In deze uitgave o.a.:
De toekomst van de Cavalerie Contact maken in Kabul Bult Francis Cup
Een cavalerist in Noorwegen Jaargang 71 - uitgave 325 nummer 4 - 2010
Van SROC tot CTU
Cavalerie officiersdassen VAN SYTZAMA • PRINS VAN ORANJE • PRINS ALEXANDER • BOREEL
F.G. VAN DEN HEUVEL LATE VOGELS 1882 T O U R NOOI VE L D D E N HAAG
Telefoon: (070) 346 08 87 • Fax: (070) 362 84 40 • E-mail:
[email protected]
2
VOC-Mededelingen verschijnt 1 x per kwartaal
Inhoudsopgave
Ereleden
Blauw-witte artikelen zijn vaste rubrieken
oud-res-lkol J. Moes, oud-res-maj E.J. Vinkhuyzen, oud-res-elnt ir. J.J. Heyse, bgen b.d. J.M.A. Thomas, lgen b.d. A.J.G.M. Blomjous.
Van de redactie 4 Van de Wapenoudste
Dagelijks bestuur genm b.d. jhr. J.H. de Jonge
voorzitter
res-ritm jhr. ir. M.O.M. van der Goes
vice-voorzitter
res-elnt drs. R.J. Groot
secretaris
vacant penningmeester ritm b.d. G.H. Snellen
ledenadministratie
vacant communicatie lkol b.d. D.G.G.M. Alexander
bestuurslid
maj R. van Ingen
bestuurslid
ritm L.J.J. Reinders
bestuurslid
maj. b.d. N.H. Hoogsteder
bestuurslid
cad-sgt S. de Jong
toehoorder bestuur
lkol D.M. Brongers
toehoorder bestuur
5
Symposium 5 73e Algemene Vergadering
5
Toekomst van de cavalerie, deel I
6
Toekomst van de cavalerie, deel II
9
Ingezonden reactie op “Toekomst van...”
12
Contact maken in Kabul
14
BaseCo op Derah Wod
18
Bult Francis Cup
20
De zilveren kijker
21
Tankers Bravo-eskadron schieten verzwaard
23
Oefening “Orange Control”
24
De Centuriontank
26
Een cavalerist in Noorwegen
28
Van SROC tot CTU
33
melding van uw naam, rang en geboortejaar.
Van Cavalerie naar Infanterie...
35
Opgave advertenties en banners
Een rode cavalerist bij het paarse bataljon
36
b.d. E. Westerhuis. E-mail:
[email protected]
Van het oude haar
40
Redactie
Afscheid genm Harm de Jonge
42
Commando-overdracht 42 BVE
43
Cavalerieschool Diner
44
Reünie Regiment Huzaren van Sytzama
45
Kilacadmondiner 2010
46
Reünie lichting 83-4
47
In Memoriam: maj Sjoerd Postma
47
Een zandbak onder Nederlands beheer
48
oudres-ritm drs. J.M.S. van Griethuysen toehoorder bestuur
Secretariaat res-elnt drs. R.J. Groot, Graaf Florislaan 64, 1405 BW Bussum, T 06 - 53 40 88 40 - E
[email protected]
Ledenadministratie, aanmelding lidmaatschap ritm b.d. G.H.Th. Snellen, Acaciastraat 4, 4921 MA Made,
[email protected], postrekening nummer 159555 t.n.v. VOC te Baarn. De leden wordt verzocht aan dit adres opgave te doen van adreswijzigingen, benoemingen, bevorderingen, onderscheidingen, eervolle ontslagen enz. Inloggegevens voor het besloten (alleen leden) deel van de website kunnen alhier worden opgevraagd onder ver-
Wij verzoeken u contact op te nemen met lkol
kol S.M.M. van Hoof
voorzitter redactie
lkol D.M. Brongers
vice-voorzitter redactie
lkol b.d. E. Westerhuis
redactielid
maj K.R. Meijer
redactielid
res maj F. Koolhof
redactielid
hr. Dennis Boom
fotograaf
ritm O. Ruiter
eindredactie
De redactie dringt er bij de scribenten op aan de kopij en bijbehorende foto’s elektronisch (min. 300 dpi) aan te leveren. Overname artikelen - met bronvermelding - is toegestaan.
Redactieadres ritm O. Ruiter, Bernhardkazerne, geb X, kmr 19, MPC 53B Postbus 3003, 3800 DA Amersfoort, Tel. (033) 466 14 08, Fax (033) 466 11 58, E-mail:
[email protected], E-mail:
[email protected] Website: www.voc-cavalerie.nl
Regelmatig Terugkerende Bijeenkomsten 52 VOC-activiteitenkalender 53 Personeelsmutaties 54
Webmaster: oud-res-elnt ir. M.A.H.J. Savelsberg E-mail:
[email protected] Vormgeving: DRUK Concept & Design, Soest.
Kopij voor het volgende nummer inzenden voor 1 februari 2011
Druk: Practicum Grafimedia Groep, Soest. Coverfoto: maj Harry Kampen.
3
Van de Redactie Alweer het laatste nummer van het jaar. Tijd voor een terugblik, maar vooral ook om vooruit te kijken. De financiële problemen zijn dit jaar opgelost. Het blad was door zijn kwaliteitsimpuls ruim boven de geplande begroting uitgegroeid. Door nieuwe afspraken te maken met drukker en een andere postbezorger, zitten we nu zelfs onder het vastgestelde bedrag zonder te hebben inboeten voor kwaliteit. Dankzij nieuwe adverteerders zullen de kosten in het komend jaar nog verder dalen. De wens om in 2010 meer artikelen te ontvangen van (actieve) reservisten, lijkt op het einde van het jaar te worden verwezenlijkt, zoals u in deze uitgave kunt zien. Dat is voor een belangrijk deel te danken aan reservemajoor Fred Koolhof, die we als nieuw lid binnen de redactie mochten verwelkomen. Ook het komend jaar zullen meer redactieleden door functiewisselingen hun werkzaamheden moeten staken. Er wordt al druk gewerkt om in hun opvolging te voorzien. Daarnaast kunnen we vanaf deze maand structureel gebruik maken van de diensten van Dennis Boom. Hij heeft zich als ‘hoffotograaf’ verbonden aan de redactie en zal met zijn netwerk en foto’s het blad kwalitatief nieuwe impulsen geven. Voor het komend jaar zullen we in het eerste kwartaal nog stilstaan bij de toekomst van de cavalerie. Het seminar op 18 februari 2011 zal daar een belangrijke rol in spelen. U vindt een oproep voor het seminar in deze uitgave van de Mededelingen. Het bestuur hoopt daar, ook met officieren van andere wapens, tot vruchtbare gedachtenwisselingen te komen. Daar mag het wat ons betreft niet bij blijven. We zijn daarom verheugd dat lkol der infanterie Marcel van Luit als Commandant Kenniscentrum Grondgebonden Manoeuvre van het OTCMan alle medewerking heeft toegezegd om met meer artikelen over manoeuvre-ontwikkelingen bij te dragen aan ons blad. Dit jaar willen we ook de parate eenheden ver-
4
der ‘kietelen’. De oproep om vaker een bladzijde te vullen met het wel en wee van de eigen eenheid, werd niet echt ingevuld, zoals de redactie dat voor ogen had. Misschien zal een actieve benadering van de eenheid door de redactie beter scoren. Het periodiek dat voor u ligt is weer met de sterkste nietjes aan elkaar gebonden, door het maximaal aantal van 56 bladzijden te vullen. Naast ruimte voor ons huidige thema ‘de toekomst van de cavalerie’ ook weer aandacht voor uitzendingen in Afghanistan. Nieuw zijn de werkervaringen van een liaisonofficier vanuit Noorwegen en meer staat op stapel.
Tot slot wil de redactie alle leden bijzondere goede kerstdagen wensen en hoopt dat 2011 aan uw stoutste verwachtingen mag voldoen. De gedachten gaan uit naar de vrouwen en mannen die op uitzending zijn. Dat zijn met de terugkeer van de meeste militairen uit Afghanistan vooral individuele uitzendingen. Deze krijgen onterecht vaak minder aandacht dan de grote eenheidsuitzendingen, wat het voor de achterban alleen maar moeilijker maakt. Wij hopen op een gezonde terugkeer van onze collega’s met vele levenservaringen rijker. Wij lezen ze weer graag terug in dit blad.
Van de Wapenoudste Op 1 november jongstleden heb ik dan toch echt de actieve dienst verlaten en breekt er opnieuw een volgende fase in ons leven aan. Terugkijkend in toespraken en gesprekken passeerden de grote veranderingen van het leger: de “mindset”, de flexibiliteit, de internationale samenwerking gevraagd van de hedendaagse militair. In mijn negen- en dertig jaar dienen was de start een lange periode van de Koude Oorlog met een groot Nederlands leger en een omvangrijke cavalerie. In die tweede helft van de vorige eeuw gingen wij cavaleristen, dienstplichtig, reservist en beroeps, buitengewoon serieus met onze taken om... maar we werden nooit getest. Die test kwam er wel met onze inzet in Bosnië tijdens een periode van overgang naar een “volledig beroeps leger”. Gaandeweg werd toen duidelijk welke pijnlijke lessen wij moesten leren juist vanwege het feit dat we de vier decennia daarvoor niet getest waren. Gelukkig zijn er toen veranderingen ingezet. Net op tijd om de volgende fase in te gaan: die van het optreden onder zwaardere omstandigheden in Irak en vervolgens een lange periode van “counter insurgency” in Afghanistan. Momenten van op grote schaal felle gevechten werden afgewisseld met praten, bouwen en contact maken. Ik realiseerde mij ook welk een voorrecht het is geweest om te hebben mogen dienen in die drie onderscheiden fasen en voortdurend midden in het denkproces van die gigantische aanpassingen een rol te hebben mogen spelen. Wat doet ons dan denken dat die evolutie aan de V.O.C. voorbij zou zijn gegaan? Is het dan niet heel bijzonder dat de V.O.C. nog immer zo veel leden aanspreekt? En dat - ook vanuit de leden - nog steeds initiatieven ontwikkeld worden om de V.O.C. relevant te laten blijven? Met andere woorden: veel te bieden wil hebben aan de diverse segmenten van het ledenbestand? Sterker nog: dat vanuit de V.O.C. met Defensie wordt meegedacht om die aanpassingen aan de immer - in rap tempo - veranderende omstandigheden te beredeneren en te ontwikkelen? Met het Bestuur, acht ik het opnieuw een privilege om leiding en sturing te mogen geven aan de Vereniging in deze periodes van niet aflatende veranderingen.
Symposium Op 18 februari 2011 organiseert de VOC een symposium voor haar leden. Deze keer is gekozen voor een toekomstgericht thema: “De cavalerie binnen de ontwikkeling van het land-optreden”. Programma Voor de Lunch: Maj Ouwehand De visie op inzet van de krijgsmacht op defensiestafniveau; Kol Koot De ontwikkeling van het landop treden; Comm van Politie Inzet van de krijgsmacht ter onder steuning van civiele autoriteiten. Na de Lunch: Dhr C.Oudes De visie van IKV/Pax Christi op Human security and disarmament; Groeps discussie op basis van een aantal stel lingen over de cavalerie binnen de ontwikkeling van het landoptreden. Na afloop van het symposium vindt er een borrel plaats. Ontvangst: vanaf 09.30 uur. Locatie: Het officierscasino (Kampweg 1, Soesterberg). Tenue: DT danwel overeenkomstig burger. Het aanmelden voor dit evenement kunt u doen via de site van de VOC, (www.voc-cavalerie.nl) onder activiteiten. Daar vindt u tevens verdere informatie over het symposium.
73e Algemene Vergadering
16 april 2011 ‘t Harde Het Bestuur roept u op de 73e Algemene Vergadering bij te wonen van de Vereniging Officieren Cavalerie op zaterdag 16 april 2011 in ’t Harde. De vergadering en lunch vinden plaats in de officiersmess van de Legerplaats Oldebroek; tijdens de vergadering bezoeken de partners een nabij gelegen landgoed en in de middag verplaatsen wij ons naar Elburg, alwaar een standswandeling en een bezoek aan het visserijmuseum op het programma staan. De dag wordt afgesloten met een borrel in het lokale Cavaleriecafé! Details volgen op de site en in de VOCMededelingen van april. Indien u vragen heeft, dan wordt u verzocht contact op te nemen met res-ritm Maurits van der Goes op
[email protected].
5
Toekomst van de cavalerie
Vooruitkijken maar ook vooruitdenken: tankers in de toekomst Door kol Gerard Koot Begin dit jaar heeft de interdepartementale werkgroep Verkenningen haar eindrapport gepresenteerd. Verkenningen heeft getracht antwoorden te vinden op de vraag wat voor type krijgsmacht Nederland in de nabije toekomst nodig heeft en hoe we die krijgsmacht betaalbaar houden. Het kabinet heeft in het regeerakkoord gekozen voor de in het eindrapport Verkenningen omschreven “veelzijdig inzetbare krijgsmacht” en tegelijkertijd 635 miljoen euro aan structurele bezuinigingen opgelegd. Daarmee staat Defensie (weer) aan de vooravond van flinke bezuinigingen. De traditioneel gehanteerde Nederlandse kaasschaaf kan dit keer in de keukenlade blijven liggen: er zullen nu echte keuzes moeten worden gemaakt. Betekent dit het einde van het tankwapen? Ik ga in dit artikel in op de vraag of er in de krijgsmacht van de toekomst plaats is voor het tankwapen en wat dat zou kunnen betekenen voor het tankwapen.
Trends en ontwikkelingen in de wereld De wereld is sterk veranderd sinds 1989. De globalisering heeft de wereld kleiner gemaakt. Economieën van landen zijn in toenemende mate met elkaar verknoopt. Nieuwe spelers dienen zich aan op het politieke toneel. Landen als China, India en Brazilië ontwikkelen zich economisch steeds sneller en eisen daarbij hun rol in de wereld op. Waar de Verenigde Staten tot nu toe de enige economische en politieke super power was, heeft in het bijzonder China zich ontwikkeld tot een serieuze uitdager van die Amerikaanse hegemonie. Naar verwachting zal China in de komende tien jaar de VS voorbijstreven als economische grootmacht. De sterke economische groei van de opkomende landen en de doorgaande groei van de oude landen, de VS en Europa, geeft een grote druk op de wereldvoorraden grondstoffen en energie. Cruciale grondstoffen en (fossiele) energiebronnen worden schaarser en vormen strategische belangen voor de grote spelers. Grondstoffenzekerheid en energiezekerheid worden daarmee onderdeel van de veiligheidspolitiek, ook van die van Nederland (zie het regeerakkoord). Een groot deel van deze grondstoffen en energievoorraden bevinden zich in landen met zwakke of instabiele regimes. Deze landen, ook wel aangeduid als landen in De Gordel van Instabiliteit, strekken zich uit van Centraal Amerika (Venezuela) via Afrika, het Midden Oosten, naar Zuid-Oost Azië. Deze landen zijn veelal rijk aan grondstoffen maar ook rijk aan conflicten en spanningen. In veel van deze landen trachten vaak fragiele regimes hun (persoonlijke) belangen zeker te stellen, proberen de grote wereldspelers hun strategische belangen zeker te stellen en hebben criminele en ter-
6
roristische organisaties vaak de ruimte om hun financiële en “ideologische” belangen zeker te stellen. Internationale criminaliteit en terrorisme opereren daarbij wereldwijd. Door de toenemende proliferatie van moderne technieken en wapensystemen hebben zij toegang tot modernere wapensystemen en beheersen zij steeds grotere gebieden waar de overheid van dat land geen rol meer speelt. Al deze ontwikkelingen vormen een steeds grotere bedreiging voor de strategische belangen van het Westen. Tegelijkertijd groeit de wereldbevolking onverminderd door. De groei gaat gepaard met een sterke trek naar de steden. In 2025 zal 60% tot 70% van de wereldbevolking in verstedelijkte gebieden wonen en zal het aantal megasteden (meer dan tien miljoen inwoners) explosief zijn gestegen. Deze groei en grote verstedelijking zijn een uitdaging voor de bestuurbaarheid van een land. Zeker binnen de Gordel van Instabiliteit maar ook in een land als Mexico bedreigen deze ontwikkelingen de stabiliteit en bestuurbaarheid sterk. De effecten van dergelijke ontwikkelingen werken wereldwijd door en raken ook Nederland. Instabiliteit en conflicten verstoren onze strategische belangen, hebben direct effect op de wereldhandel, op grondstoffenprijzen, op de wereldeconomie en raken daarmee de veiligheidsbelangen van het Westen. Interne en externe veiligheid zijn dan ook steeds sterker verweven. Met deze toename van wereldwijde potentiële conflictbronnen en conflictpartijen is de keuze voor een veelzijdig inzetbare expeditionaire krijgsmacht logisch: er is sprake van een structurele onzekerheid, waarbij het onduidelijk is in welke richting de wereld zich beweegt.
Effecten op de toekomstige operationele omgeving De bovenstaande ontwikkelingen leiden ertoe dat conflicten zich wereldwijd voor (zullen) doen, naar verwachting vooral binnen de Gordel van Instabiliteit. De krijgsmacht dient dan ook expeditionair te zijn en moet in elk klimaattype en terreintype op kunnen treden. Daarbij is het waarschijnlijk dat dit optreden zich meer en meer in verstedelijkte gebieden
Toekomst van de cavalerie
zal afspelen, waar de invloed van de reguliere overheid veelal beperkt zal zijn. Conflicten zullen zich voornamelijk op het land afspelen, immers conflicten spelen zich af tussen mensen. De rol van de bevolking is daarbij veranderd. Waar in het verleden het beslechten van een conflict zich richtte op vooral het militair vermogen en de industriële basis van een staat, staat tegenwoordig de bevolking meer en meer centraal. Het draagvlak bij de bevolking zal meer en meer een beslissende invloed hebben op het bereiken en behouden van (duurzaam) succes, zowel voor de tegenstander als voor ons. Tegenstanders (dus ook staande legers) gebruiken zowel conventionele en reguliere tactieken als irreguliere tactieken, terrorisme en crimineel geweld. Deze tactieken zullen in een gemengde vorm worden gebruikt om de doelstellingen van de tegenstander te realiseren (hybride dreiging). In deze operationele omgeving is er sprake van de inzet van een grote diversiteit aan middelen en vooral snel wisselende geweldsniveaus. De complexiteit van het conflict neemt sterk toe als gevolg van de verschillende actoren met elk hun eigen belangen. De internationale inspanningen om een conflict te beëindigen, vragen dan ook om een geïntegreerde benadering (Comprehensive Approach) en een langdurige betrokkenheid. Hoewel er natuurlijk verschillende scenario’s denkbaar zijn, stel ik vast dat er een aantal constanten is te destilleren uit deze scenario’s. Binnen alle fasen van een conflict wordt er opgetreden in het gehele geweldsspectrum. Er is sprake van een diffuse dreiging waarbij de tegenstander niet altijd duidelijk te onderscheiden zal zijn. Het optreden speelt zich af tussen de bevolking (war amongst the people) in gebieden waar zowel gevochten wordt als waar neutraal verkeer en onschuldige burgers zich bevinden. Collateral damage schaadt daarbij het noodzakelijke draagvlak bij de lokale bevolking, het thuisfront en de internationale gemeenschap. Een hoog operationeel tempo zal afgewisseld worden met relatief rustige perioden, waarbij de tegenstander ongrijpbaar lijkt. Militair optreden en meer politioneel optreden zullen met elkaar verweven zijn. De technologie zal ons meer en meer instaat stellen om netwerkend op te treden:
de beschikbaarheid van informatie neemt sterk toe, de verwerkingsprocessen gaan sneller en sneller en daarmee de reactiesnelheid van eenheden en middelen. Relatief kleine eenheden of verbanden zullen steeds grotere effecten kunnen bereiken maar zullen tegelijkertijd in steeds grotere gebieden of moeilijk overzichtelijk terrein (zoals grote verstedelijkte gebieden) meer en meer “zelfstandig” op moeten kunnen treden. Kortom, de operationele omgeving wordt al maar complexer. Dit stelt ook nieuwe eisen aan (land)strijdkrachten.
Eisen aan landstrijdkrachten Fysiek geweld zal ook in de toekomst een onderdeel uit blijven maken van conflictbeslechting. De tegenstander zal daarbij niet langer eenduidig te onderscheiden zijn van zijn omgeving. Landstrijdkrachten dienen in staat te zijn zowel offensieve als defensieve en stabiliserende activiteiten te ontplooien onder steeds wisselende omstandigheden in een onoverzichtelijk “gevechtsveld” met een sterk wisselend geweldsniveau. Escalatiedominantie gecombineerd met hoge precisie en schaalbare effecten zijn daarbij van het grootste belang. Landstrijdkrachten zullen zowel op korte als op langere afstand effectief precisievuur uit moeten kunnen brengen, zowel in de vrije ruimte als binnen verstedelijkt gebied. Landstrijdkrachten zullen zowel de militaire capaciteit van de tegenstander moeten kunnen aanpakken als tegelijkertijd de bevolking bescherming bieden. 24/7, onder alle weersomstandigheden en in elk bewoond gebied moeten deze effecten kunnen worden bereikt. Fysieke presentie tussen de bevolking is daarbij essentieel. Tegelijkertijd is daarmee eigen bescherming van groot belang. Niet alleen een zeer goede situational awareness draagt daar aan bij maar ook fysieke bescherming tegen een grote diversiteit aan bedreigingen. Mensen en middelen moeten een groot fysiek incasseringsvermogen hebben om in deze complexe omgeving operationeel effectief te kunnen zijn en blijven. Militaire geloofwaardigheid speelt daarbij een belangrijke rol: de tegenstander moet ervan overtuigd zijn dat de internationale troepenmacht over de wil en de capaciteiten
7
Toekomst van de cavalerie beschikt om hem overal en altijd aan te grijpen en de bevolking daadwerkelijk kan en zal beschermen.
Past het tankwapen binnen de toekomstige landmacht? Expeditionair optreden is “licht” optreden stellen sommigen. Die visie is echter de laatste jaren achterhaald. Inzet van een “licht” bataljon bleek logistiek nauwelijks te verschillen van een “zwaar” bataljon: de vermeende snellere reactietijd bleek daarmee een fabeltje. De diversiteit aan dreigingen, het optreden binnen het gehele geweldsspectrum en de noodzaak van een langdurige militaire betrokkenheid hebben de voorstanders van “licht” weer met beide benen terug op de grond gezet: zelfbescherming is cruciaal gebleken en daarmee is toenemende bepantsering een waarneembare trend (de introductie van de Israëlische NAMER IFV, onze Bushmaster maar ook de Amerikaanse MRAPS). “Zware” wapensystemen zijn bijvoorbeeld in Afghanistan alsnog ingebracht, toen bleek dat lichtere systemen onvoldoende effecten bereikten en de risico’s voor het eigen optreden veel te hoog maakten (bijvoorbeeld tanks of gemechaniseerde infanterievoertuigen bij zowel de Canadezen als de Britten). “Zwaar” en “licht” horen bij elkaar, zij vullen elkaar aan. In zijn visie op het landoptreden spreekt C-LAS dan ook over de noodzaak van een “complementaire mix van middelen”: van Diemaco, via CV-90, PzH en Leopard naar Apache en F-16. Deze middelen vullen elkaar operationeel aan, zij vervangen elkaar niet. Om met de laatste twee te beginnen: zonder luchtsteun kunnen we ons geen enkele landoperatie meer voorstellen. Daar zal weinig discussie over zijn. Luchtsteun is een uiterst flexibel en effectief middel met grote uitwerkingskracht. Maar er kleven ook beperkingen aan: de “endurance” van deze systemen is beperkt, het weer heeft grote invloed op de effectiviteit en het vermijden van collateral damage is niet eenvoudig. Grote verstedelijkte gebieden leggen bovendien beperkingen op aan het gebruik van deze middelen. De noodzakelijke fysieke presentie, tussen de bevolking, is alleen op de grond te bereiken. Vliegtuigen en (gevechts)helikopters zijn dus complementair aan landsystemen zoals de tank en kunnen deze niet vervangen. Maar hoe zit dat dan met de tank en de CV-90? Binnen het gemechaniseerde gevecht in het verleden waren tanks de drager van het gevecht. Zij vormden de kern in het bestrijden van de “klassieke” tegenstander. De pantserinfanterie had daarbij een ondersteunende rol: zij trad op in het onoverzichtelijke terrein en beschermde daarmee het eigen tankoptreden. Die rollen zijn nu omgedraaid. De (pantser)infanterie vormt de kern van het landoptreden. Tanks dienen ter ondersteuning van het optreden van de infanterie. Tanks voorzien de infanterie van de noodzakelijke bescherming (zowel in open terrein als in verstedelijkt gebied), van een middel dat op grote afstand met hoge precisie zonder collateral damage 24/7 onder alle weersomstandigheden doelen kan bestrijden, van een middel dat in verstedelijkt gebied enerzijds fysieke bescherming biedt en anderzijds op korte afstand doelen uitschakelt en doorbraakmogelijkheden creëert voor de infanterist.
8
Het incasseringsvermogen, de situational awareness en de gevarieerde vuurkracht zijn een belangrijke ondersteuning voor het optreden van de infanterie in elk terrein type. De fysieke presentie van de tank draagt direct bij aan gunstige effecten op de lokale bevolking en op de tegenstander. De tank als wapensysteem heeft dus ook in de toekomst absoluut een toegevoegde operationele waarde maar in een andere rol dan in het verleden.
Consequenties van de veranderde rol De operationele inzet van organieke tankbataljons behoort tot het verleden. (Gemechaniseerde) Infanteriebataljons dienen van tankondersteuning te worden voorzien. Het optreden van relatief zelfstandige, versterkte infanteriecompagnieën leidt tot de ondersteuning ervan met één of meerdere tankpelotons. We kunnen ons dus de vraag stellen of we de huidige organisatie binnen de brigades moeten handhaven. Van huis uit gemengde bataljons inrichten heeft als voordeel dat de samenstellende delen die in de operatie de kern van de inzet vormen een natuurlijke eenheid vormen. Zij hebben op elk niveau geïntegreerd getraind, kennen elkaars mogelijkheden en beperkingen tot in detail en zijn daardoor beter in staat om optimale operationele synergie te bereiken. Daarbij is ook niet onbelangrijk dat de verschillende commandanten elkaar door en door kennen. Daarbij wil ik de discussie wel verder trekken dan het samenbrengen van compagnieën en eskadrons binnen een manoeuvrebataljon. De kennis van het gemechaniseerd vechten bij “tankers” kan heel goed gebruikt worden binnen de voertuigcomponent van het pantserinfanteriepeloton. Het CV-90-peloton betekent een formidabele sprong voorwaarts ten opzichte van het YPR-peloton. De uitgestegen component is daarbij niet zoveel veranderd, het bereden gedeelte echter wel. De CV-90 stelt de pantserinfanterie nu ook in staat om volwaardig bereden te vechten. De kennis en expertise op dit gebied zit vooral bij “tankers”: zij hebben nooit anders gedaan. De eerder geschetste operationele ontwikkelingen laten zien dat de infanterie veelvuldig uitgestegen zal moeten optreden, waarbij de voertuigen de noodzakelijke gemechaniseerde ondersteuning leveren. Vanuit die optiek is het nadenken over tankers als voertuigbemanning geen onlogische gedachte. “Do what you do best” als leidende gedachte bij een eventuele herinrichting van onze tank- en pantserinfanteriebataljons in manoeuvrebataljons.
Conclusie De wereld van morgen heeft veel potentiële conflictstof. Landstrijdkrachten zullen ook in de toekomst een belangrijke rol vervullen in het verkrijgen en behouden van vrede en veiligheid wereldwijd. De operationele omgeving is echter wel aan het veranderen. Dit stelt nieuwe, aanvullende eisen aan landstrijdkrachten. Om aan die eisen tegemoet te komen hebben landstrijdkrachten een complementaire mix van middelen nodig, waar een tankwapen een onlosmakelijk onderdeel van is. De rol van dat tankwapen is echter veranderd, en stelt daarmee serieuze vragen over de inbedding van tanksystemen binnen de brigade van de toekomst.
Toekomst van de cavalerie
BVE nog van deze tijd? Is het BVE het juiste middel op de juiste plaats in de organisatie? Door: ritm M.A. Alderden
In het thema “toekomst van de cavalerie” wordt er veel gesproken over op welke wijze de tanks nog van meerwaarde kunnen zijn voor de landmacht en of er wellicht andere kansen liggen voor dit robuuste systeem. Zelden wordt er gesproken over de toekomst van verkenners, noch staat hun toekomst ter discussie. Sterker nog, het gaat goed met de verkennerij. Het ISTAR-concept (intelligence, surveillance, target acquisition and reconnaissance) slaat aan en wordt in de zeer nabije toekomst zelfs joint 1. Het regiment Boreel groeit in aantal leden, waar andere regimenten slinken of zelfs opgeheven worden. Daarnaast is de brede inzetbaarheid van verkenners, al dan niet met Fennek, de laatste jaren wel bewezen. Inzet als infanterie, mentoren van Afghaanse leger of optreden als infanteriecompagnie. En zelfs taken in het kader van samenwerking met civiele instanties, zoals de politie in zaken die nationale media-aandacht hebben gekregen. Maar is de verkenner als informatieverzamelaar ten behoeve van de inlichtingenoperatie wel op een juiste wijze in de huidige organisatie van de landmacht ingebed? Binnen het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) zien we de afgelopen jaren een tendens ontstaan van centralisatie van middelen. Deels komt dit voort uit financiële overwegingen, deels uit efficientie. Zo is bijvoorbeeld met de invoer van fysieke distributie enkele jaren geleden de logistiek gecentraliseerd en weggehaald bij de gemechaniseerde brigades om efficienter met middelen om te gaan. Tegenwoordig worden gemechaniseerde operationele eenheden gerichter ondersteund met minder middelen, waardoor uiteindelijk kosten bespaard worden. Ook de vuursteun is gecentraliseerd vanaf 2006. Binnen de beide gemechaniseerde brigades zijn er artilleriewaarnemers weggehaald bij de infanterie- en cavalerieeenheden en samengevoegd in een peloton dat een onderdeel is geworden van de artillerieafdeling. Ook op deze wijze kunnen schaarse middelen worden toebedeeld op basis van behoeftes van de operationele eenheden. In deze centralisatie van middelen past ook de oprichting van het ISTAR-bataljon. Binnen dit inlichtingenbataljon zijn verschillende eenheden gebundeld die op verschillende wijzen informatie verzamelen.
De analyse capaciteit binnen de staf dient uiteindelijk te leiden tot een integraal inlichtingenbeeld. Het ISTAR- bataljon kan tevens modulair toebedeeld worden aan eenheden van brigadegrootte ter ondersteuning van de sectie inlichtingen. De twee gemechaniseerde brigades die ons bedrijf nog rest zijn, na het opheffen van 103 verkenningsbataljon aan het begin van de 21e eeuw, beide toegerust met een Brigade Verkennings Eskadron (BVE). Met het toebedelen van eigen verkenningscapaciteit zijn de gemechaniseerde brigades zelfstandig in staat gesteld vijand- en terreingerichte informatie te verzamelen. Zo werd de brigadecommandant in staat gesteld zelfstandig invulling te geven aan de kerntaak “vinden” als basis voor binden, (toe)slaan en uitbuiten in het operatieconcept 2. In de huidige ambitie van CLAS is de brigade de grootste eenheid die voor een bepaalde duur ingezet kan worden ten behoeve van operaties. Om te kunnen voldoen aan de kerntaak “vinden” is het dus van belang dat de brigade haar eigen informatie kan verzamelen over actoren, factoren en de opponent. De afgelopen jaren heeft CLAS een eenheid van brigadegrootte operatoneel ingezet, de Taskforce Uruzgan (TFU). In deze brigade heeft men echter gekozen voor een andere wijze van kunnen voldoen aan de kerntaak “vinden”. Het nieuw opgerichte ISTAR-bataljon kreeg de taak modules te vormen, waarin de verschillende manieren van informatieverzamelen gebundeld werden onder leiding van een modulestaf. Bovendien bevat de module een analysecapaciteit in de vorm van een ASIC (all source intelligence cell). Zodoende was er sprake van een eenheid van inspanning ten aanzien van het verzamelen van informatie en was er een centrale coördinatie van de inzet van diverse middelen op basis van de inlichtingenbehoefte van de TFU. Hoewel er niet in elke rotatie een even succesvolle samenwerking is geweest tussen de TFU en de ISTAR-modules, kan in zijn algemeenheid gesteld worden dat het ISTAR-concept operationeel beproefd is en succesvol is gebleken. Dit valt onder andere af te leiden aan de uitbreiding van het bataljon tot een paarse eenheid, waarvan ook luchtmacht- en marinepersoneel onderdeel gaat uitmaken. Het is een kwestie van tijd voordat hier ook intell-assets van de luchtmacht en marine aan toegevoegd gaan worden. Wat is dan de rol geweest van de twee BVEn de afgelopen
9
Toekomst van de cavalerie
staat er een kennisachterstand bij personeel van de BVEn ten opzichte van personeel van ISTAR als het gaat om geïntegreerde inzet van diverse sensoren. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor personeel dat een carrière nastreeft binnen het vakgebied inlichtingen, wat in de nabije toekomst meer en meer in ISTAR-vorm zal gaan bestaan.
jaren? Beide eenheden hebben zich in elk geval niet hoeven vervelen de afgelopen jaren, maar zijn in veel gevallen op andere wijze ingezet dan als verkenners. Zo heeft 43 BVE een rol gehad als beveiligingcompagnie van de NATO Respons Force (NRF) 4, heeft ze beveiliging geleverd voor het PRT in Noord-Afghanistan en op het vliegveld in Kandahar en heeft ze tot tweemaal toe een team geleverd aan de TFU voor het trainen en mentoren van het Afghaanse leger. Het eskadron uit het zuiden, 42 BVE, is in 2007 ten behoeve van TFU ingezet geweest als infanteriecompagnie, heeft één maal een team geleverd voor het trainen en mentoren van het Afghaanse leger en recentelijk is een peloton teruggekeerd van haar taak als beveiligers op vliegveld Kandahar. Op dit moment is 42 BVE aangewezen om in 2012 de compagniestaken in “de West” over te nemen op Curaçao. In vrijwel alle gevallen gaat het om lichte infanterietaken, waarbij ook gebruik gemaakt werd van de Mercedes Benzjeeps. Beide eskadrons hebben tevens eenmaal een verkenningspeloton mogen leveren voor de Battlegroup van de TFU, wat gelijk staat aan de taak van manoeuvreverkenners bij de bataljons. De hierboven genoemde inzetvormen tonen aan dat “de verkenner” breed inzetbaar is en makkelijk om te scholen is naar alternatieve taken benodigd voor vredesmissies. Niet zelden worden verkenners hier dan ook voor geprezen en zijn ze een dankbare “snelle reserve” voor brigadecommandanten gebleken. De twee gemechaniseerde brigades missen op dit moment nog de capaciteit en vaak ook de expertise in de brigadestaven om BVEn op een juiste wijze te kunnen trainen of hun volledige capaciteit te benutten ten behoeve van operationele inzet. Om dit enigszins te ondervangen is enkele jaren geleden de liaisonoffcier (LSO) in het leven geroepen. Deze ritmeester dient onder operationele omstandigheden de brigadecommandant en zijn staf te adviseren over het inzetten van het BVE. Dat de brigade nog niet voldoende ingericht is voor het verwerken van informatie afkomstig van verkenningseenheden blijkt uit de behoefte om de brigadestaf uit te breiden met een ASIC. Dit zal in de aankomende jaren gestalte moeten gaan krijgen. Dit ASIC zal echter als kapstok moeten gaan dienen om aanvullende ISTARelementen aan op te hangen en de informatie die deze sensoren genereren te verwerken. Doordat BVEn niet getraind worden in het samenwerken met de diverse sensoren, ont-
10
Met de uitbreiding van het ISTAR-bataljon en het creëren van een ASIC bij de gemechaniseerde brigades is duidelijk dat er een groeiende markt is voor multi-source inlichtingen, waarbij diverse sensoren benut worden om informatie te verzamelen en een ASIC om deze informatie te verzamelen, interpreteren en analyseren en zo inlichtingen te genereren voor de commandant en (delen van) zijn staf. Ook de Commandant Landstrijdkrachten (C-LAS) onderschrijft in zijn visie op de toekomst dat met het complexer worden van de militaire omgeving, het belang van inlichtingen toe neemt . En dan vooral van specifiek inlichtingen, zoals human intelligence, image intelligence en signal intelligence. Het bundelen van deze middelen in een ISTARverband leidt tot een unieke synergie en zal in de toekomst dan ook worden nagestreefd 3. Het lijkt in de huidige toewijzing van taken dan ook al zo te zijn dat het ISTAR-bataljon de voorkeur geniet en als brigade inlichtingencapaciteit benut wordt. Zo levert ISTAR een module ten behoeve van de inlichtingenoperatie voor de EU battlegroup (EUBG), een multinationale brigade als inzetmiddel voor de Europese Unie en levert ze een module voor een nieuwe NRF van de NAVO in 2012. Men kan zich gezien de hiervoor beschreven onderwerpen afvragen of er dan nog wel een markt bestaat voor een BVE binnen CLAS. Het ISTAR-bataljon heeft dezelfde Fennekverkenningscapaciteit als een BVE, maar heeft daarnaast de mogelijkheid andere sensoren geïntegreerd in te zetten ten behoeve van de inlichtingeoperatie en biedt dus meer operationele mogelijkheden. Het BVE is bij uitstek geschikt voor de “diepe operatie” van de gemechaniseerde brigade. Maar in haar huidige organisatie is zij bijvoorbeeld niet in de gehele diepte, tot 80 km van eigen troepen, te steunen met grondgebonden vuursteun, gezien de dracht van de Pantserhouwitser (tot 40 km) of is het bereik van verbindingsmiddelen onvoldoende om vuursteun in te zetten. De grond gebonden verkenningseskadrons (GGVEn) van ISTAR zijn van huis uit al voorzien van joint terminal attack controllers (JTAC) voor het aanvragen van luchtsteun. Het BVE kan deze middelen in voorkomend geval wel toebedeeld krijgen van de brigade. In grote lijnen heeft een GGVE exact dezelfde middelen toebedeeld gekregen als een BVE, waardoor ook zij prima ingezet kan worden ten behoeve van de “diepe operatie”. Een BVE heeft, in tegenstelling tot een GGVE, wel de beschikking over medium range antitank (MRAT) systemen, welke initieel zijn bedoeld voor het voortzettingsvermogen van het eskadron. Desalniettemin kunnen de taken in het kader van de “diepe operatie” prima uitgevoerd worden door een GGVE.
Als er inderdaad geen operationeel monopolie is voor een BVE in de huidige organisatie van de landmacht zijn er natuurlijk wel alternatieven of aanpassingen te bedenken. Allereerst zou er gedacht kunnen worden aan het vergroten van de sectie inlichtingen in de staven van de gemechaniseerde brigades. Zo ontstaat er meer mogelijkheid tot aansturing, trainingsondersteuning en zijn er mogelijkheden voor interne inlichtingen carrières binnen een brigade. Daarnaast biedt een uitgebreide sectie inlichtingen de mogelijkheden om de gemechaniseerde brigade uit te rusten met aanvullende sensoren, zodat een eigen ISTARelement beschikbaar komt binnen de brigade, waarbinnen het BVE vervolgens de verkennerscapaciteit levert. Dit sluit aan bij de visie van C-LAS voor meer synergie tussen de diverse middelen in de inlichtingenoperatie. Ten tweede kan gedacht worden aan het indelen of onder bevel stellen van de BVEn bij het ISTAR-bataljon. Hierbij kan mogelijk gedacht worden aan een vaste koppeling van de twee eskadrons aan respectievelijk de 13e en 43e gemechaniseerde brigade, zoals ook de logistieke bataljons decentrale transport pelotons hebben ondergebracht bij de twee brigades voor vaste ondersteuning. Door een aansturing uit een meer gespecialiseerde staf kan gerichter sturing worden gegeven aan training en operationele inzet. Op deze wijze blijven de verkenners echter nog wel op een eiland zitten bij de brigades en zijn zij nog steeds afhankelijk van de toewijzing van andere ISTAR-assets om in een ISTAR-concept uit de verf te komen bij de brigade. Bovendien zal er slechts op een beperkte schaal meer ervaring opgedaan worden in het optreden in het ISTAR-concept in verband met de afwezigheid van andere sensoren. In combinatie met de eerder genoemde aanpassing van het koppelen van meerdere sensoren aan de brigades, zou deze aanpassing beter tot zijn recht komen. Een aansturing vanuit een gespecialiseerde staf en met een mogelijkheid veelvuldig met meerdere sensoren tegelijk te trainen, al dan niet geleid van de sectie inlichtingen van de brigade. In het verlengde van de tweede mogelijkheid ligt een derde, namelijk het fysiek indelen van een BVE bij ISTAR in ’t Harde en het opheffen van een ander BVE. Met de vrijge-
komen arbeidsplaatsen en middelen kan gedacht worden aan het toekennen van MRAT-capaciteit aan alle eskadrons van het ISTAR-bataljon en de zo gewenste ophoging van 4 naar 6 Fenneks MRAT per peloton. Eventueel kan het restant van de beschikbare Fenneks LVB gebruikt worden om het gebrek aan redundantie op te vangen binnen het project Fennek, gezien de slechte inzetbaarheid van de Fennek CLAS-breed. Maar ook het met personeel uitbreiden van andere sensoren behoort dan tot de mogelijkheden, zodat desgewenst een vergroting kan plaatsvinden van het aantal beschikbare ISTAR-modules voor de diverse missies van de landmacht. Ook zou het de optie bieden te differentieren in taakstelling voor de eskadrons, zodat specialismes ontstaan in specifieke manieren van optreden (Urban, Close observation). Dat deze optie een nadeel is in het kader van regionale werkgelegenheid door een eenheid uit Havelte en Oirschot weg te halen is evident. Een laatste mogelijkheid, indien men onderkent dat de huidige inlichtingencapaciteit van het ISTAR-bataljon voldoende is voor de inlichtingenoperaties bij CLAS-eenheden, is het wijzigen van de taakstelling en organisatie van het BVE. Gezien de aard van inzet van deze beide eenheden de afgelopen jaren blijkt er een behoefte te bestaan aan een lichte en snel inzetbare eenheid binnen de brigades. Het BVE zou omgezet kunnen worden naar een lichte infanteriecompagnie, optredend bijvoorbeeld met de nieuwe Mercedes Benz jeeps die binnenkort terugkeren uit Afghanistan. Deze compagnie kan zich bekwamen in infanterie- en beveiligingstaken en daarmee dezelfde flexibiliteit geven aan de brigades zoals de twee BVEn de afgelopen jaren hebben gedaan. Bovendien kan deze compagnie structureel zaken op zich nemen in het kader van “loopbaanlint”. Het opleiden van leerlingen van regionale opleidingscentra (ROC) ter voorbereiding op een baan bij de landmacht. Daarmee zou een “last” weggenomen kunnen worden bij parate eenheden, die zich liever concentreren op meer operationele taken. In dit artikel heb ik met u mijn gedachten willen delen over de huidige structuur van verkenningseenheden binnen CLAS en waar er mogelijk kansen ter verbetering liggen. Mogelijk zet ik u aan tot denken en discussie en daarmee zou ik mijn doel bereikt hebben. Het is evident dat er nader onderzoek uitgevoerd dient te worden, wilt men daadwer-kelijk overgaan tot het desgewenst veranderen van de organisatie. Er dient echter niet per sé iets veranderd te worden, want verder gaat het goed met beide BVEn: ze barsten van de energie, hebben het beste personeel en “voor ons is niets te veel”.
VOC mededelingen nummer 3-2010 blz 18: 103 ISTAR bataljon gaat joint 2 LDP-1 Land Doctrine Publicatie 3 Beslissen in het gevecht, bouwen aan veiligheid” De ontwikkeling van landoptreden 1
11
Toekomst van de cavalerie
Door kol b.d. P.E. Selles
In de uitgave 3-2010 van de VOC-mededelingen zijn drie artikelen verschenen met betrekking tot de toekomst van de Cavalerie. Drie auteurs, die op verzoek van de redactie, de discussie aanzwengelen over de vraag waar we, op basis van de Strategische Verkenningen, met de Cavalerie naar toe moeten. Het is niet mijn gewoonte mij in een dergelijke discussie te storten, maar dit onderwerp is belangrijk genoeg van die gewoonte af te wijken. Alle drie auteurs breken een lans voor het beschikbaar zijn van tanks in de Kl van de toekomst, zij het dat de bgen de Vries maar een klein lansje breekt. Toch stelt ook hij de vraag hoe aan de vuurkracht, hoge snelheid en incasseringsvermogen van de zware cavalerie inhoud gegeven moet worden. Ook de beide andere auteurs blijven belangrijke taken voor de tank zien. Ik hoef hun argumentatie hier niet te herhalen. Het behoeft weinig betoog dat militairtechnisch de aanwezigheid van tanks in een conflict of in welk scenario dan ook wenselijk, soms zelfs noodzakelijk is. Een leger dat pretendeert niet alleen patrouilles te lopen, maar ook aan gevechten te kunnen deelnemen om zijn taak uit te voeren, heeft een tanktype nodig. Hun vuurkracht kan net het verschil maken tussen het gevecht winnen of verliezen en in ieder geval het aantal slachtoffers aan eigen zijde beperkt houden. De vraag die echter blijft hangen, is, op welke wijze dat gerealiseerd moet worden. Anders gezegd: maak de beschouwingen nu eens reëel en tracht mogelijkheden aan te dragen die èn operationeel wenselijk èn betaalbaar zijn. Uit de beschouwingen van de auteurs komt, zonder dat zij dat expliciet zeggen, het gevoel naar boven dat zij blijven denken aan de Leopard 2A6 of een vergelijkbaar wapensysteem. Maar uit de inzet die voorzien wordt, komt die behoefte eigenlijk nergens naar voren want het tankduel met tanks van een vergelijkbaar kwaliteitsniveau is onwaarschijnlijk geworden. Als uitvloeisel van de koude oorlog beschikken wij thans over de “formule 1 onder de tanks”: een tank die tegen elke andere is opgewassen. Probleem echter: die andere is er niet.
12
Het is ook een tank die in de exploitatie duur is, door zijn gewicht moeilijk en slechts tegen hoge kosten naar een operatiegebied te vervoeren is, een geheel eigen logistieke ondersteuning nodig heeft en gespecialiseerd personeel vereist. In alle opzichten een onwenselijke situatie. Operationeel gezien zou een tank van de klasse Leopard 1, 40 ton en 105mm kanon, beter in het plaatje passen, maar deze is niet alleen zonder succes verbeterd, maar ook verkocht aan minder veeleisende krijgsmachten. Een modernere tank in de klasse middel-zwaar, d.w.z. tussen de 30 en 40 ton, zou in de behoefte van de Kl veel beter voorzien. Een tank met een goede vuurkracht, een kanon met een kaliber tussen de 90 en 120 mm met alle moderne (elektronische) hulpmiddelen die daarbij horen Maar ja, dat vergt een investering en bestaat die tank wel? Ik heb uiteraard geen grote marktverkenning uitgevoerd. Wel is mij opgevallen dat de ontwikkeling van tanks in deze klasse al decennia is stopgezet. Maar zie daar: de producent van de CV90 heeft ook twee tankversies ontwikkeld. Een met een 105mm (CV90105) en een met een 120mm kanon (CV90120). Een tank die slechts gedeeltelijk een eigen logistieke verzorging nodig heeft, even goed vervoerbaar is als de CV90, bemanning dezelfde bescherming biedt als de CV90 (wat kennelijk afdoende is), minder gespecialiseerd personeel nodig heeft etc. Spijtig is alleen dat geen van beide types nog door enig land is gekocht. Gebruikservaring ontbreekt dus. Maar als aan de eisen wordt voldaan, dan liggen de voordelen op het gebied van operaties, opleiding en financiën voor de hand. Maar het vergt wel een investering die pas op termijn terug te verdienen is, aannemende dat de Leopard 2 onverkoopbaar is. Het is niet aan mij om te beoordelen of dat uitvoerbaar is, maar eenvoudig zal dat in tijden van sterke bezuiniging niet zijn. Maar wellicht biedt werkgelegenheid in Nederland enig soulaas. Een andere, telkens terugkerende vraag is, hoe de tank optimaal kan worden ingedeeld. Tankbataljons, nodig om de tanks geconcentreerd in een (tegen)aanval te kunnen inzetten, zijn overbodig geworden. Ook de benodigde aantallen zal een punt van heftige discussie kunnen zijn. Gezien de taken die wij de tank bij operaties in de toekomst toebedelen, zijn kleinere aantallen dan nu verdedigbaar, mits je het goed organiseert. Zoals de bgen de Vries al opmerkt: sommige traditionele taken kunnen worden uitgevoerd door andere middelen. De tank is daar een aanvulling op. Een CV9035 compagnie heeft aan 2 of 3 tanks al een enorme steun. Aangezien de CV90-tank slechts voor het torengedeelte een eigen logistieke behoefte heeft, kan de tank naar mijn mening ook op het niveau van manoeuvrebataljon worden ingedeeld. Ook het aloude argument dat de tank een heel eigen specifieke opleiding nodig heeft, is niet of nauwelijks meer valide. Een manoeuvrebataljon zou daarom kunnen bestaan uit twee CV9035-compagniën/eskadrons en een CV90105/ 90120-compagnie/eskadron met 9, 10 of 11 tanks (tank-
pelotons met 3 tanks). Op deze wijze zouden 6 identieke bataljons geformeerd kunnen worden, die eigenlijk noch infanterie, noch cavalerie meer zijn. Daarom noem ik ze gemechaniseerde bataljons die behoren tot het Wapen van de Gemechaniseerde Troepen. Wie heeft een betere term? Het manoeuvre deel van de Kl bestaat dan uit: • luchtmobiele eenheden (Infanterie) • inlichtingen/bewakings eenheden (Cavalerie) • gemechaniseerde eenheden (Gemechaniseerde Troepen) Voor de liefhebbers van traditie: er is niets tegen om twee van deze mechbataljons de traditie van RHPO en RHS te laten voortzetten en de andere vier de traditie van infanterie regimenten. Ook in het verleden werd de traditie van verdwenen eenheden door een ander regiment voortgezet. Niets nieuws dus onder de zon.
Is dit de enige mogelijke organisatievorm? Nee, uiteraard niet. Er zijn best andere bruikbare vormen te ontwikkelen. Zo zou men b.v. ook de pelotonsorganisatie kunnen loslaten en x groepen à 2 tanks kunnen indelen. Waar het om gaat is tegen de laagste kosten te voorzien in de nodige tanksteun. We moeten nuchter naar praktische oplossingen zoeken en niet vast blijven houden aan de huidige organisatiepraktijk. Het gaat niet om de cavalerie of infanterie, maar om de best mogelijke uitvoering van toekomstige operationele opdrachten. Deze bijdrage beoogt niet compleet te zijn in de argumentatie van de onderwerpen die naar voren zijn gebracht. Wel lijkt het mij nuttig om niet te blijven steken in algemeenheden over nut of onnut van de tank.
13
(MoE), de Afghanistan Chamber of Commerce and Industry (ACCI) en de Export Promotion Agency Afghanistan (EPAA).
Door maj R.J. Mighout
Ik heb geen voorganger en ik word zo goed mogelijk wegwijs gemaakt door mijn chef en een collega LSO, een Macedonische majoor. Een uitdaging, als blijkt dat zijn niveau van de Engelse taal nogal verschilt met die van mij. Eind 2009 is het over ‘t algemeen rustig in Kabul. Geplande activiteiten kunnen normaal worden uitgevoerd. Maar het kan zo maar zijn dat er een dreiging ontstaat, waarbij je gesprekspartner het huis niet kan verlaten. Flexibiliteit is dan vereist. Transport vindt plaats in een gepantserde Toyota Landcruiser. Binnen de afdeling hebben we zeven chauffeurs van verschillende nationaliteiten. Verplaatsingen in en rond Kabul vinden normaliter plaats zonder Force Protection, maar wel met wapens, helm en scherfvest. Het verkeer in Kabul is in mijn ogen een gekkenhuis, ongeacht het tijdstip. Vrijdag is de beste dag om door de stad te rijden. Agressieve rijders, nauwelijks verkeersregels, veel controles en altijd de aan-
Contact maken in Kabul Op het moment van schrijven is de Nederlandse missie in Afghanistan in het kader van de ‘International Security Assistance Force (ISAF)’ ten einde. Alleen de mannen en vrouwen van de Redeployment Task Force zijn nog dagelijks actief met de grootschalige terugverplaatsing van het militair materieel van Afghanistan naar Nederland. De afgelopen vier jaar zijn duizenden militairen van alle krijgsmachtdelen werkzaam geweest in plaatsen als Tarin Kowt, Deh Rawod, Kandahar Airfield en Kabul. Van 27 oktober 2009 tot 6 mei 2010 is Majoor Robert Jan Mighout werkzaam geweest als Liaison Officier (LSO) / Economic Expert bij het ISAF Hoofdkwartier in Kabul. In dit artikel doet hij verslag van zijn ervaringen tijdens zijn uitzending. ‘Economic Expert’ Op 27 oktober vlieg ik vanaf Eindhoven via het Forward Support Element Mirage naar Kabul. Na aankomst word ik, begeleid door de Force Protection, naar het HQ gebracht. Hier word ik opgevangen door het personeel van het National Support Element en als LSO ingedeeld bij DCOS/STAB/ DEVELOPMENT/ECONOMY. In het kader van de internationale 3D aanpak - diplomacy, development & defence - is de essentie van deze functie het onderhouden en leggen van contacten en informatie uitwisselen tussen ISAF en de Afghaanse ministeries als Ministry of Finance (MoF), Ministry of Commerce and Industry (MoCI), Ministry of Economy
14
wezigheid van een bepaalde dreiging, zeker in de weken rond de verkiezingen, de inauguratie van president Karzai en de introductie van het nieuwe kabinet. Na een inwerkperiode van drie weken, volgt mijn eerste echte contact en brengen we een bezoek aan ons ‘Point of Contact’ bij MoCI, een Duitse dame en de Trade Advisor van de Minister. Zij is in dienst van de Gesellschaft für Technischen Zusammenarbeit, de Duitse evenknie van USAID. De GTZ is actief in het noorden van Afghanistan, waar Duitsland het commando heeft. Ik ontmoet haar in principe een of twee keer per maand. Afhankelijk van de informatie die we allebei hebben. Kort na dit eerste contact hebben mijn Amerikaanse chef, zijn IJslandse plaatsvervanger en ik een ontmoeting met de Minister van Handel en Industrie, die ons uitvoerig informeert over de lopende projecten en plannen in Afghanistan voor wat betreft de ontwikkeling van infrastructuur en de ontwikkeling van een aantal industriële centra in het land. Afghanistan is qua bodemschatten een zeer rijk land, het land heeft alleen geen kennis en infrastructuur om ze op een economisch verantwoorde wijze uit de grond te krijgen. Een mooi voorbeeld hiervan is de Anyak Coppermine, zo’n 50 km zuidoost van Kabul. Hier zit voor tientallen miljoenen dollars aan koper in de grond. De concessie is inmiddels in 2009 verkocht aan een Chinese firma, die op locatie een complete stad gaat neerzetten. Internationale technische en financiele ondersteuning is noodzakelijk. Een voorbeeld is de aanleg van een spoorlijn van Hairatan (aan de grens met Oezbekistan) naar Mazar-e Sharif door een firma uit Oezbekistan. Door de aankondiging van president Barack Obama om de Amerikaanse troepenmacht in Afghanistan uit te
breiden met 30.000 tot 40.000 man, gaan we een drukke tijd tegemoet. Dit plan moet op z’n Amerikaans gecommuniceerd en toegelicht worden. Aan de LSO’n de taak om één en ander toe te lichten aan de vice ministers en het midden management van de diverse ministeries. Voor ons blijft echter, ook na alle informatieverstrekking, onduidelijk of er alleen maar militairen komen of ook (civiele) technisch specialisten. Informatie, die toch wel handig zou zijn geweest als je, zoals in mijn geval bij het MoCI, tegenover twee vice ministers en negen medewerkers zit. De uitdaging blijkt nog groter als er slechts een Afghaanse medewerker Engels spreekt. Gelukkig verloopt het gesprek in een goede sfeer en kunnen de beide vice ministers hun vragen en opmerkingen kwijt. Een boeiende gebeurtenis voor mij als LSO is het aanwezig zijn namens HQ ISAF bij een persconferentie van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een bijeenkomst die geheel het Dari plaatsvindt. Voor mij de cursus Dari voor beginners, deel 1. De Central Statistics Organisation (CSO) heeft in samenwerking met de Europese Commissie en het Ministerie van Landelijke Herindeling en Ontwikkeling een kwetsbaarheidonderzoek gedaan op basis van de cijfers van 2007/2008. Dat onderzoek wordt thans gepresenteerd onder grote belangstelling van de massaal toegestroomde pers. Voor mij als LSO is het van belang dat ik bij deze persconferentie weer contacten maak, die mij in voorkomend geval aan informatie kunnen helpen. Begin december maak ik voor de eerst maal mijn opwachting bij de ACCI, de Afghaanse Kamer van Koophandel. Dit is voor beide partijen een informeel bezoek, waarbij naast kennismaken en elkaar een beetje aftasten, het gesprek ook hier gaat over de Amerikaanse troepen die vanaf begin 2010 naar Afghanistan komen. Een paar dagen later introduceer ik mezelf bij de EPAA, de exportorganisatie, met hetzelfde doel als tijdens mijn bezoek aan de ACCI. In het gesprek komt één van de grootste EPAA uitdagingen aan de orde:
Huisorkest van de Afghan National Police luchtvracht. We besluiten er in een volgende ontmoeting nader op in te gaan. Op 26 december onderga ik samen met het grootste deel van ons chauffeursbestand een ‘bermbom’ training (IED - Improvised Explosive Devices). De training vindt plaats op het Kabul Military Training Center aan de oostrand van Kabul. Op deze locatie vindt een groot deel van de opleiding van de Afghan National Army (ANA) plaats. Personeel van het Counter IED team van HQ ISAF begeleidt en traint ons de gehele dag theoretisch en praktisch in IED onderkenning en het uitvoeren van drills. Na de jaarwisseling ga ik op verlof naar Nederland en kort voor mijn vertrek ga ik samen met een functionaris van NAMSA (NATO logistics, maintenance and contracting) nog op bezoek bij EPAA. Het gespreksonderwerp is een inventarisatie van de (on)mogelijkheden van luchtvracht voor de Afghaanse export. Exporteurs moeten op dit moment lege vliegtuigen naar Kabul halen, terwijl NATO eenheden vanuit West Europa door de lucht worden bevoorraad in Kabul en Kandahar, waarna deze vliegtuigen leeg terug of verder vliegen. Ik kan dit uiteraard niet gelijk veranderen, maar wil wel trachten een aanzet te geven tot een mogelijke oplossing.
Wegen bouwen
ISAF LSO’n onder elkaar
Na mijn terugkeer uit Nederland wordt een nieuw project aan onze werkzaamheden toegevoegd. Ook dit project heeft alles met transport en met de economische ontwikkeling van Afghanistan te maken. Er wordt al een jaar of vijf gewerkt aan de realisatie van een weg van Herat naar Kabul. Er ligt al een ‘weg’, maar de kwalificatie ‘geitenpad’ is hier meer van toepassing. Het onderzoek naar de haalbaarheid van de aanleg van een nieuwe weg is afgerond en de Afghaanse autoriteiten zijn op zoek naar sponsoren voor de bouw van deeltrajecten. Voor mij liggen er weer een aantal vergaderingen in het verschiet, waarbij van te voren gemeld moeten worden dat ISAF geen geld heeft voor dit soort projecten. We kunnen echter wel
15
proberen andere partijen zoals de betrokken ministeries, USAID, de US Embassy, de Wereldbank, de Asian Bank en de Duitse ontwikkelingsbank bij elkaar te brengen. Het project wordt een paar weken later nog interessanter als er op een gegeven moment gesproken wordt over de Salangpas en de Salangtunnel. Medio Februari hebben we te maken met de eerste echte sneeuwval. In Kabul en op het HQ blijft de sneeuw nog geen dag liggen, maar in de hoger gelegen gebieden blijft het natuurlijk echt winter. De Salang tunnel ligt op 3700 m in een belangrijke noordzuid verbinding van Maz-e-Sharif naar Kabul. Verderop deze route vinden we ook nog de op 4000 m gelegen Salang pas. Dit gebied wordt in de tweede week van Februari door 17 lawines getroffen, waarbij in totaal meer dan 160 mensen de dood vinden. Bij de reddingsoperaties worden naast Afghaanse eenheden ook Amerikaanse detachementen ingezet. In het kader van Key Leader Engagement moeten er gesprekken geregeld worden met twee ministers, MoCI en MoEC voor DCOS Stability Genm Mora. Deze gesprekken zijn niet voor het maken van concrete afspraken, maar moeten meer gezien worden als beleefdheidsbezoeken. Het MoEC is een uitdaging want daarmee heeft ISAF al ruim een jaar geen contact meer. Het afstemmen van de agenda’s lukt gelukkig na wat heen en weer mailen en bellen. Vervolgens moeten de bespreekpunten worden opgesteld. Een nogal formele aanpak, geheel volgens vaste Amerikaanse procedures. De meeting met MoEC is een kleine overwinning voor ISAF en voor mezelf. Misschien maakt het feit dat er nu een nieuwe minister aantreedt, het maken van de noodzakelijke contacten wat makkelijker. Beide bezoeken verlopen goed. Ik rijd tien minuten voor de generaal uit als een soort verkenningsparty. Het kleine konvooi bestaat verder uit een detachement Italiaanse Force
16
Protection. Hun rijstijl doet niet onder voor die van de Afghanen. Voor de volgende bijeenkomst van de werkgroep Oost-West corridor is een verkenning van de route en de omgeving van de vergaderlocatie noodzakelijk. Voor het officiële gedeelte worden we verwacht in het Kabul Municipality Building. Als er geen bewaakte parkeerplaats is, moeten er twee chauffeurs mee om de auto weer terug te brengen naar het HQ. Op de kaarten kunnen we het gebouw niet vinden. De Cultural Advisor, onze Afghaanse adviseur, zou dit echter moeten weten. We staan voor de verkeerde slagboom. Met gebrekkig Engels en Dari komen we er uit. Ook parkeerplaatsen blijken aanwezig. De vergadering is een ervaring apart. Links en rechts vallen de toehoorders en de deelnemers om in de meest vreemde houdingen. Mijn collega en ik komen voor de te bouwen Oost-West corridor, maar de burgemeester grijpt zijn kans en vertelt de media dat hij nog meer kleine problemen heeft, zoals de slechte straatverlichting, de files, gebrekkige of helemaal geen riolering, afval en de kwaliteit van het wegenplan. Tijdens mijn verblijf krijg ik ook te maken met een soort van competentiestrijd tussen Binnenlandse Zaken en ISAF. De Afghaanse overheid heeft de jacht geopend op auto’s met geblindeerde ramen en zonder kentekenplaten. En daar rijden wij dus in. We moeten kentekens gaan plaatsen en de blindering verwijderen. De geblindeerde ramen zijn echter ‘factory issued’. Vervolgens rijden we met verklaringen in het Dari en Pashtun om aan te geven hoe de vork in steel zit. De auto’s zijn nu voorzien van geplastificeerde en geregistreerde kentekenplaten en worden binnenkort door echte platen vervangen.
Aircargo Ik besteed tussen mijn bijeenkomsten met de Afghaanse overheidsinstellingen door, redelijk wat tijd aan het inzichtelijk krijgen van de ‘aircargo’ problematiek. Ik heb daar
veel informatie voor nodig, die niet op het HQ kan worden verkregen. Overleg met de vracht- en de planningsafdeling van Kabul International Airport moet uitkomst brengen. Erg veel schiet ik niet mee op want de belangrijkste zaken worden in Brunssum geregeld. Dat wordt dus mailen of bellen. De situatie doet zich voor dat op Kandahar Airfield en Kabul International Airport gecharterde vliegtuigen (meestal IL-76) landen vanuit Europa voor de bevoorrading van de NATO troepen. Deze vliegtuigen vliegen leeg het land uit. Afghaanse exporteurs zien dit graag anders maar zonder de invloed van ISAF of USAID gaat dit niet lukken. Daarbij loop je helaas tegen contracten en NATO regelgeving aan. Ook gesprekken met een bekende Duitse freightforwarder leidt niet tot de gewenste eindsituatie. Ik vind het jammer dat ISAF niet de mogelijkheid aangrijpt om hier wat aan te doen. In het noorden van Afghanistan worden door boeren producten verbouwd, waarvan een groot deel uiteindelijk niet geëxporteerd kan worden. Het ongewenste neveneffect voor ISAF is dat deze boeren andere producten gaan verbouwen, die ISAF juist aan het bestrijden is.
Situational Awareness Room Vanaf 1 april is er een nieuwe sectie actief binnen het HQ. COMISAF heeft een ‘Situational Awareness Room’ (SAR) ingesteld. Daar worden alle briefings in heel Afghanistan gemonitord en worden er alle dagelijkse interne briefings gehouden. Iedere afdeling moet een functionaris leveren die in voorkomend geval (moeilijke) vragen kan beantwoorden. Medio april wordt er door ISAF een ‘business roundtable conference’ georganiseerd in een plaatselijk hotel in het centrum van Kabul. Er zijn ongeveer veertig businessmensen uit diverse bedrijfstakken uitgenodigd en samen met vertegenwoordigers van organisaties, ministeries en ISAF wordt er gesproken en gediscussieerd over zaken als Freedom of Movement en corruptie, zeer belangrijke facetten van de Afghaanse samenleving en economische ontwikkeling.
Jalalabad Tijdens mijn uitzending heb ik natuurlijk een paar ervaringen die voor mij zeer beeldbepalend zijn voor deze tour of duty. Bijvoorbeeld een conferentie voor de private sector eind maart in Jalalabad. Ik vlieg met US Embassy Air naar Jalalabad en we worden op het vliegveld gelegerd in een VIP onderkomen op (US) FOB (Forward Operating Base) Fenty, de thuisbasis van Task Force Mountain Warrior. Na een briefing en het diner voor de contacten, op zoek naar het internetcafé, waar ik op kosten van Amerika 30 minuten kan bellen, skypen, chatten of mailen. De volgende ochtend per Chinook helikopter naar de Governor’s Compound. Een fraai en groot landhuis met een keurig aangelegde tuin eromheen. Achter in de tuin is een soort van conferentiecentrum voor 600 gasten. Bij de conferentie zijn vijf ministers aanwezig die in panelvorm uiteenzetten wat hun ministerie voor de ontwikkeling van de private sector gaat doen. Tijdens deze conferentie is er buiten een bazaar ingericht door bedrijven
Vast achter een FRA konvooi...
die hun producten onder de aandacht brengen. De volgende dag zijn er ’s ochtends nog een aantal briefings en na de lunch rij ik terug naar Kabul met mijn partners van EPAA. Een indrukwekkende route door een geweldig, groen, ruig, woestijnachtig landschap met hoge bergen. De laatste 50 km zitten we achter een Frans militair konvooi. Ook met speciale nummerplaten kun je gewoon aansluiten. Je komt er niet langs. Doe je dat wel, dan vermoed ik toch dat er een waarschuwingsschot afgaat. De 175 km lange verplaatsing kost ons 4 uur. Aan het eind van de route kom je uit de bergen en sta je gelijk voor Kabul. Ook Afghanistan heeft zijn schoonheid. Veranderingen in Afghanistan gaan traag. De wederopbouw problematiek van dit land wordt voor mij direct zichtbaar tijdens een bezoek aan een ‘boerderij’ ongeveer 100 km ten noorden van Kabul. Op deze boerderij wil een Afghaanse remigrant groenten gaan verbouwen voor de export. De omgeving (zicht op het Hindu Kush gebergte) is uniek, maar de problemen voor de Afghaanse landbouw zijn ondanks de toenemende westerse hulp nog lang niet opgelost. Ik heb respect voor het doorzettingsvermogen van deze man. Dit beeld zal mij waarschijnlijk nog het langste bij blijven. Voor mij is de uitzending naar Afghanistan een ervaring, die ik niet had willen missen.
17
BaseCo op Derah Wod Reserve officier Huzaren van Boreel in Afghanistan Door res-lkol Hans de Haas
Tot eind 2003 zijn veel reservisten ingedeeld bij “parate” eenheden en maken zij onder anderen deel uit van een stafeenheid of van een mobilisabele component van bijvoorbeeld een bataljon. In het kader van bezuinigingen en reorganisaties, samen met het wegvallen van de dreiging uit het Oostblok, worden eind 2003 de mobilisabele eenheden opgeheven en komen de daarbij horende functies voor reservisten te vervallen. In eerste instantie worden deze reservisten opgenomen in het zogenaamde “vrij indeelbare bestand” terwijl tegelijkertijd door Defensie een belangstellingsregistratie wordt opgestart. Hierbij kan worden aangegeven of men nog geïnteresseerd is in een functie als reservist. In de nieuwe organisatievorm zijn ongeveer 6000 functies beschikbaar die in twee categorieën worden verdeeld. De eerste heeft militaire taken op nationaal grondgebied voor steunverlening en militaire bijstand als ook ceremoniële taken (Reservist Militaire Taken). Denk hierbij aan de NATRES (ong. 3500 man/vrouw) maar ook aan ons Cavalerie Ere-escorte! De tweede categorie heeft specialistische taken voor inzet bij internationale vredesmissies en ondersteuning van civiele en militaire autoriteiten in Nederland (Reservist Specifieke Deskundigheid). Bij deze groep moet men bijvoorbeeld denken aan medisch specialisten, geologen, operationeel analisten of juristen ten behoeve de ondersteuning van eenheden en operaties in uitzendgebieden en deskundigen op het gebied van de civiel-militaire samenwerking. Zo ontvang ook ik in het voorjaar van 2004 het bericht dat mijn functie, als eskadronscommandant van het (mobilisabele) D-esk van 103 Verkbat, is komen te vervallen. Na een sollicitatie wordt ik het jaar erna aangenomen bij de staf van Regionaal Militair Commando-West als officier dienstploeg, een functie in de opsroom van het RMC. Tot 2004 was er een redelijk aanbod om deel te nemen aan oefeningen en cursussen; FTX-en met 103 Verkbat tot in Hongarije toe en CPXen in Wildflecken en, met het NATO CJTF HQ uit Brunssum, in Istanbul en niet te vergeten twee keer een stafcursus in Canada, 3 tot 6 weken per jaar op pad. Een schril contrast met de ongeveer 10 dagen per jaar die nu besteed worden aan opleiding en training. Als reservist ben ik sinds 2006 geplaatst als officier dienstploeg, een functie in de opsroom van het RMC. De staf van het RMC moet ook personeel leveren ter ondersteuning van de ISAF-missie in Afghanistan. Alhoewel ik eerder heb aangegeven dat ik bereid ben om uitgezonden
18
te worden is er om diverse redenen tot nu toe geen mogelijkheid geweest. Als ik tijdens het sporten met de staf, ergens in juni 2009, hoor dat een BOT collega de functie van basiscommandant Kamp Holland krijgt loop ik langs de chef staf om aan te geven dat ik nog steeds beschikbaar ben voor uitzending. Het is typisch een geval van op het juiste moment op de juiste plaats zijn want nog geen twee uur later ontvang ik een email dat er een vacature is voor de functie van basiscommandant Camp Hadrian bij Deh Rahwod. Ik antwoord dat ik beschikbaar ben en kort na een gesprek bij de afdeling reservistenaangelegenheden van CLAS komt het bericht dat ik de functie krijg. Vervolgens bespreek ik mijn plannen op kantoor, ik werk als project-planner bij een ingenieursbureau dat werk uitvoert voor de chemische- en petrochemische industrie (bijvoorbeeld de raffinaderijen bij Rotterdam). Mijn taak is het opstellen van uitvoeringsplannen, het opvolgen en rapporteren van de voortgang en plannen opstellen bij vertragingen of veranderingen in de uitvoering van het werk. Dit werk gebeurt in overleg met de projectleider, de engineers en vertegenwoordigers van de klant en eventueel leveranciers. Deze taken komen redelijk overeen met mijn functie tijdens de uitzending al ben ik daar zelf eindverantwoordelijke en heb de zorg voor mijn het personeel. Met mijn afdelingshoofd en personeelszaken komen we overeen dat ik 5 maanden verlof mag opnemen, voor een deel lever ik vakantiedagen in en de rest is onbetaald verlof. Eigenlijk heb ik dit antwoord wel verwacht maar had zelf al besloten dat bij een afwijzing van mijn verzoek ik ontslag zou nemen. Mijn projectleider, een Roemeense met de rang van reservekapitein en één van de weinigen op kantoor die weet wat ik ga doen, verklaart me voor gek. Tussen augustus en november ben ik veel weg van kantoor om kennis te maken met o.a. de commandant van de battlegroup en de compagnies-
commandant, de leden van het basecommando, het bijwonen van cursussen en oefeningen, keuringen en het bezoek aan het KPU-bedrijf. Een nadeel van het feit dat ik individueel wordt uitgezonden, dus niet met mijn eigen eenheid, is dat het lastig is om alle informatie met betrekking tot de voorbereidingen te verzamelen. Uiteindelijk is het 1 november en vliegen we via de Verenigde Arabische Emiraten naar Kandahar en een dag later naar Deh Rawod waar ik als eerste van de nieuwe rotatie aankom. Na de hand-over-take-over wordt het commando over Forward Operating Base (FOB) Hadrian aan mij overgedragen. Een leuk detail is dat ik de enige verkenner en cavalerist op onze base ben tussen alle andere wapens en dienstvakken! Als Basiscommandant ben ik met mijn team (plaatsvervanger, Hoofd Inwendige Dienst en LO/Sport) verantwoordelijk voor de algehele gang van zaken op en rondom de base. Het gaat hierbij om o.a. de beveiliging (uitgevoerd door de Slowaakse en Afghaanse wachteenheid-ASG), inwendige dienst, in stand houden van de infrastructuur, inzet van de ROLE-1, C2OST, het Sociaal Maatschappelijk Team en de tolken, het sport- en ontspannningsprogramma en de programma’s voor de bezoekers (VIP’s). In het begin komt er wel héél veel informatie op je af maar na een week raakt het langzaam maar zeker vertrouwd. Mijn dag ziet er als volgt uit; Na het lezen van de emails en rapportages en het controleren van het dagprogramma volgt een ronde over de base ’s Middags wordt de tijd besteed aan het voorbereiden, controleren en aanpassen van het programma voor de rest van de week en het schrijven van orders. ’s Avonds om 18:00 uur volgt er nog een bespreking waar met alle commandanten van de eenheden die werken en leven op de base, inclusief de Slowaken en Fransen, wordt gecoördineerd en het programma voor de komende dagen wordt besproken.
Het is een heel bijzondere ervaring om op deze kleine base (350 x 400 meter) met zoveel mensen samen te kunnen werken, mensen die je tot voor kort niet kende. Als basiscommandant ben je, samen met jouw team, voor een niet onbelangrijk deel verantwoordelijk voor de sfeer op de base alhoewel er natuurlijk zaken blijven, zoals bijvoorbeeld spanningen ten gevolge van operaties of ongelukken, die je niet kan voorkomen maar waarbij je wel ondersteuning kan geven. Wij hebben het geluk gehad dat er onder het eigen personeel geen ernstig gewonden zijn gevallen of doden te betreuren zijn geweest. Verder wordt er, ondanks dat je niet direct betrokken bent bij de operaties, meegeleefd met de eenheden die de poort uitgaan en is het iedere keer weer spannend als het alarm voor de QRF gaat. Bijzondere momenten zijn de twee zelfmoordaanslagen in Deh Rawod waarbij een aantal burgerslachtoffers op de base heel vakkundig door de ROLE1 worden verzorgd, de spanningen met de lokale politie die net niet escaleren, de bezoeken van Task Force 55 met onze verkenners toegevoegd aan mijn deelname aan een patrouille naar Deh Rawod en een aantal projecten van het PRT. De bijna 5 maanden gaan razend snel voorbij, sneller dan ik verwacht had. Het geeft toch een vreemd gevoel als ik half maart 2010 in de Chinook stap, op weg naar huis en Deh Rawod in de verte steeds kleiner zie worden. Functies zoals deze, maar ook binnen een staf of als functioneel specialist binnen bijvoorbeeld een PRT zijn een uitdaging voor iedere reservist. Voor mij persoonlijk was het een voorrecht om met al deze professionals bijna 5 maanden te mogen samenwerken. Defensie is en blijft een bijzonder bedrijf, niet alleen door haar taken maar ook door de mensen en de manier waarop zij hun werk doen!
19
Bult Francis Cup
Voor zevende achtereenvolgende jaar naar Havelte
Het tweede peloton van het Alfa-eskadron 42 Tankbataljon heeft op donderdag 23 september met overtuiging de Bult Francis Cup gewonnen. Op Baan 9 van het schietterrein in Bergen-Hohne knalde het tankpeloton maar liefst 1014 van de in totaal te verdienen 1100 punten bij elkaar. Pelotonscommandant van het tweede peloton, tweede luitenant Sebastiaan van Velzen, sleepte samen zijn plaatsvervanger wachtmeester-1 Remco van den Brink en de andere tankers van het tweede peloton de zilveren bokaal in de wacht. Vorig jaar mocht Van den Brink, toen in de functie van waarnemend pelotonscommandant, ook al de Bult Francis Cup in ontvangst nemen. Door nu wederom te winnen gaat de cup voor het zevende achtereenvolgende jaar mee naar Havelte.
Onder druk De gevechtsschietwedstrijd voor tanks wordt als sinds 1956 gehouden. Tijdens deze 51ste editie streden vijf tankpelotons tegen elkaar; twee van 11 Tankbataljon van 13 Mechbrig en drie van 42 Tankbataljon van 43 Mechbrig. De pelotons namen het tegen elkaar op om met een combinatie van snelheid, precisie en vuurleiding zoveel mogelijk doelen te treffen. De vier Leopard A2-6 tanks van het peloton vuurden vanuit een ‘trap 1 opstelling’ (nauwelijks voorbereid, red.) waarbij gelijktijdige en gefaseerde tankdoelen gepresenteerd werden. Presteren onder druk was dan ook een belangrijk wedstrijdelement.
Bonuspunten Alle pelotons schoten een identiek scenario. Een uitgeschakeld tankdoel met het 120 mm kanon leverde 40 punten op. Voor elke omgeschoten doelschijf, die met de coaxiale mitrailleur moest worden geraakt, werden 4 punten vergeven. Daarnaast konden diverse bonuspunten worden gepakt, bijvoorbeeld voor ongebruikte munitie. Van de te verdienen 1100 punten wist het peloton van Van Velzen er 1014 binnen te slepen en behaalde daarmee de overwinning. Het tweede peloton van het Alfa-eskadron schoot daarmee een bijna perfecte battle run: vijftien van zestien tank- en helidoelen en 65 van de tachtig doelen voor de coaxiale mitrailleur werden geraakt. Pelotonscommandant Van Velzen was dan ook uitermate tevreden met het
20
Het winnende peloton resultaat. “We hebben de afgelopen twee weken een hele goede schietserie gedraaid. Dat betaalt zich nu uit tijdens deze wedstrijd. Alle respect voor de schutters. Zij zijn het uiteindelijk die de doelen moeten raken. Daarnaast is het de combinatie van vertrouwen in elkaar en in de capaciteit van de Leopard.” De nummers 2 en 3 in de einduitslag waren respectievelijk het derde en het tweede tankpeloton van het Bravo-eskadron van 42 Tankbataljon.
De zilveren kijker Door elnt Lex van den Ende C-2 VerkPel, 103 VerkEsk Voor de Tankeenheden van de Landmacht staan de schietoefeningen op Bergen-Hohne centraal bij het verhogen van schietvaardigheid, waarbij de welbekende schietwedstrijd genaamd Bult Francis Cup een duidelijk hoogtepunt vormt. Een voertuigcommandant in actie Dit jaarlijkse spektakel trekt altijd een groot aantal bezoekers en aandacht, en is tevens een ideaal moment om als cavaleristen bij elkaar te komen ter verhoging van de esprit du corps. De verkenningseenheden, altijd heimelijk, hebben op het gebied van schietwedstrijden echter de laatste jaren in de schaduw gestaan. Vooral om deze reden was de afgelopen schietoefening van september, SOB III, een keerpunt. Voor het eerst in een aantal jaar vond er weer een schietwedstrijd plaats tussen diverse verkenningsploegen van de Landmacht. Het organiseren van de wedstrijd die ooit de ‘Zilveren Patroon’ heette is voorafgaand aan de SOB opgepakt door enkele enthousiaste stafleden van 103 Verkennings-
moment afzeggen, mogelijk uit angst. Voorafgaand aan de dag van opkomst werd iedere ploeg uitgenodigd op de schietbaan om de uitleg van de regels en de veiligheidsbriefing te ondergaan. Ook kreeg iedere ploeg hierbij de mogelijkheid om de baan te bekijken en eventueel nog laatste vragen aan de wedstrijdleiding te stellen. Om de wedstrijd eerlijk te laten verlopen werden de doelen op de baan pas opgebouwd op het moment dat alle deelnemers en overige aanwezigen vertrokken waren. De wedstrijd zelf werd op stricte wijze gecontroleerd en afgenomen door leden van het SICT (Schiet Instructie en Controle Team), als
Vlaggen van de deelnemende eenheden
eskadron. Plannen werden gemaakt en uitnodigingen verstuurd. Het leuke is dat niet alleen ploegen van de cavalerieeenheden werden geacht mee te doen maar ook bijvoorbeeld ploegen van de pantserinfanterie. De eisen om mee te doen waren vrij simpel; iedere organieke verkenningsploeg uitgerust met twee Fenneks had het recht om deel te nemen. Het was de bedoeling dat er per eskadron of bataljon de beste of meest geschikte ploeg werd geselecteerd om mee te doen. Uiteindelijk bestond de opkomst uit een ploeg van 43 Brigade verkenningseskadron, 42 Tankbataljon, 104 Verkenningseskadron en 103 Verkenningseskadron. De Infanteristen moesten de wedstrijd helaas op laatste
externe factor. Omdat verkenners erom bekend staan vooruitstrevend te denken werd er gekozen voor een zeer spannend scenario dat zich afspeelde in de bush van Congo. De ochtend brak aan, en de eerste ploeg, 43 BVE, mocht het spits afbijten. “Vanuit deze afwachtingslocatie wordt er van uw ploeg verwacht dat de main supply route van vijandelijke rebellen achterin het vak (de schietbaan) zo snel mogelijk in kaart gebracht wordt. Uit informatie afkomstig van onze unmanned aerial vehicle (UAV) de Raven blijkt dat enkele spotters aanwezig zijn in het gebied, die niet zullen twijfelen om een flinke QRF op te roepen van pickups, uitgestegen mannen en een tweetal pantservoertuigen, indien u te dicht
21
Het bevel wordt gegeven aan de ploeg
bij de MSR komt. Ook bij tegenstand gaat u voorwaarts om de opdracht uit te voeren en pas afbreken op mijn bevel.” Na dit korte bevel van de pelotonscommandant kreeg de ploegcommandant enkele momenten om de ploeg in te lichten, verbindingen te controleren en zijn munitie in ontvangst te nemen van het SICT. Aansluitend, voorwaarts! Intussen verbleven de overige ploegen in de afgeschermde afwachtingslocatie, en mochten uiteraard niet met de andere ploegen meekijken of meeluisteren op de radio. Iedere ploeg, afkomstig van een ander soort eenheid voerde de opdracht geheel op eigen manier uit. De ene ploeg wat agressiever, de ander wat meer voorzichtig. De tegenstand was uiteraard iedere keer hetzelfde. Per run kregen de ploegen bijvoorbeeld de kans om vijandelijke spotters op grote afstand onder waarneming te krijgen en te melden. Bij aankomst op de MSR werden de ploegen ‘aangegrepen’ door de QRF, waarop gehandeld moest worden. Een goede sectorverdeling tussen de twee Fenneks was hierbij essentieel. Met behulp van de bestuurder en commandant was het
de kunst voor de schutter om zo snel mogelijk op het doel te schieten en de vijand met zo weinig mogelijk vuurstoten uit te schakelen. De vaardigheden van de bestuurders werden op de proef gesteld tijdens het sprongsgewijs voorwaarts en achterwaarts gaan, en ook de commandanten kregen hun kans om punten te verdienen. De twee vijandelijke pantservoertuigen dienden met behulp van vuursteun, waarbij een correcte melding belangrijk was, en met een Pantserfaust uitgeschakeld te worden. Ook werd er met de C8 vanaf de Fennek geschoten op rebellen te voet. Bij terugkomst werden de overgebleven patronen weer ingeleverd en geteld; ook dit leverde punten op. Het geheel werd afgesloten tijdens een appèl en prijsuitreiking, waarbij de waarde van dit soort bijeenkomsten nog eenmaal herhaald werd en de Zilveren Kijker zelf werd uitgereikt aan de ploeg die de eerste plaats had bemachtigd. Als verkenners zijn we verspreid over de Landmacht bij verschillende soorten eenheden, waaronder ISTAR, de gemechaniseerde brigades en de tankbatajons. Hierbij missen wij vaak de kans om ideeën en ervaringen uit te wisselen, iets wat in de zuinige toekomst mogelijk wel heel erg belangrijk kan zijn. Het opzetten van een dergelijke schietwedstrijd is in mijn ogen juist een mooie gelegenheid om die kans weer op te pakken. Daarnaast is de Zilveren Kijker natuurlijk ook erg goed om een gezond niveau van competitie tussen de verkenningseenheden weer op gang te krijgen. Als commandant van de winnende ploeg, R/G 2e Peloton 103, ben ik dan ook heel trots deze wedstrijd voor het eerst te hebben ondergaan, en ik hoop dat de opkomst van zowel deelnemers als bezoekers de komender jaren zal stijgen.
De winnende ploeg met op de voorgrond de Zilveren kijker en bijbehorende medaille 22
Tankers Bravo-eskadron schieten verzwaard Tijdens de schietserie in Bergen-Hohne, afgelopen september, werd het Bravo-eskadron van 42 Tankbataljon op de proef gesteld met verzwaarde tankschietoefeningen. Door een combinatie van een tactische oefening met schietvaardigheidstrainingen werd het eskadron naar een hoger niveau getild. Het was voor het Bravo-eskadron alweer een aantal jaar geleden dat er verzwarende elementen werden toegevoegd aan een Life Firing Exercise (LFX). “In de huidige samenstelling van het eskadron is dit zelfs nog nooit gedaan”, vertelt tweede luitenant Martijn Turksema, commandant van het 3de Tankpeloton van het Bravo-eskadron. “Dit soort oefeningen behoren eigenlijk gewoon tot het standaard schietprogramma. Maar als tankpeloton kom je pas voor een verzwaring in aanmerking als je op een bepaald niveau zit. De afgelopen periode zaten we hier nog onder, mede als gevolg van de uitzendingen. Gelukkig hebben we nu twee pelotons waarmee we dit soort oefeningen wel kunnen uitvoeren.”
en het wachtlopen.” Vanuit deze situatie wordt plotseling de opdracht gegeven om de vijand aan te grijpen, en dan is het zaak voor de tankers om hun locatie zo snel mogelijk te verlaten en op te rukken richting de schietbaan. Hier nemen de Leopards ogenblikkelijk stelling in, waarna er op de doelen gevuurd wordt. Waar je bij normale schietoefeningen voldoende tijd hebt om je actie voor te bereiden, gaat dat nu in één beweging door. Turksema: “Natuurlijk mogen de tanks vanwege de veiligheid pas geladen worden als zij op de schietbaan staan.”
Uitdaging Verzwaard schieten brengt dus een aantal extra uitdagingen met zich mee. Voor de pelotonscommandant en zijn plaatsvervanger betekent dit een zorgvuldige coördinatie van de aanval en het nemen van snelle beslissingen. Bijvoorbeeld bij het herverdelen van de aanvalssectoren als er plotseling een Leopard uitvalt. Maar ook de toevoeging van het tactische deel brengt onverwachtse zaken mee. Bijvoorbeeld bij het doorhalen van een schietbuis met een enorme tankpompstok terwijl je in een dicht bos staat. Dan is de ruimte beperkt en staat er altijd wel ergens een boom in de weg.
Tactisch
NBC
Bij reguliere schietoefeningen betrekken de Leopard 2A6 tanks over het algemeen in alle rust een opstelling op de schietbaan. Vervolgens komen de doelen omhoog en wordt de schietoefening afgewerkt. Bij verzwaard schieten wordt er echter een tactisch plaatje aan de schiettraining toegevoegd. “Dat betekent dat de pelotons voorafgaand elders op het oefenterrein verdekt staan opgesteld in een verzamelgebied. Net als bij een Field Training Exercise (FTX) is het dan ook belangrijk om alle tactische aspecten goed uit te voeren; de beveiliging van de locatie, de overnachting in het veld
Maar het verzwaard oefenen had nog meer verrassingen in petto. Zo werd een NBC-aanval gesimuleerd, waarbij er geschoten moest worden met het NBC-masker op en alle luiken van de Leopard gesloten. Het maakte het waarnemen van de doelen een stuk lastiger, en ook het praten over de radio door het masker heen bleek geen pretje. Terugkijkend op de verzwaarde schietoefeningen is Turksema tevreden: “Het was een mooie training met een behoorlijke leercurve. We hebben de doelstellingen gehaald. Nu is het zaak om dit niveau vast te houden.”
23
‘We zijn operationeel inzetbaar, met en zonder tanks’
Oefening “Orange Control”
42 Tankbataljon trainde tijdens de oefening Orange Control vooral het uitgestegen optreden. “We hebben laten zien dat we niet alleen tankers zijn. We hebben ook een tweede taak. We zijn operationeel inzetbaar, met en zonder tanks”, aldus tweede luitenant Martijn Turksema. Het Gefechts Übungs-Zentrum (Guz) Altmark, dat zo’n twintig kilometer ten noorden van Magdenburg ligt, vormde van 28 juni tot en met 9 juli het decor voor de oefening Orange Control van 42 Tankbataljon en de Bravocompagnie van 44 Pantserinfanteriebataljon. Het Duitse oefenterrein werd omgedoopt in ‘Mittelland’, waar tot 2006 een burgeroorlog woede tussen de delen Oderland en Rheinland. Er werd een gedemilitariseerde zone ingesteld, waar waarnemers van
Om de wapensmokkel in Mittelland aan te pakken, heeft een peloton van het Alfa-eskadron van 42 Tankbataljon een Mobile Checkpoint (MCP) ingericht op de hoofdweg van Salchau naar Dehrenstadt. Om naderende voertuigen te laten vertragen, staan aan beide kanten van de weg Leopardtanks opgesteld en zijn concertina’s aangelegd.
Op de Forward Operation Base (FOB) Guz Green worden de laatste zaken voor de inrichting van het MCP doorgesproken. Pelotonscommandant, tweede luitenant Sebastiaan van Velzen draagt zijn mannen op om te letten op voertuigen ‘die zwaar in de vering hangen’ en te letten op het gedrag van bestuurders. Enige tijd nadat het MCP is ingericht, komt er een voertuig aangereden. De bestuurder van het voertuig wordt na een korte ondervraging verzocht uit te stappen en zelf de deuren en laadruimtes te openen. Van Velzen: “Als iemand twijfelt, is het mis.” De situatie is echter in orde en de bestuurder mag zijn weg vervolgen. Bij het MCP arriveert een auto die is aangemerkt als ‘verdacht’. Een peloton van het Bravo-eskadron is namelijk, vanuit een soortgelijke auto, onder vuur genomen tijdens een patrouille in het dorp Salchau. De bestuurder en twee passagiers worden apart gefouilleerd en ondervraagd terwijl het voertuig wordt doorzocht. 24
de VN toezicht hielden. Toen bleek dat Oderland zich niet aan de VN-resoluties hield, werd in 2009 een NATO-missie gestart, waarbij onder andere eenheden van 42 Tankbataljon en 44 Pantserinfanteriebataljon van 43 Gemechaniseerde Brigade werden ingezet. Orange Control bood de tankers volgens Turksema ‘veel leermomenten’. Het was wel even wennen. Er werden namelijk bijna geen Leopardtanks ingezet. “Dat was ook de mindset van deze oefening: het beoefenen van het uitgestegen optreden”, aldus Turksema. In de auto worden wapens aangetroffen en de drie mannen worden geïdentificeerd als de daders van de aanval op het Bravo-eskadron.
Een fotoreportage:
Een peloton van de Bravocompagnie van 44 Pantserinfanteriebataljon is onderweg naar het dorp Hillersleben om het eerste contact met de inwoners te maken. Volgens pelotonscommandant, eerste luitenant Herman Tol willen de NATO troepen ‘open zijn naar de bevolking’. Door contact met de burgers te onderhouden wordt volgens Tol ook de bewegingsvrijheid van extremistische groeperingen ingeperkt.
Vrijwel direct nadat het peloton te voet Hillersleben is binnengetrokken, wordt contact gemaakt met de burgermeester. Luitenant Tol legt uit waarom de militairen het dorp bezoeken. Het ‘first contact’ is volgens Tol volgens plan verlopen: “De burgermeester lijkt welwillend en er is een officieel bezoek gepland.” Ook hebben de militairen ‘een stukje sfeer onder de bevolking kunnen proeven’.
In het dorp Salchau is al vaker contact geweest met de inwoners. Volgens wachtmeester Jennyson Trinidad van het Bravo-eskadron van 42 Tankbataljon zijn de indrukken positief: “Onze aanwezigheid wordt op prijs gesteld.” Met een tweede patrouille door het dorp willen de tankers een beter beeld krijgen van het aantal inwoners en de infrastructuur. Bij een woning treffen de tankers twee burgers aan die de militairen vriendelijk en behulpzaam te woord staan.
Bij voortzetting van de patrouille in het dorp Salchau wordt in de verte een auto gespot. De auto staat verdacht opgesteld, dus houdt het peloton staande en wordt de situatie verkend. Enkele seconden later worden de tankers vanuit de auto beschoten. De militairen krijgen ondersteuning van de eigen voertuigen en de auto slaat op de vlucht. De gegevens worden geregistreerd waardoor de daders en het voertuig de volgende dag bij het MCP aangehouden kunnen worden. 25
De Centuriontank, product van twee concepten Door lkol b.d. Bert Schoemaker, medewerker MNC
In de grote hal van het Landsverkgebouw staat een exemplaar van de Britse Centurion. De opgestelde tank is weliswaar van een modernere versie dan die, die in 1953 bij de cavalerie instroomden, echter de basis is die van het concept uit 1943.
Over de ontwikkeling die destijds leidde tot de productie van de Centurion kan het volgende worden gezegd. Vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog vond er tussen enerzijds de Geallieerden en anderzijds de As-mogendheden (Duitsland, Italië en Japan) een wapenwedloop plaats. Bij tanks kwam dat tot uiting door een vicieuze cirkel tussen een steeds zwaardere bepantsering en een steeds krachtiger (hoofd)bewapening.
casseren, diende de bepantsering vier inch dik te zijn. De A 4 1 mocht daarbij toch niet zwaarder wegen dan veertig ton. Met het management bij het ontwerpen van tanks was het in die tijd niet al te best gesteld. De ontwikkeling van de verschillende componenten werd door tijdgebrek niet permanent begeleid en geïntegreerd. Men liet de verschillende industrieën de onderdelen eerst (uit)ontwikkelen en probeerde ze daarna samen te voegen tot één voertuig, in casu wapensysteem.
De Britse tankmodellen uit het begin van de oorlog, die toch al vrij matig waren doordat ze te haastig in productie genomen werden, dreigden totaal verouderd te raken. In 1942 werd daarom op aanwijzing van de Britse ‘Tank Board’ aan een moderniseringsproject begonnen dat voorzag in de ontwikkeling van twee nieuwe typen tanks. Twee typen, omdat men daar vasthield aan de taakverdeling tussen lichtere mobiele cavalerietanks (Cruiser-tanks) en zwaardere (trage) ‘infanterietanks’: later de A 4 1 Cruiser en de A 4 5 genoemd. Omdat de al eerder lopende projecten hopeloos onderhoudsgevoelig waren gebleken, kreeg mechanische betrouwbaarheid op grond van de eisen van de ‘General Staff’ een absolute prioriteit. In juli 1943 werd de bouw van een aantal prototypen volgens een ontwerp van het ‘Department of Tank Design’ goedgekeurd. Eerst in november 1943 kreeg het project de naam A 4 1. Volgens de eisen van het ‘War Office’ moest dit type het krachtige Britse 76,2 mm /17-pounder kanon kunnen dragen. Om zelf een rechtinkomende treffer van het 88mm L/56 kanon van de Duitse Tiger I tank te kunnen in-
26
Rolls Royce Meteor 650 HP
Centurions op de Leusderheide, 1974
Omdat men er zelden in slaagde binnen de specificaties te blijven, lukte het nooit om van de diverse onderdelen/ componenten direct één werkend geheel te maken. Zo bleek het ook nu onmogelijk om de gewenste/vereiste eigenschappen, zoals zware bepantsering, een krachtige motor en een krachtig (groot) kanon te verenigen in een totaalsysteem (tank) met een gewicht van maximaal veertig ton. In het verleden had men dit soort discrepanties op typische wijze opgelost door dan uiteindelijk toch maar een zwakker/lichter kanon toe te passen, waardoor de geschutskoepel minder breed/zwaar hoefde te zijn en de hele tank dus lichter kon worden. Deze keer vond men echter een andere oplossing. Omdat het in 1944 al overduidelijk geworden was dat het eerdere onderscheid tussen cavalerie- en infanterietanks niet meer overeenstemde met de moderne tactische inzichten, voegde men in februari 1944 het A 4 1-project samen met de specificaties van de A 4 5. Zo werd het een ‘Universal Tank’ of, in de woorden van Bernard Montgomery, een ‘Capital Tank’. Die tank had bijvoorbeeld niet langer het Christie-loopwerk van de Cruisertanks en mocht een gewicht hebben van vijftig ton.
In mei 1944 werden er twintig voorserie-tanks besteld, waarvan er in april 1945 zes klaar waren. Deze werden nog naar Duitsland verscheept, maar waren te laat om daar aan de gevechten deel te nemen. Ondertussen werd de massaproductie van de tank al voorbereid, nu met een eigen naam: de ‘Centurion Mark I ‘, waarvan er door de Britten in eerste aanleg honderd besteld werden en die afgeleverd zouden worden in 1946 en 1947. Hoewel het er in de conceptuele fase niet naar uit had gezien dat het een succes zou worden, zijn er in totaal 4423 Centuriontanks (tot 1962) geproduceerd. Landen die, naast de Britten, de Centurion in de bewapening opnamen waren: Denemarken, Canada, Australië, India, Israël, Jordanië, Zweden, Zwitserland, Zuid-Afrika en Nederland. In de periode 1953-1958 ontving de Nederlandse Cavalerie 662 Centuriontanks (type MKIII / VII / 20 pdr) en 66 Centurion bergingstanks (ARV Mk II). In de periode 1968-1987 werden de Centurions bij de Nederlandse Cavalerie fasegewijs afgestoten en vervangen door de Duitse Leopard 1 en 2.
27
Een cavalerist in Noorwegen Door lkol Peter Teeuw, Nederlands Defensie Attaché in Oslo. Jaren heeft de Marine de functie van Nederlandse Defensie Attaché (DEFAT) Scandinavië met als standplaats Oslo vervuld. De activiteiten van het varende deel van de Nederlandse Marine in de Noorse -, Deense - en Zweedse wateren, en de wintertrainingen van het Korps Mariniers waren de belangrijkste redenen een Marine officier als DEFAT in Scandinavië te hebben. Sinds 2009 wordt de functie van DEFAT Scandinavië door een officier van het Commando Landstrijdkrachten vervuld. In dit artikel, dat ik op persoonlijke titel heb geschreven, ga ik in op de werkzaamheden van een DEFAT en verklaar het belang van de aanwezigheid van een Nederlandse DEFAT in Scandinavië. Dit belang leg ik uit door de politieke en vooral militaire situatie in Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland te schetsen, de landen waar de Nederlandse DEFAT in Oslo voor geaccrediteerd is. Daar Noorwegen een groter belang voor Nederland heeft, ga ik veel uitgebreider in op Noorwegen. De vergaande samenwerking1 tussen de Noorse- en de Nederlandse landmachten is de voornaamste reden waarom het Commando Landstrijdkrachten momenteel de DEFAT in Oslo levert. Hoewel de Nederlandse Marine nog steeds actief is in de Scandinavische wateren, is de Landmacht vooral zeer actief met de Noren. Een goede reden een DEFAT ter plekke te hebben om die belangen van het krijgsmachtsdeel dat het meest actief is in Scandinavië te behartigen. Voorstaande neemt overigens niet weg dat de DEFAT in Oslo ook de belangen van de andere krijgsmachtdelen vertegenwoordigt en zeker niet als landmachtattaché gezien mag worden. Een Nederlandse DEFAT wordt aangestuurd door de Sous Chef Internationale Militaire Samenwerking (SCIMS) van de Defensiestaf. De Chef de Post (ambassadeur) van de ambassade waar de DEFAT werkzaam is vertegenwoordigt de Nederlandse regering en heeft daardoor invloed op de werkzaamheden van de DEFAT. Een DEFAT wordt over het algemeen ter zijde gestaan door een assistent DEFAT, een onderofficier van bij voorkeur een ander krijgsmachtdeel. De hoofdtaken van een DEFAT kunnen als volgt worden ingedeeld: • Senior National Representative (SNR). Als vertegen woordiger van de Commandant der Strijdkrachten is de DEFAT vaak de hoogste in rang aanwezige Nederlandse militair in een land. In Scandinavië is DEFAT Oslo SNR en heeft hij in nauwe samenwerking met Commandant 28
• • •
Diensten Centrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD), de administratieve verantwoordelijk voor het gros van de Nederlandse militairen geplaatst in de regio. Het mogelijk maken van bezoeken, oefeningen, gebruik van water- en luchtwegen voor Nederlandse Defensie eenheden en militairen. Oefenen in een ander land, varen door territoriale wateren, en vliegen door andermans luchtruim dient, evenals bezoeken, vooraf te worden aangemeld om de soevereiniteit van de landen waar deze activiteiten plaatsvinden niet te schaden. Het volgen van Defensie- en politieke ontwikkelingen, zoals lange termijnplannen en projecten, om aanknooppunten voor samenwerking, zoals gezamenlijke inzet of materieelverwerving, te identificeren. De schakel tussen de respectievelijke Defensieorganisaties om op deze wijze bezoeken en informatie-uitwisseling mogelijk te maken.
Voorgenoemde taken zijn in detail beschreven in een activiteitenplan dat per jaar door de Commandant der Strijdkrachten wordt vastgesteld. Per land is er een relatieplan wat weergeeft wat het belang voor de Nederlandse Defensie van het betreffende land is. Om invulling te kunnen geven aan zijn taken is een uitgebreid netwerk voor een DEFAT onmisbaar. Daarom is het aanwezig zijn op recepties en bij andere sociale activiteiten voor de DEFAT van belang. De Ministeries van Defensie en de krijgsmachtsdelen van de landen van accreditatie organiseren veel voorlichtingssessies en reizen, waarop uitleg wordt gegeven over eenheden, materieel en beleid. Accreditatie voor vier landen betekent veel reizen. Alleen al binnen Noorwegen zijn de afstanden groot. Om een beeld te geven; de afstand Oslo (waar het Noorse Ministerie van Defensie is gehuisvest) naar Bardufoss
1
Army Cooperation Initiative
(Noorse Landmachtstaf) is verder dan van Amsterdam naar Oslo! Het is niet mogelijk concreet te beschrijven waar DEFAT Oslo zich precies mee bezig houdt. Dat gaat te ver en zou tot een weinig leesbaar verhaal leiden. Door een beeld te schetsen van de karakteristieken en Defensiesituatie in de landen van accreditatie hoop ik weer te kunnen geven waar de DEFAT zich op richt, daar liggen immers de (mogelijke) aanknooppunten voor de Nederlandse Defensie. Noorwegen diep ik, omdat dit een voorkeursland voor de Nederlandse Defensie is, verder uit. Voor Zweden, Denemarken en Finland beschrijf ik op hoofdlijnen.
Noorwegen Om combined optreden mogelijk te maken en om zo efficiënt mogelijk te zijn, werkt de krijgsmacht niet alleen gedurende operaties met andere landen samen. Militaire samenwerking met Groot-Brittannië, Duitsland en Amerika is ons allen bekend. Minder bekend is de militaire samenwerking tussen Noorwegen en Nederland. Bijna iedereen weet dat het Korps Mariniers nagenoeg ieder jaar in Noorwegen oefenen en dat de luchtmacht regelmatig in Noorwegen traint. De Koninklijke Landmacht echter is veel verder gegaan en heeft gekozen voor een structurele vorm van samenwerking met de Noorse landmacht, genaamd het Army Co-Operation Initiative, kortweg ACI. Ik ga in dit artikel niet in op het ACI, een mooi onderwerp voor een volgend artikel, wel leg ik hieronder uit waarom deze samenwerking met Noorwegen van belang is. Het schetsen van de internationale positie van Noorwegen en het Noorse veiligheidsbeleid zijn hierbij van belang. Politiek en economisch gezien is Noorwegen een land van belang. De meer dan 2.000 kilometer lange kustlijn maakt de oceaan voor de Noorse kust tot een economisch wingebied. Sinds de jaren 70 wordt daar olie en gas gewonnen waardoor Noorwegen in korte tijd niet alleen zeer welvarend is geworden, maar tevens een enorme economische importantie voor Europa en Amerika heeft gekregen. De in de Noorse wateren aanwezige visvoorraden zijn daarnaast
van grote waarde. Langs de Noorse kust lopen voor Rusland en de Verenigde Staten belangrijke zeeroutes. De aan deze zeeroutes liggende havens hebben sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, en daardoor het verlies van havens aan de Baltische - en de Zwarte Zee, voor Rusland een nog grotere betekenis gekregen. Bovendien is door de toename van export van Russisch olie en gas, de behoefte aan betrouwbare zeeroutes aanzienlijk gestegen. Voor de Verenigde Staten en de Europese landen zijn en worden de nieuwe zeeroutes van belang om met deze Russische grondstoffen onafhankelijk(er) van het Midden-Oosten te kunnen zijn, en de vaartijden naar Japan en het verre Oosten te verkorten. Door het smelten van het Noordpoolijs is het al verschillende maanden per jaar mogelijk via zo genaamde noordoostelijke passage (noord van Rusland) naar Japan te varen. Hierdoor wordt 40% tijd en dus geld bespaard. Via de noordwestelijke passage (noord van Canada) naar Amerika gaat 30% sneller dan op de ‘oude’ wijze. Bij het volledig smelten van de Noordpool wordt de zgn. ‘Transpolar’ route toegankelijk, onvoorstelbare natuurlijke bronnen worden toegankelijk en de zeeroutes worden nog korter. Bovendien wordt de scheepvaart op die zeeroutes niet door piraten geplaagd. De strategische ligging van Noorwegen zal in de toekomst dus alleen maar toenemen. Het economische gewicht van Noorwegen, en de in ogen van velen natuurlijke onafhankelijkheid, maken Noorwegen een politieke zwaargewicht. Bij veel crisissen wordt de Noorse diplomatie en politiek in stelling gebracht om oplossingen te vinden. Dat Noorwegen de VN zeer hoog in het vaandel heeft staan, draagt hier zeker toe bij. Het feit dat Noorwegen geen lid is van de Europese Unie (EU) wordt door het merendeel van de Noren nog steeds als positief ervaren en is geen belemmering voor de groei van de Noorse economie en de internationale politieke effectiviteit. De financiële crisis, waardoor Noorwegen nagenoeg niet getroffen is, heeft in de ogen van de Noorse EU tegenstanders bewezen dat Noorwegen goed zonder de EU kan. Wel dient opgemerkt te worden dat Noorwegen beter en sneller dan menig ander EU-land de EU-regels implementeert en naleeft. De Noorse EU voorstanders gebruiken dit als argument om aan te geven dat je dan beter lid kunt worden omdat je dan ook mee kunt beslissen, iets wat nu niet het geval is. Na twee referendums zijn de Noorse tegenstanders van Noorwegen in de EU nog steeds in de meerderheid. De Noorse buitenlandse politiek bepaalt natuurlijk ook de inrichting en inzet van het militaire apparaat. Noorwegen levert bijna traditioneel een forse bijdrage aan (VN) vredesoperaties. De krijgsmacht doet dit zowel met waarnemers, eenheden als met het leveren van (tijdelijk gedemilitariseerde) specialisten in Noorse non-gouvernementele organisaties. Als NAVO-partner heeft Noorwegen tijdens de Koude Oorlog een groot leger op de been gehouden, zeker gezien de omvang van zijn bevolking en het geringe economische potentieel dat het tot de jaren zeventig had. Hieraan heeft natuurlijk de dreiging die uitging van een landsgrens met de Sovjet-Unie stimulerend gewerkt. Deze dreiging heeft
29
ertoe geleid dat Noorwegen na de val van de muur zijn hoofdinspanning bleef richten op de verdediging van de landsgrenzen. Nu deze grens een EU / Schengen grens is, wordt de bewaking van deze grens op een bijna even nauwkeurige wijze als tijdens de Koude Oorlog door de Noorse krijgsmacht uitgevoerd. Pas in 2001 werd er besloten dat de Noorse krijgsmacht om te vormen. De krijgsmacht moest flexibeler worden, aangepast aan de nieuwe NAVOdoctrine, en meer gericht op expeditionair optreden. Ondanks dat Noorwegen nog steeds de dienstplicht kent, is de Noorse Defensie relatief gezien zeer actief in internationale operaties. De politieke voorkeur gaat hierbij uit naar door de VN goedgekeurde inzet. Momenteel is Noorwegen met ruim 500 militairen actief in ISAF en met rond de 100 individuele militairen in kleinere missies in Afrika, het Midden-Oosten en de Balkan. De Noorse Defensie heeft maar beperkt mee kunnen genieten van de rijkdom van het land. Het zijn vooral de Noorse Marine (nieuwe fregatten, nieuwe korvetten en een uitgebreide moderne kustwacht) de Noorse Luchtmacht (JSF staat niet ter discussie, nieuwe Hercules Transportvliegtuigen, en de NH-90 helikopter) die het minst hebben geleden onder het steeds kleiner wordende besteedbare deel van het Noorse Defensiebudget. De Noorse Landmacht is sinds 1990 met 93% gekrompen en daarmee naar mijn mening onder het minimale niveau gekomen voor een landmacht die zelfstandig moet kunnen optreden. De huidige Noorse brigade ‘Nord’, waar drie dienstplichtige manoeuvrebataljons en een beroeps manoeuvrebataljon (Telemark bataljon) deel van uitmaken, is simpelweg te klein van betekenis. Het Noorse Landmacht ISTARbataljon, een zeer goede samenwerkingspartner van 103 (NLD) Joint ISTAR command, en de Noorse Special Forces, zijn beroeps eenheden van niveau. Ondanks volume is de Noorse Landmacht een voor de Nederlandse Landmacht belangrijke partner. De oefenmogelijkheden in Noorwegen, technische ontwikkelingen binnen de Noorse Landmacht, en vergelijkbaar materieel zijn hiervoor de
30
belangrijkste redenen. Binnen het F-16 samenwerkingsverband EPAF (European Participating Air Forces), werkt de Nederlandse Luchtmacht goed samen met de Noorse Luchtmacht. In Noorwegen werken, inclusief de Nederlanders op het NATO Joint Warfare Centre (JWC) in Stavanger en op de ambassade, ongeveer twintig Nederlandse militairen. Hoewel de activiteiten van CZSK in Noorwegen de laatste jaren af zijn genomen zijn er nog regelmatig Nederlandse Marine schepen in Noorse havens te vinden, is het Korps Mariniers in 2011 weer aanwezig voor haar wintertraining in het bekende Harstad en vaart er een Nederlandse Marineuitwisselingsofficier op een Noors fregat.
Zweden Zweden is lid van de EU en Partnership for Peace (PfP) lid van de NAVO. Het niet volledig lid zijn van de NAVO staan zaken als interoperabiliteit en loyaliteit aan de NAVO niet in de weg. Gaf ik eerder aan dat Noorwegen mogelijk het beste jongetje uit de ‘EU klas’ is als het over naleving en implementatie van EU regels gaat, voor Zweden kan hetzelfde worden gezegd als het over NAVO-zaken gaat. Zeer precies en gedegen worden NAVO-STANAGS en andere richtlijnen geïmplementeerd. Zweden probeert al enige jaren het beeld van neutraliteit, dat vooral tijdens de Tweede Wereld – en Koude Oorlog is opgebouwd, van zich af te schudden. Werd in die tijd veiligheid gezocht in neutraliteit, nu zoekt Zweden haar veiligheid in samenwerking en expeditionair optreden. Mede hierdoor is de dienstplicht in Zweden in juni 2010 afgeschaft om dit expeditionaire optreden mogelijk te kunnen maken. Zweden is een ‘kartrekker’ op militair gebied binnen de EU (EU battle-groups) en daarnaast een actieve deelnemer aan NAVO-operaties. In juli
2010 waren er 950 Zweedse militairen uitgezonden. De Zweedse Defensie is jaren actief in Pakistan, Korea, Nepal, Kosovo en met een groot contingent in Afghanistan. Het belang van de Nederlandse Marine in Zweden lijkt toe te gaan nemen door de deelname van de Zweden aan antipiraterij-operaties. Hier wordt door bijde marines veel samengewerkt, waarbij tevens vergelijkbare marinematerieelbehoeften ontstaan. Voor de Nederlandse Landmacht is met name de Zweedse Defensie industrie van belang waarbij de CV-9035 een van de meest in het oog springende voorbeelden is. Dezelfde Zweedse Defensie industrie zorgt ervoor dat de Zweedse Defensie niet geïnteresseerd is in de JSF of de Eurofighter. De Zweden hebben hun Saab Gripen, een Zweeds gevechtsvliegtuig wat prima geschikt is voor de Zweedse luchtmachtbehoeften.
Denemarken Er wordt wel eens vergeten dat Denemarken groter is dan alleen dat deel tussen Duitsland en Noorwegen. De Faeröereilanden en Groenland maken ook deel uit van het Deense Koninkrijk. Het Deense grondgebied is hiermee erg groot. Hoewel de Deense economie niet in dezelfde mate als de Noorse economie afhankelijk is van olie, gas en vis uit de wateren rond Denemarken, zetten de Denen veel ‘geld’ op de gebieden die mogelijk vrijkomen door het smelten van het Noordpool ijs. De Denen hebben net al de Russen, Amerikanen, Canadezen en Noren aanspraak gemaakt op gebieden onder het poolijs met de hoop hier olie en gas te kunnen winnen. De Deense economische mogelijkheden liggen hiermee vooral in de nabije toekomst. Denemarken is zowel EU- als NAVO-lid. Het lidmaatschap van de EU heeft weliswaar een kanttekening. In 1992 ondertekende Denemarken het EU-verdrag van Maastricht met de zogenaamde ‘military opt-out’ de mogelijkheid militair zelfstandig te blijven. Hierdoor doet Denemarken niet mee aan EU-(militaire) operaties. Binnen de NAVO is Denemarken wel zeer actief en een gerespecteerd partner. Denemarken is zeer actief op de Balkan en in Zuid-Afghanistan (ISAF) waar ze met een relatief groot contingent van 500 Denen al zeer veel verliezen hebben geleden. In oktober 2010 stond de trieste teller op 37 Deense doden. Net als Zweden is Denemarken een van de landen die zeer actief is antipiraterij operaties voor de kust van Somalië. Denemarken beperkt zich echter tot deelname een NAVO operatie ‘Ocean Shield’. De Deense deelname aan ISAF heeft grote gevolgen gehad voor de Deense Defensie. De alsmaar stijgende kosten van deelname aan vooral de ISAF-missie, heeft de Deense Defensie gedwongen vergaande keuzes te maken over de inrichting van haar organisatie. Zo hebben de Denen bijvoorbeeld de voor Denemarken zeer belangrijke onderzeeboten moeten afstoten. De Deense landmacht beschikt op korte termijn niet meer over artillerie. Hetzelfde onder druk staande Deense Defensiebudget zorgt er voor dat de Deense politici zich voorzichtig uitlaten over de JSF als opvolger voor de Deense F-16.
Finland De Finse geschiedenis is nog steeds bepalend voor de Finse inrichting van hun defensieorganisatie en het Finse veiligheidsbeleid. Tot tweemaal toe, met enorme verliezen en gevolgen, stonden de Finnen er alleen voor toen ze hun Russische buurman van zich af moesten houden. Eerst tijdens de Finse Winteroorlog (1939-1940 tegen de Sovjet Unie) en vervolgens tijdens de Tweede Wereldoorlog (met en tegen de Duitsers), voelden de Finnen zich in de steek gelaten. Beiden oorlogen hebben tot enorme Finse verliezen en het opgeven van Fins grondgebied geleid. De Finnen zal zoiets nooit meer overkomen. Hierom houden ze, met een bevolking van 5,3 miljoen inwoners, een enorme defensieorganisatie op de been: 320.000 man! Natuurlijk dienstplichtig en het gros is mobilisabel, maar er wordt veel geoefend door de reservisten en er is bijna geen Fin die geen rol bij Defensie heeft. Het materieel waar de Finnen over beschikken is in ogen van velen nogal ‘zwaar’, maar voor de Finse Defensie precies wat ze nodig hebben om duidelijk te maken dat er niet met ze te spotten valt. De Finnen beschikken over veel zwaar gepantserd materieel, zoals (veel) tanks, waaronder de Leopard 2A4, maar ook de (voormalig Nederlandse) MLRS en zeer veel artillerie, een behoorlijke luchtmacht met o.a. de Amerikaanse straaljager F-18 Hornet, en een Marine die vooral op zeemijngebied goed is uitgerust. Finland is NAVO PfP lid en lid van de EU. Finland draagt net als de andere Scandinavische landen actief bij aan internationale VN-, EU- en NAVO-operaties. De Nederlandse Landmacht werkt in 2010-2011 voor de tweede maal samen met de Finnen binnen de EU-battlegroup, de snel inzetbare EU-eenheid. Vanaf 2011 is Finland ook actief in antipiraterij-operaties voor de kust van de Hoorn van Afrika.
31
Scandinavische Defensie samenwerking - NORDEFCO De Noorse oud-minister van Buitenlandse Zaken en van Defensie Dhr. Thorvald Stoltenberg is in juni 2008 door collega’s van de vijf Noordelijke landen, IJsland, Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland gevraagd voortstellen te doen voor een nauwere samenwerking op het gebied van veiligheid tussen de betrokken landen. Kleiner wordende defensieorganisaties met een toenemende regionale verantwoordelijkheid en stijgende kosten van de respectievelijke defensieorganisaties en de benodigde hardware lagen hieraan ten grondslag. Het door Stoltenberg gepresenteerde rapport heeft geresulteerd in een samenwerkingsovereenkomst tussen voorgenoemde landen genaamd ‘het Stoltenberg akkoord’. Met het Stoltenberg akkoord werd een belangrijke stap voorwaarts gezet in regionale samenwerking op veiligheidgebied. In oktober 2009 besloten ze nog een stap verder te gaan. Door een verfijning van de doelstellingen is een memorandum of understanding genaamd NORDEFCO (Report on Nordic Cooperation in Foreign and Security Policy) tot stand gekomen. Het in december 2009 ondertekende NORDEFCO rangschikt alle bestaande en toekomstige samenwerking in een overkoepelend model en moet leiden tot betere samenwerking op het gebied van nationale verdediging, international crisismanagement, aan defensiegerelateerde Sector Security Reform (SSR), en moet een lange termijnoplossing voor deze verbeteringen bieden. Al bestaande bilaterale afspraken tussen Noorwegen, Zweden en Finland met Litouwen, Letland en Estland geven deze landen mede hierdoor een groter gevoel voor veiligheid dan via de NAVO alleen. Tot nu toe heeft de NORDEFCO-samenwerking laten zien dat er toekomst in zit. Op niet al te lange termijn zullen gevechtsvliegtuigen en schepen van de NORDEFCO-landen elkaars territorium bewaken. In Scandinavië zien we dan dat Russische vliegtuigen die onaangekondigd het luchtruim binnen vliegen niet aan de
32
grens hoeven te worden overgedragen aan de luchtmacht van het buurland, zoals in Europa nog steeds het geval is. Het vliegtuig of schip dat onderschept, begeleidt en/of stopt, onderzoekt namens alle NORDEFCO landen. Voor kustwachttaken en visserij-inspecties gaan ze hetzelfde zien; een enorme stap voorwaart in efficiëntie. De voorwaarden om tot gemeenschappelijke materieelverwerving binnen NORDEFCO te komen wordt ingevuld door in de beleidsfasen van de grote materieelprojecten uitgebreid met elkaar te overleggen waardoor vooraf al op hoofdlijnen overeenstemming bereikt kan worden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld NAVO-samenwerking word NORDEFCO niet gehinderd door lidstaten met verschillende nationale agenda’s die daardoor samenwerking enorm vertragen of zelfs stoppen. Bij een steeds kleiner wordende Nederlands defensiebudget liggen bijvoorbeeld bij aansluiting bij NORDEFCO goede kansen voor de Nederlandse Defensie. Met bovenstaand beschrijving van de Scandinavische landen heb ik weergegeven waar de aanknopingspunten liggen met de Nederlandse Defensie. Net als in moderne operaties kan ook dit niet los worden gezien van economische en politieke verbanden. Bij dit laatste heb ik me moeten beperken tot Noorwegen. Ik heb met de beschrijving per land een beeld geprobeerd te schetsen van de ontwikkelingen die door de DEFAT Oslo in Scandi-navië gevolgd worden. Tevens hoop ik meer duidelijkheid te hebben gegeven over de algemene werkzaamheden van een Defensie Attaché. Volgende keer meer over voornamelijk de samenwerking tussen de Noorse- en de Nederlandse Landmachten.
Van SROC tot CTU Door res-maj Rob Evers
Redactie: de carrière van een reserveofficier kan soms zeer afwisselend zijn. In dit artikel aandacht voor de res-maj Rob Evers. Hij maakt ons deelgenoot van zijn motivatie en ervaringen als actief reservist in Uruzgan. Als beginnend reservist werd ik ooit voorbereid op een tankslag op de Noord-Duitse laagvlakte. In het geval dat je die zou overleven, was je getraind om te exfiltreren. Overleven met een lichte tank AMX- 13. Een kans die gelijk stond aan de lotto winnen. Ik was een van de laatste die met deze rupsen heeft gewerkt als pelotonscommandant van een gemengd (105 mm en TOW) antitankpeloton van een PAATCIE (Pantser Anti Tank Compagnie). Opgeleid bij de SROC (School Reserve Officieren Cavalerie) en ingedeeld bij een infanterie-eenheid. Dertig jaar later ben ik niet op de Noord-Duitse laagvlakte maar in Zuidelijk Azië. De weinige overeenkomsten tussen het slagveld van toen en nu is de TOW en de A10 Thunderbolt. Het verschil is scherp. En dan heb ik het niet alleen over de munitie. Dertig jaar geleden werd ik ‘bewust’ reservist. Maar totaal onbewust van het feit waar een dergelijke positie mij ooit zou brengen, laat staan in welke rol. Nu ben ik liaisonofficier van de RDTF (Redeployment Taskforce) naar de CTU, de Combined Task Force Uruzgan, bestaande uit Amerikanen en Australiërs.
Hoe loopt nu zo´n reservistencarrière? Vooral buiten de krijgsmacht. Je bent vooral gewild vanwege de competenties die je in het bedrijfsleven of een andere civiele omgeving hebt verworven. Met de onmisbare militaire basis die je regelmatig verfrist, oppoetst en waar nodig verdiept. Bewust een actief reservist zijn begon met vechten voor je herhalingsoefeningen. Er zijn maar weinig werkgevers die begrip hebben voor je ‘avonturen’. Na mijn eerste oefening (de destijds gebruikte term voor de dienstplicht) duurde het zeven jaar voordat ik weer in actie kwam. Waarom? Simpel, de AMX was uit de bewapening en speelde geen rol meer bij de herhalingsoefeningen. Daar liet ik het niet bij zitten. Ik klom in de telefoon om te vernemen hoe de kansen nog waren voor een goed opgeleide SROC-er! Het bureau ‘Reservisten’ had de K-cursus in de aanbieding. Waar ik direct ja tegen zei, maar vervolgens een veldslag moest leveren met mijn werkgever om die drie weken ertussen uit te gaan. De oefening zelf was minder spannend, het ging om objectbewaking van vitale installaties, zoals energiecentrales. Pas veel later bleek deze inzet juist weer goed van pas te komen. Gedurende de jaren
negentig was de krijgsmacht in een reorganisatie, die meer dan een decennium leek te duren. Ondertussen kreeg mijn civiele loopbaan een internationale en een ondernemende dimensie. Daarnaast leek de reservist definitief uitgerangeerd. Tot bleek dat ook het militaire bedrijf zich aan het internationaliseren was en zelfs het ondernemerspad op de stafkaarten aan het intekenen was.
Wat was de (r)evolutie? Inmiddels waren we een internationaal inzetbare krijgsmacht geworden. Op de Balkan werd weliswaar in militair opzicht vooruitgang geboekt, maar de civiele omgeving verbeterde niet. Dat baarde enkele generaals zorgen. In het Nederlandse operatiegebied leidde dat tot de start van het proefproject IDEA (Integrated Development of Entrepreneurial Activities). Een ondernemende reservist werkzaam bij de werkgeversorganisatie VNO-NCW, en fervent netwerker, kreeg het groene licht om reservisten te rekruteren uit het bedrijfsleven. Deze werden na een ‘geritselde’ schiet- en exercitieopfrissing uitgezonden naar Bosnië om lokale ondernemers te adviseren en te trainen. Mijn entree bij IDEA was makkelijk, omdat ik goed ‘current’ was. Hoe dat kon? De echte herstart van mijn reservistenbestaan was niet IDEA, maar de net daarvoor in 2001 opgerichte poule van liaisonofficieren voor crisisbeheersing en rampenbestrijding op regionaal niveau. Kapiteinsfuncties (later majoor), dus ik kon er op solliciteren. Voor mijn selectiegesprek reed ik op ‘nine ten’ (een dag dus na ‘nine eleven’) de poort van de Frederikkazerne binnen. Alert state Bravo. Welkom in de wereld van de crisisbeheersing. Mijn winstpunten van deze jaren: Het opfrissen van zaken als commandovoering, en het ‘verkopen’ van het militaire bedrijf aan civiele overheden. Terug naar IDEA. De aantrekkingskracht van IDEA is sindsdien onveranderd hoog. Waar kan je militair actief zijn, kan je tegelijk je ervaring uit het bedrijfsleven kwijt en wordt je wereldwijd ingezet? En werk je aan verbetering van die wereld? Er zijn ook minder nobele drijfveren. Critici noemen dan de toevloed aan reservisten in tijden van economische tegenwind. Feit is dat de krijgsmacht niet meer zonder professionele CIMIC-inzet kan. Aan mensen die even de civiele loopbaan kunnen en willen bevriezen. Ik ben uitgezonden in 2003 (Bosnië), 2005 (Baghlan, Afghanistan) en 2009 (Uruzgan). Van 2006 tot 2010 maakte ik deel uit van het netwerkmanagement, als onderdeel van de structuur van het CIMICBataljon. En nu als liaison officier voor de RDTF naar de CTU. Mij is gevraagd weer te geven hoe dat tot stand is gekomen. Welnu, al enige tijd kan ik mijn werk als zelfstandig adviseur/coach goed combineren met het militaire
33
bedrijf. Sterker nog, ik ben een boek aan het schrijven over teamvorming, met de krijgsmacht als thema en teamleiders in het bedrijfsleven als doelgroep. Werken in een militaire omgeving biedt mij de inspiratie, de cases en de juiste principes als bron. Tijdens mijn laatste uitzending eind 2009 kwamen er voor reservisten dagelijks aanvragen voorbij voor parttime functies. Front fill, maar juist ook heel veel back fill. Dat laatste interesseerde me wel. Eenmaal weer de veren geschud na de uitzending, bleek de Defensiestaf alle back fill geschrapt te hebben, een bezuinigingmaatregel. ‘Nou majoor, we hebben nog wel een uitzending in de aanbieding!’. Ja hallo zeg, ik ben net terug! Toch zit ik hier nu weer. Met veel plezier. Niet zo bij het thuisfront. Zeg nooit Afghanistan was de laatste keer. Zelfs niet na de redeployment. De volgende missie wordt alweer voorbereid, alleen maar een politiemissie (??). Zeg dus nooit nooit. Maar er zijn meer wezenlijke lessen die ik heb geleerd. En die mij hier hebben gebracht. De juiste set civiele skills en voortdurend je militaire ervaring onderhouden. Ook de core military business. En regelmatig jezelf laten uitzenden. Een goede redeployment is het fundament voor de daaropvolgende deployment. Waar en wanneer die ook mag zijn. Daarbij wordt vooral aan het materieel gedacht. En aan maximale recuperatie van gemaakte kosten, zoals het verkopen van compleet ingerichte patrol bases. Materieel en geld is nog niet de helft van het belang, durf ik te stellen. Waar het echt om gaat, zijn de immateriële benefits. The ‘famous LAST impression’, dat is de ondertitel van deze operatie. Dat slaat vooral op de manier waarop we Kamp Holland, Hadrian en Mirwais overdragen aan onze partners, onze wijze van optreden in joint operaties (konvooien en de beveiliging daarvan), en ook hele simpele maar ozo belangrijke zaken als het militair voorkomen van de enkele man. Vooral bij meer kritische coalitiegenoten. Bij IDEA zeggen we ‘je bent als IDEA zo goed als de uitzending van de laatste IDEA-list in het veld’, en zo geldt dat voor onze hele krijgsmacht. Uruzgan mag door ons gezien worden als een mijlpaal en een succesvolle operatie, maar het imago wordt sterk beïnvloed door de wijze waarop je bases overdraagt en jezelf gedraagt, in de ogen van je coalitiepartners. Deze famous last impression ziet er nu goed uit. Maar we zijn er nog niet! Ik schrijf dit nu vanuit de Opsroom van 1/2 Cavalry Striker Regiment (u ziet maar weer waar de cavalerie achtergrond goed voor is!) van waaruit ik de konvooi operaties van Tarin Kowt naar Kandahar monitor. Continu geef ik de posities door van ons konvooi, beveiligd door 43 Sustainment Brigade, aan onze eigen Opsroom. Op deze wijze kan de Close Air Support gecoördineerd worden en tal van andere zaken. De konvooien kruipen. Onze Scania’s zijn machtige voertuigen, maar niet in elkaar gezet voor 120 kilometer route
34
‘Bear’. De onverharde delen wel te verstaan. Behalve deze beperking is er de continue dreiging van bermbommen, vanzelfsprekend, en enkele passages die zeer slecht te berijden zijn, met name voor de diepladers. De Panzerhouwitsers en de bergingstanks moeten toch naar huis… en de weg is nagenoeg de enige optie. Vanaf Kandahar Airfield kunnen de Antonovs het werk verder af. Andere taken van de liaison officier zijn het uitwisselen van relevante informatie tussen de eenheden (RDTF en CTU), functionarissen en cellen met elkaar in contact brengen, ‘masseren’ daar waar nodig, en het dagelijks verzorgen van de operationele updates van de militaire omgeving in de Daily Commander’s Update, de grote stafmeeting waar elke dag mee begint. De staf van de CTU wordt bemand door veel Australiërs. Dat is een goede zaak, omdat zij immers het gebied net zo goed kennen als de Nederlanders en de Amerikanen dus goed in het zadel kunnen helpen. En ik moet zeggen dat ze goed op weg zijn. Samenwerken met het grote Amerikaanse leger is een ervaring apart. Het dwingt bewondering af hoe snel ze na ‘notice to move’ kunnen ontplooien. Deze eenheden hoorden pas twee maanden voor inzet dat ze naar Uruzgan zouden gaan! Vergelijkt u dat eens met onze opwerktrajecten. Voor hen is Uruzgan weliswaar een van de vele operatiegebieden, maar ze pakken het net zo gemotiveerd aan. Voordat ik hier kwam, heb ik op Kandahar Airfield een week samen met deze staf doorgebracht en getraind op aspecten als Strategic Communications, COIN, C-IED en tal van andere zaken. Ook weer een welkome opfrisser en oppoetser.
Rob Evers Voor ons zit het er op 15 december op. Voor de kerst zijn echt alle troepen thuis, dat was de afspraak. Ik garandeer u dat het niet vanzelf gaat. Tegenslagen zijn er altijd en ze zijn niet allemaal op te vangen. Toch zal het gaan lukken. Dat ik daaraan heb meegewerkt, is iets om trots op te zijn. Dat zijn we met z’n allen. De grootste militaire operatie uit onze geschiedenis. Ook met de reservist! En ook met de SROC-er!
Van Cavalerie naar Infanterie... Door lkol Frank Overdiek
Het gebeurt niet vaak dat een luitenant-kolonel overstapt van de Cavalerie naar de Infanterie. En daar ook nog eens Regimentscommandant wordt. Het overkwam de overste Frank Overdiek. Hier volgt zijn verhaal. In 1986 ben ik van de KMA afgekomen als luitenant bij de cavalerie. Ruim 21 jaar ben ik officier geweest bij het Regiment Huzaren van Boreel. Ik heb bij 103 en 104 Verkenningsbataljon de geëigende functies als subaltern officier vervuld. Als majoor heb ik op de toenmalige Landmachtstaf gewerkt. Daarna in de rang van luitenant-kolonel ben ik S3 van 13 Gemechaniseerde Brigade geweest en heb ik diverse functies in het vakgebied van Opleiden & Trainen vervuld. Drie jaar geleden ben ik registratief heringedeeld bij het Wapen der Infanterie. De reden is dat ik in 2008 commandant ben geworden van 45 Pantserinfanteriebataljon Regiment Infanterie Oranje Gelderland. Bijzonder? Ja, want dat gebeurt bij de Koninklijke Landmacht niet zo vaak, zeker niet bij luitenant-kolonels. Wanneer ik mijn bataljonscommando in 2011 beëindig, keer ik niet meer terug naar de Cavalerie. Naast bataljonscommandant ben ik namelijk ook regimentscommandant. Ik heb daarom besloten bij dit regiment te blijven. De overgang van cavalerist naar infanterist ging niet vanzelf. Er was vanuit bepaalde kringen weerstand tegen mijn aanstelling als bataljonscommandant. Het voornaamste bezwaar was dat een niet van origine infanterist nooit de over de benodigde ervaring en vakkennis zou beschikken. Dat vermeende gemis heb ik echter niet ervaren als een ‘showstopper’. Ik ben als cavalerieverkenner ‘oude stijl’ groot geworden met verkenners, tanks, tirailleurs en mortieren. Dat heeft me een brede basis gegeven, zowel op het gebied van wapentechniek als tactiek. Binnen een pantserinfanteriebataljon vind je de diversiteit in wapensystemen ook terug. Dat is dus geen vreemde wereld. Zo heb ik nu met de invoer van het nieuwe pantserinfanteriegevechtsvoertuig CV9035 NL Mark III profijt van de zeer gedegen tankcommandantenopleiding Leopard 2. Ook het uitgestegen en te voet optreden is mij niet vreemd, evenals het optreden met mortieren. Je hoeft ook niet van alles, alles te weten. Daar heb ik in het bataljon tot op de enkele soldaat in totaal 631 zeer gedreven en kundige vakmensen voor (personele sterkte bataljon = 632 man). Je moet gevoel hebben bij wat er leeft en speelt tot op het niveau van de infanteriegroep en de enkele soldaat. Ik denk dat er vele cavalerieofficieren zijn die daar niet zoveel moeite mee zouden hebben. Hoewel infanterist zijn een vak apart is, zijn er ook veel overeenkomsten tussen de infanterie en de cavalerie.
We behoren als wapenbroeders immers tot dezelfde categorie, die van gevechtssoldaten. Door de operationele inzet van de laatste jaren zijn we alleen maar dichter bij elkaar komen te staan. Vakkennis is zeer belangrijk, maar er is voor de commandant meer onder de zon. Je moet leider zijn. Daarvoor moet je beschikken over de juiste competenties. Nu zijn de mensen in het bataljon vooral in de competenties geïnteresseerd. Niet in wat je in voorgaande functies hebt gedaan is relevant, maar wat je vandaag en morgen gaat doen. Dat willen de mensen weten. Er moet ‘gewoon’ leiding worden gegeven. Ben je de commandant die duidelijk aangeeft wat hij wil, ben je eerlijk, oprecht en waarachtig, geef je de eenheid ‘smoel’ en zet je het bataljon op de kaart zonder de boel ten faveure van de eigen carrière na 3 jaar gesloopt achter te laten? Daar word je op beoordeeld, zeker door de onderofficieren die vaak langere tijd bij het bataljon zijn geplaatst. Je afkomst is dan niet zo interessant. Ik heb niet het gevoel dat het issue in mijn bataljon een rol van betekenis speelt. Velen in het bataljon weten het trouwens niet eens dat ik cavalerist ben geweest. Kortom, ik zie voor officieren van de Cavalerie best mogelijkheden om functies te vervullen binnen de infanterie. Het gebeurt trouwens al. Zo is de S3 van 11 Tankbataljon een infanterist en de PBC van 42 Pantserinfanteriebataljon een cavalerist. Gaat het dan zomaar? Dat nou ook weer niet. Maar zoals met alles in het leven, als de basis er is en je de energie aanwendt om je de zaken eigen te maken, kan je de hele wereld aan. Het gaat dus niet vanzelf. Je moet wel investeren. Maar zoals ik tijdens mijn laatste uitzending mijn LSO van het KCT hoorde zeggen ‘als je iets nog niet in de vingers hebt, moet je eens beginnen met het lezen van een boek dat er over gaat’. Maar is er dan helemaal geen onderscheid meer? Moeten we dan maar overgaan tot één wapen? Dat vind ik te ver gaan. Het zijn van verkenner, tanker of infanterist is een vak apart. Want ‘every-man-a-rifleman’ betekent niet dat iedereen daarmee een afgetrainde infanterist is. Maar in deze krimpende krijgsmacht zijn er grote voordelen als er meer flexibiliteit is bij het vervullen van functies. Ook geeft het de mogelijkheid ‘best-of-bothworlds’ te combineren in een bataljon. Eenieder neemt vanuit zijn achtergrond goede dingen mee waar een ander zijn voordeel mee kan doen en vice versa. Spijt van mijn overstap heb ik niet. Het gaf mij de mogelijkheid om bataljonscommandant te worden, een felbegeerde functie die niet voor iedereen binnen bereik ligt. Aan de andere kant kijk ik met veel genoegen terug op mijn tijd als cavalerieofficier. Ik ben bij de cavalerie gevormd en groot geworden, heb er met veel plezier gediend en heb er veel geleerd. Dat steek ik nooit onder stoelen of banken, zeker niet bij mijn infanteriecollega’s.
35
Een rode cavalerist bij het paarse 1 CIMIC Bataljon Interview maj Laine den Hollander, PBC 1 CIMIC bataljon
Een Hollandse ‘kaaskop’ met Canadese roots en een paarse inslag. CIMIC-er in hart en nieren. Voetbalfanaat en sociaal dier. Majoor Laine Den Hollander kan op vele manieren getypeerd worden. Van de cavalerist die ooit zeebenen had staat vast dat hij een veelzijdig mens is. Een eigenschap die goed van pas kwam, toen hij het afgelopen jaar, als waarnemend BC, aan het roer stond van 1 CIMIC bataljon. Defensie De defensiecarrière van Den Hollander begon na het afsluiten van de HAVO in 1986 toen hij als dienstplichtige bij het Korps Mariniers terechtkwam. In de zeven jaren die volgden, bekleedde hij verschillende functies, waaronder die van verbindelaar. Ook was hij een tijd gestationeerd in de West en nam deel aan missies naar Irak (1991) en Cambodja (1992-1993). Het werken bij defensie smaakte naar meer, maar omdat hij toch meer wilde zien dan alleen de Marine, maakte hij in 1993 de overstap naar de Landmacht. Hij koos voor de cavalerie. Een wapen dat hem vooral aansprak door het werken met de Leopard II tank. Van het verruilen van het ruime sop voor vaste grond onder zijn voeten heeft hij nooit spijt gehad. Misschien ook omdat de stap naar de landmacht hem uiteindelijk de kans bood zich bezig houden met het opleiden van mensen. Want ook als cavalerist begaf hij zich buiten de geijkte paden en ging zijn eigen weg. “Ik voel me overal goed; Ben in de eerste plaats militair en dan pas cavalerist. Mijn paarse inslag is een van de redenen dat CIMIC zo goed bij me aansluit.” Zo draaide hij, na uit zijn tank te zijn gestapt, functies bij het schoolbataljon en was hij pc op de KMA (NLDA). Volgens de majoor waren het gouden jaren. “Ik kon een kijkje in de keuken nemen en het was een fantastische periode. Mijn ogen zijn hier geopend. Ik begrijp nu pas hoe goed de opleidingen in elkaar steken. Alles heeft een doel. Zelfs het feuten van de cadetten heeft een doel, omdat het essentieel is voor de vorming van toekomstige officieren.”
Civil Military Coöperation en 1 CIMIC Bataljon 1 CIMIC Bataljon is het jongste bataljon van de landmacht. Den Hollander stond aan de wieg van dit snel groeiende
36
“The sooner I can get rid of the questions that are outside the military in scope, the happier I will be! Sometimes I think I live 10 years each week, of which at least 9 are absorbed in political and what a lot of headaches I found. Water supply shortage, no power, no food, no fuel and corpses all over town...” (1944 - General Eisenhower)
kindje. Met het vertrek van zijn commandant naar Afghanistan stond hij van 1 februari tot 1 oktober aan het hoofd van de eenheid. Het is niet de eerste functie die hij als ‘CIMIC-er’ gedraaid heeft. Al jaren voor het oprichten van het bataljon in 2007 vervulde de majoor rollen als CIMIC functionaris bij verschillende brigades. Zo kwam hij onder andere terecht in Irak (2004) waar hij bekend werd gemaakt met activiteiten als liaison, bemiddeling en projecten. Ook was hij in 2005, na de verwoestende Tsunami, in Atjeh om hier een steentje bij te dragen. Het mooiste aspect van zijn baan bij CIMIC is volgens Den Hollander dat het een geïntegreerde eenheid is van uiteenlopende mensen die erg gemotiveerd zijn om samen het gewenste resultaat te bereiken. “Ik ben op mijn best wanneer ik er aan bijdraag dat mensen en dingen zich kunnen ontwikkelen.” Den Hollander is een sociaal dier dat energie krijgt van de omgang met mensen en andere culturen. “Het is geweldig om een rol van betekenis te spelen in de steeds belangrijker wordende samenwerking met de civiele component.” Hoe ziet dat CIMIC er nu uit? Voor de uitvoering van de CIMIC-taken heeft de krijgsmacht dus de beschikking over een CIMIC Bataljon. 1 CIMIC Bataljon heeft medewerkers van alle krijgsmachtsdelen en is een zogenaamd ‘paars’ bataljon.
Organisatiestructuur 1 CIMIC Bataljon maakt deel uit van het Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL), en valt daarom onder het Commando Landstrijdkrachten. Het bataljon bestaat, naast een kleine staf, uit beroepsmilitairen georganiseerd in de reguliere secties 1 tot en met 7, en reservisten georganiseerd in zogenaamde ‘netwerken’. De reservisten zijn functioneel specialisten: mensen die beschikken over specifieke deskundigheid en ervaring in de civiele sector. Het zijn bijvoorbeeld bouwkundigen, ICT’ers, bedrijfskundigen, ondernemers of landbouwdeskundigen.
een samenwerking tussen VNO-NCW en Defensie. Het bestuur bestaat daarom ook uit leden vanuit deze twee organisaties en is op 23 november 2000 opgericht op initiatief van Lgen (nu b.d.) Ad van Baal en kol (R )Dick Scherjon. De generaal was toenmalig commandant van SFOR. Dick Scherjon was werkzaam bij het VNO-NCW, waar het Platform Defensie Bedrijfsleven is gevestigd. In BosniëHerzegovina was behoefte aan economische impulsen. Het vastzitten van de economie was destijds een bedreiging voor de stabiliteit. Scherjon en van Baal besloten een groep reserveofficieren, met civiele ervaring in het bedrijfsleven, bijeen te brengen om uitgezonden te worden. Doel: Adviseren, trainen en begeleiden van ondernemers in (post-) conflict landen. Counselen van commandanten ten aanzien van ruraal economische ontwikkeling en micro finance. Hun motto is “waar gewerkt wordt, wordt niet gevochten”.
Wat is CIMIC?
Reservisten De reservisten zijn actief in 1 van de 6 netwerken van 1 CIMIC Bataljon: • Cultural Affairs & Education. Hoofdtaak is advies en consult op gebied van cultureel erfgoed en onderwijs. • Civil Administration. Hoofdtaak is advies en consult op gebied van openbaar bestuur en verkiezingen. • Civil Infrastructure. Hoofdtaak is advies en consult op gebied van herstel van wegen en bruggen en ‘essential services’ zoals water en elektriciteit. • Humanitarian Affairs. Hoofdtaak is advies en consult op gebied van mensenrechten en de gezondheidszorg. • Economy and Employment. Hoofdtaak is advies en consult op gebied van economische ontwikkeling, landbouw en veeteelt. • IDEA. Hoofdtaak is advies en consult op gebied van ontwikkeling van regionale economie en het organiseren van de mogelijkheid voor micro kredieten. Tevens coun selling en training binnen het midden- en kleinbedrijf.
VNO-NCW Ten aanzien van het laatstgenoemde netwerk IDEA is toe te voegen dat het VOC redactielid reserve Majoor Koolhof bijvoorbeeld functioneel specialist en netwerkmanager is bij dit onderdeel. En dit onderdeel is een ietwat “vreemde eend in de bijt” voor de Krijgsmacht. IDEA staat voor: Integrated Development of Entrepreneurial Activities, en is
Het begrip CIMIC is een begrip wat continu evolueert. In eerste instantie was CIMIC bedoeld om er voor te zorgen dat de locale bevolking de militaire missie niet zouden hinderen. Tegenwoordig ligt de nadruk op het creëren van draagvlak bij de locale bevolking en autoriteiten, voor de militaire missie. Als we draagvlak onder de locale bevolking willen verkrijgen dan is een gewapend optreden niet het eerste middel. Er dient gebruik te worden gemaakt van een geïntegreerde mix van Diplomacy, Defense en Development (triple D). In het huidige optreden van de Nato heet deze 3D-approach de comprehensive approach. In de toekomst zal er meer en meer nadruk komen liggen op onze ontwikkeling in deze drie aspecten. De hedendaagse conflicten blijken vaak een mix van falende staatsstructuren, religieuze en etnische problemen, die doorweven zijn met verschillende vormen van criminaliteit. De locale bevolking is in meer of mindere mate bij al deze problemen betrokken en daarmee de verbindende factor. Door het opbouwen van meer zelfbewustzijn en het stimuleren voor het nemen van de eigen verantwoordelijkheid bij de locale bevolking, zal de locale bevolking minder vatbaar zijn voor extremistische denkbeelden. CIMIC is mensenwerk. Daarom splitst de opleiding en training van de CIMIC functionaris zich ook toe op het maken van contacten en opbouwen van relaties met mensen. In eerste instantie is iedere CIMIC functionaris een militair daarnaast volgt de functionaris een aantal specifieke CIMIC opleidingen en trainingen waarbij de interactie met de bevolking en autoriteiten centraal staat. Een aantal CIMIC functionarissen doorloopt een specifieke militaire training
37
om ook in specifieke omstandigheden te kunnen optreden. Ten slotte is er met de reservisten specifieke deskundigheid (functioneel specialisten), specifieke expertise beschikbaar op het gebied van civiele infrastructuur, onderwijs, humanitaire en culturele aangelegenheden maar ook economische ontwikkelingen en de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf. Omdat bij ieder conflict of humanitaire ramp mensen betrokken zijn, kan CIMIC bij ieder conflict of humanitaire ramp worden ingezet. Uiteraard geldt dat hoe eerder CIMIC capaciteit ingezet wordt hoe groter de kans op succes is. Wat dat betreft is CIMIC niet alleen een efficiënt blusmiddel voor de kleine beginnende brandhaard maar ook het instrument om in te zetten op het moment dat er een ontvlambare situatie aan het ontstaan is; kortom preventief in plaats van correctief optreden.
Missie 1 CIMIC Bataljon “De non-kinetische manoeuvre-eenheid 1 CIMIC Bataljon is een integraal onderdeel van het defensieoptreden. Wij stemmen dit optreden af met de externe omgeving en leveren daarmee een cruciale bijdrage aan het volbrengen van de militaire opdracht.” In de ideale situatie denkt iedere militair CIMIC, en hebben we tevens CIMIC functionarissen. Echter, dit is nog niet het geval. Tot het moment dat iedere militair zich bewust is van het belang van CIMIC dient het 1 CIMIC bataljon de opgebouwde kennis en ervaring niet alleen te borgen en uit te dragen maar ook CIMIC functionarissen en de benodigde expertise beschikbaar te stellen. Daarbij is er in 1 CIMIC bataljon een driedeling; een Snel Inzetbare CIMIC Capaciteit (SICC), CIMIC capaciteit voor een reguliere inzet en ten slotte opleiding en trainingscapaciteit. De praktische uitvoering van CIMIC werkzaamheden spitsen zich toe op twee aspecten; in de eerste plaats luisteren (de juiste vragen stellen) en in de tweede plaats praten (de juiste dingen zeggen). Door in contact te komen en een relatie op te bouwen met de locale autoriteiten, de locale bevolking, NGO/IO’s en andere civiele actoren ontstaat inzicht in de behoeften en belangen van deze mensen en organisaties. Vervolgens kan een begin worden gemaakt met bijvoorbeeld bemiddeling dan wel een dialoog op gang brengen tussen civiele actoren, het samenwerken en coördineren van civiele- en militaire inspanningen en het initiëren van projecten ter ondersteuning van specifieke doelstellingen. Bij het initiëren en coördineren van projecten ligt de focus op het vergroten van het zelfbewustzijn en de eigen verantwoordelijkheid van de locale bevolking. Misschien wel de belangrijkste taak van CIMIC is het creëren van een sociaal en economisch stabiele omgeving als basis voor structurele wederopbouw. Belangrijk voor een stabiele omgeving is het voorkomen van nieuwe en het oplossen van bestaande conflicten. CIMIC functionarissen zijn hierbij van groot belang. Hoe eerder de CIMIC functionaris inzage heeft in het conflict hoe groter de kans is om dit conflict op een structurele wijze op te lossen.
38
Leiding geven Den Hollander zit nu een jaar of negen in het CIMIC vakgebied en heeft naar eigen zeggen “zo’n beetje alle mooie functies mogen doen.” Op het moment is hij formeel Hoofd Sectie Operatiën, Opleiding en Training/Plaatsvervangend Commandant. Als waarnemer van luitenant kolonel Lobbezoo houdt hij zich vooral bezig met de bedrijfsvoering en leiding aan de staf van 1 CIMIC bataljon. Voor de majoor een welkome verrassing: “Ik heb de kans gekregen het commando te mogen voeren en dat had ik niet meer verwacht; een hele mooi stap en het is leuk werk.” In zijn nieuwe rol voelde hij zich als een vis in het water. “Ik beschouw mezelf als een natuurlijk leider. Het gaat me goed af en af te leiden uit de reacties van de vloer zijn anderen dit met mij eens.” Dat het leiden in zijn bloed zit, komt misschien door de manier waarop hij tegen het leidinggeven aankijkt. “Hiërarchie is bij mij ondergeschikt aan houding en competenties. Ik zie graag dat de juiste mensen op de juiste plaats terecht komen en wil mijn kennis en die van anderen graag optimaal benutten. Als dit niet gebeurt, verliezen we als organisatie aan slagkracht.” Toch moet hij af en toe nog wennen aan zijn commandoschap. “Als waarnemend commandant ben ik op de een of andere manier minder op der hoogte van de details dan toen ik plaatsvervanger was. Toen stond ik met mijn voeten in de modder. Was ik aanspreekpunt van iedereen. Nu merk ik dat de relatie tussen mij en mijn collega’s wat veranderd is door de rol die ik heb, terwijl ik hetzelfde gebleven ben.
Toekomst “CIMIC wordt steeds belangrijker,” legt Den Hollander uit. “De geslaagde inzet van CIMIC-ers tijdens de oefening Indian Falcon waarbij samengewerkt werd met luchtmobiel, laat zien dat wij in alle geweldspectra een bijdrage kunnen leveren aan het optreden van operationele eenheden. Vier van onze mensen werden para opgeleid en gingen zelfs mee in de “First entry” van de para inzet. Hierop kan worden voortgebouwd.” Uiteindelijk streeft het bataljon naar een geïntegreerd optreden met alle eenheden van Defensie, dus ook met de cavalerie. En we zijn op de goede weg. Vooral tijdens onze PRT 9 missie in Afghanistan is veel opgestoken. De Comprehensive Approach, zoals eerder genoemd, en het registreren van de “lessons learned” and
“- identified” zijn inmiddels allemaal beproefde concepten. Het is nu zaak om op het ingeslagen pad door te gaan en de, met afloop van de missie, vrijkomende tijd en capaciteit te benutten om mensen te trainen. Ook moeten de opleidingen aangepast worden aan nieuwe ervaringen en opgedane kennis. Voor het zover is moeten er nog een aantal beren op de weg overwonnen worden. Zo werken we aan onze naamsbekendheid. Eenheden weten nog niet goed wat wij doen en wat wij kunnen. Een eerste aanzet om dit op te lossen zit in de pijplijn: we hebben een dienstenmatrix opgesteld waarin staat omschreven wat wij kunnen leveren en doen. We willen ook in een vroegtijdig stadium bij de planning betrokken worden. Om dit alles te bereiken gaan we een grote slag maken in de communicatie en commandovoering. Ook is de trend door de organisatie heen duidelijk zichtbaar dat militaire commandanten in toenemende mate een paradigma shift willen realiseren om van het denken van Civiel Militaire Samenwerking te verschuiven naar het denken (en handelen) in Civiele Effecten. En dat sluit prima aan op onze inbedding van de dienstenmatrix. Het 1 CIMIC bataljon komt hiermee in volwassenheid op de volgende vlieghoogte terecht. En daar zijn we klaar voor.
Achtergrond Laine den Hollander (43) zag het levenslicht in Fort William, een middelgrote plaats in het koude Canada. Toch deed hij zijn achternaam eer aan en kwam op tweejarige leeftijd naar Nederland. Zijn internationale roots waren echter niet te verbloemen. Misschien dat hij daarom besloot om zijn leven te delen met Gail, een Schotse vrouw die hij tijdens een bergtraining ontmoette. Geen verrassing dus dat zoon Kenney tweetalig wordt opgevoed. In zijn spaarzame vrije uurtjes staat hij op het voetbalveld. Als gediplomeerd keeperstrainer is hij hier al jaren op het veld te vinden. In deze hoedanigheid is hij verantwoordelijk voor alle keepers van alle jeugdteams, waarbij de selectie elftallen allemaal op divisie- of hoofdklassenniveaus spelen. Hier schemert ook zijn grote passie in door: “Mijn hart ligt bij opleiden en trainen; Jonge mensen skills bijbrengen en vormen.”
39
VAN HET OUDE HAAR Twintig jaar geleden mislukte de actie naar Hammelburg Door dhr. H.J. Wolf
Redactie: in de laatste Mededelingen van 1965 (nummer 4) kwamen we een verhaal tegen opgetekend door dhr H.J. Wolf, bij de wat ouderen onder ons bekend als de bibliothecaris van de KMA in die tijd. Het artikel komt oorspronkelijk uit de ‘Military Review’ van mei 1955 en beschrijft een huzarenstukje van een Amerikaanse battlegroup die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog dwars door de Duitse linies oprukt naar een krijgsgevangenkamp bij het plaatsje Hammelburg en vervolgens trachtte weer terug te keren naar eigen troepen. Meer informatie kan nu worden teruggevonden op onder andere www.taskforcebaum.de
Op een donkere nacht in maart 1945, toen de Tweede Wereldoorlog ten einde liep, vertrokken 307 Amerikaanse militairen van Pattons Derde Leger vanuit Aschaffenburg voor het uitvoeren van een gewaagde opdracht. Deze eenheid zou tachtig kilometer op Duits grondgebied doordringen en... volledig verdwijnen. Wat is er met dat onderdeel gebeurd was, bleef jarenlang omgeven met een waas van geheimzinnigheid, al deden vele geruchten de ronde. Officieel werd over dit gebeuren nooit iets gepubliceerd en generaal Patton haalde het in zijn memoires alleen aan om te tonen dat de opdracht mislukt was, omdat hij de verkeerde raadgevingen van zijn ondergeschikten had opgevolgd. Ook andere werken vermelden het gebeuren slechts terloops. Wat wij er nu over weten, danken wij aan interviews met deelnemers aan de actie en aan gegevens uit buitgemaakte Duitse documenten. Tegen het einde van maart 1945 was het Derde Leger van Patton door de Siegfried Linie heengebroken en over de Rijn getrokken. De 4e Pantserdivisie was vijftig kilometer in oostelijke richting opgerukt en had Aschaffenburg genomen. Vandaar wilde Patton naar het noorden oprukken, maar het veroveren van een brug in Aschaffenburg stelde hem in staat een tankoperatie in oostelijke richting te ondernemen. Misleiding is een veelgebruikt middel in de oorlogsvoering en een schijnaanval met tanks in oostelijke richting zou de Duitsers omtrent de ware bedoelingen van Patton om in noordelijke richting op te rukken in het onzekere laten. Nu lag op tachtig kilometer west van Aschaffenburg het plaatsje Hammelburg, waar een Duits krijgsgevangenkamp was, waar naar schatting 1500 Amerikaanse officieren waren
40
geïnterneerd. Een tankaanval in die richting zou de mannen kunnen bevrijden, sommigen kunnen redden van ontberingen en medische hulp kunnen verschaffen aan zieken en gewonden. Dat het een gewaagde tocht zou worden was zeker en de kans dat de Amerikaanse eenheid zou worden omsingeld en vernietigd, voordat de hoofdmacht zich bij hen zou voegen, was groot. Patton had het plan om een tankdivisie in te zetten omdat een gevechtseenheid van 3500 man en 150 tanks, zelfs indien geïsoleerd, volledig voor zichzelf zou kunnen zorgen. Ondercommandanten van Patton waren het met de actie niet eens, maar omdat Patton vastbesloten was, probeerden zij hem te overreden een kleinere strijdmacht te gebruiken, omdat een kleinere eenheid minder voertuigen nodig had, zich sneller kon verplaatsen en eerder succes zou kunnen hebben. Tegen zijn zin ging Patton ermee akkoord. Zo zou de gevechtseenheid bestaan uit 307 man en 54 voertuigen, te weten tien Shermantanks, zes lichte tanks, 27 half-tracks personeelsvoertuigen en nog wat ander rijdend materiaal. Met het commando werd aanvankelijk een luitenant-kolonel belast, die echter door ziekte werd vervangen door kapitein Baum. Zijn opdracht luidde om zo snel mogelijk door te stoten naar het gevangenkamp in Hammelburg, zoveel mogelijk bevrijde officieren op te laden en naar Aschaffenburg terug te keren, terwijl de overige bevrijde gevangenen moesten trachten om in kleine groepjes dwars door het terrein de Amerikaanse linies te bereiken. Vlak voor vertrek kwam er nog een majoor Stiller, adjudant van generaal Patton, die toestemming vroeg om mee te mogen gaan. De komst van deze officier gaf aanleiding tot heel wat gepraat. Het geval wilde namelijk dat de schoonzoon van Patton, een zekere luitenant-kolonel Waters in Hammelburg krijgsgevangene was en er werd al gauw gefluisterd dat het enige doel van de actie was om de schoonzoon van Patton te bevrijden. De komst van majoor Stiller versterkte dit ver-
moeden nog. Kort naar middernacht vertrok de gevechtseenheid en zonder veel tegenstand passeerden men StrassBessenbach, Keilburg, Frohenhofen, Laufach en Hain. Weliswaar werden enige manschappen gewond door Duitse bazooka’s en geweervuur, maar de Duitsers waren zo verrast dat de colonne het hoge tempo kon handhaven. Voorbij het plaatsje Hain trokken de Amerikanen door een dicht woud,
waarbij de afwezigheid van Duitse troepen opviel en voor het eerst sinds het begin van de operatie kreeg Baum het vermoeden dat de opdracht zou slagen. In Lohr ontmoette de Amerikaanse colonne een Duitse tankeenheid die op weg was naar het front en voordat de Duitsers in de gaten hadden met wie ze te doen hadden, waren ze al twaalf voertuigen kwijt, terwijl één Amerikaanse tank verloren ging. In de buitenwijken van Lohr, zagen de mannen een trein waarop luchtdoelgeschut was opgesteld. Baum stopte lang genoeg om de locomotief en de meeste kanonnen met granaten onschadelijk te maken. Juist voor het aanbreken van de dageraad arriveerden de Amerikanen te Gemünden, waar ze een twaalftal treinen onder stoom zagen staan. Iedere trein bestond uit ongeveer twintig voertuigen. Wat de Amerikanen niet wisten was dat deze treinen bestemd waren om een nabij gelegerde Duitse divisie naar het front te vervoeren. Daar is die divisie zeker niet gekomen, want de tanks vernietigden de helft van de locomotieven. Er was in Gemünden een belangrijke brug over de Main, maar toen de eerste tanks de brug naderden, blies een Duitse wachtpost de brug op, waardoor een omtrekkende beweging noodzakelijk was. Na een Duitse krijgsgevangene ondervraagd te hebben, besloot Baum in noordelijke richting verder te trekken naar Burgsinn, waar ze tweemaal over een zijrivier van de Main moesten trekken door moeilijk begaanbaar terrein. In de tussentijd deden de Duitsers hardnekkige pogingen om de Amerikanen tot staan te brengen. De Duitse legercommandant Von Obstfelder had danig de smoor in dat zijn tegenstander Patton een zwakke plek in de Duitse opstellingen had gevonden. Zijn hoofdkwartier te Lohr, was bijna onder de voet gelopen en daar zijn onderdelen verspreid lagen, kon hij niet meteen een tegenactie inzetten. Bovendien was zijn grootste zorg, dat de Amerikaanse eenheid gevolgd zou worden door een veel grotere strijdmacht. Zich niet bewust dat zijn opmars zoveel opschudding veroorzaakte, zelfs tot in Berlijn, trok Baum rustig voort. In de morgenuren arriveerde hij in Grafendorf waar ze en passant een Russisch krijgsgevangenkamp met 700 krijgsgevangenen bevrijdden. De Russen trokken onmiddellijk het stadje binnen, waar ze begonnen te plunderen en voedsel en drankvoorraden te pakken kregen. Aan de Russen droeg Baum ook de bewaking over van de 200 Duitse gevangenen die hij had gemaakt en daarna maakte hij zich klaar voor de laatste fase naar Hammelburg, nog maar tien kilometer verwijderd. Tegen het middaguur kwam Hammelburg in zicht, terwijl een klein Duits verkenningsvliegtuig de colonne observeerde. Het vliegtuig werd verdreven, maar de piloot had inmiddels plaats en sterkte van de Amerikaanse eenheid kunnen vaststellen en gaf dat bericht door aan het Duitse hoofdkwartier. Door een toevallige samenloop van omstandigheden - dit gaven de Duitsers later toe - arriveerde op hetzelfde ogenblik van de andere kant een gemotoriseerde afdeling Duitse artillerie, die op weg was van het Sovjetfront naar het Amerikaanse front. Het daarop volgende vuurgevecht duurde meer dan twee uur en in die tijd verloren de Amerikanen drie tanks, vijf half-tracks en drie jeeps, terwijl
van de Duitsers drie kanonnen en drie munitievoertuigen verloren gingen. Toch slaagden de Amerikanen erin door het Duitse bataljon heen te breken en het op drie kilometer afstand gelegen krijgsgevangenkamp te bereiken. Dwars door het prikkeldraad reden de Amerikanen het kamp binnen, waarbij de kampcommandant onder dwang van de gevangenen, zich onmiddellijk overgaf. Een paar verbeten SS-ers openden het vuur, waarbij de schoonzoon van generaal Patton, luitenant-kolonel Waters, die hier inderdaad gevangen was, gewond raakte. De SS-ers werden al spoedig overweldigd en het kamp werd bevrijd. Het enthousiasme van de bevrijde gevangenen was zo overweldigend, dat het uren duurde voordat Baum de orde kon herstellen en kostbare tijd ging verloren. De Duitsers hadden in de tussentijd niet stilgezeten en toen de commandant van het artilleriebataljon niet goed wist wat te doen, nam een Duits officier, die in Ham-melburg met verlof was, het commando over. Hij was er van overtuigd, dat de Amerikaanse gevechtseenheid naar de Amerikaanse linies zou moeten terugkeren en dat hij dit zou moeten verhinderen door een hinderlaag te leggen.
Amerikaanse tank breekt het krijgsgevangenkamp binnen. In het gevangenkamp te Hammelburg waren ongeveer 5000 geallieerde gevangenen, waaronder 1500 Amerikaanse officieren. Zoveel mogelijk Amerikanen werden op tanks en half-tracks geladen en begeleid door een groot aantal exgevangenen te voet, begon de terugreis naar Aschaffenburg. Men was zich maar al te goed bewust van de gevaren die een algehele vrijheid nog in de weg stonden en van het wilde enthousiasme van enige uren geleden was niets meer te merken. Ver kwamen de Amerikanen dan ook niet. Nauwelijks vijftig meter buiten het kamp was het al mis. De eerste Duitse granaat stelde al een Amerikaanse tank buiten werking en de Duitsers lieten zien dat ze klaar waren om de Amerikanen te ontvangen. De hoop om de gevangenen mee terug te nemen verdween en de meesten keerden stil terug naar het kamp. De Amerikaanse strijdmacht met 65 bevrijde Amerikaanse officieren, trok in zuidwestelijke richting verder om de hinderlaag te ontwijken. In Hessdorf gekomen trok Baum in noordelijke richting en één van de problemen die hem kwelde was, waar een brug of een overgang over de Main te vinden. Drie kilometer verder liepen de Amerikanen weer in een hinderlaag. Door Duits tankge-
41
schut werden drie Amerikaanse tanks uitgeschakeld en vele verliezen toegebracht. Baum trok terug naar een heuvel, waar hij de situatie in ogenschouw nam. Hij beschikte nog over honderd man en zestig bevrijdde officieren. Hij had nog drie Shermantanks, zes lichte tanks en twaalf halftracks, maar de benzine was bijna op en hij had nog maar een paar uur voordat de dag zou aanbreken. De benzine uit de half-tracks werd in de tanks overgeheveld en de halftracks in brand geschoten. De gewonden werden ondergebracht in een gebouw op de heuvel, dat van een groot rood kruis werd voorzien. Toen zette hij de aanval in op de Duitse hinderlaag. Het zou een hopeloze opgave blijken en bij het aanbreken van de dag was de colonne omsingeld. Van het zuidoosten naderde een vijandelijke tirailleurcompagnie, van het zuiden werden zij beschoten door gemechaniseerde artillerie, antitankgeschut sloot de noordelijke richting af en van het noorden naderden ook nog zes tanks. De Amerikaanse tanks werden al spoedig buitengevecht gesteld en Baum instrueerde zijn mensen om in groepjes van drie of vier te trachten de Amerikaanse linies te bereiken. Slechts weinigen gelukte dit. Kapitein Baum werd gevangen genomen, voordat hij de voet van de heuvel bereikt had. Hij werd hierbij door zijn been geschoten en kreeg aldus de derde wond tijdens deze actie. En terwijl Duitsers en bloedhonden de resterende Amerikanen opspoorden, nam de actie naar Hammelburg een einde. De Amerikanen hadden geen volledig succes kunnen bereiken, maar ze waren er dichtbij geweest en ondanks de mislukking hadden ze veel bereid. Zij waren er in geslaagd om de hele sector tussen Aschaffenburg en Hammelburg in rep en roer te brengen, daarbij hadden zij militaire treinen en luchtdoelartillerie vernietigd, Duitse troepenbewegingen in de war ge-
gooid, Duitse eenheden buitengevecht gesteld en een algemene verwarring veroorzaakt. Bovendien zullen de Duitsers heel wat last hebben gehad van de 700 bevrijde en aangesloten Russische gevangen in Grafendorf. Daar komt nog bij dat de Duitsers extra troepen naar de Hammelburgsector moesten sturen, vanwege de actie die het Captain Abraham Baum slechter wordende moreel nog meer ondermijnde. Het Duitse opperbevel moest bovendien tot zijn ontsteltenis ervaren dat de verdediging in deze sector volkomen ontoereikend was. Niet van plan om toe te geven dat een zo kleine eenheid zo veel consternatie had veroorzaakt, maakten de Duitsers bekend dat ze dertien van de vijftig tanks hadden vernietigd en de rest hadden terug gedreven. Door de radio maakten ze zelfs bekend dat een Amerikaanse pantserdivisie bij Hammelburg was vernietigd. Bijna een week later werd de stad weer heroverd door de Amerikanen en de gevangenen weer bevrijd. De Duitse tegenstand verdween en met het einde van de oorlog in zicht, werd de actie Hammel-burg vergeten. De actie is echter waard vermeld te worden als een typische tankactie van Pattons Derde Leger, uitgevoerd met durf en stoutmoedigheid.
Afscheid genm Harm de Jonge Generaal Majoor Harm de Jonge verlaat de actieve dienst. Op donderdag 4 november jongstleden werd met een indrukwekkende ceremonie afscheid genomen uit de actieve dienst van onze voorzitter Genm Harm de Jonge. Het geheel vond plaats op het hoofdkwartier van het 1(GE/ NL) Corps in Münster in aanwezigheid van vele civiele en militaire autoriteiten, familieleden, vrienden en kennissen en natuurlijk veel VOC-leden. Het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht Bereden Wapens luisterde de ceremonie muzikaal op. Na afloop vond er een geanimeerde afscheidsreceptie plaats in de Clauskazerne. De commandant 1(GE/NL) Corps, lgen van Loon, sprak Harm de Jonge uitbundig en uitgebreid toe en belichtte vele aspecten van zijn militaire carrière gelardeerd met diverse anekdotes. Harm begon zijn carrière aan de KMA in 1971. Speelde zijn carrière zich in de beginjaren af binnen de veilige omgeving van de cavalerie, vanaf 1985 gaat Harm naar “buiten” om in 1992 nog eenmaal terug te
42
keren: een positie waarvan velen zeggen dat het de mooiste is om te doen: bataljonscommandant. Vanaf 1995 is Harm internationaal actief en is zijn carrière vanaf dat moment een afspiegeling van de ontwikkeling van onze krijgsmacht: 100% multinational operations. Hij verblijft achtereenvolgens in Zagreb, Macedonië, Seedorf, Münster, Kandahar en keert in 2008 terug naar Münster. Onlangs is de familie teruggekeerd op het oude nest in Oostelbeers, van waar uit een nieuwe fase in het leven aanbreekt. Het voorzitterschap van de VOC hoort daar zeker bij!
De commando-overdacht van 42 BVE Majoor Theunissen aan het roer Majoor Ruud Theunissen (45) nam op Prinsjesdag (21 september 2010) het commando over 42 Brigade Verkenningseskadron over van majoor Niels Roelen.
Majoor Niels Roelen: “Vandaag is het een bijzondere dag. Het is de derde dinsdag van september, dus Prinsjesdag. Vandaag is het ook de internationale dag van de vrede. Er worden vandaag veel gevechtsinsignes uitgereikt, dat is ook bijzonder. Helaas wordt vandaag ook een collega (majoor Sjoerd Polstra van OTC-Rij) gecremeerd, dat is ook iets om bij stil te staan. En naast al deze bijzondere gebeurtenissen mag ik vandaag ook het commando over deze mooie eenheid overgeven.” In de stralende nazomerzon houdt majoor Niels Roelen een korte toespraak om afscheid te nemen van zijn verkenners. Hij roemt zijn collega’s, zijn commandanten en, last but not least, zijn vrouw Annelies die hem tijdens zijn periode bij 42 BVE altijd gesteund heeft. Na de speech van opvolger majoor Ruud Theunissen is het dan toch echt tijd voor Roelen om het toneel te verlaten, maar niet voordat hij en met hem alle verkenners uit volle borst het regimentslied hebben gezongen. Daarna neemt hij samen met zoontje Ties plaats in het museumstuk van de eenheid, de M113 C&V en rijdt weg van de appèlplaats.
Hoe was de start op uw nieuwe functie? “Ik viel met de neus in de boter. Het eskadron haakte namelijk in bij de oefening European Rhino. Daardoor had ik meteen inzicht in de eenheid; het niveau van getraindheid, de besluitvormingsprocessen van de staf, de toestand van
het materiaal en bovenal leerde ik in betrekkelijk korte tijd bijna iedereen kennen, zowel binnen de eenheid als bij het hogere niveau. Mijn (hard)loopbriefje ligt dus helaas nog in de bovenste lade”.
En? Viel deze kennismaking mee? “Ik zal het zo zeggen: zoals bij iedere eenheid heeft de missie in Uruzgan uitwerking gehad op vele gebieden. Het gefragmenteerd uitzenden van 42BVE heeft extra gevolgen gehad en dus liggen er voldoende uitdagingen in het verschiet voor mij en de eenheid. De voorbije oefening heeft eenieder duidelijk gemaakt dat het gas erop moet en ik wil dat pedaal maar al te graag intrappen.”
Is dit uw eerste functie in Oirschot? “Nee, ik was hier in 1984 geplaatst als boordschutter van een waarnemingsgroep en ik heb hier gewerkt als groepscommandant bij het 17e bataljon van 1995 tot 1997. Tussen de genoemde periodes heb ik ongeveer 7 jaren mogen dienen bij het Korps Mariniers, als manschap, ook een geweldige tijd. Ik had destijds nooit kunnen bevroeden hier terug te keren als commandant van 42BVE. Maar soms heb je geluk in je leven of carrière. Dat geldt voor meerdere functies die ik heb gehad, maar zeer zeker voor deze functie als commandant 42BVE. Eerst heel lang leren roeien dus en nu eindelijk zelf aan het roer”.
Kunt u in enkele kernwoorden zeggen wat u belangrijk vindt als militair en voor het BVE in het bijzonder? “Inzet, enthousiasme, motivatie, zelfdiscipline, fysiek hoog niveau, kameraadschap, vertrouwen in elkaar en een hoog kennisniveau van specifieke verkennerstaken”.
43
Cavalerieschool Diner Door elnt R. Franse 7 oktober 2010 was het weer zo ver; het traditionele Cavalerieschool Diner te Amersfoort ter gelegenheid van de viering van de 58e verjaardag van de oprichting van de Cavalerieschool. Commandant Cavalerieschool, Luitenant-kolonel der Huzaren J.J. Alers, en zijn officieren ontvingen officieren en oud-officieren die door hun huidige of voormalige plaatsing bij de Cavalerieschool binding hebben met de school voor het 47e diner. Dit jaar was er een opkomst van 46 officieren. Door omstandigheden was het 2 jaar geleden dat het diner in deze vorm werd gehouden. De dag ervoor waren de officieren van de Cavalerieschool bijeen gekomen op het bureau van de schoolcommandant om het zilver te poetsen, diner en bijbehorende taken door te spreken en natuurlijk de port voor te proeven, wat onder goedkeuring gebeurde. Dit is inmiddels een diepgewortelde traditie geworden. De avond begon met de ontvangst in gebouw O. Zoals altijd werden de vroege vogels opgevangen en na het tekenen van het gastenboek, stond de Luitenant-kolonel Alers met de Majoor van Bommel klaar om iedereen bij binnenkomst welkom te heten. Onder het genot van een drankje kon iedereen bijpraten en de foto’s van het voorgaande diner bekijken totdat de tafelpresident iedereen toesprak en opriep plaats te nemen voor de groepsfoto van alle aanwezigen, het z.g. statieportret. Na het poseren werd er verplaatst naar de dinerlocatie. Deze was voor de gelegenheid aangekleed met het gepoetste tafelzilver, kandelaars en ook het Cavalerieschool fanion ontbrak niet. Na woorden van de Luitenant-kolonel Alers en de tafelpresident kon er begonnen worden aan een heerlijke maaltijd. De maaltijd werd verlevendigd door enkele sprekers: Luitenant-generaal b.d. Reitsma sprak over de synergie tussen Tanks, de CV-90 en de Fennek. Wij Cavaleristen worden opgeroepen anders na te gaan denken over ons vak. Hierbij werd een voorbeeld gegeven over het optreden van 1 à 2 tanks samen met een aantal CV-90’s. Brigade-generaal b.d. de Vries sprak over de scherpe blik van de verkenner en de brede kaaklijn van de tanker. Het diner is een feest waarbij de aangezetenen, ondanks hun “kleur”, één familie zijn. We worden allen opgeroepen dit te allen tijde uit te dragen.
44
De Luitenant-kolonel b.d. Hoevenaars sprak namens de oud schoolcommandanten. Hij bedankte de huidige schoolcommandant voor het voortreffelijke diner. De ballotagecommissie van oud schoolcommandanten had de maaltijd en het entourage goedgekeurd, mede door de kwaliteit van het gemengde gezelschap. Tevens werd er opgeroepen ons niet zielig te voelen, maar uit te gaan van de positieve kanten en succes. Ook de tafelpresident werd niet vergeten; niet alleen om zijn taken als tafelpresident maar om zijn vele loyale inspanningen die hij voor langere tijd geleverd heeft binnen onze vereniging. Hiervoor kreeg hij als waardering uit handen van Commandant Cavalerieschool de Cavalerieschool legpenning uitgereikt. Na afsluiting van het diner werd er weer verzameld in gebouw O waar kon worden genoten van een drankje of een kop koffie. Velen vatten de reis huiswaarts weer aan, al moesten de laatste strijders uiteindelijk door de tafelpresident huiswaarts gemaand worden. Al met al een bijzondere avond en één die past in de reeks van voorgaande diners.
Reünie 196-jarig bestaan Regiment Huzaren van Sytzama Door Wil Bouwmans, oud 11 en 43 Tankbatter en oud - Regimentsadjudant RHvS
Jaren geleden werd door het toenmalige Regimentsbestuur, zelfde bestuur als nu, besproken dat we als Regiment reünies gingen organiseren in de aanloop naar het 200-jarig bestaan van het Regiment in 2014.
We kwamen overeen dit te doen om de 4 jaar. Dat was toen rekentechnisch de prettigste oplossing omdat de reünieverenigingen van ons Regiment hun reünies houden om de twee jaar. We kunnen nu als Regiment terugkijken op de reünies gehouden in 2002, 2006 en 2010. En ik verheug me al op 2014. De reünie 2010 werd gehouden op vrijdag 8 oktober 2010 op de Generaal-majoor de Ruijter van Steveninckkazerne op Oirschot. Dit alles onder de vleugels van onze nog actieve deel van het Regiment, namelijk 11 Tankbataljon RHvS. Onder hun beziellende leiding werd deze reünie georganiseerd, gehouden en gesteund. Van alle (oud) eenheden die bij het Regiment ingedeeld zijn (geweest) waren reünisten aanwezig. Jammer dat veel van hen vroegen naar oud-dienstmaten die bij hen bekend zijn, maar die niet waren gekomen. De reden zal altijd onduidelijk zijn. Ik geef altijd aan dat bij een reünie, jammer genoeg, geen bekenden uit het verleden aanwezig hoeven te zijn. De oudste aanwezige (93)was tijdens zijn dienstijd ingedeeld bij het 1e Regiment Huzaren en heeft nog gevochten in de 2e Wereldoorlog bij het plaatsje Voorthuizen. In Voorthuizen is in 1941 al een monument geplaatst waar de Vriendenkring “Wij Huzaren” jaarlijks onze gesneuvelde Regimentsgenoten herdenkt. Daarnaast waren er diverse oudgedienden van het 41e, 42e en 43e Zelfstandige Eskadrons Zware Tanks. Die tussen 1952 en 1958 gelegerd waren in Havelte, Amersfoort en Oirschot. In 1958 gingen deze drie eenheden samen verder in Oirschot onder 11 Tankbataljon RHvS. Ook waren er diverse oudgediende van het voormalige 43e Tankbataljon uit de ‘t Harde en Langemannshof tijd. Uit mijn Langemannshof tijd 1976/1981 kan ik u melden dat ook aanwezig was de toenmalige aalmoezenier Dick Hendriks (80). De grootste groep reünisten kwam uiteraard uit het zuiden. Was voor hen namelijk “om de hoek” te weten de 11 Tankbatters. De Regimentscommandant begroette tijdens de opening van de reünie alle reünisten, waarbij traditioneel de oudRegimentscommandanten en -adjudanten persoonlijk werden begroet in zijn toespraak. Hierna was het een gezellig
samenzijn, er werden veel herinneringen opgehaald en de vriendschapsbanden werden weer verstevigd. Rond 15.30 uur werden de reünisten verwacht op de “tankplaat” waar door een tankbemanning van het Alfa-eskadron een demo werd verzorgd. Een ieder van hen gaf persoonlijk een toelichting over de werkzaamheden die hij had op de Leopard 2A6. Na deze zeer goede demo waarbij veel reünisten eens de “nieuwe Tank” konden bekijken werd het langzaam tijd om te gaan genieten van een rijsttafel... eenvoudig maar overheerlijk. Als afsluiting kon er nog een kopje koffie worden gedronken. Al met al een geslaagde reünie.
45
Kilacadmondiner 2010 Door cadet-sergeant S.J. de Jong, voorzitter CRSV Kilacadmon 2010 Op 29 oktober jl. vond op het Kasteel van Breda wederom het traditionele Kilacadmondiner plaats. Met 75 aanwezigen in totaal, inclusief de ongeveer 30 aanwezige cadetten, kan dit als een succes beschouwd worden. Alvorens er aan tafel gegaan werd, werd eerst op de binnenplaats de traditionele schietwedstrijd gehouden. Aangezien er weer eens problemen met de schietkelder van het Kasteel waren, werd er dit jaar voor gekozen om vanaf de bok met luchtdrukpistolen te schieten op de binnenplaats. Hoewel het luchtdrukschieten niet tegenviel, hopen we dat volgend jaar weer gewoon met het revolver in de schietkelder geschoten kan worden. Na de schietwedstrijd was het tijd voor het diner, welke aanving met een moment van stilte en het voorlezen van de fax van Hare Majesteit Koningin Beatrix door de voorzitter van CRSV Kilacadmon. Gedurende het diner was er zoals altijd de gelegenheid voor speeches. De voorzitter van Kilacadmon beet het spits af met zijn speech waarin hij de verrichtingen van de vereniging tijdens het afgelopen jaar aanhaalde. Hoofdpunten hierin waren de verschillende activiteiten die ondernomen werden, waaronder bijvoorbeeld de onderofficiersavond, de corpsdagen en het bezoek aan de schietwedstrijd om de Bult Francis Cup. Ook werd het feit aangehaald dat de vereniging sinds begin dit jaar naast de adviseur, maj Van Elten, ook een co-adviseur heeft in de persoon van owi Hopstaken. Ook lgen b.d. Van Diepenbrugge (hoogste in rang), bgen b.d. De Vries (erelid) en lkol b.d. Van der Hoog (oudst aanwezige lid) maakten gedurende het diner van de gelegenheid gebruik om wijze en vaak ook humoristische woorden te richten tot de aanwezigen.
Noordanus, commandant Bronbeek. De kolonel gaf lnt Carbaat de opdracht om het jonge haar 1 rondje rond de ster te laten gaan en vervolgens af te sluiten met een allesbeslissende charge. De opdracht werd overtuigend uitgevoerd door het jonge haar, ware het niet dat na het uitvoeren van de charge helaas alle edele rossen gesneuveld waren in de strijd. Na afloop van de parade des chevaux was het tijd voor de inauguratie van het jonge haar. Hierbij was dit jaar één bijzonderheid, namelijk dat er geen te exaugureren veulen was (uitgeboekt) en helaas ook geen nieuw te inaugureren veulen (door tragische persoonlijke omstandigheden). Na het uitspreken van de welbekende belofte, het drinken van de wijn, de hamerslag en het overhandigen van de boerenzakdoek, mocht de vereniging wel vijftien nieuwe leden toevoegen aan haar bestand.
Na afloop van het diner, welke overigens perfect geregeld was door de medewerkers van Paresto, was het zoals vanouds tijd voor de ‘parade des chevaux’. Dit jaar bestond het jonge haar uit vijftien cadetten welke met hun houten ros voorwaarts gingen over de binnenplaats onder leiding van de jongste luitenant, lnt Carbaat. Het afnemen van de parade des chevaux werd ook dit jaar weer gedaan door de hoogst aanwezige actieve militair. Deze keer was dat kol
Tot slot was het tijd voor de uitreiking van de prijzen van de schietwedstrijd. Dit jaar ging de twijfelachtige eer van het ontvangen van het potje marmelade voor de laagste score naar kol b.d. Blok. De fles jenever voor de hoogste score was voor tlnt Funke-Kaiser. Na het uitreiken van deze eerste prijs was het tijd voor de afsluiting van de avond. Een avond welke zeer gezellig en geslaagd genoemd kan worden.
46
Reünie lichting 83-4 Op 18 september 2010 kwam de lichting 83-4 eindelijk weer samen ten huize van Tjardus van Citters. Dit was de laatste lichting die was opgeleid voor de Centurion. Dat zes maanden in en rond gebouw W indruk hadden gemaakt, bleek tijdens deze reünie. Oude vriendschappen kregen een nieuwe impuls. Op de foto zijn te zien de officieren: Aschebrock, Tas, Lijmbach, Rutgers, Hengeveld, Reesink, van den Hoek, Mars en Van Citters.
IN MEMORIAM maj Sjoerd Polstra Op 14 september j.l. overleed majoor Sjoerd Polstra op 42 jarige leeftijd. In 1986 startte hij zijn militaire loopbaan als dienstplichtige bij 17 Painfbat GFPI. De dienst trok hem en daarom volgde hij al snel de opleiding tot officier speciale diensten in Breda. Zijn eerste beroepsfunctie was pelotonscommandant bij het A-eskadron 11 Tankbataljon waar hij tot 1993 diende. Hij keerde nog tweemaal terug bij 11 Tankbataljon en wel in de functie van plaatsvervangend commandant A-eskadron in 1995 en in 2002 als Commandant van datzelfde Eskadron. In 1996 nam het A-eskadron onder leiding van majoor Ad Koppe en eerste-luitenant Polstra deel aan de missie IFOR-1 in Bosnië. Sjoerd verruilde 11 Tankbataljon eenmaal voor 101 Tankbataljon. Eerst als Hoofd Sectie S2, later als Commandant van het A-eskadron. Als observer trainer ging hij in 2005 zijn manoeuvreervaringen delen met jonge collega’s in Amersfoort.
Van 2007 tot 2010 was hij met veel plezier commandant van de A-instructiecompagnie op het OTCRIJ in Oirschot en daar kwam ik Sjoerd weer tegen. Ik was op zoek naar een plaatsvervangend bataljonscommandant en hij was mijn eerste keus. Eerste keus, omdat hij gedreven was, eerlijk, een tikkeltje eigenwijs, maar een vakman pur sang. We hebben samen onze eerste plannen gesmeed voor het bataljon en we hadden er echt zin in. Tot een gezamenlijke uitvoering kwam het helaas niet.
Met Sjoerd verliest de cavalerie een fijne collega, uit het juiste staal gesmeden. Wij wensen zijn gezin veel sterkte toe.
Commandant 11 Tankbataljon, Regiment Huzaren van Sytzama, lkol C.G. Koek
47
Een zandbak onder Nederlands beheer De Nederlandse missie in Al Muthanna, Irak, 2003-2005 Door Arthur ten Cate Van de zomer van 2003 tot het voorjaar van 2005 opereerde een Nederlandse bataljonstaakgroep in de Zuid-Iraakse provincie Al Muthanna. Een nieuw boek van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) analyseert op basis van nooit eerder gebruikt bronnenmateriaal de Stabilisation Force Iraq (SFIR), uitgezonden naar Irak na de verovering van dat land door een militaire coalitie onder Amerikaanse leiding. Het boek behandelt de problematiek van SFIR als complexe stabilisatie-operatie tussen vredeshandhaving en bezetting, staat stil bij de ‘Dutch approach’, en geeft een treffende karakterschets van een bijzondere expeditionaire inzet. Het begin: een mager mandaat Bij de formatie van het kabinet Balkenende-IV in februari 2007 legden de coalitiepartijen CDA, PvdA en ChristenUnie expliciet vast dat de nieuwe regering zich voortaan bij uitzendbesluiten zou onderwerpen aan de eis dat “een adequaat volkenrechtelijk mandaat” de grondslag zou moeten vormen “bij deelname aan missies met inzet van Nederlandse militairen”. De behoefte dit beginsel uitdrukkelijk te benoemen kwam natuurlijk voort uit de worsteling van de Nederlandse politiek tot dan toe met de consequenties van het eerdere rege-ringsbesluit, van begin 2003, om de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak (operatie Iraqi Freedom) politiek te steunen, terwijl daar geen overeenstemming over bestond in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de regering daarom als alterna-tief meende terug te kunnen vallen op het zelf reactiveren van oude resoluties van die raad. Deze onderbouwing is, zoals bekend, eerder dit jaar door de commissie-Davids terechtgewezen. Zelden in dit verband genoemd, maar wel degelijk opmerkelijk, is het feit dat de grondslag voor de latere deelname van de Nederlandse krijgsmacht met een zelfstandige bataljonstaakgroep aan de post-invasiefase van operatie Iraqi
48
Freedom - vanaf de zomer van 2003 - eveneens een aanvankelijk magere en bediscussieerbare volkenrechtelijke basis kende. De Nederlandse Stabilisation Force Iraq (SFIR) werd door het kabinet gerechtvaardigd op basis van resolutie 1483 van de VN-Veiligheidsraad van 22 mei 2003. Daarin stond echter niet, zoals bij dergelijke autorisaties te doen gebruikelijk, een expliciete benoeming van en mandatering voor een internationale vredesherstellende dan wel vredeshandhavende troepenmacht. Zeker ook niet benoemde deze resolutie een wederopbouwoperatie onder VN-vlag, zoals de Nederlandse regering die aanvankelijk voor ogen had. Resolutie 1483 beschreef de feitelijke acceptatie door de Veiligheidsraad van de bezetting van Irak door een geallieerde militaire coalitie. Hij bevatte een algemene aanmoediging om bij te dragen aan de veiligheid en stabiliteit van het land door personeel, materieel of andere middelen ter beschikking te stellen aan de Coalition Provisional Authority (CPA) - de executieve dienst van de AmerikaansBritse bezetting - en een oproep om het volk van Irak te helpen met de wederopbouw. De uitzending van Nederlandse strijdkrachten naar Irak in de zomer van 2003 begon zodoende en in de eerste plaats onder het gezag van de in ‘1483’ erkende bezetten-de mogendheden, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Totdat de Veiligheidsraad met resolutie 1511 in oktober 2003 alsnog de aanwezigheid in Irak van een “multinational force under unified command” daadwerkelijk autoriseerde, opereerden Nederlandse militairen in Zuid-Irak derhalve met een ongebruikelijke volmacht.
Verwevenheid met de bezetting Niet alleen qua onderbouwing, ook in de praktijk verliep onze bijzondere expeditionaire inzet in het bezette Irak anders dan de Nederlandse regering vooraf voor wenselijk hield. De Nederlandse Battlegroup (NLBG) die onder leiding van een Brits divisiehoofdkwartier actief was in de zuidelijke woestijnprovincie Al Muthanna, raakte veel meer met de feitelijke bezetting en de daarbij horende verantwoordelijkheden verweven dan het kabinet eigenlijk wilde. De Nederlandse eenheid was in de alledaagse praktijk van
Boekbespreking Boekbespreking diplomatie, hoewel dit op dat moment nog niet (want pas na 2006 in Uruzgan) het Haagse beleidsideaal was. Verder vormde een met Nederlandse militairen gevuld Government Support Team aanvankelijk het enige executieve CPA-agentschap met het vermogen geld uit te geven aan het (her)opstarten van overheidsdiensten en publieke voorzieningen, en het uitvoeren van wederopbouwprojecten. Tevens was alleen de NLBG bij machte de openbare orde te handhaven en de georganiseerde misdaad in het gebied het grootste veiligheidsprobleem - te bestrijden. Formeel waren deze laatste taken eveneens de verantwoordelijkheid van de CPA, in samenwerking met de Iraakse politie. Maar ook hier bleek de praktijk weerbarstig en belandden er verantwoordelijkheden op het Nederlandse bordje die de politieke leiding daar liever niet wilde hebben. Het was de Nederlandse militaire eenheid in Al Muthanna die noodgedwongen als een soort politiedienst vechtende stammen uit elkaar hield, ordeverstoringen beteugelde, carjackers en smokkelbendes bestreed, illegaal wapenbezit aanpakte, grootschalige arrestatieoperaties uitvoerde, en systematische plunderingen van konvooien langs de snelwegen probeerde te voorkomen. Dit laatste verschijnsel vormde weer de directe aanleiding tot tal van schietincidenten, waarvan er eentje (in december 2003) leidde tot de bekende ‘zaakEric O.’.
Tussen machtsstrijd en opstand Operatiegebied Multinational Division South-East (MND SE) in augustus 2003. zijn ‘ondersteunende’ veiligheidstaak betrokken bij ordehandhaving en criminaliteitsbestrijding, en vervulde een centrale rol in het opzetten van nieuwe Iraakse bestuursstructuren. Dit was nodig om de opdracht - het brengen van veiligheid om een restauratie van het normale maatschappelijke leven mogelijk te maken - te kunnen uitvoeren. Maar het stond haaks op de expliciete voorbehouden (caveats) die Nederland juist met Groot-Brittannië had afgesproken om zich te kunnen presenteren als niet-bezettend coalitiegenoot en als zelfverklaard vredeshandhaver. Deelname aan de ‘Coalition of the willing’ in Irak zonder mee te doen aan de bezetting, de Nederlandse intentie, bleek in de praktijk onwerkbaar. Dit kwam in de eerste plaats door het falen van de CPA op het provinciale niveau. Deze CPA had lange tijd onvoldoende personeel. De eerste Amerikaanse schaduw-gouverneur functioneerde bovendien maar matig, zo niet slecht. Het gat werd gevuld door de politieke adviseur van de Nederlandse Battlegroup, die zich de eerste maanden van de SFIR-missie ontwikkelde tot een centrale figuur bij de bestuurlijke opbouw in Al Muthanna. De door hem gehanteerde werkwijze om te komen tot een representatief Iraaks gezag, werd zelfs het model voor de rest van het land. Zijn samenwerking met de commandant NLBG om een door de Irakezen gesteund openbaar bestuur op te zetten was van een dusdanige aard, dat kan worden gesproken van een embryonale ‘geïntegreerde benadering’ van de operatie-elementen veiligheid en
Vanaf het begin van de missie in Al Muthanna stond het streven centraal om de Iraakse veiligheidsdiensten zo snel mogelijk op eigen benen te zetten. De bezetting zou immers tijdelijk zijn. Toen eind 2003 bekend werd dat Irak al in juni 2004 zijn zelfbestuur zou terugkrijgen, werd het opbouwen van Iraakse veiligheidsorganisaties (in jargon: Security
Het stadje Al Khidr, met op de voorgrond het Nederlandse kamp ‘Al Aser Al-jadid’ (het nieuwe tijdperk).
49
Patrouillegang door 1 NLBG van het Korps Mariniers.
Sector Reform - SSR) het speerpunt van de operatie. De Nederlanders leverden het eerste jaar op dit vlak een indrukwekkende prestatie. Zij staken veel moeite in het opzetten van trainings- en coachingsprogramma’s voor de Iraakse politie en voor het Iraqi Civil Defence Corps, een soort nationale garde. Tot het voorjaar van 2004 gaf de NLBG, dat hiertoe speciaal was uitgerust met een detachement ‘groene’ marechaussees, aan honderden agenten een bijscholing of hun initiële politie-opleiding. Tevens stampte de NLBG een compleet bataljon Civil Defence Corps van meer dan 500 man uit de grond. Dat Al Muthanna in vergelijking met veel andere Iraakse provincies relatief goede prestaties op SSR-gebied liet zien, was voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het feit dat de Nederlanders en Irakezen specifiek in deze provincie weinig werden gehinderd door het gewapende verzet, dat elders in Irak wel groeide en vanaf het najaar van 2003 steeds dodelijker en ontwrichtender vormen aannam. Toch moet het succes ook weer gerelativeerd worden, omdat de focus aanvankelijk op de aantallen lag en minder op de kwaliteit. In de loop van 2004 werd dit pijnlijk duidelijk toen de politieke onrust toenam en er tekenen waren van een complexe machtsstrijd binnen de sjiitische gemeenschap (de dominante groep in Zuid-Irak), die leidde tot gerichte gewapende acties tegen het heersende gezag. De veiligheidsdiensten bleken niet onwrikbaar en de NLBG bleef als ‘sterkste stam’ nodig om de irreguliere dreigingen uit criminele en politieke hoek te neutraliseren. Toch doorstonden de Iraakse instanties in Al Muthanna de eerste grote uitdagingen, twee gewelddadige opstanden die de revolutionaire Sadr-beweging in april-mei en augustus 2004 begon, relatief en opmerkelijk goed. Pogingen van het Mahdi Leger van de radicale politicus Moqtada Al Sadr om politiebureaus en overheidsgebouwen over te nemen – elders in Midden- en Zuid-Irak wel succesvol – mislukten geheel. Cruciaal hierbij waren echter de stammen, niet de veiligheidsdiensten. De NLBG kon een ondersteunende rol aannemen, terwijl een oud systeem van balance of power en
50
controle tussen de stammen in de provincie in werking trad om de rust en orde te bewaren. De Nederlandse Battlegroup werd tegelijkertijd langdurig geconfronteerd met een onvoorspelbare veiligheidssituatie in een operationele omgeving die bij vlagen zeer gewelddadig kon worden. Er waren mortierbeschietingen op de basiskampen, aanslagen met geïmproviseerde explosieven op voertuigen, schietpartijen met kleinkaliberwapens en hinderlagen tegen patrouilles, en openlijke provocaties door gewapende lieden in de straten van de drie grootste steden, de provinciehoofdstad As Samawah, en de plaatsen Ar Rumaythah en Al Khidr. Bij twee gelegenheden verloren Nederlandse militairen door irreguliere acties het leven. Op de avond van 10 mei 2004 raakte sergeant der eerste klasse Dave Steensma zwaargewond bij een aanslag met handgranaten op een brug in het centrum van As Samawah. Hij overleed een paar uur later. Op 14 augustus reed een detachement van de Marechaussee in een grote hinderlaag in de bebouwde kom van Ar Rumaythah. Daarbij sneuvelde wachtmeester der eerste klasse Jeroen Severs. In reactie op het feit dat Nederlandse strijdkrachten zo voor het eerst sinds koloniale tijden weer te maken kregen met een guerrilla, vielen de opeenvolgende NLBG-commandanten terug op reflexen die enerzijds voortkwamen uit de ruime ervaring van de Nederlandse krijgsmacht met vredesoperaties, en die anderzijds leunden op principes die behoorden tot de doctrine ter bestrijding van irregulier optredende tegenstanders, met elementen als een bevolkingsgerichte ´open´ benadering, het zoeken van samenwerking met de lokale elite, het blijven aanzwengelen van wederopbouwprojecten, een terughoudendheid met geweldgebruik, maar ook gerichte militaire actie, en het blijven steunen, trainen en verbeteren van lokale veiligheidsstructuren. Er was zodoende sprake van een mix van vredesondersteuning en counter-insurgency.
Twee van in totaal tachtig arrestanten worden geboeid tijdens operatie Greenfield, een aanhoudingsactie door de NLBG in de door MND SE geleide operatie Sweeney, 21 oktober 2003.
Boekbespreking
Op een schietbaan in de woestijn buiten As Samawah krijgt de politie les in het gebruik van hun nieuwe, door Nederland geleverde, Glock pistolen, 31 december 2003.
Door de relatieve rust in Al Muthanna in vergelijking met het grote geweld elders in het land, was dit tegelijkertijd weer minder dramatisch dan het klinkt. Al Muthanna was en bleef in betrekkelijk opzicht een ´provincie van de vrede´ en een oase van rust in een verder door opstand en sektarisch geweld verscheurd Irak. Vooral was dit te danken aan een spontaan, fragiel, maar uiteindelijk effectief gelegenheidsverbond tussen de NLBG en de belangrijkste Muthanese stammen. Dit verbond kwam onder andere tot stand omdat de Nederlanders er oog voor hadden.
Dutch approach? Uitzonderlijk aan de Irak-missie was het feit dat de Nederlandse militairen de voor die tijd ongekende som van ruim 16 miljoen dollar (merendeels niet-Nederlands geld) konden uitgeven aan honderden wederopbouwprojecten en nog eens voor tientallen miljoenen dollars (in totaal meer dan 100 miljoen) aan langetermijninvesteringen opstartten, waaronder een energiecentrale en een waterzuiveringsinstallatie. Dit konden zij doen omdat de CPA-organisatie op provinciaal niveau onvoldoende van de grond kwam, terwijl tegelijkertijd via de militaire kanalen (letterlijk) grote zakken met Amerikaanse dollars beschikbaar werden gesteld. De stabilisatiemissie in Al Muthanna kende zo onverwachts een wederopbouwdimensie die maakte dat de NLBG´s de karakteristieken droegen van wat tegenwoordig in crisisbeheersingsoperaties Provinciale Reconstructie Teams (PRT´s) worden genoemd, met een grote hoeveelheid geld onder beheer van de militaire commandanten. De NLBG’s bleken goed met dit geld uit de voeten te kunnen. Een waardevolle aanbeveling voor toekomstige missies zou daarom kunnen zijn: zorg dat een eenheid over zo’n goed gevulde eigen krijgskas beschikt. Rest de vraag hoe de Nederlandse operatie in Zuid-Irak achteraf moet worden gezien. De NLBG opereerde twintig maanden lang op het raakvlak van bezetting en vredesondersteuning, met een inzet in de traditie van zowel peacekeeping als counter-insurgency. De eenheid volbracht daarbij een tamelijk succesvolle stabilisatieoperatie, in de context van een grotere geallieerde campagne die allesbehalve succesvol was. Hoe kregen die Nederlanders dat voor elkaar? Hoe hielden zij Al Muthanna relatief rustig terwijl Irak verkruimelde en afgleed naar een brute gewapende opstand en een orgie van sektarisch geweld? Wat was de toverformule van de destijds in het publieke debat als verklaring aangedragen, veelgeroemde, zogenoemde ‘Dutch approach’? De Irak-missie van de NLBG van augustus 2003 tot en met maart 2005 kende taken op het gebied van militair gezag, bezetting en bestuurlijke ont-
Een infanterist van 5 NLBG passeert in januari 2005 te Ar Rumaythah een poster van de radicale geestelijke Al Sadr.
wikkeling; het zorgen voor veiligheid; het uitvoeren van omvangrijke wederopbouwinspanningen met een voor toenmalige begrippen historisch groot budget; aspecten van vredesondersteuning; SSR op grote schaal; executief politieoptreden met ordehandhaving, criminaliteitsbestrijding en incidentele grootschalige aanhoudingsoperaties; en, waar nodig, gewapend optreden tegen een irreguliere tegenstan-der. Dit alles, zo blijkt, met een eigen Nederlands tintje, zonder dat er sprake was van een vooropgezet plan of een typische nationale werkwijze die uniek Nederlands zou zijn. Daarbij was een respectvolle benadering van lokale gebruiken en gewoontes een belangrijk, en vanwege de prominente (en voor de veiligheid doorslaggevende) positie van de stammen in dit gebied, opportuun aspect. Om echter te spreken van een Dutch approach, in de zin dat er een uitgewerkt concept aan ten grondslag lag dat zou zijn gepland, getraind, geïnstitutionaliseerd en vervolgens naar de letter uitgevoerd, is onjuist en zou wat al te pretentieus zijn. Nauwkeuriger zou het zijn om te spreken van een Dutch touch, een term die eerder tijdens deze Irak-missie door een bezoekende Britse journalist werd gelanceerd, en die meer recht doet aan de subtiele improvisaties die hebben bijgedragen aan de goede prestatie die uiteindelijk in Al Muthanna is neergezet.
‘Missie in Al Muthanna’ is geschreven door Thijs Brocades Zaalberg en Arthur ten Cate. De auteurs zijn medewerkers van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Het boek bevat 390 bladzijden en rijk geïllustreerd met foto’s en duidelijke overzichtskaarten. Uitgeverij Boom. ISBN: 978 94 6105 359 6.
51
Regelmatig Terugkerende Bijeenkomsten LUNCHES
BORRELS BUITENLAND
Brabantse Lunch
Australië
Elke vierde woensdag van de maand v.a. 12.00 uur in auberge de Waag, Markt 32 te Boxtel. Info en opgave bij de res-lkol mr. D. van Zuidam , tel: 0411-610219 of e-mail:
[email protected]
Sydney, bij de oud-res-elnt drs. H.A.J. Sprangers. Tel privé: 02 96341822, e-mail:
[email protected]
Den Haag Elke tweede donderdag van de maand v.a. 12.00 uur in de Pulchri Studio, Lange Voorhout 15, tel.: 070-3589474; inlichtingen en opgave aldaar of bij lkol b.d. drs A.J. Rosendahl Huber, tel 0655-991808.
Rotterdam Elke derde woensdag in de derde maand van het kwartaal v.a. 12.00 uur in Roei en Zeilvereniging ‘de Maas’. Info bij res-elnt W. Aalders, e-mail:
[email protected]
België Brusselse VOC-borrel vindt plaats op uitnodiging en op wisselende locaties. Info bij oud-res-elnt D. Tromp, e-mail:
[email protected]
Curaçao Willemstad, bij oud-res-ritm F. Fontein. Flexibel qua locatie, datum en tijd. De Ketel One Vodka en Ketel 1 jenever staan altijd koud. Tel: +59 99 461 0425 of +59 99 529 7027, e-mail:
[email protected]
Frankrijk Zutphen Elke eerste donderdag van de maand v.a. 12.00 uur in de Roskam te Gorssel, info: maj b.d. H.A.G. Nix, tel: 0575-528002, e-mail:
[email protected].
BORRELS NEDERLAND
Amersfoort-Bernhardkazerne Vereniging Officieren Cavalerie School (VOCS) organiseert 4 x per jaar de cavalerieborrel op de Bernhardkazerne. Uiteraard zijn ook VOC-leden van harte welkom. Opgave en inlichtingen bij maj J. van Bommel, tel: 033-4661281
Mornac sur Suedre, elke dinsdag bij oudres-maj J.H. Goedkoop in Le Mornac, 21 rue des Halles, 17113 Mornac sur Suedre. Tel.: +33 546 22 63 20, e-mail:
[email protected] Opgave: tel aanmelden 1 dag vooraf. Leden en niet-leden op doorreis zijn welkom bij kol b.d. mr. C.H. Blok, Château des Loges, 61250 Hauterive, Orne. Tel.: +33 233826756 / E-mail:
[email protected]
Luxemburg Bij de oud-res-elnt jhr. T.C.H.N.G. van Rijckevorsel. Tel (en fax): 00-(352)7704¬36.
Amsterdam/ ‘t Gooi De Henk Oortman Gerlingsborrel in jan, mrt, jun en nov. De borrel wordt altijd gevolgd door een maaltijd. Aanmelden bij res-ritm M.P. Oortman Gerlings via e-mail: mp.oortman.gerlings @tip.nl of bij res elnt R. Hermens via e-mail:
[email protected].
52
Noorwegen Oslo, bij de Defensie attachee voor Scandinavie, lkol P. Teeuw. Leden en niet leden, altijd welkom. Tel +47 91 391 256 of
[email protected]
Spanje Marbella, bij de oud-res elnt jhr. M.L. de Blocq van Scheltinga, adres: Finca Linda Vista, E-29110 Monda. Tel.(mobile): +(34) 609 150961 of 070-8912506 (huis, Ned. nr.). E-mail:
[email protected] Cavaleristen in Barcelona zijn welkom om contact op te nemen met Mark Wuijten, e-mail:
[email protected]
UK Londen, in de Cavalry and Guards club, 127 Piccadilly. Afspraken met res elnt G.J. ter Brugge. Tel: +44 20 76773875 of e-mail: gerbrand.j.ter.brugge@ morganstanley.com.
USA New-York info bij oud-res-elnt jhr. Job B.B. Sandberg. (office) tel: 1-646-424-7210, e-mail
[email protected], (prive) tel:1-203-655-4003, e-mail:
[email protected].
Lancaster (Pennsylvania), bij de oud-res-elnt W.R.H.M. van Huystee. Tel: kantoor (717) 393-1551 en thuis (717) 393-3005.
Atlanta (terug van weggeweest), bij res-ritm Robert B. Koch, 44 05 10 209 ‘t Hoveke, 730 Mt Paran Rd NW, Atlanta Ga 30327, Tel: 404 323 6075 / 404 843 3946
[email protected].
VOC Activiteitenkalender Datum Activiteit
Plaats
Contactpersoon
2010 02-12-10
VOC-lunchtafel, de Roskam
Gorssel
maj b.d. H.A.G. Nix, 0575-528002,
[email protected]
09-12-10
Haagse VOC-koffietafel
Den Haag
lkol b.d. drs. A.J. Rosendahl Huber,
[email protected], 06-55991808
09-12-10
maj. b.d. H.N. Pieters,
[email protected],
Petit Diner RHvS
Breda
040-2262898
15-12-10
Lunch KR&ZV “de Maas”
Rotterdam
res-elnt W.J.G. Aalders,
[email protected]
15-12-10
Heinekenborrel
Amsterdam
oudres-elnt. M.H. Rijkens,
[email protected]
16-12-10
Commando-overdracht 43 BVE
Havelte
poc,
[email protected]
22-12-10
Brabantse lunch
Boxtel
res-lkol mr. D. van Zuidam, 0411610219,
[email protected]
2011 06-01-11
VOC-lunchtafel; de Roskam
Gorssel
Maj b.d. H.A.G. Nix 0575-528002;
[email protected]
13-01-11
Haagse VOC Koffietafel; Pulchri Studio
Den Haag
Lkol b.d. drs. A.J. Rosendahl Huber;
[email protected], 06-55991808
26-01-11
res Lkol mr D. van Zuidam 0411610219;
Brabantse Lunch
Boxtel
[email protected]
03-02-11
VOC-lunchtafel; de Roskam
Gorssel
Maj b.d. H.A.G. Nix 0575-528002;
[email protected]
03-02-11
VOA/VOC borrel (heren)
Oldebroek
Maj b.d. W.L. Plink 0578-612138
[email protected]
10-02-11
Haagse VOC Koffietafel; Pulchri Studio
Den Haag
Lkol b.d. drs. A.J. Rosendahl Huber;
[email protected], 06-55991808
18-02-11
Diner de Corps RHvS
?
Maj b.d. H.N.Pieters;
[email protected]
18-02-11
VOC Symposium
Soesterberg
Maj R. van Ingen;
[email protected]
23-02-11
Brabantse Lunch
Boxtel
res Lkol mr D. van Zuidam 0411610219;
[email protected]
03-03-11
VOC-lunchtafel; de Roskam
Gorssel
Maj b.d. H.A.G. Nix 0575-528002;
[email protected]
09-03-11
Haagse VOC Koffietafel; Pulchri Studio
Den Haag
Lkol b.d. drs. A.J. Rosendahl Huber;
[email protected], 06-55991808
23-03-11
res Lkol mr D. van Zuidam 0411610219;
Brabantse Lunch
Boxtel
[email protected]
16-04-11
res Ritm M.O.M. van der Goes;
VOC Algemene Vergadering
t Harde
[email protected]
16-04-11
res Elnt W.J.G. Aalders;
[email protected]
Lunch KR&ZV “de Maas”
Rotterdam
53
Personeelsmutaties B E V O R D ERING EN Bevorderd Naam
Afdeling
Reden
Ingangsdatum
tot LtKol
Weijden,Fredericus van der
OTCOPN/ST
Effectieve bevordering
01-10-10
Maj
Feith,Jan W
11TKBAT/STSTESK
Effectieve bevordering
01-09-10
Maj
Hazel,Wouter van den
NLDA: Mil. Operat.. Wetensch.
Effectieve bevordering
01-09-10
Kap/Ritm
Aalst,Youri M van
MI&STSTESK/1FIELD HUMINT/3TEAM
Effectieve bevordering
13-09-10
Elt
Heule,Roelant Y
103ISTARBAT/BATST/ASIC/GSA1
Effectieve bevordering
01-09-10
Elt
Jonker,Arie P
DCIOD: NSE Munster
Effectieve bevordering
01-10-10
Tlt
Dreschler,Martijn
NLDA/Opkomst OFFN MWO
Effectieve bevordering
16-09-10
Tlt
Carbaat,Jord
NLDA/Opkomst OFFN MWO
Effectieve bevordering
01-10-10
O N D E RSCH EIDINGEN Rang
Naam
Kwalificatie
Afdeling
Datum
LtKol
Jong, Jelle A. de
Her.Med
DCIOD: LAND CC-HQ Heidelberg
06-08-10
VREDEOPS Gesp ISAF 2
Maj
Goossens, Ralf A.
Gevechtsinsigne
42PIB/B-CIE
02-08-10
Maj
Roelen, Niels O.
Gevechtsinsigne
13MECHBRIG/ST/G3/CURRENT OPS
02-08-10
Maj
Gorissen, Haran
Gevechtsinsigne
CLAS/CSGP/AFD BO
10-08-10
Maj
Ouwehand, Henk
Gevechtsinsigne
Afd. Toekomstverkenningen
11-08-10
Ritm
Borst, Timo de
Her.Med VREDEOPS
43MECHBRIG/ST/G3/PLANS
18-08-10
Gesp ISAF 3
Ritm
Palmen, Davy P.M.
Gevechtsinsigne
13MECHBRIG/ST/G3/CURRENT OPS
02-08-10
Ritm
Vos, Ronny de
Gevechtsinsigne
SICT/SIE SOB&SOMS
02-08-10
Ritm
Herzog, Robert W.
Gevechtsinsigne
MI&STSTESK/1FIELD HUMINT
09-08-10
Ritm
Bakker, Jacob A.
Gevechtsinsigne
43BVE/ESKST/LSGP
10-08-10
Ritm
Gortworst, Maarten
Gevechtsinsigne
UNTSO
10-08-10
Ritm
Koolen, Martijn K.W.
Gevechtsinsigne
43BVE/ESKST/LSGP
11-08-10
Ritm
Leeuw, Edwin de
Gevechtsinsigne
NLDA: Sie S3
11-08-10
Ritm
Moes, Rudolf D.A.
Gevechtsinsigne
43BRIGVERKESK HvB
12-08-10
Gevechtsinsigne
UNTSO
20-08-10
Ritm Rijckevorsel,
Jan-Hein van
Ritm
Postma, P.C.
NATO Med Non Article5 ISA
F42PIB/STSTCIE/BATST/SIE S3
10-07-10
Elt
Jonker, Arie P.
Gouden Medaille
DCIOD: NSE Munster
02-09-10
Elt
Buitenhuis, Justin G.
Gevechtsinsigne
OTCMAN/CAVSCHL/Opleiding
02-08-10
Elt
Zwaag, Steven van der
Gevechtsinsigne
OTCMAN/CAVSCHL/VERK/IG FENNEK
10-08-10
Elt
Leeuwen, Jochem
Gevechtsinsigne
OCIO/SCHL Z/B-INSTRCIE/6PEL
11-08-10
N.D.J. van
Knt
Mansom, Bas van
Gevechtsinsigne
OTCVUST/SVUST/Pers in Opl
03-08-10
54
U I T ST RO OM Rang Naam Contract Actie/Reden
Ingangs- datum
Leeftijd op ontslagdatum
Kol Feskens, Frans Kol Scheffer, Ronald H.M. LtKol Bogmans, Hans Maj Cremers, Johannes J.M. Maj Groenendijk, Jan Maj Polstra, Sjoerd L.G. Maj Mol, Cees de Maj Pals, Geert Maj Kerkhof, Fred
01-09-10 01-10-10 01-09-10 01-09-10
56 56 56 56
01-09-10
56
15-09-10
42
01-09-10 01-10-10
57 56
01-10-10
57
Off BOT KMA Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a Off BOT KMA Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a Off BOT KMA Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a Off BOT Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a speciale diensten Off BOT Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a speciale diensten Off BOT Overlijden AMAR art. 118 speciale diensten Off Uitloop Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a Off BOT Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a speciale diensten Off Uitloop Ontslag AMAR art. 39.2a jo 39a
(HER)PLAATSING Rang
Naam
Arbeidsplaats titel
Afdeling
Locatie
Genm
Jonge,Jan H de
Interne herplaatsing
Stafgroep MD
Den Haag - Binckhorsthof
Kol
Koot,Gerardus F
BELMDW SR BS/HDAB
CLAS/CSGP/STGP
Den Haag - Min Def/Kalvermarkt
Kol
Opdorp,Gerardus J M van
Bijzondere Personeelszaken
Bijzondere Personeelszkn CLAS
Den Haag - Binckhorsthof
Kol
Sleurink,Wouter
Sr Military Staff Officer
DCIOD: IMS
Brussel - Nato Headquarters
Lkol
Kooij,Johannes H
STOFF OPL&TRA MAN
OTCOPN/AFD OPL&TRA/BUR OPL&TRA
Amersfoort - Bernhardkazerne
Lkol
Luijten,Sander M
C-SCHOOL NOORD
OCIO/SCHL NOORD
Assen - J W Frisokazerne
Lkol
Molenaar,Hans
Productgroep Manager
BG IVENT: Prod Mngmnt
Gouda - Pr W Alexanderkaz
Lkol
Stam,Arthur P N
AO-2 PLANS & POLICY
DCIOD: EUMS
Brussel - Nato Headquarters
Lkol
Valk,Paul van der
Coordination Officer
DCIOD: JFC-HQ Brunssum
Brunssum - H. Nassau Ouwerk.kp
Lkol
Weijden,Fredericus van der
CS/PLV C-OTCOPN
OTCOPN/ST
Amersfoort - Bernhardkazerne
Maj
Kajuiter,Jeroen H M
STOFF PT URUZGAN INTEGRATION CLAS/DOPS/OG/BUR PT UI
Utrecht - Lgen Knoopkazerne
Maj
Feith,Jan W
PLV C-TKBAT LEOP2A6/CBRN
11TKBAT/STSTESK
Oirschot - De R v Steveninckkz
Maj
Hazel,Wouter van den
Universitair Docent/Land
NLDA: Mil. Operat.. Wetensch.
Breda -Isaac Delprat Paviljoen
Maj
Kuiper,Ment
Arbpl reservistenpool RMT
CLAS/CSGP/ARA/BUR P-BEHEER
Utrecht - Lgen Knoopkazerne
Maj
Linden,Rinie van der
WRN UNTSO
UNTSO
Jeruzalem - 1(Nl)Vncie Untso
Maj
Theunissen,Rudolf H F
C-VERKESK
42BRIGVERKESK HvB
Oirschot - De R v Steveninckkz
Ritm
Aalst,Youri M van
C-FIELD HUMINT TEAM/CH VAU LT
MI&STSTESK/1FIELD HUMINT/3TEAM
‘t Harde - Art Schietkamp
Ritm
Bock,Peter de
C-TKESK LEOP2A6
42TKBAT/B-ESK
Darp - Johannes Postkazerne
Ritm
Bosch,Peter J
Projectleider I&S
BG IVENT: I&S Projecten
Maasland - Rekencen Maasland
Ritm
Buining,Renee
OBMW Veteranen
DC BMW: RK Zuid
Eindhoven - Vlb Eindhoven
Ritm
Gortworst,Maarten
WAARNEMER UNTSO
UNTSO
Jeruzalem - 1(Nl)Vncie Untso
Ritm
Laarman,Stephanus J
C-IGO/DOCENT TK CAV
OTCMAN/CAVSCHL/TK/IGO
Amersfoort - Bernhardkazerne
Ritm
Postma, P.C.
Hfd Sie S2 Painfbat
42 PIB
Oirschot - De R v Steveninckkz
Ritm
Reek,Roeland W
Opleiding HBO BI
Opleiding Extern CLAS
Breda - Trip v Zoudtlandtkaz.
Ritm
Wijck,François van
Plv Cdt CADCIE C
NLDA: 3e CAD CIE
Breda - Kasteel van Breda/KMA
Elt
Jonker,Arie P
Plv Locatiemngr NSE Munster
DCIOD: NSE Munster
Muenster - Ktrgeb Nsu
Tlt
Post,Yorick H B
OFF CAV - TANK
NLDA/Opkomst OFFN MWO
Breda - Kasteel van Breda/KMA
55
Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2010 Vraagbaak op alle onderdelen Sociale zekerheid in Nederland is altijd in beweging. Ook militair- en burgerpersoneel, werkzaam bij Defensie, merkt dit. Persoonlijk en/of functioneel wordt u geconfronteerd met de gevolgen van de veranderingen. Al was het maar met de vraag: “Wat gebeurt er als ik nu arbeidsongeschikt word?”.
Voor het eerst sinds jaren is de Wegwijzer er weer in boekvorm. Als handig naslagwerk voor iedereen die functioneel met deze materie bezig is of er ‘gewoon’ interesse in heeft. ‘Gewoon’, omdat het ook uw zekerheid is.
Op die vraag, en vele andere onderwerpen geeft de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie antwoord. In begrijpelijke taal wordt uitgelegd hoe het sociaal zekerheidsstelsel in elkaar steekt en wat het belang is van de door Defensie getroffen voorzieningen.
Bestel ‘m snel via www.dfd.nl