiewezens van Bosch in de oude traditie van de Gotische kerkenbouw, waar het op de daken wemelt van de gebeeldhouwde demonen. Anderen zien de getoonde ondeugden in het licht van de burgerlijke traditie van die tijd, waarin het gebruikelijk was om neer te kijken op het ‘klootjesvolk’. Maar ik vind Bosch verrassend 20eeeuws. En er zijn sterke aanwijzingen dat Bosch lid is geweest van een ondergrondse Kathaarse groepering.’ De Katharen erkenden de kerk niet als plaatsvervanger van God op aarde en dat was toen heel gevaarlijk. Toch belandde Bosch niet op de brandstapel. Dat is wel vreemd. Mark: ‘Bosch schilderde nonnen en priesters als behept met de meest uitzinnige verdorvenheden. Bijvoorbeeld een non in de gedaante van een varken of een priester met een blauw toverboek, wiens gedachten worden ingefluisterd door demonen. Maar de Tuin der Lusten werd nog tijdens Bosch’ leven gekocht door de Spaanse koning, die een zeer conservatieve katholiek was. Die had een hele batterij inquisiteurs in dienst. Het bestáát niet dat die de symbolische betekenis van het werk over het hoofd hebben gezien. Ik ben er nog niet uit hoe het zit.’
pas in de 20e eeuw herontdekt, door Salvador Dalí. Maar Bosch is geen surrealist… Surrealisten spelen met de grenzen van het verstand, Dalí is wat dat betreft echt een jongleur. Maar Bosch houdt de mensen héél ernstig een spiegel voor. De beeldende zeggingskracht van zijn werk is enorm en spreekt mensen nú nog aan, bijna even direct als vijfhonderd jaar geleden. Hoe Bosch ons een spiegel voorhoudt, dat is eigenlijk twintigste-eeuws’.
Uitzinnige taferelen Mark: ‘Bosch’ manier van schilderen is vrij plat, wat aangeeft dat hij meer met de innerlijke dan de materiële wereld bezig was. Hij gebruikte dingen uit de materiële wereld om zijn fantasieën, zijn visie gestalte te geven – glazen buisjes, organische groeisels, uitzinnige taferelen. Maar het gaat wel om een soort innerlijke waarheid. Hier wordt een innerlijke werkelijkheid getoond. En het is véél; hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet – en allemaal dingen waarvan je denkt: dit is zó herkenbaar, maar wat zie ik nou eigenlijk? Wat er daar in dat water allemaalgebeurt, wat er
Tijdgenoten Ook als kunstenaar staat Jeroen Bosch geheel op zichzelf. Mark: ‘Ten tijde van Jeroen Bosch begon de Renaissance van het Noorden, tegelijk met die in Italië. In beide richtte men zich op het verbeelden van diepe, religieuze idealen, door dingen uit de buitenwereld te idealiseren. Maar Bosch was met iets heel anders bezig – zet hem naast Van Eyck of Da Vinci, en je ziet een totaal andere wereld. De Noordse renaissance na Jeroen Bosch laat een lijn zien waarin ‘het licht’ steeds meer op aarde komt. De religieuze taferelen worden steeds ‘dagelijkser’, de heiligen maken plaats voor gewone mensen, totdat de mens bij Rembrandt zelf tot lichtdrager wordt. Jeroen Bosch werd vrij snel na zijn dood vergeten en
25
aan scènes door de lucht zweeft, het houdt niet op. Bosch vraagt je om heel lang allerlei details te bekijken. Hier, die demon die iemand opvreet waarbij er rook uit z’n achterwerk komt. Het is van een ongelooflijke veelzijdigheid en je kan eindeloos blijven doorkijken. Ook als je vergroot. Hier, de weg naar de hel, waar licht uit de poort komt en waar ook nog mensjes lopen, als een tunnel waar licht uit straalt... Het is waarschijnlijk zo sterk in zijn beeldkwaliteit omdat hier een geestelijke boodschap vertaald is. Ik denk dat je hier ziet wat je na de dood kan tegenkomen, in de astrale wereld. Steiner omschrijft hoe je dan eerst terecht komt in
de verborgenheden van het menselijk bestaan. Die soms toch schaamtevol zijn om naar te kijken. Ik vind het een belangrijk pedagogisch middel om zo’n schilderij te behandelen. Je krijgt in symbolische vorm je eigen duistere of egoïstische kanten in beeld; het is in die zin een spiegeling voor jezelf. In een vorm die je als tiendeklasser volgens mij heel goed onder ogen kunt zien.’
Vragen stellen
een wereld die eigenlijk een beetje dierlijk van aard is. Hoe je daar onmiddellijk beleeft wat je waarneemt – en dat je je emoties te zien krijgt in de vorm van allerlei vreemde, zelfs schokkende taferelen. Zo zou je naar Bosch kunnen kijken. Maar iedereen is natuurlijk vrij om er zijn eigen interpretatie aan te geven. Volgens mij verdient deze kunstenaar als geen ander de titel van ‘ingewijde’ of ‘magiër’.
Leerlingen zijn opvallend enthousiast en betrokken bij deze les. Dat komt enerzijds door de passie van Mark – hij weet veel over kunst en schreef er boeken over. ‘Maar’, zegt hij, ‘Ik beweer echt niet alles te begrijpen wat er op de Tuin der Lusten te zien is. Ik behandel niet al die afzonderlijke taferelen. Dat kan ik ze niet aandoen, dat zou echt teveel zijn. Ik laat leerlingen één tafereel uitzoeken om na te tekenen, dan zijn ze ermee bezig zonder dat ze het kapot analyseren. Door vragen te stellen nodig ik ze uit om dieper te kijken. Zoals: wat zie je daar nou eigenlijk, waar denk jij nou dat dat over gaat?’ Of: kun je een andere titel verzinnen die óók goed is voor dit werk? ‘Pretpark’, hoor je dan bijvoorbeeld. Als ik les geef, probeer ik voortdurend die diepere laag aan te boren. Met kunst heb je die mogelijkheid altijd.’ De bron van een goed kunstwerk is onuitputtelijk. Misschien is het geheim van deze les dat Mark zijn leerlingen daarin meeneemt – met vragen die hij zelf nog niet opgelost heeft. Maar die hij, dankzij Jeroen Bosch, tóch kan laten zien. •
Naar jezelf kijken Mark: ‘In de tiende klas zijn de leerlingen zover dat ze hun identiteit in het algemeen kunnen uitspreken – en herkennen in idealen. Dus bied je dan kunst aan die ideaaltypisch is, bijvoorbeeld de gebroeders van Limburg, Jan van Eyck – zo mooi en echt mogelijk tegelijkertijd. Daar zie je diepe vroomheid, diepe religieuze idealen. Maar wat Bosch laat zien is wáár. Het is een psychische werkelijkheid, wat je daar ziet gaat over jóu. Zelfs nu nog kan een puber zich herkennen in de dingen die Bosch geschilderd heeft. Eerst is het lachen, gieren, brullen als ik dit schilderij aan de klas laat zien, maar na een tijdje wordt het stil. Want dan gaan ze het herkennen,
26
Seizoener
(uit het periodeschrift van Obilot Geuljans)