KAMER GEZONDHEIDSZORGPSYCHOLOOG
De toekomstige behoefte aan gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten Een eerste verkenning
Peter van Drunen
Amersfoort, november 2010
Kamer Gezondheidszorgpsycholoog Postbus 9519 1006 GA Amsterdam Secretaris: P. van Drunen,
[email protected], tel. 033-4790110
Inleiding Deze notitie is geschreven op uitnodiging van het Capaciteitsorgaan, als bijdrage aan een eerste raming van de toekomstige vraag naar gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten (klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen). Bij de totstandkoming ervan is gebruikgemaakt van de resultaten van een enquête onder representanten van de belangrijkste deelterreinen van de gezondheidszorgpsychologie. Deze notitie dient te worden beschouwd als een aanvulling op, c.q. bijdrage aan het onderzoek dat het Capaciteitsorgaan zelf heeft laten verrichten naar de toekomstige vraag naar gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten. Dit onderzoek betrof vrijwel exclusief de GGZ, en ging voorbij aan de talrijke andere terreinen van de gezondheidszorg waarop gz-psychologen werkzaam zijn. Bovendien ging het uit van een analysemodel dat niet adequaat is voor psychologische beroepen in de gezondheidszorg. Hierdoor waren de uitkomsten van dat onderzoek slechts zeer beperkt bruikbaar. Benadrukt moet worden dat in deze notitie alleen gekeken is naar de uitbreidingsvraag. Dat wil zeggen: de vraag hoeveel extra gz-psychologen, klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen de komende vijf tot tien jaar in de verschillende sectoren van de gezondheidszorg nodig zijn. Daarnaast is er natuurlijk de opleidingscapaciteit die nodig is ter vervanging van thans werkzame gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten. Hierover zijn reeds voldoende cijfers beschikbaar, zodat dit aspect hier buiten beschouwing is gebleven. Ook voor het overige zijn de pretenties van dit onderzoek beperkt. In feite is hier sprake van niet meer dan een eerste beeldvorming, die zich meer leent als uitgangspunt voor verder onderzoek dan als startpunt voor ramingen van opleidingsbehoefte. Bij ontstentenis van betere gegevens wordt aan het slot toch een poging gedaan om de belangrijkste resultaten samen te vatten.
Opzet Gz-psychologen en in mindere mate ook klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen zijn werkzaam op tal van uiteenlopende gebieden binnen de gezondheidszorg. Elk van deze gebieden kent zijn eigen dynamiek en –daaruit voortvloeiend- zijn eigen prognoses van de behoefte aan gzpsychologen en gz-psycholoog-specialisten in de komende vijf tot tien jaar. In de hiernavolgende hoofdstukken komt een aantal van deze terreinen aan de orde. Achtereenvolgens worden besproken de GGZ, de eerstelijnspsychologie, de ziekenhuiszorg, de revalidatie, de gehandicaptenzorg, de forensische psychologie en de verslavingszorg. Na een korte schets van de plaats van gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten op het betreffende terrein wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de huidige arbeidsmarkt, te verwachten ontwikkelingen in de totale zorgvraag en te verwachte ontwikkelingen met betrekking tot de ‘verkaveling’ van deze vraag over de verschillende beroepen. Waar mogelijk wordt aan het slot een prognose gegeven van de benodigde uitbreiding van de capaciteit van de verschillende beroepsgroepen in de komende vijf jaar. Ondanks intensieve pogingen kon op de gegeven termijn geen informatie worden achterhaald over de ouderenzorg en de jeugdzorg. Dit valt te betreuren, omdat dit twee grote werkvelden zijn van de gz-psycholoog, die bovendien onderhevig zijn aan snelle expansie. In een kort addendum worden de belangrijkste ontwikkelingen op deze terreinen geschetst. In een slotbeschouwing worden de resultaten van deze eerste verkenning samengevat.
Dank Deze notitie was niet mogelijk geweest zonder de bijdragen van al diegenen die bereid waren mij in zeer kort tijdsbestek van uitvoerige informatie te voorzien. Daarvoor mijn dank. Het onderzoek werd financieel mogelijk gemaakt door de sector Gezondheidszorg van het NIP.
I.
Geestelijke gezondheidszorg
Algemeen De geestelijke gezondheidszorg is het grootste werkterrein van psychologen in de gezondheidszorg. Naar schatting zo’n 35-45% van alle gz-psychologen is werkzaam op dit terrein. Voor klinisch psychologen ligt dit percentage rond de 60%, voor klinisch neuropsychologen wat lager. Het overgrote deel van de psychologen die werkzaam zijn in de GGZ werkt in instellingsverband. Daarnaast is er echter een groeiende groep die werkt als vrijgevestigde, al dan niet in combinatie met een dienstverband bij een GGZ-instellingen. Dit geldt zowel voor gz-psychologen als voor klinisch psychologen. Voorzien wordt dat deze tendens zich de komende jaren voort zal zetten. De huidige vervulbaarheid van vacatures voor gz-psychologen wordt gekarakteriseerd als precair tot moeilijk: niet zelden zijn meerdere wervingsrondes nodig, en staan vacatures langdurig open. Dit wordt ondersteund door de arbeidsmarktmonitor van GGZ-Nederland, waarin 62% van de vacatures voor gz-psychologen wordt gekarakteriseerd als ‘moeilijk vervulbaar’.1 Voor klinisch psychologen wordt de vervulbaarheid van vacatures gekarakteriseerd als ronduit moeilijk. Opmerkelijk is dat het rapport van GGZ-Nederland op dit punt juist minder pessimistisch is: ‘slechts’ 46% van de vacatures geldt als moeilijk vervulbaar.
Ontwikkeling zorgvraag Er was de afgelopen jaren sprake van een snelle stijging van het zorgvolume van de GGZ. In de institutionele GGZ steeg het aantal cliënten tussen 2003 en 2007 met 33%, het aantal verrichtingen met bijna 40%. Het sterkst was deze groei bij de jeugd-ggz, die in genoemde periode met meer dan 80% groeide. Voor volwassenen bedroeg de groei 25%, voor ouderen 10%. Daarnaast is er ook sprake van een sterke groei van de hulpverlening door vrijgevestigde gz-psychologen, psychotherapeuten en klinisch psychologen. Rekening houdend met de nog steeds bestaande (en groeiende) wachtlijsten is er geen reden om aan te nemen dat deze volumegroei de komende vijf jaar zal stagneren.
Ontwikkeling verschillende beroepen Er zijn de afgelopen jaren twee substitutietendenzen waarneembaar geweest: Het werk van psychotherapeuten is gedeeltelijk overgenomen door gz-psychologen. Dit was het gevolg van een combinatie van factoren: economische factoren (gz-psychologen zijn goedkoper dan psychotherapeuten); de tijdelijke stop van de psychotherapieopleiding en de voorgenomen opheffing van het beroep psychotherapeut rond 2000; en de opmars van geprotocolleerde, vaak op cognitief-gedragstherapeutische leest geschoeide behandelingen, waarvoor gz-psychologen uitstekend geëquipeerd zijn. Het werk van gz-psychologen is gedeeltelijk overgenomen door niet-BIG-gekwalificeerde masterpsychologen. Aanvankelijk werd dit vooral veroorzaakt door het gebrek aan gzpsychologen, maar striktere budgettering lijkt ertoe te leiden dat instellingen in toenemende mate masterpsychologen als onderdeel van hun reguliere formatie gaan zien. Vanuit de doelstelling van de wet BIG (bescherming van de patiënt, kwaliteitsborging) moet dit als een onwenselijke ontwikkeling worden gezien. De schatting van het benodigd volume voor de verschillende beroepen is sterk afhankelijk van de vraag of deze ontwikkelingen zich door zullen zetten. De indruk is dat de verhouding psychotherapeut/gz-psycholoog zich enigszins heeft uitgekristalliseerd en gestabiliseerd. De verhouding gzpsychologen/BIG-lozen is echter nog volop in beweging, en moeilijk voorspelbaar. Indien de marktwerking zonder enige kwalitatieve grensstelling door zou zetten, valt voortgaande substitutie van gz-psychologen door niet-BIG-gekwalificeerde masterpsychologen te verwachten, en daarmee
1
GGZ-Nederland:
[email protected]. Amersfoort: juni 2010.
-3-
uitholling van het uitgangspunt van de BIG-beroepenstructuur. Indien daarentegen als uitgangspunt gehanteerd wordt dat elke zelfstandig werkende professional in de individuele gezondheidszorg dient te beschikken over een BIG-registratie, zal het aantal gz-psychologen in de GGZ de komende vijf jaar sterk moeten stijgen (ca. 30%). Daarnaast valt een verdere toename te verwachten van het aantal gz-psychologen dat werkzaam is als vrijgevestigde. Vanouds was deze ‘markt’ voorbehouden aan psychotherapeuten, maar door de liberalisering van de zorgmarkt zijn ook gz-psychologen in toenemende mate actief op dit terrein. Wat betreft de klinisch psycholoog valt met name een verdere uitbreiding te verwachten op het gebied van niet-patiëntgebonden taken. Klinisch psychologen vervullen in toenemende mate functies in het zorginhoudelijk management (ontwikkeling en aansturing zorgprogramma’s, inhoudelijk behandelverantwoordelijke/coördinator etc.). Naarmate de GGZ verder professionaliseert, zal de omvang van dit soort functies toenemen. Ditzelfde geldt voor (praktijkgebonden) onderzoek, dat binnen de GGZ een steeds belangrijker plaats inneemt en waar klinisch psychologen als scientistpractitioners een sleutelrol in spelen. Het aantal klinisch neuropsychologen dat werkzaam is in de GGZ is nog beperkt. Nu al is echter zichtbaar dat de vraag naar deze expertise vanuit de GGZ sterk toeneemt. Van de huidige opleidingsplaatsen wordt bijna de helft bezet door de GGZ. (Neuro-)psychische aspecten blijken bij steeds meer psychische ziektebeelden een rol te spelen. Voorbeelden zijn depressie, angst, obsessie. Dit is niet alleen van belang voor de diagnostiek, maar (zeker op termijn) ook voor de behandeling (grenzen en mogelijkheden voor verandering leren). Te voorzien valt dat over 10-15 jaar patiënten met een psychiatrische stoornis standaard ook neuropsychologisch onderzocht en evt. behandeld zullen worden.
-4-
II.
Eerstelijnspsychologie
De eerstelijnspsychologie is na de GGZ het grootste werkterrein van gz-psychologen. Thans zijn circa 1.700 gz-psychologen werkzaam in de eerste lijn (schattig NIVEL) . Circa 1.300 van hen beschikken over de aanvullende registratie als eerstelijnspsycholoog. Eerstelijnspsychologen werken in de regel als vrijgevestigde, hetzij in solo-praktijk, hetzij als maatschap. Bij grotere praktijken is daarnaast ook sprake van psychologen die in dienstverband werken. Reeds sinds lange tijd zijn er problemen met de vervulbaarheid van functies in de eerste lijn. De landelijke norm was tot voor kort één fte eerstelijnspsycholoog op elke 12.500 inwoners. Rekening houdend met een gemiddelde taakomvang van 0,7 fte betekent dit een tekort van ca. 350 psychologen. Overigens zijn hierbij grote regionale verschillen. Dit tekort aan eerstelijnspsychologen leidt binnen de eerste lijn tot grote problemen. Kenmerkend voor eerstelijnszorg is laagdrempeligheid en toegankelijkheid. Door het tekort aan eerstelijnspsychologen komen deze kenmerken in het gedrang: er ontstaan wachtlijsten, en op sommige plaatsen is geen eerstelijnspsycholoog in de directe omgeving beschikbaar. De eerstelijnspsychologen ervaren het ontbreken van voldoende opleidingsplaatsen gz-psycholoog in de eerste lijn als een groot probleem. Hierdoor is de sector niet in staat zijn eigen ‘Nachwuchs’ op te leiden. Wel is er sinds dit jaar sprake van een profielopleiding: een vervolgopleiding voor gzpsychologen die zich verder willen bekwamen in de eerstelijnspsychologie.
Ontwikkeling zorgvraag De vraag naar eerstelijnspsychologische hulp is het afgelopen decennia sterk gestegen. Deze stijging heeft de afgelopen jaren een nieuwe impuls gekregen door de opname van eerstelijnspsychologische hulp in het basispakket van de ziektekostenverzekering. Naar verwachting zal dit leiden tot een groei van de vraag naar eerstelijnspsychologie met 10 tot 15% (schatting College voor Zorgverzekeringen).
Prognose toekomstige behoefte Rekening houdend met bovengenoemde ontwikkeling van de zorgvraag wordt de behoefte aan eerstelijnspsychologische capaciteit geschat op 1.650 fte. Uitgaande van een gemiddelde taakomvang van 0,7 fte betekent dit 2.350 personen. Dit betekent dat er (afgezien van de vervangingsvraag) op korte termijn minstens 650 eerstelijnspsychologen bij moeten komen.
-5-
III. Ziekenhuizen De academische en algemene ziekenhuizen behoren vanouds tot een van de belangrijkste werkterreinen van gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten. Ook in de opleiding spelen zij een prominente rol. Naar schatting zijn in totaal zo’n 600 BIG-geregistreerde psychologen werkzaam in de ziekenhuizen. Traditioneel kennen de ziekenhuizen een relatief groot aandeel van psychologisch specialisten. De afgelopen jaren is dit echter sterk gedaald, mede door de schaarste aan klinisch psychologen. De sectie Psychologen in Algemene Ziekenhuizen van het NIP schat dat thans circa vijftig procent klinisch psycholoog is, circa 8 procent klinisch neuropsycholoog en circa 42 procent gz-psycholoog. Een aspect dat binnen deze sector een sterke rol speelt is de vergrijzing van de beroepsgroep, met name onder klinisch psychologen. Becijferd is dat de komende jaren 12 klinisch psychologen per jaar zullen uittreden uit het arbeidsproces. Rekening houdend met deeltijdwerken is voor vervanging naar schatting een instroom van minimaal 15 klinisch psychologen per jaar nodig. De huidige vervulbaarheid van vacatures voor gz-psychologen wordt gekarakteriseerd als precair. Ondanks het feit dat men zeer sterk hecht aan BIG-kwalificatie heeft men zich in een aantal gevallen genoodzaakt gezien masterpsychologen aan te stellen, bij gebrek aan gz-psychologen. De vervulbaarheid van vacatures voor klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen wordt gekarakteriseerd als ‘zeer moeilijk tot onmogelijk’. Mede hierdoor worden vacatures vaak noodgedwongen opgevuld door gz-psychologen.
Ontwikkeling zorgvraag Naar verwachting zal de zorgvraag binnen ziekenhuizen de komende jaren fors toenemen, onder andere als gevolg van de vergrijzing. Deze toenemende zorgvraag zal deels voortkomen uit ziektebeelden warbij psychologische begeleiding vanouds een belangrijke rol speelt, zoals oncologie en hart- en vaatziekten. Daarnaast zal in toenemende mate sprake zijn van complicatie door psychische problematiek als depressie en dementie. Dit alles zal een sterker appèl en groter beroep doen op individuele diagnostiek en behandeling door de medisch psycholoog alsook op de ontwikkeling en implementatie door medisch psychologen van methodieken om grotere groepen te bereiken (groepsbehandeling, e-health). In hoeverre deze toenemende zorgvraag zich zal vertalen in een daadwerkelijke behoefte aan psyprofessionals is deels afhankelijk van externe factoren, met name de financiering van de zorg. Afdelingen Medische psychologie in ziekenhuizen zitten thans in een twilight-zone tussen ziekenhuisbudgettering en DBC-financiering. Dit zet een rem op de benodigde formatie-uitbreiding, metwachtlijsten en kwaliteitsverlies als gevolg. Ondanks deze mitigerende factor wordt de uitbreiding van de benodigde capaciteit voor de psychologische BIG-beroepen in de ziekenhuiszorg voor de komende vijf jaar geschat op twintig procent.
Ontwikkeling verschillende beroepen Vanwege de complexiteit van de (somatisch-psychische) problematiek en de context van het ziekenhuis is verdere substitutie van klinisch psychologen door gz-psychologen beslist ongewenst; het zal ten koste gaan van de kwaliteit van de geboden zorg. Per saldo dient zowel voor gz-psychologen als voor klinisch psychologen dus rekening te worden gehouden met een groei van de benodigde capaciteit van 20% voor de komende vijf jaar. Wat betreft de klinisch neuropsycholoog valt te voorzien dat de vraag de komende jaren sterk zal toenemen. Bij meer en meer aandoeningen wordt duidelijk dat zij ook consequenties hebben voor het functioneren van de hersenen, bijvoorbeeld CVA. In toenemende mate zal de klinisch neuropsycholoog worden ingeschakeld voor de diagnostiek en begeleiding/-behandeling op dit terrein.
-6-
IV.
Gehandicaptenzorg
Volgens een inventarisatie uit 2007 van het Samenwerkingsverband NIP-NVO Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking kan het aantal gedragswetenschappers dat werkzaam is in de gehandicaptenzorg geschat worden op ca. 2.000. Ongeveer een kwart van hen is geregistreerd als gz-psycholoog. Daarnaast beschikt een substantieel deel over de inhoudelijk gelijkwaardige registratie als kinder- en jeugdpsycholoog NIP of orthopedagoog-generalist NVO. Het aantal klinisch psychologen dat werkzaam is op dit gebied is bijzonder klein, enkele tientallen. Zoals uit bovenstaande blijkt, kent dit gebied vanouds een groot aandeel niet-BIG-geregistreerden. De laatste jaren is echter sprake van een toenemend kwaliteitsbewustzijn, dat zich vertaalt in een toenemende vraag naar gz-psychologen of orthopedagoog-generalisten. Daarbij bestaan overigens grote lokale verschillen: sommige instellingen opteren voor één geregistreerde (alleen het hoofd psychologische dienst), anderen meer voor een brede groep geregistreerden. Vervulling van functies is in de regel moeilijk. Het werkveld wordt wat minder aantrekkelijk gevonden door GZ-psychologen. Dit geldt vooral voor algemene voorzieningen. Functies met een duidelijke behandelcomponent zijn vaak wat makkelijker in te vullen. Daarbij zijn overigens grote regionale verschillen.
Ontwikkeling zorgvraag Er is sprake van een groeiende groep hulpvragers. Of dit zich zal vertalen in een groei van de daadwerkelijke zorgvraag zal sterk afhangen van de financiering van de zorg. Vooralsnog wordt in elk geval geen krimp verwacht. Het aantal benodigde gedragsdeskundigen in de zorg varieert van 1 fte per 150-200 cliënten in de algemeen zorg voor volwassen verstandelijk gehandicapten tot 1 fte per 40 cliënten in de zorg voor specifieke doelgroepen, zoals mensen met ernstige gedragsproblemen.
Ontwikkeling verschillende beroepen Wat betreft de verschuiving tussen beroepen is sprake van twee kruisende tendensen. Enerzijds is sprake van een toenemende waardering voor het belang van BIG-registratie of gelijkwaardige verenigingsregistratie. Anderzijds is er, vanuit kostenperspectief, en taakverschuiving gaande richting masterpsychologen en –pedagogen en HBO-psychologen. Het is vooralsnog onduidelijk hoe het samenspel van beide tendensen kwantitatief uit zal pakken voor de vraag naar gzpsychologen. Wat betreft de klinisch psycholoog wordt geen sterke uitbreiding voorzien in de directe behandelfuncties. Wel ziet men behoefte aan klinisch psychologen in overkoepelende functies, bijv. hoofd van een psychologisch/pedagogische afdeling, praktijkonderzoeker of regionaal/landelijk consulent. Voor klinisch neuropsychologen ziet men in de sector vooralsnog alleen emplooi in functies als regionaal of landelijk werkend consulent.
-7-
V.
Forensische psychologie
De forensische sector omvat naast de forensische GGZ: detentiecentra (gevangenissen), de Raden voor de Kinderbescherming, het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), justitiële adviesbureaus, pro justitia onderzoek en rapportage, (jeugd)reclassering en gezinsvoogdij- en voogdij-instellingen. Op basis van de ledencijfers van het NIP kan het aantal gedragswetenschappers dat werkzaam is in de forensische sector geschat worden op ca. 1.250, waarvan ca. 2/3 met BIG-registratie (gz-psycholoog of psychotherapeut). Er zijn relatief veel klinisch psychologen werkzaam, met name in de forensische psychiatrie (TBS-instellingen). Vervulling van functies is zelden makkelijk, en soms ronduit moeilijk. De indruk bestaat dat het de laatste jaren moeilijker geworden is, vooral voor klinisch psychologen. Soms is men hierdoor gedwongen iemand op een lager niveau aan te stellen: een gz-psycholoog in plaats van een klinisch psycholoog, een masterpsycholoog in opleiding (of niet in opleiding) in plaats van een gzpsycholoog. Dit geldt zowel voor forensisch-psychiatrische centra als voor detentie-inrichtingen.
Ontwikkeling zorgvraag De afgelopen vijf jaar is er sprake geweest van een sterke uitbreiding, zowel van forensischpsychiatrische patiënten als van gedetineerden met forensisch-psychiatrische problematiek. Sinds 2007 loopt echter het aantal tbs-uitspraken sterk terug, en daarmee ook het aantal patiënten in forensisch-psychiatrische klinieken. Dit geldt niet voor detentiecentra. De ontwikkeling in de komende jaren is deels afhankelijk van het politieke klimaat. Dit geldt met name voor de forensische psychiatrie, die momenteel sterk onder druk staat. Wat betreft de detentiecentra valt daarentegen een sterke groei van de vraag naar psychologische hulpverlening te verwachten, onder invloed van de opkomende ‘prison mental health’-beweging.
Ontwikkeling verschillende beroepen Er zijn geen duidelijke tendensen waarneembaar in de taakafbakening tussen de verschillende psy-beroepen. Klinisch psychologen vervullen vaak dezelfde functies als psychiaters (hoofdbehandelaar, behandelcoördinator). Mogelijk zal dit in de toekomst toenemen, afhankelijk van de schaarste aan psychiaters en de grotere bekendheid van de gelijkwaardige specialistenstatus van de klinisch psycholoog. Zoals gezegd is er sprake van neerwaartse substitutie tussen beroepen. Dit komt echter hoofdzakelijk voort uit noodzaak (geen geschikte kandidaten van het gevraagde niveau). Binnen de instellingen is tot op heden geen neiging waarneembaar tot structurele ‘downgrade’ van de vereiste kwalificaties. De complexiteit van de problematiek maakt dit ook beslist ongewenst. Er is sprake van een kwaliteitsbewustzijn, van waaruit men wil investeren in goed opgeleide medewerkers. Een externe factor die mogelijk verstorend kan werken op het huidige kwalificatiebouwwerk zijn de zorgverzekeraars. Naar verwachting zullen deze de komende jaren ook binnen het forensische veld aan invloed winnen. Mogelijk kan dit leiden tot een neerwaartse druk op de kwalificatiestructuur, waarbij vanuit kostenoverwegngen inzet van lagergeschoolde krachten wordt gepropageerd. Een andere externe factor is de ontwikkeling van de HBO-opleiding toegepaste psychologie. Voorzien wordt dat deze werk over gaan nemen dat thans door masterpsychologen of gz-psychologen gebeurt, bijvoorbeeld de voorbereiding van patiëntcontacten en rapportages. Per saldo wordt voor de komende vijf jaar een benodigde uitbreiding verwacht van 10-15% voor zowel de gz-psycholoog als de klinisch psycholoog. De klinisch neuropsycholoog is in de forensische setting nog een betrekkelijk onbekende verschijning. Met het toenemend inzicht in de neuropsychologisch basis van delinquent gedrag valt echter te voorzien dat de klinisch neuropsycholoog ook in deze context een rol zal gaan spelen als onderdeel van het behandelteam.
-8-
VI.
Verslavingspsychologie
Volgens een inventarisatie uit 2008 van de sectie Verslavingspsychologie van het NIP zijn er circa 300 psychologen werkzaam in de verslavingszorg. Ruim de helft (160) van hen bezit een BIGregistratie als gz-psycholoog, 8% is klinisch psycholoog–specialist. Circa 50 personen zijn in opleiding tot gz-psycholoog. Naast directe behandeltaken vervullen psychologen in de verslavingszorg relatief veel managementfuncties, variërend van eindverantwoordelijk behandelaar of hoofd van de therapeutische staf tot lid van de Raad van Bestuur. De meeste instellingen streven ernaar psychologenfuncties te laten vervullen door gz-psychologen. De ervaring is echter dat het steeds moeilijker wordt vacatures voor gz-psychologen te vervullen. Over het algemeen volstaat één wervingsronde niet. Sommige instellingen zien zich genoodzaakt masterpsychologen aan te trekken en deze vervolgens via een opleidingsplaats zelf op te leiden tot gz-psycholoog. In 2009 is de verslavingspsycholoog erkend als profiel van de gezondheidszorgpsychologie en in 2010 is de eerste profielopleiding tot verslavingspsycholoog van start gegaan. Naar verwachting zal dit bijdragen aan de verdere versterking van de positie van de gz-psycholoog in de verslavingszorg.
Ontwikkeling zorgvraag Het volume van de reguliere Verslavingszorg is de afgelopen tien jaar behoorlijk gestegen. Er is sprake van een toenemende instroom van cliënten, vaak met een hoge co-morbiditeit (psychiatrische problematiek). In de komende vijf jaar wordt een nadere samenwerking verwacht met de GGZ Sector. Er is geen duidelijke prognose over de ontwikkeling van de zorgvraag in deze periode.
Ontwikkeling verschillende beroepen De gz-psycholoog neemt in de verslavingszorg een centrale positie in. Gz-psychologen hebben een groot aandeel gehad in de professionalisering van het werkveld gedurende de afgelopen tien jaar. Naar verwachting zal deze positie de komende vijf jaar verder worden versterkt, onder andere door de toenemende nadruk op gedragstherapeutische methoden en richtlijnontwikkeling. Ook de totstandkoming van de profielopleiding zal bijdragen aan de versterking van de positie van de gzpsycholoog in de verslavingszorg. Het aantal psychotherapeuten is van origine gering in de Verslavingszorg. De verwachting is dat dat aantal verder zal afnemen, ten gunste van gz-psychologen, evt. met profielopleding. Wat betreft de klinisch psycholoog wordt slechts een geringe stijging voorzien. Hoewel verslavingsgedrag een duidelijke neuropsychologische component kent, zijn er tot op heden nauwelijks klinisch neuropsychologen werkzaam in de verslavingszorg. Er wordt niet voorzien dat dit de komende vijf jaar zal veranderen. Wel wordt in toenemende mate samenwerking gezocht met klinisch neuropsychologen die elders in de gezondheidzorg werkzaam zijn. Per saldo wordt voor de komende tien jaar een stijging van de benodigde capaciteit aan gz-psychologen voorzien van 10% en van klinisch psychologen met 5%.
-9-
VII. Revalidatiezorg Het aantal psychologen dat in de revalidatiezorg werkzaam is, is niet precies bekend, maar kan worden geschat op drie- tot vijfhonderd. Zij nemen een duidelijke plaats in binnen de formatie van revalidatiecentra, met name als het gaat om cognitieve/neuropsychologische revalidatie, behandeling van chronische pijn en de behandeling/begeleiding van patiënten met verwerkings- en acceptatieproblemen. BIG-registratie als norm voor individuele behandelaars is in de revalidatiesector in principe tamelijk ingeburgerd. Desalniettemin zijn er ook nog veel psychologen zonder BIG-registratie werkzaam. De meerderheid beschikt echter over registratie als gz-psycholoog. Het aantal klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen dat werkzaam is in de revalidatiesector is beperkt. De ervaringen bij de vervulling van vacatures voor gz-psychologen zijn wisselend. Sommige centra ervaren geen problemen, andere wel. Bij klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen is het beeld somberder. Dit komt onder andere doordat in de revalidatiesector nauwelijks opgeleid wordt voor deze specialismen.
Ontwikkeling zorgvraag De totale omvang van revalidatiesector is de afgelopen jaren telkens licht gestegen. In 2008 bedroeg deze stijging 2,5% ten opzichte van 2007. Voor de komende jaren wordt een stabilisatie verwacht op het huidige niveau. Een deel van de zorg, met name het klinisch somatisch revalideren zal naar verwachting worden overgenomen door de verpleeghuissector, mede als gevolg van de voorgenomen overheveling van deze zorg van de AWBZ naar het zorgverzekeringspakket.
Ontwikkeling verschillende beroepen Wat betreft de gz-psycholoog wordt aan de ene kant een uitbreiding van inhoudelijke zorgtaken voorzien, met name op het gebied van cognitief-neuropsychologische behandelingen. Dit onder invloed van vakinhoudelijke ontwikkelingen, waarbij voor steeds meer groepen behandelprogramma’s beschikbaar komen (onder andere MS, Parkinson, dementie, chronische pijn, naast ‘traditionele’ ziektebeelden als CVA en NAH). Anderzijds wordt voorzien dat er een taakverschuiving van deeltaken plaats zal vinden van gzpsychologen naar universitair- of HBO-geschoolde hulpkrachten, zoals de HBO Toegepaste Psychologie en cognitief trainers. Vanuit het oogpunt van kwalitatief verantwoorde zorg heeft dit echter duidelijke grenzen. Wat betreft klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen wordt een stijgende vraag voorzien. Nog niet alle revalidatiecentra hebben thans een KP en/of KNP in dienst, terwijl dit vanuit de behoefte aan specialistische expertise wel noodzakelijk is. Daarnaast zullen klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen in de toekomst naar verwachting ook meer worden gevraagd voor zorgcoördinatie-, management- en onderzoekstaken. De belangrijkste beperking is hier vooralsnog de beperkte beschikbaarheid van deze specialisten in de revalidatiesector.
- 10 -
VIII. Addendum: overige velden
Ouderenzorg/verpleging en verzorging De ouderenzorg is qua omvang een van de belangrijkste werkterreinen van psychologen in de gezondheidszorg. Vanouds waren in deze sector relatief veel niet-BIG-geregistreerde psychologen werkzaam. In toenemende mate wordt ook in de ouderenzorg echter de norm onderschreven van kwalificatie als gz-psycholoog als minimumeis voor zelfstandig werkende psychologen in de zorg. Het precieze aantal psychologen dat werkzaam is in de ouderenzorg, is niet bekend. Naar schatting ligt het tussen de 1.000 en de 1.500 à 2.000, waarvan ca. 50% beschikt over de registratie als gz-psycholoog. Het aantal klinisch psychologen in de ouderenzorg is zeer beperkt (15 à 20). Klinisch neuropsychologen zijn in de ouderenzorg nog vrijwel niet actief. Als gevolg van de vergrijzing zal de zorgvraag in de ouderenzorg de komende jaren sterk toenemen. Daarbij is sprake van een toenemende onderkenning van psychische problematiek bij ouderen en van het belang van psychologische begeleiding en behandeling. Dit geldt niet alleen voor specifieke aandoeningen en problemen die op latere leeftijd voorkomen (dementie, rouwverwerking, etc.), maar ook voor algemene psychische stoornissen als angst, depressie etc. Vanuit de klinische neuropsychologie vindt bovendien een snelle ontwikkeling plaats van nieuwe behandelvormen voor klinisch-neuropsychologische ziektebeelden als dementie en Parkinson. Op basis van de verdere professionalisering, de groeiende zorgvraag, de toenemende onderkenning van psychische problematiek en nieuwe behandelmogelijkheden wordt een sterke groei van de vraag naar gz-psychologen in de ouderenzorg verwacht. Gezien de toenemende complexiteit van de problematiek in de ouderenzorg en de ontwikkeling in behandelmogelijkheden wordt daarnaast een stijging verwacht van de behoefte aan klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen. Een van de oorzaken van de relatieve ondervertegenwoordiging van gz-psychologen in de ouderenzorg is vanouds het ontbreken van voldoende opleidingsmogelijkheden in de sector. In het kader van het streven naar verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering heeft branchevereniging Aktiz in 2009 besloten een opleidingscapaciteit voor de gz-opleiding te creëren van 50 plaatsen per jaar. Daarnaast is sinds dit jaar sprake van een profiel ouderenpsychologie: een voortgezette opleiding voor gz-psychologen die zich verder willen bekwamen op het gebied van ouderenpsychologie.
Onderwijs en jeugdzorg Een groot aantal psychologen en pedagogen is werkzaam in het onderwijs (schoolpsychologie) en de jeugdzorg (o.a. Bureaus Jeugdzorg, Centra voor Jeugd en Gezin, Raden voor Kinderbescherming, schoolbegeleiding, residentiële jeugdzorg). Hierbij gaat het om psychologen met uiteenlopende kwalificaties; masterpsychologen, psychologen en pedagogen die in het bezit zijn van een verenigingsregistratie (kinder- en jeugdpsycholoog NIP, orthopedagoog-generalist NVO) en gzpsychologen. Hoewel deze terreinen formeel niet tot de gezondheidszorg behoren, bestaat de indruk dat in toenemende mate gz-psychologen werkzaam zijn in deze sector. In een aantal gevallen worden vanuit deze sector ook opleidingsplaatsen aangeboden. Onduidelijk is hoe de vraag naar gz-psychologen in deze sector zich in de toekomst zal ontwikkelen. Enerzijds is sprake van een duidelijk streven naar professionalisering, wat leidt tot een toename van de behoefte aan gekwalificeerd personeel, waaronder gz-psychologen. Anderzijds zijn er aanzetten tot de verdere uitbouw en borging van specifieke kwalificaties gericht op de jeugdzorg, wat de vraag naar gz-psychologen kan doen verminderen. Er zijn geen gegevens bekend over de vraag naar klinisch psychologen en klinisch neuropsychologen in de jeugdzorg.
- 11 -
IX.
Conclusies
In de voorgaande hoofdstukken is voor de verschillende deelterreinen van de gezondheidszorg geïnventariseerd hoe de behoefte aan gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten zich gedurende de komende jaren zal ontwikkelen. In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste conclusies samen. We beginnen met een drietal algemene opmerkingen en gaan vervolgens in op de situatie van de drie afzonderlijke beroepen: gz-psycholoog, klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog.
Algemene tendensen 1.
Op alle terreinen wordt thans reeds een tekort aan gekwalificeerde gz-psychologen en gzpsycholoog-specialisten ervaren. De situatie bij vervulling van vacatures wordt gekarakteriseerd als ‘precair’ tot ‘vrijwel onmogelijk’. Mede daardoor ziet men zich vaak gedwongen lager gekwalificeerd personeel aan te stellen: een gz-psycholoog in plaats van een specialist, een masterpsycholoog (al of niet in opleiding) in plaats van een gz-psycholoog. Er is dus reeds sprake van een groot tekort aan gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten. Het zou een apart onderzoek vergen om de omvang van dit tekort te kwantificeren, maar het is niet gewaagd om het voor de gz-psycholoog op ten minste 10% van het totale arbeidsvolume te schatten. Voor de specialisten ligt dit percentage waarschijnlijk nog hoger. Ervan uitgaande dat er zo’n 6.500 gz-psychologen en zo’n 1.800 gz-psycholoog-specialisten werkzaam zijn in de zorg, gaat het hier dus om een tekort van ten minste 650 gz-psychologen en 180 (maar waarschijnlijk meer) specialisten. Dit zouden we kunnen aanduiden als de inhaalvraag.
2.
Zoals gezegd is de kwestie van de vervangingsvraag in deze notitie buiten beschouwing gebleven. Dat neemt niet weg dat dit een urgent probleem betreft, met name voor de klinisch psycholoog. Naar verwachting zullen de komende vijf jaar minimaal zo’n 400-500 klinisch psychologen het arbeidsproces verlaten. Dit treft vooral de sectoren waarin het specialisme het eerst tot ontwikkeling is gekomen, te weten de GGZ en de ziekenhuizen. Berekeningen wijzen uit dat met name in de ziekenhuizen de huidige opleidingscapaciteit nauwelijks toereikend is om aan deze vervangingsvraag te voldoen, laat staan de onvervulde vacatures op te vullen en tegemoet te komen aan uitbreiding van de vraag naar specialisten.
3.
Op vrijwel alle terreinen wordt een groei van de totale zorgvraag voorzien. De schattingen van de omvang van deze groei lopen uiteen. Daarbij geldt dat vooral de grotere werkterreinen van de gz-psycholoog en de gz-psycholoog-specialist een aanzienlijke groeiverwachting kennen. Dit geldt voor de GGZ, de eerstelijnspsychologie, de ziekenhuizen en de ouderenzorg. Voor de GGZ en de eerstelijnspsychologie is de groeiverwachting met name gebaseerd op de ontwikkeling in de afgelopen jaren, voor de ziekenhuizen en de ouderenzorg spelen ook demografische factoren een rol. Hoewel er wel sprake is van verschuivingen tussen de verschillende beroepen, is er brede consensus dat de behoefte aan gz-psychologen en klinisch psychologen ten minste gelijke tred zal houden met de toename van de zorgvraag. Weliswaar is er de afgelopen jaren op verschillende gebieden sprake van neerwaartse substitutie, maar deze is in de regel uitsluitend bedoeld als noodmaatregel, en niet als structurele taakherschikking. Anders gezegd: de groei van de zorgvraag zal leiden tot een minstens evenredige uitbreidingsvraag naar gz-psychologen en gz-psycholoog-specialisten.
Vatten we bovenstaande punten samen, dan kunnen we constateren dat er zowel sprake is van een forse inhaalvraag en vervangingsvraag, als van een reële uitbreidingsvraag. Een precieze berekening van de som van deze drie factoren valt buiten het bestek van deze notitie, maar duidelijk is wel dat de bestaande opleidingscapaciteit te enen male onvoldoende zal zijn om aan deze vraag te voldoen.
- 12 -
De gezondheidszorgpsycholoog Doorslaggevend voor de prognosticering van de toekomstige behoefte aan gz-psychologen is vooral de verhouding tussen BIG-geregistreerden en niet-BIG-gekwalificeerde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Vooral in sectoren als de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdzorg en de verslavingszorg is vanouds sprake van een relatief hoog percentage aan niet-BIG-gekwalificeerden. Vanuit een toenemend kwaliteitsbewustzijn, die heeft geleid tot vervanging van niet-gekwalificeerde psychologen door gz-psychologen. Het duidelijkst is dit in de ouderenzorg, waar voor dit doel in 2010 50 extra opleidingsplaatsen zijn gecreëerd. Ondanks deze impulsen en de groei over de hele linie van het aantal gz-opleidingsplaatsen blijft het moeilijk voldoende gz-psychologen te vinden voor de individuele patiëntenzorg. In sommige sectoren, onder andere de GGZ, is daarom sprake van een tendens in omgekeerde richting, waarbij het werk van gz-psychologen wordt overgenomen door niet-BIG-gekwalificeerde masterpsychologen. Uitgangspunt van de wet-BIG is dat het voor de kwaliteit van de gezondheidszorg en de bescherming van de patiënt van belang is dat psychologen die zelfstandig werkzaam zijn op het gebied van de individuele patiëntenzorg, beschikken over een BIG-registratie. Uitgaande van deze norm hanteren zal het aantal gz-psychologen in de komende jaren sterk moeten uitbreiden. Naar schatting staan thans tegenover elke tien gz-psychologen in de zorg twee tot drie psychologen en pedagogen zónder BIG-registratie.2 Uitgaande van achtduizend gz-psychologen die werkzaam zijn in de zorg (incl. specialisten) betekent dit dat er zo’n 1500 tot 2500 niet-BIG-geregistreerden werken op posities, waarvoor eigenlijk kwalificatie als gz-psycholoog vereist is. Momenteel wordt door de Kamer Gz-Psycholoog en het NIP onderzocht of het mogelijk is extra opleidingscapaciteit te realiseren, specifiek bestemd voor psychologen (en pedagogen) die reeds geruime tijd werkzaam zijn in de zorg. Daarbij wordt gedacht aan een aangepast opleidingstraject, dat het wellicht mogelijk maakt met beperkte extra kosten deze groep op te leiden tot gz-psycholoog. Het probleem van de niet-BIG-geregistreerden in de gezondheidszorg kent zijn spiegelbeeld in de uitstroom van BIG-geregistreerden naar werksettings buiten de gezondheidzorg. Tussen 1999 en 2007 daalde het percentage gz-psychologen dat werkzaam is in de zorg van bijna 79% naar minder dan 69%.3 Uitgaande van 12.500 gz-psychologen betekent dit een capaciteitsverlies van zo’n 1.000 personen in negen jaar. Daarnaast moet voor de komende vijf jaar rekening worden gehouden met een relatief grote uitstroom wegens pensionering.
De klinisch psycholoog Zoals we gezien hebben, is er voor klinisch psychologen nu reeds sprake van een zorgelijke situatie: vacatures blijken moeilijk tot zeer moeilijk te vervullen. Zelfs indien de vraag naar klinisch psychologen de komende jaren niet zou stijgen, dreigen deze problemen alleen maar groter te worden. Belangrijkste oorzaak is de beperkte opleidingscapaciteit, die geen gelijke tred heeft gehouden met het aantal werkzamen. Dit valt eenvoudig te demonstreren aan de verhouding tussen het aantal opleidingsplaatsen en het aantal geregistreerden. Voor de gz-psycholoog ligt deze verhouding rond de 1:15, voor de klinisch psycholoog rond de 1:40. 4 Uitgaande van een arbeidscarrière van 30 jaar is dit zelfs bij een gelijkmatige leeftijdopbouw al onvoldoende om aan de vervangingsvraag te kunnen voldoen. Dit probleem wordt nog verergerd door de leeftijdsopbouw van de beroepsgroep, met een relatief grote groep klinisch psychologen die de komende vijf tot tien jaar het arbeidsproces zullen verlaten. Nu al is in sommige sectoren een substitutie zichtbaar van klinisch psychologen door gz-psychologen. Vanuit het gezichtspunt van de kwaliteit van zorg zijn de grenzen hiervan echter wel bereikt.
2
P. van Drunen: Het ‘daklozen’-probleem. Een verkenning van het vraagstuk van psychologen niet in opleiding (pnio’s) in de gezondheidszorg. December 2008. 3 Concept-rapport Prismant, p.73. 4
Hier wordt uitgegaan van het huidig aantal klinisch psychologen. Daarbij moet worden aangetekend dat een deel van de beroepsgroep bestaat uit psychotherapeuten, die zich volgens een door de overheid afgedwongen regeling in 2005 konden laten “omkatten” tot klinisch psycholoog. Dit in het kader van het toenmalig voornemen om het register psychotherapeut te sluiten. Nu afgezien is van sluiting van het register psychotherapeut, kan het zijn dat een deel van deze groep besluit om af te zien van herregistratie als klinisch psycholoog. Naar schatting gaat het hier echter om ten hoogste 25% van de beroepsgroep.
- 13 -
Met name voor een adequate behandeling van complexe problematiek is voldoende specialistische deskundigheid een absolute noodzaak. Daarnaast zal naar verwachting het aandeel van klinisch psychologen in indirecte taken (zorgmanagement, onderwijs en onderzoek) sterk toenemen. De opleidingscapaciteit voor de klinisch psycholoog zal dus de komende jaren aanzienlijk moeten worden uitgebreid. Om dit te realiseren, zal ook de subsidie per opleidingsplaats opnieuw bezien moeten worden. De huidige vergoeding is zodanig, dat de opleidende praktijkinstelling ca. 50% van de opleiding zelf dienen te financieren. Dit maakt het voor praktijkinstellingen niet aantrekkelijk om mee te werken aan uitbreiding van de opleidingscapaciteit.
De klinisch neuropsycholoog De klinische neuropsychologie heeft zich de afgelopen jaren stormachtig ontwikkeld. Dit blijkt niet alleen uit de totstandkoming van de KNP als specialist van de gezondheidszorgpsycholoog, maar ook uit het grote aantal gz-psychologen en zelfs psychologen zonder BIG-registratie dat actief is op dit terrein. Voor de komende jaren wordt een sterk toenemende vraag naar klinisch-neuropsychologische expertise voorzien. (Neuro-)psychische aspecten blijken bij steeds meer psychische en psychiatrische ziektebeelden een rol te spelen (bijv. depressie, angst, obsessie). Daarnaast is door de vergrijzing een sterke toename van neuropsychologische problematiek te voorzien (dementie, hersenaandoeningen door CVA). En ten derde is er een sterke uitbreiding van neuropsychologsiche behandelmogelijkheden, onder andere bij ziektebeelden als vroege dementie, CVA en trauma. Daarnaast zullen ook klinisch neuropsychologen naar verwachting in toenemende mate worden ingeschakeld voor indirecte taken (zorgmanagement, onderwijs en onderzoek). De huidige omvang van de beroepsgroep (ca. 100) én de opleidingscapaciteit (14 per twee jaar) is te enen male onvoldoende om tegemoet te komen aan deze toenemende vraag. Nu reeds is er een groot tekort aan klinisch neuropsychologen, en dit zal de komende jaren alleen nog maar groter worden. Op veel plaatsen wordt dit opgelost door in plaats van specialistische klinisch neuropsychologen gz-psychologen in te zetten met klinisch-neuropsychologische expertise. Uiteraard is dit alleen verantwoord indien daarbij goede begeleiding mogelijk is van een specialist. Hiermee rekening houdend zal de capaciteit van de klinische neuropsychologie de komende vijf jaar ten minste moeten verdubbelen. Dit vereist een forse uitbreiding van de opleidingscapaciteit. Een obstakel hierbij is dat de klinisch neuropsycholoog nog niet is opgenomen in het opleidingsfonds. Dit betekent dat opleidende instelling de opleiding volledig uit eigen middelen dienen te financieren. Het feit dat zij hiertoe tot nu toe bereid waren demonstreert hoeveel waarde in de praktijk wordt gehecht aan klinisch-neuropsychologische expertise. De vereiste uitbreiding van de opleidingscapaciteit zal echter alleen mogelijk zijn indien de opleiding, net als alle andere specialistische opleidingen, uit het opleidingsfonds gefinancierd wordt.
- 14 -