jaargang 11 nummer
26 december 2013
huisartsenmagazine VUmc
Thema: De Toekomst • De toekomstvisie in de universitaire huisartsenpraktijk (uhp) • Zinnige en zuinige zorg • De toekomstvisie in het studentenonderwijs • Preventie en de huisartsopleiding • Maatwerk achter de pc: E–health in de huisartsenpraktijk •
Nieuwe medewerkers De glazen bol
Bij het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde Kristel van der Winden huisarts-innovator Bij de huisartsopleiding Hedwig Breuker onderwijsassistent
Door Henriëtte van der Horst
Angela Weesie teamleidster 3e jaar Saskia Melchers freelance docent Bij studentenonderwijs Graciëlle Williams basisarts (sinds september) Priya Doerga basisarts (sinds oktober)
Bij wetenschappelijk onderzoek Anne Rutte promovendus
Daphne Stevens onderzoeksassistente
Mededeling
Zet bij uw favorieten: www.vumc.nl/ afdelingen/huisartsgeneeskunde/
Colofon
HM is het magazine van de discipline huisartsgeneeskunde van VU medisch centrum voor al haar externe contacten en contacten binnen VUmc. De HM komt uit in een oplage van ca. 1700 exemplaren. Redactie Ruud van den Berg (eindredactie en foto omslag), Valentina Blom (fotografie), Ale Gercama, Loes Haan, Maaike Muntinga, Ruud Stam, Odiel Wassenaar en Hans van der Wouden Contactpersoon redactie: Valentina Blom tel. nr.: 020 – 4448201 of e-mail :
[email protected] Aan dit nummer werkten mee: Ferry Bastiaans, Nettie Blankenstein, Otto Maarsingh, Rob Smeenk, Geertje van Soest, Angela Weesie, Kristel van der Winden Vormgeving: Brenda Spuij en Joost van Ommen Communicatie & Marketing VU (22879/1) Druk: Papyrus
Op de valreep van 2013 kijken we in dit nummer van HM niet alleen naar 2014. Nee, onze blik reikt veel verder, naar 2022: hoe ziet dan de huisartsenzorg eruit? De beroepsgroep heeft een ambitieus toekomstbeeld geschetst in haar toekomstvisie: ‘Modernisering naar de menselijke maat. Huisartsenzorg in 2022.’ Door zes uitgangspunten en maar liefst 17 ambities te formuleren maken huisartsen duidelijk waar ze de komende jaren voor staan en voor gaan. We zijn als afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde heel blij met dit document. De uitgangspunten beschrijven de kern van de huisartsenzorg en de ambities zijn ook werkelijk ambitieus. Van sommige ambities worden we natuurlijk extra blij, zoals de op een na laatste ambitie waarin gesteld wordt dat de beroepsgroep ‘verantwoordelijkheid neemt voor de continuïteit en ontwikkeling van het vakgebied, doordat elke huisartsenpraktijk structureel meewerkt aan onderwijs, onderzoek of innovatie.’ Dat is een ambitie waar we vierkant achter staan. In dit nummer van HM beschrijven diverse stafleden hoe zij samen met veel huisartsen(praktijken) die ambitie verwezenlijken. We trekken als afdeling steeds intensiever op met de Huisartsenkring Amsterdam en we werken samen aan het ontwikkelen van een Amsterdams ouderenzorgmodel. Ook trekken de Huisartsenkring en wij - samen met anderen - ten strijde tegen de overbehandeling in de zorg: de tweede ‘Optimale zorg. Dappere dokters’ conferentie vond in november j.l. plaats. Onze contacten met de Twentse huisartsen worden steeds intensiever. Naast samenwerken ten behoeve van de opleiding gaan we steeds meer samenwerken in onderzoek. Dat zijn goede ontwikkelingen die passen bij de Toekomstvisie en bij de missie en visie van onze afdeling. Dan de laatste ambitie uit de toekomstvisie, die is beslist niet te versmaden. We vinden het geweldig dat de beroepsgroep inzet op 'het behoud van de internationale koplopersrol op het gebied van kwaliteit van zorg, zorgontwikkeling, onderzoek en onderwijs.’ Die koplopersrol is niet zozeer belangrijk omdat we per se haantje de voorste moeten zijn, maar omdat het betekent dat we onze kennis en expertise met anderen delen; een sterke eerste lijn levert waar dan ook ter wereld een belangrijke bijdrage aan de gezondheid en het welzijn van mensen. Over dat laatste gesproken, het zesde uitgangspunt van de toekomstvisie ligt mij na aan het hart. Ik hoop heel erg dat we met de huisartsenzorg de komende jaren een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van gezondheidsachterstanden in onze bevolking. Ik wens dat het niet een vrome kerstgedachte is en blijft, maar dat we - kijkend in de glazen bol - kunnen constateren dat in 2022 de trend dat gezondheidsverschillen tussen arm en rijk, tussen laag- en hoogopgeleid toenemen, definitief is afgebogen. Om te beginnen in Nederland, maar liefst in de hele wereld. Ik wens jullie allen goede feestdagen en zie uit naar de voortzetting van onze samenwerking in 2014. Henriëtte van der Horst
huisartsenmagazine - december 2013
Even voorstellen.... Geertje van Soest
Wat ga je in je nieuwe functie doen? Wat zijn je plannen? Ik ben per 1 juli begonnen als 8e vaste huisarts op de UHP van VUmc. Hier houd ik op maandag en dinsdag spreekuur. Daarnaast denk ik mee over de verdere ontwikkeling van de huisartsenpost in Amsterdam- Zuid. Ik ben erg geïnteresseerd in de palliatieve zorg. Ook coaching spreekt me bijzonder aan. Het lijkt me leuk om nog een keer een kaderopleiding te gaan doen. Wat heb je hiervoor gedaan? Nadat ik was uitgeloot voor de studie medicijnen, ben ik Geestelijke Gezondheidskunde gaan studeren in Maastricht. Als keuzevakken heb ik genderstudies gedaan. Ook mijn studie geneeskunde heb ik aan de Universiteit van Maastricht gevolgd. Na mijn studie zijn we naar Amsterdam verhuisd, waar ik - ter voorbereiding op mijn huisartsopleiding aan de VU - een klein jaar met veel plezier als poortarts bij VUmc heb gewerkt. Eenmaal klaar met de opleiding ben ik gaan werken als waarnemend huisarts in de regio Haarlem en Amsterdam. Waarom deze switch? Als waarnemend huisarts miste ik toch de continuïteit van het patiëntencontact en het hebben van vaste collega’s. Ik vind het leuk om nu onderdeel uit te maken van een team. Dit maakt dat je niet vastroest in je eigen dingen, maar continu van elkaar blijft leren. Kun je iets kenmerkends over jezelf vertellen? Ik ben een bezige bij, die houdt van aanpakken en organiseren. Voor patiënten ben ik laagdrempelig bereikbaar en oprecht geïnteresseerd in hun wel en wee.
Even voorstellen.... Angela Weesie
Wat ga je in je nieuwe functie doen? Wat zijn je plannen? Ik ben teamleider geworden van het derde jaar van de huisartsopleiding. Allereerst wil ik zo goed mogelijk begrijpen waarom de opleiding is zoals die is: ik wil de kwaliteit ontdekken, het bijzondere van onze opleiding zien. Samen met collega’s wil ik borgen dat ook in de toekomst goede huisartsen worden opgeleid. De positie van de huisarts verandert en daarmee ook de opleiding. Het is een uitdaging om te zien wat er nodig is en wat dit van docenten vraagt. En verder zijn er natuurlijk ook de praktische zaken: het dagelijkse reilen en zeilen van het derde jaar goed op orde houden. Dat doe ik samen met steun en toeverlaat Edith Kunnen. Wat heb je hiervoor gedaan? Van oorsprong ben ik opgeleid als sociaal pedagoog en psychiatrisch verpleegkundige. Ik heb binnen diverse opleidingen gewerkt als docent. Daarnaast ben ik 15 jaar werkzaam geweest binnen het bedrijfsleven als senior-trainer en consultant. In die rol heb ik bijvoorbeeld trainers opgeleid en heb ik leergangen ontwikkeld voor beginnende en ervaren managers. Ook heb ik meerdaagse trainingen gegeven op het vlak van persoonlijke effectiviteit, communicatie en leiderschap. Waarom deze switch? Ik ben opleider in hart en nieren. Samen met docenten een prachtige opleiding vormgeven: wie wil dat niet? Mijn verlangen om een bijdrage te leveren in de gezondheidszorg bleef prikkelen. Nu is die wens ingewilligd. Ik ben nu al trots dat ik daar deelgenoot aan mag zijn. Wil je iets kenmerkends over jezelf vertellen? Ik ben moeder van 2 hele leuke dochters en partner van Hans, mijn grote liefde. De kids zijn nu het huis uit, samen wonen we op een landgoed in de Betuwe, met 30 volwassenen en 20 kinderen. Dus zaterdags is het klussen, om de boel duurzaam te beheren. Gewoon handen uit de mouwen steken….
3 huisartsenmagazine - december 2013
foto: Marga Koning
In the spotlight
Otto Maarsingh, huisarts en post-doc onderzoeker
Vorige jaar promoveerde huisarts Otto Maarsingh op zijn onderzoek naar duizeligheid bij ouderen in de huisartsenpraktijk. Onlangs haalde hij een grote subsidie binnen om gevolg te geven aan zijn proefschriftbevindingen in de studie ‘Improving the prognosis of dizzy elderly: a three-arm validation and intervention study in general practice’. Maaike Muntinga sprak met Otto over duizeligheid, de diagnostische dans, een paradigma shift en de toekomst. Waarom spreekt het onderwerp duizeligheid je aan? Omdat het pure huisartsgeneeskunde is. Tegenwoordig wordt 95 procent van de duizeligheidklachten door de huisarts afgehandeld. Daarnaast heb ik een fascinatie voor het diagnostisch proces, voor het traject van klacht naar diagnose. Je hebt als huisarts een kist vol gereedschap dat je kunt inzetten om binnen 10 minuten van klacht tot waarschijnlijkheidsdiagnose te komen. Soms is de oorzaak van een klacht duidelijk, maar vaak ook niet. Duizeligheid, net als moeheid en buikpijn, is een typisch voorbeeld van een vaak voorkomende huisartsgeneeskundige klacht waarvan de oorzaak niet altijd kan worden achterhaald: bij 40 procent van de ouderen met duizeligheidklachten is de einddiagnose een symptoomdiagnose. De patiënt moet dan met de klacht leren leven. Als er wel een oorzaak wordt gevonden, zijn er meestal weinig interventies waar de huisarts op kan terugvallen. Voor orthostatische hypotensie bijvoorbeeld bestaat er tot op heden geen effectieve behandeling. Duizeligheid is een nare klacht en kan ouderen erg beperken in hun dagelijks functioneren. Toch zijn er aanknopingspunten om de situatie van patiënten te verbeteren.
‘Huisarts en patiënt engageren in een soort diagnostische dans’ Wat zijn die aanknopingspunten? De huisarts hanteert momenteel bij de klacht duizeligheid een diagnosegeoriënteerde benadering. Huisarts en patiënt engageren in een soort diagnostische dans, waarbij beiden zich afvragen welk label bij de klacht hoort. Omdat er vaak geen behandeling beschikbaar is, kun je je afvragen of er niet veel meer aandacht moet komen voor de beperkingen die duizeligheid met zich meebrengt. Als je kunt inschatten welke groep ouderen op termijn het meest achteruit zal gaan in functioneren, dan zou je als huisarts daarop kunnen ingrijpen. Het beslismodel dat we, in samenwerking met het AMC, tijdens mijn promotieonderzoek hebben opgesteld wees uit dat er 7 voorspellers zijn van een ongunstig beloop van duizeligheid. Voor 3 van deze voorspellers - polyfarmacie, de aanwezigheid van een angst en stemmingsstoornis, en verminderde functionele mobiliteit - zijn inmiddels interventies beschikbaar, die bewezen effectief zijn. Als de huisarts deze interventies daadwerkelijk inzet bij deze voorspellers, is de verwachting dat de beperkingen minder worden. Zo’n prognosegeoriënteerde benadering vereist echter een andere manier van denken. Er is echt een paradigma shift nodig, zowel bij huisartsen als bij ouderen. Beiden zullen hun verwachtingen ten aanzien van de uitkomst van hun interactie moeten verleggen.
4 huisartsenmagazine - december 2013
‘Er is echt een paradigma shift nodig, zowel bij huisartsen als bij ouderen’ Heb ik het goed dat je nieuwe onderzoek zich hier ook op zal gaan richten? Dat klopt inderdaad. De komende 6 jaar gaan we meer onderzoek doen naar deze functionele benadering van duizeligheid. We richten onze pijlen op de 3 beïnvloedbare voorspellers van een ongunstig beloop van duizeligheid. Daarbij kijken we naar het effect van een meervoudige interventie op zelfgerapporteerde beperking, gemeten met de Dizziness Handicap Inventory (DHI). Dit is een internationaal wijd gebruikte en goed gevalideerde vragenlijst die de kwaliteit van leven meet op het gebied van duizeligheid. We hopen uiteindelijk een eenvoudig toepasbare tool te ontwerpen, waarmee de huisarts snel kan inschatten of iemand at risk is voor een ongunstig beloop. Zo’n risicoschatting helpt bij het maken van de afweging of therapie wel of niet zinvol zal zijn.
‘Elke 10 minuten opnieuw bouwen huisartsen een op maat gemaakte, samengestelde interventie’ ‘Personalized medicine’ is hét thema van de toekomst. In hoeverre zie jij dat in jouw onderwerp terug? De interventie die wij gaan testen is per definitie op maat, omdat het is gebaseerd op de identificatie van risicofactoren die per patiënt verschillend zijn. Verder is huisartsgeneeskunde an sich natuurlijk ‘Personalized medicine’ in optima forma. Als huisarts kijk je immers altijd naar de specifieke omstandigheden van een patiënt, en hoe deze de oorzaak en betekenis van zijn of haar klachten beïnvloeden. Elke 10 minuten opnieuw bouwen huisartsen een op maat gemaakte, samengestelde interventie.
‘Wat doen huisartsen morgen in spreekkamer met wat er vandaag in de literatuur staat?’ Hoe zie jij je éigen toekomst? Ik werk 2 dagen in de week als huisarts en 2 dagen in de week als onderzoeker. Het gaat heel goed met het huisartsgeneeskundig onderzoek: doorlopend zijn er mensen bezig met het optimaliseren van de gereedschapskist. Ik hoop sterk dat dit onderzoek niet alleen op de afdelingen van UMC’s blijft, maar dat huisartsen ook zelf geïnteresseerd raken in de wetenschappelijke kant van hun vak. Mijn hart zal daarom ook in de toekomst blijven uitgaan naar de vertaalslag van theorie naar praktijk. Wat doen huisartsen morgen in spreekkamer met wat er vandaag in de literatuur staat? Die vraag blijft me boeien.
Epidemiologie
EpidM verzorgt postinitieel masteronderwijs in de epidemiologie. Zo biedt zij de Masteropleiding Epidemiologie aan en geeft ze bij- en nascholing in de vorm van afzonderlijk te volgen cursussen. Het onderwijs vindt plaats in samenwerking met EMGO+ en is bestemd voor o.a. • universitaire onderzoekers • klinisch specialisten • huisartsen • tandartsen • verpleegkundigen • fysiotherapeuten • sociaal geneeskundigen • epidemiologen die werkzaam bij GGD’en, consultatiebureaus en zorgverzekeraars] Zie voor verdere informatie: www.epidm.nl
Gezocht: nieuwe huisartsopleiders
De huisartsopleiding groeit en daarom hebben wij meer opleiders nodig! Wij zijn op zoek naar huisartsen die belangstelling hebben voor het opleiden van huisartsen in opleiding (aios). Meld uzelf aan, bezoek onze oriëntatiecursus en spreek collega’s aan die u geschikt lijken. Zie ook onze website www. hovumc.nl/opleider worden? Wij bieden • een nieuwe carrièrestap waarbij u een deel van de patiëntenzorg inruilt voor begeleidingstaken • een uitstekende, inspirerende opleiding tot opleider • een enthousiast, vakkundig team van medewerkers dat zich richt op de persoonlijke ondersteuning van onze (beginnende) opleiders • een prettige en geanimeerde werksfeer Iedereen die meer wil weten nodigen wij uit voor een praktische, actieve, vrijblijvende, geaccrediteerde en kosteloze oriëntatiecursus (incl. overnachting), die inzicht biedt in het opleiderschap aan de HOVUmc. Pas na de cursus nemen deelnemers en opleiding de beslissing of ze met elkaar in zee willen gaan. De eerstvolgende cursusdata • Maandag / dinsdag 3/4 februari 2014 • Woensdag / donderdag 10/11 september 2014 Informatie of aanmelden bij: Sylvia Vlak: 020-444 9341 of
[email protected] 5
huisartsenmagazine - december 2013
THEMA 1
DE TOEKOMSTVISIE IN DE UNIVERSITAIRE HUISARTSENPRAKTIJK (UHP) Ferry Bastiaans is hoofd van de Universitaire Huisartsenpraktijk (UHP). Hij heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de Toekomstvisie Huisartsgeneeskunde. Dus de UHP is zijn tijd ver vooruit, mag je aannemen. Valentina Blom en Loes Haan gingen het onderzoeken.
foto: Marga Koning
Hebben jullie ook andere contacten met zorgverleners in de eerste lijn? Via onze POH-ers en door de ketenzorgafspraken hebben we contacten met partners rondom de diabeteszorg, de COPD-zorg, de GGZ en nu dus ook de ouderenzorg. In de grote stad is het soms ingewikkeld om goed samen te werken. Dit heeft vooral te maken met de schaalgrootte - en daarmee samenhangend - het aantal verschillende instanties. Zo hebben wij als UHP te maken met negen apotheken om ons heen. Hetzelfde geldt voor de fysiotherapiepraktijken. Dat geeft natuurlijk versnippering. In een dorp is het vaak makkelijker om contacten te leggen en goede werkafspraken te maken.
Wordt de Toekomstvisie breed gedragen binnen de UHP? Jazeker. Otto Maarsingh en ik zijn destijds betrokken geweest bij de voorbereiding ervan. We hebben deelgenomen aan focusgroepen met huisartsen die input konden leveren. Veel van de ideeën over praktijkvoering zijn de afgelopen jaren gemeengoed geworden in de UHP. Een voorbeeld is het concept duodokters, waarbij een ernstig zieke of chronische patiënt met niet meer dan twee dokters te maken krijgt. Dit hebben wij al enkele jaren geleden ingevoerd in onze groepspraktijk. De UHP kreeg drie jaar geleden het predicaat NHGgeaccrediteerd. Veel van de kwaliteitsrichtlijnen die wij voor deze praktijkaccreditatie hebben opgesteld zijn terug te vinden in de Toekomstvisie. Kun je een voorbeeld geven van een speerpunt uit de Toekomstvisie dat jullie hebben uitgewerkt? Een mooi voorbeeld is de ouderenzorg in Buitenveldert. Buitenveldert is een wijk met veel ouderen. In samenspraak met andere zorgpartners in de wijk en met steun van het stadsdeel (de gemeente) gaan huisartsen de zorg voor ouderen verder vormgeven. Dit sluit aan bij wat de toekomstvisie schetst: de huisartsenpraktijk als onderdeel van de wijk. We hebben nog een ander project dat hier prachtig bij aansluit: de UHP is vorig jaar gestart met maandelijkse patiëntenbesprekingen (consultaties) met specialisten ouderengeneeskunde. In die besprekingen proberen we gezamenlijk goed medisch beleid te maken voor oudere patiënten met multimorbiditeit of complexe problemen.
Hoe werd er voorheen samengewerkt? Toen de UHP in 2004 van start ging, werkten er in Buitenveldert en Amsterdam-Zuid voornamelijk solisten in een eigen of een duopraktijk. De UHP was de eerste groepspraktijk in de wijk Buitenveldert. De afgelopen jaren is er veel veranderd. De oprichting van de Coöperatie Huisartsen Amsterdam Groot Zuid (CHAGZ) met werkafspraken over ketenzorg heeft voor een grote kwaliteitsimpuls gezorgd. Inmiddels hebben we ook met GEZ (Geïntegreerde Eerstelijns Zorg) weer stappen gezet. GEZ wordt gefinancierd door de verzekeraar. Bij ons is dat Achmea/AGIS. Daarnaast heeft de gemeente (stadsdeel Zuideramstel) geld ter beschikking gesteld om de ouderenzorg een impuls te geven. Dat maakt het bijvoorbeeld mogelijk om als huisartspraktijk een POHer (praktijkondersteuner) ouderenzorg aan te stellen. De samenwerking met de gemeente sluit hier goed aan op wat de toekomstvisie verwoordt.
'Dat is het voordeel als je met zijn achten bent: er is uiteenlopende expertise in huis' In de Toekomstvisie wordt gesproken over het verhogen van het servicelevel. Wat betekent dat voor de praktijk? Een goede fysieke en telefonische bereikbaarheid gedurende de gehele dag is voor de huisartspraktijk anno 2013 min of meer vanzelfsprekend. Aanbevelingen hierover staan in de Toekomstvisie, maar het zijn ook GEZeisen. Een ander voorbeeld is het avondspreekuur. Sinds 1 april van dit jaar kunnen onze patiënten die overdag moeilijk naar de dokter kunnen (bijvoorbeeld omdat ze dan werken of studeren) ’s avonds terecht.
6 huisartsenmagazine - december 2013
‘Sommige aanbevelingen worden erg optimistisch neergezet’ Zijn er nog andere plannen voor het verhogen van de service? Onder het verhogen van het servicelevel valt ook communicatie via moderne media. Patiënten zullen steeds meer gebruik gaan maken van digitale communicatiemogelijkheden. Op dit moment doen we in de UHP in zeer beperkte mate e-mailconsulten. We zijn ook bezig een systeem te bedenken waarmee patiënten zelf via internet afspraken kunnen maken. Daarnaast zullen we steeds meer medische achtergrondinformatie digitaal beschikbaar stellen. Er bestaan al goede informatieve sites, zoals thuisarts.nl van het NHG, die door de beroepsgroep zelf gemaakt is. E-health in de huisartspraktijk staat eigenlijk nog in de kinderschoenen. Dat komt onder andere omdat de privacy van patiënten en het veilig omgaan met patiëntengegevens nog niet waterdicht geregeld zijn.
‘Het onderdeel zijn van VUmc heeft voor- en nadelen’ Heeft de UHP met VUMC een andere relatie dan een gewone huisartsenpraktijk heeft? Er wordt van ons min of meer verwacht dat wij makkelijker een brug kunnen slaan naar de specialist binnen VUmc. Dat kan ook omdat verschillende UHP-huisartsen, naast de praktijk, nog andere functies uitoefenen. Zo is Henriëtte van der Horst afdelingshoofd, Henk de Vries hoofd studentenonderwijs, Otto Maarsingh wetenschappelijk onderzoeker en verzorgen Odiel Wassenaar en Paula Maring het co-assistentenonderwijs. Katinka Prince en ikzelf leiden aios huisartsgeneeskunde op en verzorgen de huisartsenstage voor SEH-artsen. Wij denken regelmatig mee met afdelingen binnen VUmc. Er loopt nu bijvoorbeeld een project met de afdeling orthopedie over het verbeteren van de service naar de huisarts. Het onderdeel zijn van VUmc heeft voor- en nadelen. Toen we in 2004 startten wilde iedereen in het ziekenhuis iets van ons. Uiteraard konden we dat niet allemaal
tegelijk oppakken, we blijven immers allereerst een huisartsenpraktijk waar mensen goede zorg moeten krijgen. Inmiddels hebben we 5000 patiënten en in de toekomst willen we doorgroeien naar 8000. Dat willen we gaan doen op onze nieuwe locatie, waar wij een deel van de ruimte gaan delen met de Huisartsendienstenpost Zuid.
THEMA 1
Als UHP willen we goede huisartsgeneeskundige zorg leveren van A tot Z. Dat betekent kwalitatief goede basiszorg, maar ook spoedzorg, aanvullende zorg (bijvoorbeeld chirurgische ingrepen) en (keten)zorg bij chronische aandoeningen. In de afgelopen jaren werden daarvoor verschillende POH-ers aangesteld voor diabetes, COPD, GGZ en recent voor ouderenzorg. Veel diagnostiek doen we in eigen beheer, zoals longfunctieonderzoek of het maken van ECG’s. Dat is het voordeel als je met zijn achten bent: er is uiteenlopende expertise in huis. Zo beoordeelt de één de ECG’s, terwijl anderen bijvoorbeeld chirurgische ingrepen doen of spiraaltjes plaatsen.
Gaan jullie ook samenwerken met de spoedeisende eerste hulp? Ongetwijfeld gaan er straks andere patiëntenstromen op gang komen. Voor ons kan dat betekenen dat er overdag meer ‘zelfverwijzers’ komen. Nu worden deze patiënten nog op de spoedeisende eerste hulp gezien, maar de zorgverzekeraars willen de kosten beheersbaar houden en zullen ongetwijfeld aan VUmc vragen of deze patiënten bij de huisartspraktijk terecht kunnen. Wellicht zal dit soort patiënten in de toekomst eerst naar de eigen huisarts worden terugverwezen en pas als dat niet kan, komt de UHP in beeld. Daar moet nog een goed model voor ontwikkeld worden, het is nu nog heel prematuur. Maar we zijn wel bezig een visie te ontwikkelen met onder andere de Raad van Bestuur en de afdeling Heelkunde. De UHP is ook nog steeds onderdeel van het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde (ANH). Is jullie rol daarbinnen veranderd? Ja, als academische praktijk die onderzoek én onderwijs deed, waren we vroeger als een soort kern in het midden van het zogenaamde schillenmodel. Nu zijn wij meer onderdeel van één van de drie koepels waarmee het ANH samenwerkt: de Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra (SAG), de Stichting GEZ Zuid en de de Stichting Eerstelijnszorg Haarlem-Oost (SEHO). Wij zijn nu in de koepel GEZ Zuid één van de vier ontwikkelpraktijken. De heroriëntatie van het ANH heeft ertoe geleid dat er nu meer vanuit zorggroepen en koepels gedacht wordt dan vanuit individuele praktijken. Dat zal de samenhang vergroten tussen zorg bieden en zorginnovatie ontwikkelen. Zijn er aanbevelingen in de Toekomstvisie die je zelf niet gekozen zou hebben? Sommige aanbevelingen worden erg optimistisch neergezet, bijvoorbeeld het elektronisch patiëntendossier (EPD) en de informatie-uitwisseling met ziekenhuizen. Die race is wat mij betreft nog niet gelopen. Er zitten nogal wat haken en ogen aan dat EPD. Wie beheert straks een basisdossier? Wie is verantwoordelijk voor het up-to-date houden en het valideren van de gegevens? Voordat je het weet wil iedereen er van alles in stoppen, misschien wel te veel. Naar mijn gevoel moet je een dossier niet te uitgebreid maken. Misschien heb je genoeg aan informatie over voorgeschiedenis, medicatie en allergieën. Ik heb liever een beperkt elektronisch dossier met valide, actuele data dan een groot dossier waarvan de informatie niet klopt. Uiteindelijk zal dat EPD met al zijn uitwisselingsmogelijkheden er wel komen: wat mij betreft dan regionaal, en niet landelijk.
7 huisartsenmagazine - december 2013
THEMA 1
'Er valt nog zo veel moois te bouwen met elkaar' Tot slot, hebben we nog iets gemist in de Toekomstvisie? Wat me aanspreekt in de toekomstvisie is het begrip ‘integrale zorg voor chronisch zieken, kwetsbare ouderen en mensen met multimorbiditeit’. Dat is echt iets wat onze afdeling - met haar twee disciplines ouderengeneeskunde en huisartsgeneeskunde - kan oppakken. Er valt nog zo veel moois te bouwen met elkaar. We hebben veel expertise in huis binnen H&O, laten we daar vooral gebruik van maken. 'Binnen de eerste lijn zullen huisarts en specialist ouderengeneeskunde steeds belangrijker worden' Hoe zullen we later terugkijken op de huidige Toekomstvisie? Ik denk dat de eerste lijn een steeds belangrijkere rol gaat spelen in de gezondheidszorg: steeds meer tweedelijnszorg zal naar de eerste lijn verschuiven. Binnen de eerste lijn zullen huisarts en specialist ouderengeneeskunde steeds belangrijker worden. Ook de politiek zet daar op in. Dat heeft niet alleen te maken met bezuinigingen, maar ook met beleving: hoe willen we met ziekte en gezondheid omgaan? Het is aan ons, professionals in de eerste lijn, om goede zorg te blijven leveren en goede zorgmodellen te ontwikkelen. De toekomstvisie biedt daar goede aanknopingspunten voor.
8 huisartsenmagazine - december 2013
Rob Smeenk was 37 jaar huisarts in gezondheidscentrum Borgerstraat in Amsterdam en is nu nog werkzaam als medisch inhoudelijk beleidsadviseur van de SAG . De SAG is een belangrijke nieuwe partner van VUmc in het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde. Reden waarom Ruud Stam bij Rob op visite ging om te horen wat hij vindt van de nieuwe Toekomstvisie. Hoe kijkt hij, in het licht van deze visie, aan tegen de samenwerking van academische wereld en praktische zorg??
Wat vind je van de Toekomstvisie? Ik vind het belangrijkste dat we als beroepsgroep zelf hebben nagedacht over de toekomst van ons vak en dat we dit ook voor iedereen hebben opgeschreven. De Woudschotenconferentie (1959) die aan de basis heeft gestaan van de kernwaarden van het huisartsenvak, is inmiddels weer heel lang geleden. Goed dus dat er een nieuw document ligt. Voor mij staan er overigens niet echt hele nieuwe dingen in de visie. Het is meer een bevestiging van ontwikkelingen die al gaande zijn. Het belangrijkste voor mij is dat het generalistische karakter van de huisartsgeneeskunde voor de toekomst wordt bevestigd. Die lijn zie ik in de toekomstvisie terug. De huisarts moet vooral geen specialist worden. Ook de ontwikkeling richting de huisartsenvoorziening, waarin de huisartsen worden ondersteund door assistenten, praktijkverpleegkundigen en POH-ers en waarin wordt samengewerkt met andere eerstelijns disciplines, ondersteun ik van harte. Daarbij moeten we wel zoeken naar een optimum in schaalgrootte. Een goede organisatiegraad en behoud van de menselijke maat moet richtinggevend zijn. Voor mij betekent dit dat de optimale huisartsvoorziening tussen de 5000 en 10.000 patiënten heeft.
'Het is meer een bevestiging van ontwikkelingen die al gaande zijn'
THEMA 2
ZINNIGE EN ZUINIGE ZORG
Wat zijn voor jou de belangrijkste inhoudelijke ontwikkelingen? De Amerikaanse onderzoeker Barbara Starfield heeft aangetoond dat een sterke eerstelijnszorg leidt tot een betere gezondheid voor de burgers. Bij een sterke eerste lijn horen ook afspraken over een gestructureerde wijze van zorgverlening. Ik denk dat de ontwikkeling van ziektegerichte ketenzorg zijn langste tijd heeft gehad. We gaan meer toe naar persoonsgerichte zorg. Daarbij zien we de patiënt vooral als persoon en niet als bijvoorbeeld een diabeet. Personalized medicine, dat is waar de huisarts voor staat. En daarin is hij ook beter getraind dan een medisch specialist. Een andere belangrijke ontwikkeling vind ik het zelfmanagement van de patiënt. De huisarts kan de patiënt helpen de eigen kracht te ontwikkelen en van daaruit meer verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen gezondheid(szorg). Maar dat zijn wel langzame processen die echt een mentaliteitsverandering vragen. Van consument naar zelfsturende patiënt, dat verander je niet van de ene op de andere dag. Zinnige en zuinige zorg, dat is waar we in de eerste lijn goed in zijn. Wat mij echter stoort is dat beleidsmakers hier al snel een 'financieel voorschotje' op nemen. De thuiszorg bijvoorbeeld krijgt nu onder het mom van meer zelfsturing minder geld, maar in de feitelijke zorg(vraag) is niets veranderd. Ook zie ik dat beleidsmakers graag alle mensen over één kam scheren. Maar zo werkt het niet: niet alle mensen boven de 80 kunnen of willen als alleenstaande in de wijk blijven wonen.
'Zinnige en zuinige zorg, dat is waar we in de eerste lijn goed in zijn' Wat verwacht je van de samenwerking tussen SAG met VUmc? Ik vind het erg belangrijk dat huisartsen meedoen aan onderzoek. Het is een mooie manier om bij te blijven in het vak. Het biedt ook een kans om samen de huisartsenzorg steeds beter op de kaart te zetten. Dat is nog steeds erg belangrijk. De standaarden in de huisartsenzorg zijn er pas sinds de jaren 90 van de vorige eeuw. Daarvoor werd het vak wetenschappelijk gezien niet echt serieus genomen. Ook het samenwerken in opleiding zie ik als een mooie kans om als huisartsen flexibel en actueel te blijven. Het houdt je bij de les. Indertijd mochten wij als praktijk in de Borgerstaat niet met het ANH meedoen. Nu hebben we 9
huisartsenmagazine - december 2013
THEMA 2
dus een tweede kans gekregen en daar willen we als SAG graag voor gaan. De samenwerking zal zich nog wel verder moeten ontwikkelen. Je hebt mensen nodig die kunnen schakelen in de verschillende werelden van academie en zorg. De ANH-stuurgroep kan een belangrijke rol spelen in het overbruggen van deze verschillen, maar belangrijk is dat ook de overige huisartsen in het ANH zich betrokken voelen en zich actief opstellen. Dat kunnen we niet opleggen, maar we kunnen wel proberen hiervoor de juiste voorwaarden te scheppen. We zullen tijd voor het ANH moeten vrijmaken en we zullen regelmatig bijeenkomsten moeten organiseren, in ANH-verband, maar ook binnen de SAG. De SAG- en de ANH-database zijn ook belangrijke bronnen van kennis. Daarmee kunnen we heel goed volgen wat er feitelijk in de zorgverlening gebeurt. Goed registreren is voor huisartsen vaak een moeizaam proces. Het Huisarts Informatie Systeem (HIS) biedt gelukkig goede ondersteuning, evenals de scholing van het ANH.
'Het is belangrijk dat huisartsen vanaf het begin betrokken worden bij innovatie' Wat verwacht je van zorginnovatie in ANH- verband? Het lijkt me ontzettend leuk om samen aan projecten te werken die relevant zijn voor onze dokters en onze patiënten. We hebben in ANH-verband een inventarisatie gemaakt van innovatiethema’s die zich lenen voor verdere ontwikkeling. Daarmee kunnen we nog wel een tijdje vooruit. Laatst zag ik nog een leuk voorbeeld van zo'n academische innovatie in Eindhoven. Daar is een methode ontwikkeld om op basis van persoonlijke profielen de kansen van zelfmanagement in beeld te brengen. Aan dat soort ontwikkelingen wil ik ook in ANH verband graag meewerken. En dan nadrukkelijk samen met andere huisartsen. Het is belangrijk dat huisartsen vanaf het begin betrokken worden bij innovatie.
'Je hebt mensen nodig die kunnen schakelen in de verschillende werelden van academie en zorg' Hebben jullie patiënten ook baat bij de samenwerking? Mensen vinden het prettig voor langere tijd dezelfde huisarts te hebben. Voor een patiënt is het belangrijk dat de huisarts goed kan luisteren, empatisch vermogen heeft, zaken goed kan uitleggen, gerust kan stellen maar ook een goed 'niet pluis gevoel' heeft. De basis voor goede zorg is vertrouwen van de patiënt in zijn huisarts. Maar hiervoor zijn heel andere indicatoren nodig dan de zorgverzekeraar vraagt voor bijvoorbeeld de Geïntegreerde eerstelijnszorg (GEZ) regeling. Deze indicatoren zijn vaak meer een uiting van (geïnstitutionaliseerd) wantrouwen dan van vertrouwen. De samenwerking SAG - VUmc in het ANH kan ertoe leiden dat we samen parameters ontwikkelen die er werkelijk toe doen. Panelmanagement (een populatiegerichte onderzoeksmethode) is een prachtige nieuwe manier om hoog risicopatiënten beter te detecteren en beter te behandelen. De onderzoeksprojecten die het ANH hier momenteel voor ontwikkelt bieden goede ondersteuning aan de huisartsenpraktijken van SAG. Belangrijk is wel dat de huisartsen bereid zijn iets te doen met het inzicht dat het panel (selectie van risicopatiënten) hen biedt. De centrale organisatie van SAG kan hierbij ondersteuning bieden.
10 huisartsenmagazine - december 2013
VISIES, AMBITIES EN VOORNEMENS
THEMA 3
DE TOEKOMSTVISIE IN HET STUDENTENONDERWIJS: De nieuwe toekomstvisite huisartsenzorg leeft ook binnen de afdeling studentenonderwijs huisartsgeneeskunde van VUmc. Tijdens een lunchbijeenkomst werd iedereen gevraagd om zijn of haar ideeën hierover vorm te geven in een korte presentatie. De belangrijkste vraag was: wat zijn de concrete gevolgen van de toekomstvisie voor het onderwijs dat wij geven aan de geneeskunde studenten? Odiel Wassenaar geeft een samenvatting van de belangrijkste meningen en ideeën en vroeg soms nog even door….. Pas als je het ziet... Rob Schotsman, huisarts in Amsterdam Noord en docent huisartsgeneeskunde, gebruikte in zijn presentatie een onvervalste Cruyff quote: ‘als je het niet ziet, dan weet je het niet…’. Als de huisartsenzorg een grote, centrale rol moet vervullen in de Nederlandse gezondheidszorg, zo is zijn mening, dan moet je dit ook eerder en duidelijk(er) aan de studenten overbrengen. De student moet zich belangrijke thema's eigen maken: de coördinerende en ondersteunende rol voor patiënten, de huisarts als spil in het informatieproces rond de patiënt, de verantwoordelijkheid voor adequate informatieuitwisseling, en natuurlijk ook de zeer belangrijke poortwachterfunctie. Als je deze thema’s al in een vroeg stadium aankaart, krijgen studenten ook eerder en meer aandacht voor het huisartsenvak, waaronder de veelheid aan beslissingen die huisartsen moeten nemen. Puzzelen met het portfolio Ageeth de Waal-Sint, basisarts, docent en coördinator portfolio, richt zich op de vierde ambitie van de Toekomstvisie, namelijk ‘het leveren van kwalitatief goede en samenhangende zorg op maat dichtbij de patiënt’. Goede kwaliteit uit zich onder andere in: patiëntgerichtheid, effectiviteit, veiligheid, doelmatigheid, tijdigheid, gepaste zorg en gelijkheid. Continue bij- en nascholing op al deze fronten is essentieel, evenals voldoende zelfreflectie. Op die manier ontstaat er een levenslang proces van ontwikkeling, blijven leren en reflecteren. Dat proces begint echter met het bijhouden van een portfolio. Het portfolio is voor de geneeskunde student essentieel: het is een van de puzzelstukjes richting de nieuwe toekomstvisie. De VUmc competentiereflector actief in beeld! Pas op de plaats Chris Marees, huisarts in Amsterdam-West en docent, is wat kritischer. Het tweede uitgangspunt (de huisarts kent zijn of haar patiënten en de patiënten kennen hun huisarts) krijgt vorm in de derde ambitie (de huisarts investeert in een duurzame relatie met de patiënt) en de vierde (er is een herkenbaar team van niet meer dan twee huisartsen: de eigen huisarts en een vaste ‘tweede’ huisarts). Hoewel een mooi streven, staat dit op gespannen voet met de ambities nummer negen (over flexibele openingstijden) en zestien (dat elke huisartsenpraktijk structureel
meewerkt aan onderwijs, onderzoek of innovatie). Zeker een combinatie van deze drie kan maken dat een patiënt al snel zo’n zes verschillende gezichten ziet: de praktijkassistente, de praktijkondersteuner, de tweedejaars stagier, de co-assistent, de huisarts-in-opleiding, en tot slot wellicht nog even de eigen huisarts. Misschien moeten we eerst besluiten wat wij hier van vinden alvorens dit in het onderwijs te verwerken? Tanja Seijbel, als huisarts werkzaam in Purmerend, komt in haar presentatie met exact dezelfde bezwaren als Chris. Met daarbij de suggestie om enkele van de onderwijstaken aan co-assistenten en studenten in de praktijk uit te besteden aan aios, dus huisartsen in opleiding. Deze moeten dat immers ook leren, als zij later een echte ‘huisarts van de toekomst’ willen worden. Nieuw Annemieke Tanja, ex-huisarts en coördinator bachelor bij de afdeling huisartsgeneeskunde studentenonderwijs, kijkt eerst eens wat het huidige beeld is wat leken (en waarschijnlijk ook studenten) van de huisarts hebben. Kernwoorden hierin zijn: familiearts, visites aan huis, uitleg, geruststelling en advies, huisartsenpost, gezondheidscentrum…..Allemaal kernwoorden die ook terugkomen in de toekomstvisie en als essentiële kenmerken van de huisartsenzorg moeten blijven bestaan. Maar wat is nu nieuw? Zorginnovatie krijgt een groot aandeel in de toekomstvisie en onvermijdelijk dus ook in de ‘nieuwe huisartsenzorg’. Uitbreiding van de mogelijkheden voor diagnostiek en behandelingsmogelijkheden in de eerste lijn is hier een goed voorbeeld van. Ook de (organisatie van de) zorg voor patiënten met een chronische aandoening en kwetsbare ouderen met multimorbiditeit moet beter en gestructureerder worden vormgegeven. Hierin wordt veel verwacht van toekomstige ICT-toepassingen en e-health. Begrippen als tele-medicine, tele-dermatologie en zorg op afstand via je tv-toestel komen hier aan bod. Onvermijdelijk wordt hierbij ook de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt steeds meer benadrukt, mits voldoende mogelijkheden voor zelfmanagement en zelfredzaamheid. Het is niet niks wat er van de geneeskundestudent allemaal gevraagd wordt. Tijd voor weer een nieuw curriculum??
11 huisartsenmagazine - december 2013
THEMA 3
OPGETEKEND
"De vraag wat te doen met nevenbevindingen wordt in de toekomst 'Je kunt als arts niet zo heel vaak genezen. Meestal levensgroot. ." kun je wel behandelen, maar je kunt altijd troosten en dat hoort ook gewoon bij de geneeskunst.'
De nieuwe toekomstvisie voor ons vak maakt mij vooral duidelijk dat de zorg in de eerste lijn steeds zwaarder en complexer wordt. Dat krijgen we alleen maar samen met anderen voor elkaar. Nu al krijgen we steeds meer ondersteuning op het gebied van chronische ziekten, GGZ-problemen en ouderenzorg. De ontwikkeling van de competenties samenwerken en organiseren zijn in ons basiscurriculum het meest achtergebleven. Ik hoop dat we hierin een slag kunnen maken, het komende decennium. Misschien lukt het ons om onze studenten vroeg in contact te brengen met die van andere studies en opleidingen: fysiotherapie, psychologie, diëtetiek, verloskunde, gezondheidswetenschappen, maatschappelijk werk, physician assistant, etcetera. Zo leren ze elkaars cultuur aanvoelen en samen plannen maken voor een betere gezondheidszorg' Studenten die in het eerste jaar van de Masterfase de Training Professionele Ontwikkeling (TPO) volgen, blijken en ethici zien hetorganisator maat- en met"Juristen name de competenties samenwerker, communicator te ervaren als essentiële competenties, die schappelijk belang van onderzoek in veel lastige klinische situaties van belang zijn. Zij lijken niet." hiersoms dus open voor te staan. Alle reden dus om dit nog actiever en nog eerder in het onderwijs in te brengen Het gemene delen Samenvattend werd het duidelijk dat iedere docent en iedere huisarts die in het veld werkt zijn of haar eigen speerpunten uit de toekomstvisie haalt en kritischer is naar andere aspecten. Dus misschien moet het eerste doel wel zijn om binnen de afdeling te kijken welke uitgangspunten en ambities wij allemaal delen. Wat willen en moeten wij studenten aanbieden in de Bachelor en hoe willen we dat vorm geven? Beter een heidag plannen dan een lunchbijeenkomst?!
THEMA 4
Samenwerken en organiseren Henk de Vries, hoogleraar huisartsgeneeskunde en hoofd van de afdeling studentenonderwijs, ziet al vrij concreet voor zich waarop het onderwijs zich moet toespitsen. Zijn woorden:
Maria Koster, ex-longarts in de Volkskrant, 30-11-2013
'Als we willen voorkomen dat artsen opbranden of ontsporen, moeten we meer intervisie en coaching bieden aan specialisten en artsen in opleiding tot specialist.' Maria Koster, ex-longarts in de Volkskrant, 30-11-2013
'In de jaren na het sterven van mijn vader heb ik in de discussie rond euthanasiewetgeving consequent het volgende standpunt gevoerd. Hoe meer we vastleggen in wet- en regelgeving, hoe minder doortastend en daadkrachtig artsen zullen handelen. Een kwestie van geweten. Want daar, in dat domein van het geweten, horen dit soort beslissingen over leven en dood thuis.' René den Ouden, communicatie-adviseur, in de Volkskrant, 19-11-2013
Arts zijn zonder Hollands gedoe. Steeds vaker verhuizen Nederlandse artsen naar Frankrijk; ze zijn de bureaucratie en de hervormingen thuis zat. 'Op het Bourgondische platteland kun je nog echt de dokter zijn.' De Volkskrant, 26-9-2013
Een goede dokter is iemand die zich laat aanspreken op zijn of haar opvattingen over goede zorg. Het Emgo+ instituut In de huidige medische praktijk is deze manier van aanspreken nog verre Het Emgo+ instituut ie éénvan vanvanzelfsprekend. de vijf onderzoeksinstituten van het Vumc. Het instituut wil hoogwaardig wetenschapMyra stimuleren van Zwieten, huisartsgeneeskundige pelijk en uitvoeren op het gebied vanen gezonddirecteur van De Goede Werker, heid en zorg. Daartoe zijn vier onderzoekslijnen vastgeDe Volkskrant, steld: ‘levensstijl, 2-11-2013 overgewicht en diabetes’, ‘geestelijke gezondheid’, ‘aandoeningen van het bewegingsapparaat’ en ‘kwaliteit van zorg’. Er werken zo’n 400 wetenschappers die vanuit verschillende disciplines actief zijn. Het instituut zorgt ook voor coördinatie, afstemming, praktische ondersteuning van onderzoekers. Een concreet resultaat daarvan is het kwaliteitshandboek, waarin richtlijnen staan voor elke fase van onderzoek. Dit digitale document is te vinden op www. emgo.nl onder Quality handbook.
12
12 huisartsenmagazine huisartsenmagazine- -december oktober 2010 2013
In de Toekomstvisie Huisartsenzorg is een belangrijke plaats ingeruimd voor preventie. Wat gaan huisartsen in opleiding hiervan merken? Waar liggen de uitdagingen? Hans van der Wouden sprak daarover met Nettie Blankenstein, huisarts en hoofd huisartsopleiding.
THEMA 4
PREVENTIE EN DE HUISARTSOPLEIDING
een aflevering van ons ‘Politiek café’ gewijd aan de colonscreening, een voorbeeld van bevolkingsonderzoek waarin de huisarts weliswaar geen grote rol speelt, maar waarvan hij wel de gevolgen op zijn bordje krijgt.
Preventie in de Toekomstvisie: wat viel je op ? Ik ben wel blij met de insteek die in de Toekomstvisie is gekozen. De nadruk ligt op geïndiceerde en zorggebonden preventie. Daarmee is minder nadruk komen te liggen op algemene preventie. Dit is een verschuiving in de richting waarin de huisarts sterk is. Het ligt ook in het verlengde van de zorg die de huisarts al biedt. Dat schept echt mogelijkheden. Op welke manier komt preventie in de huisartsopleiding aan bod? We doen er van alles aan, maar het is geen thema waar we gedurende een bepaalde periode geconcentreerd aan werken. Het komt bij veel onderwerpen aan de orde, van kindermishandeling tot cardiovasculair risicomanagement.
'Dit is een verschuiving in de richting waarin de huisarts sterk is' Ik heb de indruk dat binnen de huisartsgeneeskunde de aandacht voor preventie toeneemt. Ik zie daarbij een verschuiving van een uitsluitend reactieve en vraaggestuurde houding naar een meer proactieve houding. Zo is de POH Ouderenzorg vaak heel proactief bezig, bijvoorbeeld als het gaat om het voorkómen van vallen, osteoporose en fracturen bij ouderen. Opmerkelijk genoeg hebben we die persoonsgebonden preventiemogelijkheden weinig persoonsgebonden uitgewerkt door ze aan de POH over te laten. Als je tien artrosepatiënten op een rijtje zet, dan kunnen de gevolgen van de aandoening sterk verschillen en ook de mogelijkheden om er wat aan te doen. Dan ligt het misschien meer voor de hand dat de huisarts tien persoonsgerichte adviezen geeft dan dat hij ze alle tien uitbesteedt aan de POH-er die er protocollair mee gaat werken. Het zicht dat je er dan als huisarts nog op hebt zou wel eens kunnen tegenvallen. Andere voorbeelden? Het onderwerp medicatiereview maakte vroeger geen deel uit van het onderwijs, maar is inmiddels een vast onderdeel van het derde jaar. Ook in workshops wordt aandacht gegeven aan preventie. En onlangs was
Wat vind je van de aandacht voor buurt- en wijkgericht werken? Op dit punt is er nogal wat verschil tussen de huisartsopleidingen onderling. Zo weet ik dat er in Nijmegen veel aandacht aan wordt besteed. De wijkscans die tegenwoordig door veel gemeentes worden gemaakt kunnen je als huisarts helpen om alert te zijn op bepaalde zaken. Zo bleek er in het gebied waar ik praktijk deed relatief veel alcoholisme. Als je zoiets weet, zul je er tijdens het spreekuur ook eerder naar vragen en zul je het ook meenemen in je overwegingen. Nu de gemeente verantwoordelijk is voor de welzijnszorg, zul je daar als huisarts vaker overleg mee hebben. Dat gaat tijd kosten, maar het heeft ook voordelen. Dat brengt ons op de GGZ… De GGZ is een voorbeeld van een terrein met een sterk zorggerelateerd preventiegehalte. Bij de bevolking en ook bij huisartsen bestaat er twijfel of de gemeente op dit terrein wel voldoende expertise in huis heeft. Tegelijkertijd worden de oude instellingen opgedoekt. We moeten ons realiseren dat er behalve omstandigheden die aangepakt kunnen worden, ook stoornissen zijn die herkend en specifiek behandeld moeten worden. In dit verband zou het me niet verbazen als we er over tien jaar ook nog een POH Jeugd-GGZ bij hebben.
‘Het is belangrijk dat we als opleiding preventie echt persoonsgericht maken’ Wat zie je als grootste uitdaging voor de huisartsopleiding als het gaat om preventie? Het is belangrijk dat we als opleiding preventie echt persoonsgericht maken. Daarbij kan het concept ‘resilience’ (veerkracht) leidend zijn. Preventie kan ziekte uitstellen maar meestal niet afstellen. Ouderen krijgen gezondheidsproblemen, daar moet je van uitgaan. Het is een belangrijke, preventieve taak voor de huisarts om onderscheid te maken tussen mensen die wel en mensen die niet voldoende veerkracht hebben om hun gezondheidsprobleem effectief aan te pakken. 13
huisartsenmagazine - december 2013
THEMA 5
MAATWERK ACHTER DE PC: E–HEALTH IN DE HUISARTSENPRAKTIJK In de Toekomstvisie wordt E - Health beschreven als een belangrijke ontwikkeling in de nabije toekomt. Binnen het ANH-VUmc volgt Kristel van der Winden-Haalboom als 'huisarts innovator' de ontwikkelingen op de voet. En zij past de werkwijze ook toe in haar patiëntcontacten… door de komst van bijvoorbeeld e-consulten. Die consulten hoeven immers niet tussen acht en vijf te worden beantwoord, het kan ook bijvoorbeeld ’s avonds ná het NOS journaal, als de kinderen in bed liggen.
‘De hulpverleners kunnen dan online overleggen met elkaar én met de patiënt’
Erik is mijn eerste e-patiënt. Sorry? Ja, mijn eerste e-patiënt. Erik is een 58 jarige man met suikerziekte, een hartritmestoornis en vorig jaar heeft hij een klein herseninfarct gehad. Sinds kort heeft Erik er nog een probleem bij: een baan die op de tocht staat… Eigenlijk is Erik overspannen. Hij doet al 5 maanden het werk van een ontslagen collega ‘erbij’ en dat breekt hem nu op. Maar ja, ziek melden? Dat is geen optie. Want, zo zegt Erik, ‘…dan sta ik binnen de kortste keren ook op straat’. Door de spanningen is zijn bloeddruk veel te hoog opgelopen. De neuroloog heeft hem geadviseerd de bloeddruk wekelijks door de huisarts te laten controleren.
‘Met de digitalisering van onze maatschappij zijn er legio mogelijkheden bijgekomen’ Eigentijds En zijn huisarts, dat ben ik. Een huisarts met een visie. Niet over 2022, maar over vandaag en gisteren. Want dat huisartsenzorg generalistisch, persoonsgericht en continu moet zijn, dat is niet alleen toekomstvisie, maar tegelijk ook heden en verleden. Wat wél nieuw is, is de manier waarop we dat zouden kunnen inrichten. Met de digitalisering van onze maatschappij zijn er legio mogelijkheden bijgekomen om onze patiëntenzorg te verbeteren. Zo kunnen we de continuïteit van zorg beter waarborgen
Samen on line De huisarts krijgt in de toekomst meer een gids- en spilfunctie, zegt de Toekomstvisie. Ook dit wordt door de komst van digitale hulpmiddelen steeds makkelijker. Met de komst van ‘persoonlijke gezondheid dossiers’ wordt de patiënt eigenaar van het persoonlijk gezondheidsdossier en kan hij zelf zijn behandelaars inzicht geven in de stand van zaken: wie doet wát met hem, wie heeft wélke afspraken met hem. De hulpverleners kunnen dan online overleggen met elkaar én met de patiënt. Ook kan de patiënt zijn meetwaardes van bijvoorbeeld bloeddruk en glucose in handige grafiekjes bijhouden. Op deze manier verschuift de zorg van reactief naar proactief. In de toekomstvisie 2022 wordt ook benadrukt dat er aandacht moet zijn voor de betrokkenheid van de patiënt en zijn eigen verantwoordelijkheid bij de besluitvorming. Daarnaast is het bevorderen van zelfmanagement een hot topic, niet alleen in deze toekomstvisie, maar ook in onze aankomende ‘participatiemaatschappij’. Maar wat houdt dit concreet in?
‘Op deze manier verschuift de zorg van reactief naar proactief’ Send mail Terug naar gisteren. Erik kwam op mijn avondspreekuur. Gehaast, dat wel, maar opgelucht dat hij geen vrij hoefde te nemen van zijn werk (‘Mijn baas ziet me aankomen?!’). Ik meet zijn bloeddruk: torenhoog! Tja, hij was na zijn lange, drukke werkdag op de fiets gesprongen om op tijd op de praktijk te zijn en dat zie je terug in zo’n meetwaarde. Daarnaast is hij nog steeds oververhit over het feit dat hij van de neuroloog wekelijks naar de huisarts moet. Waar moet hij de tijd vandaan halen? Hij kan wel telkens naar het avondspreekuur komen, maar die valt precies op de avond dat hij met zijn maatjes tennist. Wat nu als Erik zelf zijn bloeddruk zou meten, thuis?! Voor de trombosedienst doet hij immers ook al zelfcontroles. Ik ben voor. We spreken af dat hij om de
14 huisartsenmagazine - december 2013
THEMA 5
dag meet en dit vervolgens wekelijks aan mij mailt. Hij koopt een Withings bloeddrukmeter die gekoppeld is aan zijn smartPhone. Zo hoeft hij niet meer met de hand de meetwaardes in te voeren, het knopje ‘send mail to doctor’ volstaat. Twee vliegen in één klap: Erik hoeft niet meer naar de praktijk te komen en ik heb meetwaardes die veel betrouwbaarder zijn dan die ene momentopname die ik nu doe. Maatwerk Het persoonlijk gezondheidsdossier waar dit aan gekoppeld gaat worden start binnenkort. Dan kan Erik de afspraken voor mijn avondspreekuur online boeken en met één druk op de knop zijn herhaalmedicatie aanvragen. Vervolgens zal hij onze POH-diabetes en zijn eigen neuroloog toestemming geven om deel te nemen aan zijn dossier. Zo kunnen we met zijn allen Erik coachen, op weg naar een zo gezond mogelijk leven. Maatwerk wel te verstaan, om een en ander in te passen in zijn (te) drukke leven. En op mijn vraag of de POH-GGZ Erik via e-health mag begeleiden met zijn toch wel overspannen ‘state of mind’ antwoordt hij lachend: ‘Dat ik er niet voor naar de praktijk hoef te komen, betekent nog niet dat ik alle tijd van de wereld heb…’ Ook e-patiënts hebben zo hun grenzen…
15 huisartsenmagazine - december 2013
PROMOTIES & ORATIES
Promotie Amber van der Heijden: eerstelijns diabeteszorgmodellen geëvalueerd
Promotie Klaas Huijbregts: samen zorgen voor depressie in de huisartsenpraktijk
Op 1 november promoveerde Amber van der Heijden. De titel van haar proefschrift luidt: 'Management and modelling of diabetes and its complications' . Amber studeerde fysiotherapie en gezondheidswetenschappen. Haar promotieonderzoek was een samenwerkingsproject tussen EMGO en RIVM. Tegenwoordig is ze als postdoc werkzaam bij de afdeling huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde.
Op 8 april promoveerde Klaas Huijbregts op een proefschrift getiteld ‘Collaborative care for depression in primary care, and the influence of concomitant physical symptoms’. Klaas is psycholoog, en het onderzoek was een samenwerkingsproject van het EMGO+ en het Trimbosinstituut.
Amber evalueerde de effectiviteit en de kosteneffectiviteit van verschillende methoden om de zorg voor patiënten met type 2 diabetes te organiseren. Ze vergeleek drie zorgmodellen: • centraal georganiseerde zorg met een centrale database, zoals geïmplementeerd in West-Friesland, met jaarcontroles in het centrale centrum, en een centrale rol voor de patiënt • geprotocolleerde zorg met een centrale database, zoals georganiseerd in de Amstelland regio, die zich voornamelijk richt op de naleving van de NHG-richtlijnen, en waarbij de controles plaatsvinden in de eigen praktijk • ‘gebruikelijke zorg’ in huisartsenpraktijken die deel uitmaken van de NIVEL peilstations. Diabetespatiënten uit deze drie groepen praktijken vulden vragenlijsten en dagboeken in om het zorgproces, de complicaties en de kosten in kaart te brengen. Patiënten binnen de centraal georganiseerde en geprotocolleerde zorg bleken minder tweedelijns contacten te hebben voor hun diabetes dan patiënten in de gebruikelijke-zorggroep. Van de patiënten in de eerste groep kregen er meer de aanbevolen controles en bepalingen dan in de laatste groep. Ook de kosten waren lager. Voor de geprotocolleerde zorg waren deze verschillen niet significant. Daarnaast ontwierp Amber een simulatiemodel voor het schatten van de langetermijneffecten van preventieve interventies. Ze valideerde het model door de uitkomsten te vergelijken met verschillende longitudinale datasets uit eigen land en uit andere landen. Tenslotte onderzocht ze modellen voor het voorspellen van coronaire hartziekte en herhaalde cardiovasculaire events met behulp van gegevens uit de Hoornstudie.
Onderwerp van zijn onderzoek is implementatie van de behandeling van depressieve patiënten door middel van het ‘collaborative care model’, een samenwerkingsmodel ontwikkeld in de VS om hulpverleners in de eerste lijn zo goed mogelijk te laten samenwerken. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de ‘care manager’, die kortdurende behandeling door middel van gesprekken aanbiedt, en de organisatie van de zorg voor een deel overneemt van de huisarts, bijvoorbeeld door het monitoren van klachten en zo nodig te overleggen met de psychiater. Een ander belangrijk element is dat de tweedelijn de zorg niet overneemt, maar dat de expertise wel beschikbaar is. Het onderzoek werd uitgevoerd in 18 huisartsenpraktijken die door randomisatie werden toegewezen aan het samenwerkingsmodel of hun gebruikelijke werkwijze bleven volgen. Een jaar lang werden 150 depressieve patiënten gevolgd (hiervoor moesten maar liefst 25000 mensen gescreend worden). Elke drie maanden vond een meting plaats. De ernst van de depressie werd gemeten met een vragenlijst, de PHQ-9, en als primaire uitkomstmaat werd gekozen voor een vervolgscore die minimaal 50% lager was dan de beginmeting. Wat leverde dit op? Na 3 maanden had 11% van de patiënten in de controlegroep een minimaal gehalveerde depressiescore, tegenover 46% van de ‘collaborative care’ groep. Een vergelijkbaar verschil werd gevonden na 9 maanden. Tegenover deze statistisch significante en ook klinisch relevante verschillen staat dat bij de metingen na 6 en 12 maanden de verschillen veel kleiner waren en niet statistisch significant. Ketenzorg lijkt bij duidelijk gedefinieerde ernstige groepen zoals depressieve wel een goed idee (zo blijkt ook uit een recente Cochrane review), maar gezien de wisselende resultaten en nogal wat ontbrekende vervolgmetingen (tot 40%) is niet zo duidelijk of de huisarts hier snel iets mee moet.
16 huisartsenmagazine - december 2013
Een greep uit de publicaties van de onderzoeksgroep huisartsgeneeskunde in 2013 Chel VG, Elders PJ, Tuijp ML, van den Berg HH, van Drongelen KI, Siedenburg RC, et al. Vitamine D-suppletie bij ouderen: advies en praktijk. Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A5779. Gerrits MM, van Marwijk HW, van Oppen P, van der Horst H, Penninx BW. The role of somatic health problems in the recognition of depressive and anxiety disorders by general practitioners. J Affect Disord. 2013 Sep 6. Gerrits MM, van Oppen P, van Marwijk HW, Penninx BW, van der Horst HE. Pain and the onset of depressive and anxiety disorders. Pain 2013 Sep 6. van der Heijden AA, Van't Riet E, Bot SD, Cannegieter SC, Stehouwer CD, Baan CA, et al. Risk of a Recurrent Cardiovascular Event in Individuals With Type 2 Diabetes or Intermediate Hyperglycemia: The Hoorn Study. Diabetes Care. 2013 Jul 22.
Oosterbaan DB, Verbraak MJ, Terluin B, Hoogendoorn AW, Peyrot WJ, Muntingh A, et al. Collaborative stepped care v. care as usual for common mental disorders: 8-month, cluster randomised controlled trial. Br J Psychiatry. 2013;203:132-9. van der Ploeg ES, Bax D, Boorsma M, Nijpels G, van Hout HP. A cross-sectional study to compare care needs of individuals with and without dementia in residential homes in the Netherlands. BMC Geriatr. 2013;13:51. Rosendal M, Blankenstein AH, Morriss R, Fink P, Sharpe M, Burton C. Enhanced care by generalists for functional somatic symptoms and disorders in primary care. Cochrane Database Syst Rev. 2013;10:CD008142. Sanders AP, Stoeldraaijers LG, Pero MW, Hermkes PJ, Carolina RC, Elders PJ. Patient and professional delay in the referral trajectory of patients with diabetic foot ulcers. Diabetes Res Clin Pract. 2013 Oct 1.
Hermsen LA, Terwee CB, Leone SS, van der Zwaard B, Smalbrugge M, Dekker J, et al. Social participation in older adults with joint pain and comorbidity; testing the measurement properties of the Dutch Keele Assessment of Participation. BMJ Open. 2013;3:e003181.
van Schaik DJ, Dozeman E, van Marwijk HW, Stek ML, Smit F, Beekman AT, et al. Preventingdepression in homes for older adults: are effects sustained over 2 years? Int J Geriatr Psychiatry. 2013 Jun 4.
Hoogendijk EO, Muntinga ME, van Leeuwen KM, van der Horst HE, Deeg DJ, Frijters DH, et al. Self-perceived met and unmet care needs of frail older adults in primary care. Arch Gerontol Geriatr. 2014;58:37-42.
Sinnema H, Terluin B, Wensing M, Volker D, Franx G, van Balkom A, et al. Systematic tailoring for the implementation of guideline recommendations for anxiety and depressive disorders in general practice: perceived usefulness of tailored interventions. BMC Fam Pract. 2013 Jul 4;14:94.
Joling KJ, Bosmans JE, van Marwijk HW, van der Horst HE, Scheltens P, Vroomen JL, et al. The cost-effectiveness of a family meetings intervention to prevent depression and anxiety in family caregivers of patients with dementia: a randomized trial. Trials. 2013;14:305. Koorevaar AM, Comijs HC, Dhondt AD, van Marwijk HW, van der Mast RC, Naarding P, et al. Big Five personality and depression diagnosis, severity and age of onset in older adults. J Affect Disord. 2013;151:178-85. Lakerveld J, Bot SD, van der Ploeg HP, Nijpels G. The effects of a lifestyle intervention on leisure-time sedentary behaviors in adults at risk: The Hoorn Prevention Study, a randomized controlled trial. Prev Med. 2013;57:351-6. Lakerveld J, Verstrate L, Bot SD, Kroon A, Baan CA, Brug J, et al. Environmental interventions in low-SES neighbourhoods to promote healthy behaviour: enhancing and impeding factors. Eur J Public Health. 2013 Jun 20. Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, van Tulder MW, Kostense PJ, Dekker JM, et al. Motivational interviewing and problem solving treatment to reduce type 2 diabetes and cardiovascular disease risk in real life: a randomized controlled trial. Int J Behav Nutr Phys Act. 2013;10:47. Muntingh AD, De Heer EW, Van Marwijk HW, Adèr HJ, Van Balkom AJ, Spinhoven P, et al. Screening high-risk patients and assisting in diagnosing anxiety in primary care: the Patient Health Questionnaire evaluated. BMC Psychiatry. 2013;13:192.
Slort W, Blankenstein AH, Schweitzer BP, Knol DL, Deliens L, Aaronson NK, et al. Effectiveness of the ACA (Availability, Current issues and Anticipation) training programme on GP-patient communication in palliative care; a controlled trial. BMC Fam Pract. 2013;14:93. de Vries OJ, Peeters G, Elders P, Sonnenberg C, Muller M, Deeg DJ, et al. The elimination half-life of benzodiazepines and fall risk: two prospective observational studies. Age Ageing. 2013 Jul 30. Walraven I, van 't Riet E, Stehouwer CD, Polak BC, Moll AC, Dekker JM, et al. Fasting proinsulin levels are significantly associated with 20 year cancer mortality rates. The Hoorn Study. Diabetologia. 2013;56:1148-54. Weiland A, Blankenstein AH, Willems MH, Van Saase JL, Van der Molen HT, Van Dulmen AM, et al. Post-graduate education for medical specialists focused on patients with medically unexplained physical symptoms; development of a communication skills training programme. Patient Educ Couns. 2013;92:355-60. van Wier MF, Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Nijpels G, van Tulder MW. Economic evaluation of a lifestyle intervention in primary care to prevent type 2 diabetes mellitus and cardiovascular diseases: a randomized controlled trial. BMC Fam Pract. 2013 Apr 4;14(1):45. van der Zwaard BC, Swagerman WJ, Vanwanseele B, Gorter KJ, van der Horst HE, Elders PJ. Process evaluation of podiatric treatment of patients with forefoot pain. J Foot Ankle Res. 2013;6:32. 17
huisartsenmagazine - december 2013
KORT NIEUWS Onderzoek Ruim een ton voor onderzoek naar zelftest dementie Dr. H.P.J. van Hout, onderzoeker bij de afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde van VUmc, heeft een subsidie van 108.000 euro ontvangen van de Stichting Stoffels-Hornstra. Hij gaat hiermee, samen met collega's uit andere disciplines, onderzoek verrichten naar de diagnose van dementie met behulp een geautomatiseerde zelftest via telefoon en internet. Het project heeft een looptijd van 20 maanden. Het geld komt uit een legaat van Anne Stoffels-Hornstra. Het COCON project ('guideline COncordant CONtinence care') gaat starten! COCON beoogt een betere implementatie van richtlijnen voor urine-incontinentie bij vrouwen. We richten ons op vrouwen waar gezondheidswinst en efficiëntiewinst te behalen valt: vrouwen die momenteel incontinentiemateriaal gebruiken, terwijl zij zouden kunnen profiteren van effectieve richtlijnzorg die op termijn goedkoper is. Meer informatie is te vinden op de VUmc-website met onderzoeksprojecten van onze afdeling: http://www.vumc.nl/ afdelingen/h-en-o/HAGhoofd/wo/projecten. Projectleider: Dr. Daniëlle Jansen (
[email protected]). Nieuws uit onze Soma & Psyche onderzoekslijn Marloes Gerrits, huisarts in opleiding tot huisarts en tot onderzoeker, hoopt op 27 januari 2014 te promoveren op haar proefschrift over pijn, depressie en angst. Een van haar bevindingen was dat chronische ziekten geen invloed hadden op herkenning van depressie of angst door de huisarts en dat die herkenning beter ging bij aanwezigheid van pijn. Pijn, angst en depressie blijken verder erg samen te hangen qua prognose. We hebben daarnaast 400.000 euro subsidie gekregen van ZonMw Doelmatigheid voor een onderzoek naar kosten en effecten van activerende begeleiding door de praktijkondersteuner van mensen met SOLK vergeleken met gebruikelijke zorg. 16 December is er een bijeenkomst over dit thema met een Duitse deskundige, Maria Kleinstäuber (OZW gebouw 8e verdieping).
Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde (ANH) Tien Tools Op 31 oktober vierde het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde (ANH) haar 10 jarig bestaan tijdens de zogenaamde halfjaarlijkse bijeenkomst. De bijeenkomst werd georganiseerd door alle secties VUmc van de discipline huisartsgeneeskunde en stond in het teken van (10) tools voor academisch samenwerken. Genodigd waren alle huisartsen en AIOS van de zogenaamde ontwikkelpraktijken van het netwerk, enkele registratiepraktijken en vertegenwoordigers van secties van de afdeling huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde. Ook was er een delegatie van de huisartsen uit Twente aanwezig. Otto Maarsingh bood de aanwezige huisartsen met een zeer enthousiaste presentatie 10 praktische tools voor science.
Otto liet zien dat wetenschap ook een prima hulpmiddel kan zijn voor vragen uit de praktijk. Simone van den Hil van de huisartsopleiding VUmc hield een interessante workshop over motiverende gespreksvoering in de huisartsenpraktijk. Zij liet zien dat motivatie tot verandering iets is wat je binnen de mens vindt en niet iets is dat je naar binnen kunt gieten zoals benzine in een auto. Verrassend was ook de workshop van Kristel van der Winden en Karlijn Overeem over de 10 beste apps in de huisartsenpraktijk. De bijeenkomst werd in de evaluatie zeer goed gewaardeerd door de aanwezige huisartsen. Alle presentaties van deze bijeenkomst (inclusief de geboden tools) kunt u vinden op de site van het ANH www.anhvumc.nl/bijeenkomsten_halfjaarlijkse_bijeenkomsten.htm
Universitaire Huisartsenpraktijk (UHP) Nieuwe locatie De UHP gaat in de zomer 2014 verhuizen naar de nieuwe locatie binnen VUmc. Op dit moment wordt de oude SEH afdeling grondig verbouwd om straks ruimte te bieden aan de UHP. Op de huidige locatie in de voormalige zustersflat (260 m2) is de UHP uit haar voegen gegroeid. Het nieuwe onderkomen, ontworpen door Leeuwenkamp architecten, zal straks 430 m2 beslaan. Daarmee beschikt de UHP over een ruimte die voldoende groot is om voorlopig weer vooruit te kunnen. VUmc en Huisartsenposten Amsterdam In oktober hebben VUmc en Huisartsenposten Amsterdam, na een intensieve voorbereidingsperiode van bijna 5 jaar, een samenwerkingsovereenkomst getekend. Dit betekent dat per zomer 2014 de Huisartsenpost Amsterdam Zuid ondergebracht zal worden in VUmc. Triage-afspraken en een duidelijk beleid ten aanzien van zelfverwijzers maken onderdeel uit van de samenwerkingsovereenkomst. De HAP Zuid zal gebruik maken van een deel van de nieuwe ruimte van de UHP, die dan voor de avonden en weekenden dokterspost wordt.
Studentenonderwijs Leren vragen Het vragenteam van studentenonderwijs bestaat al enkele jaren uit een wisselende groep jonge klare basisartsen, die goed aansluitende vragen voorbereidt voor een aantal toetsen in het eerste masterjaar (vroeger: het vierde jaar). Recent is daar een taak bijgekomen: de landelijke interuniversitaire voortgangstoets. Het is een hele eer dat onze sectie studentenonderwijs ook daarvoor de vragen mag voorbereiden. Het doel van het team is niet alleen vragenproductie, maar ook les geven. We geven workshops voor docenten in het maken van toetsvragen over klinisch redeneren in het kader van professionalisering. Tijdens zo’n workshop worden ook vragen gemaakt voor in de praktijk, dat blijkt erg motiverend.
18 huisartsenmagazine - december 2013
VUmc nieuws Verwijzende huisartsen geven specialisten kleine voldoende Huisartsen geven VUmc-specialisten een kleine voldoende op hun telefonische bereikbaarheid en behulpzaamheid. Dat blijkt uit een recent onderzoek onder verwijzende huisartsen, dat in de toekomst tweejaarlijks zal worden herhaald. Communicatie-adviseur Marije Poortvliet: ‘Huisartsen willen graag in gezamenlijkheid de patiënt behandelen. Even kort telefonisch overleggen met een specialist, dat lukt ze niet altijd.’ De nascholingen met de focus op praktische vaardigheden en samenwerken, die de specialisten sinds een jaar aan huisartsen geven, zijn een succes. Huisartsen vinden deze vorm van nascholing een prettige manier om in contact te komen met specialisten. Uit het onderzoek komt naar voren dat de belangrijkste redenen voor huisartsen om naar VUmc te verwijzen zijn: omdat de patiënt het wil, bereikbaarheid van VUmc en de expertise van de specialisten. De media-aandacht vorig jaar heeft geen effect gehad op het verwijsgedrag. Wel denken huisartsen dat het imago van VUmc bij de patiënten en hun collega-huisartsen is aangetast. Veel huisartsen vinden het vervelend dat bij VUmc de verwijsprocedure per specialisme verschilt. Sommigen ervaren zelfs dat VUmc een 'postcodebeleid' hanteert of dat patiënten niet welkom zijn bij VUmc. De dienst communicatie gaat de komende tijd met tal van acties aan de slag om de serviceverlening aan de huisartsen te verbeteren.
Burgemeester Van der Laan opent nieuwe spoedeisende hulp VUmc Vrijdag 11 oktober 2013 heeft Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam, de nieuwe spoedeisende hulp van VUmc officieel geopend. De nieuwe SEH heeft 4 shockrooms, één voor reanimaties, twee voor traumapatiënten en één voor kinderen. Daarnaast heeft de SEH een eigen CT-scan, echo- en röntgenkamer. Tevens beschikt de SEH over 11 behandelcabines, 4 specialistische ruimtes voor KNO, oogheelkunde, mond- kaak en aangezichtschirurgie en gynaecologie. Ook is er een gipskamer met 3 behandelplekken, een observatorium met 6 bedden om bijvoorbeeld een familie met een koolmonoxidevergiftiging op te nemen en een compleet ingerichte kinderhoek /wachtruimte. De ambulancehal is maar liefst 800 m2 groot. Hier kunnen bij grote rampen alle slachtoffers terecht en wordt de mate van urgentie van de zorg bepaald. Ook zijn er in de ambulancehal faciliteiten aanwezig om chemisch- of biologisch besmette slachtoffers op te vangen. VUmc is door de minister aangewezen als een van de tien traumacentra in Nederland.
Het nieuwe gastenverblijf VUmc opent haar deuren Het nieuwe gastenverblijf VUmc is deze week officieel geopend. Het nieuwe verblijf heeft 25 logeerkamers, een huiskamer, een gemeenschappelijk keuken en diverse andere voorzieningen. Het Gastenverblijf VUmc biedt familie en vrienden van ernstige zieke patiënten de mogelijkheid in de buurt te zijn van hun dierbaren. Ook patiënten die van ver komen voor een behandeling in VUmc kunnen gebruik maken van het gastenverblijf. Het gastenverblijf VUmc werd in 1997 geopend op de bovenste verdiepingen van het oude zusterhuis van VUmc. Het nieuwe gastenverblijf is gevestigd in een nieuw pand van VUmc op de hoek van de Amstelveenseweg en De Boelelaan.
19 huisartsenmagazine - december 2013
In de spiegels
Door Ale Gercama
DE TOEKOMST? DIE IS NU AL BEGONNEN! Heel dapper van de redactie om een nummer te wijden aan de toekomst van de huisartsgeneeskunde. Of toch een beetje naïef? Een decennium terug was toekomst voorspellen inderdaad eenvoudig. Je keek hoe de trend zich aftekende, trok die als een stippellijntje door en je had een beeld van de toekomst. Nu, een economische crisis en een niet aflatende structuurcrisis later, is dat voorspellen lastiger geworden. Het is nu meer iets als roken of beleggen: sommigen blijven het doen ondanks de vermelding op het pakje of de bijsluitertekst. Meer uit gewoonte en gevoel dan op grond van ratio misschien?
huisarts er voor? En hoe toekomstbestendig is dat? Een opsteker - of troost - is meteen al dat huisartsen leven van onzekerheid. Op het spreekuur zien ze aan de lopende band mensen die bang zijn van een 'gezond' scenario in een 'ziek' scenario te vervallen. Een luisterend oor, een goed onderzoek en een duidelijke uitleg door de huisarts blijkt dan vaak voldoende om mensen hun leven weer welgemoed te laten oppakken. En in situaties waarin dat niet het geval is, blijkt begeleiding van de huisarts zinvol te zijn om het leven mét ziekte of handicap te kunnen oppakken.
Als je de geschiedenis nagaat van het toekomst voorspellen blijken utopieën zoals die van Thomas More of het socialisme vooral aan te spreken wanneer de mensen het slecht hebben. Omgekeerd: als het ze goed gaat, komen de dystopiëen opzetten in de vorm van Brave New World of de islamisering van Europa. Wel begrijpelijk. Als het slecht gaat heb je behoefte aan een perspectief. Als het goed gaat ontstaat al snel de twijfel of die voorspoed wel zal aanhouden. Omdat de toekomst per definitie onzeker is (en je daar - door die bijsluiters - ook voortdurend aan herinnerd wordt) slaat twijfel en onzekerheid makkelijk om in angst. De toekomst krijgt zo de allure van worst case scenario. Niet erg opwekkend en dus misschien ook niet zo verstandig. Het lijkt me dan ook beter om gewoon in het nú knopen te tellen. Hoe staat de
Voor de huisarts zelf gaan deze beroepsactiviteiten met veel onzekerheid gepaard. Huisartsen blijken daar in het algemeen heel behoorlijk mee om te kunnen gaan, mede dankzij supervisie en intervisie. Soms liggen ze er wel eens wakker van, maar rampspoed zoals recent in Tuitjenhorn, behoort toch tot de grote uitzonderingen. Daarnaast is er in de zestig jaar, sinds het vak in Woudschoten ten doop werd gehouden, erg veel van de grond gekomen. De communicatie en relationele aspecten van de beroepsuitoefening hebben terecht - maart 2009net als de veelhuisartsenmagazine aandacht gekregen, medisch-inhoudelijke onderbouwing ervan. Op beide terreinen slaat de huisarts een prima figuur temidden van zijn (steeds meer: haar) beroepsgenoten. Ik merk dat zelf als ik met docenten van verschillende medische pluimage om de tafel zit om de uitvoering van hun
20 huisartsenmagazine - december 2013
onderwijstaak in de artsopleiding te bespreken. Daar zitten dan bijvoorbeeld oud-huisartsopleiders tussen die - met gemak én kennis van zaken - in weten te spelen op recente ontwikkelingen in het medisch onderwijs. Rond 2000 leek zich even een midlife crisis aan te kondigen in de beroepsgroep. Zo werd er uitgebreid getwijfeld aan de overlevingskansen van de huisarts als generalist en de houdbaarheid van de in de 50er jaren geformuleerde kroonjuwelen van het vak. Inmiddels zijn die laatste weer helemaal terug in de opnieuw geformuleerde kernwaarden van de huisartsgeneeskunde: generalistisch, persoonlijk en continu. Er ligt zelfs een op deze kernwaarden gebaseerde NHG/LHVtoekomstnota klaar voor de komende 10 jaar. Kortom, genoeg genavelstaar: aan de slag om van die nota een succes te maken. Dat kan prima wanneer we ons als huisartsen los weten te maken van het idee dat we het allemaal nóg beter zouden kunnen; en dan óók nog eens het werk dat op dit ogenblik door anderen wordt gedaan. Laten we dus ophouden met het werktuigelijk in ontvangst nemen van substitiekruimels die ons door de specialistische geneeskunde worden toegeworpen. Ophouden met je verder te specialiseren tot mini-psychotherapeuten of mini-internisten. Stoppen met het als maar uitbreiden en verfijnen van richtlijnen waar je vervolgens in de praktijk steeds moeilijker aan kunt voldoen. Laten we in plaats daarvan als 'dappere dokters' gewoon werk maken van het consolideren én uitbouwen van ons mooie, op toekomstbestendige kernwaarden gebaseerde vak. De toekomst van onze patiënten zal er ongetwijfeld mee gebaat zijn.