Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research
Innovatie en Ruimte Van Mourik Broekmanweg 6 Postbus 49 2600 AA Delft
TNO rapport I&R 2006-974
www.tno.nl T 015 269 68 99 F 015 262 43 41
De Top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief
Datum
7 december 2006
Auteurs
dr. W.J.J. Manshanden drs. W. Jonkhoff drs. P. de Bruijn O. Koops drs. J. van Brussel
In opdracht van
Regio Randstad
Plaats
Delft
Nummer
I&R-2006-N086-54073
ISBN-nummer
ISBN-10: 90-5986-223-6 ISBN-13: 978-90-5986-223-4
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2006 TNO
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
VOORWOORD Randstad Holland staat weer op de agenda van beleidsmakers, politici en onderzoekers. Eigenlijk is Randstad Holland daar nooit vanaf geweest. Het afgelopen jaar heeft de Organisation for Economic Development and Cooperation (OECD) in Parijs zich over Randstad Holland gebogen. De Commissie Kok kijkt naar de bestuurlijke structuur van Randstad Holland, geïnspireerd door de Holland Acht, mede naar aanleiding van eerdere edities van de ‘Randstad Monitor’ en de ‘Top 20 van Europese stedelijke regio’s’. Het Ministerie van VROM formuleert de Strategische Agenda Randstad 2040 met als doel de belangrijke vragen over de ruimtelijke opgaven voor de Randstad op tafel te hebben. Wie al deze aandacht overziet zou bijna vergeten wat de hamvraag is. De primaire vraag is niet of het bestuur noodzakelijkerwijs anders moet of dat de Randstad wel als een stedelijke eenheid moet worden gezien. De hamvraag is hoe welvaart en welzijn van bewoners van Randstad Holland zich ontwikkelen. Afhankelijk van het antwoord daarop is de vervolgvraag waarmee welvaart en welzijn in den brede het beste zijn gediend. Deze Top 20 van Europese stedelijke regio’s, vervaardigd in opdracht van Regio Randstad, en uitgebracht door TNO, helpt hierbij. Het is een instrument om de ontwikkeling van Randstad Holland in perspectief te plaatsen. Regio Randstad brengt op basis van het hierin bijeen gebrachte materiaal de Randstad Monitor uit. De auteurs zijn de begeleidingscommissie erkentelijk voor hun constructieve bijdrage.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
SAMENVATTING Randstad Holland in de Top 20 van Europese stedelijke regio’s In deze nieuwste ‘Top 20 van Europese stedelijke regio’s 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief’ is de ontwikkeling van Randstad Holland gunstiger dan die van een jaar geleden. Met de huidige cijfers over het bruto regionaal product valt de economische groei van Randstad Holland wat terug ten opzichte van 2004; deze lag voor 2005 op 1,9 procent en in 2004 op 2,3 procent. Daarmee komt Randstad Holland voor 2005 op een negende plaats in de rangorde van Europese regio’s; uit een achterblijvende positie (13e in 2004) terug in de middenmoot. Ondanks de absolute teruggang van de economische groei is de relatieve positie van Randstad Holland verbeterd. Dat is niet alleen omdat het economisch beter gaat dan in de jaren 2001-2003, maar ook om een statistische reden. De ontwikkeling van de economische groei in Randstad Holland over de jaren 1995-2004 is in positieve zin bijgesteld door het CBS. Daardoor valt de algehele ontwikkeling van Randstad Holland (en Nederland als geheel natuurlijk) minder negatief uit dan vorig jaar werd geconstateerd. Uit de cijfers van vorig jaar bleek dat Randstad Holland met de groei van het BRP per hoofd van de bevolking in 2004 op een negentiende plek was gekomen. Als gevolg van de herziening door het CBS is dat in 2004 een twaalfde plek geworden; in 2005 werd dat een tiende positie. In 1999 nam Randstad Holland nog een zesde positie in. Hoewel de cijfers gunstiger zijn dan verleden jaar, geven ze tevens een duidelijk signaal af. Om tot een topregio in Europa te behoren, moet de groei op een hoger niveau liggen. Voor Randstad Holland (en Nederland) komen de grenzen van de capaciteit dan in zicht; inflatie ligt op de loer. Dit is een aanwijzing dat zulke grenzen in andere Europese stedelijke regio’s wellicht verder weg liggen. Ofwel, met onze huidige productiestructuur en arbeidsproductiviteit en hebben we van nature een gemiddelde positie. De hoge groei van de jaren 1995-1999 leidde immers tot inflatie en een verslechterende concurrentiepositie door loonstijgingen. Zo’n hoge positie is alleen mogelijk als de randvoorwaarden van het productieproces verbeteren. Algemeen gaat het dan om een efficiëntere allocatie van de inputs van het productieproces. Flexibere arbeids-, woning- en grondmarkten, efficiëntere infrastructuur, beter onderwijs en institutionele structuur maken onderdeel uit zulke verbeterde randvoorwaarden. Er moet echter ook gedacht worden aan betere kinderopvang zodat de participatie van vrouwen kan stijgen. Voorts kan gedacht worden aan grotere mogelijkheden voor ondernemerschap. Ook moet gewezen worden op leef- en woonklimaat. Tenslotte maakt ook een efficiëntere en effectievere overheidsbestuur onderdeel uit van betere randvoorwaarden. Dan gaat het niet alleen om de organisatie van het overheidsbestuur, maar ook om sectoraal beleid van diezelfde overheid. Bedrijven zijn gevestigd in een regio omdat het er aantrekkelijk is om te produceren en niet omdat een overheid dat wil. Als dat laatste het geval, kunnen inefficiënties en verdringing optreden. De kans is aanwezig dat potentieel efficiëntere bedrijven en bedrijfstakken verdrongen worden.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Het beeld over de periode 1995-2005 is dat Randstad Holland relatief gunstig scoorde over de jaren 1995-1999 en zich matig ontwikkelde over de jaren 2000-2005. Gemiddeld staat Randstad Holland op de zevende plaats. Op de lange termijn zijn nu Dublin, Madrid en Stockholm de snelst groeiende stedelijke regio’s en zijn Milaan, het Ruhrgebied en Berlijn de traagst groeiende gebieden. In 2005 zijn stedelijke regio’s als Berlijn, Hamburg en het Ruhrgebied in Noord-Duitsland, Rome en Milaan en Lissabon de achterblijvende steden. Waar met de toegevoegde waarde sprake is van enig herstel, kan daarvan niet gesproken worden als het over de werkgelegenheid gaat. Daarmee behoort Randstad Holland al drie opeenvolgende jaren tot de achterhoede; in 2004 een 20e en in 2005 een 17e plaats. De plaats in de rangorde is eigenlijk vanaf het begin van de jaren negentig gedaald, met schokken in 2000 en 2003. Het wegvallen van binnenlandse bestedingen die met name arbeidsintensieve sectoren ten goede kwamen, liggen hieraan ten grondslag. Daarnaast hadden exporterende sectoren last van relatief snelle loonstijgingen. Grosso modo is Randstad Holland in de periode 1995-2005 teruggezet naar een normaal groeipad van de werkgelegenheid. De ontwikkeling daarvan was namelijk zeer gunstig over de jaren 1995-1999. Indien naar de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit wordt gekeken, wordt een lichtpunt zichtbaar. Door de matige ontwikkeling van de werkgelegenheid in verhouding tot de toegevoegde waarde, neemt de arbeidsproductiviteitsgroei gezonde vormen aan. In 2005 bedroeg deze voor Randstad Holland 2,1 procent, tegen 0,7 procent voor de stedelijke regio’s gemiddeld. Op dit vlak neemt Randstad Holland al enige jaren afwisselend een zesde of vierde positie in. Over de periode 1995-2005 is Randstad Holland echter gemiddeld op dit vlak; In Dublin, Stockholm en München, de top-3, lag dit hoger. Stedelijke regio’s naar jaarlijkse gemiddelde groei van het BRP en de bevolking 19952005 1.8
Groei bevolking 1995-2005 (%)
1.6 1.4 1.2 1.0 0.8 0.6 0.4 0.2 0.0 -0.2 -0.4 -1.0
0.0
1.0
2.0
3.0
4.0
Groei BRP 1995-2005 (%)
Bron: TNO op basis van CBS/EURSTAT/OECD
5.0
6.0
7.0
8.0
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
De bevolkingsgroei valt al enige jaren terug; een relatie met economische groei kan worden vermoed. Als een regio snel groeit, neemt het kindertal toe, maar ook de migratie naar zo’n regio; er is immers werk. Omgekeerd geldt dat als de bevolking groeit, dit een positief kan hebben op de economie; de consumptie en het arbeidsaanbod nemen toe. Zo’n relatie gaat niet altijd op; in arme landen zijn kinderen een verzekering voor de toekomst vanwege het lage BRP per hoofd van de bevolking. In de voorgaande grafiek zijn de stedelijke regio’s geplot naar groei van het BRP en de bevolking over de jaren 1995-2005 (de grootste stip is Randstad Holland). De puntenwolk laat zien dat hoe hoger de groei van het BRP is over de jaren 1995-2005, hoe hoger ook de bevolkingsgroei is. De economische groei van Randstad Holland was lager na 2000, en daarmee zakte ook de bevolkingsgroei. Qua ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd neigt Randstad Holland naar het Europese gemiddelde toe; de toename van de groep 0-14 jaar verloopt nu langzamer in Randstad Holland dan 5 tot 10 jaar geleden. Het BRP per hoofd van de bevolking, de enige echte maatstaf voor welvaart, ligt in Randstad Holland met 35,2 duizend euro per jaar iets boven het gemiddelde voor de stedelijke regio’s (33,7 duizend euro). Hoewel de groei hoger is dan het gemiddelde voor de stedelijke regio’s, is de positie van Randstad Holland met een 10e plaats in 2005 weliswaar verbeterd, maar nog altijd gemiddeld te noemen. In 2004 was Randstad Holland nog 12e. In Dublin, Stockholm en Londen ligt de groei van het BRP per hoofd van de bevolking op een serieus hoger niveau. De bruto participatiegraad neemt mondjesmaat toe; na 2003 echter te weinig om conclusies aan te verbinden. Dit cijfer van EUROSTAT omvat echter ook de parttime banen. De werkloosheid is volgens EUROSTAT ook bijzonder laag met 3,9 procent van de beroepsbevolking, maar neemt nog altijd toe na het laagste punt in 2001 (2,1 procent). Ook raakt de rest van Europa goed opgeleid; het aandeel hoger opgeleiden neemt ook in andere regio’s toe, waarmee Randstad Holland een concurrentievoordeel kwijtraakt. Over het algemeen is de conclusie dat er herstel optreedt in Regio Randstad na enige jaren van stagnatie, maar met dat herstel komt Randstad Holland terug op een gemiddelde positie. Alleen met de arbeidsproductiviteitsgroei staat Randstad Holland nu hoog. Het beeld is dat de economische ontwikkeling van Randstad Holland evenwichtiger is geworden, maar in absolute zin zich gemiddeld ontwikkelt. Andere regio’s ontwikkelen krachtiger. De conclusie is dat agglomeratie als ruimtelijk-economisch verschijnsel in andere stedelijke regio’s in Europa meer oplevert dan in Randstad Holland. In die andere stedelijke regio’s is een hoger groeipad mogelijk zonder dat barrières optreden, zoals Randstad Holland die zag rond en na het jaar 2000. Indien naar de afzonderlijke indicatoren wordt gekeken, blijkt dat Amsterdam een plaats inlevert op de ranglijst van Europese steden naar aantrekkelijkheid; Amsterdam staat voor het tweede jaar zesde. Barcelona is er tussen gekomen. Het betekent dat door het veranderende Europa de concurrentieverhoudingen anders zijn komen te liggen. Andere regio’s (Milaan, Wenen, Düsseldorf, Manchester) zijn meer plaatsen gezakt dan Amsterdam; het kan erger. Met bestedingen aan Research & Development levert Randstad Holland (met Nederland) fors in; van 2,1 naar 1,7 procent van het BRP. Nederland als geheel levert ook in; terwijl het gemiddelde voor de stedelijke regio’s constant over
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
de jaren op 2,3 procent ligt (de EU 15 op 1,9 procent). In Londen, Frankfurt en München nemen de bestedingen ook af; er lijkt sprake te zijn van een ruimtelijke herschikking van R&D activiteit op Europese schaal. In andere stedelijke regio’s nemen de R&D uitgaven fors toe, zoals in Lyon, Wenen en Kopenhagen. Het passagiersverkeer op Schiphol groeit relatief snel; in 2005 met 4,9 procent. Dat is het hoogste percentage van FLAP (Frankfurt – Londen – Amsterdam – Parijs). Daarmee handhaaft Schiphol de positie in het Europese luchtverkeer. Met vrachtverkeer groeit Schiphol beperkter; ook is er in deze markt meer dynamiek in Europese luchthavens. Met de goederenoverslag in zeehavens heeft Rotterdam in 2005 een succesvol jaar gekend met een toename van 5,1 procent naar 370 miljoen ton. Rotterdam voegde 18 miljoen ton toe, terwijl Antwerpen er 8 aan toevoegde. Hamburg nam relatief het meest toe (een plus van 9,8 procent, 11 miljoen ton). De toename van het containervervoer in Rotterdam bedroeg 12 procent, een groei met een miljoen TEU, ongeveer evenveel als concurrent Hamburg. Rotterdam blijft de leidende haven met containervervoer, maar de leidende positie is beperkter in vergelijking met die van de goederenoverslag. •
Met internetverkeer heeft Amsterdam de leidende positie verder uitgebreid naar een daggemiddelde van 130 Gigabit per seconde.
•
De luchtverontreiniging met NO2 nam wat af in Randstad Holland. Vervuiling door fijnstof is er na het Ruhrgebied het hoogst van de Europese Top 20 stedelijke regio’s.
•
Met toerisme bezet Amsterdam een negende plek in 2005 en een twaalfde qua groei over de jaren 1995-2005. De ontwikkeling van Amsterdam loopt achter de laatste twee jaar. Berlijn, Praag en Barcelona zijn concurrerende bestemmingen.
•
In de congresmarkt is de positie van Amsterdam versterkt na 2003. Met aantal is Amsterdam de vijfde stad in Europa; qua groei over 1995-2005 twaalfde. Concurrentie komt van Lissabon, Genève, Barcelona en Berlijn.
•
De kantorenmarkt lijkt over het dieptepunt heen. In het tweede kwartaal van 2006 lopen de huren weer wat op en neemt de leegstand in Amsterdam voor het eerst in jaren af. Deze kwam in het tweede kwartaal op 17,1 procent, tegen 19 procent over 2005. Dat is echter nog altijd de op na hoogste leegstand van de Top 20 stedelijke regio’s; in Frankfurt is deze het hoogst met 18 procent.
De conclusie is dat de concurrentie voor Amsterdam en Randstad Holland als vestigingsplaats voor laboratoria (R&D), toerisme en congressen is toegenomen en dat de aanpassing die daar uit voortvloeit nog altijd voortduurt. De binnenlandse ontwikkeling Omdat de Top 20 in hoofdzaak bedoeld is voor een internationale vergelijking van Randstad Holland, wordt hier beknopt aandacht geschonken aan ontwikkelingen binnen Randstad Holland. In hoofdlijn blijft het groeiverschil tussen Noordvleugel en Zuidvleugel bestaan. De economie van de Noordvleugel groeit sneller, en dat is niet iets van de laatste 10 jaar,
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
maar is een ontwikkeling die in de decennia daarvoor ook al zichtbaar was. De laatste 10 jaar was er een jaarlijks groeiverschil van het BRP tussen Noordvleugel en Zuidvleugel van ruim 1 procent. Uitgesplitst naar sectoren blijkt de commerciële dienstensector het verschil uit te maken. Uit onderzoeksmateriaal blijkt dat de financiële en zakelijke diensten, de consumentendiensten, telecom en mainport Schiphol (groothandel en transport) het verschil maken met de Zuidvleugel. Ook treden in de Noordvleugel agglomeratievoordelen op; hogere dichtheden en massa leiden tot externe schaalvoordelen. Dat is zichtbaar aan een hogere groei van de arbeidsproductiviteit in de Noordvleugel, met name in de kernsteden Amsterdam en Utrecht. Dat hangt samen met de concentratie hoger opgeleiden in de beroepsbevolking van Amsterdam en Utrecht; bijna de helft van de beroepsbevolking is hoger opgeleid. De arbeidsproductiviteit groeide in Amsterdam en Utrecht tussen 1995-2005 met 2,3 procent gemiddeld, landelijk was dat 1,5 procent. Dit verschijnsel is afwezig in Rotterdam en Den Haag. Overigens bleek uit de cijfers dat Haarlem/IJmond/ Zaanstreek de regio is met de traagste economische ontwikkeling. Ruimtegebrek, mindere bereikbaarheid en wegzuigeffecten bepalen daar het beeld. Kortom, binnen Randstad Holland is de Noordvleugel de groeipool en daarbinnen de driehoek Amsterdam (waaronder Schiphol), Almere en Utrecht. De gevolgen van dit ruimtelijke beeld zijn er naar. De bevolkingsgroei is in de Zuidvleugel sterk vertraagd en min of meer tot stilstand gekomen; een nul in Rotterdam en Den Haag, en 0,1 procent in 2005 in de gehele Zuidvleugel. Ook verloopt de suburbanisatie van allochtone medelanders in de Noordvleugel sneller dan in de Zuidvleugel; suburbanisatie is een teken van opwaarste sociaal-economische mobiliteit en economische groei bevordert dat. Ook is het aandeel laag opgeleiden in Rotterdam en Den Haag hoog; met het Groene Hart (hoog opgeleiden trekken er weg) het hoogst in Randstad Holland. Daartegenover staat dat de werkloosheid in Amsterdam en Utrecht hoger is. Dat kan echter ook als een teken van dynamiek uitgelegd worden. Meer mensen verwachten er werk te vinden, dus melden zij zich op de arbeidsmarkt. De bruto participatie ondersteunt een dergelijke zienswijze; deze ligt in de Noordvleugel hoger (het hoogst in Amsterdam en Utrecht) dan in de Zuidvleugel. De conclusie is dat in Amsterdam en Utrecht agglomeratievoordelen optreden, en in de Zuidvleugel niet.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Lissabon Indicatoren voor Randstad Holland Lissabon indicatoren voor de EU, Nederland en Randstad Holland, 2005 EU 25
EU 15
NLD
Randstad
100 100 63,8
108,3 106,0 65,1 70,1 44,1
124,2 107,8 73,2 76,7 46,1 42,1
142,4 112,6
75,6 76,5 1,8 105,2 16,1 19,5 12,0 10,0 1,6 2,3 101,6 203,2 105,5
77,9 1,7 -
Indicator 1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11 12 13 14
BRP per Hoofd (EU 25 = 100) Arbeidsproductiviteit (pers.) (EU 25 =100) Participatiegraad (Eurostat, % van 15-64) Participatiegraad (CBS, idem) Participatie Ouderen 55-64 (Eurostat, %) Participatie Ouderen 55-64 (CBS, %) Onderwijsniveau 20-24 jaar (Eurostat, % van beroepsbevolking) Middelbaar en hoger opgeleid (CBS, %)* Uitgaven aan R&D (% van BRP) Relatief prijzenniveau (Eu 25 =100) Investeringen (Eurostat, % van BRP) Investeringen (CBS, % van BRP) Risico op armoede (Eurostat) Risico op armoede (CBS) Langdurige werkloosheid (% van beroepsbev.) Spreiding participatie (standaardafw. NUTS 2) Broeikasgassen (1990 = 100) Energie intensiteit (kilo olie equiv. per 1000 E) Transport intensiteit (1995 = 100)
42,5
77,5 1,9 100 17,4
74,6 86,7 1,9 103,7 17,4
15,0
15,0
4,1 12,2 92,7 204,9 104,7
3,4 11,1 99,1 187,5 105,3
77,1 45,8
19,8 11,0 1,5 1,4 -
* 15-64 jaar Een van aanbevelingen in het rapport ‘Facing the Challenge’ (Kok, 2004) was het kiezen van een beperkt aantal indicatoren waarmee de landen in de Europese gemeenschap met elkaar vergeleken konden worden; de zogeheten structurele of Lissabonindicatoren. Voor deze indicatoren zijn ook doelstellingen geformuleerd. Deze indicatoren zijn gekozen uit verschillende thema’s: economisch, werkgelegenheid, innovatie en onderzoek, herstructurering, sociale cohesie en milieu. Voorts zijn ze vanuit statistische beschikbaarheid en doelgroep toegesneden op de individuele landen. De indicatoren voor de verschillende landen in de EU zijn op de site van Eurostat te vinden (epp.eurostat.ec.europa.eu/). Hoewel de indicatoren voor landen zijn ontwikkeld, is een behoorlijk aantal ook voor regio’s te geven (zie voorgaande tabel). Voor een aantal indicatoren ontbreken echter basisgegevens om ze voor de regio’s samen te stellen, zoals voor Risico op armoede (at risk of poverty after social transfer), waarvoor micro-data nodig zijn. Voor andere cijfers zijn de data niet beschikbaar bij Eurostat, maar zijn soortgelijke cijfers wel beschikbaar bij het CBS (opleidingsniveau). Voor een aantal ontbreekt echter ieder mogelijke bruikbare bron, zoals relatief prijzenniveau of broeikasgassen. Dan houden we het bij het landelijke cijfer. Het BRP per hoofd is gecorrigeerd voor inflatie en kosten levensonderhoud (purchasing power parity). Deze variabele wijkt af van de definitie in deze ‘Top 20’, die alleen voor inflatie is gecorrigeerd. Correctie voor PPP leent zich voor vergelijking tussen regio’s op één tijdstip, en niet over de tijd. De indicator meet de relatieve welvaart van een land
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
ten opzichte van de EU 25, die op 100 is gesteld. Uit deze indicator blijkt dat Randstad Holland fors welvarender is dan het gemiddelde van de EU 25. De index van de arbeidsproductiviteit ligt ook hoger in Randstad Holland, maar in een andere verhouding dan het BRP per hoofd ten opzichte van het gemiddelde van de EU. De bruto participatiegraad ligt in Randstad Holland ook hoger (en is wat sneller gegroeid na 1999), maar hierin is geen rekening gehouden met part-time werk en fulltime werk. De bruto participatie van Nederland en Randstad Holland kent meer dan in de rest van Europa gebruikelijk is een aanzienlijk deel part-time werk. Onder oudere werknemers is de participatiegraad ook hoger in Randstad Holland, maar is het verschil met de EU kleiner. De uitgaven aan Research & Development zijn in Randstad Holland 1,7% van het BRP. In Nederland is dat 1,8% en in de EU 15 1,9%. Randstad Holland blinkt daarmee niet uit in uitgaven in Research & Development. Dat is laag, zeker omdat het cijfer voor de EU 15 een gemiddelde is; er zijn regio’s in Europa waar dat cijfer fors hoger is (zie verder in deze ‘Top 20’). In 1995 lag dat in cijfer voor Randstad Holland nog op 2,1% van het BRP, terwijl het voor EU 15 toen ook 1,9% was. Ook qua investeringen (als percentage van het BRP) blijft Nederland wat achter bij de EU. In de jaren negentig lag het hoger, mede ten gevolge van de dot.com hype; na 2002 is de investeringsquote in Randstad Holland lager dan in de EU 15. Over onderwijsniveau naar leeftijd en regio zijn geen cijfers voorhanden; daarom is het onderwijs naar regio (gehele bevolking 15-64 jaar) genomen. In Randstad Holland ligt het aandeel middelbaar en hoger opgeleiden hoger dan in de EU 15 (77,9% tegen 73,4). In de loop van de tijd is het verschil echter kleiner geworden; dit is een aanwijzing dat Randstad Holland een relatief concurrentievoordeel verliest. In de rest van Europa wordt de beroepsbevolking steeds beter opgeleid. Het risico op armoede, één van de Lissabon indicatoren, is niet te bepalen voor de Randstad, omdat micro data nodig zijn. Uit de cijfers van het CBS blijkt dat in Randstad Holland lage inkomens relatief oververtegenwoordigd zijn. Uit de spreiding van de bruto participatie – de variatie tussen provincies uitgedrukt in standaardafwijking van de bruto participatie – blijkt dat de relatieve verschillen in Randstad Holland klein zijn. Dit duidt op beperkte ruimtelijke ongelijkheid. In de EU 15 is de ongelijkheid fors groter. Ook is de langdurige werkloosheid in Randstad Holland fors lager dan in de EU 15. Nederland kent geen zwak ontwikkelde regio’s zoals andere landen in de EU die hebben, zoals Oost Duitsland, het Spaanse binnenland, Zuid-Italië en delen van Frankrijk. Voor de milieu indicatoren zijn geen regionale cijfers beschikbaar. De cijfers voor Nederland wijzen er op dat de Nederlandse economie relatief meer broeikasgas is gaan uitstoten dan de EU 15. Voorts is de economie wat energieintensiever en wat transportintensiever dan de EU 15.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING ...................................................................................................3
1.1
Doelstelling van de monitor.............................................................................3
1.2
Inhoud en structuur van de monitor: criteria en methode ................................5
2
Randstad Holland in Europees perspectief ...............................................15
2.1
Bruto regionaal product .................................................................................16
2.2
Werkgelegenheid: totaal, industrie en diensten .............................................20
2.3
Bevolking: omvang en groei..........................................................................36
2.4
Bruto regionaal product per inwoner .............................................................40
2.5
Bevolking en bevolkingsgroei naar leeftijd ...................................................45
2.6
Beroepsbevolking: bruto arbeidsparticipatie, werkloosheid en opleiding .....51
2.7
Investeringen en vestigingsklimaat................................................................57
2.8
Kenniseconomie ............................................................................................61
2.9
Passagierstransport via Europese luchthavens...............................................69
2.10
Vrachtverkeer via Europese luchthavens.......................................................71
2.11
Goederenoverslag via Europese zeehavens ...................................................73
2.12
Internet...........................................................................................................77
2.13
Bereikbaarheid en luchtverontreiniging.........................................................79
2.14
Toerisme ........................................................................................................86
2.15
Congressen.....................................................................................................88
2.16
Kantoren: huurprijs en leegstand ...................................................................91
3
RANDSTAD HOLLAND IN DELEN........................................................97
3.1
Bevolking: omvang en groei..........................................................................98
3.2
Beroepsbevolking en werkloosheid .............................................................104
3.3
Bruto Regionaal Product..............................................................................110
1
2
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
3.4
Investeringen en export................................................................................115
3.5
Innovatie ......................................................................................................120
3.6
Werkgelegenheid .........................................................................................121
3.7
Woningbouw ...............................................................................................127
3.8
Mobiliteit .....................................................................................................129
3.9
Kunst en cultuur...........................................................................................132
3.10
Toerisme ......................................................................................................134
3.11
Veiligheid ....................................................................................................136
3.12
Bodemgebruik en groen...............................................................................138
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
1 INLEIDING
1.1
Doelstelling van de monitor
Met de afnemende betekenis van nationale grenzen en de uitbreiding van Europa neemt de concurrentie tussen stedelijke regio’s toe. De internationale concurrentiepositie van de Randstad staat in het huidige tijdsbestek onder druk. De overheden in Randstad Holland zijn ervan overtuigd dat de voortgaande integratie van Europese landen en verdergaande globalisering dwingen tot bezinning op de concurrentiepositie van Randstad Holland en tot het geven van impulsen aan een meer samenhangende ontwikkeling van Randstad Holland.1 Met het oog op het opstellen van een economische agenda om ook in de toekomst garant te staan voor de welvaart en het welzijn van haar inwoners en de leefbaarheid in het gebied heeft Regio Randstad een monitor laten ontwikkelen waarin jaarlijks een beeld wordt gegeven van Randstad Holland ten opzichte van andere stedelijke regio’s in Europa. Omdat Regio Randstad op basis van de door TNO opgebouwde dataset elke twee jaar een eigen publicatie opstelt, is gekozen voor een verschillende naamgeving van de rapporten van Regio Randstad en TNO. Dit rapport van TNO draagt de naam ‘De Top 20 van stedelijke regio’s in Europa’ en de publicatie van Regio Randstad heet de ‘Randstad Monitor’. Deze publicatie is de derde van TNO op rij; Regio Randstad brengt ditmaal een tweede eigen Randstad Monitor uit. Het doel van deze monitor is het volgen van Randstad Holland in de top-20 van Europese stedelijke regio’s. De vergelijking met andere metropolitane regio’s in Europa staat daarin centraal. Daartoe is een beknopt aantal goed hanteerbare variabelen gekozen die een juist beeld geven van de ontwikkeling die Randstad Holland in economisch, innovatief, kwalitatief, ruimtelijk en sociaal opzicht. Het accent valt op statistische gegevens, ondersteund door grafisch materiaal en een beknopte toelichting. Aan de hand van de ontwikkeling wordt beoordeeld of er vooruitgang wordt geboekt op de gekozen onderwerpen.
1
Zie Regio Randstad, Economische Strategie Randstad, Regio Randstad, 2004, p. 7
3
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
4
in internationaal perspectief |
Deze Top-20 van Europese stedelijke regio’s plaatst op basis van openbaar beschikbaar cijfermateriaal Randstad Holland in het Europese krachtenveld, waarbij het gaat om het signaleren van ontwikkelingen op de genoemde onderwerpen, zowel in de actuele situatie als in historisch perspectief. Daarbij wordt van twee centrale begrippen uitgegaan: concurrentiekracht (welvaart) en leefbaarheid (welzijn). Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gemeten cijfers en zo min mogelijk van samengestelde indicatoren. Bij elkaar voldoet de Top-20 van Europese stedelijke regio’s aan de volgende voorwaarden: -
herhaalbaar en kwantitatief; aansluiten bij bestaand cijfermateriaal; zoveel mogelijk gebaseerd op één centrale bron (Eurostat); gegevens moeten openbaar beschikbaar en tegen lage kosten verkrijgbaar zijn; consistent in tijd en ruimte; signalerend en niet verklarend; informatie over onderdelen van de Randstad; breed palet aan onderwerpen; gebaseerd op de begrippen concurrentiekracht en leefbaarheid; gericht op beleidsmakers in de Randstad.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
1.2
Inhoud en structuur van de monitor: criteria en methode
In de Top-20 van Europese stedelijke regio’s gaat het om het beantwoorden van drie vragen: 1. Op welke variabelen dient de vergelijking plaats te hebben? 2. Met welke Europese stedelijke regio’s dient Randstad Holland vergeleken te worden? 3. Hoe dient Randstad Holland in deelgebieden onderscheiden te worden? Deze vragen zijn beantwoord in een voorbereidende fase van het opstellen van de Top20 in 2004, die heeft geleid tot een nulversie en een achtergronddocument. De methode waarmee de steden en de variabelen zijn gekozen, laat zich het best samenvatten met ‘de grootst gemene deler’. In Europa worden veel cijfers verzameld, benchmarks opgesteld en monitors gemaakt over grote steden. Gewezen kan worden op de Urban Audit, de Economist Intelligence Unit, het Franse Délégation à l’Aménagement du Territoire et à l’Action Régionale (DATAR) met de studie Les Villes Européennes door Cicille & Rozenblat (2003) en het eveneens Franse IAURIF. Deze studies gaan veelal over met elkaar concurrerende steden. Hierin zijn door anderen, binnen en buiten Nederland, al veel keuzes gemaakt over de te vergelijken steden en indicatoren. Door na te gaan welke steden en indicatoren in die benchmarks het meest gekozen worden, ontstaat een onafhankelijke keuze in de zin dat deze losstaat van de voorkeuren van de onderzoekers. Aangenomen wordt dat de meest genoemde steden en variabelen er ook werkelijk toe doen. Concurrerende stedelijke regio’s Concurrentievoordeel is het centrale begrip met het oog op de economische ontwikkelingsmogelijkheden van Randstad Holland in vergelijking met andere stedelijke regio’s in Europa. Het gaat ook om investeringsbeslissingen, zowel private als publieke investeringen. Over de concurrerende stad en de toegenomen aandacht daarvoor is veel gepubliceerd (zie Gordon 2002, Huggins 2003, Grosveld 2001). In de beleidswereld heeft de ‘concurrerende stad’ ook veel aandacht vanwege doelstellingen zoals die in het Lissabon Akkoord zijn geformuleerd. Voor zover het gaat om het begrip concurrentievermogen in het Lissabon Akkoord dienen de data die voor de Top-20 van Europese stedelijke regio’s worden verzameld hier op aan te sluiten. De steden die in de Top 20 van Europese stedelijke regio’s zijn opgenomen zijn niet willekeurig gekozen. Het uitgangspunt is geweest dat er een selectieproces moet zijn dat leidt tot een lijst van steden die overeenkomt met de gemeenschappelijke perceptie van beslissers en beleidsmakers. De vraag is derhalve hoe die gemeenschappelijke perceptie wordt vastgesteld. Dat is gedaan door diverse al bestaande benchmarks en ranglijsten te nemen; het idee is dat daar steden in vermeld staan die met elkaar concurreren als vestigingsplaats voor bedrijvigheid, toerisme, congressen etc.. De steden die daarin genoemd worden doen er op een of andere wijze toe; de makers van zulke lijsten nemen die steden niet voor niets op. Het selectieproces bestond eruit door een aantal van zulke lijsten en benchmarks te nemen en te tellen hoe vaak steden voorkwamen op al die verschillende lijsten. Hoe vaker een stad in totaal genoemd werd (dat wil zeggen in hoe meer benchmarks de stad opgenomen is), hoe belangrijker die stad kennelijk is. De 20 meest genoemde steden zijn aldus gekozen. Dat wil niet zeggen dat steden die er niet op staan er absoluut niet toe doen; zij doen er alleen op te weinig onderdelen toe. Een automobielstad of een lichtstad is van belang, maar alleen op dat ene issue. Een stad die zo een
5
6
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
belangrijke luchthaven heeft, een stevig internetknooppunt, een grote beurs, enz., komt wel in de top 20 terecht. Daardoor kan het voorkomen dat een relatief kleine stad toch in de lijst staat (Lyon) en een grotere stad niet (Athene). Ook is het zo dat de gemeenschappelijke perceptie in loop van de tijd kan veranderen; er komen steden bij in de ranglijsten en er verdwijnen steden uit de ranglijsten. Het herwegen van de ranglijst wordt eens in de drie jaar gedaan. In een volgende ronde zullen waarschijnlijk Oost Europese steden vaker opduiken. Het enige nadeel van deze methode is dat de Zwitserse steden wel genoemd worden, maar niet in de ranglijst zijn opgenomen; Eurostat heeft geen cijfers voor Zwitserland. Dit geldt in het bijzonder voor Genève. Uit de inventarisatie van een aantal benchmarks en ranglijsten van Europese steden op verschillende onderwerpen bleken bij elkaar 22 steden vaak genoemd te worden. De stad op de 23e plaats werd plotseling minder genoemd dan nummer 22. Omdat Brussel en Antwerpen tot één regio behoren (Brussel/Antwerpen) en voor Boedapest vooralsnog te weinig informatie beschikbaar is, leidt dat tot 20 stedelijke regio’s waarvoor een database is opgebouwd op basis van Eurostat (zie tabel 1.1). Een beperking is dat er gekozen is uit stedelijke regio’s in landen die behoren tot de EU 15; dit vanwege beschikbaarheid van gegevens. In de eerste Randstadmonitor (2004) is ervoor gekozen de steden behorende tot de Top 20 te rangschikken op basis van de volgorde van het bruto regionaal product in 2003 (zie tabel 1.1). Deze volgorde wordt ook in deze Top 20 aangehouden, ondanks het feit dat sommige steden met de cijfers van 2005 van plaats zijn veranderd. Tabel 1.1: Overzicht stedelijke regio’s opgenomen in de Top-20 van Europese stedelijke regio’s (in volgorde van de omvang van het Bruto Regionaal Product 2003) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
7
in internationaal perspectief |
Leefbaarheid Het gaat in de Top-20 van Europese stedelijke regio’s ook om de leefbaarheid van de regio. De aantrekkelijkheid van het gebied voor wonen en vrije tijd staat daarbij centraal. Het begrip leefbaarheid is niet tegengesteld aan het begrip concurrentiekracht, maar is daar een aanvulling op; het heeft betrekking op aantrekkelijkheid en is onderdeel van het investeringsklimaat. Een goede woonomgeving is onderdeel van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor het internationale bedrijfsleven. Niettemin laat leefbaarheid zich minder eenvoudig dan de concurrerende stad vangen in een cijfer. Over het begrip concurrentiekracht is meer literatuur voorhanden en is er consensus over de kwantitatieve invulling van het begrip. Daarnaast is gebleken dat concurrentiekracht op een hoog ruimtelijk schaalniveau relevant is en leefbaarheid juist op een laag ruimtelijk schaalniveau. Concurrentiekracht hangt met productiviteit samen bijvoorbeeld, en dat speelt op het niveau van stedelijke regio’s en landen. Leefbaarheid en leefkwaliteit zijn afhankelijk van lokale omstandigheden, zoals geluidshinder en geurhinder. Verschillen in woonkwaliteit verschillen per stad, maar ook per Tabel 1.2:
Overzicht variabelen opgenomen in de Randstad Monitor
Economische ontwikkeling Productie Werkgelegenheid Investeringen Bedrijfsterreinen Vestigingsklimaat Woningbouw Woningmarktprijzen Arbeidsproductiviteit Innovatie Aanbod van arbeid Bevolking Beroepsbevolking Banen naar opleiding Kennis en onderwijs Transport en infrastructuur Luchtverkeer Goederenoverslag Internetverkeer Omvang/benutting infrastructuur Bereikbaarheid Cultuur Overnachtingen Kunst Congressen Leefbaarheid Luchtverontreiniging Veiligheid
Eurostat
CBS
; ; ;
; ; ;
Overig
; ; ; ; ; ;
;
; ; ; ;
; ; ;
; ; ;
; ; ; ; ; ;
; ; ; ;
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
8
in internationaal perspectief |
buurt en zelfs per straat. De keuze is gemaakt om leefbaarheid niet uitputtend op dit lage schaalniveau te behandelen, omdat juist de internationale vergelijking van Randstad Holland met andere Europese steden voorop staat. Niettemin is naar leefbaarheid gekeken, voor zover dat mogelijk is. Het Sociaal Cultureel Planbureau (1998) spreekt bijvoorbeeld niet over leefbaarheid, maar over de statusontwikkeling en sociale achterstand. Het SCP (1998) relateert sociale achterstand aan inkomensniveau, opleidingsniveau en werkgelegenheid. Deze begrippen komen in de Top-20 van Europese stedelijke regio’s aan de orde, aangevuld met cijfers over veiligheid, congestie en groen per inwoner. Dit onderdeel is voor Randstad Holland uitgewerkt. In het internationale deel geeft de ontwikkeling op het gebied van toerisme en congressen op indirecte wijze informatie over de aantrekkelijkheid van Randstad Holland. Dit jaar is dat aangevuld met informatie over luchtverontreiniging in stedelijke regio’s. Selectie van variabelen De monitor is voor een groot deel opgezet binnen het kader van de concurrerende stad. Over het onderwerp concurrerende steden is al veel onderzoek verricht (zie achtergrond rapportage). Nagegaan is welke variabelen veel zijn gebruikt in het onderzoek naar de ‘concurrerende stad’. Deze variabelen zijn eerst ingedeeld in thema’s, waarvan is gekeken welke het meest genoemd worden in relatie tot concurrerende steden. Bij die thema’s is vervolgens een variabele gekozen. Een overzicht is opgenomen in tabel 1.2.
Opmerkingen bij de cijfers in de Randstad Monitor 2006 Voor enige indicatoren bleek het niet mogelijk een update tot en met 2005 te maken. Dat is het geval voor: • •
Bereikbaarheid: dat is een eenmalige exercitie geweest in de eerste ‘Top 20’; Investeringen: de nieuwe cijfers van Ernst & Young over investeringen bleken op een onvergelijkbare manier bijgewerkt. Voor dit onderwerp wordt in de toekomst een alternatieve bron gezocht.
Alle overige cijfers zijn bijgewerkt. Herziening BBP Nederland door het CBS In de update van dit jaar is het BRP van Nederland gewijzigd vanwege een bijstelling van het CBS. Nu is eerder al gebleken dat de cijfers van Eurostat en de OECD meebewegen met de revisies, herzieningen, en omzetting van voorlopig naar definitief door de leverende nationale statistische bureaus. Hoewel dit proces als zodanig ordelijk verloopt, cumuleren zulke wijzigingen bij Eurostat en de OECD. Omdat de cijfers met terugwerkende kracht veranderen, wil de positie van Randstad Holland in de rangorde daardoor ook veranderen. Doorgaans zijn deze veranderingen niet ingrijpend; een traag of snel groeiende regio blijft na zo’n wijziging ook relatief traag of snel groeiend. Nu heeft het CBS in 2005 de BBP cijfers over de jaren 1995-2004 ingrijpend bijgesteld, met als gevolg dat de gemiddelde groei van Nederland behoorlijk hoger kwam te liggen. De basis van deze herziening is consequente doorvoering van de revisie 2001, aangevuld met nieuwe informatie, berekening en toerekening.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
9
in internationaal perspectief |
Tabel 1.3:
Miljard Euro Oude reeks Nieuwe reeks Miljard Euro Verschil (mld.) Als % van oude cijfers BBP groei per jaar (%) Oude reeks Nieuwe reeks Verschil
Verschil tussen ontwikkeling BBP Nederland voor en na herziening 2006 (in prijzen 2005)
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
387,4 391,3
398,9 404,8
411,6 422,1
428,5 438,5
445,0 459,4
459,4 477,3
466,5 486,5
466,0 487,0
465,2 488,5
473,9 498,1
505,6
4 1,0
6 1,5
10 2,6
10 2,3
14 3,2
18 3,9
20 4,3
21 4,5
23 5,0
24 5,1
3,0 3,5 0,5
3,2 4,3 1,1
4,1 3,9 -0,2
3,9 4,8 0,9
3,2 3,9 0,7
1,5 1,9 0,4
-0,1 0,1 0,2
-0,2 0,3 0,5
1,9 2,0 0,1
Gem. 95-04
1,5
Bron: CBS/bewerking TNO TNO heeft het verschil tussen de oude cijfers en de nieuwe op een rij gezet. De bijstelling van het BBP door het CBS (zie ook de Macro Economische Verkenning, CPB, p. 9) is fors. In 1995 leverde het een verschil van 4 miljard op; dat verschil loopt met uitzondering van 1998 verder op tot 24 miljard in 2004. Het BBP werd daarmee 5,1 procent hoger in 2004. De gemiddelde jaarlijkse groei van de Nederlandse economie over 1995-2004 kwam met 2,7% een half procent gemiddeld per jaar hoger uit, hetgeen veel is; dat is iets minder dan één-vijfde van de gemiddelde nationale groei over die periode. Het gevolg voor de positie van Randstad Holland is, dat de behoorlijk negatieve ontwikkeling die vorig jaar en het jaar daarvoor gesignaleerd werd nog altijd negatief is, maar naar nu blijkt minder negatief dan eerder was geconstateerd. Aanpassing raming ontbrekende recente jaren Voor het BRP, toegevoegde waarde en investeringen (dus ook arbeidsproductiviteit en BRP/hoofd) geldt dat op regionaal niveau 2003 het laatste bekende jaar is. De regionale cijfers voor de jaren 2004 en 2005 zijn ramingen op basis van nationale cijfers voor 2004 en 2005 en de ontwikkeling van de regio’s in het verleden. De regel is dat de landencijfers van de OECD voor de laatste twee jaren voorlopig zijn – analoog aan het CBS – en het cijfer over het BRP van 2003 wordt nu als definitief beschouwd. Dat betekent dat de regionale cijfers voor toegevoegde waarde en arbeid in het internationale deel zijn gebaseerd op voorlopige landencijfers 2004 en 2005 en ramingen voor de regio, passend in de reeks 1995-2003. TNO heeft in 2005 de ramingsmethodiek van regionale cijfers voor de laatste twee jaren aangepast. Voor dit jaar wordt op consequente wijze door middel van een shift/share het BRP voor de ontbrekende jaren van de regio’s geraamd. Daardoor geven we geen groeicijfer meer voor het gemiddelde van de laatste drie jaar, maar geven we het geraamde groeicijfer voor het laatste jaar. Dit geldt voor BRP en arbeid (en dus voor arbeidsproductiviteit). Voor bevolking en beroepsbevolking hoeft dat niet, omdat de laatste twee jaren gemeten cijfers zijn. De arbeidsproductiviteit is het meest gevoelig voor revisies, herzieningen en andere ramingstechnieken, omdat het in de raming van TNO uit drie componenten (werkzame personen, aantal gewerkte uren en toegevoegde waarde) is samengesteld. Bevolkingscijfers zijn het meest robuust.
2,3 2,7 0,5
10
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Interne regionale differentiatie van de Europese stedelijke regio’s De variabelen waarmee de databank met internationaal vergelijkbare data op basis van Eurostat is opgebouwd, worden ofwel als totaal verdeeld naar stadsgewest, stadskern en omgeving (stadsgewest is het totaal van stadskern en omgeving) ofwel verdeeld naar sectoren/type voor de gehele stedelijke regio. De ruimtelijke geleding van stadskern, omgeving en stadsgewest wordt gegeven voor zoveel mogelijk steden, maar is niet altijd haalbaar. De mogelijkheden van de Eurostat cijfers (beschikbare administratieve eenheden) zijn hier bepalend. Mogen stedelijke regio’s met elkaar vergeleken worden? Als stedelijke regio’s in Europa uit de NUTS-3 lijst alleen op basis van hun naam worden gekozen, ontstaan onvergelijkbare gebieden omdat administratieve indelingen tussen de landen sterk verschillen. Het uitgangspunt is dat stedelijke regio’s (city region) met elkaar vergelijkbaar zijn (zie Cheshire en Gornostavea 2002). Dat houdt in dat een stedelijke regio een stedelijke kern en een ommeland moet hebben; dat is het ‘daily urban system’ dat zowel het werkgelegenheidscentrum (of centra) als het gebied waar de werkenden wonen omvat. Zo’n ‘daily urban system’ wordt beschouwd als een natuurlijke eenheid. Deze geleding van een stedelijke regio is ook toegepast in onderzoek naar de economische ontwikkeling van Nederlandse steden in de periode 1970-1995 (Van der Vegt en Manshanden 1996). Het moet uitgesloten zijn dat door een toevallige regionale indeling bij de ene stad het ommeland (waar de werkenden wonen) wel wordt meegeteld en bij de andere stad niet. De functionele samenhang binnen stedelijke regio‘s wordt in de monitor meegenomen door waar de data van Eurostat dat toelaten een onderscheid te maken naar stad en omgeving. Hoe kunnen de stedelijke regio’s in de gegeven bestuurlijke indelingen zodanig samengesteld worden dat ze onderling goed vergelijkbaar zijn? Hiertoe is de bevolkingsdichtheid van de stedelijke regio’s met elkaar vergeleken. De stedelijke regio’s zijn daarbij onderscheiden in een stedelijke kern en een omgeving. Het eerste uitgangspunt is dat een stedelijke kern een grotere dichtheid heeft dan de omgeving. Het volgende uitgangspunt is dat de dichtheden van de verschillende stedelijke kernen enerzijds en de bijbehorende omgevingen anderzijds zoveel mogelijk in dezelfde orde van grootte moeten liggen. Bij de stedelijke kernen is een ommeland gekozen, waarbij de leidraad is dat het ommeland eerder ruimer dan krapper is gekozen (zie figuur 1.1). Een ruim ommeland is beter dan geen stedelijk ommeland. De dichtheden van de omgevingen en de regio’s liggen op een uitzondering na in dezelfde orde van grootte (figuur 1.1). De variatie in de dichtheden van de stedelijke kernen is groter. Dat is niet alleen het gevolg van gebiedskeuze, maar ook van stedelijke vorm. De ene stedelijke kern kent nu eenmaal een dichter bebouwd centrum dan de andere. Vooral de stedelijke kern van Parijs kent een hoge bevolkingsdichtheid, zo blijkt uit de figuur 1.1. De in deze monitor onderscheiden stedelijke regio’s staan weergegeven in figuur 1.2. Een precieze lijst waarin de stedelijke regio’s in termen van NUTS-3 regio’s zijn gegeven is opgenomen de achtergrondrapportage. Voor Madrid, Barcelona, Lyon, Rome en Stockholm kan de stedelijke regio niet onderscheiden worden in een stedelijke kern en een omgeving. Aan de hand van de dichtheid van de gehele stedelijke regio’s is zichtbaar dat deze regio’s zowel een kern als een omgeving omvatten. In de Top-20 van Europese stedelijke regio’s wordt gesproken over de stedelijke regio, die een optelling is van de stedelijke kern en de stedelijke omgeving.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
11
in internationaal perspectief |
Figuur 1.1 : Bevolkingsdichtheid (aantal inwoners per km2) van de stedelijke regio’s, totaal stedelijke regio, kern en omgeving, 2002 Dublin Lyon Kopenhagen Stockholm Munchen Wenen Lissabon Hamburg Rome Frankfurt/Main Barcelona Manchester Berlijn Madrid Vlaamse Ruit Randstad Holland Milaan Parijs Ruhrgebied Londen 0
2000
4000
Stedelijke regio Stedelijke omgeving Stedelijke kern
Bron: TNO op basis van Eurostat
6000
8000
10000
12
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 1.2 : De stedelijke regio’s op de Europese kaart
Stedelijke kern Stedelijk ommeland Stedelijke regio
Bron: TNO op basis van Eurostat Stedelijke regio’s en variabelen Niet op ieder thema is iedere stad even relevant om in de monitor op te nemen. Frankfurt is bijvoorbeeld onmisbaar wanneer de benchmark zich richt op luchthavengerelateerde activiteiten, maar voor zeehavengerelateerde activiteiten worden andere steden beschouwd. In de Top-20 van Europese stedelijke regio’s is dat ondervangen door twee groepen variabelen te onderscheiden. De eerste groep betreft steeds dezelfde gebieden met een vergelijkbare ruimtelijke schaal, die op een aantal variabelen consistent met elkaar worden vergeleken. De variabelen worden zoveel mogelijk aan één en dezelfde bron ontleend, in dit geval Eurostat, en onderling met elkaar in verband gebracht. Zo ontstaan goed vergelijkbare en consistente gegevens; bijvoorbeeld economische groei.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 1.3 : Randstad Holland onderverdeeld naar deelgebied op de kaart
Noordvleugel
Zuidvleugel
Stedelijke kern Stedelijke omgeving
Overig Nederland buiten Randstadprovincies binnen Randstadprovincies
Groene Hart
Bron: TNO op basis van Eurostat Dan is de nauwkeurigheid van het gekozen gebied en de vergelijking daarvan met andere stedelijke regio’s cruciaal. Daarnaast is er een groep variabelen waarbij het functionele onderscheid voorop staat, zoals luchthavens of zeehavens. Dan gaat het steeds om andere steden, waarbij de ruimtelijke eenheid van het stedelijk gebied er niet toe doet. De precieze gebiedsafbakening speelt dan geen rol. Keuze deelgebieden Randstad Holland Randstad Holland is uitgewerkt naar deelgebieden. Hierbij is rekening gehouden met drie soorten ruimtelijke geledingen, waarvan bekend is dat deze invloed hebben op regionaal-economische groei. Het grootste ruimtelijke kader wordt gevormd door de vier Randstadprovincies. Deze vier provincies worden onderscheiden in Randstad Holland en het Buitengebied. Randstad Holland is vervolgens op drie manieren in de volgende ruimtelijke eenheden onderscheiden: -
Noordvleugel en Zuidvleugel Stedelijke kern en stedelijke omgeving Stedelijk gebied versus Landelijk gebied (het Groene Hart)
Randstad Holland wordt met behulp van CBS-materiaal op gemeentelijk niveau onderscheiden in de deelregio’s zoals die zijn onderscheiden in tabel 1.3. In figuur 1.3 is deze
13
14
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
onderverdeling op de kaart gezet. Benadrukt wordt dat de leidraad bij de keuze van de deelgebieden is ingegeven door de mogelijkheden die het CBS biedt; de gebruikte regionale indeling is afgeleid van de regionale indeling die het CBS toepast in de Regionaal Economische Jaarcijfers. Deze bron ligt aan de basis vanwege de cijfers over het Bruto Regionaal Product; de daarin gebruikte regionale indeling is daarom leidraad. Bestuurlijke indelingen, hoe relevant ook, kunnen om diezelfde statistische reden niet gebruikt worden. De gebruikte regionale indeling is in de voorbereidende fase vastgesteld in een workshop met vertegenwoordigers van de deelnemende overheden in Regio Randstad. De samenstelling van de deelgebieden vindt trapsgewijs plaats. De vier Randstad provincies vormen het uitgangspunt; deze vier provincies zijn echter te ruim. Deze worden derhalve verdeeld naar Randstad Holland en het Buitengebied. Vervolgens wordt Randstad Holland verdeeld in de drie geledingen. Tabel 1.4: Indeling Randstad Holland naar deelgebied Randstad Holland = Randstad provincies – Randstad buitengebied Randstad Provincies Provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland. Randstad Holland COROP-gebieden IJmond, Agglomeratie Haarlem, Zaanstreek, Groot Amsterdam, Gooi en Vechtstreek, Agglomeratie Leiden en Bollenstreek, Agglomeratie ’s-Gravenhage, Delft en Westland, Oost Zuid-Holland, Groot Rijnmond en Zuidoost Zuid-Holland; Sub-COROP-gebieden Utrecht-West, Stadsgewest Utrecht, Stadsgewest Amersfoort en Almere. Randstad Buitengebied COROP-gebieden Kop van Noord-Holland en Alkmaar en omgeving; Sub-COROP-gebieden Zuidoost Utrecht, Flevoland Midden en Noordoostpolder/Urk. Randstad Holland = Noordvleugel (kernsteden + stedelijke omgeving) + Zuidvleugel (kernsteden + stedelijke omgeving) Noordvleugel COROP-gebieden IJmond, Agglomeratie Haarlem, Zaanstreek, Groot Amsterdam, Gooi en Vechtstreek; Sub-COROP-gebieden Utrecht-West, Stadsgewest Utrecht, Stadsgewest Amersfoort en Almere. Kernsteden Gemeente Amsterdam; Sub-COROP stadsgewest Utrecht. Stedelijke omgeving Noordvleugel minus kernsteden. Zuidvleugel COROP-gebieden Agglomeratie Leiden en Bollenstreek, Agglomeratie ’s-Gravenhage, Delft en Westland, Oost Zuid-Holland, Groot Rijnmond en Zuidoost Zuid-Holland. Kernsteden Sub-COROP-gebieden Rijnmond en Agglomeratie ’s-Gravenhage exclusief Zoetermeer. Stedelijke omgeving Zuidvleugel minus kernsteden. Randstad Holland = stedelijk gebied + Groene Hart Groene Hart COROP Oost Zuid-Holland; Sub-COROP-gebieden Utrecht-West en Overig Zuidoost Zuid-Holland. Stedelijk gebied Randstad Holland minus Groene Hart
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
2 RANDSTAD HOLLAND IN EUROPEES PERSPECTIEF In dit hoofdstuk worden de twintig geselecteerde Europese metropolen met elkaar vergeleken. In het eerste deel van dit hoofdstuk hebben de twintig stedelijke regio’s dezelfde geografische afbakening, waardoor de stedelijke regio’s volledig vergelijkbaar met elkaar zijn. Ook zijn de cijfers die hierin worden gegeven voor Randstad Holland vergelijkbaar met de cijfers in hoofdstuk 3, waarin deelgebieden van Randstad Holland centraal staan. Dit geldt niet voor het aanbod van arbeid; daarvoor wijken de definities van Eurostat en het CBS teveel van elkaar af. Tot en met paragraaf 2.5 worden de twintig Europese stedelijke regio’s op NUTS-3 niveau met elkaar vergeleken voor de volgende variabelen: • • • • • •
Bruto Regionaal Product Werkgelegenheid (industrie en diensten) Arbeidsvolume Arbeidsproductiviteit BRP per hoofd van de bevolking Bevolking
Op NUTS-2 niveau tot en met paragraaf 2.8: • • • •
Bevolking naar leeftijd Beroepsbevolking Investeringen en vestigingsklimaat Patentaanvragen en Research & Development
Relevante steden tot en met paragraaf 2.16: • • • • • • •
Passagiersverkeer en vrachtverkeer via luchthavens Goederen- en containeroverslag via zeehavens Internetverkeer Bereikbaarheid Toerisme Congressen Kantoren
Toegevoegd is dit jaar tevens de score van de Europese stedelijke Top 20 op de zogeheten Lissaboncriteria.
15
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
16
in internationaal perspectief |
2.1
Bruto regionaal product
Tabel 2.1a: Bruto regionaal product naar stedelijke regio in miljard euro, niveau 2005, prijzen 2005 (voorlopige cijfers) 2005 Regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon Totaal regio's Nederland EU 15
567,0 483,4 326,0 241,9 234,6 151,5 131,3 146,2 165,0 108,4 111,9 113,2 126,3 106,4 85,6 84,1 85,7 74,9 56,7 56,4
Stad
Omgeving
miljard Euro 347,1 353,6 230,3 137,2 128,9 80,6 82,1 90,8
220,0 129,8 95,6 104,7 105,6 70,9 49,2 55,4
76,4
32,0
81,7
31,5
68,7
37,7
67,7 66,2 61,2 44,9
16,4 19,4 13,7 11,8
3456,5 505,6 10213,4
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Het bruto regionaal product (BRP) geeft aan hoeveel alle bedrijven en instellingen in een regio verdienen. Het BRP wordt berekend door de omzet te verminderen met ingekochte halffabrikaten en grondstoffen. Dit wordt ook wel de toegevoegde waarde genoemd. Gemeten naar het totale BRP bezette Randstad Holland in 2005 een vijfde plaats. De Europese stedelijke Top 20 verdient een derde van het BRP van de EU 15. De stedelijke regio’s zijn onderscheiden naar een kern en een omgeving. De dichtheden van de omgevingen en regio’s liggen op een uitzondering na in dezelfde orde van grootte (figuur 1.1). In alle stedelijke gebieden van de Top 20 voldoet ook de omvang van het BRP aan een zekere regelmatigheid: het BRP is in de stad hoger dan in het ommeland.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
17
in internationaal perspectief |
Tabel 2.1b: Gemiddelde jaarlijkse groei bruto regionaal product 1995-2005 respectievelijk 2005 (2004 en 2005 zijn voorlopig) Groei 1995-2005 Stad Omgeving Gemiddelde jaarlijkse groei (%)
Regio
Regio
4,0 2,3 0,7 1,0 3,0 1,5 2,4 2,2 4,5 0,0 1,4 1,6 3,4 3,1 4,4 2,2 2,6 7,5 2,1 2,8
Totaal regio's
2,5
1,7
Nederland
2,6
1,5
2,2
1,5
EU 15
4,2 1,7 1,4 0,9 2,8 1,8 2,2 2,9
-1,0
2,9
1,7
1,3
1,8
5,9
2,1 2,6 7,7 2,2
2,8 2,9 7,0 1,7
Omgeving
(%)
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
3,8 2,5 0,4 1,2 3,1 1,3 2,5 1,7
Groei 2005 Stad
2,7 1,6 0,4 -1,0 1,9 1,2 1,3 1,5 4,3 -0,3 -0,5 1,3 3,1 2,7 4,2 2,2 4,0 7,1 -3,1 1,8
2,6 1,8 0,1 -0,9 2,1 1,0 1,4 1,0
2,9 1,1 1,1 -1,1 1,6 1,5 1,1 2,1
-1,4
2,4
1,4
1,0
1,5
5,0
2,1 4,0 7,1 -2,9
2,7 4,2 7,0 -3,7
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Over de periode 1995-2005 groeide het BRP in Randstad Holland gemiddeld 3,0 procent per jaar. Dit is hoger dan het gemiddelde voor de Top 20, dat 2,5 procent bedraagt en weer iets boven de groei in de EU 15 ligt (2,2 procent groei gemiddeld per jaar). De vijf snelst groeiende steden in het decennium waren Dublin, Madrid, Stockholm, Londen en Barcelona. Gemiddelde groeiers waren, evenals Randstad Holland met een groei van 2 à 3 procent, München, Lyon, Kopenhagen, Wenen, Manchester, de Vlaamse Ruit en Parijs. Bekijken we 2005, dan resulteert een groei voor Randstad Holland van 1,9 procent. De voorhoede wordt andermaal gevormd door Dublin, Madrid, Barcelona, Stockholm en Kopenhagen. Randstad Holland neemt anno 2005 een negende plaats in qua groei van het BRP. De groei in Randstad Holland bevindt zich boven het gemiddelde voor de Top 20 en ook boven het gemiddelde groeitempo van de EU 15. Opvallend is de daling van Randstad Holland in de groeirangorde bij laagconjunctuur, en de stijging bij hoogconjunctuur. Opvallend is verder de aanhoudende stagnatie in Duitse steden. Met uitzondering van München blijft hun prestatie ondermaats. Een opvallende krimp van het BRP vindt voorts plaats in Milaan en Lissabon.
18
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.1 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar omvang Bruto Regionaal Product, miljard euro 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Madrid Frankfurt/Main Vlaamse Ruit Manchester Barcelona Hamburg Rome Berlijn München Kopenhagen Stockholm Wenen Dublin Lissabon Lyon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 0
100
200
300
400
500
Dublin Madrid Stockholm Londen Barcelona München Randstad Holland Lyon Kopenhagen Manchester Parijs Wenen Vlaamse Ruit Lissabon Hamburg Frankfurt/Main Rome Milaan Ruhrgebied Berlijn
600
EU-15
0
1
2
3
4
5
6
7
Omvang BRP Gemiddelde jaarlijkse groei BRP Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Figuur 2.2 Ontwikkeling bruto regionaal product Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1995-2005 (1995 = 100) (2004 en 2005 zijn voorlopig) 140 135 130
EU-15 Totaal stedelijke regio's
125
Randstad Holland
120 115 110 105 100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2002
2003
2004
2005
8
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.3 Jaarlijkse positie Randstad Holland op de ranglijst van Europese stedelijke regio’s naar groei van het bruto regionaal product, 1995-2005 0 2
3
4 6
6
6
6
7 8
8
9 10
10
11
11
12
13
14 16 18 20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Gem.
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.4 Ontwikkeling bruto regionaal product in Europese stedelijke regio’s, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Bron: TNO op basis van OECD/EUROSTAT/CBS
19
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
20
in internationaal perspectief |
2.2
Werkgelegenheid: totaal, industrie en diensten
Tabel 2.2a: Werkzame personen (werknemers en zelfstandigen) naar stedelijke regio, 2005 (voorlopige cijfers) 2005 Regio
werkzame personen (x 1000) 8.644,0 5.101,2 5.432,0 3.578,7 5.523,9 3.871,9 3.878,6 2.108,7 3.645,5 1.961,4 2.186,1 1.096,3 2.443,8 1.520,4 1.842,8 1.094,0 3.048,1 2.122,6 1.491,2 1.857,7 1.572,4 1.036,8 2.490,6 1.273,4 927,8 1.054,0 1.147,0 892,5 1.032,4 781,0 817,9 644,7 1.626,4 1.190,7 764,5
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon Totaal regio's
Omgeving
3.542,8 1.853,3 1.652,1 1.769,9 1.684,2 1.089,8 923,4 748,8 631,4 535,6 345,5 254,5 251,4 173,3 435,7
52.403,6
Nederland EU 15
Stad
8.209,0 175.307,3
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat Werkgelegenheid totaal De werkgelegenheid wordt gemeten aan de hand van het aantal werkzame personen (werkgevers en werknemers) in 2005 (tabel 2.2a) en de periode 1995-2005 respectievelijk 2005 (tabel 2.2b). Het aantal uren dat een persoon per week of jaar werkt, is hierbij niet van invloed. Het aantal werkzame personen in de 15 EU-landen bedroeg in 2005 ruim 175 miljoen. Daarvan waren er ruim 52 miljoen werkzaam in een van de steden van de Top 20. Daarvan werkten er 3,6 miljoen in Randstad Holland. Randstad Holland neemt daarmee een vijfde plaats in, achter Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
21
in internationaal perspectief |
Tabel 2.2b: Werkzame personen (werknemers en zelfstandigen) naar stedelijke regio, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 en 2005 (cijfers 2004 en 2005 zijn voorlopig) Groei 1995-2005 Stad Omgeving gemiddelde jaarlijkse groei (%) Regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
2,0 0,8 0,7 1,2 1,3 0,7 1,1 1,0 4,5 -0,6 1,5 0,3 3,4 1,0 1,0 0,6 1,1 4,3 1,5 1,1
2,0 0,5 0,5 1,2 1,3 0,7 0,8 0,7
1,8 1,3 1,1 1,1 1,4 0,8 1,6 1,3
-0,8
0,0
0,2
0,5
0,6
2,3
0,5 1,2 3,9 1,3
1,0 0,8 6,1 1,9
Regio
Omgeving
(%) 1,6 0,2 0,7 0,3 -0,1 0,7 0,8 1,3 4,7 -2,4 0,6 -0,5 3,4 1,3 0,4 0,7 1,6 4,1 -0,2 0,4
Totaal regio’s
1,4
1,0
Nederland
1,4
0,0
1,1
0,6
EU 15
Groei 2005 Stad
1,7 0,0 0,5 0,3 -0,1 1,0 0,5 0,4
1,5 0,6 1,2 0,3 0,1 0,5 1,4 2,7
-3,0
-1,0
-0,6
-0,4
0,6
3,3
0,5 2,0 3,7 -0,4
1,3 0,5 5,9 0,2
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat Qua groei van het aantal werkzame personen bevond Randstad Holland zich over de periode 1995-2005 in de middenmoot met een jaarlijkse gemiddelde groei van 1,3 procent. De Top 3 van groeiers wordt gevormd door Madrid, Barcelona en Dublin. Onderaan bungelen Berlijn (met als enige stad een krimp van 0,6 procent), Hamburg, Wenen, Frankfurt, het Ruhrgebied en Parijs. In 2005 kromp de werkgelegenheid van Randstad Holland met 0,1 procent. Randstad Holland duikt daarmee qua ontwikkeling van het aantal werkzame personen onder het gemiddelde voor de stedelijke Top 20. Met voor 2004 een twintigste en voor 2005 een zeventiende plaats is de ontwikkeling van Randstad Holland op het vlak van het aantal werkzame personen uitgesproken zwak geweest in verhouding tot de andere steden in de Top 20. In 2005 waren Madrid, Barcelona en Dublin de groeitoppers. Onderaan bungelt wederom Berlijn met maar liefst 2,4 procent krimp in het aantal werkzame personen. Ook negatief scoren Lissabon en Hamburg. In de beschouwde perioden ligt de prestatie van de Top 20 boven het gemiddelde voor de EU 15.
22
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.5 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aantal werkzame personen (werknemers en zelfstandigen), 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 19952005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Londen Ruhrgebied Parijs Milaan Randstad Holland Madrid Barcelona Manchester Frankfurt/Main Berlijn Rome Vlaamse Ruit Lissabon Hamburg München Wenen Stockholm Kopenhagen Dublin Lyon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 0
2000
4000
6000
8000
Madrid Dublin Barcelona Londen Rome Lissabon Randstad Holland Milaan Kopenhagen Lyon Manchester München Stockholm Vlaamse Ruit Parijs Frankfurt/Main Ruhrgebied Wenen Hamburg Berlijn
EU-15
-1
10000
0
1
2
3
4
Aantal werkzame personen Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Figuur 2.6 Ontwikkeling aantal werkzame personen Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1995-2005 (1995 = 100) (2004 en 2005 zijn voorlopig) 125
EU
120
Totaal regio's Randstad Holland
115
110
105
100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2001
2002
2003
2004
2005
5
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.7 Positie Randstad Holland op de ranglijst van Europese stedelijke regio’s naar de groei van het aantal werkzame personen, 1995-2005 (2004 en 2005 zijn voorlopig) 0 3 4 5 5 7
7 8 10 11
10
15 17 19 20 20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Gem.
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.8 Ontwikkeling aantal werkzame personen in Europese stedelijke regio’s, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Bron: TNO op basis van OECD/EUROSTAT/CBS
23
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
24
in internationaal perspectief |
Tabel 2.3: Werkzame personen (werknemers en zelfstandigen) in de nijverheid (delfstoffenwinning, industrie, bouw en openbaar nut) en dienstverlening naar stedelijke regio, 2005 (voorlopige cijfers) Regio
Nijverheid Stad
Omgeving
Regio
werkzame personen x 1.000 530,0 7.597,5 363,1 4.680,5 470,8 4.223,0 726,3 2.509,5 278,7 3.074,8 275,0 1.735,1 166,3 2.024,1 143,7 1.532,9 2.359,3 206,9 134,2 1.754,1 1.576,3 159,2 131,2 1.256,8 1.566,1 173,2 75,1 1.018,0 892,1 121,1 53,4 943,5 89,8 47,8 888,1 123,3 65,9 614,5 228,6 132,5 1.217,8 601,8
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
1.011,1 734,3 1.251,2 1.331,6 474,6 426,2 413,5 291,4 676,8 341,1 264,0 290,4 894,1 248,4 157,2 174,4 137,6 189,2 361,1 151,9
Totaal regio's
9.820,1
42.065,7
Nederland
1.427,0
6.520,0
41.539,1
127.420,1
EU 15
481,1 371,2 780,4 605,3 196,1 151,2 247,2 147,7
Diensten Stad
Omgeving
4.612,9 3.204,0 3.069,6 1.498,5 1.738,5 941,8 1.270,9 942,1
2.984,6 1.476,5 1.153,4 1.011,0 1.336,4 793,3 753,2 590,7
1.278,4
475,7
872,6
384,2
752,1
266,0
766,2 689,4 518,0 955,4
177,3 198,7 96,5 262,4
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
Werkgelegenheid naar sector De dienstverlenende sectoren zijn in de steden veel groter dan de nijverheid. Dit geldt voor de meeste ontwikkelde economieën. In de nijverheid kan arbeid worden gesubstitueerd voor kapitaal (door bijvoorbeeld automatisering) terwijl dit in dienstverlenende sectoren moeilijk is. Daardoor stoten nijverheidssectoren bij voortduring banen uit en neemt de dienstverlening steeds meer banen op. Randstad Holland is groot in dienstverlening, maar niet in nijverheid. De nijverheid is met name groot in Londen, het Ruhrgebied, Milaan, Barcelona en Parijs.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
25
in internationaal perspectief |
Tabel 2.4a: Werkzame personen (werknemers en zelfstandigen) in de nijverheid (delfstoffenwinning, industrie, bouw en openbaar nut) en dienstverlening naar stedelijke regio, ontwikkeling 1995-2005 (cijfers 2005 zijn voorlopig) Regio
Nijverheid Stad
Omgeving
Regio
gemiddelde jaarlijkse groei (%) -0,8 -1,3 2,5 -4,2 -0,6 1,5 -3,0 -1,9 1,9 -0,4 -0,1 2,0 -1,2 -0,5 1,8 -3,3 -2,2 1,8 -2,4 -1,4 1,9 -1,8 -1,5 1,6 4,9 -5,7 -4,3 0,7 1,6 -2,5 -1,2 1,0 3,2 -1,6 0,2 1,6 1,1 -3,8 -2,2 1,7 -1,9 -0,4 1,6 1,8 7,3 4,7 -0,5 1,4 2,1 1,8
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
-1,1 -2,6 -2,6 -0,2 -0,8 -2,6 -2,0 -1,6 3,5 -5,2 1,2 -1,9 3,7 -1,1 0,2 -3,3 -1,4 3,4 0,1 -1,2
Totaal regio's
-0,9
2,0
Nederland
-0,5
2,0
-0,3
1,8
EU 15
Diensten Stad
Omgeving
2,4 1,3 1,7 2,0 1,6 1,5 1,5 1,2
2,5 1,9 2,7 2,0 2,0 2,3 2,5 2,3
0,3
1,9
0,8
1,3
1,1
3,1
1,5 1,7 4,4 1,9
2,8 1,2 6,6 3,2
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
De Europese Top 20 voldoet aan het beeld van een werkgelegenheid uitstotende nijverheid en een werkgelegenheid opslokkende dienstverlening. Substitutie van arbeid door kapitaal leidt in nijverheidsectoren (delfstoffenwinning, industrie, bouw en openbaar nut) tot een voortgaande daling van de aantallen werkzame personen. De vraag naar producten die in de nijverheid worden geproduceerd, kan niettemin stijgen zodat toch sprake kan zijn van groeiende nijverheid. Ook kan het zo zijn dat er een sterke stedelijke concentratie van industrie is. Er zijn dan ook enkele steden in de Europese Top 20 die een groeiende nijverheid hebben: Madrid, Rome, Barcelona, Stockholm, Dublin en Lissabon. De nijverheid in Randstad Holland laat een gemiddelde score zien met 0,8 procent krimp (gemiddelde stedelijke regio’s: -0,9 procent). Steden waar de nijverheid sterk krimpt in termen van werkgelegenheid zijn Berlijn, Wenen, Frankfurt, Parijs en het Ruhrgebied. Over het algemeen krimpt de nijverheid sneller in de stad dan in het ommeland. Dit is niet verwonderlijk, aangezien nijverheid vaak veel productieruimte nodig
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
26
in internationaal perspectief |
heeft. De mogelijkheden tot uitbreiding zijn in de stad gering en werknemers mobiel, zodat het ommeland eerder voor de hand ligt als locatie voor nijverheid. Dienstverlenende sectoren laten doorgaans het spiegelbeeld zien van nijverheidssectoren. Omdat in dienstverlenende sectoren de mogelijkheden van substitutie van arbeid door kapitaal gering zijn, nemen deze sectoren steeds meer werkgelegenheid in beslag. Als steden uit de Top 20 voldoen aan dit beeld. Met 1,8 procent groei gemiddeld per jaar scoort Randstad Holland iets onder het gemiddelde voor de stedelijke regio’s (2,0 procent groei gemiddeld per jaar). Snelle groeiers zijn Londen, Milaan, Madrid, Barcelona en Dublin. De groei van dienstverlenende sectoren is over het algemeen hoger in het ommeland dan in de steden zelf, mogelijk wederom vanwege geringe uitbreidingsmogelijkheden binnen de stad.
Tabel 2.4b: Werkzame personen (werknemers en zelfstandigen) in de nijverheid (delfstoffenwinning, industrie, bouw en openbaar nut) en dienstverlening naar stedelijke regio, ontwikkeling 2005 (cijfers 2005 zijn voorlopig) Regio
Nijverheid Stad
Omgeving
Regio
-0,8 -5,7 -4,1 -1,1 -2,6 -4,8 -2,5 -2,0
Groei (%) -1,4 -1,3 -0,7 -0,6 -0,6 -2,2 -1,4 -1,7
-8,9
-5,3
-3,4
-2,3
-1,5
3,1
-4,6 -1,4 2,4 -2,4
-2,3 -0,4 7,7 -0,5
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
-1,1 -3,6 -2,9 -0,8 -1,4 -3,1 -2,1 -1,9 3,9 -7,5 0,8 -2,9 3,6 -0,2 -0,5 -3,9 -1,0 4,2 -1,7 -2,1
Totaal regio's
-1,1
1,5
Nederland
-1,6
0,5
EU 15
-0,5
1,2
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
1,9 0,8 1,8 0,9 0,2 1,8 1,5 2,0 5,0 -1,3 0,6 0,1 3,2 1,7 0,6 1,6 2,1 4,4 0,4 1,2
Diensten Stad
Omgeving
1,9 0,7 1,7 0,9 0,2 2,0 1,1 0,8
2,0 1,2 2,1 1,0 0,4 1,6 2,1 3,9
-2,0
0,5
0,0
0,3
1,0
3,5
1,4 2,4 4,1 0,2
2,5 0,9 6,2 1,3
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
27
in internationaal perspectief |
In 2005 scoorde Randstad Holland beneden gemiddeld wat betreft de ontwikkeling van het aantal werkzame personen in de nijverheid. Het gemiddelde voor de stedelijke Top 20 is 1,1 procent krimp, voor Randstad Holland is dit 1,4 procent krimp, sterk geconcentreerd in de stad. Dienstverlenende sectoren laten in Randstad Holland, na eerdere krimp, weer een positief beeld zien: gemiddeld 0,2 procent jaarlijkse groei. Dit is wel ver beneden het gemiddelde voor de stedelijke Top 20, dat op 1,5 procent groei ligt. Vergelijkbare scores worden behaald door Milaan, Parijs, Rome, Hamburg, Lissabon en Stockholm. Sterke groeiers qua nijverheid zijn Madrid, Barcelona en Dublin. Ook qua diensten scoren Madrid, Barcelona en Dublin beduidend hoger dan de andere steden. Hekkensluiter is Berlijn met zowel in de nijverheid als in de diensten een sterke achteruitgang van het aantal werkzame personen.
Tabel 2.5 : Aantal werkzame personen (werknemers en zelfstandigen) in landbouw en visserij, Nijverheid en diensten als aandeel in het totaal aantal werkzame personen naar stedelijke regio, 2005 (cijfers 2005 zijn voorlopig) Landbouw en visserij
Nijverheid
Diensten
% aandeel Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
0 0 1 1 3 1 0 1 0 1 1 2 1 1 0 3 1 2 3 1
12 14 23 34 13 19 17 16 22 16 14 18 36 20 15 15 13 23 22 20
88 86 76 65 84 79 83 83 77 83 85 80 63 80 85 82 86 75 75 79
Totaal stedelijke regio's
1
19
80
Nederland
3
17
79
EU 15
4
24
73
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
28
in internationaal perspectief |
Randstad Holland heeft evenals Wenen en Lissabon een relatief grote landbouwsector. Uiteraard is de omvang van de landbouwsector sterk afhankelijk van gekozen stadsgrenzen. De polycentrische structuur van Randstad Holland is de reden voor de grote landbouwsector; er is relatief veel open ruimte. Gemiddeld hebben de stedelijke regio’s 1 procent werkgelegenheid in de landbouw, 19 procent in de nijverheid en 80 procent in de dienstverlening. Randstad Holland scoort hier iets afwijkend met meer landbouw en meer diensten dus minder nijverheid. Het proces van verdienstelijking van de economie is het verst ontwikkeld in Londen, Parijs, Rome en Stockholm. Regio’s waar de dienstensector relatief beperkter is qua omvang zijn Milaan, Barcelona, Dublin en Lissabon.
Tabel 2.6: Werkzame personen en arbeidsjaren naar stedelijke regio, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 respectievelijk 2005 (cijfers 2005 zijn voorlopig) Werkzame personen 2005 1995-2005 2005 (x 1.000) gemiddelGroei % de jaarlijkse groei % Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad H. Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon Totaal regio's Nederland EU 15
2005 (x 1.000)
Arbeidsvolume 1995-2005 2005 gemiddelGroei % de jaarlijkse groei %
8.644,0 5.432,0 5.523,9 3.878,6 3.645,5 2.186,1 2.443,8 1.842,8 3.048,1 2.122,6 1.857,7 1.572,4 2.490,6 1.273,4 1.054,0 1.147,0 1.032,4 817,9 1.626,4 764,5
2,0 0,8 0,7 1,2 1,3 0,7 1,1 1,0 4,5 -0,6 1,5 0,3 3,4 1,0 1,0 0,6 1,1 4,3 1,5 1,1
1,6 0,2 0,7 0,3 -0,1 0,7 0,8 1,3 4,7 -2,4 0,6 -0,5 3,4 1,3 0,4 0,7 1,6 4,1 -0,2 0,4
9.128,6 4.546,0 4.625,7 3.548,2 2.848,0 1.830,6 2.580,8 1.612,3 3.179,8 1.777,5 1.699,4 1.316,7 2.598,3 1.066,3 969,9 1.026,3 867,9 772,9 1.595,9 639,8
1,7 0,0 0,2 0,9 1,2 0,2 0,8 0,7 4,4 -1,1 1,3 -0,2 3,3 0,5 0,7 0,4 1,0 3,1 0,9 0,3
1,4 0,3 0,8 -0,2 -0,2 0,9 0,7 0,5 4,7 -2,3 0,2 -0,4 3,4 1,4 0,6 0,3 1,3 3,4 -0,3 0,6
52.403,6
1,4
1,0
48.230,9
1,1
1,0
8.209,0
1,4
0,0
6.433,0
1,1
-0,3
175.307,3
1,1
0,6
162,2
0,8
0,7
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
29
in internationaal perspectief |
Arbeidsvolume Het beschouwen van de werkgelegenheidsontwikkeling is beleidsmatig interessant, maar verdient aanvulling met het aantal arbeidsjaren om het aantal gewerkte uren mee te nemen. Het arbeidsvolume is vastgesteld door het aantal werkzame personen volgens Eurostat te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal gewerkte uren per werkzaam persoon per jaar in de afzonderlijke landen (bron: OECD), gedeeld door de Nederlandse standaard voor het aantal gewerkte uren in een arbeidsjaar. Dit laatste is gedaan om vergelijkbaarheid te bereiken. De arbeidsvolumestandaard die hieruit resulteert, corrigeert voor verschillen tussen landen met betrekking tot het aantal gewerkte uren per week in een voltijdbaan, de mate waarin in deeltijd wordt gewerkt, het aantal vakantiedagen en het aantal officiële feestdagen in een land. Het aantal werkzame personen geeft in samenhang met het arbeidsvolume een meer volledige meting van de werkgelegenheid. Er wordt zichtbaar gemaakt of werk wordt verdeeld (te zien aan de stijging van het aantal banen) of dat er meer wordt gewerkt (te zien aan de stijging van het arbeidsvolume). Tussen 1995 en 2005 groeide het aantal werkzame personen in Randstad Holland met gemiddeld 1,3 procent per jaar. Dit is rond het gemiddelde voor de Top 20, dat op 1,4 ligt. In 2005 scoorde Randstad Holland slechter dan het gemiddelde: 0,1 procent krimp, tegen gemiddeld voor de Top 20 één procent groei. In Madrid, Barcelona en Dublin groeide het aantal werkzame personen zowel in de periode 1995-2005 als 2005 sterk, met meer dan 3 procent. Dit beeld rijst ook als wordt gekeken naar arbeidsvolume. Randstad Holland groeit hier met gemiddeld 1,2 procent per jaar, hetgeen weer rond het gemiddelde van de stedelijke Top 20 ligt (1,1 procent gemiddeld per jaar). Over 2005 is de groei negatief, met 0,2 procent. Randstad Holland hoort hier tot de onderste regionen. Andere steden die qua arbeidsvolume krimpen zijn over deze periode Milaan, Berlijn (met maar liefst 2,3 procent gemiddeld per jaar), Hamburg en Lissabon. Toppers zijn Londen, Madrid, Barcelona en andermaal Dublin.
Figuur 2.9 Europese stedelijke regio’s naar aandeel nijverheid in het totaal aantal werkzame personen, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei van werkzame personen in de nijverheid 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Barcelona Milaan Dublin Ruhrgebied Lissabon Madrid Lyon München Frankfurt/Main Hamburg Manchester Berlijn Vlaamse Ruit Wenen Stockholm Rome Parijs Kopenhagen Randstad Holland Londen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Barcelona Madrid Dublin Rome Stockholm Lissabon Milaan Randstad Holland Londen München Lyon Kopenhagen Vlaamse Ruit Hamburg Manchester Parijs Ruhrgebied Frankfurt/Main Wenen Berlijn -6
EU-15
-4
-2
0
Aandeel nijverheid Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2
4
6
30
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.10 Europese stedelijke regio’s naar aandeel diensten in het totaal aantal werkzame personen, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei van werkzame personen in de dienstensector 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Londen Parijs Kopenhagen Rome Stockholm Randstad Holland Vlaamse Ruit Manchester Berlijn Wenen München Hamburg Frankfurt/Main Lyon Madrid Ruhrgebied Dublin Lissabon Milaan Barcelona
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
50
60
70
80
90
Madrid Dublin Barcelona Londen Lissabon Milaan Ruhrgebied Manchester Frankfurt/Main Lyon Randstad Holland Wenen Rome Vlaamse Ruit München Kopenhagen Parijs Stockholm Hamburg Berlijn
100
EU-15
0
1
2
3
4
5
6
Aandeel diensten Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.11 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aantal arbeidsjaren (werknemers en zelfstandigen), 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 19952005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Londen Ruhrgebied Parijs Milaan Madrid Randstad Holland Barcelona Manchester Frankfurt/Main Berlijn Rome Vlaamse Ruit Lissabon Hamburg München Wenen Stockholm Kopenhagen Dublin Lyon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 0
2000
4000
6000
8000
10000
Aantal arbeidsjaren Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Madrid Barcelona Dublin Londen Rome Randstad Holland Kopenhagen Milaan Lissabon Manchester Stockholm Vlaamse Ruit München Wenen Lyon Frankfurt/Main Ruhrgebied Parijs Hamburg Berlijn
EU-15
-2
-1
0
1
2
Gemiddelde jaarlijkse groei
3
4
5
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
31
in internationaal perspectief |
Figuur 2.12 : Jaarlijkse positie Randstad Holland op de ranglijst van Europese stedelijke regio’s naar de groei van het arbeidsvolume, 1995 tot en met 2005 (cijfers 2005 zijn voorlopig) 0 3
3 5 6
5 8
8
8 10
10
15
17 18 20
20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Gem.
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.13 : Ontwikkeling aantal arbeidsjaren in Europese stedelijke regio’s, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 (cijfers 2004 en 2005 zijn voorlopig) 125
120 EU Totaal regio's
115
Randstad Holland 110
105
100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2001
2002
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
32
in internationaal perspectief |
Tabel 2.7: Arbeidsproductiviteit (bruto regionaal product per arbeidsjaar) naar stedelijke regio, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2005 (cijfers 2005 zijn voorlopig) Arbeidsproductiviteit 2005 x € 1.000 per voltijdequivalent
gemiddelde jaarlijkse groei (%)
62,1 106,3 70,5 68,2 82,4 82,8 50,9 90,7 51,9 61,0 65,8 86,0 48,6 99,8 88,3 81,9 98,7 96,9 35,5 88,2
2,3 2,3 0,5 0,1 1,7 1,3 1,6 1,5 0,1 1,1 0,1 1,8 0,1 2,6 3,7 1,8 1,6 4,3 1,3 2,4
1,2 1,3 -0,4 -0,9 2,1 0,3 0,6 1,0 -0,4 2,0 -0,7 1,7 -0,3 1,2 3,6 1,9 2,7 3,6 -2,8 1,2
Totaal stedelijke regio's
71,7
1,4
0,7
Nederland
78,6
1,5
1,8
EU 15
63,0
1,4
0,8
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
Groei 1995-2005
Groei 2005 %
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS De arbeidsproductiviteit is een belangrijke indicator voor de kracht van een economie. De arbeidsproductiviteit is het quotiënt van het bruto regionaal product en het aantal arbeidsjaren. Hiermee wordt aangegeven hoeveel er per arbeidsjaar aan waarde wordt toegevoegd. De ontwikkeling hiervan geeft aan in hoeverre de productie van goederen en diensten efficiënter is geworden. Eerst bekijken we het niveau van de arbeidsproductiviteit. Voor de EU 15 bedraagt dit anno 2005 zo’n € 63.000 per voltijdequivalent. De stedelijke Top 20 scoort aanmerkelijk hoger dan de EU 15 met € 71.700,=. Randstad Holland doet het op dit vlak redelijk en bevindt zich in het gezelschap van steden als Frankfurt, Hamburg, Stockholm, Wenen en Lyon. Absolute uitschieter is Parijs. Hoog scoren ook de Vlaamse Ruit, München, Kopenhagen en Dublin. Lage scores zijn er voor Lissabon, Barcelona, Madrid, Berlijn, Rome en Londen. Vervolgens werpen we een blik op groei in de perioden 1995-2005 en 2005. Over het afgelopen decennium scoort Randstad Holland onopvallend met gemiddeld 1,7 procent groei per jaar. Koplopers zijn Londen, Parijs, München, Stockholm, Dublin en Lyon. Laag scoren Milaan, Madrid, Rome en Barcelona. In 2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
33
in internationaal perspectief |
scoorde Randstad Holland beter met 2,1 procent. Toppers zijn in dat jaar zijn Stockholm, Dublin en Kopenhagen. Krimp vindt plaats in het Ruhrgebied, Milaan, Madrid, Rome, Barcelona en Lissabon. Met deze beperkingen in het achterhoofd kan in deze editie worden vastgesteld dat Randstad Holland het in absolute zin tegenwoordig behoorlijk doet qua arbeidsproductiviteit. Zowel ten opzichte van het gemiddelde voor de Top 20 als voor de EU 15 loopt Randstad Holland uit. Ook Nederland als geheel scoorde gunstig met in 2005 1,8 procent groei, een procentpunt hoger dan het gemiddelde voor de EU 15. In vergelijking met de periode 1995-2001 is de ontwikkeling van de werkgelegenheid ten opzichte van de toegevoegde waarde in het huidige tijdsbestek evenwichtiger geworden. Als we naar de groei van de arbeidsproductiviteit kijken, staat Randstad Holland over de 10jaarsperiode negende, in de middenmoot dus. Blijkbaar scoren vrij veel steden beter hoger qua ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Duidelijk is echter, dat vanaf 2002 de relatieve positie van Randstad Holland in de ranglijst structureel is verbeterd.
Figuur 2.14 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar niveau arbeidsproductiviteit, 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Parijs München Kopenhagen Dublin Vlaamse Ruit Stockholm Lyon Hamburg Frankfurt/Main Randstad Holland Wenen Ruhrgebied Milaan Rome Londen Berlijn Madrid Manchester Barcelona Lissabon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
20
40
60
80
100
120
Niveau arbeidsproductiviteit Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Figuur 2.15:
Dublin Stockholm München Lyon Parijs Londen Wenen Hamburg Randstad Holland Kopenhagen Manchester Vlaamse Ruit Frankfurt/Main Lissabon Berlijn Ruhrgebied Milaan Rome Barcelona Madrid 0
Totaal regio's Randstad Holland
110 105 100 95 1995
1996
2
3
Ontwikkeling arbeidsproductiviteit Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1995-2005 (1995 = 100)
EU
115
1
Gemiddelde jaarlijkse groei
125 120
EU-15
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2003
2004
2005
4
5
34
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.16:
Jaarlijkse positie Randstad Holland op de ranglijst van Europese stedelijke regio’s naar de groei van de arbeidsproductiviteit, 1995-2005 (cijfers 2004 en 2005 zijn voorlopig)
0 2 4
4
4 6
6
6
6 8
9
10
11 12
12
12 14
15 16
16 18 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Gem.
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Figuur 2.17 Niveau arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde/arbeidsvolume) in Europese stedelijke regio’s, 2005
Bron: TNO op basis van OECD/EUROSTAT/CBS
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.18 Groei arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde/arbeidsvolume) in Europese stedelijke regio’s, 1995-2005
Bron: TNO op basis van OECD/EUROSTAT/CBS
35
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
36
in internationaal perspectief |
2.3
Bevolking: omvang en groei
Tabel 2.8a Bevolkingsomvang naar stedelijke regio, 2005 2005 Regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon Totaal stedelijke regio’s Nederland EU 15
Stad jaargemiddelde (x 1.000)
Omgeving
14.354,8 11.713,3 11.674,2 7.948,6 6.659,3 4.096,3 4.865,4 3.990,8 5.865,6 5.036,5 3.786,5 3.140,4 5.097,2 1.866,4 1.901,2 2.206,6 1.837,1 1.628,1 3.118,7 1.715,3
7.800,8 6.572,5 7.509,2 3.813,4 3.183,0 1.355,7 2.952,2 1.953,7
6.554,1 5.140,8 4.164,9 4.135,2 3.476,3 2.740,5 1.913,2 2.037,1
3.348,6
1.687,9
1.729,8
1.410,6
1.228,8
637,6
1.613,1 1.219,7 1.173,9 2.003,7
593,5 617,4 454,2 1.115,0
102.502,4
47.458,1
36.678,3
16.313,9 388.133,3
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Bevolkingsgroei heeft een tweezijdige relatie met economische ontwikkeling. Bevolking is zowel oorzaak als gevolg van economische ontwikkeling. In het algemeen gaat een vlot groeiende economie samen met een sneller toenemende bevolking. Bij een goed ontwikkelende economie nemen het geboortecijfer, de gemiddelde gezondheid en de immigratie toe; de levensverwachting stijgt, de basis om een gezin te beginnen wordt breder, en mensen trekken naar regio’s waar werk is. Het arbeidsaanbod volgt dan de arbeidsvraag. Echter, ook andere factoren hebben invloed op bevolkingsgroei, zoals religie en de maatschappelijke rolverdeling van man en vrouw. Bovendien beïnvloedt de economische ontwikkeling van een regio de bevolkingsomvang via migratiesaldi. Ofschoon Europeanen over het algemeen nogal honkvast zijn, zullen succesvolle regio’s meer mensen van elders aantrekken dan stagnerende regio’s, die eerder inwoners zullen verliezen. De bevolkingsgroei is zelf van voorname invloed op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en de mobiliteit.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
37
in internationaal perspectief |
Tabel 2.8b Bevolkingsomvang, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 en 2005 Groei 1995-2005 Stad Omgeving gemiddelde jaarlijkse groei %
Regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
0,7 0,5 -0,1 0,4 0,6 0,3 -0,2 0,4 1,5 0,1 0,1 0,5 0,9 0,2 1,0 0,6 0,5 1,6 0,7 0,7
0,8 0,4 -0,3 0,3 0,5 0,0 -0,2 0,4
0,6 0,6 0,4 0,6 0,7 0,5 0,0 0,4
-0,4
1,2
0,1
0,9
-0,1
0,9
0,5 0,4 1,2 0,4
1,0 0,7 2,8 1,1
Regio
Omgeving
% 1,0 0,6 -0,3 1,3 0,4 0,2 -0,5 0,5 1,8 -0,1 0,1 0,3 1,3 -0,7 1,8 0,4 0,7 2,7 0,6 0,8
Totaal regio's
0,5
0,6
Nederland
0,5
0,2
0,4
0,5
EU 15
Groei 2005 Stad
1,0 0,6 -0,7 0,2 0,3 -0,5 -0,7 0,2
0,9 0,6 0,5 2,3 0,4 0,5 0,0 0,7
-1,1
2,0
-0,3
1,0
-1,6
1,0
0,0 0,7 2,7 0,3
1,4 0,8 2,7 1,1
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Met betrekking tot de bevolkingsomvang bezet Randstad Holland een stabiele vijfde plaats, na Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. Waar het gaat om bevolkingsaanwas voeren (bezien over de periode 1995-2005) Londen, Madrid, Barcelona, Stockhom en Dublin de lijst aan. Randstad Holland zit rond het stedelijke gemiddelde met 0,6 procent groei gemiddeld per jaar. Lage scores zijn er voor het Ruhrgebied, Manchester, Berlijn en Rome. In de meeste stedelijke regio’s (uitgezonderd Londen en de Vlaamse Ruit) is de bevolkingsontwikkeling in de stad lager dan in de omgeving, hetgeen aangeeft dat suburbanisatie nog immer een trend is. In 2005 zijn Londen, Milaan, Madrid, Barcelona, Stockholm en Dublin de toppers, met allemaal meer dan één procent groei. Met 0,4 procent scoort Randstad Holland net iets onder het gemiddelde voor de stedelijke Top 20 (0,6 procent). Krimp treedt op in (andermaal) het Ruhrgebied, Manchester, Berlijn en München. De lage groei van Randstad Holland past bij het beeld dat de groei na 2001 vertraagd is; Randstad Holland staat al enige jaren 13e op de ranglijst van stedelijke regio’s naar bevolkingsgroei.
38
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.19 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar bevolkingsomvang 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Madrid Barcelona Berlijn Manchester Frankfurt/Main Vlaamse Ruit Rome Hamburg Lissabon Wenen Stockholm München Kopenhagen Lyon Dublin
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 0
2500
5000
Dublin Madrid Stockholm Barcelona Lyon Londen Lissabon Wenen Randstad Holland Kopenhagen Parijs Hamburg Milaan Vlaamse Ruit Frankfurt/Main München Berlijn Rome Ruhrgebied Manchester
7500 10000 12500 15000 17500
EU-15
-0.5
0.0
0.5
1.0
1.5
2.0
Bevolkingsomvang Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Figuur 2.20
Ontwikkeling bevolking Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1995-2005 (1995 = 100)
110 109 EU
108
Totaal regio's
107
Randstad Holland
106 105 104 103 102 101 100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2001
2002
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.21
Ontwikkeling bevolking in Europese stedelijke regio’s, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Bron: TNO op basis van OECD/EUROSTAT/CBS
Figuur 2.22
Jaarlijkse positie van Randstad Holland op de ranglijst van Europese stedelijke regio’s naar groei van de bevolking, 1995-2005
0 2 4 5
4
5 6
6
7 8 9
8 10 11
10 12
13
13
2004
2005
14 16 18 20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Gem.
39
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
40
in internationaal perspectief |
2.4
Bruto regionaal product per inwoner
Tabel 2.9a Bruto regionaal product per hoofd van de bevolking naar stedelijke regio, 2005 (cijfers 2004 en 2005 zijn voorlopig) 2005 Regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
39,5 41,3 27,9 30,4 35,2 37,0 27,0 36,6 28,1 21,5 29,5 36,0 24,8 57,0 45,0 38,1 46,6 46,0 18,2 32,9
Totaal stedelijke regio's
33,7
Nederland
31,0
EU 15
Stad BRP/capita (x € 1.000)
Omgeving
44,5 53,8 30,7 36,0 40,5 59,5 27,8 46,5
33,6 25,3 23,0 25,3 30,4 25,9 25,7 27,2
22,8
19,0
47,2
22,3
55,9
59,1
41,9 54,3 52,1 22,4
27,6 31,5 30,1 10,6
26,3
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
Het bruto regionaal product per inwoner is de meest elementaire maatstaf voor de welvaart. Het BRP per inwoner geeft aan hoeveel toegevoegde waarde er in een regio per inwoner wordt voortgebracht. Als de economische groei hoog is, maar de bevolking groeit sneller, zal het BRP per inwoner dalen. Daarom geeft het BRP per inwoner een evenwichtiger beeld van economische groei en inkomen. In 2005 bedroeg het BRP per inwoner in Randstad Holland € 35.200,=. Dat is boven het gemiddelde voor de stedelijke Top 20 van € 33.700,=. Met € 57.000,= is München evenals vorige jaren de onbetwiste koploper op dit gebied. Ook Stockholm, Kopenhagen en Dublin laten hoge scores zien. Steden als Frankfurt, de Vlaamse Ruit, Hamburg, Wenen en Lyon laten inkomenshoogtes per inwoner zien die identiek zijn aan die in Randstad Holland. Hekkensluiters met een BRP per inwoner van onder de € 30.000,= zijn het Ruhrgebied, Manchester, Madrid, Berlijn, Rome, Barcelona en Lissabon.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
41
in internationaal perspectief |
Tabel 2.9b Bruto regionaal product per hoofd van de bevolking naar stedelijke regio, gemiddelde groei 1995-2005 en 2005 Groei 1995-2005 Stad Omgeving gemiddelde jaarlijkse groei %
Regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
3,3 1,8 0,7 0,6 2,3 1,2 2,6 1,8 2,9 -0,2 1,3 1,1 2,5 2,8 3,4 1,6 2,1 5,8 1,5 2,0
3,0 2,1 0,7 0,9 2,5 1,3 2,8 1,4
3,6 1,1 1,0 0,3 2,1 1,4 2,3 2,5
-0,7
1,8
1,6
0,4
1,9
5,0
1,6 2,1 6,4 1,8
1,7 2,2 4,0 0,6
Regio
Omgeving
% 1,7 1,0 0,7 -2,2 1,5 1,0 1,8 1,0 2,5 -0,2 -0,6 1,0 1,8 3,4 2,3 1,8 3,3 4,2 -3,6 1,0
Totaal regio's
2,0
1,1
Nederland
2,0
1,3
1,8
1,0
EU 15
Groei 2005 Stad
1,6 1,2 0,8 -1,1 1,8 1,5 2,2 0,8
1,9 0,5 0,6 -3,3 1,2 1,0 1,1 1,4
-0,3
0,4
1,7
0,0
3,1
3,9
2,0 3,3 4,3 -3,2
1,3 3,4 4,2 -4,7
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Randstad Holland behaalde over de periode 1995-2005 gemiddeld 2,3 procent groei van het BRP per inwoner per jaar. Daarmee steekt de regio vrij gunstig af bij het gemiddelde voor de stedelijke regio’s dat op 2,0 procent ligt, evenals het Nederlands gemiddelde. Gemiddeld groeien de steden sneller dan de EU 15. Groeitoppers over de periode 19952005 zijn Londen, Manchester, Madrid, München, Stockholm en Dublin. De laatste twee laten zowel qua niveau als groei hoge scores zien. Groei vergelijkbaar aan de randstedelijke was er in Manchester, Barcelona, Kopenhagen en Lyon. Negatieve groei was er voor Berlijn. Ook het Ruhrgebied, Frankfurt, Milaan, Hamburg en Rome scoorden matig. Bekijken we het jaar 2005, dan scoorde Randstad Holland met 1,5 procent gemiddeld per jaar eveneens hoger dan het gemiddelde van de Europese steden, dat op 1,1 ligt. Deze groeiscore is tevens hoger dan die voor Nederland (1,3). Wederom is de groei in de steden Top 20 marginaal hoger dan die in de EU 15. Steden met een relatief hoge groei in dit jaar zijn Madrid, München, Kopenhagen en Dublin. Steden met identieke scores aan Randstad Holland zijn Londen, Manchester, Barcelona en Wenen. Krimp trad op in Milaan, Berlijn, Rome en Lissabon.
42
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.23 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar omvang bruto regionaal product per hoofd van de bevolking, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
München Kopenhagen Dublin Stockholm Parijs Londen Wenen Frankfurt/Main Vlaamse Ruit Hamburg Randstad Holland Lyon Milaan Rome Madrid Ruhrgebied Manchester Barcelona Berlijn Lissabon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
0
10
20
30
40
50
Dublin Stockholm Londen Madrid München Manchester Barcelona Randstad Holland Kopenhagen Lyon Parijs Vlaamse Ruit Wenen Lissabon Rome Frankfurt/Main Hamburg Ruhrgebied Milaan Berlijn
EU-15
-1
60
0
1
2
3
4
5
Omvang BRP per capita Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.24 Ontwikkeling bruto regionaal product per hoofd van de bevolking Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1995-2005 (1995 = 100) (cijfers 2004 en 2005 zijn voorlopig) 130 EU 125
Totaal regio's Randstad Holland
120 115 110 105 100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2001
2002
2003
2004
2005
6
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.25 Ontwikkeling bruto regionaal product per hoofd van de bevolking in Europese stedelijke regio’s, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Bron: TNO op basis van OECD/EUROSTAT/CBS
43
44
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.26 Jaarlijkse positie van Randstad Holland op de ranglijst van Europese stedelijke regio’s naar groei van het BRP/inwoner, 1995-2005 (cijfers 2004 en 2005 zijn voorlopig) 0 2 4 6 6
6
7 8
8
8
8 10
10
10
11 12
12 14 14 16 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Gemiddeld
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Globaal kan gezegd worden dat Randstad Holland beter scoort dan vorig jaar, dat de groei zich concentreert in de Spaanse, Scandinavische en gedeeltelijk de Angelsaksische steden. Met uitzondering van München laten de Duitse en Italiaanse steden de minst gunstige scores zien. In de meeste steden is de groei in de stad hoger dan erbuiten. Randstad Holland vormt hierop een uitzondering, zowel over 1995-2005 als over 2005.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
45
in internationaal perspectief |
2.5
Bevolking en bevolkingsgroei naar leeftijd
Het splitsen van de bevolkingsomvang en –groei geeft inzicht in de mate van vergrijzing of verjonging van een regio. Bovendien ontstaat een beeld van de potentiële beroepsbevolking (alle personen tussen 15 en 64 jaar oud; diegenen dus die op grond van hun leeftijd zouden kunnen werken). De bevolking is hier opgedeeld in drie leeftijdscategorieën: 0-14 jaar, 15-64 jaar en 65 jaar en ouder. Omdat de bevolking naar leeftijd op NUTS 3 niveau niet bekend is, maar wel op NUTS 2 niveau, zijn de aandelen van de verschillende leeftijdsgroepen in de totale bevolking berekend op NUTS 2 niveau en geprojecteerd op de bevolkingstotalen van de stedelijke regio op NUTS 3 niveau. De groeicijfers van de bevolkingstotalen naar leeftijdsgroep op NUTS2-niveau wijken daardoor af van de groei van het totaal op NUTS 3 niveau (tabel 2.8b).
Tabel 2.10a : Bevolking naar leeftijdscategorie naar stedelijke regio, 2005 Totaal
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
Stedelijke regio's Nederland EU 15
14.355 11.713 11.674 7.949 6.659 4.096 4.865 3.991 5.866 5.037 3.787 3.140 5.097 1.866 1.901 2.207 1.837 1.628 3.119 1.715
102,5
0-14 x 1000 2.434 2.307 1.743 1.078 1.218 623 908 693 870 613 527 412 729 283 350 324 346 333 482 329 x miljoen 16,6
15-64
65+
10.216 7.950 7.744 5.350 4.539 2.724 3.177 2.625 4.142 3.588 2.543 2.166 3.506 1.264 1.284 1.541 1.216 1.120 2.129 1.124
1.706 1.456 2.187 1.521 902 749 780 672 853 835 716 563 862 319 267 342 276 175 508 262
69,9
16,0
16,3
3,0
11,0
2,3
388,1
63
258
67
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
46
in internationaal perspectief |
Tabel 2.10b: Bevolking naar leeftijdscategorie als procentueel aandeel in de totale bevolking naar stedelijke regio, 2005 0-14
15-64
65+
aandeel in totaal (%) Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
17,0 19,7 14,9 13,6 18,3 15,2 18,7 17,4 14,8 12,2 13,9 13,1 14,3 15,2 18,4 14,7 18,8 20,5 15,4 19,2
71,2 67,9 66,3 67,3 68,2 66,5 65,3 65,8 70,6 71,2 67,2 69,0 68,8 67,7 67,6 69,8 66,2 68,8 68,3 65,5
11,9 12,4 18,7 19,1 13,6 18,3 16,0 16,9 14,5 16,6 18,9 17,9 16,9 17,1 14,1 15,5 15,0 10,8 16,3 15,3
Stedelijke regio's
16,5
67,9
15,7
Nederland
18,5
67,5
14,0
16,3
66,9
17,3
EU 15
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
In de EU 15 was in 2005 16,5 procent van de bevolking jeugdiger dan 15 jaar. Nederland en Randstad Holland scoren gunstiger op dit vlak: 18,5 respectievelijk 18,3 procent van de bevolking is jonger dan 15 jaar. Een groot aandeel inwoners jonger dan 15 jaar bevindt zich in Parijs, Manchester, Stockholm, Kopenhagen, Dublin en Lyon. Lage scores zijn er voor Milaan, Rome, Hamburg en Barcelona. 68,2 procent van de randstedelijke bevolking was in 2005 in de leeftijd van 15 tot 64 jaar. Ook dit is iets hoger dan het gemiddelde voor de stedelijke Top 20. Hoge scores qua potentiële beroepsbevolking hebben Londen, Madrid, Berlijn, Hamburg en Wenen. Manchester, de Vlaamse Ruit en Lyon scoren laag. In Randstad Holland is 13,6 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. Dit is lager dan het gemiddelde voor de stedelijke Top 20 (15,7). Weinig 65plussers vinden we tevens in Londen, Parijs, Madrid, Stockholm en Dublin. Het Ruhrgebied, Milaan, Frankfurt, Rome en Hamburg hebben een groot aandeel 65-plussers.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
47
in internationaal perspectief |
Tabel 2.11a: Groei van de bevolking per leeftijdscategorie naar stedelijke regio, 1995-2005 Totaal
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
0,9 0,5 0,1 0,5 0,6 0,1 -0,2 0,4 1,5 -0,4 0,2 0,1 1,1 0,6 1,0 0,5 0,4 1,4 0,6 0,8
0-14
15-64
65+
gemiddelde jaarlijkse groei (%) 0,0 1,3 0,2 0,4 -0,3 -0,2 1,0 0,0 0,7 0,6 -0,7 -0,1 -1,0 0,0 0,2 0,3 0,5 1,5 -2,6 -0,3 -0,1 -0,3 0,0 0,0 0,3 1,0 0,5 0,3 0,9 1,2 0,4 0,7 1,2 0,2 -0,4 2,0 0,2 0,3 0,2 0,7
-0,4 1,3 1,9 2,5 0,6 1,8 0,3 1,3 2,6 1,6 2,2 0,6 1,9 2,0 0,2 -0,7 0,2 1,5 2,5 1,7
Stedelijke regio's
0,6
0,2
0,5
1,4
Nederland
0,5
0,5
0,4
1,2
EU 15
0,4
-0,4
0,3
1,6
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS De vergrijzing schrijdt in de stedelijke regio’s wat minder snel voort dan in de EU 15 als geheel. Steden trekken jongeren aan; er is werk en er zijn universiteiten. De bevolking van 65 jaar en ouder nam in de stedelijke regio’s met 1,4 procent per jaar toe over de periode 1995-2005. Voor de EU 15 was dit 1,6 procent gemiddeld per jaar. Randstad Holland scoort in dit opzicht vrij gunstig met een groei van 0,6 procent gemiddeld per jaar. Steden waar de vergrijzing sterk doorzet zijn Milaan, Frankfurt, Madrid, Ruhrgebied, Rome, München en Lissabon. Een trage groei van de groep 65-plussers vindt plaats in (buiten Randstad Holland), Manchester, Hamburg, Stockholm, en Kopenhagen. In Londen en Wenen name deze groep in omvang af. De potentiële beroepsbevolking (leeftijdsgroep 15-64 jaar) groeide in de steden Top 20 gemiddeld met 0,5 procent gemiddeld per jaar. Met 0,6 procent gemiddeld per jaar scoort Randstad Holland vanuit een participatieperspectief gemiddeld. Steden met een sterke groei van de potentiële beroepsbevolking zijn Londen, Madrid, Barcelona, Stockholm en Dublin. Vergelijkbaar met Randstad Holland scoren Parijs, de Vlaamse Ruit, München, Kopenhagen, Lissabon en Lyon. Steden met een krimpende potentiële beroepsbevolking zijn het Ruhrgebied, Frankfurt, Berlijn en Rome. De categorie inwoners onder 15 jaar groeide in de steden met gemiddeld 0,2 procent per jaar.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
48
in internationaal perspectief |
Tabel 2.11b: Groei van de bevolking per leeftijdscategorie naar stedelijke regio, 2005 Totaal
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
1,0 0,6 -0,1 0,6 0,4 0,1 -0,5 0,5 1,8 -1,1 0,2 -0,3 1,1 0,2 1,8 0,0 0,3 1,9 0,5 0,8
0-14
15-64
65+
gemiddelde jaarlijkse groei (%) -3,5 2,2 0,4 0,5 -1,7 -0,6 1,3 0,0 -0,3 0,3 -2,2 -0,3 -1,6 -0,5 0,3 0,5 2,7 1,5 -3,3 -1,6 0,3 -0,2 -1,1 -0,5 1,9 1,2 -0,6 -0,5 1,5 1,9 -0,4 -0,3 0,1 0,2 1,3 2,1 1,2 0,0 0,4 0,8
0,3 1,2 2,8 2,2 1,3 3,3 1,0 0,8 2,0 2,6 1,5 1,6 0,2 3,9 2,0 1,7 1,0 2,2 2,1 1,2
Stedelijke regio's
0,5
-0,1
0,4
1,6
Nederland
0,2
-0,5
0,1
1,7
EU 15
0,5
-0,4
0,4
1,9
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Nederland scoort beter dan de EU 15 (0,5 groei tegen 0,4 procent krimp in de EU). Randstad Holland scoort met 0,7 procent bovengemiddeld. De bevolking van Randstad Holland is verhoudingsgewijs jong. Steden met een hoge groei van het aantal 0- tot 14jarigen zijn Milaan, Stockholm en Kopenhagen. Steden waar het aantal 0- tot 14-jarigen krimpt zijn het Ruhrgebied, Frankfurt, Manchester, Berlijn, Rome en Dublin. Bekijken we dezelfde ontwikkeling voor 2005, dan versterkt het vergrijzingsbeeld zich. Gemiddeld groeien de stedelijke regio’s 0,5 procent per jaar. Randstad Holland blijft hier marginaal bij achter met 0,4 procent per jaar. Nederland scoort onder het gemiddelde van de EU 15 (0,2 respectievelijk 0,5 procent). De groep 65-plussers laat een sterke groei zien; 1,6 procent groei in de steden Top 20. Randstad Holland blijft hier onder met 1,3 procent. Steden waar in 2005 de groep 65-plussers sterk groeide zijn het Ruhrgebied, Milaan, Frankfurt, Berlijn en München. Een lage groei van het aantal 65-plussers zien we in Londen, de Vlaamse Ruit en Barcelona. Vergelijkbaar met Randstad Holland scoren Parijs, Manchester, Rome, Kopenhagen en Lyon. De potentiële beroepsbevolking groeit
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
49
in internationaal perspectief |
in de stedelijke regio’s gemiddeld met 0,4 procent jaarlijks. Randstad Holland scoort marginaal onder dit gemiddelde met 0,3 procent. De sterkste groei van de potentiële beroepsbevolking vinden we in Londen, Madrid, Barcelona, Stockholm en Dublin. Krimp treedt op in het Ruhrgebied, Frankfurt, Manchester, Berlijn, Rome, Hamburg, München en Wenen. De groep 0- tot 14-jarigen kromp in Randstad Holland met 0,3 procent. Dit was iets onder het gemiddelde van de stedelijke regio’s van 0,1 procent krimp. Nederland scoort hier nog onder met 0,5 procent krimp. De EU 15 als geheel kromp 0,4 procent. Steden waar de bevolking tussen 0 en 14 jaar groeide waren Parijs, Milaan, Vlaamse Ruit, Madrid, Rome, Barcelona, Stockholm, Kopenhagen, Dublin, Lissabon en Lyon. De sterkste krimp zat in Londen, het Ruhrgebied, Frankfurt, Manchester en Berlijn.
Figuur 2.27 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aandeel bevolking 0-14 jaar, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei van de bevolking 0-14 jaar, 19952005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Dublin Parijs Lyon Kopenhagen Manchester Stockholm Randstad Holland Vlaamse Ruit Londen Lissabon Frankfurt/Main München Ruhrgebied Madrid Wenen Barcelona Rome Milaan Hamburg Berlijn
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
0
5
10
15
20
Kopenhagen Milaan Stockholm Randstad Holland Madrid München Wenen Barcelona Lyon Parijs Lissabon Vlaamse Ruit Londen Hamburg Rome Ruhrgebied Dublin Frankfurt/Main Manchester Berlijn
25
EU-15
-3
-2
-1
0
1
2
Aandeel bevolking 0-14 Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.28 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aandeel bevolking 15-64 jaar, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei van de bevolking 15-64 jaar, 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Berlijn Londen Madrid Wenen Hamburg Barcelona Dublin Lissabon Randstad Holland Parijs München Stockholm Milaan Rome Frankfurt/Main Ruhrgebied Kopenhagen Vlaamse Ruit Lyon Manchester
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
60.0
62.5
65.0
67.5
70.0
72.5
75.0
Aandeel bevolking 15-64 Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Dublin Madrid Londen Stockholm Barcelona Lyon Wenen Randstad Holland Parijs Lissabon Vlaamse Ruit München Kopenhagen Hamburg Manchester Milaan Frankfurt/Main Ruhrgebied Rome Berlijn
EU-15
-0.5
0.0
0.5
Gemiddelde jaarlijkse groei
1.0
1.5
2.0
2.5
50
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.29 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aandeel bevolking 65 jaar en ouder, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei van de bevolking 65 jaar en ouder, 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Milaan Rome Ruhrgebied Frankfurt/Main Hamburg München Barcelona Vlaamse Ruit Berlijn Lissabon Manchester Wenen Lyon Kopenhagen Madrid Stockholm Randstad Holland Parijs Londen Dublin
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
5.0
7.5
10.0
12.5
15.0
17.5
20.0
Madrid Milaan Lissabon Rome München Ruhrgebied Barcelona Frankfurt/Main Lyon Berlijn Dublin Parijs Vlaamse Ruit Hamburg Randstad Holland Manchester Stockholm Kopenhagen Londen Wenen
EU-15
-1.0
-0.5
0.0
0.5
1.0
1.5
Aandeel bevolking 65+ Gemiddelde jaarlijkse groei Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
2.0
2.5
3.0
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
51
in internationaal perspectief |
2.6
Beroepsbevolking: bruto arbeidsparticipatie, werkloosheid en opleiding
Tabel 2.12 Bruto arbeidsparticipatie (het aandeel werkzame en werkzoekende personen als aandeel in de bevolking van 15 tot en met 64 jaar) naar stedelijke regio, 1999 tot en met 2005 1999
2000
2002 2001 2003 Bruto participatie %
2004
2005
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
72,4 70,4 66,9 64,4 74,0 68,0 69,8 66,0 65,4 68,5 60,3 72,7 68,8 75,8 72,7 75,2 80,3 68,3 72,3 64,5
73,6 70,3 67,0 64,9 76,0 68,8 71,4 66,2 67,5 70,0 61,2 72,5 70,4 75,2 79,6 75,0 79,8 70,3 73,2 64,6
72,3 70,8 67,3 66,1 77,0 69,5 71,4 65,2 67,4 70,7 62,3 72,6 71,1 75,3 82,0 74,9 80,4 70,5 74,1 65,5
71,3 70,4 67,5 66,1 76,4 69,6 71,3 64,7 65,5 70,6 62,4 72,5 70,0 74,7 81,2 73,9 80,3 69,0 73,7 64,8
71,1 69,5 67,7 66,9 76,9 70,1 71,2 65,4 67,1 70,6 63,2 71,9 70,4 74,5 80,7 69,0 79,8 69,3 73,8 64,4
69,7 66,1 67,9 66,8 76,9 71,8 72,1 65,7 68,1 71,3 63,8 72,2 72,4 74,8 79,9 68,6 80,0 69,4 74,4 61,9
69,0 67,4 70,1 67,2 77,1 74,0 72,7 67,0 70,6 75,0 64,1 74,6 74,1 77,6 83,5 69,9 79,4 71,3 75,0 63,1
Stedelijke regio's
69,3
70,1
70,6
70,1
70,1
69,8
71,0
Nederland
73,4
75,0
75,9
75,5
76,5
76,6
76,7
EU 15
68,1
68,6
68,8
68,5
68,9
69,3
70,1
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat De bruto arbeidsparticipatie meet het percentage mensen in de potentiële beroepsbevolking (dus in de leeftijd van 15 tot 64 jaar) dat werkt of werk zoekt. Werkenden en werkzoekenden vormen de beroepsbevolking. Diegenen die niet willen, kunnen of mogen werken behoren tot de overige beroepsbevolking. De bruto participatie is een belangwekkende economische indicator; ze geeft aan in hoeverre mensen actief zijn op de arbeidsmarkt. Opgemerkt moet wel worden dat hierbij niet wordt gekeken naar het aantal uren dat iemand werkt. De bruto participatie wordt sterk bepaald door sociale en culturele omstandigheden. De bruto participatie vertoont een iets stijgende lijn in de stedelijke regio’s, van 69,3 procent in 1999 tot 71 procent in 2005. Randstad Holland scoort veel gunstiger, met een ontwikkeling van 74 procent in 1999 en 77,1 procent in 2005. Ook Nederland als geheel scoort beter dan de stedelijke regio’s en de EU 15. Deze gunstige scores zijn terug te voeren op het grote aandeel deeltijdbanen in Nederland; correctie voor het gemiddeld aantal per jaar gewerkte uren levert een minder gunstig beeld op. Steden met een hoge bruto participatie zijn verder Frankfurt, Berlijn (opvallend genoeg beide met een snelle ontwikkeling sedert 1999), Stockholm, Kopenhagen
52
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
en Lissabon. Lage participatiescores zijn te vinden in Parijs, Milaan, de Vlaamse Ruit, Rome, Wenen en hekkensluiter Lyon.
Figuur 2.30 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar bruto participatiegraad 2005 en ontwikkeling 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Stockholm Kopenhagen München Randstad Holland Lissabon Berlijn Hamburg Barcelona Frankfurt/Main Manchester Dublin Madrid Ruhrgebied Wenen Londen Parijs Milaan Vlaamse Ruit Rome Lyon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
40
50
60
70
80
Stockholm Berlijn Frankfurt/Main Barcelona Madrid Rome Ruhrgebied Randstad Holland Dublin Milaan Manchester Lissabon Hamburg München Vlaamse Ruit Kopenhagen Lyon Parijs Londen Wenen
EU-15
-10
90
-5
0
5
10
15
Bruto participatiegraad 2005 Ontwikkeling 1995-2005 Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Figuur 2.31
Ontwikkeling bruto arbeidsparticipatie Randstad, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1999-2005 (1999 = 100)
110 109
EU 15
108
Totaal sted.regio's
107
Randstad Holland
106 105 104 103 102 101 100 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat Evenals de bruto participatiegraad is de werkloosheid een belangrijke economische indicator. De beroepsbevolking bestaat uit alle mensen tussen 15 en 64 jaar die werken of werk zoeken. De werkzoekenden als percentage van de beroepsbevolking geeft het werkloosheidspercentage. De werkloosheid is in de internationale vergelijking afkomstig uit de Community Labourforce Survey van Eurostat. Randstad Holland scoort uitgesproken gunstig qua werkloosheid. In 1999 bedroeg deze 3,4 procent en in 2005, na een hardnekkige recessie, was de werkloosheid niet meer dan 3,9 procent. Zelfs dit laatste percentage ligt nog onder het frictieniveau van 4 procent dat door economen wordt gezien als ondergrens aan het werkloosheidspercentage. Passend werk zoeken kost tijd, zeker voor schoolverlaters, zodat een werkloosheid van lager dan 4 procent als indicatie van oververhitting of te lage arbeidsmobiliteit wordt gezien. Het risico van snelle loonstijgingen is dan aanwezig. Ook Milaan, Manchester Kopenhagen en Dublin hadden in 2005 een laag werkloosheidspercentage. Madrid heeft tussen 1999 en 2005 een indrukwekkende daling van de werkloosheid te zien gegeven: van 12,6 procent 1999 tot 5,2 in 2005.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
53
in internationaal perspectief |
Tabel 2.13: Werkloosheid (het aantal werkzoekende personen als percentage van de beroepsbevolking), 1999-2005 1999
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
2000
2001
2002
2003
Als % van de beroepsbevolking 6,8 7,1 7,3 7,4 7,4 8,1 6,1 7,2 8,5 3,7 3,9 3,6 2,1 2,8 3,8 5,3 5,9 7,6 5,8 5,8 5,3 6,3 7,5 8,6 6,9 6,9 6,8 15,0 15,9 17,5 10,2 8,7 8,8 7,1 8,2 9,4 8,2 9,5 9,2 2,9 3,8 5,0 3,3 4,0 5,1 5,9 7,2 7,8 4,6 4,6 5,4 3,6 4,2 4,6 5,1 6,8 8,2 7,2 7,2 6,9
7,9 10,5 6,9 4,8 3,4 7,2 7,1 7,9 12,6 14,8 11,7 8,1 10,4 3,8 3,9 5,7 5,6 5,4 6,1 9,9
7,6 8,7 6,2 4,4 3,0 6,2 6,3 6,8 11,1 14,1 11,0 7,4 8,6 3,1 3,2 5,8 4,6 3,9 5,4 8,1
Stedelijke regio's
7,6
6,8
6,1
6,6
Nederland
3,6
2,9
2,3
EU 15
9,3
8,3
7,4
2004
2005
7,0 9,2 8,6 3,6 3,8 7,6 5,0 8,5 7,4 17,9 8,7 9,7 10,0 5,0 5,1 7,7 5,4 4,5 8,1 7,5
7,1 9,0 9,4 3,5 3,9 7,7 4,9 9,6 5,2 19,7 8,2 10,4 8,9 5,6 6,7 8,5 5,0 4,4 12,5 7,4
7,1
7,3
7,4
2,8
3,7
3,7
3,8
7,7
8,0
8,2
8,1
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
Steden met een hoog werkloosheidspercentage zijn Parijs, alle Duitse steden met uitzondering van München, de Vlaamse Ruit, Rome, Barcelona, Wenen en Lissabon. Met name Berlijn laat een buitengewoon zorgelijke ontwikkeling van de werkloosheid zien; bijna één op iedere vijf Berlijners is werkzoekende. Ook in Lissabon stijgt de werkloosheid erg snel.
54
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.32 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar werkloosheid (als percentage van de beroepsbevolking), 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1999-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Berlijn Lissabon Hamburg Vlaamse Ruit Ruhrgebied Parijs Barcelona Wenen Rome Frankfurt/Main Lyon Londen Stockholm München Madrid Kopenhagen Manchester Dublin Randstad Holland Milaan
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
0
5
10
15
20
Lissabon Berlijn Stockholm Wenen Ruhrgebied Hamburg München Vlaamse Ruit Frankfurt/Main Randstad Holland Kopenhagen Londen Dublin Milaan Parijs Barcelona Manchester Lyon Rome Madrid
EU-15
-10
25
-5
0
5
Werkloosheid 2005 Ontwikkeling werkloosheid 1999-2005 Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS
Figuur 2.33a Ontwikkeling werkloosheid Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1999-2005 (1999 = 100) 120 EU 15 110 100
Totaal sted.regio's Randstad Holland
90 80 70 60 50 1999
2000
2001
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
2002
2003
2004
2005
10
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
55
in internationaal perspectief |
Figuur 2.33b Ontwikkeling werkloosheid Randstad Holland, totaal stedelijke regio’s en totaal EU 15-landen, 1999-2005, werkloosheid als percentage van de beroepsbevolking 10 9 8 7 6 5 4 3
EU 15
2
Totaal sted.regio's
1 0 1999
Randstad Holland 2000
2001
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat
2002
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
56
in internationaal perspectief |
Tabel 2.14: Werkzame personen naar opleidingscategorie als procentueel aandeel in het totaal aantal werkzame personen (2005) laag
midden aandeel (%)
Hoog
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
8,3 26,0 15,7 40,5 24,8 16,4 12,2 22,0 36,5 13,6 33,4 15,0 45,5 14,1 12,3 16,7 16,5 26,2 57,0 25,5
51,6 34,5 59,7 45,3 41,3 59,4 60,1 35,8 23,5 49,7 48,4 55,1 21,2 55,5 54,0 56,7 50,7 39,7 20,6 46,7
40,1 39,5 24,5 14,2 33,8 24,2 27,7 42,3 39,9 36,8 18,2 29,9 33,2 30,4 33,7 26,6 32,8 34,1 22,3 27,8
Stedelijke regio's
26,0
43,7
30,3
Nederland
26,5
43,6
30,0
EU 15
27,4
46,9
25,8
Bron: TNO op basis van OECD/Eurostat/CBS Economische groei en de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit verschillen tussen regio’s. Eén van de verklaringen daarvoor kan worden gevonden in het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Een hooggeschoolde beroepsbevolking kan een hoger productiviteitsniveau bereiken dan een laaggeschoolde beroepsbevolking. Stedelingen zijn in Europa over het algemeen hoger opgeleid dan daarbuiten. Randstad Holland presteert onder de stedelijke regio’s iets bovengemiddeld; 24,8 procent van de werkzame personen is laagopgeleid, tegen 26 procent voor de Top 20 totaal. 41,3 procent van de werkzame personen is middelbaar opgeleid, tegen 43,7 procent in de stedelijke regio’s als geheel. Het percentage hoogopgeleiden van 33,8 ligt boven het percentage van 30,3 voor alle stedelijke regio’s. Randstad schurkt hiermee tegen de Top 5 aan qua opleiding. Londen, Parijs, de Vlaamse Ruit, Madrid, Berlijn en Dublin hebben hogere percentages hoogopgeleiden. Londen, de Vlaamse Ruit en Berlijn hebben bovendien minder laagopgeleiden dan Randstad Holland. Veel laagopgeleiden hebben Milaan, Madrid, Rome, Barcelona en Lissabon. Hoge percentages middelbaar opgeleiden zijn te vinden in Londen, het Ruhrgebied, Frankfurt, Manchester, Hamburg, München, Stockholm, Wenen en Kopenhagen. Lage percentages hoogopgeleiden ten slotte zijn aanwezig in het Ruhrgebied, Milaan, Frankfurt, Rome, Lissabon en Lyon.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
57
in internationaal perspectief |
2.7
Investeringen en vestigingsklimaat
Tabel 2.15 Aantal buitenlandse investeringsprojecten naar stedelijke regio, 2000 tot en met 2002 2000
2001
2002
aantal projecten Londen
182
94
125
Parijs
88
61
64
Barcelona (Catalonië)
91
86
61
Lyon (Rhone-Alpes)
-
19
41
Stockholm
25
56
36
Madrid
21
29
29
Boedapest
25
23
27
Amsterdam (Noord-Holland) Beieren
57 36
24 30
26 23
Antwerpen
26
20
22
Darmstadt (Hessen)
27
32
22
Wenen
32
24
19
Berlijn
-
15
19
Dublin
47
20
-
Kopenhagen
23
20
-
680
553
514
Totaal
Bron: Ernst & Young, European Investment Monitor 2003 De cijfers op basis van de European Investment Monitor zijn niet bijgewerkt; dit geldt wel voor de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat op basis Cushman & Wakefield. De aantrekkelijkheid en economische dynamiek van een regio blijkt onder andere uit de investeringen die in een regio worden gedaan. Hoe meer vertrouwen er in een regio is, hoe meer investeringen er in zo’n regio zullen plaatsvinden. Nu zijn cijfers over investeringen in Europese regio’s schaars; cijfers over de herkomst van die investeringen naar binnenlandse en buitenlandse investeringen zijn er niet. Derhalve wordt gebruik gemaakt van cijfermateriaal van Ernst & Young, die een European Investment Monitor (EIM) heeft opgesteld. In deze EIM worden alleen buitenlandse investeringsprojecten door de private sector geregistreerd. De uitkomsten worden verdeeld naar herkomst (bedrijf en land) en de ontvangende regio. In 2002 werden in totaal in Europa 1895 investeringsprojecten door 1451 bedrijven geïdentificeerd. De belangrijkste conclusies in de European Investment Monitor zijn dat het Verenigd Koninkrijk binnen Europa de meeste investeringen naar zich toe getrokken heeft in 2002. Frankrijk en Duitsland staan op de tweede en derde plaats. In 2002 lag het aantal investeringsprojecten in Duitsland ruwweg op de helft van het aantal in het Verenigd Koninkrijk. Het jaarlijkse aantal buitenlandse investeringsprojecten volgens de European Investment Monitor loopt in de jaren 2000, 2001 en 2002 terug van 680 naar 514. Deze afname weerspiegelde het afnemende vertrouwen in de toekomst in deze jaren na de conjuncturele top van 1999 en 2000. Het zijn vooral de regio’s Londen, Dublin en Amsterdam/Noord-
58
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Holland die een sterke terugval laten zien van het aantal investeringsprojecten na de economische hoogconjunctuur in deze steden. In Londen gaat dit terug van 182 naar 94, doch stijgt daarna weer. Dublin gaat terug van 47 naar 20, en Amsterdam van 57 naar 24. In andere stedelijke regio’s is dit stabieler; Lyon (Rhône-Alpes) laat zelfs een stijging zien; hetzelfde geldt voor Stockholm. Figuur 2.34 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Aantal buitenlandse investeringsprojecten naar stedelijke regio, 2002
Londen Londen Parijs Parijs Barcelona Barcelona Lyon Lyon Stockholm Stockholm Madrid Madrid Boedapest Boedapest Amsterdam Amsterdam Bavaria Bavaria Antwerpen Antwerpen Darmstadt Darmstadt Wenen Wenen Berlijn Berlijn 0
20
40
60
80
Bron: Ernst & Young, European Investment Monitor 2003
100
120
140
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
59
in internationaal perspectief |
Tabel 2.16: Rangorde Europese steden naar aantrekkelijkheid vestigingsplaats, 1990, 2000-2006
Londen Parijs Frankfurt/Main Barcelona Brussel Amsterdam Madrid Berlijn München Dublin Milaan Düsseldorf Lissabon Hamburg Stockholm Manchester Wenen Lyon Rome Kopenhagen
1990
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
1 2 3 11 4 5 17 15 12 9 6 16 14 19 13 20 18 -
1 2 3 6 5 4 7 11 10 12 8 14 15 20 17 13 26 18 25 22
1 2 3 6 4 5 8 9 10 13 11 17 16 18 15 14 23 20 25 24
1 2 3 6 4 5 7 9 11 12 8 13 17 18 14 19 23 20 22 24
1 2 3 6 4 5 7 8 10 12 9 16 15 20 18 13 24 19 26 25
1 2 3 6 4 5 7 9 8 12 11 18 16 19 15 14 22 21 25 26
1 2 3 5 4 6 7 8 9 12 11 16 14 19 17 15 23 24 26 25
1 2 3 4 5 6 7 8 9 11 12 14 15 16 17 21 23 24 26 27
Bron: Cushman & Wakefield 2006
De aantrekkelijkheid van een regio wordt niet alleen gemeten door buitenlandse investeringen in ogenschouw te nemen, maar ook door het oordeel van managers in het internationale bedrijfsleven over het vestigingsklimaat in een stedelijke regio te beschouwen. Cushman & Wakefield laat jaarlijks door Taylor Nelson Sofres uit een steekproef van de 15.000 grootste Europese bedrijven een enquête houden. In een telefonisch interview worden 30 vragen aan senior managers en board directors gesteld over het vestigingsklimaat van Europese steden. De uitkomsten van deze 30 vragen worden geaggregeerd tot een eindoordeel over de Europese steden. In deze Top 20 van Europese stedelijke regio’s wordt alleen dit eindoordeel over de beste vestigingslocatie opgenomen. Hier wordt alleen de score van de 20 steden in de Top 20 van Europese stedelijke regio’s beschouwd. Europese steden met een gunstig vestigingsklimaat die niet tot deze twintig behoren, zoals Genève, blijven buiten beschouwing. Wat de eerste drie posities betreft is de laatste vijf jaar geen verandering opgetreden: Londen is de meest aantrekkelijke vestigingsplaats, gevolgd door respectievelijk Parijs, Frankfurt en Brussel. Amsterdam blijft staan op de zesde plaats. Barcelona heeft anno 2006 Brussel van de vierde plaats gestoten. Dublin stijgt een plaats naar nummer elf. Hamburg stijgt een aantal plaatsen, terwijl Manchester sterk daalt. Ook Kopenhagen lijkt bij ondernemers enigszins uit de gratie.
60
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.35
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Stijgende en dalende stedelijke regio’s op de ranglijst van aantrekkelijke vestigingsplaatsen, 1990 tot en met 2006.
Madrid Barcelona Berlijn München Stockholm Lissabon Londen Parijs Frankfurt/Main Brussel Amsterdam Hamburg Milaan Wenen Düsseldorf Manchester -10
-5
0
5
10
15
Madrid steeg tussen 1990 en 2006 tien plaatsen. Ook Barcelona en Berlijn stegen fors. De sterke stijging van Berlijn is gezien de economische prestatie van deze stedelijke regio opmerkelijk. Blijkbaar hebben ondernemers vertrouwen in de Duitse hoofdstad. Constante steden zijn Londen, Parijs, Frankfurt, Brussel, Amsterdam (hoewel een plaats gezakt) en Lissabon. Sterke dalers waren Milaan, Wenen, Düsseldorf en Manchester.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
2.8
Kenniseconomie
Research & Development en innovatie zijn belangrijke elementen van stedelijke en regionale concurrentiekracht. Uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) vinden plaats aan de inputzijde van het economisch vernieuwingsproces en worden doorgaans uitgedrukt als percentage van het totale bruto regionaal product. Een andere veel gebruikte indicator aan de outputzijde zijn patenten. Daarnaast zijn sectorale data voorhanden die de werkgelegenheid in kennisintensieve en technologische sectoren in beeld brengen. De werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische sectoren vertoont een positief verband met uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling en het aandeel bedrijven dat technologisch nieuwe of vernieuwde producten of processen heeft doorgevoerd. De werkgelegenheid in hoogtechnologische diensten is sterk verbonden met het aandeel hoogopgeleide werknemers in het totale werknemersbestand en het aandeel bedrijven dat technologisch nieuwe of vernieuwde producten of processen heeft doorgevoerd. Er is veel onderzoek verricht naar de voor- en nadelen van de indicatoren (zie bijvoorbeeld Brouwer, 1996). Research & Development als percentage van het BRP ligt in de gehele Europese Unie stabiel op 1,9% over de periode 1995-2004. Tussen regio’s in de Europese Unie vinden echter forse verschuivingen plaats. In Nederland zijn de bestedingen aan R&D gedaald van 2,0 naar 1,8% van het BRP. Dat lijkt gering, maar in 2004 ging dat om een bedrag in de orde van grootte van 1 miljard (=0,2% van het nationale BRP). In Randstad Holland is de achteruitgang forser; daar liepen de bestedingen aan R&D als percentage van het BRP terug van 2,1 naar 1,7% van het BRP. Dat is een achteruitgang van circa 20% (0,4% is ongeveer één-vijfde van 2,1%) over een periode van 10 jaar. Randstad Holland is daarmee niet de enige in de lijst van stedelijke regio’s; het is geen specifiek Hollands probleem, maar onderdeel van een bredere verschuiving binnen Europa. In Londen, Frankfurt am Main, Hamburg en München is eenzelfde achteruitgang zichtbaar. Er zijn dus ook regio’s waar de bestedingen aan R&D zijn gestegen: Berlijn, Rome, Barcelona, Wenen, Kopenhagen en Lyon. Deze verschuiving lijkt op een centrum-periferie verandering: R&D, geconcentreerd in het traditionele kerngebied van Noordwest-Europa vindt nu ook plaats in de landen en regio’s die later onderdeel van Europa werden, zoals Oostenrijk en het voormalige Oost Duitsland. Ook lijkt de herstructurering van de industrie een rol te spelen. Van de Europese Top 20 steden zijn Parijs, Berlijn, München, Stockholm en Wenen de stedelijke regio’s met de hoogste relatieve uitgaven aan R&D. De uitgaven in Randstad Holland liggen net onder het gemiddelde voor de stedelijke regio’s. De regio’s met de laagste quote zijn Lissabon, Milaan en Dublin. De conclusie is dat de positie van Research & Development in Randstad Holland onder druk staat van een internationale herallocatie van R&D bestedingen door de grote multinationals. Ook zit er een specialisatie tendens achter; Randstad Holland koerst af op een specialisatie in commerciële en financiële diensten, een groeipad dat Londen ook heeft.
61
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
62
in internationaal perspectief |
Tabel 2.17: Bestedingen aan R&D totaal (publiek en privaat) naar regio als percentage van BRP, 1995, 1999 en 2004. 1995
1999
2004
Percentage van BRP Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
2,3 3,4 2,2 1,1 2,1 2,0 1,8 1,8 1,6 3,1 1,7 2,0 0,9 5,1 4,0 2,8 1,8 1,3 0,7 2,1
1,9 3,5 2,3 1,2 1,9 1,7 1,9 1,9 1,6 3,5 2,0 1,8 1,0 4,7 3,9 3,2 2,2 1,3 0,8 2,3
1,9 3,3 2,2 1,2 1,7 1,6 1,8 1,9 1,6 4,2 2,0 1,5 1,3 4,3 3,9 3,5 2,6 1,2 1,1 2,7
Stedelijke regio's
2,3
2,3
2,3
Nederland
2,0
1,9
1,8
1,9
1,9
1,9
EU 15
Bron: TNO/Eurostat
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
63
in internationaal perspectief |
Tabel 2.18a: Werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische industriële sectoren, aandeel in de totale werkgelegenheid in industriële sectoren (2005) en gemiddelde jaarlijkse groei (1995-2005 en 2002-2005) in procenten, naar stedelijke regio 2005
1995-2005
2002-2005
%
Gem. jaarlijkse groei (%)
-0,1
Gemiddelde jaarlijkse groei -4,9 -2,7 -2,5 2,6 -3,9 -7,2 -6,2 -0,2 -6,3 -0,4 9,4 0,6 -2,7 -6,1 -7,4 -8,9 -7,1 -1,8
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Lissabon Lyon
43,9 53,4 45,6 37,9 22,1 56,9 41,3 48,2 34,0 46,3 46,4 51,5 35,2 55,4 48,3 38,2 33,1 43,0
Totaal stedelijke regio’s
42,5
1,0
-2,6
Nederland
25,2
-2,4
-7,0
Totaal EU 15
38,4
1,8
-2,2
Bron: TNO, op basis van Eurostat
-1,7 -0,7 1,4 -3,8 -1,4 -1,0 -0,2 -2,5 2,8 -3,2 2,7 -0,6 -2,6 -5,5
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
64
in internationaal perspectief |
Tabel 2.18b: Werkgelegenheid in hoogtechnologische diensten, aandeel in de totale werkgelegenheid in diensten (2005) en gemiddelde jaarlijkse groei (1995-2005 en 2002-2005) in procenten, naar stedelijke regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Lissabon Lyon
2005
1995-2005
2002-2005
%
Gem. jaarlijkse groei (%)
Gemiddelde jaarlijkse groei
6,2 8,5 5,2 5,5 6,3 7,0 5,4 5,7 8,1 5,7 6,4 5,6 4,6 6,9 10,5 6,5 6,0 5,5
1,8
-4,3 -5,4 -1,0 -1,6 1,9 0,5 1,6 -4,0 4,3 0,1 -2,1 4,3 7,9 -2,8 0,6 -10,3 15,0 -0,4
1,4 2,5 5,0 5,4 3,2 6,1 9,1 2,9 2,2 5,6 8,9 2,6 5,4 4,7
Totaal stedelijke regio’s
6,4
6,2
-1,0
Nederland
5,6
5,6
2,6
Totaal EU 15
5,0
5,7
0,1
Bron: TNO, op basis van Eurostat In deze rapportage is vooral de beschikbaarheid van data van doorslaggevend belang geweest. Niet iedere indicator is elk jaar beschikbaar op regionaal niveau voor meerdere Europese landen. De monitor is wat betreft kenniseconomie gebaseerd op werkgelegenheid in kennisintensieve en technologische sectoren en op patentaanvragen bij het European Patent Office.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
65
in internationaal perspectief |
Tabel 2.19: Patentaanvragen bij het European Patent Office per miljoen voltijdequivalenten (2002), naar stedelijke regio
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
Stad
Omgeving
Regio
161 724 600 386 317 543 122 422
363 859 938 336 403 1.331 380 467
527
334
467
879
1.508
2.550
309 711 277 16
460 1.108 150 9
247 769 699 363 343 930 217 444 89 471 113 605 148 1.779 866 340 807 251 15 661
Totaal stedelijke regio's
447
Nederland
696
Totaal EU 15
381
Bron: TNO, op basis van Eurostat
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
66
in internationaal perspectief |
Tabel 2.20: Patentaanvragen bij het European Patent Office per miljoen voltijdequivalenten, gemiddelde jaarlijkse groei (1995-2002 en 2001-2002) in procenten, naar stedelijke regio 1995 t/m 2002 Stad
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
Omgeving
7,0 6,0 5,3 4,6 5,2 4,6 3,4 2,2
6,1 6,8 3,5 4,5 2,5 1,4 4,9 5,3
10,9
26,2
6,1
12,5
13,8
9,8
5,9 7,5 7,8 12,6
6,3 8,3 8,3 18,3
2001 t/m 2002 Regio
Totaal stedelijke regio's Nederland
EU 15
Bron: TNO, op basis van OECD/Eurostat
6,4 6,3 4,7 4,5 4,2 2,3 4,5 3,7 6,3 12,8 3,0 8,9 7,9 12,5 4,8 6,1 7,7 7,7 13,3 4,8
Stad
Omgeving
-11,7 1,5 -8,5 -13,8 -6,9 -24,4 -9,1 1,5
-8,2 -1,0 -12,0 -25,9 -5,3 -15,8 -15,1 -11,8
-10,8
-3,2
6,9
18,3
-14,8
-16,7
5,3 -1,6 -22,8 -17,4
-2,7 0,7 8,9 -33,0
Regio
-9,5 0,5 -9,9 -19,4 -6,4 -18,6 -13,1 -5,8 2,6 -9,3 -19,4 12,2 -11,0 -15,4 -28,1 3,2 -0,8 -20,1 -20,4 -2,6
5,6
-10,3
11,5
12,0
7,6
-5,2
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
67
in internationaal perspectief |
Figuur 2.36 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aandeel werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische industriële sectoren in het totaal werkge legenheid in industriële sectoren (2005) en gemiddelde jaarlijkse groei (2002-2005) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Frankfurt/Main München Parijs Hamburg Stockholm Vlaamse Ruit Rome Berlijn Ruhrgebied Londen Lyon Manchester Wenen Milaan Barcelona Madrid Lissabon Randstad Holland
1 Rome 2 Milaan 3 Hamburg 4 Vlaamse Ruit 5 Berlijn 6 Lyon 7 Ruhrgebied 8 Parijs 9 Barcelona 10 Randstad Holland 11 Londen 12 München 13 Manchester 14 Madrid 15 Lissabon 16 Frankfurt/Main 17 Stockholm 18 Wenen
EU-15 10
20
30
40
50
Aandeel 2005
60
EU-15
-10
-5
0
5
10
Groei 2002-2005
Bron: TNO, op basis van Eurostat
Figuur 2.37 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aandeel werkgelegenheid in hoogtechnologische diensten in het totaal werkgelegenheid in diensten (2005) en gemiddelde jaarlijkse groei (2002-2005) 1 Stockholm 2 Parijs 3 Madrid 4 Frankfurt/Main 5 München 6 Wenen 7 Rome 8 Randstad Holland 9 Londen 10 Lissabon 11 Vlaamse Ruit 12 Berlijn 13 Hamburg 14 Milaan 15 Lyon 16 Manchester 17 Ruhrgebied 18 Barcelona
1 Lissabon 2 Barcelona 3 Madrid 4 Hamburg 5 Randstad Holland 6 Manchester 7 Stockholm 8 Frankfurt/Main 9 Berlijn 10 Lyon 11 Ruhrgebied 12 Milaan 13 Rome 14 München 15 Vlaamse Ruit 16 Londen 17 Parijs 18 Wenen
EU-15 0
2
4
6
8
10
12
Aandeel 2005
-15
Groei 2002-2005 Bron: TNO, op basis van Eurostat
EU-15 -10
-5
0
5
10
15
20
15
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
68
in internationaal perspectief |
Figuur 2.38 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar aantal patentaanvragen per vol1 München 2 Frankfurt/Main 3 Stockholm 4 Kopenhagen 5 Parijs 6 Ruhrgebied 7 Lyon 8 Hamburg 9 Berlijn 10 Vlaamse Ruit 11 Milaan 12 Randstad Holland 13 Wenen 14 Dublin 15 Londen 16 Manchester 17 Barcelona 18 Rome 19 Madrid 20 Lissabon
1 Hamburg 2 Wenen 3 Madrid 4 Parijs 5 Kopenhagen 6 Lyon 7 Vlaamse Ruit 8 Randstad Holland 9 Berlijn 10 Londen 11 Ruhrgebied 12 Barcelona 13 Manchester 14 München 15 Frankfurt/Main 16 Milaan 17 Rome 18 Dublin 19 Lissabon 20 Stockholm
EU-15 0
500
1000
Aantal 2002
1500
-30
2000
EU-15
-20
-10
0
10
20
Groei 2001-2002 tijdequivalent (2002) en gemiddelde jaarlijkse groei (1995-2002) Bron: TNO, op basis van OECD/Eurostat
Figuur 2.39 Rangorde Europese stedelijke regio’s naar Research & Development bestedingen als percentage van het BRP, niveau 2004 en ontwikkeling 1995-2004 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
München Berlijn Stockholm Wenen Parijs Lyon Kopenhagen Ruhrgebied Rome Vlaamse Ruit Londen Manchester Randstad Holland Frankfurt/Main Madrid Hamburg Barcelona Dublin Milaan Lissabon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
EU-15
0
1
2
3
4
5
Berlijn Kopenhagen Wenen Lyon Barcelona Lissabon Rome Milaan Vlaamse Ruit Ruhrgebied Madrid Manchester Dublin Parijs Stockholm Frankfurt/Main Randstad Holland Londen Hamburg München
EU-15
-1.0
-0.5
0.0
0.5
1.0
1.5
Bron: TNO, op basis van OECD/Eurostat Op de werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische sectoren binnen de industrie is de Randstad de hekkensluiter van de in dit onderzoek betrokken stedelijke regio’s. In de laatste jaren is sprake van een afname van de werkgelegenheid binnen industriële hoog- en middentechnologische sectoren. Op hoogtechnologische diensten scoort de Randstad beter met een plaats in de middenmoot. De Randstad scoort op het aandeel werkgelegenheid in hoogtechnologische sectoren binnen de dienstensector beter dan steden als Londen, Berlijn en de Vlaamse Ruit, maar aanmerkelijk slechter dan bijvoorbeeld Parijs of Stockholm. Wat betreft de groei van hoogtechnologische diensten neemt de Randstad een vijfde plaats in tussen de twintig Europese stedelijke regio’s. In 2002 werden in de Randstad per miljoen voltijdequivalenten van banen 343 patenten aangevraagd. Hiermee scoort de Randstad licht beneden het gemiddelde van de 15 landen die destijds lid waren van de EU. Het zijn vooral Duitse stedelijke regio’s die sterk scoren op patentaanvragen. In 2001 is in de Randstad sprake van een lichte afname van het aantal patentaanvragen met 6,4 procent. Hiermee scoort de Randstad licht onder het gemiddelde van de EU 15-landen en neemt het positie acht in op de ranglijst van de twintig stedelijke regio’s.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
69
in internationaal perspectief |
2.9
Passagierstransport via Europese luchthavens
Tabel 2.21: Passagiersverkeer (totaal aantal aankomende en vertrekkende passagiers, inclusief transitoverkeer) op de tien grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 en 2005
Londen (twee luchthavens) Parijs (twee luchthavens) Frankfurt Amsterdam Madrid Rome München Barcelona Top 8 Luchthavens
2005
1995-2005
2005
Miljoenen passagiers 100,7 78,6 52,2 44,6 41,9 28,6 28,6 27,1
Gemiddelde jaarlijkse groei (%) 2,7 3,6 3,2 5,8 7,7 3,1 6,8 8,7
% 1,9 4,4 2,2 4,9 8,9 1,8 6,7 10,5
402,5
4,3
4,3
Bron: International Airport Council/Schiphol
Met de voortschrijdende globalisering en de toenemende mobiliteit die hiermee gepaard gaat, kan de aanwezigheid van een kwalitatief goede luchthaven bijdragen aan de concurrentiekracht van een regio. Zowel voor vracht- als passagiersverkeer kan dit van belang zijn. Het passagiersverkeer betreft het totaal van vertrekkende, arriverende en transitopassagiers. Bij vracht gaat het om het totaal van inkomende en uitgaande vracht, waaronder overslag. Het passagiersluchtverkeer nam eind jaren negentig een enorme vlucht. De liberalisering van het luchtverkeer door de Europese Commissie en de hoogconjunctuur waren hieraan vermoedelijk debet. Ook na de hoogconjunctuur echter bleven sommige luchthavens zoals Madrid en Barcelona fors doorgroeien. Sterke prijsconcurrentie en ontbrekende accijnzen op sterk vervuilende emissies deden de aantallen passagiers ook na de recessie fors groeien. Schiphol groeide tussen 1995 en 2005 met gemiddeld 5,8 procent per jaar. Voor de jaren 2005 bedroeg dit percentage nog altijd 4,9. Schiphol neemt daarmee een vierde plaats in onder Europese luchthavensteden. Van belang is op te merken dat steden zijn geteld en niet luchthavens; Londen en Parijs hebben meerdere luchthavens. Madrid zit Amsterdam op de huid en zal Schiphol bij doorzettende trend spoedig inhalen. Ook München groeit voorspoedig, evenals Barcelona. De komende jaren zal blijken hoe de combinatie Air France-KLM de verbindingen vanaf Schiphol zal aanpassen aan bedrijfseconomische omstandigheden en de luchtvaartmarkt.
70
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.40 Passagiersverkeer (totaal aankomende en vertrekken passagiers, inclusief transitoverkeer) op de tien grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 2005 1 2 3 4 5 6 7 8
1 2 3 4 5 6 7 8
Londen Parijs Frankfurt Amsterdam Madrid Rome München Barcelona 0
20
40
60
80
100
120
Barcelona Madrid München Amsterdam Parijs Frankfurt Rome Londen 0
2
4
6
8
Bron: International Airport Council/Schiphol
Figuur 2.41 : Ontwikkeling passagiersverkeer Amsterdam Schiphol en de top tien van grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 1995-2005 (1995 = 100)
180 Amsterdam
160
Top-10
140 120 100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Bron: Amsterdam Airport Schiphol, Statistical Annual Review 2005
10
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
71
in internationaal perspectief |
2.10 Vrachtverkeer via Europese luchthavens Tabel 2.22: Vrachtverkeer (totaal van inkomende en uitgaande vracht inclusief overslag) op de tien grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 en 2005 2005
1995-2005
x 1.000 ton
2005
Frankfurt Parijs (Charles de Gaulle) Amsterdam Londen (Heathrow) Luxemburg Brussel Keulen Luik Milaan (Malpensa) Madrid
1.864 1.767 1.450 1.306 742 700 637 326 369 328
gemiddelde jaarlijkse groei (%) 3,7 7,9 4,0 2,3 10,0 5,1 8,7 78,4 11,1 3,6
Top 10 Luchthavens
9.489
5,6
% 8,1 7,9 2,0 -1,4 4,1 7,0 5,3 -14,7 6,3 -2,7 3,8
Bron: International Airport Council/Schiphol
Voor het vrachtverkeer kunnen we in tegenstelling tot het passagiersverkeer wel een Top 10 weergeven omdat geen enkele stad met meer dan één luchthaven vertegenwoordigd is in de vrachtvervoercijfers. Tussen 1995-2005 groeide het vrachtvervoer sneller dan het personenvervoer door de lucht. Ook over de jaren 2005 was de groei fors, met 3,8 procent gemiddeld per jaar. Amsterdam had een vrij matige groei van 2 procent over 2005. Nog slechter verging het Luik en Londen (Heathrow). Groeitoppers waren Frankfurt, Parijs, Brussel en Milaan.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
72
in internationaal perspectief |
Figuur 2.42
Vrachtverkeer (totaal van inkomende en uitgaande vracht inclusief overslag) op de tien grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 2005 2005
95-05
2005
x 1000 ton
% 8.1 7.9 2.0 -1.4 4.1 7.0 5.3 -14.7 6.3 -2.7 3.8
Frankfurt Parijs Amsterdam Londen Luxemburg Brussel Keulen Luik Milaan Madrid
1.864 1.767 1.450 1.306 742 700 637 326 369 328
Gemiddelde jaarlijkse groei (%) 3.7 7.9 4.0 2.3 10.0 5.1 8.7 78.4 11.1 3.6
Top 10
9.489
5.6
Bron: International Airport Council/Schiphol Figuur 2.43
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Vrachtverkeer (totaal inkomend en uitgaand inclusief overslag) op de 10 grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Frankfurt Parijs Amsterdam Londen (Heathrow) Luxemburg Brussel Keulen Milaan (Malpensa) Madrid Luik
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0
250
500
750
Luik Milaan (Malpensa) Luxemburg Keulen Parijs (Charles de Gaulle) Brussel Amsterdam Frankfurt Madrid Londen (Heathrow)
1000 1250 1500 1750 2000
0
Vrachtverkeer (duizend ton) 2005
10
20
30
40
50
60
70
Gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Figuur 2.44 Ontwikkeling vrachtverkeer Amsterdam Schiphol en de top tien van grootste internationale luchtvaartknooppunten in Europa, 1995-2005 (1995 = 100) 180 170
Amsterdam Top-10
160 150 140 130 120 110 100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Bron: Amsterdam Airport Schiphol, Statistical Annual Review, 2005
80
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
73
in internationaal perspectief |
2.11 Goederenoverslag via Europese zeehavens Tabel 2.23: Goederenoverslag* West-Europese zeehavens, 1999-2005 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
99-05
Miljoen ton Rotterdam Antwerpen
2005 %
304 116
322 131
315 130
322 132
328 143
352 152
370 160
3,4 5,6
5,1 5,1
Hamburg
81
85
92
98
106
115
126
7,6
9,8
Marseille
90
94
92
92
96
94
97
1,1
2,7
Amsterdam
56
64
68
70
66
74
75
4,9
1,4
Le Havre
64
68
69
68
71
76
75
2,6
-2,1
Genua
46
51
50
52
54
56
55
3,1
-1,1
Bremen
36
45
46
47
49
52
54
7,1
3,8
Londen
52
48
51
51
51
53
54
0,4
0,9
Duinkerken
38
45
45
48
50
51
53
5,7
4,7
Wilhelmshaven
40
43
41
39
40
45
36
-1,9
-21,1
* Aanvoer plus afvoer. Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam De concurrentiekracht van Randstad Holland wordt mede bepaald door de ontwikkeling van goederenoverslag via de zeehaven bij Rotterdam in vergelijking tot andere Europese zeehavens. Goederenoverslag is gemeten als het totaal van aangevoerde en afgevoerde goederen. Rotterdam is verre de grootste zeehaven voor goederenoverslag in Europa. Tussen 1999 en 2005 groeide de Rotterdamse haven met gemiddeld 3,4 procent. Van 2000 op 2001 was er sprake van krimp. Inmiddels heeft de haven de weg omhoog weer gevonden, met 5,1 procent groei gemiddeld over 2005. Rotterdam heeft evenwel hardnekkige concurrentie van met name Antwerpen en Hamburg. Vooral de laatste toont een forse groei met 9,8 procent gemiddeld over 2005. Amsterdam is, zoals vorig jaar al viel te verwachten, Le Havre voorbijgestreefd qua goederenoverslag. De groei over 2005 is evenwel matig.
74
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.45 Goederenoverslag op zeehavens in de Hamburg-Le Havre range, 19992005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Rotterdam Antwerpen Hamburg Marseille Amsterdam Le Havre Genua Bremen Londen Duinkerken Wilhelmshaven
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 0
50
100
150
200
250
300
350
400
Hamburg Bremen Duinkerken Antwerpen Amsterdam Rotterdam Genua Le Havre Marseille Londen Wilhelmshaven -4
Goederenoverslag 2005 (mln. ton)
-2
0
2
4
6
8
Gemiddelde jaarlijkse groei, 1999-2005
Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam Figuur 2.46 Ontwikkeling goederenoverslag Rotterdamse zeehaven en West Europese zeehavens 1999-2005 (1999 = 100) 130 West-Europese zeehavens 125
Rotterdam
120
115
110
105
100 1999
2000
2001
2002
Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
2003
2004
2005
10
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
75
in internationaal perspectief |
Tabel 2.24: Containeroverslag West-Europese zeehavens, 1999-2005 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
99-05
Duizend TEU* Rotterdam Hamburg Antwerpen Bremerhaven Giao Tauro Felixstowe Algeciras Valencia Le Havre Barcelona Genua Piraeus
6342 3738 3624 2181 2253 2697 1833 1153 1378 1236 1235 984
6274 4248 4082 2737 2653 2800 2009 1308 1464 1388 1501 1161
6096 4689 4218 2915 2488 2950 2152 1507 1525 1411 1527 1166
6534 5374 4777 2999 2955 2732 2229 1821 1720 1461 1531 1166
2005
%
7144 6138 5445 3191 3100 2650 2516 1993 1980 1652 1606 1405
8292 7003 6063 3469 3261 2675 2937 2145 2150 1916 1629 1542
9287 8088 6488 3735 3161 2700 3180 2410 2058 2071 1625 1395
6,6 13,7 10,2 9,4 5,8 0,0 9,6 13,1 6,9 9,0 4,7 6,0
12,0 15,5 7,0 7,7 -3,1 0,9 8,3 12,4 -4,3 8,1 -0,2 -9,5
* Aanvoer plus afvoer (TEU = Twenty Foot Equivalent Unit) Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
Containervervoer is dat deel van het scheepvaartvervoer waarbij meer hoogwaardige producten worden verscheept (bijvoorbeeld duurzame consumptiegoederen). De inhoudsmaat hiervoor is TEU (‘twenty feet equivalent unit’). Als we naar dit deel van het goederenvervoer kijken, zien we dat Rotterdam in 2005 snelle groei heeft vertoond (12 procent), vermoedelijk als gevolg van de aantrekkende wereldhandel. Naaste belager Hamburg groeide evenwel sneller (15,5 procent gemiddeld per jaar). Het is mogelijk dat Hamburg Rotterdam in de komende jaren gaat inhalen. De andere concurrent, Antwerpen, lijkt enigszins aan groei te hebben ingeboet. Kijken we naar figuur 2.46 dan blijkt de groei van Rotterdam in de pas te lopen met de gehele Hamburg-le Havre regio. Figuur 2.47 Containeroverslag op West-Europese zeehavens, 1999-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Rotterdam Hamburg Antwerpen Bremerhaven Algeciras Giao Tauro Felixstowe Valencia Barcelona Le Havre Genua Piraeus
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 0
2000
4000
6000
8000
10000
Containeroverslag 2005 Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
Hamburg Valencia Antwerpen Algeciras Bremerhaven Barcelona Le Havre Rotterdam Piraeus Giao Tauro Genua Felixstowe 0
2
4
6
8
10
Gemiddelde jaarlijkse groei, 1999-2005
12
14
76
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.48 Ontwikkeling containeroverslagoverslag Rotterdamse zeehaven en Hamburg-Le Havre range 1999-2005 (1999 = 100)
180 170
Hamburg-Le Havre range Rotterdam
160 150 140 130 120 110 100 90 80 1999
2000
2001
2002
Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
77
in internationaal perspectief |
2.12 Internet Tabel 2.25: Internetverkeer via internet exchanges in Europa, 2004-2006 2004 juni
Amsterdam Londen Frankfurt Stockholm Boedapest Parijs Helsinki Wenen Oslo Milan Praag Zürich Moskou Genève Rome Athene Dublin Barcelona Brussel Madrid
2005 nov.
Gigabit per seconde (daggemiddelde) 15,2 80,2 29,6 56,0 14,2 31,2 na 21,6 na 12,9 13,7 8,1 na 7,9 3,1 6,1 na 5,8 3,1 5,4 na 4,5 na 2,2 na 1,8 na 0,9 0,4 0,8 0,1 0,2 0,1 0,1 0,3 0,1 1,9 0,0 12,1 -
2006 nov.
130,5 77,1 62,6 32,8 21,9 7,9 7,8 8,4 11,5 11,5 0,3 7,1 0,2 1,9 1,0 0,4 0,3 4,1 -
Bron: Diverse internet exchanges
Internetverkeer is als onderdeel van het vestigingsklimaat van belang vanwege de beschikbaarheid van kabelinfrastructuur. Bovendien bestaan er, evenals bij lucht- en zeevaartverkeer, knooppunten in het internationale dataverkeer. Zulke knooppunten zijn aantrekkelijk voor bedrijven die veel van dataverkeer gebruik maken, zoals datawarehouses en telecombedrijven. Amsterdam is zo’n knooppunt. De knooppuntfunctie van Amsterdam groeit explosief. De groei in Amsterdam gaat zelfs de toch al de enorme groei in Londen, Frankfurt, Stockholm en Boedapest te boven. Steden als Milaan en Praag vormen de middenmoot in dit opzicht. Kleine knooppunten zijn er in Helsinki, Wenen, Zurich, Rome, Dublin, Barcelona en Brussel.
78
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.49 Internetverkeer in Europese steden, daggemiddelde november 2006 1 Amsterdam 2 Londen 3 Frankfurt 4 Stockholm 5 Boedapest 6 Milaan 7 Praag 8 Oslo 9 Helsinki 10 Wenen 11 Moskou 12 Brussel 13 Rome 14 Athene 15 Dublin 16 Barcelona 17 Zurich 18 Genève 0
20
40
60
Bron: diverse internet exchanges/eur.ix
80
100
120
140
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
79
in internationaal perspectief |
2.13 Bereikbaarheid en luchtverontreiniging De berekening van de bereikbaarheid van de stedelijke regio’s is een eenmalige exercitie geweest in 2003; aangenomen is dat de bereikbaarheid van stedelijke regio’s in Europa niet zo snel verandert dat een jaarlijkse update nodig is. In deze paragraaf zijn cijfers over luchtverontreiniging opgenomen. Tabel 2.26: Bevolking bereikbaar binnen 5 uur reisafstand van deur tot deur over weg, spoor en lucht naar stedelijke regio in Europa, 2001 Weg
Spoor
Lucht
miljoenen Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
29,5 30,4 51,1 28,1 35,7 43,9 24,8 40,9 7,2 25,3 14,5 30,8 7,7 22,6 3,6 18,1 5,6 4,2 7,2 17,3
31,9 41,6 67,0 28,3 45,3 67,5 29,6 52,1 9,5 28,2 16,9 35,5 6,6 27,2 3,6 16,6 5,6 4,2 4,6 32,1
47,9 75,7 98,7 78,1 90,3 105,4 44,8 94,4 25,0 68,6 32,5 68,0 22,1 36,6 14,5 36,7 47,0 25,1 12,7 37,6
Bron: Spiekermann & Wegener
De concurrentiekracht van regio’s is in hoge mate afhankelijk van de bereikbaarheid. Hoe centraler een regio ligt en hoe beter de infrastructurele ontsluiting, hoe aantrekkelijker zo’n regio is voor bedrijvigheid. Indien een bedrijf met het oog op de Europese markt een vestigingsplaats zoekt, wenst dat bedrijf een locatie met een goede bereikbaarheid over de weg, via de lucht of via het spoor vanuit Europa. Bereikbaarheid is derhalve een belangrijke indicator, maar is niet eenvoudig te meten. Spiekermann & Wegener hebben voor de twintig Europese stedelijke regio’s de bereikbaarheid gegeven volgens de methode die zij gebruikt hebben voor hun bijdrage aan het Derde Cohesie rapport van de Europese Commissie. Bereikbaarheid is gemeten op basis van de aanname dat de aantrekkelijkheid van een regio toeneemt met de omvang en afneemt met afstand en reistijd. Omvang is gemeten aan de hand van bevolking op NUTS-3 niveau. Dit is zodanig gedaan dat een nabije bevolking relatief meer bijdraagt aan de aantrekke-
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
80
in internationaal perspectief |
lijkheid van een regio dan een even grote bevolking of grotere afstand (het verband is negatief exponentieel). Voor het netwerk is gebruik gemaakt van de pan-Europese transport netwerk database van het Instituut voor Regionale Planning van de Universiteit van Dortmund (IRPUD) voor weg-, rail- en luchtverbindingen. Bij wegen is met reistijden per wegvak gewerkt, waarbij de reistijd afhankelijk is van het type weg. In stedelijke gebieden is de reistijd hoger om rekening te houden met congestie. Als de bereikbaarheid van Randstad Holland vanuit de EU 15 door de lucht, weg en rail op 100 wordt gesteld, dan zijn Parijs, het Ruhrgebied, de Vlaamse Ruit en Frankfurt/Main over de weg, het spoor en door de lucht beter bereikbaar (tabel 2.26). Hoewel Randstad Holland een logistiek knooppunt is in Europa door de haven van Rotterdam en Amsterdam en de luchthaven Schiphol, is de potentiële bereikbaarheid niet de allerbeste. Er zijn concurrerender regio’s. Voorts zijn de verschillen over de weg groter dan de verschillen door de lucht. De totale lengte van het snelwegnet komt in Randstad Holland in het jaar 2003 op 875 kilometer; het is 126 meter per km² en 129 meter per 1000 inwoners.
Tabel 2.27: Potentiële bereikbaarheid over weg, spoor en lucht naar stedelijke regio in Europa (Randstad = 100), 2001) Weg
Spoor
Lucht
Londen
126
122
105
Parijs
132
127
104
Ruhrgebied
119
117
102
Milaan
116
112
100
Randstad Holland
100
100
100
Frankfurt/Main
96
85
95
Manchester
98
94
91
Vlaamse Ruit
88
80
91
Madrid
34
33
88
Berlijn
96
85
87
Rome
72
56
85
Hamburg
101
88
80
Barcelona
72
62
80
München
54
46
76
Stockholm
45
32
73
Wenen
87
90
70
Kopenhagen
38
31
70
Dublin
23
19
64
Lissabon
23
12
56
Lyon
14
14
52
Bron: Spiekermann & Wegener
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
81
in internationaal perspectief |
Daarmee is Randstad Holland niet de stedelijke regio met het dichtste snelwegnetwerk. In het Ruhrgebied is dat het hoogst; daar ligt 1.680 kilometer snelweg. Per km² (139 meter) en per 1000 inwoners (143 meter) is dat het hoogste van de stedelijke regio’s. Randstad Holland staat met 129 meter snelweg per duizend inwoners op de 8e plaats. Tabel 2.28: Capaciteit snelwegen naar stedelijke regio in Europa, 2003 Lengte snelwegen
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
km
m/km2
m/1000 inw.
1.288 1.180 1.680 804 875 794 568 721 666 566 458 385 249 437 247 222 281 180 290 214
104 98 139 54 126 98 133 107 83 32 86 53 116 57 38 78 61 26 57 65
94 107 143 98 129 197 117 185 127 113 120 125 138 94 136 124 129 120 98 134
Bron: Spiekermann & Wegener
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
82
in internationaal perspectief |
Tabel 2.29: Capaciteit spoorwegen naar stedelijke regio in Europa, 2003 Lengte spoorwegen
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
km
m/km2
m/1000 inw.
2.089 1.571 2.494 1.426 665 1.291 944 839 407 2.203
169 131 207 96 96 159 221 124 51 125
152 143 213 175 98 320 195 216 79 440
568 734 304 511 294 421 715 348 253 355
106 100 141 66 45 147 155 50 50 108
148 239 168 109 162 234 329 232 86 223
Bron: Spiekermann & Wegener
Randstad Holland heeft met 665 kilometer spoor beduidend minder capaciteit dan andere stedelijke regio’s in Europa. Het Ruhrgebied (2494 kilometer), Berlijn (2203 kilometer) en Londen (2089 kilometer) zijn de stedelijke regio’s met het hoogste aantal kilometer spoor. Gemeten in aantal meter spoor per 1000 inwoners staat Randstad Holland met 98 meter op de achttiende plaats van de Europese stedelijke agglomeraties.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
83
in internationaal perspectief |
Figuur 2.50 Dagelijkse bereikbaarheid over de weg en het spoor naar stedelijke regio in Europa, 2001 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Ruhrgebied Ruhrgebied Frankfurt/Main Vlaamse Ruit Ruit Vlaamse Randstad Hamburg Hamburg Parijs Londen Londen Milaan Berlijn Berlijn Manchester München München Wenen Lyon Lyon Rome BarcelonaBarcelona Madrid Lissabon Lissabon Kopenhagen Dublin Dublin Stockholm
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 0
10
20
30
40
50
Frankfurt/Main Frankfurt/Main Ruhrgebied VlaamseVlaamse Ruit Ruit Randstad Parijs Parijs Hamburg Lyon Lyon Londen Manchester Manchester Milaan Berlijn Berlijn München Rome Rome Wenen Madrid Madrid Barcelona Kopenhagen Kopenhagen Lissabon Dublin Dublin Stockholm 0
60
Weg
10
20
30
40
50
60
Spoor
Bron: Spiekermann & Wegener
Figuur 2.51 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Weg- en spoorcapaciteit naar stedelijke regio in Europa, 2001 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Frankfurt/Main Frankfurt/Main Vlaamse Ruit Ruhrgebied Ruhrgebied Barcelona Stockholm Stockholm Lyon Kopenhagen Kopenhagen Randstad Madrid Madrid Hamburg Wenen Wenen Dublin Rome Rome Manchester Berlijn Berlijn Parijs Milaan Milaan Lissabon Londen Londen München
75
100
125
150
175
200
Wegcapaciteit (meter per 1000 inwoners) Bron: Spiekermann & Wegener
Berlijn Berlijn Kopenhagen Frankfurt/Main Frankfurt/Main Hamburg Wenen Wenen Dublin Lyon Lyon Vlaamse Ruit Ruhrgebied Ruhrgebied Manchester Milaan Milaan Barcelona Stockholm Stockholm Londen Rome Rome Parijs München München Randstad Lissabon Lissabon Madrid
0
100
200
300
400
500
Spoorcapaciteit (meter per 1000 inwoners)
70
80
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
84
in internationaal perspectief |
Particulate Matter 10 (PM10/fijn stof) Fijn stof is een vorm van luchtverontreiniging en kan worden omschreven als een negatief extern effect van mobiliteit (al zijn er ook andere bronnen van emissie van fijn stof). Fijn stof is een complex mengsel van deeltjes van verschillende grootte en van diverse chemische samenstelling. Een veel gebruikte afkorting voor fijn stof is PM (‘particulate matter’). Afhankelijk van de doorsnede van de stofdeeltjes wordt gesproken van PM10 voor deeltjes met een doorsnee tot 10 micrometer of van PM2,5 voor deeltjes met een doorsnede tot 2,5 micrometer. We bekijken hier PM10. Tevens kijken we naar de uitstoot van stikstofdioxide (NO2), een andere luchtverontreinigende stof. Aangezien in de Randstadmonitor van vorig jaar alleen de concentraties stikstofdioxide in 2003 werden behandeld, kunnen we alleen voor die concentraties vergelijken tussen 2003 en 2004.
Tabel 2.30: Gemeten concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de lucht, 2004, (achtergrondwaarden in stedelijk gebied) NO2 (µg/m3) 2003
2004
PM10 (µg/m3) 2004
Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland* Frankfurt/Main Manchester Vlaamse Ruit Madrid Berlijn Rome Hamburg Barcelona München Stockholm Wenen Kopenhagen Dublin Lissabon Lyon
39 50 42 33 40 43 45 39 36 26 25 29 42 17 32 23 26 29 42
35 44 42 35 37 41 43 36 36 25 29 42 17 27 22 12 30 42
23 22 42 29 34 26 25 33 31 26 26 22 28 17 27 32 13 32 -
Gem. meetpunten
35
33
26
Amsterdam (1) Amsterdam (2) Den Haag Rotterdam Utrecht
44 36 37 45 37
38 39 34 42 31
36 31 34 36 -
*gemiddelde van vijf metingen 1) Cabeliaustraat 2) Florapark Bron: TNO
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
De uitstoot van stikstofdioxide is in de Randstad Holland afgenomen. Al moet daarbij worden bedacht dat slechts concentraties zijn gemeten op bepaalde vaste punten in steden. De concentraties kunnen per plaats variëren. Rotterdam en Amsterdam hebben vrij hoge concentraties stikstofdioxide. Gemiddeld hebben Parijs, het Ruhrgebied, Frankfurt, Manchester, München en Lyon hogere concentraties stikstofdioxide dan Randstad Holland. Steden met een lage gemeten concentratie stikstofdioxide zijn Berlijn, Wenen, Stockholm en Dublin. Inwoners van de grote steden in Randstad Holland zijn blootgesteld aan hoge concentraties fijn stof (34 µg per kubieke meter). Alleen het Ruhrgebied scoort op dit vlak hoger. Steden met een lage gemeten concentratie fijn stof zijn Londen, Parijs, Hamburg, Stockholm en Dublin.
85
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
86
in internationaal perspectief |
2.14 Toerisme
Tabel 2.31: Aantal overnachtingen in Europese steden, 2004 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2005 respectievelijk 2005 2005 x 1.000
1995-2005
2005 % 0,8 6,6 5,9 5,2 5,0 7,8 4,3 8,7 3,5 8,3 8,9 8,0 6,2 -1,4 2004 21,8 9,9 3,3 3,6 10,0 13,0
Londen* Parijs Dublin* Berlijn** Praag** Barcelona Wenen*** München Amsterdam Boedapest** Hamburg** Stockholm** Kopenhagen**** Brussel**
119,6 33,7 21,6 14,6 11,2 10,9 9,5 8,4 8,2 6,5 6,4 5,0 4,7 4,7
gemiddelde jaarlijkse groei (%) 1,5 3,1 3,5 6,9 8,2 6,8 2,2 3,2 2,8 4,2 4,4 3,7 4,4 3,5
Rome** Madrid Milaan** Florence** Lissabon** Frankfurt**
2004 23,1 13,4 10,8 9,3 5,0 4,3
1995-2004 6,7 5,4 6,8 4,2 4,0 3,5
*=overnachtingen in alle typen accommodaties, inclusief bezoek aan vrienden en familie, gemeten over in de gehele stadsregio **=overnachting in alle betaalde vormen van accommodatie ***=overnachting in alle betaalde vormen van accommodatie; in gehele stadsregio ****=overnachtingen in hotels en identieke accommodatie, in gehele stadsregio
Bron: European Cities Tourism, www.tourmis.info Toerisme vormt voor steden een belangrijke bron van inkomsten. Toerisme geeft bovendien een idee van de aantrekkelijkheid van steden. De toerismecijfers hier betreffen zowel binnen- als buitenlands toerisme. De vergelijkbaarheid van de cijfers is evenwel enigszins beperkt omdat er verschillen bestaan in de typen toeristische overnachtingen en ook in de ruimtelijke begrenzing van het stedelijk gebied waarin men telt. Groeicijfers kunnen wel worden vergeleken. Met als achtergrond deze restricties kunnen we niettemin vaststellen dat Londen de onbetwiste magneet voor toeristen is. Parijs volgt op grote afstand. Amsterdam groeide zowel over de periode 1995-2005 als over 2005 aardig maar niet zo snel als andere regio’s. Groeitoppers over de periode 1995-2005 waren Berlijn, Rome, Milaan, Praag en Barcelona. Londen en Wenen groeiden het
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
87
in internationaal perspectief |
minst. In 2005 waren het de steden Barcelona, München, Boedapest, Hamburg en Stockholm die het snelst groeiden. Brussel (krimp van 1,4 procent gemiddeld per jaar) en Londen sluiten de rij.
Figuur 2.52 Aantal overnachtingen in Europese steden, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Londen* Parijs Dublin* Berlijn** Praag** Barcelona Wenen*** München Amsterdam Boedapest** Hamburg** Stockholm** Kopenhagen**** Brussel**
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 0
25
50
75
100
125
Praag** Berlijn** Barcelona Hamburg** Kopenhagen**** Boedapest** Stockholm** Dublin* Brussel** München Parijs Amsterdam Wenen*** Londen*
150
0
2
4
6
Overnachtingen 2005 Gemiddelde jaarlijkse groei 95-05 Bron: European Cities Tourism, www.tourmis.info
Figuur 2.53 Ontwikkeling aantal overnachtingen Amsterdam en gemiddelde steden in Europa, 1995 tot en met 2005 (1995 = 100) 145 140 135 130 125 120 115 110
Top 20
105
Amsterdam
100 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Bron: European Cities Tourism, www.tourmis.info
2002
2003
2004
2005
8
10
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
88
in internationaal perspectief |
2.15 Congressen
Tabel 2.32 Aantal internationale congressen in Europese steden, 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 respectievelijk 2005 Aantal
1995-2005
2005
Abs. 129 116 100 91 82 77 72 66 66 62 61 52 52 50 50 47 43 38 35 34 25 25 22 21
Gem. jaarlijkse groei (%) 10,4 13,4 11,7 3,3 5,5 7,6 5,5 14,5 2,6 3,5 3,6 3,7 7,1 7,6 6,2 5,3 5,6 14,3 9,6 0,6 8,5 9,6 2,9 9,9
% 19,4 1,8 -4,8 -9,9 22,4 -1,3 5,9 -9,6 -8,3 1,6 -10,3 -5,5 10,6 11,1 56,3 27,0 -17,3 2,7 12,9 -27,7 8,7 38,9 -43,6 31,3
Gemiddelde stedelijke regio’s
63
6,7
-1,0
Amsterdam Den Haag Rotterdam Utrecht
82 15 17 10
5,5 1,6 3,0 0,0
22,4 -34,8 -15,0 11,1
Wenen Barcelona Berlijn Parijs Amsterdam Boedapest Stockholm Lissabon Kopenhagen Londen Praag Madrid Brussel* Dublin München* Edinburgh Rome Genève Glasgow Helsinki Götenborg Lyon* Oslo Manchester*
* Voor deze steden is 1996 het basisjaar Bron: ICCA
De positie van Randstad Holland in de Europese congreswereld is gemeten aan de hand van internationale congressen. Voorwaarde hierbij is dat het gaat om een congres waarbij er minstens 50 participanten zijn, dat het op regelmatige basis wordt georganiseerd en dat er deelnemers uit minimaal drie landen op af komen. Evenals vorig jaar voeren Wenen en Barcelona de congressenranglijst aan. De sterkste groeiers over de periode 1995-2005 zijn Wenen, Barcelona, Berlijn, Lissabon en Genève. Met uitzondering van
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
89
in internationaal perspectief |
Stockholm groeien de Scandinavische steden matig op dit vlak; mogelijk doet het klimaat de korte daglengte in een deel van het jaar zich gelden, maar kan Stockholm dit compenseren. Gemiddeld is de groei van het aantal congressen hoog; blijkbaar zijn congressen een zogeheten luxe goed of sterk conjunctuurafhankelijk. In 2005 is de gemiddelde groei aanmerkelijk lager, met zelfs een krimp van 1 procent gemiddeld over de steden. Amsterdam laat in 2005 een indrukwekkende groei van meer dan 22 procent zien. Sterke stijgers zijn verder Wenen, Edinburgh en Glasgow. Sterke krimp is er voor Helsinki, Praag, Rome en Oslo. Binnen Randstad Holland is het zoals gewoonlijk Amsterdam dat de lakens uitdeelt met 82 congressen gemiddeld over 2005. Rotterdam en Den Haag volgend op grote afstand met 17 respectievelijk 15 congressen en beide een recent dalende tendens. Utrecht heeft 10 congressen gehad en recent een mooie groei.
Figuur 2.54 Rangorde Europese steden naar aantal internationale congressen 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Wenen Barcelona Berlijn Parijs Amsterdam Boedapest Stockholm Lissabon Kopenhagen Londen Praag Madrid Dublin Edinburgh Rome Geneve Glasgow Helsinki Götenborg Oslo 0
25
50
75
100
125
Lissabon Geneve Barcelona Berlijn Wenen Glasgow Götenborg Dublin Boedapest Rome Stockholm Amsterdam Edinburgh Madrid Praag Londen Parijs Kopenhagen Helsinki Oslo 0.0
150
Aantal 2005 Bron: ICCA
2.5
5.0
7.5
10.0
12.5
15.0
Gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005
Figuur 2.55 Ontwikkeling aantal congressen Amsterdam, Randstad Holland en gemiddelde voor de Top 20 van Europese steden, 1995 tot en met 2005 140 Amsterdam
120
Randstad Holland (G4) Gemiddelde top-19
100 80 60 40 20 0 1995
1996
Bron: ICCA
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
90
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.56 Jaarlijkse positie van Amsterdam op de ranglijst van Europese steden naar aantal internationale congressen, 1995-2005 0 2
4
4
4
3
4
4
6
6
6
2005
Gem.
6 8 8
10
10
11
10
12 14 16 18 20 1995
Bron: ICCA
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
91
in internationaal perspectief |
2.16 Kantoren: huurprijs en leegstand De prijs van kantoorruimte vormt, hoewel sterk institutioneel bepaald, een indicatie van de aantrekkelijkheid van een stad voor bedrijven. Een hoge kantorenhuurprijs geeft aan dat bedrijven graag in een stad gevestigd willen zijn. Hierbij moet worden bedacht dat de vraag naar kantoren flexibel kan zijn maar dat het aanbod vertraagd reageert op vraagveranderingen omdat kantoren eerst gepland en gebouwd moeten worden. Daarom kijken we ook naar leegstand. Leegstand kan optreden als het aanbod vertraagd reageert op de vraag. Het kan zo zijn dat de vraag uitvalt terwijl het aanbod blijft toenemen. Dat leidt tot hoge leegstand; door deze kenmerken is de kantorenmarkt onderhevig aan de zogeheten varkenscyclus. Tabel 2.33: Gemiddelde huurprijs van kantoren in Europese steden, 2006 2e kwartaal en leegstand, als percentage van het verhuurbare oppervlak, 2006 2e kwartaal Huurprijs tweede kwartaal 2006, € per m2 Londen Parijs Milaan Dublin Frankfurt/ Main Stockholm München Amsterdam Madrid Brussel Barcelona Düsseldorf Berlijn Praag Hamburg Boedapest Lyon Manchester Kopenhagen Rome
Leegstand tweede kwartaal 2006 (%)
1405 730 500 560 396 401 336 325 366 290 294 246 246 228 252 222 200 441 238 n.a.
6,7 5,2 8,3 14,2 18,0 16,1 9,9 17,1 5,1 10,5 5,2 12,9 10,4 11,3 7,9 11,0 7,1 10,3 6,1 n.a.
Gemiddelde steden
413
10,1
Rotterdam Den Haag Utrecht Antwerpen
185 200 190 136
8,9 7,0 10,6 10,3
Bron: Jones Lang Lasalle
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
92
in internationaal perspectief |
Amsterdam blijkt geen bijzonder dure kantorenstad. Londen, Parijs, Milaan, Dublin, Frankfurt, Stockholm, München, Madrid en Manchester zijn duurder. Hoewel een dalende trend lijkt te zijn ingezet, heeft de Amsterdamse kantorenmarkt nog steeds te kampen met een erg hoge leegstand (16,7 procent in het tweede kwartaal van 2006). Alleen in Frankfurt was in dat kwartaal de leegstand hoger. De hoge leegstand in een populaire kantorenstad als Amsterdam kan verband houden met het institutioneel verankerde overaanbod en hoge afschrijvingen in de Nederlandse kantorenmarkt. Lagere leegstandpercentages, maar ook veel lagere prijzen vinden we in Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
Tabel 2.34: Gemiddelde jaarlijkse procentuele toename van de huur van kantoren in Europese steden, 1998-2005* en 2006 (op basis van Q2) Huurprijs 98-06 Gemiddelde jaarlijkse toename (%)
Huurprijs 2006-II Toename (%)
5,3 6,9 11,5 9,4 1,0 3,5 1,6 4,9 7,8 6,0 10,7 0,3 -3,1 -5,5 -3,9 5,4 -2,4 n.a.
-4,6 2,5 -0,6 4,7 -3,2 -2,3 -1,5 0,0 3,1 0,0 0,1 -1,2 -0,8 -0,8 0,0 1,1 4,2 3,7 n.a.
Gemiddelde steden
4,9
-0,3
Rotterdam Den Haag Utrecht Antwerpen
2,6 1,9 2,0 -
0,0 -1,6 -0,7 0,0
Londen Parijs Milaan Dublin Frankfurt/ Main Stockholm München Amsterdam Madrid Brussel Barcelona Düsseldorf Berlijn Praag Hamburg Boedapest Lyon Manchester Kopenhagen Rome
* Hierbij zijn voor elk jaar de vier kwartalen gemiddeld; de groei is over deze jaargemiddelden berekend Bron: Jones Lang Lasalle
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
93
in internationaal perspectief |
Tussen 1998 en 2005 stegen de prijzen op de Amsterdamse kantorenmarkt met gemiddeld 4,9 procent. Dit is rond het gemiddelde voor de Europese steden. Milaan en Barcelona lieten een stijging in de dubbele cijfers zien. Dalende prijzen werden waargenomen in Berlijn, Praag, Lyon en Kopenhagen. Tussen het tweede kwartaal van 2004 en het tweede kwartaal van 2005 bleven de prijzen op de Amsterdamse kantorenmarkt nagenoeg gelijk. Dublin, Madrid, Manchester en Kopenhagen lieten een flinke stijging zien. Dalende prijzen waren er in Londen, Milaan, Frankfurt, Stockholm, München, Düsseldorf, Berlijn en Praag. Dit is een heel aantal steden. Ook het gemiddelde voor alle steden daalde (met 0,3 procent). In de andere steden van Randstad Holland veranderden prijzen niet veel. Den Haag en Utrecht lieten van het tweede kwartaal van 2005 op het tweede kwartaal van 2006 wel een geringe daling in kantorenprijzen zien.
Figuur 2.57 Rangorde Europese steden naar huurprijs kantoorvloeroppervlak (euro per m2) 2006 (Q2) en jaarlijkse gemiddelde toename van de huur, 1998 tot en met 2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Londen Parijs Dublin Milan Manchester Stockholm Frankfurt/Main Madrid Munchen Amsterdam Barcelona Brussel Hamburg Dusseldorf Berlijn Kopenhagen Praag Boedapest Lyon
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 0
250
500
750
1000
1250
Milan Barcelona Dublin Madrid Parijs Lyon Brussel Londen Amsterdam Stockholm Munchen Frankfurt/Main Dusseldorf Manchester Berlijn Boedapest Praag -10
1500
Niveau 2006 (Q2)
-5
0
5
10
Ontwikkeling 1995-2005
Figuur 2.58 Ontwikkeling gemiddelde huurprijs van kantoorvloeroppervlak in het topsegment Amsterdam, en gemiddelde steden in Europa, 1998 tot en met tweede kwartaal 2006 (1998 = 100) 160 150 140 130 120 110 100 Amsterdam Gemiddelde 18 grote steden
90 1998
1999
2000
2001
2002
Bron: Jones Lang Lasalle/bewerking TNO
2003
2004
2005
2006
15
94
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.59 Rangorde Europese steden naar leegstand (als percentage van het verhuurbare oppervlak, 2006 (tweede kwartaal) 1 Frankfurt/ M. 2 Amsterdam 3 Stockholm 4 Dublin 5 Dusseldorf 6 Praag 7 Boedapest 8 Utrecht 9 Brussel 10 Berlijn 11 Manchester 12 Antwerpen 13 Munchen 14 Rotterdam 15 Milan 16 Hamburg 17 Lyon 18 Den Haag 19 Londen 20 Kopenhagen 21 Parijs 22 Barcelona 23 Madrid 0.0
5.0
10.0
15.0
20.0
25.0
Bron: Jones Lang Lasalle/bewerking TNO
Figuur 2.60 Ontwikkeling positie van Amsterdam op de ranglijst van Europese steden naar leegstand van kantoren 1998-2006 0
1 2
2 4
4
4 6
7 8
8
8 10 12 12
13
13 14
14 16 18 20 1997
1998
1999
2000
2001
Bron: Jones Lang Lasalle/bewerking TNO
2002
2003
2004
2005
2006
G em .
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 2.61 Geïndexeerde ontwikkeling leegstand (percentage van het verhuurbare oppervlak), 1998 = 100, van kantoren in Amsterdam en het totaal van Europese steden, 1998 t/m QII 2006 (1998 = 100) 700 600 Amsterdam
500
Gemiddelde 18 grote steden
400 300 200 100 0 1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: Jones Lang Lasalle/bewerking TNO
2004
2005
2006
95
96
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
3 RANDSTAD HOLLAND IN DELEN In dit hoofdstuk wordt Randstad Holland in detail beschouwd. In plaats van de vergelijking met andere stedelijke regio’s staat hier de interne geleding van Randstad Holland centraal. Daarbij wordt Randstad Holland ingedeeld zoals beschreven in hoofdstuk 1. De volgende variabelen komen daarbij aan de orde: • • • • • • • • • • • •
Bevolking Beroepsbevolking Bruto Regionaal Product Investeringen en export Innovatie Werkgelegenheid Woningbouw Congestie en mobiliteit Kunst en cultuur Toerisme Veiligheid Bodemgebruik en groen
Er wordt in dit hoofdstuk grotendeels gebruik gemaakt van gegevens van het CBS. Het kan daarom voorkomen dat soortgelijke indicatoren als in hoofdstuk 2 nu verschillende waardes hebben voor Randstad Holland. Dat is het geval bij de onderwerpen die met arbeidsaanbod (beroepsbevolking en werkloosheid) hebben te maken. De cijfers van het CBS daarover zijn niet af te stemmen met de cijfers van Eurostat; de definities wijken daarvoor teveel van elkaar af.
97
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
98
in internationaal perspectief |
3.1
Bevolking: omvang en groei
Tabel 3.1: Bevolking Randstad Holland naar deelgebied, omvang 2005, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 en groei 2005 2005 jaargemiddelde x 1000
1995-2005 gem. jaarlijkse groei (%) 1-1‘95/1-1-‘06
Groei 2005 groei (%) 1-1-‘05/1-1-’06
16.313,9
0,5
0,2
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
2.601,2 3.455,3 1.175,8 368,0
0,5 0,4 0,9 3,2
0,4 0,1 0,8 1,5
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
7.600,3 6.659,3 941,0
0,6 0,6 0,9
0,4 0,4 0,4
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
3.204,0 1.335,2 1.868,8
0,8 0,6 1,0
0,6 0,6 0,6
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
3.455,3 1.847,8 1.607,5
0,4 0,5 0,4
0,1 0,0 0,1
Groene Hart Stedelijk Gebied
627,7 6.031,6
0,3 0,6
0,1 0,4
Nederland
Bron: TNO op basis van CBS
De totale bevolkingsgroei in Randstad Holland lag in de periode 1995-2005 op gemiddeld 0,6 procent per jaar. Met 0,9 procent gemiddeld per jaar groeide de bevolking in het randstedelijk buitengebied sneller. Over 2005 lag de groei aanmerkelijk lager. Randstad Holland groeide als geheel sneller dan het landelijk gemiddelde (0,4 procent tegenover 0,2 procent landelijk), maar evenals in 2004 bevond de bevolkingsgroei in de Zuidvleugel zich onder het landelijk gemiddelde, met 0,1 procent. In de kernsteden van de Zuidvleugel is de groei zelfs geheel tot stilstand gekomen. De Noordvleugel eist dan ook de groei van Randstad Holland voor zich op met 0,6 procent toename in 2005. In de Zuidvleugel is de bevolkingsomvang groter dan in de Noordvleugel. Het verschil bedraagt ongeveer een kwart miljoen personen. Randstad Holland is iets minder vergrijsd dan Nederland als geheel; het aandeel mensen van 65 jaar en ouder is iets lager dan landelijk. De bevolking in de Zuidvleugel is iets vergrijsder dan in de Noordvleugel (14 procent van de bevolking is 65 jaar en ouder, tegen 13 procent in de Noordvleugel) en sluit daarmee meer aan bij het landelijke beeld. De kernsteden in de Zuidvleugel hebben in vergelijking tot die in de Noordvleugel meer personen tot 15 jaar en meer personen van 65 jaar en ouder. In de Noordvleugel is de bevolking tussen 15 en 64 jaar relatief
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
99
in internationaal perspectief |
groter. De bevolking tot 15 jaar is in het Groene Hart prominenter vertegenwoordigd dan landelijk en in het stedelijk gebied van Randstad Holland. Dit is gezien de trend van suburbanisatie, waarbij gezinnen de stad verlaten en het platteland zoeken, niet verwonderlijk.
Tabel 3.2: Bevolking naar leeftijdscategorie Randstad Holland en deelregio’s, jaargemiddelden 2005 Totaal
Nederland
0-14 jaar x 1.000
15-64 jaar
65 jaar en ouder
16.313,9
2.995,1
11.009,7
2.309,1
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
2.601,2 3.455,3 1.175,8 368,0
465,3 631,1 224,9 84,0
1.779,3 2.339,4 802,0 251,8
356,6 484,8 148,8 32,2
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
7.600,3 6.659,3 941,0
1.405,2 1.218,3 186,9
5.172,5 4.538,6 634,0
1.022,5 902,4 120,1
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
3.204,0 1.335,2 1.868,8
587,2 224,8 362,4
2.199,2 955,1 1.244,1
417,6 155,3 262,3
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
3.455,3 1.847,8 1.607,5
631,1 325,8 305,3
2.339,4 1.252,9 1.086,5
484,8 269,1 215,7
Groene Hart Stedelijk Gebied
627,7 6.031,6
128,4 1.090,0
418,3 4.120,3
81,1 821,3
Bron: TNO op basis van CBS
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
100
in internationaal perspectief |
Tabel 3.3: Bevolking naar leeftijdscategorie als aandeel in totaal Randstad Holland en deelregio’s, jaargemiddelden 2005 0-14 jaar
15-64 jaar
65 jaar en ouder
aandelen in totaal (%) Nederland
18,4
67,5
14,2
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
17,9 18,3 19,1 22,8
68,4 67,7 68,2 68,4
13,7 14,0 12,7 8,8
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
18,5 18,3 19,9
68,1 68,2 67,4
13,5 13,6 12,8
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
18,3 16,8 19,4
68,6 71,5 66,6
13,0 11,6 14,0
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
18,3 17,6 19,0
67,7 67,8 67,6
14,0 14,6 13,4
Groene Hart Stedelijk Gebied
20,4 18,1
66,6 68,3
12,9 13,6
Bron: TNO op basis van CBS
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
101
in internationaal perspectief |
Tabel 3.4: Bevolking naar leeftijdscategorie Randstad Holland naar deelregio, groei 1995-2005 Totaal
0-14 jaar 15-64 jaar gemiddelde jaarlijkse groei (%)
65 jaar en ouder
Nederland
0,2
-0,5
0,1
1,7
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
0,4 0,1 0,8 1,5
-0,1 -0,7 0,4 0,4
0,3 0,1 0,7 1,7
1,5 1,2 1,9 2,5
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
0,4 0,4 0,4
-0,3 -0,3 -0,3
0,3 0,3 0,2
1,5 1,3 2,9
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
0,6 0,6 0,6
0,2 0,1 0,3
0,6 0,8 0,5
1,4 0,5 1,8
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
0,1 0,0 0,1
-0,7 -0,6 -0,9
0,1 0,1 0,1
1,2 0,5 2,1
Groene Hart Stedelijk Gebied
0,1 0,4
-0,7 -0,2
-0,2 0,4
2,7 1,2
Bron: TNO op basis van CBS Wanneer we de bevolkingsgroei over de jaren 1995 tot en met 2005 splitsen naar leeftijd, blijkt het beeld voor Randstad Holland af te wijken van het landelijke beeld. De krimp in de leeftijdsgroep van 0 tot 14-jarigen is minder sterk dan landelijk, de groei in de leeftijd 15-64 hoger en de groei in de leeftijd van 65 jaar en ouder minder hoog. Dit betekent dat het vergrijzingsbeeld voor Nederland als geheel sterker van toepassing is dan voor Randstad Holland. De Zuidvleugel sluit wat meer aan bij het landelijke beeld dan de Noordvleugel. Zo groeide de bevolking in de Zuidvleugel in 2005 evenals de landelijke bevolking weer wat sterker dan in eerdere jaren (figuur 3.1). De krimp in de leeftijd 0 tot 14 jaar was er zelfs sterker dan landelijk, terwijl in de Noordvleugel juist sprake is van groei van deze bevolkingsgroep. De groep 65-plussers groeide in de Zuidvleugel iets trager dan in de Noordvleugel. Onderscheiden naar stedelijke omgeving en kernsteden groeide in de Noordvleugel de bevolkingsgroep tussen 0 en 14 jaar in de kernsteden minder sterk dan in de stedelijke omgeving; in de Zuidvleugel was de krimp in deze bevolkingsgroep minder sterk dan in de stedelijke omgeving. In het Groene Hart laat de bevolking van 65 jaar en ouder een spectaculaire groei zien, met liefst 2,7 procent groei gemiddeld per jaar. De suburbanisatietrend onder ouderen lijkt stevig door te zetten.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
102
in internationaal perspectief |
Figuur 3.1
Jaarlijkse groei van de bevolking Nederland en Randstad Holland in procenten (Noordvleugel en Zuidvleugel), 1995 tot en met 2005
1.2 1.0 0.8 0.6 Nederland
0.4
Randstad Holland Noordvleugel
0.2 0.0 1995
Zuidvleugel
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2005
2006
Bron: TNO op basis van CBS
Tabel 3.5: Niet-westerse allochtone bevolking als procentueel aandeel in het totaal Randstad Holland naar deelregio, gemiddelde jaarlijkse groei 1996 tot 2006 (1 januari cijfers) 2006
1996-2006
2005-2006 (1 jan.-1 jan.)
Aandelen %
%
1,0
Nederland
10,5
Gemiddelde jaarlijkse groei (%) 3,4
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
16,0 17,0 11,1 17,2
2,5 3,4 3,1 6,3
0,7 1,1 1,4 2,8
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
15,7 17,0 7,1
3,1 3,2 3,1
1,1 1,1 1,0
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
16,9 25,5 10,8
2,9 2,0 4,9
1,0 0,1 2,5
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
17,0 24,5 8,4
3,4 3,3 3,9
1,1 1,0 1,4
Groene Hart Stedelijk Gebied
6,8 18,0
3,2 3,1
0,8 1,1
Bron: CBS/bewerking TNO
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
103
in internationaal perspectief |
Het aandeel niet-westerse allochtonen bedraagt in Randstad Holland 17 procent. Dit is fors hoger dan het landelijk gemiddelde van 10,5 procent. Vooral in de kernsteden is het aandeel hoog: 25,5 procent in de Noordvleugel, 24,5 procent in de Zuidvleugel. Vooral in Flevoland en de stedelijke omgeving in de Noordvleugel was de groei in de periode 1996-2005 hoog. Hoewel voor 2005 de groei over de hele linieveel gematigder is, blijkt ook in 2005 de groep niet-westerse allochtonen het snelst te groeien in Flevoland en de stedelijke omgeving van de Noordvleugel. De suburbanisatietrend onder allochtonen zet zich derhalve voort. Op randstedelijk niveau zwakt de groei van de niet-westerse allochtone bevolking zowel in Randstad Holland als in het randstedelijk buitengebied af.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
104
in internationaal perspectief |
3.2
Beroepsbevolking en werkloosheid
Tabel 3.6: Potentiële beroepsbevolking, beroepsbevolking en arbeidsparticipatie Randstad Holland naar deelregio, 2005, en werkloosheid als percentage van de beroepsbevolking, 2005 Bevolking 15-64 in 2005 (x 1.000)
Beroepsbevolking 2005 (x 1.000)
Arbeidsparticipatie 2005 (%)
Werkloosheid
11.010
7.401
67,2
6,5
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
1.779 2.339 802 252
1.241 1.589 551 174
69,7 67,9 68,7 69,1
6,7 6,7 5,1 8,6
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
5.173 4.539 634
3.555 3.136 419
68,7 69,1 66,0
6,5 6,5 6,6
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
2.199 955 1.244
1.547 684 863
70,4 71,7 69,4
6,3 9,8 3,6
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
2.339 1.253 1.087
1.590 861 729
68,0 68,8 67,1
6,7 8,0 5,2
Groene Hart Stedelijk Gebied
418 4.120
272 2.864
65,1 69,5
5,2 6,6
Nederland
(% van de beroepsbevolking)
Bron: TNO op basis van CBS
Participatiegraad De potentiële beroepsbevolking omvat iedereen in de leeftijd van 15 tot 64 jaar. Dat deel van de potentiële beroepsbevolking dat werkt of werkt zoekt (bereid is 12 uren of meer per week te werken) noemen we de beroepsbevolking. De (bruto) arbeidsparticipatie wordt gegeven door het quotiënt van de potentiële beroepsbevolking en de beroepsbevolking (de werkenden en werkzoekenden). De beroepsbevolking in de Zuidvleugel is iets groter dan in de Noordvleugel. Opvallend is dat de beroepsbevolking anno 2005 voor de meeste regionale schaalniveaus gekrompen is, wat verklaard kan worden door de teruglopende economische ontwikkeling over de jaren 2001-2004. Alleen in de provincie Flevoland en in de kernsteden van de Randstad nam de beroepsbevolking toe. In de Noordvleugel is de participatie hoger dan in de Zuidvleugel. Voor Randstad Holland als geheel geldt dat de participatie hoger is dan landelijk. Tevens is de werkloosheid in Randstad Holland lager dan landelijk. De werkloosheid is in de Zuidvleugel hoger dan in de Noordvleugel.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
105
in internationaal perspectief |
De werkloosheid is in de kernsteden van de Noordvleugel scherp gestegen in 2005, tot 9,8 procent. De oorzaak hiervoor is onduidelijk. Ook in de Zuidvleugel werd een stijging tot 8 procent waargenomen. Daarentegen is de werkloosheid in de Noordvleugel in de stedelijke omgeving lager dan in de Zuidvleugel.
Tabel 3.7: Beroepsbevolking naar opleiding, 2005 Laag
midden Aandeel (%)
Hoog
Nederland
24,8
44,1
31,2
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
21,4 26,9 21,4 25,9
41,5 41,3 38,8 47,1
37,1 31,8 39,9 27,0
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
24,1 23,9 25,0
41,3 40,3 48,4
34,7 35,8 26,6
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
21,2 19,1 22,9
39,1 32,3 44,5
39,7 48,6 32,6
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
27,0 28,8 24,9
41,3 39,3 43,5
31,7 31,9 31,6
Groene Hart Stedelijk Gebied
28,9 23,5
43,5 40,0
27,6 36,5
Bron: TNO op basis van CBS
Beroepsbevolking naar opleiding In Randstad Holland is het aandeel hoogopgeleiden 35,8 procent; landelijk bedraagt dit aandeel 31,2 procent. In vergelijking tot de Randstad Monitor vorig jaar laat het opleidingsniveau een verbetering zien. Opleiding geeft een duidelijk indicatie van verschillen in de sectorale structuur van de economie. In de Noordvleugel bedraagt het aandeel laagopgeleiden 21,2 procent. Voor de Zuidvleugel is dit 27 procent. In de kernsteden is dit verschil het duidelijkst waar te nemen: 19,1 procent laagopgeleiden in de Noordvleugel, 28,8 procent in de Zuidvleugel. Ook het aandeel middelbaar opgeleiden is in de kernsteden van de Zuidvleugel hoger dan in die van de Noordvleugel; 39,3 tegen 32,3 procent. Niet verrassend valt het aandeel hoogopgeleiden in de Noordvleugel dan ook fors hoger uit dan in de Zuidvleugel: 39,7 tegen 31,7 procent. In de kernsteden is het verschil wederom nog pregnanter; 48,6 procent in de Noordvleugel, 31,9 procent in de Zuidvleugel. Het zijn derhalve met name de kernsteden in de Noordvleugel die eruit springen qua hoogopgeleiden. De provincie Flevoland heeft relatief weinig hoogopgeleiden.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
106
in internationaal perspectief |
Tabel 3.8: Beroepsbevolking 2004 en 2005, groei van de beroepsbevolking 1995-2005 en werkloosheid 2004 en 2005 Beroepsbevolking 1995-2005 2005 gemiddelde jaarlijkse groei (%)
Werkloosheid 2004 2005 als % van de beroepsbevolking
Nederland
1,2
0,0
6,5
6,5
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
1,2 1,1 1,4 4,2
0,9 0,7 -0,2 0,0
6,4 6,4 5,6 8,6
6,7 6,7 5,1 8,6
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
1,3 1,3 1,1
0,6 0,8 -1,0
6,4 6,3 7,4
6,5 6,5 6,6
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1,6 1,6 1,6
0,9 0,7 1,1
6,1 9,4 3,5
6,3 9,8 3,6
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1,1 2,4 -0,3
0,7 2,5 -1,3
6,5 7,8 4,9
6,7 8,0 5,2
Groene Hart Stedelijk Gebied
0,9 1,4
1,7 0,7
5,6 6,3
5,2 6,6
Bron: TNO op basis van CBS
In Nederland groeide de beroepsbevolking tussen 1995 en 2005 met gemiddeld 1,2 procent per jaar. In de jaren 2004-2005 trad evenwel stagnatie op. Hoe steekt het beeld voor Randstad Holland hierbij af? De ontwikkeling van de beroepsbevolking is in Randstad Holland gunstiger dan landelijk: gemiddeld 1,3 procent stijging per jaar tussen 1995 en 2005, en ook in 2005 nog een stijging met 0,8 procent. Met name de Noordvleugel presteert wat dat betreft prima, met 1,6 procent gemiddelde groei over 1995-2005 en 0,9 procent groei in 2005. In de Zuidvleugel is opvallend dat de beroepsbevolking in de kernsteden in een fors tempo toeneemt, terwijl in de stedelijke omgeving juist sprake is van afname – ook wanneer we de periode 1995-2005 beschouwen. Ook in het Groene Hart neemt de beroepsbevolking toe. Over de meest recente jaren versnelt hier evenals in Rotterdam/Den Haag de groei zelfs. De werkloosheid was in de jaren 2004 en 2005 in Randstad Holland ongeveer even hoog als landelijk. Opvallend zijn de hoge werkloosheidscijfers voor de kernsteden (vooral in de Noordvleugel van Randstad Holland) in relatie tot lage cijfers voor de stedelijke omgeving. In de Zuidvleugel is de werkloosheid in de kernsteden lager dan in de kernsteden van de Noordvleugel maar is de werkloosheid in de stedelijke omgeving veel hoger dan in de Noordvleugel. In lijn met dit beeld laat het Groene Hart een lagere werkloosheid zien dan het stedelijk gebied. Ook in de provincie Flevoland is de werkloosheid hoog.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
107
in internationaal perspectief |
Figuur 3.2
Werkloosheidsontwikkeling Nederland en Randstad Holland (Noordvleugel en Zuidvleugel), 1995 tot en met 2005, als percentage van de beroepsbevolking
9,0 Nederland
8,0
Randstad Holland Noordvleugel
7,0
Zuidvleugel
6,0
5,0
4,0
3,0 1995
1996
1997
Bron: TNO op basis van CBS
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
108
in internationaal perspectief |
Tabel 3.9: Jeugdwerkloosheid (aantal WW uitkeringen aan personen jonger dan 25 jaar) Randstad Holland naar deelregio , 1e kwartaal 2006 en ontwikkeling QI 2005-QI 2006 Aantal WW uitkeringen < 25 jaar Q1 2005 absoluut 18.910
Nederland
Q1 2006
Als aandeel van alle WW uitkeringen Q1 2005
Q1 2006 %
12.935
5,7
4,2
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
1.905 3.135 920 505
1.255 2.405 555 375
4,0 5,3 4,5 6,3
2,9 4,4 3,2 4,9
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
6.465 5.480 985
4.590 3.930 660
4,8 4,6 6,5
3,7 3,6 4,6
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
2.355 1.010 1.345
1.535 670 865
3,8 3,3 4,4
2,8 2,6 3,1
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
3.145 1.980 1.165
2.425 1.550 875
5,3 5,4 5,2
4,5 4,6 4,2
Groene Hart Stedelijk Gebied
205 5.275
165 3.765
4,9 4,5
4,4 3,6
Bron: TNO op basis van CBS
De opleving van de economie sinds begin 2005 is onder andere terug te zien aan de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid (figuur 3.3). Het aantal WW-uitkeringen aan personen onder 25 jaar is tussen begin 2005 en begin 2006 flink gedaald. Op landelijk niveau bedroeg de daling bijna 6.000 uitkeringen. In Randstad Holland ging het om krap 1.500 uitkeringen. Zowel absoluut als relatief aan het totale aantal uitkeringen is het aandeel jeugduitkeringen in de Zuidvleugel hoger dan in de Noordvleugel. Over het algemeen is de omvang van de jeugdwerkloosheid evenwel bescheiden.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
109
in internationaal perspectief |
Figuur 3.3
Jaarlijkse ontwikkeling jeugdwerkloosheid Nederland en Randstad Holland , 1998 tot en met 2006 (eerste kwartaal)
8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0
Nederland Randstad Holland
2,0
Noordvleugel
1,0
Zuidvleugel
0,0 1998
1999
2000
Bron: TNO op basis van CBS
2001
2002
2003
2004
2005
2006
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
110
in internationaal perspectief |
3.3
Bruto Regionaal Product
Tabel 3.10: Bruto Regionaal Product Randstad Holland naar deelregio, 2005, gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2005 en groei 2005 (cijfers 2004 en 2005 voorlopig) 2005
1995-2005
2005
(mld. €)
% 1,5
Nederland
505,6
(gem. jaarlijkse groei in %) 2,6
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
94,4 108,3 45,5 8,3
3,1 2,4 3,6 5,0
2,1 1,3 2,3 3,9
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
256,5 234,6 21,9
2,9 3,0 2,6
1,8 1,9 1,6
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
126,2 66,3 59,9
3,5 3,8 3,1
2,4 2,8 1,9
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
108,3 62,6 45,7
2,4 2,3 2,5
1,3 1,4 1,2
Groene Hart Stedelijk Gebied
17,3 217,2
2,6 3,0
1,2 1,9
Bron: TNO op basis van CBS
In Randstad Holland wordt bijna de helft van het landelijk bruto nationaal product verdiend – zo’n 234 miljard euro. Groeide het BNP in Nederland tussen 1995 en 2005 gemiddeld met 2,6 procent per jaar, Randstad Holland was dit percentage 3,0. Ook in 2005 was de groei in Randstad Holland hoger dan landelijk: 1,9 procent tegenover 1,5 procent. De kernsteden deden het daarbij beter dan de stedelijke omgevingen. Bovendien groeide de Noordvleugel veel sneller dan de Zuidvleugel, met 3,5 procent gemiddeld jaarlijks over de periode 1995-2005 en 2,4 procent in 2005. De Zuidvleugel stelt hier 2,4 respectievelijk 1,3 procent tegenover. In de provincie Flevoland alsmede het Groene Hart wordt weinig toegevoegde waarde gerealiseerd. De provincie ZuidHolland daarentegen realiseert ruim 21 procent van het landelijk BNP.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
111
in internationaal perspectief |
Figuur 3.4
Jaarlijkse ontwikkeling bruto regionaal product, Nederland en Randstad Holland (Noordvleugel en Zuidvleugel), 1995 tot en met 2005 (cijfers 2004 en 2005 voorlopig)
7,0 Nederland
6,0
Randstad Holland
5,0
Noordvleugel Zuidvleugel
4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2003
2003
2004
2005
Bron: TNO op basis van CBS Figuur 3.5
Jaarlijkse ontwikkeling bruto regionaal product per inwoner en arbeidsproductiviteit, Randstad Holland, 1995 tot en met 2005
6,0
BRP/hoofd Arbeidsproductiviteit
5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 1996
1997
1998
-1,0
Bron: TNO op basis van CBS
1999
2000
2001
2003
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
112
in internationaal perspectief |
Tabel 3.11a: Arbeidsproductiviteit, niveau 2005, gemiddelde jaarlijkse groei, 1995 tot en met 2005 en groei 2005 (cijfers 2005 voorlopig) Arbeidsproductiviteit 2005 x € 1.000
1995-2005
2005
Gemiddelde jaarlijkse groei (%)
%
Nederland
78,6
1,5
1,8
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
82,0 79,5 83,9 74,7
1,8 1,4 2,0 1,5
2,2 1,8 2,3 1,9
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
81,0 82,4 68,5
1,7 1,7 1,3
2,1 2,1 1,6
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
85,0 89,3 80,7
2,0 2,3 1,6
2,3 2,8 1,9
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
79,5 82,5 75,6
1,4 1,5 1,4
1,8 2,0 1,6
Groene Hart Stedelijk Gebied
74,6 83,1
1,4 1,7
1,6 2,1
Bron: TNO op basis van CBS
De arbeidsproductiviteit is een indicator voor de prestatie van werknemers in een jaar, ofwel hoeveel waarde zij per tijdseenheid toevoegen. In 2005 bedroeg de arbeidsproductiviteit in Nederland € 78.600 per mensjaar. Dit is fors hoger dan het jaar ervoor. In Randstad Holland lag in 2005 de arbeidsproductiviteit zelfs op € 82.400. De kernsteden presteren daarbij beter dan hun ommeland, en de Noordvleugel presteert iets beter dan de Zuidvleugel. Dat de kernsteden relatief goed presteren, houdt naar verwachting verband met forensisme waarbij men woont in het groen en werkt in de stad. De groei van de arbeidsproductiviteit was in Randstad Holland zowel over de periode 1995-2005 als over 2005 hoger dan landelijk. Jaarlijks ging het daarbij om 1,7 respectievelijk 2,1 procent. Voor de groei waren zowel in de Noord- als Zuidvleugel met name de kernsteden verantwoordelijk. Als mogelijke oorzaak voor de groeiversnelling kan worden gewezen op de recessie in de eerste jaren van het millennium, waarbij werkgevers saneren en de arbeidsproductiviteit verhogen. Het is daarom interessant om te zien hoe de arbeidsproductiviteit zich gedraagt in tijden van hoogconjunctuur. Ook de vergrijzing, waarbij oudere werknemers uit het arbeidsproces treden, kan een (meer structurele) verklaring zijn.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
113
in internationaal perspectief |
Tabel 3.11b: BRP per inwoner, niveau 2004 en gemiddelde jaarlijkse groei, 1995 tot en met 2005 en groei 2005 (cijfers 2004 en 2005 voorlopig) 2005 (x € 1.000)
1995-2005 gemiddelde jaarlijkse groei (%)
2005 %
Nederland
31,0
2,0
1,3
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
36,3 31,4 38,7 22,5
2,6 1,9 2,7 1,7
1,7 1,2 1,5 2,3
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
33,7 35,2 23,3
2,3 2,3 1,8
1,5 1,5 1,1
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
39,4 49,7 32,1
2,7 3,2 2,1
1,7 2,1 1,3
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
31,4 33,9 28,4
1,9 1,8 2,1
1,2 1,3 1,0
Groene Hart Stedelijk Gebied
27,6 36,0
2,3 2,3
1,1 1,5
Bron: TNO op basis van CBS Hoeveel bedraagt het bruto regionaal product per capita, anders gezegd: hoeveel waarde wordt per persoon toegevoegd in een regio? In 2005 lag het BRP per capita nationaal op € 31.000. Randstad Holland presteert hierboven, met € 35.200. Zoals te zien is de toegevoegde waarde per inwoner lager dan de toegevoegde waarde per mensjaar. Het verschil indiceert de (relatief) lage participatie op de arbeidsmarkt in Nederland. Uitschieter naar boven zijn de kernsteden in de Noordvleugel van Randstad Holland, met € 49.700. Ook als geheel presteert de Noordvleugel echter structureel beter dan de Zuidvleugel, zowel qua niveau als ontwikkeling van het BRP per capita. Een mogelijke verklaring is dat toegevoegde waarde in de Zuidvleugel door meer mensen gedeeld moet worden (bijvoorbeeld omdat mensen wonen in de Zuidvleugel en werken in de Noordvleugel) of omdat het opleidingsniveau in de Noordvleugel gemiddeld hoger is. Vergelijken we de tienjaarsperiode met 2005, dan valt op de groei per capita in de laatste periode overal lager is dan in het afgelopen decennium het geval was. Wel ligt de groei in Randstad Holland op een hoger pad dan nationaal, met 2,3 procent over 1995-2005 en 1,5 procent over 2005 (landelijk: 2,0 respectievelijk 1,3 procent). Andermaal is het de Noordvleugel die hiervoor verantwoordelijk is. De Zuidvleugel van Randstad Holland scoort marginaal onder het landelijk gemiddelde. Opvallend is tot slot dat de stedelijke omgeving in de Zuidvleugel over 1995-2005 qua BRP per capita sneller groeide dan de kernsteden. Voor het jaar 2005 is dit niet het geval. Mogelijk houdt dit verband met de omstandigheid dat in de Zuidvleugel meer mensen wel in de stad werken maar er niet.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
114
in internationaal perspectief |
Tabel 3.12: Particuliere huishoudens in het laagste inkomensdecie, 2002 en 2003 2002
2003
Nederland
10,0
10,0
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
11,8 10,5 8,5 8,2
11,9 10,7 8,6 9,3
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
10,6 10,9 8,3
10,8 11,0 8,7
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
11,2 14,9 8,2
11,4 15,4 8,2
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
10,5 12,6 7,9
10,7 12,8 8,0
Bron: CBS/Bewerking TNO
Inkomens onder het sociaal minimum Leefbaarheid is onder andere afhankelijk van het inkomen van huishoudens. Het percentage particuliere huishoudens met een inkomen op of onder het sociaal minimum is derhalve naar regio beschouwd in tabel 3.12. De meest recente gegevens daarbij dateren van 2003. We bekijken het laagste inkomensdeciel. Dat wil zeggen dat we de laagste tien procent van alle huishoudensinkomens beschouwen als percentage van alle inkomens. Dan blijkt dat het laagste inkomensdeciel landelijk tevens tien procent van de huishoudens omvat. Randstad Holland zit hier iets boven, met 11 procent in 2003. Bovendien blijkt dat het percentage in de kernsteden hoger en in hun ommeland lager is dan het randstedelijk gemiddeld. Het ommeland scoort tevens onder het landelijk gemiddelde. Met name de kernsteden in de Noordvleugel laten met 15,4 procent een tamelijk hoge score zien. De kernsteden in de Zuidvleugel stellen hier 12,8 procent tegenover. Mogelijk houden de vrij hoge scores verband met het observatiejaar 2003, dat het dieptepunt van de meest recente recessie vormde. Ook migratiegedrag kan een verklaring zijn: wie het zich kan veroorloven voorzieningen van verder weg te halen dan binnenstedelijk, verlaat de stad.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
115
in internationaal perspectief |
3.4
Investeringen en export
Tabel 3.13: Investeringen Randstad Holland naar deelregio, 2005, gemiddelde jaarlijkse groei 1995 t/m 2005 en groei 2005 Investeringen 2005
Quote (aandeel in BRP)
Ontwikkeling 19952005
Ontwikkeling 2005
Gem. Jaarlijkse groei % %
Mld. E
Quote
Nederland
98,6
19,5
2,4
3,9
Noord Holland Zuid Holland Utrecht Flevoland
16,8 22,1 8,8 3,9
17,8 20,4 19,3 46,5
2,5 2,8 4,0 6,7
4,4 3,9 5,7 7,8
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
51,6 46,4 5,2
20,1 19,8 23,7
3,1 3,2 2,7
4,7 4,7 4,8
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
24,3 10,4 13,9
19,3 15,7 23,2
3,5 2,9 4,0
5,3 4,4 6,0
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
22,1 12,9 9,2
20,4 20,6 20,0
2,8 2,9 2,7
3,9 3,9 4,0
Groene Hart Stedelijk Gebied
4,1 42,3
23,4 19,5
4,5 3,0
5,2 4,6
Bron: CBS/bewerking TNO
Investeringen bieden zicht op de toekomstige concurrentiekracht van een regio. Zijn de investeringen laag, dan kan een regio in de toekomst gaan stagneren. Investeringen worden in Nederland gepubliceerd in de Regionaal Economische Jaarcijfers van het CBS. De jaarcijfers worden verdeeld naar type investeringen en de bestemming van de investering. De cijfers worden verdeeld naar het type investeringen en de bestemming van de investering. De investeringen in Randstad Holland beliepen in 2005 46,4 miljard euro. Dat is bijna de helft van de landelijke investeringen, die 98,6 miljard euro omvatten. Het groeitempo van de investeringen is in Randstad Holland forser indien over een decennium wordt gekeken. Ook over 2005 groeien de investeringen in Randstad Holland rapper dan landelijk. De Noordvleugel kent een fors hoger groeipad van de investeringen dan de Zuidvleugel (5,3 versus 3,9 procent). In de Zuidvleugel vormen de investeringen wel
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
116
in internationaal perspectief |
een iets hoger aandeel in het BRP. Recentelijk groeien in de stedelijke omgevingen in de Noordvleugel de investeringen fors sneller dan in de kernsteden. Dit kan een uiting zijn van de forse ruimtedruk aldaar. In de Zuipvleugel zijn de investeringen evenwichtiger gespreid over kernsteden en omgevingen. De provincie Flevoland valt op door hoge investeringen.
Tabel 3.14: Investeringen in vaste activa Randstad Holland naar deelregio naar soort als procentueel aandeel in totaal, 2005 Woningen
Bedrijfsgebouwen
GWWwerken
Vervoermiddelen
Machines en installaties Aandeel in totale investeringen in vaste activa (%)
Overig
Nederland
33
15
10
11
12
19
Noord Holland Zuid Holland Utrecht Flevoland
29 30 34 41
14 12 14 11
9 13 10 4
14 12 14 32
11 15 7 5
23 18 21 8
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
31 29 48
13 12 16
10 11 7
15 16 5
12 12 9
19 20 16
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
29 24 32
13 14 12
9 9 9
19 13 23
9 13 7
21 28 16
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
30 33 26
12 11 14
13 11 16
12 10 16
15 17 12
18 18 17
Groene Hart Stedelijk Gebied
22 30
12 13
16 10
26 15
9 12
14 20
Bron: CBS/bewerking TNO
Bekijken we vervolgens de aanwending van investeringen, dan valt de positie van Flevoland als woonprovincie op. Liefst 41 procent van de investeringen aldaar wordt besteed aan woningbouw. In Randstad Holland is het aandeel woningen in investeringen lager dan het landelijk gemiddelde. Het is de vraag of dit komt door het hogere investeringsvolume in andere typen goederen of doordat er in Randstad Holland weinig ruimte, beleidsvrijheid dan wel budget is voor investeringen. In de Noordvleugel gaan woninginvesteringen vooral naar de stedelijke omgeving, in de Zuidvleugel zijn het eerder de kernsteden Rotterdam en Den Haag die veel investeringen in woningen kennen. In Flevoland, het Groene Hart en in de stedelijke omgeving in de Noordvleugel worden forse investeringen in vervoermiddelen gedaan, een aanduiding van de woonfunctie van deze gebieden.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
117
in internationaal perspectief |
Tabel 3.15: Investeringen in vaste activa Randstad Holland naar deelregio naar soort, gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 Woningen
Bedrijfsgebouwen
GWWwerken
Vervoermiddelen
Machines en installaties Aandeel in totale investeringen in vaste activa (%)
Overig
Nederland
2,4
2,1
0,3
0,8
2,8
-0,6
Noord Holland Zuid Holland Utrecht Flevoland
2,5 2,8 4,0 6,7
2,9 2,5 4,7 4,9
-0,7 -2,2 0,0 4,4
0,4 1,4 3,1 -6,6
-0,4 5,7 5,2 14,8
-0,1 1,9 -3,1 5,2
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
3,1 3,2 2,7
3,2 3,3 2,9
-1,0 -1,4 2,9
1,0 1,3 -2,3
4,1 4,5 -3,0
0,7 0,7 0,7
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
3,5 2,9 4,0
4,1 3,2 4,7
-0,7 -2,6 1,1
1,2 -0,1 2,2
3,8 2,0 4,7
-0,8 0,9 -2,7
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
2,8 2,9 2,7
2,5 4,8 -0,6
-2,2 -3,2 -0,8
1,4 -1,4 5,3
5,7 3,8 7,6
1,9 2,7 0,4
Groene Hart Stedelijk Gebied
4,5 3,0
-0,7 3,7
0,2 -1,6
10,0 0,5
12,2 3,6
0,1 0,7
Bron: CBS/bewerking TNO
Behalve naar het niveau van investeringen, is het van belang ook de ontwikkeling hiervan in kaart te brengen. Over de periode 1995-2005 blijkt dan dat in Randstad Holland het accent van de investeringen minder is komen te liggen bij grond- weg- en waterbouwwerken en meer bij machines en installaties. In de Noordvleugel groeiden de investeringen in bedrijfsgebouwen het snelst, in de stedelijke omgeving aldaar waren dat de vervoermiddelen, en machines en installaties. Voor de Zuidvleugel lag in de kernsteden de hoogste groei in bedrijfsgebouwen, voor de stedelijke omgeving gold dit voor machines en installaties. Flevoland heeft een enorme groei in investeringen in machines en installaties gekend. Het Groene Hart zag groter toename van investeringen in zowel machines en installaties als in vervoermiddelen. Zowel in de Noord- als de Zuidvleugel is sprake van omvangrijke desinvesteringen in grond-, weg- en waterbouwwerken.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
118
in internationaal perspectief |
Tabel 3.16: Publiek en privaat gefinancierde investeringen Randstad Holland naar deelregio, 2005 en gemiddelde jaarlijkse groei 1995-2005 Publiek aandeel Aandeel in totaal
Privaat aandeel
Nederland
20,6
Gem. jaarlijkse groei (%) 2,9
Aandeel in totaal 79,4
Gem. jaarlijkse groei (%) 3,8
Noord Holland Zuid Holland Utrecht Flevoland
19,1 21,7 22,1 6,2
2,5 3,1 3,6 8,4
80,9 78,3 77,9 93,8
3,1 4,4 6,3 -5,8
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
19,9 19,8 20,3
3,3 3,3 3,8
80,1 80,2 79,7
3,9 4,3 1,2
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
18,1 18,3 17,9
3,4 3,0 3,7
81,9 81,7 82,1
4,1 2,5 5,7
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
21,7 17,5 27,7
3,1 3,4 2,6
78,3 82,5 72,3
4,4 2,5 6,4
Groene Hart Stedelijk Gebied
28,8 19,0
3,7 3,2
71,2 81,0
10,4 3,6
Bron: CBS/bewerking TNO
Verdelen we de investeringen op basis van hun herkomst (publiek of privaat), dan blijkt dat Randstad Holland een marginaal lager aandeel publieke investeringen kent dan Nederland als geheel. Vooral in de provincie Flevoland is het aandeel publieke investeringen bijzonder laag te noemen. Wel groeien de publieke investeringen snel, terwijl de private investeringen juist krimpen. Mogelijk is er sprake van verdringing, waarbij publieke investeringen de private investeringen verdrijven uit Flevoland. De private investeringen groeien over het algemeen sneller dan de publieke investeringen. Een uitzondering zijn hier de kernsteden van zowel de Noord- als Zuidvleugel, waar de groei in private investeringen achterblijft terwijl het niveau hoger is dan landelijk. Blijkbaar verwacht iemand die aldaar wil investeren een laag rendement of een onzekere opbrengst.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
119
in internationaal perspectief |
Tabel 3.17: Export Randstad Holland naar deelregio, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 19952005 Export 2005 (in mld. €)
Exportquote t.o.v. BRP (%)
Ontwikkeling Gem. jaarlijkse groei 1995-2005
Nederland
217
43
3,3
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
34 45 10 3
36 42 23 31
4,2 3,0 4,7 5,4
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
92 86 7
36 37 31
3,7 3,7 3,8
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
40 12 29
32 18 48
4,5 5,0 4,3
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
45 28 18
42 45 38
3,0 2,8 3,3
Groene Hart Stedelijk Gebied
6 80
34 37
2,9 3,7
Bron: TNO op basis van CBS Export en de ontwikkeling daarvan geven informatie over de concurrentiekracht van bedrijven in een regio. Hoe meer bedrijven exporteren, hoe meer ze blijkbaar internationaal concurrentievermogen hebben. Randstad Holland exporteerde in 2005 voor 86 miljard euro. Daarmee is de exportquote uitgedrukt als percentage van het BRP in Randstad Holland lager dan voor Nederland als geheel, 37 tegenover 43 procent. Steden ontlenen hun voorzieningenniveau aan allerlei lokale diensten. Deze maken in de stad een groter deel van de economie uit dan in minder stedelijke gebieden. De lagere exportquote kan dus worden gezien als een noemereffect. Met name in de kernsteden van de Noordvleugel lijkt dit aan de orde; de exportquote bedraagt daar slechts achttien procent. In de Zuidvleugel doet zich het verschijnsel voor dat in de steden de exportquote lager is dan in de stedelijke omgeving. De export groeide over de periode 1995-2005 in de Noordvleugel sneller dan landelijk, en in de Zuidvleugel langzamer. Flevoland en de Noordvleugel waren de afgelopen tien jaar groeikampioenen. Als geheel groeit Randstad Holland qua export sneller dan Nederland als geheel.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
120
in internationaal perspectief |
3.5
Innovatie
Tabel 3.18: Werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische sectoren als aandeel de totale werkgelegenheid in de industrie, c.q. de dienstensector (2002) en gemiddelde jaarlijkse groei (19962002) in % Hoog- en middentechnologische industrie
Hoogtechnologische diensten
aandeel
jaarlijkse groei
aandeel
jaarlijkse groei
Nederland
33.9
0.2
5.6
7.2
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
28.7 36.1 29.8 34.7
-0.9 -0.5 1.0 7.9
6.0 6.1 10.6 7.5
10.9 5.2 8.1 8.4
Randstad provincies
32.4
-0.1
6.9
7.8
Randstad Holland Randstad buitengebied
32.7 29.5
-0.4
8.0
2.3
7.1 4.8
Noordvleugel Stad Omgeving
29.5 22.5 32.8
-0.2 -3.7 1.2
8.0 9.8 6.1
10.1 9.7 10.8
Zuidvleugel Stad Omgeving
36.1 34.5 37.3
-0.5 -1.0 -0.2
6.1 6.2 6.0
5.2 4.7 5.9
Groene Hart Stedelijk Gebied
29.1 33.2
2.3 -0.6
5.1 7.3
5.4 8.1
5.0
Bron: TNO, op basis van LISA
Voor hoog- en middentechnologische sectoren binnen de industrie scoort de Randstad laag in vergelijking tot het Nederlands gemiddelde. Voor hoogtechnologische diensten scoort de Randstad relatief hoog in relatie tot het nationaal gemiddelde. Kennisintensieve industrie is vooral sterk vertegenwoordigd in de Zuidvleugel van de Randstad, met name in de stedelijke omgeving. Hoogtechnologische diensten zijn vooral sterk vertegenwoordigd in de Noordvleugel en dan met name in het stedelijk gebied daarbinnen. De werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische industrie neemt af in de Randstad. Belangrijkste positieve uitzondering hierop is het Groene Hart. Hier neemt de werkgelegenheid in hoog- en middentechnologische sectoren jaarlijks met ruim twee procentpunten toe. Hoogtechnologische diensten groeien vooral sterk in de Noordvleugel van de Randstad, maar ook de Zuidvleugel scoort wat betreft groei van hoogtechnologische diensten hoger dan het nationaal gemiddelde.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
121
in internationaal perspectief |
3.6
Werkgelegenheid
Tabel 3.19a: Werkgelegenheid (werkzame personen) Randstad Holland naar deelregio, 2005, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2005 en groei 2005 Aantal werkzame personen 2005 x 1.000
1995-2005
2005
gemiddelde jaarlijkse groei (%)
%
Nederland
8.209
1,4
0,0
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
1.452 1.759 677 138
1,4 1,0 1,7 4,3
0,1 -0,5 0,6 0,9
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
4.026 3.645 381
1,4 1,3 2,1
-0,1 -0,1 0,4
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1.886 957 930
1,5 1,5 1,5
0,5 0,2 0,8
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1.759 1.005 755
1,1 1,0 1,2
-0,5 -0,3 -0,7
Groene Hart Stedelijk Gebied
275 3.370
1,4 1,3
-0,8 0,0
Bron: TNO op basis van CBS
Het aantal werkzame personen bedroeg in Nederland in 2005 ruim 8,2 miljoen mensen. Hierbij laten we overigens het aantal gewerkte uren per persoon buiten beschouwing. Ruim 3,6 miljoen hiervan bevonden zich in Randstad Holland. Er zijn net iets meer werkzame personen in de Noordvleugel dan in de Zuidvleugel. In de Zuidvleugel bevinden zich een miljoen werkzame personen in de kernsteden, hetgeen fors meer is dan in de stedelijke omgeving. In de Noordvleugel is dit gelijkmatiger verdeeld. Het is van belang hierbij op te merken dat bij werkzame personen wordt gekeken naar de baanlocatie. Er werken dus relatief veel mensen in de kernsteden van de Zuidvleugel die er niet wonen. De ontwikkeling van het aantal werkzame personen laat over de perioden 1995-2005 alsmede het jaar 2005 een beter beeld zien voor Nederland als geheel dan voor Randstad Holland. De Noordvleugel presteert beter dan het landelijk gemiddelde, de Zuidvleugel slechter. In de Zuidvleugel was zelfs sprake van krimp in 2005 vooral in de stedelijke omgeving. Ook het Groene Hart kromp qua aantal werkzame personen. De sterkste groei zat in Flevoland en de stedelijke omgeving van de Noordvleugel.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
122
in internationaal perspectief |
Tabel 3.19b: Arbeidsvolume Randstad Holland naar deelregio, 2004, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2005 en groei 2005 Arbeidsjaren 2005 x 1.000
Groei 1995-2005 Gemiddelde jaarlijkse groei (%)
Groei 2005 %
Nederland
6.433
1,1
-0,3
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
1.151 1.363 542 111
1,3 0,9 1,5 3,4
-0,2 -0,5 0,0 1,9
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
3.167 2.848 319
1,2 1,2 1,4
-0,2 -0,2 0,0
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1.485 742 742
1,5 1,6 1,5
0,0 0,0 0,1
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1.363 759 605
0,9 0,8 1,1
-0,5 -0,6 -0,4
Groene Hart Stedelijk Gebied
232 2.616
1,2 1,2
-0,4 -0,2
Bron: TNO op basis van CBS Een blik op de werkgelegenheid in arbeidsjaren (oftewel het aantal eenheden van de hoeveelheid arbeid die een persoon in een jaar voltijds kan verrichten) biedt een vollediger zicht op de verschillen tussen hoog- en laagconjunctuur. Immers, in een laagconjunctuur worden banen vernietigd en daalt de werkgelegenheid. Hoogconjunctuur daarentegen zorgt voor banenschepping. Hoeveel er binnen deze banen wordt gewerkt, kan binnen de conjunctuurcyclus echter verschillen. Zo zullen werkgevers het personeel bij grote drukte eerder laten overwerken en pas bij aanhoudende drukte nieuw personeel in dienst nemen, terwijl omgekeerd pas bij aanhoudende vraaguitval ontslagen vallen (zogeheten labour hoarding). Het aantal arbeidsjaren in Noord- en Zuidvleugel is vergelijkbaar, met dit verschil dat dit in de Noordvleugel gelijkelijk verdeeld is over kernsteden en stedelijke omgevingen, terwijl in de Zuidvleugel de stedelijke omgeving achterblijft. Gemeten over de periode 1995-2005 ontwikkelde de werkgelegenheid in arbeidsjaren zich in Randstad Holland marginaal gunstiger dan landelijk, met een krimp van 0,2 procent over 2005. Over 1995-2005 ontwikkelde de werkgelegenheid in arbeidsjaren zich het snelst in Flevoland en de Noordvleugel. De Zuidvleugel loopt achter in deze ontwikkeling. Dit wordt duidelijker als we kijken naar 2005. De Noordvleugel blijft ongeveer gelijk qua arbeidsjarenontwikkeling, terwijl in de Zuidvleugel zowel de kernsteden als hun omgevingen krimpen.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
123
in internationaal perspectief |
Tabel 3.20a: Aantal werkzame personen naar sector als aandeel in totaal aantal werkzame personen Randstad Holland naar deelregio, 2005 Landbouw
Nijverheid
Commerciële diensten
Overheid/ non-profit
Nederland
3
17
46
33
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
3 4 1 5
12 14 13 15
54 47 53 49
31 34 33 31
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
3 3 8
13 13 17
51 52 43
33 33 33
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1 1 2
12 8 15
55 56 54
32 35 28
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
4 2 7
14 11 18
47 50 44
34 37 31
Groene Hart Stedelijk Gebied
6 2
22 12
47 52
26 33
Bron: TNO op basis van CBS
De landbouw is een kleine sector; slechts 3 procent van de werknemers werkt in de landbouw. Dit geldt ook voor Randstad Holland. In de stedelijke omgeving van de Zuidvleugel ligt het percentage landbouw wel vrij hoog, op zeven procent. De Zuidvleugel van Randstad Holland is iets sterker gericht op nijverheid (14 versus 12 procent) dan de Noordvleugel. In beide delen van Randstad Holland geldt dat nijverheid meer gevestigd is in de stedelijke omgeving dan in de kernsteden. Dit is gezien de ruimte-intensieve productiewijze logisch. Als geheel is Randstad Holland minder op nijverheid gericht dan landelijk (13 versus 17 procent). Dit beeld is omgekeerd als we kijken naar commerciële diensten. Vooral de Noordvleugel (maar tevens de Zuidvleugel) laat op dit vlak een sterke concentratie zien. Commerciële diensten kiezen blijkbaar bij voorkeur de stad, aangezien in de stedelijke omgeving de concentratie van deze diensten wat kleiner is dan in de kernsteden. In de Zuidvleugel is verder enige specialisatie in non-profit diensten aanwijsbaar. Dit is gezien de positie van Den Haag als residentie niet verwonderlijk.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
124
in internationaal perspectief |
Tabel 3.20b: Ontwikkeling aantal werkzame personen naar sector Randstad Holland naar deelregio, gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2005 Totaal
Landbouw
Nijverheid
Commerciële dvl.
Overheid/ non-profit
Nederland
1,4
-0,8
% -0,5
2,0
2,0
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
1,4 1,0 1,7 4,3
-0,3 -2,0 -1,2 0,1
-1,1 -0,7 -0,1 3,6
2,0 1,3 2,1 5,0
1,7 1,8 1,9 4,4
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
1,4 1,3 2,1
-1,3 -2,1 1,9
-0,6 -0,8 1,2
1,8 1,8 2,3
1,9 1,8 2,2
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1,5 1,5 1,5
-2,5 -1,8 -2,6
-1,1 -1,1 -1,0
2,1 1,9 2,3
1,8 1,6 2,0
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
1,1 1,0 1,2
-2,0 -2,2 -1,9
-0,6 -1,3 0,0
1,4 1,1 1,9
1,9 2,0 1,6
Groene Hart Stedelijk Gebied
1,4 1,3
-0,7 -2,4
0,3 -1,0
1,9 1,8
2,2 1,8
Bron: TNO op basis van CBS
De ontwikkeling van het aantal werkzame personen bleef in Randstad Holland tussen 1995 en 2005 iets achter bij de landelijke groei. In de landbouwsector kromp het aantal werkzame personen landelijk gemiddeld met 0,8 procent per jaar; voor Randstad Holland was dit 2,1 procent gemiddeld per jaar. Bedroeg de krimp in de nijverheid landelijk 0,5 procent gemiddeld per jaar, in Randstad Holland was dit 0,8. In de sector commerciële diensten groeide het aantal werkzame personen in Nederland tussen 1995 en 2005 met gemiddeld 2 procent per jaar. Randstad Holland bleef hierbij met 1,8 procent gemiddeld per jaar iets achter. Hetzelfde beeld is aan de orde in de sector overheid/nonprofit. Bekijken we hoe de ontwikkeling binnen Randstad Holland verdeeld is, dan blijkt de totale groei in de Noordvleugel met 1,5 procent gemiddeld per jaar hoger dan in de Zuidvleugel (1,1 procent gemiddeld per jaar). Landbouw en nijverheid krompen sterker in de Zuidvleugel. De commerciële dienstverlening groeide sneller in de Noordvleugel (2,1 versus 1,4 procent gemiddeld per jaar). De sector overheid/non-profit groeide iets sterker in de Zuidvleugel (1,9 versus 1,8 procent gemiddeld per jaar). Opvallend is dat de groei in de dienstverlenende sectoren (commercieel en overheid/nonprofit) voornamelijk in de stedelijke omgevingen plaatsvond, met uitzondering van overheid/non-profit in de Zuidvleugel; daar groeide het aantal werkzame personen juist sterker in de kernsteden.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
125
in internationaal perspectief |
Tabel 3.20c: Ontwikkeling aantal werkzame personen naar sector Randstad Holland naar deelregio, 2005 (groei in %) Totaal
Landbouw
Nijverheid
Commerciële dvl.
Overheid/ non-profit
Nederland
0,0
-2,2
% -1,6
0,5
0,6
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
0,1 -0,5 0,6 0,9
0,5 -2,8 5,1 -7,8
-0,7 -1,7 -2,2 2,1
0,1 0,1 1,1 0,8
0,3 -0,5 0,7 2,2
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
-0,1 -0,1 0,4
-1,6 -1,9 -0,3
-1,3 -1,4 -0,6
0,3 0,3 0,5
0,1 0,0 1,0
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
0,5 0,2 0,8
3,2 9,4 1,6
-1,1 -4,6 1,0
0,7 0,7 0,8
0,6 0,4 0,9
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
-0,5 -0,3 -0,7
-2,8 -2,1 -3,0
-1,7 -1,1 -2,1
0,1 0,5 -0,5
-0,5 -0,9 0,3
Groene Hart Stedelijk Gebied
-0,8 0,0
-0,1 -2,3
-0,8 -1,5
-0,8 0,4
-0,9 0,0
Bron: TNO op basis van CBS
Vervolgens werpen we een blik op de groei naar sector voor het jaar 2005. Randstad Holland ontwikkelde zich in dat jaar marginaal slechter dan het landelijk gemiddelde (0,1 versus 0,0). De Noordvleugel deed het beter dan de Zuidvleugel (totale groei 0,5 procent in de Noordvleugel, krimp met 0,5 procent in de Zuidvleugel). De landbouw laat een opmerkelijk beeld zien in de Noordvleugel: een groei met 3,2 procent, en in de kernsteden Amsterdam en Utrecht zelfs liefst 9,4 procent. Gezien de sterke groei in de provincie Utrecht lijkt de landbouwgroei zich aldaar te concentreren. In de Zuidvleugel is het voor de landbouw gebruikelijke beeld van krimp in aantal werkzame personen te zien. De nijverheid krimpt vrij sterk in de kernsteden van de Noordvleugel; de krimp is evenwel sterker in de Zuidvleugel (-1,7 versus -1,1 procent). Commerciële dienstverlening groeide sterker in de Noordvleugel (0,1 versus 0,1 procent). Hetzelfde geldt voor de sector overheid/non-profit (0,6 versus -0,5 procent). In de dienstverlenende sectoren was de banengroei hoger in de stedelijke omgevingen dan in de kernsteden, met uitzondering van de commerciële dienstverlening in de Zuidvleugel, waar de kernsteden iets groeiden terwijl de stedelijke omgeving kromp.
126
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Figuur 3.6
Jaarlijkse ontwikkeling aantal werkzame personen, Nederland en Randstad Holland (Noordvleugel en Zuidvleugel), 1996 tot en met 2005
5,0 Nederland 4,0
Randstad Holland Noordvleugel
3,0
Zuidvleugel 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 1996
1997
1998
Bron: TNO op basis van CBS
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
127
in internationaal perspectief |
3.7
Woningbouw
Tabel 3.21: Nieuwbouw woningen (huur en koop) en sloop Randstad Holland naar deelregio in de periode 1995 tot en met 2005 Nieuwbouw
Totaal x 1.000
Huur
Sloop
Ratio nieuwbouw/ sloop
Koop
aandeel (%)
x 1.000
Nederland
850
25
75
127
6,7
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
127 180 68 45
30 30 23 21
70 70 77 79
18 42 6 1
7,1 4,3 12,2 30,1
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
419 361 58
28 29 17
72 71 83
67 62 5
6,3 5,8 11,8
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke omgeving
181 68 113
29 32 27
71 68 73
20 11 9
9,0 6,4 11,9
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke omgeving
180 107 73
30 34 23
70 66 77
42 33 9
4,3 3,3 8,1
Groene Hart Stedelijk Gebied
26 335
19 30
81 70
3 58
7,4 5,7
Bron: TNO op basis van CBS
Voldoende woningbouw is van groot belang voor de aantrekkelijkheid van een regio, omdat deze bijdraagt aan de kwaliteit van het woningaanbod, evenals aan de kwantiteit. Woningbouw is gemeten als het aantal gereed gemelde woningen. In Nederland zijn sinds 1995 zo’n 850.000 nieuwbouwwoningen gerealiseerd. Bijna de helft hiervan bevond zich in Randstad Holland. Daarvan was landelijk driekwart koop en een kwart huur. In Randstad Holland werd een groter aandeel huurwoningen gerealiseerd. In Randstad Holland werd in verhouding tot nieuwbouw weinig gesloopt in verhouding tot het landelijk gemiddelde. In de kernsteden van de Zuidvleugel is wel flink gesloopt, zo’n 33.000 woningen. Dit is meer dan de helft van het totaal voor Randstad Holland. Hoe percentages koopwoningen vinden we in de provincie Flevoland en het randstedelijk buitengebied (waaronder het Groene Hart).
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
128
in internationaal perspectief |
Tabel 3.22: Gemiddelde woningwaarde o.b.v. WOZ, 2005 WOZ-waarde 2005 Ongewogen gemiddelden; x € 1.000 Nederland
214
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
266 217 264 187
Randstad provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
241 246 225
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke omgeving
273 238 279
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke omgeving
228 216 232
Groene Hart Stedelijk gebied
247 246
Bron: TNO op basis van CBS
Het beschrijven van de gemiddelde woningwaarde vereist als kanttekening dat ongewogen gemiddelde prijzen zijn weergegeven. De verschillen in woningwaarde binnen regio’s zijn hierin niet opgenomen. De gemiddelde woningwaarde in Randstad Holland blijkt flink hoger dan het landelijk gemiddelde (€246.000 gemiddeld tegenover €214.000 gemiddeld). Bovendien scoort de Noordvleugel (€273.000) fors hoger dan de Zuidvleugel (€228.000). Ook in het Groene Hart zijn gemiddelde woningwaardes hoog. Tot slot geldt zowel in de Noord- als Zuidvleugel dat de gemiddelde woningwaarde in de stedelijke omgeving hoger is dan in de kernsteden. Vooral het forse verschil in de stedelijke omgeving tussen Noord- en Zuidvleugel valt op.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
129
in internationaal perspectief |
3.8
Mobiliteit
De gegevens over gemiddeld aantal afgelegde kilometers zijn sinds vorig jaar niet vernieuwd door het CBS. Tabel 3.23: Gemiddeld aantal afgelegde kilometers per dag totaal alle vervoerwijzen, per auto (als bestuurder) en per trein Randstad Holland naar deelregio, 2003, en gemiddelde jaarlijkse groei 1995 tot en met 2003
2003 km./dag
1995-2003 gemiddelde jaarlijkse groei (%)
Nederland
Totaal Auto Trein
31,9 15,9 2,5
0,2 1,1 0,7
Randstadprovincies
Totaal Auto Trein
31,8 15,3 2,9
-0,1 0,7 0,5
Provincie Flevoland
Totaal Auto Trein
40,3 19,9 3,9
0,2 1,5 0,8
Provincie Utrecht
Totaal Auto Trein
34,7 17,0 3,5
-0,2 0,3 0,3
Provincie Noord-Holland
Totaal Auto Trein
31,7 14,7 3,2
-0,1 0,2 1,0
Provincie Zuid-Holland
Totaal Auto Trein
30,0 14,7 2,4
-0,1 1,1 -0,1
Bron: TNO op basis van CBS Het gemiddeld aantal afgelegde kilometers per dag lag in 2003 in Nederland rond de 32 kilometer. Daarvan worden er bijna 16 in de auto als bestuurder afgelegd en ongeveer 2,5 met de trein. Het gebruik van de auto stijgt licht tussen 1995 en 2003 met 1,1% gemiddeld per jaar. Het gebruik van de trein groeit trager met 0,7% per jaar. Het betekent dat de auto veld wint ten opzichte van de trein. In de provincie Flevoland ligt het gebruik van de auto op het hoogste niveau, namelijk op 40 kilometer per dag gemiddeld. Het gebruik van de trein is daar eveneens het hoogst met bijna 4 kilometer per dag. In de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland liggen deze cijfers lager.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
130
in internationaal perspectief |
De hogere mobiliteit per persoon in Flevoland ligt enerzijds aan het uitgestrekte karakter van de provincie, anderzijds aan de ruimtelijke onevenwichtigheid tussen wonen, werken en voorzieningen. De functie wonen is er relatief sterk, maar voor werk en voorzieningen moeten inwoners dagelijks grote ritten maken, zowel met de auto als met de trein. Tabel 3.24: Filezwaarte (in duizenden kilometerminuten) provincies Randstad (Noordvleugel en Zuidvleugel) en Nederland, 1998 tot en met 2005 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Noordvleugel Zuidvleugel
1.766 759
1.936 879
1.808 722
2.137 646
2.017 548
2.010 713
2.227 1.298
2.577 1.644
Randstad Holland
2.525
2.815
2.530
2.784
2.565
2.722
3.525
4.221
Nederland
2.970
3.646
3.491
3.904
3.908
3.813
4.348
5.435
Bron: TNO op basis van VID
Filezwaarte staat gelijk aan de gemiddelde lengte van een file maal de duur van de file en wordt uitgedrukt in kilometerminuten. Het voordeel van deze methode is dat lengte en duur onderling vergelijkbaar worden. Bij het bepalen van de filelengte zijn alleen die files meegenomen die in het betreffende jaar in de top 50 van files (gerangschikt naar filezwaarte) stonden. Files zijn op basis van hun richting toegedeeld aan regio’s. Verschillende factoren hebben invloed op de filevorming. Economische groei is een belangrijke stimulerende factor. Maar ook het mobiliteitsbeleid is van grote invloed. Weersomstandigheden hebben een incidentele invloed. Randstad Holland is verantwoordelijk voor een groot deel van de Nederlandse filezwaarte. Anno 2005 stonden van de landelijke 5435 kilometerminuten 4221 in Randstad Holland. Met name de Zuidvleugel laat de laatste jaren een sterke stijging van de filezwaarte zien. Qua niveau is de Noordvleugel kampioen filezwaarte.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
131
in internationaal perspectief |
Figuur 3.7
Filezwaarte (in duizenden kilometerminuten) provincies Randstad (Noordvleugel en Zuidvleugel) en Nederland, 1999 tot en met 2005
6000 5000
4000 Noordvleugel Zuidvleugel
3000
Randstad Nederland
2000
1000 0 1998
1999
2000
Bron: TNO op basis van VID
2001
2002
2003
2004
2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
132
in internationaal perspectief |
3.9
Kunst en cultuur
Cijfers over kunst en cultuur zijn sinds vorig jaar niet vernieuwd door het CBS. Kunst- en cultuurvoorzieningen leveren een positieve bijdrage aan de leefbaarheid van een regio en daarmee aan het woonklimaat. Voor de Randstadmonitor zijn het aanbod van en de vraag naar kunst en cultuur, gemeten aan de hand van het aantal musea en het museum- en podiumbezoek in kaart gebracht. Aangezien de cijfers voor de provincie Flevoland alleen in combinatie met de provincie Overijssel beschikbaar zijn en deze monitor Randstad Holland betreft, is ervoor gekozen om voor Flevoland geen cijfers over musea en podiumkunst weer te geven.
Tabel 3.25: Aantal musea en aantal museumbezoeken per jaar, provincies Randstad en Nederland, 1995-2003 1995
2003
1995-2003
2001-2003
Abs. 4,8
Abs. 5,1
% 1,5
% -6,4
3,7 4,9
3,6 5,7
-0,2 3,9
-9,4 -8,4
3,9 -
4,3 -
2,4 -
-3,2 -
Museumbezoek (per 1000 inwoners) Nederland 1.421
1.208
-4,0
-2,9
941 3.031
866 3.003
-2,1 -0,2
-6,4 -3,3
933 -
1.073 -
3,6 -
4,4 -
Musea (per 100.000 inwoners) Nederland Utrecht NoordHolland Zuid-Holland Flevoland¹
Utrecht NoordHolland Zuid-Holland Flevoland¹
Bron: TNO op basis van CBS
Musea Het aanbod aan musea is de laatste 8 jaar in Nederland toegenomen met een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,5 procent tot 5,1 musea per 100.000 inwoners. In de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland steeg het aantal musea met 3,9 procent respectievelijk 2,4 procent. In de provincie Utrecht is over die periode een geringe afname te constateren. Wat betreft de ontwikkeling van 2001 tot en met 2003 neemt zowel landelijk als in de afzonderlijke provincies het aantal musea af. De provincie Noord-Holland heeft met 5,7 musea per 100.000 inwoners het hoogste aantal musea. Het museumbezoek in Nederland vertoonde in de periode 1995-2003 een afname met gemiddeld jaarlijks 4 procent. De provincie Zuid-Holland laat als enige provincie een toename van het museumbezoek zien. Hier nam het bezoek met gemiddeld jaarlijks 3,6 procent toe. De provincie Noord-Holland had in 2003 met 3003 museumbezoeken per 1000 inwoners het hoogste aantal museumbezoeken per provincie.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
133
in internationaal perspectief |
Tabel 3.26: Gemiddeld aantal bezoeken aan podiumkunsten, provincies Randstad, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, en Nederland, 1999 tot en met 2003 1999 2003 aantal bezoeken per inwoner per jaar
1995-2003 2001-2003 gemiddelde jaarlijkse groei (%)
Nederland
0,9
1,1
4,2
7,0
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Flevoland/ Overijssel
1,1 1,4 1,1 1,5
1,2 1,7 1,3 1,7
2,2 5,6 4,7 3,2
-13,6 7,6 10,7 17,0
Utrecht Amsterdam Den Haag Rotterdam
3,8 3,2 3,2 2,3
3,9 4,2 3,3 3,4
0,7 6,8 0,9 10,6
-14,5 3,5 39,6 -4,7
Bron: TNO op basis van CBS
In 2003 bezochten Nederlanders gemiddeld 1,1 maal per jaar een podiumoptreden. In vergelijking met 1995 is dit een toename van 4 procent gemiddeld per jaar. Ook de afzonderlijke provincies vertonen over deze tijdsperiode een toename, waarbij de provincies Utrecht en Flevoland onder het nationale gemiddelde liggen. Wat betreft de ontwikkeling van het bezoek aan podiumkunsten is in de periode 2001-2003 zelfs voor de provincie Utrecht een afname van meer dan 13 procent te constateren. Voor heel Nederland groeit het bezoek aan podiumkunsten echter met 7 procent. Dit is, in een tijd waar de economie minder hard groeit, opvallend te noemen. In 2003 bezochten de bewoners van Amsterdam met 4,2 maal per jaar het meest van alle inwoners van de grote steden een podiumoptreden. Over de periode 1999 tot en met 2003 groeide het aantal bezoeken aan podiumkunsten het snelst in de gemeente Rotterdam. Hier is de laatste jaren veel aanbod gecreëerd op het gebied van podiumkunsten. Evenals de provincie Utrecht laat ook de gemeente Utrecht in de jaren 2002 tot en met 2003 een afname van het podiumbezoek zien.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
134
in internationaal perspectief |
3.10 Toerisme Tabel 3.27: Aantal gasten in logiesaccommodaties, totaal en buitenlandse gasten, provincies Randstad en Nederland, 1998 tot en met 2005 1998
2005
x 1.000
Totaal Nederland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Flevoland
1998-2005
2005
Gemiddelde jaarlijkse groei (%)
23.688,0
26.194,0
1,4
2,1
842,5 6.635,9 2.779,2 381,8
979,7 7.673,6 3.081,3 382,4
2,2 2,1 1,5 0,0
12,7 6,3 2,4 -0,4
x 1.000
Aandeel in totaal (%)
Buitenlandse gasten Nederland
39,3
38,2
-0,4
1,7
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Flevoland
38,5 72,5 50,4 34,0
31,7 69,6 45,9 23,0
-2,7 -0,6 -1,3 -5,4
9,0 -0,1 -0,2 -4,1
Bron: TNO op basis van CBS
Sinds 1998 is het aantal gasten in logiesaccommodaties jaarlijks met gemiddeld 1,4 procent toegenomen. Over 2005 is de groei iets hoger met 2,1 procent. De provincie Noord-Holland is de belangrijkste bestemming voor toeristen, met ongeveer 7,6 miljoen overnachtingen in 2005. Zuid-Holland volgt op een grote afstand. De provincies Utrecht en (met name) Flevoland trekken weinig toeristen. Zowel qua totaal aantal toeristen als buitenlandse toeristen groeit de provincie Utrecht de laatste jaren snel (12,7 procent totaal over 2005, 9 procent buitenlandse overnachtingen). Met name het aantal overnachtingen groeit snel (20,5 procent over 2005), zodat blijkbaar de duur van een verblijf in de provincie Utrecht is gestegen. De groei komt daar vooral van het aantal binnenlandse overnachtingen. Vooral met betrekking tot overnachtingen van buitenlandse gasten wil het in de provincie Flevoland nog maar niet zomeren (5,4 procent krimp over 1998-2005, 4,1 procent over 2005). Wel neemt het aantal overnachtingen in 2005 flink toe (7 procent).
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
135
in internationaal perspectief |
Tabel 3.28: Aantal overnachtingen in logiesaccommodaties, totaal en buitenlandse gasten, provincies Randstad en Nederland, 1998 tot en met 2005 1998
2005
x 1.000
1998-2005
groei 2005
Totaal Nederland
gemiddelde jaarlijkse groei (%)
76.797
80.161
0,6
-0,9
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Flevoland
2.050 16.092 7.069 1.624
2.321 17.655 7.424 1.581
1,8 1,3 0,7 -0,4
20,5 2,3 -1,8 7,0
Buitenlandse gasten Nederland
x 1.000 32,5
31,4
-0,5
0,2
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Flevoland
29,9 66,0 52,3 32,3
25,2 63,3 47,9 23,8
-2,4 -0,6 -1,3 -4,3
2,5 -1,9 3,5 -5,9
Bron: TNO op basis van CBS
aandeel in totaal (%)
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
136
in internationaal perspectief |
3.11 Veiligheid Tabel 3.29: Beleving van onveiligheid naar politieregio in provincies Randstad en Nederland, 1995 en 2001 tot en met 2005 1995 schaalscore¹
2005
1995-2005 2004-05 Verandering in de schaalscore
Nederland
2,9
2,7
-0,2
-0,1
Noord-Holland Noord-Holland Noord Zaanstreek-Waterland Kennemerland Amsterdam-Amstelland Gooi-en Vechtstreek
2,6 2,7 2,8 3,7 3
2,7 2,6 2,8 3,2 2,6
0,1 -0,1 0 -0,5 -0,4
0,1 -0,1 0 -0,3 -0,2
Zuid-Holland Haaglanden Hollands-Midden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid
3,4 2,5 3,6 2,8
3,3 2,6 3,3 2,6
-0,1 0,1 -0,3 -0,2
0 -0,3 -0,1 -0,1
3
2,8
-0,2
-0,1
2,7
2,6
-0,1
-0,2
Utrecht Flevoland
1. Een hoge score duidt op een hoge beleving van onveiligheid. Bron: Politiemonitor 2005
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
137
in internationaal perspectief |
Tabel 3.30: Aantal geregistreerde misdrijven per 100 inwoners van 12 tot en met 79 jaar naar politieregio in provincies Randstad en Nederland en gemiddelde jaarlijkse groei 1994-2004 en groei 2004 1994 2004 Aantal per 100 inwoners
1994-2004 gemiddelde jaarlijkse groei (%)
2004 %
Nederland
9,6
8,7
-0,9
-4,9
Noord-Holland Noord ZaanstreekWaterland Kennemerland AmsterdamAmstelland Gooi-en Vechtstreek
8,0
8,6
0,7
3,1
7,1
6,2
-1,4
-7,8
9,5 17,3
7,9 13,8
-1,8 -2,3
-7,2 -10,8
10,5
7,9
-2,8
-6,7
Haaglanden Hollands-Midden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid
10,6 7,6 11,3 7,8
10,8 7,4 11,9 6,8
0,2 -0,3 0,5 -1,4
-5,3 -4,6 -6,7 -9,1
Utrecht
13,9
10,5
-2,8
-7,2
9,6
8,9
-0,7
-5,7
Flevoland
Bron: TNO op basis van CBS
Veiligheid is een belangrijke maatstaf voor de leefbaarheid van een regio. In de Politiemonitor wordt het veiligheidsgevoel gemeten door te vragen naar een aantal onveiligheidsituaties. De uitkomsten worden gewogen in een totaalscore van beleving van onveiligheid. Hoe hoger de berekende waarde is, hoe onveiliger men zich gemiddeld voelt. Omdat dit een subjectieve maat is wordt ook het aantal geregistreerde misdrijven beschouwd (tabel 3.28). Het veiligheidsgevoel is in de regio’s Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond relatief het kleinst. Deze regio’s liggen anno 2005 beide 0,6 punten boven de nationale waarde van 2,7. De onveiligheid scoort het hoogst in de regio’s waar zich de grote steden bevinden. Vergeleken met 10 jaar terug is de beleving van onveiligheid in de regio Amsterdam-Amstelland echter met 0,5 waardepunten afgenomen. Deze bevindingen corresponderen met het aantal geregistreerde misdrijven. In de regio’s met de grote steden is het aantal geregistreerde misdrijven het hoogst. Hier werden in het jaar 2004 gemiddeld tussen de 2 en 5 misdrijven meer gepleegd dan in Nederland. In tegenstelling tot de regio’s Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden vertoonde de regio Amsterdam-Amstelland in vergelijking met 10 jaar geleden een afname van het aantal misdrijven met jaarlijks gemiddeld 2,3 procent. In de gemeente Utrecht nam het aantal geregistreerde misdrijven in de zelfde periode met gemiddeld 2,8 procent per jaar af.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
138
in internationaal perspectief |
3.12 Bodemgebruik en groen Tabel 3.31: Bodemgebruik naar functie, Randstad Holland naar deelregio, 2000 Stedelijk
Bos en natuur
Overig platteland
3378
14
14
71
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
274 282 139 142
21 25 20 9
12 7 15 16
66 67 65 75
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
837 542 295
20 26 10
12 10 14
68 64 76
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
260 61 199
27 39 23
14 11 14
59 50 62
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
282 82 200
25 44 18
7 10 6
67 46 76
Groene Hart Stedelijk Gebied
124
12 30
2 13
86 57
Absoluut* (1000 ha) Nederland
418
* exclusief binnen- en buitenwater Bron: TNO op basis van CBS De gegevens over bodemgebruik wordt eens in de 5 jaar door het CBS vernieuwd; de informatie daarover in deze editie van de Randstad Monitor is daarom dezelfde als die van 2004. Van Randstad Holland (542 duizend hectare) is ruim een kwart (26%) stedelijk gebied. Er is daarin nauwelijks verschil tussen de Noord- en Zuidvleugel. In de Noordvleugel is het aandeel stedelijk gebied met 27% iets groter dan in de Zuidvleugel. Stedelijke regio’s in de Zuidvleugel zijn echter meer verstedelijkt dan stedelijke regio’s in de Noordvleugel. In de Zuidvleugel wordt 44 procent van de grond van de stedelijke regio’s ook werkelijk stedelijk gebruikt (bebouwing en infrastructuur), terwijl dat voor de Noordvleugel 39 procent is. Het aandeel van bos en natuur is in de Zuidvleugel ook twee maal zo laag als in de Noordvleugel. Zelfs is het aandeel bos en natuur in de kernsteden Rotterdam en Den Haag met 10 procent hoger dan in de stedelijke omgeving (6 procent). De lage score van de Zuidvleugel op bos en natuur verlaagt aantrekkelijkheid van de Zuidvleugel als woongebied. Opvallend is verder dat het aandeel bos en natuur in het Groene Hart met 2% laag scoort. Het Groene Hart bestaat voor 12% uit stedelijk gebied, 2% uit bos en natuur en voor 86% uit platteland. In het Groene Hart wordt het grootste deel van de ruimte als weiland gebruikt. Gezien de grote hoeveelheid bewoner som het Groene Hart heen en de recreatiebehoefte die daarbij hoort, is het percentage weiland opmerkelijk hoog.
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Tabel 3.32: Areaal bos en natuur per inwoner Randstad Holland naar deelregio, 2000 Areaal bos en natuur m2 per inwoner Nederland
298
Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland
128 59 178 631
Randstad Provincies Randstad Holland Randstad Buitengebied
128 84 448
Noordvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
111 48 157
Zuidvleugel Kernsteden Stedelijke Omgeving
59 42 79
Groene Hart Stedelijk Gebied
40 89
Bron: TNO op basis van CBS
139
140
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland
141
in internationaal perspectief |
BIJLAGE Literatuur Amsterdam Airport Schiphol (2006), Statistical Annual Review 2004. Amsterdam Brouwer, E. (1997), Into Innovation; determinants and indicators. Utrecht: Elinkwijk. (Academisch proefschrift/Universiteit van Amsterdam) Cheshire, P., G. Gornostavea (2002), Cities and regions: comparable measures require comparable territories. In: Economic performance of the European regions (2002), L’Institute d’Aménagement et d’Urbanisme de la Région d’Ile-de-France (IAURIF) (p 13-32). Paris (Les Cahiers, nr 135) Cicille, P. & C. Rozenblat (2003), Les villes Européennes. Analyse comparative. Paris : DATAR Cushman & Wakefield/Healey & Baker (2006), European Cities Monitor. Londen Ernst & Young (2003), European Investment Monitor. Londen Gordon, I. (2002), The competitiveness of cities: why it matters in the 21st century and how can we measure it? In: Economic performance of the European regions (2002), L’Institute d’Aménagement et d’Urbanisme de la Région d’Ile-de-France (IAURIF) (p 33-41). Paris (Les Cahiers, nr 135) Grosveld, H. (2002), The leading cities of the world and their competitive advantages. The perception of citymakers. Amsterdam: Thela Thesis. Academisch proefschrift Universiteit van Amsterdam Havenbedrijf Rotterdam NV (2006), Haven in cijfers 2005. Rotterdam Huggins, R. (2003), Creating a UK competitiveness index: regional and local benchmarking. In: Regional Studies, vol 37.1, pp 89-96. IAURIF (Institute d’Aménagement et d’Urbanisme de la Région d’Ile-de-France), 2002, Economic Performance of the European Regions. Paris (Cahiers de l’IAURIF no 135) Jones Lang Lasalle (2006), Key Market Indicators Kok, W. (2004), Facing the Challenge; The Lisbon strategy for growth and employment. Report from the High Level Group chaired by Wim Kok Politiemonitor Bevolking 2003, landelijke rapportage Regio Randstad (2004), Economische Strategie Randstad. Een gezamenlijke metropolitane strategie en een economische agenda voor een internationaal concurrerende Randstad. Soest: Atlas
142
TNO rapport I&R 2006-974 | De top 20 van Europese stedelijke regio's 1995-2005; Randstad Holland in internationaal perspectief |
Sociaal Cultureel Planbureau (1998), Van hoog naar laag; van laag naar hoog. De sociaal-ruimtelijke ontwikkeling van wijken tussen 1971 en 1995. Den Haag Vegt, C. van der & W. Manshanden (1996), Steden en stadsgewesten; economische ontwikkeling 1970-1995. Amsterdam: Stichting Economisch Onderzoek