De toekomst van de Vlaamse Ruimte in een veranderende wereld Aanzet tot scenario-analyse voor ruimtelijk beleid in Vlaanderen, vertrekkend van de studie Welvaart en Leefomgeving Nederland (2006) Kwalitatieve analyse
De toekomst van de Vlaamse Ruimte in een veranderende wereld Aanzet tot scenario-analyse voor het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, vertrekkend van de studie Welvaart en Leefomgeving Nederland (2006) Kwalitatieve analyse
Annette Kuhk, Guy Engelen, Philippe Vandenbroeck, Els Lievois, Jan Schreurs, Frank Moulaert Steunpunt Ruimte en Wonen in opdracht van Afdeling Ruimtelijke Planning Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed September 2011
Auteurs en info:
Auteurs: Annette Kuhk , Guy Engelen, Philippe Vandenbroeck, Els Lievois, Jan Schreurs, Frank Moulaert Projectleiding: Frank Moulaert, Jan Schreurs, Guy Engelen Document : Analyse van de Workshop scenario’s op 30 maart 2011 Datum: September 2011
Verantwoordelijke uitgever: Steunpunt Ruimte en Wonen Kasteelpark Arenberg 51 bus 2429 - 3001 Heverlee Tel: +32 (0)16/32 13 36 Email:
[email protected] Website: http://www.steunpuntruimteenwonen.be Verantwoordelijke uitgever: Deze nota kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap: Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze tekst komt de mening van de auteur naar voor en niet die van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de meegedeelde gegevens. This report has been realised with the support of the Flemish Community: Program for Policy Research Centres. The text contains the views of the author and not the views of the Flemish Community. The Flemish Community cannot be held accountable for the potential use of the communicated views and data.
Inhoud
Voorwoord .............................................................................................................................................................................................................6 1. Positionering van de opdracht ...........................................................................................................................................................................8 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking .........................................................................11 2.1. Inspiratie uit de studie ‘Welvaart en Leefomgeving : Scenario’s voor Nederland in 2040’ (WLO) ........................................................11 2.2. Toepassing voor Vlaanderen: Input, werkwijze workshop en output.....................................................................................................15 2.3. Werkwijze voor de kwalitatieve analyse .................................................................................................................................................22 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid.......................................................................................................24 3. 1. Rol en keuzes van overheden .................................................................................................................................................................25 3. 2. Demografische en sociaal-culturele ontwikkeling..................................................................................................................................27 3.3. Energie en grondstoffen ..........................................................................................................................................................................30 3.4. Economie en sociaal-economische ontwikkeling ....................................................................................................................................31 3.5. Mobiliteit .................................................................................................................................................................................................33 3.6. Milieu, Natuur en Landbouw...................................................................................................................................................................34 3.7. Afbreukrisico’s .........................................................................................................................................................................................36 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling....................................................................................................................38 4.1. Vlaanderen in een Sterk Europa..............................................................................................................................................................40 4.2. Vlaanderen in een Globale Economie .....................................................................................................................................................47 4.3. Vlaanderen in een wereld van Regionale Gemeenschappen ..................................................................................................................54 4.4. Vlaanderen in een wereld van Transatlantische markten.......................................................................................................................56
4
Inhoud
Bibliografie ...........................................................................................................................................................................................................69 Lijst met illustraties ........................................................................................................................................................................................70 Bijlage: Overzicht Onderwerpen in eerste en tweede fase van analyse ........................................................................................................71 Bijlage: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp.....................................................................................................75 Bijlage: Overzicht Parameters (Ruimtelijke Ontwikkeling) per Scenario en per Onderwerp .........................................................................95 Bijlage: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie..............................................................................................................................................104 Bijlage: Organisatie van de scenario-workshop ...........................................................................................................................................108
Inhoud
5
Voorwoord Voor het Beleidplan Ruimte is gevraagd om een ruimtelijk beleid op te bouwen met een tijdshorizon tot 2050. Op 40 jaar tijd kan er veel veranderen en heel wat van de veranderingen zijn zelfs met de beste rekenmodellen niet te voorspellen. Toch moeten we voor het ruimtelijk beleid op zeer lange termijn denken. De ruimte verandert relatief traag. Een gebouw oprichten of infrastructuren aanleggen vergt al snel enkele jaren. Echte structurele veranderingen in de ruimte zijn pas na één of meerdere decennia zichtbaar. Dit verplicht ons er dus toe om een ruimtelijk beleid op te stellen dat stand kan houden bij veranderende omstandigheden. Dit impliceert dat we moeten leren omgaan met onzekerheden. We proberen dit te doen door deze onzekerheden op een of andere manier tastbaar te maken. Het denken in scenario’s is een manier om met deze onzekerheden in de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen om te gaan. Door scenario’s voor de toekomst volgens een welbepaald methodologisch kader te schetsen, krijgen we een beter beeld van de wijze waarop onze maatschappij zou kunnen veranderen en welke consequenties dit zou kunnen hebben als gevolg van verschillende maatschappelijke evoluties. Deze maatschappelijke evoluties werden in voorliggend onderzoek bepaald aan de hand van 2 maatschappelijke spanningsvelden (hier sleutelonzekerheden genoemd). Enerzijds het spanningsveld tussen de mate waarin een maatschappij zich internationaal profileert of eerder sterk terugplooit op een regionale reflex, en anderzijds een spanningsveld tussen de mate waarin een overheid een zeer actieve rol wenst op te nemen of een overheid die heel veel initiatief overlaat aan private ontwikkelingen. Vanuit die twee spanningsvelden werden vier scenario’s (wereldbeelden) opgebouwd. Deze scenario’s geven inzicht in verschillende mogelijke maatschappelijke ontwikkelingen tegen 2050. Voor elk van de wereldbeelden werden de consequenties daarvan op een groot aantal verschillende parameters onderzocht en geduid. De inspiratie voor dit scenariokader werd gehaald uit de Nederlandse studie 'Welvaart en Leefomgeving’ (WLO), met scenario’s voor Nederland tot 2040. Het doel van dit onderzoek blijft er op gericht om een inzicht te krijgen in de mogelijke ontwikkelingen van de Vlaamse ruimte tussen nu en 2050. Bij het uitwerken van ruimtelijke beleidsopties kan dan aan de hand van deze scenario’s de slagkracht ervan getoetst worden onder verschillende maatschappelijke evoluties. Dit kan ons helpen om robuuste ruimtelijke beleidsopties te ontwikkelen.
6
Voorwoord
Het werken met scenario’s in het beleid is nieuw in Vlaanderen. Het zal nog tijd en studiewerk vragen om de mogelijkheden ervan ten volle te verkennen en toe te passen. We moeten de methodiek steeds in de juiste context plaatsen: scenario’s kunnen immers ingezet worden ter ondersteuning van verschillende doeleinden. In deze studie gaat het om denkbare toekomsten, die ontwikkeld worden als ‘afwegingskader’ voor het ontwikkelen van robuuste beleidsopties. Dit onderzoek, in opdracht van het departement RWO-afdeling ruimtelijke planning, is een eerste stap in het werken met scenario’s in het ruimtelijk beleid. De focus ligt hierbij op het ontwikkelen van mogelijke ruimtelijke scenario’s voor de Vlaamse ruimte tussen vandaag en 2050. In volgend onderzoek zullen deze wereldbeelden (scenario’s) verder uitgewerkt worden in een kwantitatieve benadering aan de hand van een ruimtemodel.
Graag willen we hier nog alle deelnemers aan de workshop (30 maart 2011) en aan de partnerdialoog (16 mei 2011) hartelijk danken voor hun aanwezigheid en inzet!
September 2011
Voorwoord
7
1. Positionering van de opdracht Probleemstelling Vlaanderen verandert. Ontwikkelingen als vergrijzing, migraties, economische en technologische ontwikkelingen, situaties van politieke verandering, maar ook bijvoorbeeld processen van individualisering spelen hierbij een rol, en hebben mogelijks een impact op de ontwikkeling van de Vlaamse ruimte. Omgekeerd bieden de specifieke condities van de Vlaamse Ruimte een belangrijk kader waarin deze veelheid aan fenomenen ontwikkelen. Hoe kunnen we denken over de toekomst van de Vlaamse Ruimte in een snel veranderende wereld? Onzekerheden Denken over de toekomst omvat niet zozeer een beoordeling in termen van waarheid, maar wordt veeleer uitgedrukt in categorieën van het mogelijke, het waarschijnlijke of het wenselijke. De onzekerheid omtrent toekomstige ontwikkelingen wordt versterkt door toenemende interdependentie en wisselwerking van maatschappelijke, economische, politieke of ecologische ontwikkelingen. De complexiteit van de huidige samenleving neemt toe door processen van schaalvergroting, tijdsversnelling, kennisverbreding en een groeiende individuele keuzevrijheid. Mondiale netwerken, snelle evolutie en alomtegenwoordigheid van media en ICT-toepassingen, alsook een toename aan keuzes die veelal een vergroting van onzekerheid betekent, bepalen de hedendaagse context waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen gepland en gestuurd worden. Rol van de overheid Bij verschillende denkbare "toekomsten" is het een taak van onder meer de overheid om haar verantwoordelijkheid te nemen en de toekomst actief te sturen, dus niet te ondergaan. Het ruimtelijk beleid voor Vlaanderen anno 2011 is uitgedaagd om toekomstgerichte perspectieven te ontwikkelen die enerzijds rekening houden met een zeer dynamische context, maar die anderzijds ook robuust zijn. Het lijkt een paradox om toekomstverkenningen met langere termijnen te willen ontwikkelen bij een toename van onzekerheden. Net door die toegenomen onzekerheid naarmate men verder in de toekomst wil vooruit zien, is het echter belangrijk om verschillende mogelijke pistes te bedenken: “As uncertainty increases the further one explores the future, there is a need for multiple "projections" of possible futures to capture this uncertainty, instead of focussing on predicting one single outcome“ (Van Vliet, Kok, Veldkamp, 2009). De ontwikkeling van scenario’s is als het ware een "repetitie" van de toekomst.
8
1. Positionering van de opdracht
Hoe kan de Vlaamse Ruimte in de komende decennia ontwikkelen? En welke structurerende processen werken hierop in? Deze vragen stonden centraal bij de SCENARIO-WORKSHOP op 30 maart 2011, waarvoor een 30-tal experts waren uitgenodigd. In voorliggend rapport wordt kort ingegaan op de werkwijze voor deze scenario-oefening, en zijn vervolgens de intermediaire resultaten van analyse - enkel het kwalitatieve gedeelte- toegelicht. Positionering van de opdracht Aan het Steunpunt Ruimte en Wonen is gevraagd1 om als ad hoc opdracht een praktijkoefening scenario-bouw te ontwikkelen. In het onderzoek voor het steunpunt zijn er vooral twee onderzoeksluiken gericht op toekomstverkenningen voor de Vlaamse Ruimte, die hiervoor een vertrekpunt kunnen bieden: •
Werkpakket 2 focust op de ontwikkeling van een landgebruikmodel (wat eerder bijvoorbeeld al werd ingezet voor de NARA en MIRA scenario’s), en wordt uitgevoerd door het Vlaamse Instituut voor Technologisch Onderzoek, VITO (Guy Engelen, Lien Poelmans, Leen Van Esch, Inge Uljee),
•
Werkpakket 11 omvat een onderzoek naar methoden van scenario-analyse, specifiek voor ruimtelijk beleid, en wordt ontwikkeld door onderzoekers van de K.U.Leuven, Afdeling Planning en Ontwikkeling binnen ASRO, Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (Frank Moulaert, Jan Schreurs en Annette Kuhk).
Het voorstel voor de scenario-oefening werd ontworpen in een iteratief proces met onderzoekers van verschillende werkpakketten2, alsook medewerkers van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed en het kabinet van Minister Muyters. Het resultaat van dit proces was een voorstel voor een expert-workshop van een halve dag, waarop een fase van kwalitatieve en vervolgens een fase van kwantitatieve verwerking aansluit. Scenario workshop De scenario-workshop van 30 maart 2011 is een eerste stap in de ontwikkeling van toekomstverkenningen voor de Vlaamse ruimte. Het is een eerste concrete, maar in omvang beperkte3 toepassing van scenario-analyse in het kader van ruimtelijk beleid in Vlaanderen. De oefening is een test van een specifieke methode in scenario-analyse, maar heeft nog een sterk experimenteel karakter. Het is slechts een beperkte oefening, doordat het in eerste instantie als leermoment dient inzake toepassen van scenario’s in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening. Desalniettemin tracht de opdracht ook inspiratie te bieden voor de ontwikkeling van het Beleidsplan Ruimte. Door RWO werd voorgesteld om de resultaten van de workshop in een groter forum te bespreken en te toetsen aan de ideeën en verwachtingen van heel wat partners. 1
Zie memo van 5 mei 2010, door het kabinet Muyters en de administratie RWO. Vooral WP11 Scenario-analyse, WP2 Landgebruikmodel, WP8 Ruimtelijke Synthese, en in mindere mate ook WP9 Ontwerpmatig onderzoek, WP3 Verstedelijking, WP5 Open Ruimte. 3 Zie ook dagprogramma in bijlage. 2
1. Positionering van de opdracht
9
Partnerdialoog Op 16 mei 2011 heeft het departement RWO een Partnerdialoog Toekomstscenario’s georganiseerd. Deze partnerdialoog kadert in een reeks brede overlegmomenten, die stuk voor stuk stapstenen zijn in de aanloop naar het Beleidsplan Ruimte. Doel van de partnerdialoog rond Toekomstscenario’s was een ruimer publiek kennis te laten maken met scenariodenken. Om de complexe scenario’s toegankelijk te maken werden ze vertaald in tekeningen en verhalen die de wereldbeelden van de workshop van 30 maart uitbeelden. De deelnemers konden vervolgens debatteren en werken aan een schriftelijke neerslag van hun discussie. Er werd gekozen voor een creatieve werkvorm waarbij de deelnemers als ‘redacteurs’ werkten aan een ‘krant’ die in één van de vier wereldbeelden in 2050 zou kunnen verschijnen. Het format van de krant en de specifieke schrijfstijl die in dit medium doorgaans gehanteerd wordt, zorgde voor artikels die spraakmakend waren maar niet altijd voldoende genuanceerd. Tevens is gebleken dat de deelnemers het soms moeilijk hadden om het statuut van de wereldbeelden correct in te schatten op basis van de aangeleverde tekeningen en verhalen. Sommigen beschouwden ze als wensbeelden en gaven in hun groep aan dat ze deze maatschappijbeelden als niet wenselijk beschouwden waardoor een aantal discussies niet steeds ten gronde gevoerd konden worden. Wel werd vastgesteld dat de resultaten van de workshop en deze van de partnerdialoog geen significant verschil in visie gaven en m.a.w. niet leidden tot bijsturing van de resultaten van de workshop. De output van de partnerdialoog biedt op die manier een verdere illustratie bij de resultaten van de workshop. De resultaten van de partnerdialoog zijn in deze zin opgenomen in het rapport, telkens als afsluiter bij de bespreking per scenario in hoofdstuk 4 (Resultaten en duiding: variaties in ruimtelijke ontwikkeling).
10
1. Positionering van de opdracht
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking De Nederlandse studie 'Welvaart en Leefomgeving’ (WLO) met scenario’s voor Nederland tot 2040 diende als inspiratie voor de ad hoc opdracht. Net zoals bij de WLO-studie, wordt ook voor deze Vlaamse scenario-studie gepoogd om een inschatting te maken van de mogelijke ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving, gegeven verschillende mogelijke ontwikkelingen van de Europese of zelfs wereldwijde context. De centrale vraag is: Hoe ontwikkelt Vlaanderen en de Vlaamse ruimte in elk van de vier wereldbeelden? De scenario-oefening is m.a.w. een studie van variaties in ruimte-structurerende processen die inwerken op ruimtelijke transformaties, dus van mogelijke veranderingen van een (als primair veronderstelde) invloedsfactoren voor de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen. Naar analogie met de WLO-studie is het in eerste instantie een onderzoek naar “wat rondom Vlaanderen gebeurt”, dus naar variaties in de ruimere context. In deze oefening wordt nagegaan op welke wijze Vlaanderen zou kunnen evolueren, gegeven verschillende beelden van hoe de wereld zou kunnen evolueren. Vooraleer meer details te geven over de werkwijze voor de workshop over Vlaanderen en details voor de kwalitatieve verwerking van de workshop-output, wordt daarom eerst kort de Nederlandse studie voorgesteld.
2.1. Inspiratie uit de studie ‘Welvaart en Leefomgeving : Scenario’s voor Nederland in 2040’ (WLO) Bij de noorderburen verscheen in 2006 de studie ‘Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040’, een gezamenlijk project van het Centraal Planbureau, het Milieu- en Natuurplanbureau en het Ruimtelijk Planbureau. Deze studie bouwt voort op eerdere studies, zoals bvb. Four Futures of Europe (De Mooij, Tang, 2003), Vier vergezichten op Nederland (Huizinga en Smid, 2004), Lange-termijn bevolkingsscenario’s voor Nederland (De Jong, Hilderink,2004), Omgevingsscenario’s Lange Termijn Verkenning (CPB, 1996), Economie en fysieke omgeving (CPB, 1997) en de Nationale Milieuverkenning 1997-2020 (RIVM, 1997). De opdracht van de Nederlands studie is als volgt beschreven: In de WLO-studie is in kaart gebracht wat de mogelijke veranderingen zijn voor Nederland tot 2040 en wat zij kunnen betekenen voor de fysieke leefomgeving (omschreven als de omgeving waarin huidige en toekomstige generaties moeten leven, wonen en werken). In de WLO-studie wordt in eerste instantie bestudeerd hoe de internationale omgeving zou kunnen ontwikkelen (De Mooij, Tang, 2003). Hierin komen een reeks uitdagingen aan bod die voor verschillende Europese gebieden van toepassing zijn, en grotendeels dus ook voor de Vlaamse regio. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
11
De WLO-studie bouwt voort op de methode die onder andere reeds was toegepast voor de projectie van Emissie Scenario’s, ontwikkeld door het Intergovernmental Panel of Climate Change (IPCC, 2007). Hierbij worden aan de hand van een twee-dimensioneel assenstelsel vier "scenario-families"4 onderscheiden. Als onderscheidende dimensies worden twee vraagstukken geviseerd waarvan verondersteld is dat dit belangrijke sleutelonzekerheden zijn voor het bestudeerde beleidsvraagstuk. De éne sleutelonzekerheid is de verdeling tussen publieke en private verantwoordelijkheden: komt het beleidsdomein terecht in een context waar ingezet wordt op meer of minder sturing door de overheid? De andere onzekerheid is de mate waarin landen en regio's bereid en in staat zijn om internationaal samen te werken zowel economisch alsook politiek-, met enerzijds modellen die de nadruk leggen op soevereiniteit en anderzijds modellen die gericht zijn op samenwerking. De kruising van deze twee dimensies leidt tot vier perspectieven of zogeheten wereldbeelden, beschreven onder de noemers ‘Sterk Europa’, ‘Globale Economie’, ‘Transatlantische Markten’ en ‘Regionale Gemeenschappen'.
Schema 2-1: Schema van het assenstelsel en de vier wereldbeelden waarbinnen de scenario’s ontwikkelen 4
Strictu senso zijn het niet vier scenario's, maar wel degelijk vier scenario-families: binnen elke kwadrant kunnen immers nog verdere varianten worden ontwikkeld. Zo is bij de IPCC-oefening bijvoorbeeld rekening gehouden met verschillende snelheden in de technologische ontwikkeling om bepaalde scenario-families vorm te geven.
12
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
Sterk Europa en Globale Economie schetsen een wereld waarbij sterke internationale samenwerking tot stand komt. Regionale Gemeenschappen en Transatlantische Markten schetsen een wereld waarbij aparte handelsblokken blijven bestaan en/of de autonomie van afzonderlijke regio's sterker wordt benadrukt, en de focus sterker op nationale en regionale soevereiniteit ligt. Tabel 2-2 is een summiere beschrijving van de vier wereldbeelden (WLO, 2006: 47-48). De centrale vraag bij de WLO-studie, waarbij naar de impact op de leefomgeving wordt gekeken, is dus de volgende: wat betekent het voor de ontwikkeling van de leefomgeving indien op globale schaal sterker de nadruk wordt gelegd op enerzijds samenwerking dan wel regionale identiteit, en anderzijds sterker op regulering van overheidswege dan wel op vrije, weinig door regulering gebonden ontwikkeling? De WLO-studie is een integrale scenariostudie, d.w.z. dat er inschattingen gemaakt worden voor verschillende thema’s: demografie, economie, wonen, werken, mobiliteit, landbouw, energie, milieu, natuur, recreatie en water. Men houdt er tevens rekening mee dat de factoren die bepalen hoe de leefomgeving er in de toekomst uitziet, op een complexe manier met elkaar samenhangen. Verder is er ook aandacht voor regionale ruimtelijke verschillen: het toekomstige ruimtebeslag wordt daarbij verkend met een differentiatie voor bijvoorbeeld grote steden t.o.v. het platteland (zie WLO, 2006: 9)5. De kwalitatieve analyse uit de studie Four Futures for Europe (De Mooij, Tang 2003) vindt in de Nederlandse studie ook een kwantitatieve vertaling in het werk van Arjan Lejour (2003). Ook bij de IPCC-oefening werd elk van de wereldbeelden becijferd (in termen van ontwikkeling van de bevolking en bijvoorbeeld in termen van bruto nationaal product) (IPCC, 2007).
5
Voor meer informatie, zie www.welvaartenleefomgeving.nl . 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
13
In het scenario STERK EUROPA is er veel aandacht voor internationale samenwerking. De Europese instituties worden succesvol hervormd en landen geven een deel van hun soevereiniteit op. Daarmee wordt Europa een invloedrijke speler op het economische en politieke wereldtoneel, en internationale milieuvraagstukken kunnen gecoördineerd aangepakt worden. Europa doet enige concessies aan de Verenigde Staten, die daarna het Kyotoverdrag ratificeren. Turkije treedt toe tot de Europese Unie. Het sociaal-economisch beleid is net als in het scenario Regionale Gemeenschappen gericht op solidariteit en op een gelijkmatige inkomensverdeling, al vinden er wel enige hervormingen plaats. Door deze hervormingen, door hogere investeringen in onderwijs en onderzoek, en door de grotere markt groeit de arbeidsproductiviteit meer dan in Regionale Gemeenschappen. Ook de economische groei en de bevolkingsgroei, vooral door immigratie, zijn in dit scenario hoger.
In het scenario GLOBALE ECONOMIE breidt de EU zich nog verder naar het oosten uit. Naast Turkije worden ook landen als Oekraïne lid. De WTOonderhandelingen zijn succesvol, en daar vaart de internationale handel wel bij. De deelnemende landen integreren echter niet in politiek opzicht. Internationale samenwerking op andere gebieden dan handelsvraagstukken mislukt. Net als in Transatlantische Markt benadrukt de overheid in dit scenario de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Vergeleken met Transatlantische Markt groeit de arbeidsproductiviteit in dit scenario nog extra door de sterke wereldwijde economische integratie. De groei van zowel de materiële welvaart als van de bevolking (vooral door immigratie) is in dit scenario dan ook het hoogst. Net als in Transatlantische Markt komt er geen overeenkomst om grensoverschrijdende milieuvraagstukken aan te pakken. Dit en de wereldwijde hoge economische groei leiden tot forse milieuvervuiling. Wel leidt de hoge groei tot lokale milieu-initiatieven.
In het scenario REGIONALE GEMEENSCHAPPEN hechten landen sterk aan hun eigen soevereiniteit. Daardoor slaagt de Europese Unie er niet in om institutionele hervormingen door te voeren. Ook mondiale handelsliberalisatie komt niet van de grond, waardoor de wereld uiteenvalt in een aantal handelsblokken. Internationale milieuvraagstukken worden niet aangepakt. Toch is de milieudruk relatief laag, omdat de bevolkingsgroei en de economische groei bescheiden zijn. De collectieve sector wordt in dit scenario nauwelijks hervormd. Collectieve regelingen blijven in stand, waarbij de nadruk erop ligt de inkomens gelijkmatig te verdelen en solidair te zijn. Door geringere prikkels in de sociale zekerheid en de hoge belasting- en premietarieven is de arbeidsparticipatie relatief laag en de werkloosheid hoog. Minder concurrentie remt de noodzaak voor bedrijven om te innoveren. De verbrokkelde markten belemmeren dat kennis zich snel verspreidt, en door de kleine inkomensverschillen is de stimulans om te investeren in onderwijs beperkt. De arbeidsproductiviteit stijgt jaarlijks maar weinig en de economische groei is gering.
In het scenario TRANSATLANTISCHE MARKT wordt de uitbreiding van de Europese Unie geen politiek succes. Daarvoor hechten landen te veel aan hun soevereiniteit: ze lossen problemen liever op nationaal niveau op. Wel wordt de handel tussen de Verenigde Staten en Europa vergaand geliberaliseerd, waardoor op termijn een nieuwe interne markt ontstaat. Dit scenario kenmerkt zich door een overheid die de eigen verantwoordelijkheid van burgers benadrukt. De verzorgingsstaat wordt ingeperkt en publieke voorzieningen worden versoberd. Hierdoor neemt de inkomensongelijkheid toe. Doordat de macht van vakbonden afneemt, wordt de arbeidsmarkt flexibeler. Door de versobering van de sociale zekerheid groeit de arbeidsparticipatie, de internationale concurrentie verhoogt de prikkel om te innoveren, en de grotere inkomensverschillen maken studeren aantrekkelijk. De groei van de arbeidsproductiviteit en de economische groei zijn hoger dan in het scenario Sterk Europa, terwijl de bevolking slechts matig toeneemt. Grensoverschrijdende milieuvraagstukken worden in dit scenario niet opgepakt. Lokale milieuinitiatieven gericht op bijvoorbeeld geluid- en stankoverlast kunnen zich wel voordoen.
Tabel 2-2: Beknopte voorstelling van de vier wereldbeelden waarbinnen de WLO- scenario’s ontwikkelen (WLO, 2006: 47-48)
14
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
2.2. Toepassing voor Vlaanderen: Input, werkwijze workshop en output De WLO- werkwijze is een belangrijke inspiratie voor de Scenario-oefening voor de Vlaamse Ruimte, zowel wat betreft het assenstelsel alsook de afbakening van thema's. Uitgangspunt was daarbij dat de mogelijke ontwikkelingen die zich kunnen voortdoen in Europa en de wereld op zich weinig verschillend zouden zijn voor Nederland en Vlaanderen. Uiteraard geldt dit in veel mindere mate voor de uitwerking ervan op de ruimte binnen Nederland en Vlaanderen, alleen al omdat de begincondities van beide regio's relatief sterk verschillen. Kanttekening bij de gebruikte methode Voor de scenario-oefening voor de Vlaamse Ruimte wordt gestart vanuit een gekend assenstelsel en gekende werkwijze om te komen tot ‘variaties in context’. Deze werkwijze is gebruikt in de brand-leading IPCC-studie evenals in verschillende, daarop volgende studies6, en ook bijvoorbeeld in de WLO-studie. Er bestaan dus inmiddels verschillende scenario-studies die zijn opgezet volgens een gelijkaardige werkwijze, grotendeels zelfs met analoge sleutelonzekerheden om te komen tot een variatie aan toekomstbeelden (Kuhk A., Moulaert F., Schreurs J. , 2010: pp. 23-24). Terwijl het veelvuldig toepassen van eenzelfde werkwijze enerzijds een legitimatie lijkt te kunnen vormen voor de bruikbaarheid van de methode (Engelen G. e.a., 2008), kan anderzijds de hegemonie van de methode vanuit een meer kritisch standpunt ook worden in vraag gesteld. Naast de 'wereldbeelden'-werkwijze omvat scenario-analyse immers ook andere methodes, die potentieel andere doelstellingen dienen binnen strategische ruimtelijke planning. Eerdere voortgangsrapporten voor werkpakket 11 gaan in op enkele van deze methodes (Kuhk, Schreurs, Moulaert, 2010; Kuhk, Moulaert, Schreurs, 2010)., zo bijvoorbeeld de ontwikkeling van ruimtelijke modellen als alternatieven voor een Business-as-Usual Scenario (cf. Ruhrstadt 2030-studie, Brand C. e.a. (eds.), 2003) of bijvoorbeeld de ontwikkeling van typo-scenario's waarbij van bij begin een differentiatie van verschillende types aan gebieden is opgenomen (cf. Schnur 2010). Men kan zich bovendien afvragen of de sleutelonzekerheden waarrond de wereldbeelden worden geconstrueerd, wel de meest relevante variaties in context zijn voor de oriëntatie van ruimtelijk beleid. Ook is het ontwerp van de zogeheten 'wereldbeelden' sterk Westers georiënteerd, terwijl er op wereldschaal andere factoren kunnen zijn, die op termijn een veel grotere impact zouden kunnen hebben. Tot slot kan ook bijvoorbeeld de vraag gesteld worden naar het relatieve gewicht van de verschillende perspectieven7. 6 7
Zie ook voortgangsrapporten van WP11 en WP2, www.steunpuntruimteenwonen.be. Waarbij er voor een kritische linkse stem drie van de vier perspectieven zijn die allicht als rechts en/of (neo-)liberaal of althans centrum-rechts zouden kunnen worden ervaren. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
15
Bij de ontwikkeling van het voorstel voor de ad hoc opdracht speelden eveneens een aantal praktische overwegingen mee, zo onder meer de ter beschikking staande middelen en tijd. Deze overwegingen hadden een zekere invloed op de keuze van de methode, waarbij de voorkeur gegeven werd aan reeds beproefde methodes, die door enkele onderzoekers en deelnemers van de workshop ook reeds eerder waren verkend. De toepassing van scenario-analyse voor Ruimtelijk Beleid in Vlaanderen is op zich reeds vernieuwend. Het is van belang om hierbij op te merken dat de ‘vertaling’ van deze wereldbeelden nog niet eerder is gedaan voor de specifieke Vlaamse context, niet binnen het domein Ruimtelijke Ordening, maar ook slechts in beperkte mate binnen andere beleidsdomeinen8. De ambitie om bovendien innovatief in de ontwikkeling van de methode te zijn, werd voor de ad hoc opdracht ingeruild voor een praktisch adequaat antwoord dat op relatief korte termijn tot resultaten kan leiden. Het is belangrijk om te onderkennen dat de voorgestelde aanpak geen ‘passe-partout’ biedt voor het gebruik van scenario’s binnen een context van ruimtelijk beleid in Vlaanderen. Deze ad hoc opdracht werd benaderd vanuit een exploratief en pragmatisch perspectief. De door deze aanpak belichaamde keuzen moeten binnen een specifieke beleidscontext opnieuw geëvalueerd worden.
8
Zie bijvoorbeeld het beleidsdomein Mobiliteit waarbij een beperkte scenario-oefening werd opgezet vanuit een gelijkaardige werkwijze, of de MIRA en NARA-scenario's (waarbij welliswaar verschillende scenario's werden uitgewerkt, doch hoofdzakelijk binnen één wereldbeeld). Er is vanuit deze specifieke werkwijze tot nu toe evenwel geen overkoepelende scenario-oefening gedaan voor verschillende beleidsdomeinen samen, bijvoorbeeld door de Studiedienst voor de Vlaamse Regering of ondersteund door het Federaal Planbureau. De Studiedienst heeft wel een overkoepelende scenario-oefening ontwikkeld, maar dan met een andere werkwijze (zogeheten ISOA-scenario's van 2004 waarbij drie contrasterende perspectieven voor Vlaanderen waren ontwikkeld met een tijdsperspectief van 25 jaar: Vlaanderen als Kennisnetwerk, als Parkland of Vlaanderen in een scenario 'Europa quo vadis', cf. De Smedt, 2005:41-58) .
16
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
Werkwijze Zoals eerder aangegeven is de centrale vraag in deze scenario-oefening: Hoe ontwikkelt Vlaanderen en de Vlaamse ruimte in elk van de vier wereldbeelden? Met andere woorden: hoe zullen de voorgestelde variaties in ruimtestructurerende processen inwerken op ruimtelijke transformaties in Vlaanderen. Het antwoord op deze vraag kan een aanzet zijn tot pro-actief beleid. De belangrijke kenmerken van deze werkwijze zijn: • • • • • •
De scenario’s zijn exploratief: Het is geen voorspelling, maar een verkenning van verschillende mogelijke toekomsten. We houden hierbij rekening met een aantal onzekerheden, m.a.w. verschillende varianten van de context waarbinnen de Vlaamse ruimte ontwikkelt. Het is een Integrale benadering: Dus geen geïsoleerde sectorale trends, maar de complex-gekoppelde doorwerking in tijd en ruimte (zie schema 2-3). Consistentie en plausibiliteit van elk scenario zijn belangrijk. De scenario’s schetsen een beeld op lange termijn (2050), met aandacht voor temporele en ruimtelijke differentiaties. Het is een analytische benadering: Het zijn uitdrukkelijk geen uitspraken over wenselijke scenario’s, maar over mogelijke toekomstbeelden. De scenario’s vormen een aanzet tot proactief beleid. Concrete handelingsstrategieën en beleidsopties worden in volgende fases door beleidsmakers genomen.
Ontwikkeling in twee stappen In de expert-workshop werden in vier kleine groepen -telkens één wereldbeeld- een aantal thema’s overlopen om een inschatting te maken van de mogelijke effecten voor de Vlaamse situatie binnen een wereldbeeld. Vandaar dat er experts met heel verschillende achtergronden gevraagd werden, en het niet een oefening was met bijvoorbeeld uitsluitend planologen. De deelnemers aan de workshop werden ingedeeld in groepen van telkens een zestal experts9, 1 moderator en 1 rapporteur (cf. bijlage: Organisatie van de workshop). Elke groep werkt vervolgens één specifiek wereldbeeld uit. In een eerste stap tijdens de workshop worden de vier wereldbeelden ontwikkeld a.d.h.v. een aantal deelthema’s, daarna volgen een reeks differentiaties in een tweede stap. De moderatoren waakten erover dat alle thema's aan bod kwamen bij de eerste stap van de scenario-oefening. Het eerste deel van de workshop gaf aan de deelnemers de kans om zich een andersoortige context in 2050 in te beelden dan wat op basis van prognoses kan worden geëxtrapoleerd. Het vergt dan ook enige tijd om zich in te leven in een ander soort context en verschillende domeinen te verkennen op een manier dat deze in hun onderlinge samenhang en rekening houdend met de specifieke condities van een bepaald wereldbeeld, toch een consistent beeld opleveren. 9
De verdeling over de verschillende groepen hield rekening met de spreiding van expertise op verschillende domeinen (bvb. goede vertegenwoordiging van verschillende sectoren in elk van de groepen), maar ook met een spreiding van degenen waarvan gekend was dat zij eerder reeds aan scenario-oefeningen hadden deelgenomen. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
17
Opmerkelijk was dat de pauze die volgde op het eerste deel van de workshop door veel deelnemers benut werd om de wereldbeelden nog verder te verkennen10. Schema 2-3 geeft een overzicht van de deelthema's die voor een integrale benadering waren voorgesteld.
e
Schema 2-3: Overzicht van 9 deelthema’s voor de 1 fase van de workshop, aangevuld met voorbeelden voor mogelijke onderwerpen
In een tweede stap van de workshop werden de ruimtelijke scenario’s voor Vlaanderen verder genuanceerd, wat bijdraagt tot het verhogen van de consistentie van de beelden. Enerzijds wordt getracht de nodige ruimtelijke differentiaties aan te brengen, anderzijds wordt ook gekeken naar differentiaties in de tijd.
10
Gezien de groepen hierbij gespreid waren, bestaat er van deze besprekingen echter geen opnames, noch geschreven verslagen.
18
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
Voorbeelden van ruimtelijke differentiaties zijn verschillen tussen stedelijke gebieden en buitenruimte, verschillen tussen kust en binnenland, grenseffecten, effecten van Brussel, effecten van grote steden en centrumsteden, specifiek gelokaliseerde of typologisch kenmerkende ontwikkelingen van bijvoorbeeld havens, waterwegens, ontwikkelingen langs infrastructuren, etc. Bij de temporele differentiaties wordt bijvoorbeeld bestudeerd of van sommige ontwikkelingen op lange termijn verwacht is dat deze minder prominent worden, terwijl andere net aan urgentie zouden winnen. Bepaalde ontwikkelingen brengen er andere op gang, versnellen ze, of remmen ze net af. Hierbij kunnen ook de termijnen van ontwikkeling en uitvoering van beleid een rol spelen, evenals het effect van crisissen. In de tweede stap van de expert-workshop worden m.a.w. antwoorden gezocht voor volgende vragen: wat is de ontwikkeling in de tijd in elk van de vier verhaallijnen die leiden tot de verschillende wereldbeelden in 2050? Zijn er regionale verschillen? De ter beschikking staande tijd voor deze oefening was zeer kort, en in praktijk was de tweede stap veelal nog een aanvulling van wat in de eerste stap onvoldoende was aan bod gekomen. Ook werd bij gebrek aan tijd voorrang gegeven aan het werken rond ruimtelijke differentiaties, en kwamen de temporele differentiaties slechts weinig aan bod. Input voor de workshop Als voorbereiding kregen alle genodigden die reeds hadden toegezegd voor de deelname aan de workshop per post een bundel met informatie over het opzet en de werkwijze van de workshop, alsook over de verschillende wereldbeelden. Bewust werd ervoor geopteerd om op dat moment nog niet bekend te maken wie in welke groep zou werken. De moderatoren voor de vier groepen hadden op voorhand dezelfde informatie gekregen als de deelnemers, en hadden bovendien uitvoerig samengewerkt rond de werkwijze en rond de verschillen tussen de wereldbeelden. De dag zelf kregen de deelnemers bij het onthaal een tweede bundel, met deze keer meer specifieke informatie over het wereldbeeld waarrond zij zouden werken. Als introductie voor de eerste stap van de workshop werden in een presentatie de belangrijkste constituerende elementen van de wereldbeelden toegelicht en visueel geïllustreerd. Ook werden de deelthema's overlopen die zouden aan bod komen. Voor elk van de deelthema’s werd tijdens de workshop, in de vier groepen, een schematisch overzicht van parameters evenals een overzicht van kwantitatieve indicatoren uit de WLO-studie ter beschikking gesteld11. Voorbeelden van de schema’s zijn opgenomen in tabel 2-4, het cijfermateriaal is mee opgenomen als bijlage. Ook bij de bespreking van de resultaten staan er verwijzingen naar de WLO-cijfers, met name indien er voor Vlaanderen van Nederland afwijkende resultaten worden verwacht. Tijdens de workshop werd deze input relatief weinig gebruikt. Desalniettemin was het een belangrijk ijkpunt tijdens de gesprekken, alleen al als achtergrond voor de opdracht die de moderatoren hadden. 11
Voor elk van de vier groepen was per deelthema telkens één A3 met een schematisch overzicht van parameters en één A3 met kwantitatieve indicatoren voorzien. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
19
Vooraleer de tweede stap werd gezet, kregen de deelnemers opnieuw een korte, gezamenlijke toelichting. De presentatie focuste vooral op de noodzaak tot verdere differentiatie, en gaf eveneens zicht op de verwerking die zou volgen op de workshop. Zodoende kon door de deelnemers beter worden ingeschat welke bijdragen belangrijk zijn bij dit soort oefening. In het algemeen dient opgemerkt dat de toegemeten halve dag een bijzonder kort tijdsbestek is voor een groepsproces dat voorziet in het communiceren, internaliseren en ruimtelijk differentiëren van vier verschillende scenario’s. Dit legt evidente beperkingen op aan de diepgang en precisie waarmee de materie kan besproken worden.
20
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
Tabel 2-4: Schema's met parameters voor deelthema's (gebaseerd op de WLO-studie)
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
21
2.3. Werkwijze voor de kwalitatieve analyse De verwerking van de output van de workshop gebeurde in verschillende etappes: van letterlijk, chronologisch verslag naar thematische indeling in van de bijdragen, vervolgens de verdere nuancering naar variabelen en uiteindelijk een synthese tot meer vloeiende narratieven. Voor elk van de vier werkgroepen werd door een medewerker van RWO een verslag gemaakt12. In een eerste etappe van de analyse werden de bijdragen in de verslagen thematisch herschikt13. Concreet werd gestart vanuit 10 deelthema’s14, deze lijst is vervolgens aangevuld naar 19 thema’s op basis van de input van deelnemers en de verwerking van de verslagen, in belangrijke mate ondersteund door de feedback van de moderatoren van de vier groepen. Thema's op basis van de WLO-studie Demografie Mobiliteit Economie Milieu Energie Natuur Wonen Landbouw Werken Recreatie
Thema's die bovendien in de workshop aan bod kwamen15 Ruime politiek-econ. context Open Ruimte Vlaams beleid Toerisme Lifestyle, Mentaliteit Referenties van elders Zorgsector Indicaties in Vlaanderen Onderwijs en Innovatie
Tabel 2-5: Onderwerpen bij de verkenning van wereldbeelden tijdens de workshop
In een tweede etappe werden de thema’s gehergroepeerd, en volgens werden de bijdragen verder opgesplitst over verschillende parameters. Inspiratie hiervoor waren enerzijds de schema’s die eerder op basis van de WLO studie waren gemaakt (zie schema 2-3), en anderzijds de lijst met indicatoren van WLO (zie bijlage). Bij de verdere invulling van de parameters, telkens voor de verschillende wereldbeelden, zijn sommige parameters terug weggevallen doordat deze weinig expliciet of onvoldoende (bvb. niet in de vier groepen) aan bod kwamen tijdens de workshop. In bijlage is een thematisch geordende lijst opgenomen van alle 91 parameters die uiteindelijk behouden zijn. Ook is in bijlage de zo volledig mogelijk ingevulde lijst van thematisch geordende parameters voor de vier wereldbeelden opgenomen. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen spatiale en a-spatiale elementen. De kwalitatieve verwerking16 neemt meer en vooral
12
Grotendeels op basis van een door de rapporteurs geschreven verslag tijdens de oefening , aangevuld op basis van een opname. Intermediaire resultaten van de analyse werden doorgegeven aan RWO, als input voor de partnerdialoog van 16 mei 2011. 14 Grosso modo de deelthema's die in de WLO-studie aan bod komen, afgezien van het thema 'water', wat voor de Vlaamse studie niet als afzonderlijk onderwerp werd opgenomen. 15 Daarom niet noodzakelijk even manifest aanwezig in alle vier groepen. 16 Hierbij wordt getracht om rekening te houden met enerzijds parameters en processen die zijn beschreven in de WLO-studie, en anderzijds met parameters die aan bod komen in het landgebruikmodel. 13
22
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
ook andere elementen op dan enkel de parameters die bij de kwantitatieve verwerking in een volgende fase aan bod komen. In de eerste twee etappen werd dus enkel gewerkt met schema’s (“bulleted lists”) op basis van de uitspraken die tijdens de workshop zijn gedaan, onderling geanalyseerd op hun consistentie, en waar mogelijk aangevuld op basis van bevindingen in de WLO-studie. De schema’s laten toe om op een aantal dimensies tot een vergelijking te komen van de vier mogelijke toekomsten die geschetst zijn voor de Vlaamse Ruimte, rekening houdend met de schets van mogelijke toekomsten van de ruimere omgeving. Op basis van de gedetailleerde schema's is, in een derde etappe van de kwalitatieve verwerking een poging ondernemen om in enkele paragrafen de belangrijkste verschillen tussen de wereldbeelden weer te geven. Het betreft zowel variaties in de context (uitgewerkt per thema), alsook variaties in de ruimtelijke ontwikkeling (uitgewerkt per wereldbeeld). Het resultaat hiervan vindt u in hoofdstuk 3. Na de kwalitatieve verwerking volgt een fase van kwantitatieve verwerking. Deze is gepland voor augustus 2011november 2011, en wordt uitgevoerd door het Vlaamse Instituut voor Technologisch Onderzoek.
2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking
23
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid Het is van belang om op dit punt te onderstrepen dat de uitspraken van deelnemers aan de workshop voor onderstaande synthese onderling op hun consistentie zijn getoetst, en ook werden vergeleken met de analyse in de WLO-studie. In de synthese komen opeenvolgend zeven onderwerpen aan bod. Gestart wordt bij de verwachtingen ten aanzien van de oriëntaties die verschillende beleidsdomeinen in Vlaanderen zouden kunnen aannemen in de vier verschillende context. Vervolgens worden vijf, relatief brede vraagstukken uit de ruimere context besproken, met name de demografische en sociaal-culturele ontwikkeling, het thema energie en grondstoffen, vragen rond economie en sociaal-economische ontwikkeling, het mobiliteitsvraagstuk en tot slot aspecten die gerelateerd zijn aan milieu, natuur en landbouw. Een laatste onderwerp vormen de zogeheten 'afbreukrisico's' waarbij de aandacht gaat naar risicofactoren binnen elk van de vier wereldbeelden. Om onderstaande synthese correct te kunnen inschatten, dient eveneens te worden onderstreept dat deze hoofdzakelijk tot stand gekomen is op basis van de bijdragen van de workshop. In tegenstelling tot de MIRA-oefening (De Vlieger e.a., 2009) was er bijvoorbeeld niet de mogelijkheid om de synthese opnieuw voor te leggen aan de deelnemers van de workshop. Ook zijn - in tegenstelling tot bijvoorbeeld de WLO-studie- de verschillende onderwerpen niet ontwikkeld door afzonderlijke redacties van experts in deze specifieke onderwerpen, maar veeleer vanuit een algemeen begrip van maatschappelijke, en politiek-economische vraagstukken. Enerzijds heeft dit het voordeel dat de teksten onderling een hoge graad aan consistentie zouden moeten hebben, anderzijds bergt dit ook het risico dat bepaalde uitspraken door experts, bijvoorbeeld in de domeinen huisvesting, energie of economie als onvoldoende genuanceerd zouden worden ervaren.
24
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
3. 1. Rol en keuzes van overheden Eén van de twee onderscheidende dimensies om tot verschillende wereldbeelden te komen, is de verdeling tussen publieke en private verantwoordelijkheden. Hierdoor zijn ook de mogelijkheden en de positie van de Vlaamse overheid sterk verschillend. Gezien tijdens de workshop veelvuldig naar de mogelijkheden of beperkingen van de Vlaamse overheid werd gerefereerd, leek het ons legitiem om hier een afzonderlijk hoofdstuk aan te besteden. De specifieke keuzes voor verschillende beleidsdomeinen zijn opgenomen in bijlage. De algemene oriëntatie van de Vlaamse overheid is in volgende paragrafen kort gesitueerd. De dominante focus is verschillend in de vier scenario’s, en benadrukt de positie binnen de globale setting (Globale Economie), de positie binnen Europa (Sterk Europa), het nationaal beleid (Transatlantische Markten) en het lokaal beleid (Regionale Gemeenschappen). ‘Sterk Europa’ vertrekt van een, op politiek en economisch vlak één gemaakt Europa met een hoge mate aan overheidsregulering, met niet veel meer dan de huidige lidstaten. Het Vlaamse beleid is bepaald door Europese overeenkomsten, bvb. voor energie- en milieubeleid, maar steeds meer ook in andere sectoren, dus op termijn ook voor ruimtelijke ordening, mobiliteit of de ontwikkeling van woonpatronen. De privésector is gebonden aan stringente wettelijke kaders die hieruit voortvloeien, bvb. inzake milieunormen. Solidariteit en herverdeling zijn kernbegrippen in dit wereldbeeld. Een mogelijk risico (cf. 3.7. Afbreukrisico's) bij dit scenario is, dat de overheid belooft op veel vlakken tussen te komen, en het niet duidelijk is hoe de hieruit voortvloeiende financiële last kan worden gedragen (langer werken? steeds hogere belastingen?). Op termijn zal er allicht een verschuiving komen naar bvb. minder subsidies en meer oplages van verordeningen, al blijft de overheidssteun voor collectieve voorzieningen zeer belangrijk. Een ander zwak punt is dat Vlaanderen en/of België in een sterk Europa op een aantal beleidsdomeinen moet erkennen dat het een slechte leerling is in de klas, zo. bvb. inzake energiebeleid, mobiliteit, water- en luchtkwaliteit, belastingsdruk, loonkost, etc. Inzake Ruimtelijke Ordening dient er rekening mee gehouden te worden dat steeds meer aspecten door Europa gereglementeerd worden. Bovendien kan dergelijk scenario aanleiding zijn om een aantal vraagstukken terug sterker op nationaal vlak aan te pakken, gezien het niveau van de lidstaten –en dus niet de regio’s- de voornaamste aanspreekpartner zijn van de Europese instellingen. Bij de ‘Regionale Gemeenschappen’ ligt de nadruk op de soevereiniteit van regio’s binnen Europa, dus in eerste instantie de circa 350 regionale entiteiten. In de workshop was de verwachting dat de focus op decentraal beleid zich verder doorvertaalt, waarbij de nadruk komt te liggen op lokale overheden nadat de centrale overheid heeft gefaald (op 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
25
financieel vlak, maar ook door het kader van normen en waarden dat de overheid hanteerde). Ook hier komt de nadruk te liggen op solidariteit, al wordt dit verschillend ingevuld: het is niet een door de overheid opgelegde solidariteit, maar een door de bevolking collectief gedragen concept. Collectieve initiatieven worden door de overheid gefaciliteerd. Risico hierbij is, dat er toch een aantal ‘free-riders’ zijn die de voordelen hiervan wel opnemen, maar zelf weinig tot geen bijdrage leveren voor collectieve maatschappelijke dienstverlening. Een ander risico in dit scenario is de sterk verscheiden, en voor sommige gebieden minder voordelige lokale invulling doordat er geen centrale sturende overheid is. De overheidsmiddelen zijn in dit scenario zeer beperkt en bovendien sterk gefragmenteerd. Voor Ruimtelijke Ordening betekent de sterke spreiding in Vlaanderen een voordeel gezien vele kleine gebieden over eigen, relatief kleinschalige structuren kunnen beschikken waarop kan worden aangetakt voor gespreide economische initiatieven. In de twee andere wereldbeelden treedt de overheid sterk terug. De oriëntatie in deze twee wereldbeelden verschilt evenwel, met name doordat er in het wereldbeeld van de Globale Economie van uitgegaan wordt dat er een relatief hoge economische groei is vergeleken met Transatlantische markten. In deze constellatie kunnen privé-partners een aantal taken van de overheid overnemen zoals bijvoorbeeld het aanbieden van cursussen voor startende KMO’s (dan wel gekoppeld aan bvb. de verhuur van kantoren). Dat is ook meteen de zwakte van deze werelden: collectieve voorzieningen komen er enkel voor zover de privésector hier een rendement kan uithalen. Bij beide wereldbeelden met een sterk dominante privé-sector concentreert de Vlaamse overheid zich – net zoals in de ons omringende landen dat dan zouden doen- op de meer traditionele staatsactiviteiten. Tijdens de workshop werd verondersteld dat de overheid in dit scenario sterker repressief en technocratisch zou zijn, en dat het staats- en ambtenarenapparaat sterk is gereduceerd. In deze sterk geliberaliseerde context wordt ook het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening teruggedrongen tot een minimum. De vestigingspolitiek is uiterst opportunistisch (voor zover er überhaupt van beleid sprake is), mobiliteit wordt nog sterker georganiseerd i.f.v. het economische gebeuren en ook het beleid inzake open ruimte wordt bepaald door economische imperatieven.
26
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
3. 2. Demografische en sociaal-culturele ontwikkeling Een eerste van de vijf, relatief brede vraagstukken uit de ruimere context van ruimtelijke ontwikkeling is de demografische en sociaal-culturele ontwikkeling. Hierbij komt een inschatting van waardeoriëntaties aan bod, alsook de meer tastbare inschatting van migratiestromen en de ontwikkeling van huishoudens. Met name de waardeoriëntaties zijn een onderwerp waarbij veel verschillende interpretaties kunnen worden gegeven. Onderstaande synthese valt dan ook te begrijpen als een samenvatting van een aantal standpunten die tijdens de korte workshop aan bod kwamen. Ook bij dit onderwerp zou de terugkoppeling en toets van de interpretaties met de deelnemers van de workshop een belangrijke meerwaarde bieden.
3.2.1. Waarden Niettegenstaande waardeoriëntaties geen expliciet onderwerp waren bij de scenario-workshop, konden op basis van de besprekingen in de vier werkgroepen inzichten gegenereerd worden in deze thematiek. De reflectie over achterliggende waarden biedt een achtergrond en deels verklaring voor een aantal beleidskeuzes en gedragingen van actoren in de verschillende, zich ontwikkelende samenlevingen. Hierbij kwamen volgende onderwerpen aan bod: • De sterk op het individu gerichte houding bij een afwezige houding ten opzichte van de op het collectief gerichte scenario’s met een aanwezige overheid. • De variaties in de omgang met het gegeven van multiculturaliteit, gaande van verregaande acceptatie van een wereldburgerschap, over vormen van opgelegde solidariteit ten aanzien van verschillende bevolkingsgroepen tot sterk rechtse oriëntaties en etnocentrisch gedrag. • Het belang van de stedelijke levenswijze ten opzichte van het belang van de landelijke gebieden, wat tot verschillende vormen van ontwikkeling en graden van bescherming van de resterende open ruimte leidt. • Het idee van maakbaarheid door overheidsingrijpen tegenover de positieve waardering van marktmechanismen en individuele verantwoordelijkheid, wat bvb. versterkt aan bod komt in neoliberale stromingen in de jaren 90. • Het belang van materiële en immateriële waarden. • De al dan niet veralgemeende globale en/of lokale oriëntatie. • En tot slot ook de aanwezigheid van milieubewustzijn, wat nauw gerelateerd kan worden aan de inschatting van het relatieve belang van openbaar vervoer en individuele mobiliteit.
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
27
3.2.2. Demografie Migratie en bevolkingsomvang Een eerste, belangrijke onderscheidende variabele inzake demografie is de te verwachten migratie. Deze stromen ontwikkelen in functie van wereldwijde ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld geo-politieke onrust als gevolg van economische en politieke ongelijkheid, de toename van klimatologisch precaire gebieden als gevolg van klimaatveranderingen, maar ook in functie van het hier gevoerde migratiebeleid en eventueel ook als functie van de relatieve aantrekkelijkheid van verschillende regio’s. Deze sets van voorwaarden verschillen sterk in de vier hier geschetste wereldbeelden. In de WLO-studie werd ervan uitgegaan dat de netto binnenlandse migratie het grootste is bij Globale Economie, waarbij Nederland een aantrekkelijk land zou zijn door de economische groei. Er is bovendien geen sterke overheid die de stromen zou afremmen. Op de tweede plaats volgt het wereldbeeld Sterk Europa waarbij het hoge migratiecijfer niet alleen verklaard wordt door economische migratie, maar ook doordat een solidair Europa de grenzen openzet voor migratie om redenen van gezinshereniging. Het wereldbeeld Transatlantische Markten staat pas op de derde plaats, gezien deze tweede categorie wegvalt in een sterk repressief, en op economische perspectieven gericht beleid. Bovendien is de instroom van werkmigranten kleiner dan bij de globale economie doordat ook de economische groei geringer is, en de regio minder aantrekkelijk. Het laagste migratiecijfer wordt bekomen bij Regionale Gemeenschappen: hierbij wordt ervan uitgegaan dat het economisch bestel weinig aantrekkelijk is, en dat er zelfs – indien de regionale gerichtheid zich bijvoorbeeld vooral tot Europa zou beperken- een aantal mensen zijn die overwegen om Vlaanderen te verlaten (met name hoog opgeleiden of zogeheten ‘high potentials’). De voorstellen inzake migratie tijdens de workshop liggen sterk in de lijn van de WLO-studie. Er is evenwel een kanttekening gemaakt bij het scenario Globale Economie, met name omdat niet meteen duidelijk was op welke wijze Vlaanderen een (belangrijke) rol in een geglobaliseerde wereld zou kunnen spelen. Gaandeweg zijn er tijdens de sessie alsnog een aantal sterktes naar voor gekomen, namelijk het aanbieden van diensten binnen de gewaardeerde historische setting van Vlaamse steden, de verdere ontwikkeling van kennisintensieve economie en de grote flexibiliteit in het aanbod van ondersteunende diensten voor de ‘space of flows’. Ook is er in de Vlaamse scenario’s in verhouding tot de WLO-studie meer aandacht gegaan naar de uitstroom van high potentials. Deze uitstroom kan om verschillende redenen gebeuren (bvb. algemene rem op economische groei dan wel het verdwijnen van bepaalde niches), maar al bij al gaat het om relatief kleine aantallen vergeleken met de te verwachten instroom. Bij de twee sterk op de privésector gerichte wereldbeelden werd ervan uitgegaan dat de internationale klimaat- en milieunormen geen opvolging kennen na 2020, waardoor de klimaatverandering sneller kan gaan. Op termijn dient bij 28
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
deze scenario’s te worden rekening gehouden met een groter aantal klimaatvluchtelingen dat naar Europa komt, al wordt getracht hier tegen in te gaan door sterk repressief beleid. Meer details over het profiel van de instroom (bvb. inzake kapitaal, opleiding, herkomst) is opgenomen in bijlage. De migratie is een belangrijke, bepalende en per wereldbeeld sterk verschillende factor voor de omvang van de bevolking. Ook van de natuurlijke bevolkingsaangroei wordt verwacht dat deze sterk verschillend is, waarbij de scenario’s in de WLO-studie hier in dezelfde volgorde verschijnen als inzake migratie (sterkste toename in Globale Economie, vervolgens Sterk Europa, minder bij Transatlantische Markten en een afname bij de Regionale Gemeenschappen). Dit onderwerp is tijdens de scenario-workshop weinig expliciet aan bod gekomen, al kan ervan uitgegaan worden dat de uitkomst sterk gelijkend zou zijn aan de WLO-studie. De te verwachten cijfers voor vergrijzing zijn min of meer dezelfde voor de vier scenario’s (cf. WLO: tussen 23% en 25%), en leiden niet tot een wezenlijk verschil inzake demografische ontwikkeling. Noot: Wel kunnen de effecten van de vergrijzing verschillen doordat er bvb. in de sterk geprivatiseerde scenario’s minder aan milieuzorg wordt gedaan bij een tegelijk sterke toename van de economie en van vervoer, wat zou kunnen leiden tot hogere stof concentraties. Deze zijn vooral voor het jongste en het oudste segment van de bevolking een gezondheidsrisico. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van de zorgsector en de faciliteiten voor ouderen, die in Sterk Europa vooral door de overheid en solidair voor alle ouderen georganiseerd is, bij de Regionale Gemeenschappen eerder vanuit collectieve initiatieven en eveneens voor het hele segment. Bij de geprivatiseerde werelden wordt dit enkel voor de rijkere segmenten door private actoren georganiseerd, terwijl er voor de financieel minder welstellende oudere geen vangnet is.
Huishoudens Een tweede belangrijke factor inzake demografische ontwikkeling is de ontwikkeling van de huishoudens, naar samenstelling, omvang en aantal. In de WLO-studie werd ervan uitgegaan dat het aantal huishoudens het grootst is in een scenario van Globale Economie, op de tweede plaats staan sterk europa en de Transatlantische Markt, en het kleinste aantal werd genoteerd voor de Regionale Gemeenschappen. Het aantal huishoudens is een functie van enerzijds de samenstelling van de huishoudens (bvb. de relatieve toename van het aantal eenpersoonshuishoudens) en anderzijds de totale bevolkingsomvang, wat ontwikkelt in functie van migraties en natuurlijke bevolkingsaangroei. Met name bij een Globale Economie en Transatlantische Markten wordt er een sterke toename van het aantal éénpersoonshuishoudens verwacht, onder meer door de toename van het aantal werkmigranten die veelal zonder hun families naar Europa/ België/ Vlaanderen komen. Gezien de ontwikkeling van de huishoudens belangrijke consequenties heeft voor het wonen in Vlaanderen, wordt hier meer in detail op ingegaan in het hoofdstuk ‘Ruimte voor Wonen’.
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
29
3.3. Energie en grondstoffen Inzake energievoorziening is er bij alle scenario’s een kans dat er -althans gedeeltelijk- wordt overgegaan tot de ontwikkeling van meer vormen van hernieuwbare energie, al zijn de accenten sterk uiteenlopend: In het Scenario ‘Sterk Europa’ wordt ervan uitgegaan dat de fossiele brandstoffen uitgeput raken zodat op hernieuwbare energie moet worden ingezet. Tegelijk is er ook een door de overheid gestuurd bewustwordingsproces en een kader van regulering om op een meer milieubewuste manier om te gaan met energie, bvb. voor mobiliteit of bij industriële productie. Ook bij Regionale Gemeenschappen ontstaat er een sterke focus op hernieuwbare energie, maar dan vooral omdat de energieprijzen sterk stijgen en gezocht wordt naar een mogelijkheid om minder afhankelijk te zijn van andere landen inzake energievoorziening. Zowel het gros van fossiele brandstoffen alsook nucleaire energie veronderstelt afhankelijkheid van het buitenland. De alternatieven zijn zowel low-tech als high-tech oplossingen, waarbij voor beide denkrichtingen geldt dat de beschikbaarheid van ruimte een uiterst beperkende factor is. Kaphout langs bermen van wegen en ‘solar paint’ op gevels kan wel, grootschalige oppervlaktes gebruiken voor biomassa behoort daarentegen niet tot de mogelijkheden. Niettegenstaande het relatieve aandeel hernieuwbare energie groter is bij Regionale Gemeenschappen in vgl. met Sterk Europa, is het absolute geproduceerde vermogen kleiner gezien ook het totale energieverbruik kleiner is. De energie-intensieve sectoren hebben bij Regionale Gemeenschappen immers de regio verlaten. Voor zowel het scenario Globale Economie als voor de Transatlantische Markten geldt dat de klimaatverandering in een stroomversnelling komt, waardoor de oliebronnen die momenteel nog onder poolijs verscholen zijn, gemakkelijker toegankelijk worden. De 'Strategie voor het Arctische gebied' waarbij het Deense ministerie van wetenschap begonnen is gegevens te verzamelen over het Noordpoolgebied om uiterlijk tegen 2014 een formele territoriale claim te kunnen indienen bij de Verenigde Naties, is te situeren binnen deze logica. Er wordt enkel ingezet op hernieuwbare energie voor zover dit een economisch rendabel alternatief is. Voor kernenergie geldt dezelfde logica. Kerncentrales verdwijnen niet of toch niet noodzakelijk (dit in tegenstelling tot wat veronderstelt was in de WLO-studie, althans wat betreft het scenario globale economie, waar kernenergie zou verdwijnen).
30
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
3.4. Economie en sociaal-economische ontwikkeling Zowel bij Sterk Europa, Transatlantische Markten als bij een Globale Economie wordt ingezet op kenniseconomie, met name in de stedelijke kernen en langs de centrale assen. Daarnaast is er ook een ontwikkeling van bedrijven die de stad niet meer exclusief nodig heeft, die zogezegd 'footloose' kunnen ageren. Veel sterker dan bij Sterk Europa, ontstaat er in de de privé-sector gedreven scenario's Transatlantische Markten en Globale Economie veel vormen van informele economie en overlevingsstrategies. Bij Regionale Gemeenschappen komen we in een heel andere economisch stelsel terecht. Er wordt ingezet op lokale en gespreide bedrijvigheid en op onafhankelijkheid. De snelste en grootste economische groei wordt genoteerd voor het systeem van vrije markteconomie in een geglobaliseerde wereld, dus het scenario Globale Economie. Bij de workshop werden echter vragen gesteld bij de positie die Vlaanderen en/of België kan innemen in een globale economie. Op welke vlakken kan Vlaanderen zich als topregio profileren? Doordat er slechts weinig multinationals zijn met de hoofdzetel in deze regio, valt Vlaanderen ook buiten de beslissingskern in een situatie van territoriale concurrentie. Verder wordt ook een kanttekening gemaakt bij de verdeling van de toegenomen welvaart. Zowel bij Globale Economie als bij Transatlantische Markten ontbreekt elk door de overheid gestuurd herverdelingsmechanisme, waardoor bij beiden een sterke mate van polarisering optreedt, die eveneens als socio-spatiale segregatie af te lezen valt in de ruimtelijke ontwikkeling (cf. hoofdstuk 4). Niettegenstaande de economische groei bij Transatlantische Markten een stuk lager ligt dan bij het scenario Globale Economie, zijn er meer gelijkenissen bij deze twee scenario's met een zwakke overheid: tegenover de 'happy few' die een 'american dream' waarmaken en de 'high potentials' (rat race!) ontstaat een steeds groter proletariaat. Deze laatste werken lange dagen en jaren voor een hongerloon omdat ze niet kunnen terugvallen op een sociaal vangnet, niet bij ziekte, maar ook niet op oudere leeftijd. Bij een zwakke overheid is er ook niet langer een uitgebreid ambtenarenapparaat nodig, dit wordt drastisch verkleind. De polarisering in de werkstelsels vertaalt zich eveneens naar de macro-economische structuren met enerzijds globaal (of wat Transatlantische Markten betreft in selectieve handelsovereenkomsten) georganiseerde bedrijven in de space of flows, en anderzijds de vele vormen van informele economie die een existentiële noodzaak zijn voor een steeds groter deel van de bevolking. De arbeidsparticipatie is in deze stelsels noodzakelijkerwijze hoog omdat er geen alternatief is. Er wordt in beide wereldbeelden verwacht dat de tertiarisering verder toeneemt en dat er wordt ingezet op kenniseconomie: "Vlaanderen ten dienste van globale en/of selectieve handelsstromen". Mogelijks kunnen ook een aantal innovatieve niches worden gevonden. Het aanbod dient flexibel te zijn, en is vooral gericht op winst en korte termijn denken. Zeker bij Transatlantische Markten bestaat echter het risico dat Vlaanderen te weinig troeven heeft en er een economisch vacuüm ontstaat. 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
31
Een enigszins andere situatie treffen we aan bij Sterk Europa. Voor alle bedrijven gelden strikte, door de overheid opgelegde normen, bvb. inzake milieu of inzake bijdrage voor sociale zekerheid. De aanwezigheid van sterke Europese instellingen in Brussel is een troef voor de internationale profilering van de regio's en het land. Er wordt vooral geïnvesteerd in technologie en diensten, en de bedrijven van de toekomst hebben eveneens aandacht voor het sociale kader van werken. Bovendien kan, wie werkloos is of met pensioen gaat, genieten van een uitkering, al zullen deze op termijn wel een stuk afnemen. Al te grootschalige, ruimteconsumerende of milieubelastende bedrijvigheid wordt, op basis van de overheidsregulering geweerd. Voor een aantal sectoren bestaat echter het risico dat de kosten van overheidseisen te hoog worden (bvb. het geheel van energietaks, loonkost, milieubelastingen, enz.), waardoor deze in dit scenario -niettegenstaande het misschien om minder grootschalige of relatief weinig milieubelastende technologieën gaat- naar andere locaties op zoek gaan buiten Europa. Ook kan het gebrek aan juiste en voldoende arbeidskrachten een beperking van de economische expansie tot gevolg hebben. Nog heel anders is de economische ontwikkeling binnen het wereldbeeld van de Regionale Gemeenschappen. Er is een collectieve afname van de welvaart. Iedereen werkt minder uren, maar meer jaren, en verdient ook minder. Dit zorgt ervoor dat meer mensen -gerekend in aantal personen, niet in arbeidsequivalenten- aan het werk zijn terwijl de productiviteit daalt en de economie krimpt. Bovenop het gewone werk wordt een actieve bijdrage voor de collectieve dienstverlening verwacht. Deze heroriëntatie komt er pas na een economische en politieke crisis: economisch omdat een aantal grote spelers (bvb. energie-intensieve bedrijven, petrochemie en staal, ook de beurs vervalt) wegtrekken, en politiek omdat de overheidsmiddelen zienderogen afnemen. Bij deze heroriëntatie wordt gezocht naar economische activiteiten die in grote mate regionaal autonoom kunnen ontwikkelen en geen hoge milieubelasting teweeg brengen. Er zou onder meer kunnen worden geïnvesteerd in verregaande energie-autonomie, in biotechnologie allerhande, inclusief de vergroende chemiesector van de bioplastics. De focus verschuift naar de meer ambachtelijke, kleinschalige, ecologisch verantwoorde en streekgebonden, dus regionaal gespreide ontwikkelingen. Bij de WLO-studie is de orde van grootte van economische groei tot 2040 als volgt (uitgedrukt in BBP/cap. in vergelijking tot stand van 2002): Globale Economie 221%, Transatlantische Markten 195%, Sterk Europa 156%, en Regionale Gemeenschappen 133%.
32
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
3.5. Mobiliteit De economische context alsook de ontwikkeling inzake energie zijn belangrijke achtergronden voor de ontwikkeling van de mobiliteit. Terwijl de aandacht voor milieu bij Globale Economie en Transatlantische Markten zich bijvoorbeeld enkel doorzet voor zover dit ook een economische rendabiliteit tot gevolg heeft, is dit binnen Sterk Europa een door de overheid opgelegde vereiste. Binnen Regionale Gemeenschappen kunnen energiearme oplossingen een bijdrage zijn in het behalen van een hogere onafhankelijkheid inzake energie. Personenvervoer De polarisering in economie en maatschappelijk bestel van de sterk op de privé gerichte scenario's kan worden doorgetrokken naar de mobiliteit: enerzijds snelle wagens op snelle rijstroken voor wie dit kan betalen, maar anderzijds verouderde modellen op de rijstroken met sterk toegenomen congestie of het algeheel afzien van particuliere mobiliteit voor wie zich weinig kan veroorloven. De privatisering van 'tijd-ruimte-slots' maakt de toegenomen congestie niet voor iedereen even voelbaar. De geprivilegieerde klasse kan gebruik maken van geprivilegieerde ruimtes, ook inzake mobiliteit. Het zijn vooral deze delen van het wegennet die worden uigebouwd en die goed onderhouden zijn. Bij Sterk Europa en Regionale Gemeenschappen zijn de investeringen sterker gespreid, waarbij in het eerste scenario de overheid betaalt en in het tweede de middelen uit een collectief worden geput. Hierbij opmerkelijk is, dat ook het alternatief van een goed uitgebouwd openbaar vervoersnet ontbreekt bij Globale Economie en Transatlantische Markten: in een door de privésector gedicteerde vorm van collectief vervoer wordt enkel geïnvesteerd in verbindingen die economisch belangrijk zijn, voornamelijk hoofdassen. Daarentegen wordt het huidige net voor openbaar vervoer behouden of zelfs uitgebreid bij de scenario's Sterk Europa en Regionale Gemeenschappen, volgens dezelfde financieringsmechanismen als voor het wegennet. Bij het Regionale Gemeenschappen scenario wordt, behalve een uitbreiding van trein- en tramnet, ook gekeken naar de mogelijkheden van het waternet. In termen van verplaatsingsafstanden zien we enkel een afname binnen RG: er worden minder uren gewerkt, dichter bij huis en ook meer thuis. Niettegenstaande er ook bij SE een toename is inzake telewerken, blijft de rush naar Brussel, en ruimer naar het kerngebied Brussel-Antwerpen-Charleroi. Ook de binnenstedelijke pendel blijft toenemen. Bij Transatlantische Markten en Globale Economie stijgen de verplaatsingsafstanden vooral voor wie zich dit kan permitteren. Verder is hierbij ook de ontwikkeling van de woonlocaties in relatie tot de werklocaties van belang. In de scenario-workshop werden voor deze twee scenario's verschillende modellen17 van ontwikkeling naar voor geschoven. Zowel bij Sterk Europa, Globale Economie als Transatlantische Markten blijft de congestie toenemen, met name in de 17
'Model' in de zin van 'een typische ontwikkeling, beschreven voor types ruimtes en niet voor een specifiek plek, en dus niet een 'model' in de zin van een ideaaltypische ontwikkeling. 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
33
centrale gebieden van het land. Bij de WLO-studie van 2006 waren er andere cijfers gehanteerd inzake congestie: 70% toename bij Globale Economie, een status quo bij Sterk Europa, een afname van respectieve 10% en 70% bij Transatlantische Markten en Regionale Gemeenschappen. Dit cijfer werd bijgesteld in de analyse van de bestendigheid van de WLO-scenario's in 2010 (Hilbers, Snellen, 2010): de congestie nam veel sterker toe dan verwacht in de scenario's, zelfs sterker dan de toename die nodig is om in 2040 het niveau +70% van Globale Economie te bereiken. Goederenvervoer Inzake goederenvervoer sluit het scenario Transatlantische Markten misschien nog het dichtst aan bij de huidige situatie met vooral vrachtverkeer langs de weg (en dus containers), en ecologische oplossingen enkel voor zover economisch verantwoord. Bij Globale Economie is er, ook in goederenvervoer nood aan tijd-ruimte zonering. Dit komt door de sterk toegenomen economische activiteit, wat zich eveneens vertaald in transportvolumes en voertuigkilometers. Binnen Sterk Europa zijn vooral milieu-overwegingen sturend voor de organisatie van goederenvervoer waardoor deels andere verkeersmodi worden gezocht. Bij Regionale Gemeenschappen komt daarenboven de wens om als regio sterk onafhankelijk te zijn, wat leidt tot een algehele afname in de noodzaak van vervoer over grote afstanden. Waterwegen worden binnen dit scenario ook voor goederen als reëel alternatief onderzocht.
3.6. Milieu, Natuur en Landbouw De ontwikkeling van uiteenlopende categorieën van open ruimte vertonen grote variatie in de verschillende wereldbeelden. Het al dan niet verder opvolgen van internationaal klimaatbeleid en bijvoorbeeld de omvang en snelheid van economische groei in verschillende landen binnen en buiten Europa zijn sterk bepalend voor de mogelijkheden in de ontwikkeling van open ruimte in Vlaanderen. Al naargelang de specifieke context, zal ook de mobiliteit, het energiebeleid en de bijdrage tot klimaatverandering verschillend evolueren, wat op zijn beurt een impact heeft op de mogelijkheden en beperkingen in de ontwikkeling van uiteenlopende gebruikscategorieën van open ruimte. Het scenario 'Sterk Europa' gaat uit van de voortzetting van internationale klimaatconventies. De Europese agenda, en bij gevolg ook de Belgische en/of Vlaamse agenda zijn hierdoor in belangrijke mate bepaald. Op vlak van milieu, natuur, energie of bijvoorbeeld mobiliteit wordt er een omvangrijk systeem van overheidsregulering ontworpen. Het internationale kader en de regionale doorvertaling resulteren in de maximale beperking en vermindering van milieuverontreinigende technologieën, en draagt ertoe bij dat de opwarming van de aarde wordt afgeremd18. Tegelijk leidt dit scenario ook tot een matige, doch relatief gestage toename van economische groei en bevolking. Zelfs met 18
Uiteraard enkel indien er internationale overeenkomsten zijn, die ook worden nageleefd en/of gesanctioneerd bij niet-naleving.
34
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
sterke overheidsregulering is de bescherming van ecosystemen en open ruimte, en de concrete naleving van overheidsreglementering daarom steeds weer een uitdaging. Voor ecosysteem, natuur, milieu en bijvoorbeeld waterbeheer is er een belangrijk pakket aan reglementering uitgewerkt. Het zal erop aankomen hoe deze in de praktijk tot concrete maatregelen leiden, worden omgezet, nageleefd en bij niet-naleving worden gesanctioneerd. Ook de landbouw wordt geconfronteerd met tal van randvoorwaarden vanuit milieubeleid, bijvoorbeeld in de omgang met reststoffen. Vlaanderen zou in dit scenario volgens de deelnemers van de workshop sterk inzetten op de versmarkt voor consumptie in nabije regio's. De afhankelijkheid van het buitenland voor bulkproducten blijft evenwel. Zowel bij de 'Globale economie' als in de 'Transatlantische markten' is er daarentegen van uitgegaan dat bestaande internationale klimaatconventies worden afgebouwd, waardoor op termijn de klimaatverandering versnelt19. In de omgang met ecosystemen is de interpretatie maximaal gericht op de economische waarde en op het gebruik van natuur. Het is een extreme 'Verdinglichung'20 van ecosystemen, net zoals dit trouwens in deze wereldbeelden ook het geval is ten aanzien van mensen en relaties tussen mensen. Het beheer van openbaar domein, en bij uitbreiding van grote delen van wat vandaag nog open ruimte is, komt steeds meer in handen van private actoren. De overheid komt in deze scenario's nog amper tussen. De ecologische voetafdruk van de levensstijlen in deze scenario's is zeer groot, in verhouding groter bij Globale Economie dan bij Transatlantische Markten doordat ook de economische groei en bevolkingstoename groter zijn bij Globale Economie dan bij Transatlantische Markten. Ook voor landbouw geldt dat gezocht wordt naar de maximale verhoging van de opbrengst per oppervlakte. De sterk geïndustrialiseerde aanpak resulteert in verdere milieubelasting en sociale onrechtvaardigheid, gezien de landbouw zonder noemenswaardige randvoorwaarden, maar ook zonder overheidssteun inzake natuurbeheer, milieubeleid of inzake solidariteit ontwikkelt. Diametraal tegenover het Globale Economie-scenario staat het beeld van de 'Regionale Gemeenschappen', althans wat de impact op milieu en natuur betreft. Nochtans is het ook bij dit scenario twijfelachtig of de internationale klimaatovereenkomsten verder opgevolgd of zelfs uitgebreid zouden worden. Dit scenario gaat er immers van uit dat er slechts weinig internationale samenwerking tot stand komt, dus ook niet op vlak van de overheden zoals dit het geval zou zijn bij een sterk Europa. Er zijn daarentegen wel lokale initiatieven die gericht zijn op natuurbehoud, milieubeheer 19
Bij de illustraties voor de partnerdialoog op 6 mei werd er hierbij van uitgegaan dat Vlaanderen geleidelijk aan in een warmer klimaat zou terecht komen. Wat niet getoond werd in de illustraties - de format van een postkaart is immers gericht op de representatie van de 'mooie kantjes'-, is dat er bij dergelijke scenario's ook verhoogde risico's zijn op overstromingen naast verdroging, zomerstormen, daling van het grondwater etc. 20 De term duidt een houding aan die gericht is op een vorm van materieel fetisjisme, in dit geval ten aanzien van ecosystemen. De term vindt zijn oorsprong in Marxistisch gedachtengoed, en wordt onder meer ook gebruikt door T.W. Adorno en G. Lukacs. Bij deze houding wordt een ecosysteem uitsluitend als 'ding' benaderd, in eerste instantie voor de materiële waarde. In het Nederlands wordt hiernaar wel eens verwezen met het begrip 'verzakelijking'. Ook het Nederlandse begrip commodificering, dat duidt op de reductie van de kwaliteiten van een goed tot 'een gemakkelijk verhandelbaar goed' (bvb. in de omgang met woningen), sluit hierbij nauw aan. 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
35
en op een, in natuurbeheer geïntegreerde landbouw. Niettegenstaande relatief kleinschalige initiatieven valt de totale impact toch niet te onderschatten. Ook hier is er druk op de open ruimte, maar dan niet door verdere verstedelijking naar aanleiding van toename van de bevolking of op basis van ruimteclaims voor economische activiteiten. De druk op de open ruimte ontstaat in de keuzes die nodig zijn om te komen tot grotere autonomie in energie- en voedselvoorziening. Het zal er in beide domeinen op aankomen om opties te vinden die weinig ruimteconsumerend zijn, zo kan inzake energievoorziening bijvoorbeeld verklaard worden waarom kaphout langs bermen en zonne-energie uit zogeheten Grätzel-cellen21 de voorkeur zouden krijgen tegenover de eerder ruimte-opslorpende productie van biomassa. In de voedselvoorziening zouden gestapelde zero-energy serres een valabele optie kunnen zijn. In tegenstelling tot de veronderstellingen die in de WLO-studie worden gemaakt, gingen de deelnemers van de scenario-workshop er in dit scenario niet van uit dat het landbouwareaal zou afnemen. De ambitie om sterker zelfvoorziend te zijn vertaalt zich naar de maximale benutting van beschikbare vruchtbare gronden.
3.7. Afbreukrisico’s De wereldbeelden zijn extreme voorstellingen, en aan die extreme situaties zijn eveneens risico's verbonden. Er zijn, op verschillende domeinen, zwaktes die kunnen leiden tot een radicaal mislukken van de ontwikkeling en/of tot een ommekeer: "Per wereldbeeld worden de meest relevante indicatoren opgelijst en worden onderlinge wegingsfactoren vastgesteld. De indicatoren en hun weging houden verband met de uiteindelijke doelen die dus per wereldbeeld sterk kunnen verschillen. De toetsing van de scenario's met (red. bijvoorbeeld) de duurzaamheidscriteria laat toe om afbreukrisico's te identificeren. Afbreukrisico's geven aan hoe de toekomstige levenskwaliteit en/of ruimtelijke kwaliteit wordt bedreigd omwille van verlies van draagkracht van ecosystemen, het verval van maatschappelijke structuren en het achterwege blijven van economische bloei. Men mag verwachten dat geen enkele toekomstbeschrijving zomaar automatisch duurzame ontwikkeling garandeert. Elk wereldbeeld steunt op een aantal pilaren, de zogenaamde sleutelfactoren, die niet noodzakelijk allemaal en/of tegelijk gerealiseerd (kunnen) worden. Het zijn net die kruispunten in de analyse waar duurzame ontwikkeling afhangt van belangrijke, maar niet noodzakelijk volledig realiseerbare, aannames die worden meegenomen als afbreukrisico's."22 (SRW, 2009:55) Er zijn dus een aantal zwakke punten die de ontwikkeling van een dergelijk wereldbeeld in vraag stellen. Het betreft het functioneren van de overheid, sociale kwesties, woonvraagstukken, economie, energie, ga zo door. Veelal komt het neer op vragen van verdeling en concentratie, op vragen van deelname aan of exclusie van het maatschappelijk gebeuren. In bijlage zijn voorbeelden weergegeven voor een veelheid aan domeinen voor de vier verschillende wereldbeelden. 21 22
Genoemd naar de uitvinder Michael Grätzel (EPFL, Lausanne, Zwitserland). Zie Visienota, bijdrage door onderzoekers van Werkpakket 2 (SRW, 2009).
36
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
Risico's die tijdens de workshop als zeer belangrijk werden ingeschat, zijn het faillissement van de overheid (Sterk Europa), economisch of sociaal precaire situaties (in verschillende hoedanigheid bij verschillende wereldbeelden), verpaupering en polarisering op zich alsmede de sociale onrusten die hieruit kunnen voortkomen (Globale Economie, Transatlantische Markten), algehele stuurloosheid (zowel bij Regionale Gemeenschappen, Globale Economie als Transatlantische Markten is dit een risico) alsook weerstanden en/of exit-gedrag in diverse middens (door EU-skeptici binnen Sterk Europa, door de ‘working poor’ binnen Globale Economie en Transatlantische Markten, of door de eerder materiëel ingestelde ‘high potentials’ binnen Regionale Gemeenschappen). Tot zover de interpretatie van variaties in context waarmee bij de ontwikkeling van de Vlaamse Ruimte mogelijks dient rekening gehouden te worden in de toekomst. Niettegenstaande de grote meerderheid van de workshop-deelnemers zichzelf niet noodzakelijk als expert in ruimtelijke ordening zou beschrijven, vermeldden zij frequent ook voorbeelden van ruimtelijke ontwikkeling. Hierop wordt ingegaan in het volgende hoofdstuk.
3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid
37
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling In een tweede deel van de workshop was expliciet aan de deelnemers gevraagd om deze ruimtelijke differentiaties verder aan te vullen. Op basis van de workshop-resultaten is getracht een beeld te schetsen van de variaties in ruimtelijke ontwikkeling waartoe de scenario's kunnen leiden. Enerzijds werden generieke beschrijvingen gegeven, zo onder meer betreffende de veronderstelde impact op zee- en luchthavens, op het water- en wegennet, op de ontwikkeling in stedelijke gebieden en buitengebieden, etc. Anderzijds werden tijdens de workshop ook concrete, gelokaliseerde voorbeelden vermeld, zoals bijvoorbeeld een verwijzing naar het Pajottenland, naar de haven van Zeebrugge, naar de serres van Sint-Katelijne Waver, naar het relatief dicht bebouwde, en sociaal precaire wonen in Borgerhout, naar de sites voor opwekking van groene energie in Lommel, etc. Kanttekening bij de waarde van ruimtelijke interpretaties Door de deelnemers van de workshop zijn een aantal verwachtingen geuit inzake ruimtelijke ontwikkeling in de verschillende wereldbeelden. Meer nog dan bij de reflectie over de contextuele variaties, is bij de representaties van mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen die tijdens de workshop werden vermeld enige voorzichtigheid geboden. Afgezien van het feit dat de koppeling tussen maatschappelijke veranderingen en ruimtelijke ontwikkelingen niet meteen de kernexpertise van het gros van de deelnemers is, was ook de tijd voor ruimtelijke differentiaties zeer beperkt. Meer dan eens werd bij de verwerking en analyse van deze categorie van thema's en parameters vastgesteld dat de uitspraken fragmentarisch zijn, niet steeds consistent met eerder gedane uitspraken en veelal niet getoetst naar de verdere implicaties of naar plausibiliteit van de voorgestelde opties binnen een termijn van 40 jaar. Kunnen de voorgestelde ontwikkelingen überhaupt zo snel evolueren indien ook bijvoorbeeld rekening gehouden wordt met financiële structuren? Bij de analyse van de workshop-gegevens werd vastgesteld dat de variatie in ruimtelijke modellen niet steeds consequent kan worden verklaard op basis van de variaties in de sleutelonzekerheden die aan de grondslag liggen voor de indeling in vier wereldbeelden. Ook de waardering van bepaalde andere variabelen heeft tot verschillende uitkomsten geleid, zo onder meer de waardering van de historische setting in binnensteden voor kenniseconomie, wat wel aan bod gekomen is binnen Globale Economie maar bijvoorbeeld niet bij Transatlantische Markten. Dit werpt een methodologische schaduw op de interpretaties. We willen er op dit punt nogmaals de aandacht op vestigen dat de vier kwadranten waarbinnen de vier wereldbeelden ontwikkelen, niet per sé eenduidige scenario's opleveren, maar veeleer als scenario-families dienen te worden begrepen. Met andere woorden zijn er binnen een bepaalde context, bijvoorbeeld met sterke overheidsregulering en de ambitie om tot internationale samenwerking te komen in verschillende domeinen, nog uiteenlopende mogelijkheden wat betreft de ruimtelijke ontwikkeling. Een aantal factoren ervaren inderdaad een effect van die ruimere context, bij andere factoren -maar dat is het perspectief van een 38
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
normatieve toekomstverkenning waarbij beleidsscenario's worden ontworpen, en dus een mogelijke volgende stap- kan door gericht beleid bijgestuurd worden. Tijdens de workshop werd door de deelnemers niet steeds het onderscheid gemaakt tussen ruimtelijke transformaties die een gevolg zouden zijn van verschuivingen in de ruimere context en transformaties die het gevolg zijn van concrete maatregelen in ruimtelijk beleid23. Er rijzen eveneens methodologische vragen indien er ruimer, typologische interpretaties gedaan worden op basis van uitspraken over specifieke locaties. Ook hiermee is zeer voorzichtig omgegaan. Tot slot dient ook gezegd dat bepaalde aspecten verhoudingsgewijs veel (bvb. wonen in overstromingsgebieden), en andere aspecten (bvb. huisvesting voor een brede middenklasse) verhoudingsgewijs weinig aandacht kregen. De uitspraken inzake ruimtelijke ontwikkeling leiden tot een eerder fragmentarisch beeld, waarbij het een stuk moeilijker is om tot consistentie te komen in vergelijking tot de uitspraken over de ruimere context. Onderwerpen Onder de noemer 'patronen van verstedelijking' zijn volgende elementen samengebracht: de ontwikkeling van binnenstedelijke centra, van de (groot-)stedelijke context, van verschillende steden ten opzichte van elkaar (hier benoemd als zijnde 'hiërarchie van de steden'), van patronen van verstedelijking en patronen van sociaal-spatiale segregatie. Inzake wonen zijn uitspraken gedaan over de woningvraag per woningtype, over woningprijzen alsook over de kwaliteit van woningen en woonomgeving. Wat betreft de ruimte voor economie, werden gedifferentieerde uitspraken gegeven voor economische activiteiten in binnen- en randstedelijke locaties, voor bedrijventerreinen alsook voor verspreide locaties. Bij het thema mobiliteit kwamen ondermeer de dichtheid van het wegennet, de evolutie van openbaar vervoer alsook de ontwikkeling van mainports en hubs aan bod. Onder 'open ruimte categorieën' zijn aspecten samengebracht die te maken hebben met waterbeheer, natuur, recreatie, landbouw alsook de onderlinge relaties tussen deze functies. Waar specifieke locaties werden vermeld tijdens de workshop, zijn deze ook mee opgenomen in de matrix in bijlage. In de hierop volgende secties wordt een kort overzicht gegeven voor deze onderwerpen, telkens gegroepeerd per wereldbeeld. In bijlage is een meer uitgebreide verzameling van uitspraken tijdens de workshop bijeen gebracht onder de noemers 'patronen van verstedelijking', ruimte voor wonen, voor economie, mobiliteit alsook uitspraken over verschillende categorieën van open ruimte.
23
Dit leunt aan bij een meer fundamentele discussie over de scheidingslijn tussen beleidsdomein en 'context', die onder meer ook in beleidswetenschappen (zie bvb. subsysteem benaderingen van Sabatier, Baumgartner en Jones of Kingdon) ter sprake komt. 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
39
4.1. Vlaanderen in een Sterk Europa In het Scenario Sterk Europa komt op tal van vlakken de overheid tussen, ook inzake ruimtelijke ordening. Terzelfdertijd is er een vrij grote groei van de bevolking en van de economie. Tijdens de workshop werd voor dit scenario volgende ruimtelijke ontwikkeling verondersteld: •
•
•
•
In de binnensteden is er een relatieve verarming. Het grootste deel van de toestroom uit migratie beschikt over weinig kapitaal en komt in eerste instantie in stedelijke, achtergestelde buurten terecht. Tegelijk gaan de meest aantrekkelijke stedelijke locaties naar de economische 'top' van de maatschappij. Niettegenstaande het ingrijpen van de overheid, blijft er een bepaald niveau van polarisering en socio-spatiale segregatie. Hier werken deels de marktmechanismes door. De 20ste eeuwse uitbreiding, randstedelijke gebieden maar ook suburbane gebieden zijn aantrekkelijk voor de middenklasse. Door overheidsinterventie inzake mobiliteit blijven deze gebieden ook bij hoge transportkosten nog bereikbaar voor velen. De focus is, in tegenstelling tot wat verondersteld was bij Transatlantische Markten en Globale Economie niet hoofdzakelijk gericht op de steden en locaties langs een beperkt aantal centrale assen, maar is gespreid over zowat de hele Vlaamse regio. De huidige hiërarchie van de steden wordt bevestigd, en wordt ondersteund door het net van openbaar vervoer. Een netwerk van agglomeraties blijft aantrekkelijk voor zowel werken als wonen, waarbij er aan de selectieve stadsvlucht in de grotere steden niet veel verandert. Niettegenstaande de relatief hoge economische groei en de grote bevolkingstoename, wordt ervan uitgegaan dat de verstedelijking afgeremd wordt, met name door interventie van de overheid. In plaats van steeds ruimere uitbreiding wordt ingezet op 'inbreiding', verdichten en op renovatie. Ook inzake socio-spatiale segregatie grijpt de overheid in om tot een (kunstmatige) sociale mix te komen. Desalniettemin blijft de socio-spatiale segregatie in stedelijke middens nog aanzienlijk omdat de grote instroom van migranten niet zo snel kan worden opgevangen.
Het verwerven van een eigen woning wordt duur door allerhande opgelegde normen waaraan moet worden voldaan, zelfs voor de middenklasse. Toch stijgen de prijzen relatief gezien minder dan bijvoorbeeld bij de scenario's waarbij overheidsinterventies nagenoeg wegvallen, doordat er een groter aantal van woningen is dat bereikbaar blijft. Door de sterke normering wordt op lange termijn de gemiddelde kwaliteit van de woningen beter, maar tegelijk stijgen de prijzen voor bouwen en verbouwen waardoor de vervanging van het patrimonium vertraagt. Normering en regulering creëert ook de verwachting dat de overheid zelf een aantal groepen op de woonmarkt beschermd, wat ertoe leidt dat wonen in meervoudig achtergestelde buurten geleidelijk aan van een beter comfort zouden kunnen genieten. Ook bijvoorbeeld de 40
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
reeds bestaande units in potentiële overstromingsgebieden kunnen blijven bestaan mits spijzing van de overheidskas voor de voorziening van dijken en/of een rampenfonds. Ook in de publieke ruimte wordt er vooruitgang geboekt waarvan iedereen kan genieten. In tegenstelling tot Globale Economie en Transatlantische Markten, waar verzorgde groene ruimtes steeds meer privaat beheerd zijn, staat bij Sterk Europa de overheid garant voor publiek toegankelijke ruimtes. De overheid investeert onder meer in de waardering van historische settings, maar ook in behoud, beheer en eventueel zelfs verdere ontwikkeling van binnenstedelijk groen. Daarenboven investeert de overheid ook - geheel volgens wat Europees zou worden opgelegd- in een ecologisch netwerk. In dit scenario zou een mogelijkheid ontstaan om groene corridors te ontwikkelen. In dit scenario werd het belang van Brussel onderstreept. In een sterk Europa heeft de stad die als gastheer fungeert voor diverse Europese instellingen een voorsprong inzake internationale profilering en aantrekkelijkheid. De ontwikkeling van andere economische ruimtes bevestigd in grote mate reeds vandaag bestaande structuren, bijvoorbeeld met industriële activiteiten en bedrijvigheid langs (water-)wegen en in de nabijheid van steden. Bij Sterk Europa is er wel een degelijk uitgebouwd netwerk voor openbaar vervoer, gefinancierd door de overheid. Er wordt getracht om het openbaar vervoersnet verder uit te breiden, bijvoorbeeld door bijkomende tram- en treinverbindingen naar de voorsteden. Daarenboven wordt er geïnvesteerd in het bestaande, uitgebreide netwerk van wegen. Tegelijk wordt van de gebruiker verwacht dat deze naar meer ecologische vervoersmodi overstapt.
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
41
Illustratie 4.1a: Sterk Europa, tekening door Gilles Vranckx 42
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Diepblauw Sterk Europa, verhaal door Toon Lambrechts Even zien of iedereen mee is, denkt Kirsty. Ze is ongeveer halfweg in haar rondleiding in de Gentse binnenstad. Ze heeft het uitgebreid gehad over de verschillende bouwstijlen en de rol van de stad in de Europese geschiedenis. Maar ze merkt dat haar publiek aan een pauze toe is. Geen probleem, terrasjes genoeg hier. Kirsty werkt voor het Europees Huis in Gent, een soort contactpunt dat de Europese Unie in de meeste grote steden heeft opgezet. Gidsen is maar een van haar bezigheden. Haar publiek bestaat meestal uit eurocraten die voor een of andere conferentie naar Gent of Brussel afzakken en dan tussen de besprekingen door graag even de stad zien. En een echte stadsgids heeft natuurlijk veel meer allure dan een banale gedownloade audioguide. De groep die ze vandaag voor zich heeft is hier voor een conferentie over intra-Europese migratie en de overdracht van sociale rechten tussen de lidstaten of zoiets. Maar op dit moment hebben ze meer aandacht voor de bierkaart van het café waar ze gestrand zijn. Zelf kent ze de stad op haar duimpje. Nochtans is ze niet van hier, maar uit Finland. Ze heeft hier gestudeerd in het kader van een Europees uitwisselingsprogramma, iemand leren kennen en blijven hangen. Een klassiek verhaal. Ze woont graag in Gent. Er is altijd wel iets te doen hier. Haar werk bij het Europees Huis is best boeiend. Veel sociale contacten en af en toe een reisje vermomd als studieweekend. Tijd om de wandeling voort te zetten. Kirsty scharrelt haar groep bijeen. Ze wijst erop dat iemand zijn tas en zijn krant, European News, heeft laten liggen. Eén Gentse tripel en ze worden al vergeetachtig, denkt ze. Nick ziet het groepje passeren, maar schenkt er geen aandacht aan. Hij wrijft het zweet van zijn voorhoofd. Het is behoorlijk warm en dat maakt het werk er niet gemakkelijker op. Samen met twee collega's is Nick bezig de beplanting van het Zuidpark aan te vullen. Er is onlangs een nieuw beeld geplaatst en daar hoort een mooi stukje groen bij. Het beeld moet een vrouw op de rug van een stier voorstellen volgens het bord. Nick verdenkt de kunstenaar in kwestie er echter sterk van een hoop oud ijzer aan elkaar gelast te hebben. Abstracte kunst is nooit zijn ding geweest. Hij haat zijn werk bij de groendienst, maar veel keuze heeft hij niet. Nadat hij een half jaar geen werk had, viel er een brief bij hem in de bus voor een afspraak. Hij wist op voorhand wat erin stond. Verplichte tewerkstelling. Europa legt zijn lidstaten op te streven naar een nulwerkloosheid, dus wie lang zonder werk zit is de dupe. Hij had kunnen weigeren, maar dan raakte hij zijn ziekteverzekering en zijn sociale woning kwijt. Niet echt een optie dus. Eén dag in de week hoeft hij niet te werken, maar krijgt hij sollicitatiebegeleiding. Hij hoopt vurig dat er snel iets uit de bus komt. 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
43
Wat hem ook tegensteekt is de sociale woning waar hij nu zit. De blok is sterk verouderd en het lijkt alsof er enkel sociale gevallen bijeen zitten. Hij heeft zich al op de lijst laten zetten om een betere plek toegewezen te krijgen, maar zonder echt werk heb je een lage prioriteit. Hier is het afgelopen voor vandaag. De volgende klus wacht aan het station Gent-Dampoort. Achter de fietsenverhuurkiosk moeten twee boompjes vervangen worden waar een van de elektrische bussen tegenaan gereden is. De stad hanteert een nultolerantie wat het straatbeeld betreft. Alles moet er kraaknet bijliggen. Met een legertje verplicht tewerkgestelde arbeiders zoals Nick kan dat natuurlijk wel. Hij kan het natuurlijk niet weten, maar de planten die Nick met frisse tegenzin in de grond stopt komen van het tuinbouwbedrijf van Daan. Toen hij het fruitbedrijf van zijn ouders erfde besloot hij de zaken anders aan te pakken. De opbrengst van de fruitteelt was te klein geworden. Dus richtte hij kwekerij De Korenbloem op, gespecialiseerd in inheemse planten en zaden. Met succes. De maatregelen van de Europese Unie om het verlies van biodiversiteit te keren maakt dat veel overheidsdiensten alleen nog inheemse soorten gebruiken voor beplanting. Dat zijn grote klanten voor Daan. Maar ook de vraag van particulieren is behoorlijk groot. Normaal gezien zou hij op dit uur van de dag ergens in de kwekerij bezig zijn, maar vandaag heeft Daan bezoek. Iemand van de bank. Er is onverwacht een behoorlijk stuk grond te koop komen te staan, en dat interesseert Daan wel. Samen met de man van de bank bekijkt hij de mogelijkheden. Ze hebben er een 3D kaart bijgehaald. Het stuk in kwestie sluit mooi aan bij de kwekerij. Het gebruik is wel beperkt door allerlei richtlijnen op het vlak van landschapszorg. Dat maakt niet zoveel uit voor Daans plannen. Zo goed als heel Zuid-Limburg is immers ingekleurd als beschermd landschap. Het probleem ligt erin dat op een deel van de grond bebouwing met een discreet karakter is toegestaan. Een chique villa in het groen zeg maar. Dat drijft de prijs enorm op. De man van de bank stelt voor om na de aankoop het terrein te splitsen en de bouwgrond door te verkopen. Daar zit wel iets in, maar Daan vindt het risico te groot. Als de opdelingsprocedure of de verkoop te lang aansleept kan zijn bedrijf in moeilijkheden raken. Vandaag gaan ze niet tot een oplossing komen. Als de man van de bank vertrokken is kijkt Daan nog lang naar de kaart. Hij ziet het al helemaal voor zich. Het stuk grond wil hij gedeeltelijk inrichten als wandelgebied, en zo geleidelijk laten overlopen in zijn kwekerij. Een natuurgebied als showroom. Het idee lijkt hem geniaal. Hij zit er al lang mee in zijn hoofd. Hij moet even ergens anders aan denken. Hij knipt de kaart uit en gaat naar zijn planten. Dat werkt altijd.
44
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Illustratie 4.1b: Krantenkoppen ‘European News’, partnerdialoog 16/5/2011 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
45
Illustratie 4.1b: Krantenkoppen ‘European News’, partnerdialoog 16/5/2011 (vervolg)
46
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
4.2. Vlaanderen in een Globale Economie Het scenario 'Globale Economie' kent de hoogste bevolkingsgroei en de hoogste economische groei van de vier sceanrio's. Redelijkerwijs kan worden verondersteld dat in dit scenario de druk op de ruimte alsook de strijd tussen conflicterende ruimte-claims het hoogst zijn. Volgens de deelnemers van de workshop kan de ruimtelijke ontwikkeling in deze constellatie mogelijks als volgt ontwikkelen: •
•
• •
Binnensteden worden geherwaardeerd. De historische setting is een troef voor de locatie van bedrijven in de dienstensector en bedrijven uit de kenniseconomie waarvoor het belangrijk is om een zichtbaar adres (en hoge status) te hebben. Deze opwaardering vanuit de privé-sector verhoogt eveneens de aantrekkelijkheid van binnenstedelijke locaties als 2de verblijven van de top-klasse, veelal opgetrokken als hekwerkwijk24 of in voor het publiek niet toegankelijke panden. Steeds meer verblijven CEO's en kaders, al dan niet vergezeld van hun gezin, tijdens de werkdagen in de 'urban condo'. In eerste instantie wordt tijd gewonnen, maar tegelijk wordt ook geld gespaard voor de inmiddels zeer hoog oplopende transportkosten. Steden breiden verder uit, althans in het kerngebied en op de centrale assen van België en Vlaanderen, in een internationaal economisch ééngemaakte context. De Noord-Zuid as tussen Antwerpen en Charleroi bijvoorbeeld is belangrijk als deel van de verbinding Amsterdam-Parijs. Langs de hoofdassen is er een concentratie van economische activiteit en in mogelijks directe nabijheid ook van wonen. Kleinere steden verliezen aan belang en zijn door de hoge transportkosten minder aantrekkelijk geworden. Vooral de randstedelijke gebieden (20ste eeuwse uitbreidingen) kennen een sterke verdichting, maar ook verpaupering. Dit doet sterk denken aan de transformatie van 19de eeuwse wijken in de tweede helft van de 20ste eeuw tot meervoudig achtergestelde buurten, alleen is er bij de Globale Economie geen overheid die nog sturend kan optreden. Onaangepast en precair wonen is voor de grote meerderheid van de bevolking eerder de regel. Ook bijvoorbeeld woningen in overstromingsgebieden worden een precaire woonvorm: de overheid komt niet langer tussen en een private verzekering afsluiten is veelal een onbegonnen zaak, de waarde van die woningen daalt dan ook sterk. In het buitengebied ontstaan gated communities voor de topklasse (degenen die zich als tweede verblijf ook vaak al een stek in het centrum kunnen permitteren). De socio-spatiale segregatie is aanzienlijk. Dit komt vooral tot uiting in de grootstedelijke gebieden, waar dicht bebouwde, achtergestelde getto's25 naast exclusief wonen bestaan, maar ook in buitengebieden komt dit tot uiting, bijvoorbeeld in het contrast tussen de woningen van de 'achterblijvers' (oudere generatie die in het eigen huis in het
24
Nederlandstalig neologisme, sinds 2006 opgenomen in het Van Dale Woordenboek, als vertaling voor het Engelse begrip 'gated community', en voor het eerst gebruikt in Zuid-Afrika. In de tweede betekenis zoals die door Van Dale wordt beschreven, als "woonwijk van een sociaal niet-geïntegreerde groep", dus duidelijk met een enigsinds negatieve connotatie, niet neutraal beschreven als 'isolement' en "al of niet vrijwillige afzondering" (eveneens vermeld bij Van Dale, als derde betekenis, cf. Geerts, Den Boon, 1999:1109) 25
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
47
hinterland wil blijven, terwijl de jongere generaties noodgedwongen dichter bij de stad moeten wonen omwille van de transportprijzen en de absolute noodzaak om aan het werk te blijven) en de nouveau riche die de open ruimte op hun manier weten te waarderen, bijvoorbeeld in en vanuit gated communities. De woonmarkt is sterk gepolariseerd in het scenario Globale Economie: • De laagste segmenten van de woonmarkt worden niet langer opgevangen door de overheid, er zijn geen middelen voor sociale huisvesting. Dit segment blijft echter eveneens onbeantwoord in de vrije markt. Hierdoor ontstaan veel precaire woonvormen, meer informele behuizing en verpaupering, en gaat er een steeds groter deel van de bevolking naar de huurmarkt. • Daarentegen 'boomen' de woongelegenheden voor de topklasse (bvb. in gespreide gated communities, tweede verblijven in stedelijke centra, alsook de opwaardering van historische dorpjes als kader voor het luxueuze, 'authentieke' wonen). • In stedelijke middens wordt het upstairs-downstairs model terug een optie. Voor het scenario Globale Economie geldt dat de ruimtelijke ordening vooral wanordelijk verloopt, en dat er mag van uitgegaan worden dat gebieden, eens ze versteend zijn, ook versteend zullen blijven. Binnen dit scenario werd verwacht dat de meeste aandacht gaat naar wat vandaag de Vlaamse Ruit wordt genoemd, als economisch kerngebied.26 In dit scenario werd verondersteld dat het draagvlak voor congestiebestrijding middels infrastructuuruitbreiding blijft bestaan, al is het selectief voor degenen die dit kunnen betalen. De private firma's die de wegen aanleggen, vragen een vorm van 'heffingen' voor wie deze wil gebruiken. Wie zich dit niet kan permitteren, kan de slecht beheerde, oude infrastructuren benutten (mits de gebruiker überhaupt het budget heeft voor particulier vervoer). Deze wegen zijn met name in de Vlaamse ruit dichtgeslibd door toegenomen congestie. Die komt er niet zozeer doordat het wagengebruik en autobezit zouden gestegen zijn, maar doordat de meeste economische activiteit langs deze assen geconcentreerd is. Openbaar vervoer is niet onmiddelijk een initiatief bij Globale Economie het net is immers gereduceerd tot verbindingen van de hoofdplaatsen. Kleinere locaties worden geschrapt omwille van lage rendabiliteit. Er zijn nog slechts weinig lijnen en op deze lijnen slechts weinig haltes. Naar een aantal aspecten is weinig aandacht gegaan bij de ontwikkeling van het Globale Economie scenario tijdens de workshop: waar komen bedrijven terecht die 'footloose' zijn, die het m.a.w. niet nodig hebben om een zichtbaar adres of om over een specifieke, bijvoorbeeld goed bereikbare locatie te beschikken? Door wie en hoe wordt het wonen voor de massa's ingevuld? Betekent dit een verdichting binnen de bestaande woonweefsels? Een aanvulling door goedkope hoogbouw in de stijl van franse banlieu?
26
Bijzondere locaties zoals bijvoorbeeld de grensoverschrijdende metropolitane ontwikkeling rond Kortrijk-Lille-Menen of in Nederlands en Belgisch Limburg werd weinig expliciet behandeld tijdens de workshop. 48
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Illustratie 4.2a: Globale Economie, tekening door Gilles Vranck 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
49
Singapore aan de Schelde Globale Economie, verhaal door Toon Lambrechts Singh tuurt naar beneden. Best hoog, denkt hij. Hij is even opgestaan van achter zijn bureau om zijn benen te strekken. Op de vierenzestigste verdieping van het complex heb je een prachtig uitzicht over Antwerpen. Het zijn drukke dagen voor Singh en zijn team. Hun bedrijf heeft een grote opdracht voor de holding North Sea Ports binnengehaald. De integratie van de havens van Antwerpen, Rotterdam, Zeebrugge en Hamburg vereist dat hun netwerken op elkaar afgestemd worden en daar is heel wat werk aan. Singh is specialist op vlak van intelligent data drives, netwerken met een artificiële intelligentie. Samen met zijn zes collega's zwoegt hij al een maand op deze prestigieuze opdracht. Hij zet even de zaken op een rijtje, want straks heeft hij een netvergadering met de andere teamleiders over de stand van zaken. Net geen zeven jaar woont hij nu in Antwerpen. Als hoogopgeleide informaticus met talent was het een fluitje van een cent om aan een blue card te raken. Eerst werkte hij als freelancer, later in vaste dienst bij Datariver. De voorwaarden waren te mooi. Vooral de bedrijfswagen heeft hem verleid. Een Spyker C6, niet alleen prachtig van design, maar ook met prioriteitscode 2. Dat betekent toegang tot de snelle verbindingen ondergronds. Daar kan je rustig aan tweehonderd per uur doorvlammen. Voor wie code 1 heeft geldt er zelfs geen enkele snelheidsbeperking. Zijn vrouw was vooral blij met het pakket homeservice-cheques. Het huishouden is nooit haar hobby geweest. Hun herenhuis in het centrum is eigenlijk te groot voor hen twee alleen. Maar hij woont er graag. Antwerpen bevalt hem. Heel de wereld vind je hier terug in het straatbeeld. Indische winkeltjes te over. Er is zelfs een sikhtempel aan het Zuid. Niet dat hij zo gelovig is. Zijn vrouw komt er wel eens. Die heeft ook meer tijd, want haar job laat veel meer thuiswerk toe dan de zijne. Haar werkgever houdt zich bezig met het uitwerken en selecteren van sociale en ecologische projecten voor serviceclubs. Veel netwerken dus, ideaal voor iemand met een vlotte babbel zoals zij. Laatst vertelde ze hem over een nieuw project, een soort containerdorpen voor daklozen. De stad zou die ter beschikking stellen op braakliggende terreinen in de haven. Een van haar charityfondsen betaalt het onderhoud en de bewaking. Vierenzestig verdiepingen lager staat Achmed op de stoep. Petje op, zonnebril op de neus en strak in uniform. Aan zijn riem tranquillityspray en een taser, kwestie van keuze. Zijn badge met security erop glimt in de zon. Hij snakt naar een sigaret, maar dat zal pas voor tijdens de pauze zijn. Rond zijn onderarm zit een smart glove. Het schermpje op het toestel laat alle passage in zijn sector zien. De veiligheidsradar van het gebouw identificeert iedereen en waarschuwt Achmed als er iemand rondhangt die er niet hoort te zijn. In principe is Achmed tevreden met zijn job als securityagent. Alleen jammer dat de tijd zo traag voorbijgaat op sommige dagen. Maar het betaalt een appartementje in de rand voor hem en zijn gezin. Vooral de schoolkosten van zijn twee kinderen wegen op het budget. Goed onderwijs is een dure zaak, en dan zitten ze nog maar in het middelbaar. Sinds kort is zijn vrouw ook weer aan het werk, als huiswerkconsulente bij enkele gezinnen in het centrum. Geen slechte job, maar het levert haar niet dezelfde verzekeringsrechten op als hem. 50
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Het appartement is eigenlijk te klein voor hen. Zijn vrouw zeurt al langer dat ze zouden moeten uitkijken naar iets groter om te huren. Maar zo simpel is dat weer niet. Het mag niet te ver van het centrum liggen, want anders is hij iedere dag nog langer onderweg naar zijn werk. Vroeger kwam hij nog wel eens met de auto, maar dat is onbegonnen werk tegenwoordig. Een prioriteitscode voor de ondergrondse bemachtigen zit er niet in. Veel te duur. Nu gebruikt zijn vrouw de auto om naar haar klanten te rijden en neemt hij elke dag de cityline. Eerste klas, dat wel. Dat kan er wel af voor zijn werkgever. Aan Achmed heeft Drina niet al te beste herinneringen, al kent ze hem niet bij naam. Voor haar is hij de man van de security die haar eens een serieuze klets rond de oren heeft gegeven. Ze had op straat een paar mensen aangeklampt voor wat centen, maar na nog geen twee minuten stond hij er al. Ze was snel weg daar Nu is ze op weg van de stad naar huis. Toch al gauw een wandeling van anderhalf uur. Ze volgt de kortste weg langs de spoorlijn. Thuis, dat is een oud bedrijfsterrein in de buurt van Beveren. Nu wonen er ongeveer dertig families, allemaal in caravans of geïmproviseerde barakken. Nogal wat mensen hebben net zoals zij hun wortels in Oost-Europa. Een paar jaar geleden had ze nog een huis. Haar familie kraakte een woning in een van de dorpen in de polders die moesten verdwijnen voor de zoveelste havenuitbreiding. Maar dat kon niet blijven duren natuurlijk. Van die dorpen is ondertussen niets meer te zien. Hun geïmproviseerde camping is een doorn in het oog van de gemeente. Die verwijt de stad al lang dat ze haar armste bewoners wegduwt richting buitenrand. Al een paar keer is er gedreigd met ontruiming of met het afsluiten van de stroom. Nu is er sprake van dat ze moeten opkrassen richting haven. Daar wordt een soort containerdorp gebouwd. Voorlopig blijft het nog een gerucht. Om de krotten aan het zicht te onttrekken heeft de gemeente een afsluiting tussen hen en de straat geplaatst. De reclamepanelen op de schutting hebben het over second houses en brand new driving experience. Zaken die Drina nooit zal hebben, aangeprezen in een taal die ze niet begrijpt. Als ze thuis komt ligt haar vader te slapen in de zetel. Hij doet allerlei losse klusjes, vooral in de bouw. Daarmee komen ze net rond, maar daar blijft het bij. Ondertussen is de avond gevallen en die is nog fris in deze tijd van het jaar. Drina hurkt neer bij de kachel en propt er een oude krant in die ze ergens opgescharreld heeft. De vlammen likken gretig aan de Global Economist. Wat houtjes erbij en het vuur is vertrokken. Buiten vermengt de rook zich met de andere rookpluimen die opstijgen van achter de reclamepanelen. De zonsondergang op een van die borden ziet er een stuk aanlokkelijker uit dan die boven de camping.
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
51
Illustratie 4.2b: Krantenkoppen ‘Global Economist’, partnerdialoog 16/5/2011 52
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Illustratie 4.2b: Krantenkoppen ‘Global Economist’, partnerdialoog 16/5/2011 (vervolg) 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
53
4.3. Vlaanderen in een wereld van Regionale Gemeenschappen In het Scenario Regionale Gemeenschappen ontstaat een enigsinds ander beeld inzake ruimtelijke ontwikkeling. De krimp inzake bevolkinsgomvang en qua economische ontwikkeling is voelbaar, al is dat niet even hard voelbaar in alle regio's en locaties. In de workshop werden volgende veronderstellingen gemaakt: •
• • •
Doorheen de gehele Vlaamse regio wordt het patrimonium geëvalueerd op kwaliteit van woning en woonomgeving, zowel wat betreft de individuele woning alsook grotere, aaneengesloten woonlocaties. Woningen van lage bouwtechnische kwaliteit, woningen in risicogebieden zoals bijvoorbeeld overstromingsgebieden of nabij industriële sites, op vervuilde gronden en eventueel ook een aantal verkavelingen onder hoogspanningsmasten, worden als minderwaardig aanzien in vergelijking met recentere woningen met een hoge EPB-standaard, woningen met redelijk comfort en woningen buiten bepaalde risico's door elementen in de woonomgeving. Niettegenstaande krimp ontstaat daarom dus geen massaal overaanbod aan woningen. De krimp is sneller voelbaar in perifere gebieden (met uitzondering van de kust), hier is geen verdere verdichting, maar zelfs eerder een afname (zogeheten 'Rückbau', cf. Ruhrstadt-studie). In de binnenstedelijke gebieden is er mogelijks zelfs een verdere verdichting. De demografische en economische situatie vertalen zich in een de facto stop van verdere verstedelijkingsprocessen. De socio-spatiale segregatie is in dit scenario het minst uitgesproken. De welvaart daalt immers voor iedereen en de extreme polarisering vlakt hierdoor af, wat ook tot uiting komt in de ruimtelijke ontwikkeling. Ook de open ruimte wordt opnieuw geëvalueerd, in functie van gebruik voor energie, voedsel en recreatie. In en streven naar meer autonomie als regio wordt - niettegenstaande het een krimpende regio is inzake bevolking en economische activiteit- neemt de druk op de open ruimte niet per sé af.
Inzake wonen komt de nadruk te liggen op 'creatief hergebruik van het bestaande' en collectieve voorzieningen. Niettegstaande krimp wordt het relatief duurder om een woning te verwerven: de minst kwaliteitsvolle woningen verdwijnen van de markt, de rentes stijgen en de inkomens zakken. In het Regionale Gemeenschappen scenario ligt de nadruk op kleinschalige bedrijvigheid in onmiddellijke nabijheid van het wonen. Een groot aandeel van de bedrijven worden georganiseerd als collectieve initiatieven. Ook bij Regionale Gemeenschappen is er, net zoals bij het scenario Sterk Europa, een sterk uitgebouwd netwerk van openbaar vervoer, al is dit hier onder meer door diverse collectieven gefinancierd. Bij Regionale Gemeenschappen is er in 2050 sprake van overinvestering bij een aantal infrastructuren die nog in de volgende 20 jaar zouden worden aangelegd. Bij een aantal grote verkeersassen zou kunnen overwogen om over te gaan tot een gedeeltelijke 54
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
renaturalisering. De bermkanten vormen mogelijks een belangrijke ruimte voor kaphout, wat een bijdrage zou zijn om tot een grotere autonomie inzake energievoorziening te komen. Net zoals in Sterk Europa wordt ook wordt getracht om het openbaar vervoersnet verder uit te breiden. Bij Regionale Gemeenschappen komt sterker de nadruk te liggen op maximaal gebruik van bestaande infrastructuren en vormen de waterwegen een belangrijk netwerk. Er worden - mede in functie van de gespreide bedrijvigheid- een groot aantal relatief kleinschalige waterhubs aangelegd. Deze zijn kernen van kleinschalige economische activiteit en huisvesting.
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
55
Illustratie 4.3a: Regionale Gemeenschappen, tekening door Gilles Vranckx 56
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Voeten in de aarde Regionale gemeenschappen, verhaal door Toon Lambrechts Voorzichtig haalt Wim zijn lijn binnen. Genoeg gevist voor vandaag. Al sinds vanochtend zit hij hier aan het kanaal, te genieten van de rust en het mooie weer. Een jaar geleden, na zijn zeventigste verjaardag, is hij gestopt met werken, dus tijd in overvloed nu. Soms mist hij zijn oude job wel eens. De laatste vijftien jaar was hij technisch tekenaar op een werf in de buurt waar schepen voor de binnenvaart werden hersteld. Boeiend en bevredigend werk. Wim snoert zijn viskoffer vast achterop de fiets. Onderaan in de koffer ligt een verse karper. Dat mag eigenlijk niet, maar er zit toch genoeg vis in het kanaal. De weg naar huis voert hem langs de loskade van de stad. Twee schepen liggen aangemeerd. Wim stopt even om te kijken. Als je eenmaal gebeten bent door de scheepsmicrobe gaat die er erg moeilijk uit. Een vijftal kerels zijn bezig de vracht te lossen. Voorzichtig dragen ze een gloednieuwe zaagmachine de kaai op. Die zal wel voor schrijnwerkerij Kops zijn, bedenkt Wim. Als hij thuis aankomt heeft Anna net gedaan met aardappels schillen. Toch niet het stuk met de sudoku, vraagt hij lachend als hij de Regionale Gazet onder de stapel schillen ziet liggen. Kordaat jaagt ze hem de keuken uit. Wim zet zich in de woonkamer en kijkt naar buiten. Op dit uur van de dag is er niet zoveel volk op straat. Sowieso is het een rustige buurt. Hun huis is niet zo groot, maar erg geriefelijk ingericht. Vroeger woonden ze op het platteland. Maar omdat al die verplaatsingen en het onderhoud van het huis te zwaar werden, besloten ze naar de stad verhuizen. Het gebouw waar ze wonen heeft drie verdiepingen. De benedenverdieping is gereserveerd voor ouderen. Nog een paar uur en het is tijd om de kleinkinderen van school te halen. Zijn vrouw heeft het vieruurtje al klaargezet. Omdat het zo'n mooi weer is lijkt het Wim wel iets de rakkers mee te nemen naar het park om de hoek. Net als de meeste buren heeft hij er een stukje tuin. Niet te groot, want zijn jongste dochter heeft een eigen tuinbouwbedrijf en brengt iedere week een groentenpakket langs. Maar het mooie weer van de laatste weken heeft het onkruid hoog doen opschieten, dus er mag wel eens doorheen gegaan worden. Vooral Liesbeth vindt het heerlijk om met haar opa in de grond te zitten wroeten. De jongens zijn eerder geïnteresseerd in de speeltuigen. Momenteel is Liesbeth nog geboeid naar juf Samira aan het luisteren. De les eindigt altijd met een verhaaltje. Om de beurt mogen de kinderen er eentje kiezen. Samira geeft al bijna tien jaar les hier in wijkschool Windekind. Ze kan zich maar weinig dagen herinneren dat ze niet met plezier is komen werken. Als de laatste kinderen opgehaald zijn, zit ze nog even samen met de collega's om de dag te bespreken.
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
57
Net als veruit de meeste mensen werkt Samira vier dagen in de week. Niet dat ze haar tijd niet gevuld krijgt, integendeel. Iedere week engageert ze zich minstens een namiddag in het zorgcomité bij haar in de buurt. Die comités organiseren wijk per wijk de basiszorg voor wie het nodig heeft. Per comité is er een arts als betaalde werkkracht; de rest van de werking steunt op vrijwilligers. Een aanpak die noodzakelijk werd door de groeiende groep ouderen in Vlaanderen. Concreet betekent dat voor haar dat ze bij een paar oudjes geregeld eens langs gaat om te horen hoe het met hen gaat. Ze helpt hen wat in het huishouden en volgt hun medisch dossier. Samira woont samen met haar man en haar twee kinderen in iets wat vroeger een saai kantoorgebouw geweest moet zijn. Nu huizen er zes gezinnen. Een levendige plek dus. Af en toe denkt Samira wel eens aan de mensen die er vroeger gewerkt hebben. Die zouden versteld staan als ze nu een kijkje kwamen nemen. Haar man werkt voor de energieraad van de stad. De raad beheert de windmolens en de biomassacentrale van de stad. Hij coördineert de aanplant en de kap van het hakhout voor de biomassacentrale in deze periode van het jaar. Altijd is hij op zoek naar nieuwe plekjes braakliggende grond waar geplant kan worden. Ondertussen trapt Kris stevig door. Het hakhout langs de weg interesseert hem niet in het minst. Hij vloekt en verwenst zichzelf dat hij niet eerder vertrokken is. Het is al bijna middag en hij zou vandaag nog in Brussel moeten raken. Gelukkig is de Chineese ambassade laat open op donderdag, dus hij haalt het wel. Brussel, dat betekent eerst een fietstocht naar de rand van de stad. Daar heb je de keuze tussen de elektrische tram of een minibusje. Die busjes hebben een vaste bestemming en vertrekken als ze vol zitten. Naar Brussel is zo'n busje de beste optie, want de tram heeft tergend veel haltes. In zijn tas achterop de fiets zit een ingevulde visumaanvraag en een uitnodigingsbrief van zijn nieuwe werkgever. Kris wil weg hier. Naar China, waar hij wel nog mogelijkheden ziet. Als bouwkundig ingenieur heeft hij het moeilijk. Erg veel wordt hier niet meer gebouwd, en al zeker geen grote projecten. Het bedrijf waar hij vroeger werkte stopte er twee jaar geleden mee. Hun laatste werf was de zeppelinhaven van Genk. Er is nog wel werk voor ingenieurs, vooral in de ecochemie. Maar Kris is zesenveertig, te oud om zich om te scholen en te jong om zijn ambities op te bergen. Bovendien wil hij iets van de wereld zien. Dus wil hij weg, richting China, waar wel nog gebouwd wordt. Hij heeft er, na lang zoeken via het net, een nieuwe werkgever gevonden. Als alles meevalt en zijn visum in orde raakt, is hij binnen twee maanden weg. Even verschijnt er een glimlach op zijn lippen. Absurd, denkt hij, dat zo'n grote onderneming toch ergens begint met een fietstocht.
58
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Illustratie 4.3b: Krantenkoppen ‘de Regionale Gazet’, partnerdialoog 16/5/2011 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
59
Illustratie 4.3b: Krantenkoppen ‘de Regionale Gazet’, partnerdialoog 16/5/2011 (vervolg) 60
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
4.4. Vlaanderen in een wereld van Transatlantische markten Niettegenstaande het scenario Transatlantische markten voor verschillende aspecten gelijkaardige uitgangspunten heeft als het scenario Globale Economie, zijn bij de voorstelling van de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen een aantal andere klemtonen gelegd tijdens de workshop: •
•
•
• • •
Weliswaar is er ook bij Transatlantische Markten een waardering van stedelijke centra omwille van de imagowaarde van de locatie voor de bedrijvigheid, al is deels van een andere ontwikkeling uitgegaan dan bij Globale Economie: de meervoudige achterstelling (inzake comfort van de huizen, aanbod publieke ruimte, dichtheid van de bebouwing, etc.) die vandaag in delen van de stedelijke centra alsook in de 19de eeuwse uitbreiding zichtbaar is, zou in dit scenario blijven en zelfs eerder nog toenemen. De getto's van migranten worden in grote steden nog dichter bevolkt en breiden naar oppervlakte ook uit. Wie een gezin heeft, en het zich financieel kan permitteren, verlaat de stedelijke centra. Daarnaast werden inzake 'wonen voor de massa's' binnen het Transatlantische Markten scenario ook andere mogelijkheden vermeld zoals bijvoorbeeld geconcentreerde woontorens of vormen van tijdelijk wonen zoals containers en campings. Deze bevinden zich vooral in de rand van de steden of in de stad zelf omwille van de hoge transportkosten. Exclusief wonen in de stad vinden we in mindere mate als bij Globale Economie in het centrum, maar wel bijvoorbeeld in enkele beperkte, geprivilegieerde zones, bvb. in de nabijheid van inmiddels geprivatiseerde en door beveiligingsfirma's gecontroleerde parken of in zones waar een fraai historisch patrimonium de aantrekkingskracht verhoogt. Net zoals bij het scenario Globale Economie is de hiërarchie van de steden bepaald door de bereikbaarheid: de meeste aantrekkingskracht gaat naar de steden langs de hoofdassen. De verstedelijking wordt door de overheid niet geremd, maar is beperkter dan bij Globale Economie doordat de relatieve toename van de bevolking en de economische groei ook beperkter zijn. De socio-spatiale segregatie gaat, evenals bij Globale Economie, ook bij Transatlantische Markten onverminderd voort. Sterke polarisering treedt zowel op in de stedelijke context (nieuwe migranten tegenover van oudsher rijke locaties) als in het buitengebied (achterblijvers in dorpen en ook bijvoorbeeld huizen in overstromingsgebieden, vooral ouderen tegenover de topklasse in nieuw opgetrokken villa's, al dan niet als deel van een gated community).
Bij Transatlantische Markten treedt een gelijkaardige polarisering van de woonmarkt op als bij Globale Economie, al kunnen de locaties verschillen. Bij Transatlantische Markten werd ervan uitgegaan dat de relatief lage segmenten alsnog door de privé-markt worden voorzien, door sterke rationalisatie in het bouwproces en grootschalige projecten. 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
61
In Transatlantische Markten werd verwacht dat er behalve de ontwikkeling van de tertiaire sector in de stedelijke centra ook nieuwe kernen van bedrijvigheid ontstaan op goed bereikbare locaties, bijvoorbeeld langs de centrale assen. Dit concept was niet expliciet ook opgenomen binnen het scenario Globale economie. De klemtoon ligt bij beiden op centrale assen in Vlaanderen. De, voor het scenario transatlantische markten voorgestelde nieuwe kernen langs deze assen bieden zowel werkgelegenheid als woonvoorzieningen, de bedrijven hebben er bij hoge transportkosten en toegenomen congestie immers belang bij dat werknemers dicht bij de werkplek kunnen wonen. De hoofdassen ervaren immers ook veel fileleed, eens te meer voor goederenverkeer naar weinig alternatieven wordt gezocht voor vervoer langs de snel- en secundaire wegen. Net zoals bij het scenario Globale Economie leefde ook bij Transatlantische Markten de verwachting dat de ruimtelijke ordening wanordelijk verloopt, en dat gebieden, eens ze versteend zijn, voor altijd versteend blijven. Ook zijn inzake mobiliteit de verwachtingen bij beide scenario's gelijkaardig, met gepolariseerde toegang tot de centrale verkeersaders en een sterk gereduceerd net van collectief vervoer. Goed bereikbaar voor de topklasse zijn daarentegen de gespreide locaties voor gated communities, hoofdzakelijk langs privé wegen (en door privé groene ruimtes).
62
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Illustratie 4.4a: Trans-Atlantische Markten, tekening door Gilles Vranckx 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
63
Breuken Trans-Atlantische Markten, verhaal door Toon Lambrechts Mei 2050. Thomas nipt van zijn espresso. Hij is op weg naar Gent, en ondanks het feit dat hij bijna 200 km per uur rijdt let hij niet op de baan. Niet nodig, want de bovenste verdieping van de autosnelweg is volledig geautomatiseerd. En wat meer is, gegarandeerd filevrij. Iets anders dan de onderste etage waar het altijd langzaam gaat en je soms zelfs nog een oud model op benzine tegenkomt. Het prijsverschil is er ook naar, maar daar maalt Thomas niet om. Zijn job bij UrbanVisions brengt genoeg geld in het laatje. Een goed half uur later. Thomas opent de meeting. De sfeer is gespannen want vandaag ligt de definitieve uitwerking van het project Scaldis, a New Future op tafel. Voor UrbanVisions gaat het om het eerste van de zogenoemde Fenixprojecten die ze mogen uitwerken. Bedoeling is de overstromingsgevoelige terreinen weer nieuw leven in te blazen. De meeste van deze gronden geraakten in verval nadat de verzekeringsmaatschappijen zo'n tien jaar geleden beslisten om geen gebouwen meer te verzekeren in overstromingsgebied. Een zachte druk van Thomas op de touchscreen en de holopresentatie begint. Eerst verschijnt het terrein zoals het er nu uitziet. Dan komt het hologram tot leven. In een goede tien minuten transformeert het beeld tot een pareltje van transhumanistische architectuur. Terwijl vertelt de holo over de microreactor die gans de site energieonafhankelijk maakt. Over de samenwerking met Ecoscapes, die de inrichting en de uitbating van de oeverparken op zich neemt. Maar de blikvangers zijn de luxewoningen, op een kunstmatige heuvel samen met het de bedrijfsgebouwen voor Xgen. Dit bedrijf, gespecialiseerd in genetisch gemanipuleerde producten voor de ruimtevaart, hoeft niet op een cent te kijken en dat is eraan te zien. Als de holo dimt zijn de investeerders duidelijk onder de indruk, tot Thomas grote vreugde. Dat haar huis net virtueel gesloopt werd, daar heeft Greet niets van gemerkt. Ze is moe, doodop. Een werkdag van twaalf uur, dat tikt aan. Eerst een shift als kamermeisje in hotel Marion, dan nog vier uur de afwas gedaan. Maar ze heeft weinig keuze. Geen werk betekent geen ziekteverzekering. Bovendien moet ze dringend een andere woonst vinden voor haar en haar zoon. De procedure tot onteigening loopt al. Niet dat ze dat erg vindt. De situatie hier was onhoudbaar geworden. Dan nog liever ergens een klein appartement proberen te huren. Haar huis... Dertig jaar geleden gebouwd en typisch Vlaams. Losstaand, met oprit en tuin. Toen Greet en haar man het huis kochten wisten ze wel dat het in overstromingsgebied lag. Maar dat zou wel meevallen dachten ze. Niet dus. Jaar na jaar werd de wateroverlast erger. Tot de verzekeringsmaatschappij de handdoek in de ring gooide. Veel mensen zijn toen meteen weggetrokken. Greet wou eerst niet weg, later kon het niet meer. Niemand wil een onverzekerd huis waar de benedenverdieping een paar keer per jaar onder water staat.
64
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Het gelijkvloers heeft ze opgegeven. Daar staat alleen nog wat rommel. Bij de andere bewoners die gebleven zijn is dat net zo. En ook bij de nieuwkomers. Want lege huizen, dat trekt aan. Zowat alle woningen waarvan de eigenaars vertrokken zijn werden zo goed als onmiddellijk gekraakt. Door mensen die in de stad de huur niet meer konden betalen, door illegalen, noem maar op. Greet moet ze niet, die nieuwkomers. Met hun lawaai en hun rommel. Hun bende kinderen en hun schamele tuintjes. Laatst werd ze wakker van gestommel beneden. Bleek dat de geiten van de buren haar huis waren binnengedrongen om te schuilen voor de regen. Gaan klagen helpt niet, die mensen spreken nauwelijks Nederlands. Ik moet hier echt weg, denkt ze half wanhopig. Gedaan met heel de miserie. Met het geld dat ze de laatste jaren bijeengespaard heeft zit een klein appartement in één van de grote blokken in de stadsrand er misschien wel in. Ook niet alles, maar stukken beter dan hier. Dan hoeft ze ook geen half uur meer te fietsen om aan de dichtstbijzijnde citystreamer richting centrum te geraken. Dat zou aardig wat tijd schelen per dag. En dan is er die aanhoudende hoofdpijn. Ze zou dringend eens naar de dokter moeten gaan, maar dat komt er niet van. Wie zich daar allemaal niet druk over hoeft te maken is Jamal. Hij is zelf arts, gespecialiseerd in 3D medische beeldvorming. Met nanocamera's kan hij in de verste uithoeken van het lichaam kijken en zo betere diagnoses opstellen. Prijzig, dat wel. Een verblijf in het ziekenhuis waar hij werkt is zeker niet voor iedereen weggelegd. Voor vandaag echter zit het werk erop. Jamal is op weg naar huis in het centrum van de stad. De boordcomputer van zijn Cityegg vertelt hem dat hij beter een paar straten omrijdt om file te vermijden. Handig ding, zo'n eenmanswagen, ideaal voor in de stad. Een kwartier later zwaait de toegangspoort van de wijk waar hij woont automatisch open. Zijn wijk heeft nog het straatbeeld van de arbeiderswoningen van de 19de eeuw. Maar dat is enkel een nostalgische façade. Achter de gevels liggen hypermoderne eengezinswoningen. Een dergelijk woning is soms wel drie gevels groot. Ruim genoeg dus voor Jamal en zijn twee kinderen. Als hij binnenkomt is de oudste bezig een of ander VR-game te spelen, terwijl de oppas de kleine boven in bad stopt. Zijn vrouw komt binnen een uurtje pas thuis. Jamal zet zich en neemt zijn N8 uit zijn zak. Het toestel, niet groter dan een ouderwetse gsm, projecteert een interface voor Jamal. Een paar klikken en hij heeft het avondeten besteld. Dan even surfen naar de Transatlanic Post voor het nieuws van de dag. Zijn N8 schakelt onmiddellijk over naar papermodus, zodat hij door de virtuele pagina's kan bladeren al was het een papieren krant. Nog even kijken wat er op zijn wall gepost is. Een aankondiging van Cityprojects, de firma die de wijk beheert. De stad sluit haar wijkcentrum. Dat betekent dat er een mooie locatie vrijkomt om een park te realiseren, op voorwaarde dat de bewoners financieel participeren. Dat lijkt Jamal wel iets, zeker met twee kinderen. Maar dat zal hij eerst met zijn vrouw moeten overleggen, want intekenen bij het project is niet bepaald goedkoop. Straks bij het avondeten even aanbrengen, denkt Jamal
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
65
Illustratie 4.4b: Krantenkoppen ‘Transatlantic Post’, partnerdialoog 16/5/2011 66
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Illustratie 4.4b: Krantenkoppen ‘Transatlantic Post’, partnerdialoog 16/5/2011 (vervolg) 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
67
Bescheiden perspectief voor verdere ontwikkeling Evenals bij de beschrijving van de variaties in context zou de feedback door de deelnemers27, en meer nog de validatie door experts in ruimtelijke ontwikkeling, een belangrijke meerwaarde bieden voor de analyse van de Vlaamse ruimte. De interpretaties uit voorgaande secties zijn dan ook vooral als aanzet voor verdere studie geschreven. De uitspraken -als ruimtelijke vertaling bij verschillende sets van contextfactoren- vormen slechts een eerste aanleiding om over verschillende, gecontextualiseerde ruimte-modellen te kunnen reflecteren. Behalve de verwerking tot een vloeiend narratief, zouden de uitspraken over de Vlaamse ruimte ook een aanleiding kunnen zijn om modellen (bvb. een typologisch gegeneraliseerd model van de Vlaamse ruimte) en kaarten (bvb. een gecontextualiseerde kaart met een aantal hoofdstructuren van de Vlaamse ruimte) te ontwikkelen. Bij wijze van afsluiting willen we nogmaals het beperkte karakter van deze scenario-oefening benadrukken. De vraagstukken die binnen een context van Ruimtelijk Beleid aan bod kunnen komen, zijn zeer divers. Anderzijds hebben scenario’s zich in de loop van de voorbije decennia gemanifesteerd als een uitermate veelzijdig instrument. Deze ad hoc opdracht illustreert één bepaalde wijze waarop deze kneedbare methodologie kan gekoppeld worden aan Ruimtelijk Beleid. We zijn hierbij uitgegaan van een exploratief en pragmatisch perspectief, kapitaliserend op een reeds bestaand scenario-kader, en aannemend dat een vertaling van variaties in externe, ruimtebepalende contexten naar een ruimtelijke differentiatie voor Vlaanderen van nut kan zijn in het proactief ontwikkelen van beleid.
September 2011 Annette Kuhk Guy Engelen Philippe Vandenbroeck Els Lievois Jan Schreurs Frank Moulaert
27
Hierbij dient evenwel gezegd dat de concepten die de deelnemers hanteren om over verschillende types ruimte te reflecteren, veelal startten van een common sense interpretatie en kennis van de ruimte, met veralgemeende categorieën als 'stad', 'stadsrand' of 'platte land'. 68
4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling
Bibliografie BRAND C., BUCHHOLZ T., DEMBSKI S., GÜNTHER K., LUTZ M., THUN A., WEGENER M. (eds.) (2003), Räumliche Szenarien für die Ruhrstadt 2030. Dortmunder Beiträge zur Raumplanung. Projekte 24. Dortmund: IRPUD. CPB (1996), Omgevingsscenario’s lange termijn verkenning 1995–2010, Den Haag: CPB Werkdocument no. 89. CPB (1997) Economie an fysieke omgeving, Beleidsopgaven en oplossingsrichtingen 1995-2020, Den Haag: Centraal Planbureau DE JONG A.H., HILDERINK H.B.M. (2004), Lange-termijn bevolkingsscenario’s voor Nederland, Den Haag: RIVM rapport DE MOOIJ R., TANG P. (2003), Four futures of Europe, Den Haag: Centraal Planbureau Nederland. DE SMEDT P. (2005), Verkennen van de Toekomst met Scenario’s. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. DE VLIEGER I., PELKMANS L., SCHROOTEN L., VANKERKOM J. , VANDERSCHAEGHE M. , GRISPEN R., BORREMANS D., VANHERLE K., EEF DELHAYE E., BREEMERSCH T., DE GEEST C. (2009), Toekomstverkenning MIRA 2009, Mechelen: Vlaamse Milieumaatschappij ENGELEN G., VAN ESCH L., ULJEE I., VAN DER KWAST H. (2008), Ruimtelijk-dynamisch Landgebruiksmodel voor Vlaanderen: Prototype 2, Tussentijds rapport (beperkte verspreiding), Mol: VITO. FOBÉ E., KUHK A., BRANS M. (2010) Toekomstverkenningen: Mythes ontleden en Mogelijkheden voor Vlaanderen ontdekken, in: Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement (2010, nummer 3), pp. 41-52, ISSN 1373-0509. GEERTS G., DEN BOON T. e.a. (1999), van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, dertiende, herziene uitgave, Utrecht: Van Dale Lexicografie HILBERS H., SNELLEN D. (2010), Bestendigheid van de WLO-scenario’s, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. HUIZINGA F., SMID B., (2004), Vier vergezichten op Nederland, Productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario’s tot 2040, Den Haag: Centraal Planbureau IPCC (1996), Climate Change 1995. Impacts, Adaptation and Mitigation of Climate Change: Scientific-Technical Analysis. Contribution of Working Group II to the Second Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge IPCC (2007), Climate Change 2007: Mitigation of Climate Change. Contribution of Working Group III to the Forth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Summary for Policy Makers. JANSEN C., SCHUUR J., STOFFERS M., STOLWIJK H. (2001), De ruimtevraag tot 2030 in twee scenario’s, CPB Document No. 09, Den Haag: CPB. JANSSEN L.H.J.M., OKKER V.R., SCHUUR J. (2006), Welvaart en Leefomgeving, Een scenariostudie voor Nederland in 2040, Den Haag: Centraal Planbureau, Milieu- en Natuurplanbureau en Ruimtelijk Planbureau KUHK A. (2010), 'Designing Scenario-analysis for Spatial Policies: Spoilt for Choice?', paper gepresenteerd op het Politicologenetemaal van 27.05- 28.05.2010 in Leuven, België. KUHK A., MOULAERT F., SCHREURS J. (2010), 'Methodieken voor Scenarioanalyse: een kritische doorlichting, Voortgangsrapport januari 2010'', Leuven: Steunpunt Ruimte en Wonen, 60 p. Bibliografie
69
KUHK A., SCHREURS J. (2011), 'Hybride narratieven in regionale toekomstverkenningen: Verkenning van de complementariteit van Ontwerpmatig Onderzoek en Scenario-Bouw', paper ingediend voor de Plandag 2011. KUHK A., SCHREURS J., MOULAERT F. (2010), 'Methodieken voor Scenarioanalyse: Aanzet voor een operationele methodiek voor Toekomstgericht Ruimtelijk Beleid in Vlaanderen. Voortgangsrapport juni 2010', Steunpunt Ruimte en Wonen, 69 p. LEJOUR A. (2003), Quantifying Four Scenarios for Europe, CPB Document No. 38, Den Haag: CPB. RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU [RIVM] (1997), 'Nationale milieuverkenning 4: 1997-2020'. Alphen aan de Rijn : Samsom H.D. Tjeenk Willink, 262 p. SCHNUR O. (2010), Demographischer Impact in städtischen Wohnquartieren: Entwicklungsszenarien und Handlungsoptionen, Berlin: VS Verlag für Sozialwissenschaften. STEUNPUNT RUIMTE EN WONEN (2009), Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 2020-2050, Visienota ruimtegebruik en ruimtebeslag 2020-2050, Brussel: Departement RWO VAN VLIET M., KOK K., VELDKAMP T. (2009) Linking Stakeholders and modelers in scenario studios: The use of Fuzzy Cognitive Maps as a Communication and Learning Tool, in: Futures.
Lijst met illustraties Schema 2-1: Schema van het assenstelsel en de vier wereldbeelden waarbinnen de scenario’s ontwikkelen ..................................................12 Tabel 2-2: Beknopte voorstelling van de vier wereldbeelden waarbinnen de WLO- scenario’s ontwikkelen (WLO, 2006: 47-48) ....................14 e Schema 2-3: Overzicht van 9 deelthema’s voor de 1 fase van de workshop, aangevuld met voorbeelden voor mogelijke onderwerpen.......18 Tabel 2-5: Onderwerpen bij de verkenning van wereldbeelden tijdens de workshop ........................................................................................22 Illustratie 4.1a: Sterk Europa, tekening door Gilles Vranckx................................................................................................................................42 Illustratie 4.1b: Krantenkoppen ‘European News’, partnerdialoog 16/5/2011 ...................................................................................................45 IIlustratie 4.2a: Globale Economie, tekening door Gilles Vranck.........................................................................................................................49 Illustratie 4.2b: Krantenkoppen ‘Global Economist’, partnerdialoog 16/5/2011 ................................................................................................52 IIlustratie 4.3a: Regionale Gemeenschappen, tekening door Gilles Vranckx ......................................................................................................56 Illustratie 4.3b: Krantenkoppen ‘de Regionale Gazet’, partnerdialoog 16/5/2011 .............................................................................................59 IIlustratie 4.4a: Trans-Atlantische Markten, tekening door Gilles Vranckx .........................................................................................................63 Illustratie 4.4b: Krantenkoppen ‘Transatlantic Post’, partnerdialoog 16/5/2011................................................................................................66
70
Bibliografie
Bijlage 1: Overzicht Onderwerpen in eerste en tweede fase van analyse Informatie uit eerste fase Thema's Vlaamse overheid
Verwerking in tweede fase van analyse Thema en Parameters Vlaamse overheid in relatie tot andere overheden en andere beleidsdomeinen dan RO • Kernbegrippen • Beeld • Rol en positie van de overheid • Overheidsfinanciën en instrumenten • Waarom ‘precair’?
- uit verschillende bijdragen-
Onzekerheden en Conflict • Overheid • Sociaal • Wonen en spreiding • Welstand • Mentaliteit • Economisch • Energie • Mobiliteit • Ecologisch • Open ruimte • Landbouw
Bijlage 1: Overzicht Onderwerpen in eerste en tweede fase van analyse
71
Informatie uit eerste fase Thema's Demografie Wonen Lifestyle, Mentaliteit Zorgsector
Verwerking in tweede fase van analyse Thema en Parameters Demografie, Sociaal-Culturele Ontwikkeling en Wonen Demografie • Migratie (uit welke regio’s, profiel instroom: kapitaal, opleiding en leeftijd, uitstroom) • Vergrijzing (+ redenen) • Netto bevolkingsontwikkeling: krimp of groei • Huishoudens (verdunning of verruiming, samenstelling, aantal) Waarden • Individu/collectief • Etniciteit en identiteit • Stedelijke/landelijke oriëntatie • Maakbaarheid • Materieel/ immaterieel • Lokale/ globale oriëntatie • Milieubewustzijn • Belang openbaar vervoer/ individuele mobiliteit
Demografie Wonen Lifestyle, Mentaliteit Zorgsector
72
PATRONEN RUIMTELIJKE ORDENING • Binnenstedelijke centra • Grootstad • Hiërarchie van steden • Verstedelijking/ agglomeratie-effecten (al dan niet geremd door de overheid, al dan niet beperkt in relatie tot bevolkingstoename en economische groei), suburbanisatie • Socio-spatiale segregatie • Specifieke locaties RUIMTE VOOR WONEN • Woningvraag per woningtype • Woningprijzen • Kwaliteit van de woningen • Kwaliteit van de woonomgeving
Bijlage 1: Overzicht Onderwerpen in eerste en tweede fase van analyse
Informatie uit eerste fase Thema's Energie
Economie Werken Ruimere sociaal-economische context
Economie Werken
Mobiliteit
Verwerking in tweede fase van analyse Thema en Parameters ENERGIE / GRONDSTOFFEN • Aanbod hernieuwbare energie t.o.v. fossiele brandstoffen • Grondstoffen • Technologische ontwikkeling ECONOMIE, SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING en WERKEN • Welvaartsniveau • Ontwikkeling tewerkstelling (werkzaamheidsgraad) • Pensioensleeftijd en werkstelsel • Arbeidsparticipatie • Ontwikkeling export • Werkloosheid • Uitdijende of krimpende economie (productie) • Sectorale ontwikkeling, herstructurering • Sluiting/wegtrekken van sectoren • Sterkere focus op bepaalde domeinen • Milieuoplagen en energie RUIMTE ECONOMIE • Groei of krimp stedelijke locaties • Groei of krimp bedrijventerreinen • Groei of krimp verspreide locaties • Specifieke locaties MOBILITEIT • Milieubewustzijn inzake Mobiliteit • Autobezit • Snelheid vervoerswijzen • Snelheid / efficiëntie/ stiptheid Openbaar vervoer • Reële evolutie transportkosten • Modale keuzes goederentransport • Kwaliteit wegverbindingen • Efficiëntie gebruik bestaande capaciteit • Effect op evolutie van verplaatsingsafstanden
Bijlage 1: Overzicht Onderwerpen in eerste en tweede fase van analyse
73
Informatie uit eerste fase Thema's Mobiliteit
Milieu Natuur en Recreatie Landbouw Open Ruimte
Milieu Natuur en Recreatie Landbouw Open Ruimte
74
Verwerking in tweede fase van analyse Thema en Parameters RUIMTE MOBILITEIT • Dichtheid wegennet • Evolutie openbaar vervoersnet • Evolutie Mainports en Hubs • Specifieke locaties MILIEU, NATUUR, LANDBOUW (2) • CONTEXT: Evolutie Mobiliteit • CONTEXT: Internationaal Klimaat- en energiebeleid • CONTEXT: Bijdrage tot Klimaatverandering • Open ruimte algemeen • Ecosysteem / Natuur • Water • Effect Milieu op landbouw • Ontwikkeling landbouw • Behoefte landbouwareaal buiten eigen regio ONTWIKKELING OPEN RUIMTE CATEGORIEEN • Open ruimte algemeen • Waterbeheer in relatie tot andere functies • Verweving natuur en recreatie • Landbouwgebieden en bijhorende gebouwen • Specifieke locaties
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp De thematisch geordende matrix van paramaters die de vergelijking tussen de verschillende wereldbeelden mogelijk maakt, is in eerste instantie gebaseerd op uitspraken die tijdens de workshop werden gedaan. Dit verklaart meteen het taalgebruik (spreektaal). Een aantal deelnemers maakten gebruik van sterke beelden of stereotyperingen om hun standpunt meer kracht bij te zetten. Bij een aantal uitspraken zijn daarom aanhalingstekens geplaatst. Voor een grotere herkenbaarheid naar de deelnemers werd ervoor geopteerd om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke uitspraken te blijven. De matrix is vervolgens aangevuld op basis van bevindingen in de WLO-studie. Zo zijn bepaalde cellen ingevuld doordat er tijdens de workshop uitspraken gedaan zijn voor één scenario, terwijl uit de WLO-studie kan worden afgeleid dat dit specifieke aspect ook van toepassing voor een ander scenario. Dit stramien is veelvuldig toegepast voor de scenario's Globale Economie en Transatlantische Markten.
VLAAMSE OVERHEID in relatie tot andere overheden en andere beleidsdomeinen dan Ruimtelijke Ordening
Kernbegrippen Beeld
Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Welke rol speelt RO-beleid binnen een sterk door Europa gereglementeerd verhaal? Hoe kunnen stringente overheidseisen en geplande overheidsinterventies in de toekomst worden opgevolgd en gefinancierd? OVERHEIDSREGULERING, matiging, opgelegde solidariteit
Hoe verhoudt de overheid zich t.o.v. de private partners om in een sterk geliberaliseerde maatschappij toch middelen voor collectieve doelstellingen te activeren?
Welke nieuwe vraagstukken ontstaan in een situatie van krimp van bevolkingsomvang en van economie? Welk spreiding en/of concentraties zijn zinvol of haalbaar?
ECONOMISCHE GROEI, Rendabiliteit, INTERNATIONALE ORIËNTATIE door PRIVATE SPELERS tussen het beeld van einde van 19de eeuw (2de golf van industrialisering, zie ook toelichtingen stedelijke ontwikkeling Chicago School) en american dream/ huidig Amerikaans model van maatschappij en economie
SOLIDARITEIT (geïnternaliseerd), Stuk van de welvaart inruilen voor meer WELZIJN tussen het beeld van begin van de 19de eeuw (pre-industrieel), collectieve initiatieven zoals Kibbutz en Moshavim, en de hedendaagse varianten van collectieven in de Scandinavische landen
Op welke manier kan een overheid sturend optreden in een sterk geliberaliseerde maatschappij, vooral indien de economische ontwikkeling precair wordt? Weinig middelen en niks te zeggen? PRIVAAT en NATIONAAL denken, DUALITEIT (ook: alles kan, niks moet),
sluit nauw aan bij het Europa van de jaren 90 tot 2004 (voor fifth enlargement, verdere liberalisering en verrechtsing, economische crisis)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
75
VLAAMSE OVERHEID in relatie tot andere overheden en andere beleidsdomeinen dan Ruimtelijke Ordening Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Rol en positie van de overheid
Sterke overheid, maar ook sterk gestuurd door hogere overheden: opleggen van verordeningen, veel minderen mate leveren van subsidies; belang van EU-regelgeving en EU-beleid wordt sterker (nadruk op cohesie), na energie- en milieubeleid ook voor RO, wonen, mobiliteit en bvb. migratie; België en Vlaanderen geven een deel van hun soevereiniteit aan Europa; EU 2020 agenda: smart specialised growth, sustainable growth, inclusive growth
Vlaanderen bevindt zich in een (economisch) sterk uitgebreid Europa (nadruk op competitie), de overheid treedt terug en is vooral facilitator, afhankelijk van private initiatieven; overheid neemt vooral de meer traditionele staatsactiviteiten waar, is repressiever, eerder technocratisch bestuur, niet democratisch; defensie belangrijk om te beschermen in internationale conflicten
De centrale overheid faalt (2040), er komt een heroriëntatie, 'Sterke' overheid enkel op lokaal vlak: Vlaanderen en België geven een deel van hun soevereiniteit door aan decentraal georganiseerde overheden, sterkere klemtoon op lokaal beleid, een "aanwezige overheid' eerder dan een "sterke" overheid; geen sterk Europa, veeleer gericht op de regio's, maar op termijn wel samenwerking in beperkte bilaterale akkoorden, bepaalde coalities en uitwisseling tussen regio's
Overheidsfinanciën en instrumenten
Sanering, halt aan subsidies, reguleren via andere middelen; wel nog overheidssteun voor collectieve diensten (zorg, afvalverwerking, milieuzorg, etc.)
Overheid tracht weg te zoeken om private partners aan te zetten om te investeren in collectieve faciliteiten, maar kan hierin enkel ondersteunen, niet sturend optreden of sanctioneren
Waarom 'precair'?
afhankelijk van hogere instanties (EU), en: Vlaanderen slechte in de klas in EUbeleid (water, luchtkwaliteit, vervoer, belastingsdruk, loonkost, ..)
sterk afhankelijk van privé-initiatief, hierdoor sterke selectie qua investeringen in collectieve infrastructuren en faciliteiten: enkel wat rendeert voor private partijen, een aantal groepen en noden van groepen vallen hierdoor uit de boot
heel beperkte overheidmiddelen, sterk gefragmenteerd (op termijn wel aandacht voor verbinden van kleinschalige projecten), sterker inzetten op faciliteren van collectieve initiatieven (door gemeenschap, niet door private partners as such), bepaalde vorm van protectionisme nodig > hier wel regulering nodig bvb. importbeperkingen weinig centrale sturing, weinig budgettaire ruimte, efficiëntie daalt door inzet van middelen op kleinere schaal
Minimale rol: overheid is zwak (net zoals vakbonden en andere sociale verenigingen), de overheid schept vooral een kader (bvb. steun bij bilaterale akkoorden, waarbij deze ook door VOKA of sectorfederaties en vooral ook door bedrijven zelf tot stand komen; aanwakkeren ondernemerszin), en treedt restrictief op (bvb. blauw op straat, ook om sociale onrusten te beperken), sterk geliberaliseerd, sterk nationalistisch scenario; EU valt uiteen, wel nog kleinere clusters (zoals Benelux) Heel beperkte overheidsmiddelen
76
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
afhankelijk van economische conjunctuur en ontwikkeling transportkosten; milieu- en afvalproblemen (bvb. nucleair) worden niet door de overheid aangepakt, door wie dan wel??
VLAAMSE OVERHEID in relatie tot andere overheden en andere beleidsdomeinen dan Ruimtelijke Ordening Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Beleid economie en tewerkstelling
Langer werken (tot 70 jaar) om sociale lasten te kunnen dragen , meer restricties en hogere kosten voor milieu- en energie (in situatie van economische globalisering)
langer werken (tot 70 jaar), maar minder uren in de week (max. 32 uur), meer inzet voor collectieve diensten; na economische crisis wordt ingezet op creativiteit; aandacht voor schaal van de ketens en voor complementariteit, overheid zet in op gespreide economie
opportunistische vestigingspolitiek (voor zover er van beleid sprake is); vrije markt primeert; selectieve bilaterale akkoorden en kleinere clusters zoals de Benelux; geen of slechts heel beperkte werkloosheidsuitkering; Europese muntunie valt uiteen (muntunies enkel onder 'bevriende' landen)
Sociaal beleid
Sociale voorzieningen door een centrale overheid georganiseerd; beleid gericht op solidariteit en herverdeling
Sociale voorzieningen vooral door lokale overheden georganiseerd, en doordat mensen voor elkaar zorgen, er is geen geld voor sociale uitkeringen of pensioenen; cultuuromslag wordt gedragen vanuit lager en secundair onderwijs, waar meer geïnvesteerd wordt op emotionele vaardigheden
beperkte sociale voorzieningen door de overheid, doch vooral geprivatiseerde maatschappelijke dienstverlening
Migratiebeleid
door Europa aangestuurd, het 'sociale Europa': openstellen van grenzen; geen selectieve migratie (bvb. opleiding of leeftijd), uitkeringen voor asielzoekers EU 2020 agenda maakt grotere kans om gerealiseerd te worden, EUdoelstellingen rond alternatieve energie
Geen regeling rond klimaatvluchtelingen, maar ook geen mogelijkheid om uitkeringen te voorzien, migraties worden uiteindelijk beperkt tot asielmigranten Fossiele energie is eindig, er moet gezocht worden naar alternatieven, er wordt sterk ingezet op hernieuwbare energie en minder afhankelijkheid van import
nationaal georganiseerd (bvb. ifv noden op arbeidsmarkt, al dan niet mogelijkheid tot gezinshereniging, etc.)
Energiebeleid
SPACE of FLOWS: produceren, Schaal vergroot ; geen overheidsrestricties, daling van de loonkost, ongeremde polarisering van inkomens, geen milieunormen voor bedrijven, overheid faciliteert kenniseconomie (geconcentreerd in stedelijke middens), maar meeste initiatieven komen van private partners: vrije markt primeert; troef van Vlaanderen is centrale ligging > aantakken op space of flows, dienende rol in metropolitane ontwikkeling Sociale sector is geprivatiseerd, naast topklasse ook veel vormen van precair wonen, ONBEKENDE factor hierbij: relatieve aandelen van boven- en onderklasse; sociaal beleid van herverdeling valt volledig weg; moet mentaliteitsomslag realiseren ten voordele van de multiculturele samenleving Restrictief migratiebeleid kan enkel indien dit een bevoegdheid zou zijn van Vlaanderen… (verschil met WLO/ NL); taak van de overheid is beperkt tot het handhaven van de openbare orde Nog steeds inzetten op fossiele brandstoffen (nieuwe bronnen bvb. door smelten van poolkappen), of nieuwe vormen van energie (wordt aangeleverd vanuit privésector indien rendabel)
internationale overeenkomsten mislukken, directe overeenkomsten tussen bedrijven en energieproducenten (zonder tussenkomst overheid)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
77
VLAAMSE OVERHEID in relatie tot andere overheden en andere beleidsdomeinen dan Ruimtelijke Ordening Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Mobiliteitsbeleid
ingrijpen van de overheid om energieefficiënter en milieuvriendelijkere verkeersmodi te bekomen + steun aan openbaar vervoer
aangestuurd vanuit lokale initiatieven: herbedenken van prioriteiten: meer via waterwegen? Minder via autowegen? Meer via collectief georganiseerd vervoer? Minder via particuliere mobiliteit?
Natuurbeleid
Vlaamse agenda sterk bepaald door Europese agenda (o.m. geïntegreerd plan voor open ruimte), Vlaanderen constant in onderhandeling voor uitzonderingen die in ruimere regio's geen problemen stellen (clash van ruimteclaims sterker in Vlaanderen); investering in open ruimte deels gefinancierd uit terugverdieneffect vanuit de economie Aangestuurd vanuit de EU, maar minder generiek, meer vanuit differentiatie regio's denken; net zoals voor economische activiteit: 'crosscompliances' ook voor landbouw (heel veel voorwaarden)
beperkt ingrijpen van de overheid om het grote congestieprobleem aan te pakken, misschien zelfs vormen van privaatpublieke samenwerking hiervoor; beleid beperkt tot aspecten van veiligheid, het overige wordt privaat geregeld weinig tot geen milieunormen meer na 2020, niet lokaal, noch internationaal; natuurbeleid heel erg beperkt, milieunormen zijn ondergeschikt aan economische ontwikkeling
beperkt ingrijpen van de overheid om het grote congestieprobleem aan te pakken, misschien zelfs vormen van privaatpublieke samenwerking hiervoor; beleid beperkt tot aspecten van veiligheid, het overige wordt privaat geregeld beperkt, eerder afname tov huidige stand van zaken en bestaande overeenkomsten; beperkt zelfregulerend beleid inzake milieu; geen sigmaplan om overstromingen te regelen; geen ingrijpen bij erosieproblematiek in leemstreek, etc.
sterk gericht op intensieve landbouw en agro-industrie (hoge opbrengst nodig voor groeiende bevolking), sterk Europees landbouwbeleid valt weg, in de plaats: concurrentie op internationale markt
Sterker gericht op zelfvoorziening (minder import), maar ook andere regio's doen dat (minder export)
Hogescholen en Universiteiten verrichten onderzoek en leiden op ten dienste van de privésector, groot deel van R&D gebeurt binnen bedrijven, en dus afgeschermd voor concurrentie (en publieke opinie), elitair marktgericht onderwijs met hoge toetredingskost; innovatie aangestuurd door privésector
Er blijft een belangrijke taak weggelegd voor de overheid inzake onderwijs (voor innovatie, gezien er minder en kleinere bedrijven zijn), is sterk lokaal gericht (geen opvolging voor BAMA structuur), universiteiten en hogescholen in nog nauwere schoentjes, gefocust op de eigenheid van de Vlaamse regio
Landbouwbeleid
Onderzoek, onderwijs en innovatie
78
Wordt getrokken door Vlaamse overheid en EU, gericht op specialisatie van sterke polen, BAMA wordt voortgezet: flexibel, gedemocratiseerd, internationaal onderwijs met ruimte voor fundamenteel onderzoek, naast toegepast (beleidsgericht en/of ten dienste van private investeerders)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Lokale initiatieven primeren, weinig centrale overheid en weinig tot geen sturing vanuit Europa
Alleen de meest rendabele takken van de landbouw worden behouden (subsidies grotendeels geschrapt), wat elders goedkoper is, wordt ingevoerd, evolutie naar agroindustrie (grote serres, schaalvergroting, winst), daarnaast: informele en veranderlijke landbouw (plantrekkerij, volkstuintjes) aantrekken van hoogopgeleiden uit bevriende landen om in te zetten in innovatieve sectoren
WAARDEN
individu/ collectief etniciteit en identiteit
Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
sociaal Europa: meer nadruk op collectief en solidariteit (door overheid opgelegd) multiculturele samenleving primeert als model, geen voorrechten voor Vlaamse autochtonen
individu primeert: eigen gezondheid, eigen welstand, erg competitieve wereld, 'ieder voor zich' scenario multiculturele samenleving, niet 'etnische afkomst' leidt tot segregatie maar veeleer klassen en klassenverschillen (onderscheid op basis van economisch kapitaal en kennis), multiculti moet aanvaard worden (concept van assimilatie niet dominant), we worden allemaal wereldburgers? Onderscheid tussen stad en ommeland valt weg, het wordt één grote, verstedelijkte ruimte neen: plantrekkerij en zelfredzaamheid staan voorop, dualisering krijgt vrije loop
collectief primeert, solidariteit is belangrijk (geïnternaliseerd)
individu primeert: eigen gezondheid, eigen welstand, erg competitieve wereld verrechtsing op verschillende vlakken, erg regionaal denken
stedelijke/landelijke oriëntatie
stedelijke levenswijze wordt omarmd, landelijke streken worden beschermd
maakbaarheid?
idee van maakbaarheid (mits ingrijpen overheid) blijft overeind
materieel/ immaterieel
focus op het materiële blijft, al worden in het beleid van de overheid ook andere waarden gepromoot bvb. solidariteit, milieubewustzijn, de 'warme' samenleving, etc.
sterke materiële gerichtheid, idee van American dream is sterk, maar slechts weggelegd voor weinigen: kansen voor wie kansrijk is, en: wie geld heeft, krijgt voorrang in deze maatschappij
lokale/ globale oriëntatie
globale oriëntatie vooral bij jongeren, hoog opgeleiden en kapitaalkrachtigen; EU-burgerschap en/of wereldburger zijn vormt centrale component van identiteit
sterk lokale oriëntatie van working poor, sterk globale oriëntatie van high potentials, flexibiliteit is heel belangrijk, meegaan met de globale trends
door de sociale crisis die volgt op de economische crisis ontstaat er een 'eigen volk eerst' mentaliteit, vlakt wel terug af na ergste economische crisis
is weinig relevant onderscheid, focus eerder op het lokale, of dit nu de wijk in de stad of in een suburbaan gebied is idee van maakbaarheid is gekoppeld aan idee van solidariteit: ieder draagt zijn steentje bij, lukt alleen met zeker idealisme focus op het materiële vermindert (ook gedwongen, doordat de inkomens dalen en de overheid minder middelen heeft), meer aandacht - ook bijvoorbeeld in onderwijs- voor maatschappelijke ontwikkeling, voor warme maatschappij; allerhande privileges uit bedrijfsleven verdwijnen onder de kerktoren, sterk lokale oriëntatie en binding
stad wordt harder, wie het zich kan permitteren, gaat suburbaan wonen neen: plantrekkerij en zelfredzaamheid staan voorop, dualisering krijgt vrije loop idee van American dream is sterk, maar slechts weggelegd voor weinigen: kansen voor wie kansrijk is, en: wie geld heeft, krijgt voorrang in deze maatschappij (ook letterlijk)
sterk lokale oriëntatie van working poor, sterk globale oriëntatie van high potentials, gecombineerd met focus op ontwikkeling van eigen regio
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
79
WAARDEN Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
milieubewustzijn
door de overheid gestuurd, opgelegd en gesanctioneerd, EU stuurt aan op respect voor milieu, natuur, afvalbestrijding en energiebewust gedrag
gedeeld collectief draagvlak voor ecologische principes, ideeën van duurzaamheid en milieubewustzijn, energiebewustzijn moet: er is minder energie beschikbaar (en zeer duur)
is enkel bij de 'groene jongens' aanwezig of bij wie er winst kan uit slaan (privé denken primeert), is niet door de overheid gepromoot, noch opgelegd, noch collectief in het bewustzijn opgenomen
belang openbaar vervoer / individuele mobiliteit
verhoogd draagvlak voor meer openbaar vervoer en nieuwe openbaar vervoerssystemen, parkeerbeperkingen en regulering (voor beter milieu èn betere bereikbaarheid)
is enkel bij de 'groene jongens' aanwezig of bij wie er winst kan uit slaan, is niet door de overheid gepromoot, noch opgelegd, noch collectief in het bewustzijn opgenomen; wel begaan met specifieke gezondheidsrisico's zoals bijvoorbeeld gezondheid van voeding Super fast lane, ontwikkeling van openbaar vervoer moeilijk in te schatten: traag? Snel? Verspreid? Hangt af van privé-initiatieven, zal ook de mentaliteit mee vorm geven
bedrijfswagens verdwijnen, collectief steunt ontwikkeling van openbaar vervoer (gedeeld belang)
DEMOGRAFIE Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
MIGRATIE
Veel buitenlandse migranten, omwille van economische redenen of gezinshereniging (principes van solidariteit)
buitenlandse migranten gaan op termijn deels terug naar het land van herkomst, gezien er geen uitkeringen kunnen worden betaald en de economie afgeremd is; migratiebeleid beperkt instroom tot asielmigranten
uit welke regio's?
uit armere landen; vanuit OostEuropa; daarnaast ook beperkte groep rijke immigranten uit EU en VS
Beperkte migratie toegelaten , geen massale, maar eerder selectieve instroom, vooral werkimmigratie , als arbeid te duur wordt door schaarste, wordt meer migratie toegelaten (bvb. migranten voor de verzorging van de vergrijzende bevolking) migratie vanuit landen waarmee we handelsbetrekkingen hebben, mogelijks ook vanuit zuiden of Afrika, maar steeds selectief en gefilterd
profiel instroom? Kapitaal
uit armere landen; minder kapitaalkrachtigen
Veel buitenlandse migranten door openstellen van de grenzen en economische globalisering, ook klimaatvluchtelingen en politieke vluchtelingen, mogelijkheid tot verwerven van gastarbeiderstatus indien vraag op arbeidsmarkt Nieuwe Europeanen (Turkije, Oekraïne, etc.) maar ook inwijkelingen uit China, India (rijk), en klimaatvluchtelingen uit kustgebieden, overstroomde gebieden, etc. zowel armen als kapitaalkrachtigen, volgens behoefte en mogelijkheden qua arbeidsmarkt
80
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
uit conflicthaarden en regio's met natuurrampen
uit armere landen; minder kapitaalkrachtigen
zowel armen als kapitaalkrachtigen, volgens behoefte en mogelijkheden qua arbeidsmarkt
DEMOGRAFIE Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
profiel instroom? Opleiding
zonder specifieke opleiding en/of laag opgeleiden
zonder specifieke opleiding en/of laag opgeleiden
Migranten worden toegelaten indien meerwaarde voor economie
profiel instroom? Leeftijd
alle leeftijden, ook ouderen
alle leeftijden, ook ouderen
beroepsactieve bevolking
Uitstroom?
Hoog opgeleiden trekken weg naar rest van de EU of de wereld, een deel van de carrière en/of het leven elders; ook jongeren denken globaler, afstand is relatiever, ICT heeft impact
Hoog opgeleiden en/of vooral beter verdieners ('high potentials') trekken weg om elders kapitaal te cumuleren; geen wens om terug te keren, zekere vorm van braindrain
vergrijzing + redenen
geen selectieve migraties, ook gezinsherenigingen, dragen bij tot verdere vergrijzing
High potentials blijven (goed betaald en weinig belastingen, veel mogelijkheden binnen kenniseconomie zolang economie floreert), maar ook: indien werkzaam in andere sector dan de innovatieve niches waarop wordt ingezet: wegtrekken Vergrijzing gaat lichtjes vooruit, red. Instroom migranten vooral werkmigranten, vergrijzing minder hard dan bij Sterk Europa en RG?
Netto bevolkingsontwikkeling: krimp of groei?
relatief grote bevolkingsgroei, vooral door migraties (sterk positief saldo)
verschillend: werkzoekend laag geschoold, maar ook high profile inwijkelingen (>< anders dan bij WLO: vooral hoogopgeleiden) groot deel behoort tot beroepsactieve bevolking, jonge mannen op zoek naar werk High potentials blijven (goed betaald en weinig belastingen, veel mogelijkheden binnen kenniseconomie zolang economie floreert), alhoewel het ook mogelijk is dat hoog opgeleiden wegtrekken naar het Europese kerngebied (London, Parijs) via goede HST-verbindingen > werd niet expliciet behandeld, red. Instroom migranten vooral werkmigranten, vergrijzing minder hard dan bij Sterk Europa en Regionale Gemeenschappen? Groei van de bevolking, vooral door migraties, exponentiële groei zal wel 'aftoppen' na 2050
negatief saldo van migraties, krimp van de regio (is wel verschillend gespreid, niet overal even hard voelbaar)
matige bevolkingsgroei, migratie heeft positief saldo
Huishoudensverdunning of verruiming
niveau vergelijkbaar met vandaag
huishoudenverdunning, meer singlewoonsten
geen uitgesproken verdunning van huishoudens, daarentegen wel groeperen van huishoudens in collectief met gemeenschappelijke voorzieningen (hoe verschijnen deze dan in statistieken? Als collectieve of individuele huishoudens?)
huishoudenverdunning,vooral in stedelijke centra: tegen 2040 in stedelijke centra 40% alleenstaand of met twee
asielmigranten van alle leeftijden > draagt bij tot verdere vergrijzing
Trans-Atlantische markten
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
81
DEMOGRAFIE Sterk Europa Huishoudssamenstelling
Aantal huishoudens
82
modale gezinnen nog steeds een belangrijke norm (vandaag ongeveer één derde 'nuclear families' in Vlaanderen, dus eerder traditionele gezinnen met ouders en 1 of 2 kinderen), daarnaast ook extended families (samengesteld, met veel kinderen en/of eventueel andere inwonende familie) in wijken met hoge aantal migranten na gezinsherenigingen niveau sterk vergelijkbaar met vandaag
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
meer singles, kleinere huishoudens
meer collectieve vormen van samenwonen (co-housing, kangoeroe, collectieve woonvormen, etc.)
meer singles, kleinere huishoudens
neemt toe doordat de huishoudens kleiner worden
dat de bevolking krimpt, wil niet zeggen dat het aantal HH per sé verminderd, de HH zijn anders samengesteld
neemt toe doordat de huishoudens kleiner worden
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
ENERGIE/ GRONDSTOFFEN Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Europa blijft afhankelijk inzake fossiele shock door energieprijsstijging, zelfs zolang de kostprijs interessant blijft: om aanbod hernieuwbare fossiele brandstoffen raken uitgeput, Europa zet in op hernieuwbare energie brandstoffen van het buitenland (met energietekorten (daardoor teruggang het even welke energie gebruiken, ook energie tov fossiele uitzondering van steenkool, de van sectoren die energie-intensief zijn), hernieuwbare energie indien redelijke brandstoffen
Grondstoffen
technologische ontwikkeling
goedkoopste brandstof binnen de Europese regio); er wordt tevens van uitgegaan dat er nieuwe petroleumbronnen worden aangeboord (of dat er vanuit de markt alternatieven worden geboden, ook groene energie indien de markt er winst in ziet); energie = mondiale handel; energieprijs stijgt sterk; kerncentrales verdwijnen niet noodzakelijk; nog steeds hoge mate aan import; grote globale hernieuwbare energienetwerken blijven onder druk staan door groei druk op grondstoffen verhoogd door wereldbevolking en algemene toename sterke groei wereldbevolking bij hoger levensstandaard verbruik en hogere veralgemeende levensstandaard in een groei-economie, wordt slechts gedeeltelijk opgevangen door innovatie en slim ontwerp, anders door prijsmechanisme en marktwerking
traag (gesubsidieerd) tot 2030 en volatiliteit van grondstofprijzen speelt, dan pas concurrentie alternatieve tov klassieke bronnen
zoektocht naar alternatieve energie en naar daling van energieafhankelijkheid (gepaard aan daling van energiegebruik); kernenergie: veronderstelt afhankelijkheid van het buitenland > Europa valt uit de boot; andere energie: ifv draagvlak en knowhow (bvb. low tech kaphout tgo expertise voor geo-thermie, grätzelcellen, etc.)
Olie zal meer gebruikt worden voor kunststoffen, minder voor energie. Vanuit de Chemiesector (vernieuwd) wordt ingezet op Bioplastics of producten met Bacteriën. Inzetten op gesloten keten (en C2C) is essentieel. (in fase van crisis waardoor uiteindelijk wordt ingezet op Regionale Gemeenschappen is er een tekort van tal van grondstoffen) ifv winst, goedkopere vormen van noodzaak na economische crisis, energie (duurdere worden de markt innovatie gericht op lager uitgeprijsd) , sommige vormen van energieverbruik, meer hernieuwbare technologie moeilijker indien bvb. grote energie en minder afhankelijkheid aanpassingen in infrastructuren nodig
prijs; bij opwarming van aarde: andere gebieden toegankelijk voor oliewinning bvb. onder poolkappen; Europa blijft afhankelijk inzake fossiele brandstoffen van het buitenland (met uitzondering van steenkool, de goedkoopste brandstof binnen de Europese regio, gebruik van kolen komt terug)
in eigen land: vooral kernenergie behouden, andere vormen van energie importeren (bilaterale akkoorden) bvb. ook hernieuwbare energie, eigen productie enkel indien rendabel (probleem hierbij: vraagt meer ruimte)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
83
ECONOMIE en SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING
welvaartsniveau
ontwikkeling tewerkstelling (werkzaamheidsgraad)
Sterk Europa
Globale economie
hoge arbeidsproductiviteit is overal mogelijk (veel van thuis uit werken, minder verplaatsing nodig), is voorwaarde voor blijvend hoge welvaart; Vlaanderen kent sterke koopkracht, is sterke afzetmarkt; levensstandaard wordt op schaal wereldbevolking opgetild knelpuntvacatures blijven, wordt niet opgelost door migratie; vergrijzing heeft impact op arbeidsaanbod ; hoge tewerkstellingsgraad is nodig om sociaal systeem te onderhouden
welvaart stijgt vooral bij de top van de bevolking (sociale polarisering); belangrijke bepalende factor: verdeling onderklasse en bovenklasse; sociale herverdeling, gekoppeld aan diensten: werken voor herverdelingsmechanismen
daalt, alle delen van de bevolking stemmen ermee in om minder te verdienen
sterke dualisering, matige economische groei
rat race blijft bestaan en intensiveert, outputgedreven maatschappij (‘mee kunnen’); Werkgelegenheid stijgt door economische groei, en omdat de upperclass alle soorten van diensten (breder dan nu) uitbesteedt aan de lower class, aan minimumloon of bvb. met dienstencheques (ipv werkloosheidsvergoedingen) Hard werken en lang werken (in de week en in een leven), flexibiliteit heel belangrijk, enkel wie het zich financieel kan permitteren, kan vroeger stoppen (vgl. Met huidig Amerikaans systeem), leunt dicht aan bij TRANSATLANTISCHE MARKTEN globaal georganiseerde ondernemingen, 'space of flows' en nichemarkten, ook veel informele economie (overlevingseconomie)
werkloosheid neemt toe omdat in totaal minder geproduceerd wordt; systeem van herverdeling: meer mensen aan het werk, maar minder uren
flexibiliteit staat voorop, werkloosheid neemt maar beperkt toe (extremen: langdurig werkloos versus workaholics), maar: eerder veel 'working poor' (werken aan zeer laag loon) ipv forse stijging werkloosheid, dus hoge tewerkstellingsgraad maar aan slechte condities
70 jaar, 30-34 uren week en daarbuiten inzet voor collectieve dienstverlening, meer thuis werken en jobs dicht bij huis
meer en langer werken om te kunnen overleven: 40 uren (en meer), bij high potentials worden goed betaald, bij andere heel mager betaald, meer telewerken om congestie te ontlopen
krimpende economie: bepaalde sectoren gaan heel erg achteruit of verdwijnen, terwijl op een aantal niches wordt ingezet. Deze laatste worden nooit zo grootschalig als de sectoren die wegtrekken, blijven eerder klein en lokaal (gespreid).
selectieve handelsovereenkomsten, weinig globaal georganiseerde ondernemingen; conjunctuur zeer volatiel, veel korte termijn denken, snelle wissels tussen hoog- en laagconjunctuur mogelijk
Pensioensleeftijd en werkstelsel
70 jaar, 38-40 urenweek, telewerken in dienstensector = sociale oplossing en goed voor het milieu (minder verkeer)
uitdijende of krimpende economie (productie)
Beperking econ. expansie door gebrek aan juiste en voldoende arbeidskrachten; uitdaging om een attractieve regio te zijn zonder druk op open ruimte, milieu en woningmarkt; internationale klasse (global companies) en nationale bedrijven (services)
84
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
ECONOMIE en SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
arbeidsparticipatie
status quo ten aanzien van huidige situatie: werkloos zijn kan, voor een bepaalde tijd (wordt opgevangen door overheid)
hoog, want er is geen opvangnet. Iedereen moet aan het werk, desnoods voor heel lage lonen
zoveel mogelijk mensen aan het werk, meer jaren, maar minder uren per week, daarnaast ook een belangrijk circuit van pro deo bijdragen voor het collectief vermindert sterk, tegelijk ook de import, zelfde principe: minder afhankelijk, wel nog 'boodschappen uitwisselen' met bevriende regio's werkgelegenheid daalt, eerst grote werkloosheid, dan verdeling van werk (iedereen werkt minder, minder welvaart, maar ook minder werkloosheid) na economische crisis volgt economische herstructurering (zie onderstaande cellen)
ontwikkeling export
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
werkloosheid
status quo ten aanzien van huidig niveau van werkloosheid, al dalen op termijn de uitkeringen (bvb. voor langdurig werklozen)
sectorale ontwikkeling, herstructurering
evolutie naar verweven vorm van diensten en industrie; 50% van de diensten gebeurt van thuis uit
zoals huidig Amerikaans model: werk is essentieel om te kunnen deelhebben aan de maatschappij, uiterst precaire situatie indien werkloos wet van de sterkste mentaliteit, verdere tertiarisering, inzetten op kennis en diensteneconomie ten dienste van globale logistieke flows
sluiting/wegtrekken van sectoren
dreiging van braindrain binnen Europa naar attractievere centra voor kennis; afname industriële activiteit en havenactiviteit; reacties vanuit overheid tegen meest vervuilende sectoren
Ambtenarenapparaat verdwijnt, het Belgische kapitalisme is uitverkocht aan het buitenland, R&D enkel voor zover tussenkomst van de overheid want: weinig multinationals hebben zetel in België, R&D zal ook elders gelokaliseerd zijn dan.
Basale industrie trekt weg. De beurs vervalt (meer informele economie). Vlaanderen als slimme logistieke draaischijf mislukt.
milieuoplagen en energie
Rem op grootschalige ontwikkelingen door Europese regelingen milieu bvb. inzake fijn stof concentraties
weinig oplagen inzake milieu, wel hoge energiekosten
andere systemen voor energie, en milieuoplagen vooral lokaal, andere oriëntatie in economie na crisis: kleinschaligheid, ecologisch verantwoord
Trans-Atlantische markten hoog, want er is geen opvangnet. Iedereen moet aan het werk, desnoods voor heel lage lonen
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
zoals huidig Amerikaans model: werk is essentieel om te kunnen deelhebben aan de maatschappij, uiterst precaire situatie indien werkloos vooral ingezet op kennis, dit trekt buitenlandse investeerders aan; flexibele economie; ook opportunistische houding trekt aan (‘je zin doen’); beperkt aantal innovatieve niches, investeringen gebeuren gericht en marktgedreven, marge voor investering in milieubewuste technologie eerder beperkt Ambtenarenapparaat verdwijnt, Risico dat Vlaanderen onvoldoende troeven heeft, en het een economisch vacuüm wordt (wegtrekken van beslissingscentra en bedrijven) ; indien werkzaam in andere sector dan de innovatieve niches waarop wordt ingezet: wegtrekken weinig oplagen inzake milieu, wel hoge energiekosten
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
85
ECONOMIE en SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING
sterkere focus op bepaalde domeinen
Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
sterke Europese functies in Brussel, sterke internationale uitstraling; beleid van specialisatie, sterke polen rond technologie, services in Vlaanderen die voor de eigen regio belangrijk zijn; internationale bedrijven: high competence en smart internationalisation; fabriek van de toekomst past in stringent milieubeleid en is sociaal, investeert in randactiviteiten/welzijn werknemers (sport, ziekteverzekering, aanvullend pensioen, etc.)
groei van private beslissingscentra (ipv politieke); Vlaanderen staat in voor het verzorgen van 'tijdelijk verblijf van stromen'; focus op snelle diensten (vb. vertalen van een boek in 24 uur); instaan voor de globale logistiek in het globale functioneren: performante logistiek uitbouwen is een troef; daarnaast inzetten op bepaalde niches die ook vandaag reeds aanwezig zijn (bvb. diepvriesindustrie), op voorwaarde dat de aanvoer van grondstoffen verzekerd is; winstbejag en korte termijn denken; verdere uitbouw van economische poorten
high tech blijft (ook alternatieve energie), inzetten op sectoren energie, biotech, recyclage, C2C, …. Vooral alternatieve economie. Hoge verwachtingen van (vernieuwde) chemiesector: bvb. bioplastics. Promotie van streekproducten en productie in eigen regio. Diensteneconomie blijft en vergroot. Ambachten worden geherwaardeerd. Meer informele economie. Focus op coöperatieven (aandelen 'terugkopen'). Meer thuiswerk. Sector van collectieve energiesystemen kan een niche zijn.; bedrijventerreinen moeten gesaneerd worden, hiervoor specifieke expertise - tot circa 2030.
beperkte groei van private beslissingscentra (ipv politieke) indien gekozen wordt voor Vlaanderen, inzetten op hoogtechnologische en kennisintensieve industrie. Ook logistieke bedrijvigheid en gezondheidszorg
MOBILITEIT Sterk Europa Milieubewust?
Autobezit
86
meer alternatieven tov fossiele brandstoffen: elektrische wagens, waterstof, biobrandstof (opgelegd vanuit milieu- en energieoogpunt) Niet gespecificeerd tijdens de workshop
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
amper, enkel indien voor producent winst te halen is uit milieubewuste concepten
elektrische wagens,
enkel voor zover het betekent dat het ook zuiniger voor de portemonnaie is,
autobezit gepolariseerd, wie geen auto heeft, gaat eerder randstedelijk wonen om toch nog de economische centra te kunnen bereiken (er werd verondersteld dat een beperkt aantal hubs van openbaar vervoer blijven behouden in de rand)
autobezit daalt, bedrijfswagens afgeschaft, toename cambio-model, lokaal zelfs terug 'met paard en kar' (allicht te begrijpen als focus op zachte vervoersmodi), ipv 1,4 wagens per HH naar 0,5 wagens per HH
alleenstaanden of kleine huishoudens kiezen eerder voor wonen in de stad en kleine afstanden, gezien mobiliteit duur is
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
MOBILITEIT
Reële evolutie transportkosten
Snelheid vervoerswijzen Snelheid / efficiëntie/ stiptheid Openbaar vervoer
Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Kosten voor brandstofprijzen stijgen, fysieke afstand weegt hierdoor zwaarder door in de kosten; er wordt meer gereisd, meer afstanden afgelegd voor recreatie en winkelen; minder afstanden afleggen voor werk (noodzaak tot verplaatsing verminderd in diensteneconomie) congestie voor iedereen even hard voelbaar, maar openbaar vervoer is betrouwbaar alternatief Groter draagvlak voor openbaar vervoer > performant openbaar vervoer tussen polen in het kerngebied
Mobiliteit wordt duurder, toevoer van goederenstromen en personenvervoer wordt geregeld door privatisering van “tijd-ruimteslots”
Kosten voor brandstof stijgt sterk, cultuuromslag volgt op economische crisis: minder afstanden afleggen voor werk , noch voor recreatie (meer thuis werken en dicht bij huis werken)
mobiliteit is duur, rekeningrijden is veralgemeend, brandstofkosten gaan de hoogte in, wegentaks voor wie niet in de file wil staan, personenvervoer wordt erg selectieve aangelegenheid, reizigerskilometers dalen
sterk duaal, personenvervoer voor rijk (snel) en minder rijk (file)
zeppelin is een optie , vervoer via water belangrijk, trage modi (low energy) wel investeringen door overheid in openbaar vervoer en waterwegen, investering worden deels gedragen door collectieve inspanning; er komen nieuwe trein- en tramverbindingen bovenop het bestaande net, treinvervoer te betalen met aandelen (in een collectief), vertramming en meer streekvervoer, intercommunales worden belangrijker
sterk duaal, personenvervoer voor rijk (snel) en minder rijk (file)
toename van vervoer over waterwegen (vgl. Turfvaarten 17de en 18de eeuw), maar in totaal minder goederenverkeer (meer lokale productie, minder afhankelijk van export), ook schonere vrachtwagens Weinig tot geen investeringen in wegennet (weinig overheidsmiddelen), een aantal wegen die sterk onderbenut zijn, worden biocorridors
privatisering en goedkoopste oplossingen, milieubewust enkel voor zover dit ook economische winst betekent; containertrafiek op volle toeren (vooral voor import)
Modale keuzes goederentransport
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
Kwaliteit wegverbindingen
Restrictief Beleid ten aanzien van binnenkomend autoverkeer in steden
overheid kan hierin niet investeren, private initiatieven en privatisering van bestaande systemen worden wel doorgevoerd (indien rendabel, nieuwe technologie of reeds afgeschreven) ; Trein en Tram: Geprivatiseerd Gewestelijk Expresnetwerk tussen de “hubs” (economische kerengebieden en steden), waar men voor moet betalen, niet rendabele lijnen en stations worden afgeschaft privatisering, inrichten van 'tijdruimte-slots', verdrievoudiging van transportvolumes in termen van voertuigkilometers
Door privé initiatief onderhouden: enkel wat voor de privésector belangrijk is > leidt tot reorganisatie van wegensysteem en dualisering (wie betaalt, kan de snelle weg gebruiken)
overheid kan hierin niet investeren, private initiatieven komen niet van de grond (wegens niet rendabel, korte termijn denken, weinig marge) , rendabiliteit enkel op grote lijnen, kleine stations en haltes worden afgeschaft
missing links worden opgelost (economisch rendabel), ook tunnelaanleg mogelijk en (privaat gefinancierde) dubbeldek-autostrades
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
87
MOBILITEIT Sterk Europa Efficiëntie gebruik bestaande capaciteit
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
Effect op evolutie van verplaatsingsafstanden
Pendel naar kerngebied AntwerpenBrussel-Charleoi en binnenstedelijke pendel blijven toenemen, wel meer telewerken in diensten
Globale economie Vlaanderen zet in op logistiek en wegens grote afhankelijkheid van het buitenland wat voeding betreft, energie,…..is een sterke toelevering nodig. Ook hiervoor worden “timeslots” voorzien op de weg. Ook voor toevoer van grondstoffen en afvoer van producten uit economische nichegebieden. Verplaatsingsafstanden: Stijgen voor wie het kan betalen, daalt voor wie dat niet kan. Virtuele mobiliteit doet de reële mobiliteit niet afnemen, integendeel: ze zwengelt mobiliteit aan, op langere afstanden.
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
Voor personenvervoer: weinig onderhoud aan bestaande wegen, daar files, deels nieuwe, private structuren, betaald maar filevrij
Minder woon-werkverkeer (dichter bij huis werken, minder uren werken, meer thuiswerken), minder files, minder rush naar Brussel
Niet gespecificeerd tijdens de workshop
MILIEU, NATUUR, LANDBOUW
CONTEXT voor ontwikkeling van Milieu, Natuur en Landbouw: Evolutie Mobiliteit
88
Sterk Europa
Globale economie
Overheid intervenieert en eist minder milieuverontreinigende technologieën
sterke toename verkeer (door bevolkingsgroei en economische groei)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Regionale gemeenschappen Minder woon-werkverkeer, minder recreatief verkeer, meer collectief vervoer, minder export en import, meer over waterwegen, alles bijeen positief voor milieu
Trans-Atlantische markten Deel van de bevolking pendelt minder (noodgedwongen dicht bij werk wonen omwille van hoge transportkosten en geen alternatief in openbaar vervoer)
MILIEU, NATUUR, LANDBOUW Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
EU2020 agenda heeft kans op realisatie, ook andere milieu-, natuuren energiewetgeving wordt doorgedrukt; opvolging voor habitaten vogelrichtlijn, waterrichtlijnen, reglementering rond fijn stof, etc. ; Vlaamse agenda sterk bepaald door Europese agenda; ook een Europese landschapsconventie Relatief gering, opwarming wordt afgeremd
Internationale klimaatovereenkomsten worden niet verder uitgebreid, zelfs eerder terug afgezwakt
Milieu-initiatieven op lokaal vlak
Internationale klimaatovereenkomsten worden niet verder uitgebreid, zelfs eerder terug afgezwakt; milieuzorg wordt voor een stuk verarmd (indien het opbrengt, wordt het gedaan bvb. afvalverwerking en recyclage)
Klimaatopwarming versnelt, we komen geleidelijk in een warmer klimaat terecht
Relatief gering, opwarming wordt afgeremd (klimaatverandering blijft voortgaan, maar minder sterk dan bij Globale Economie en/of Transatlantische Markten)
Open ruimte algemeen
relatief weinig druk op open ruimte, wel andere functies (meer ten dienste van steden)
Ecosysteem / Natuur
Poging om de schade die nu en in het verleden is aangebracht aan het ecosysteem geleidelijk te minderen en ecosystemen te herstellen (voor zover niet onomkeerbaar) >< maar: dicht bevolkt!
grote mate van milieuonzekerheden: stellen grenzen en/of bepalen randvoorwaarden bvb. waterproblematiek en/of verdroging (overheid komt daarin niet tussen) ; geprivatiseerd beheer van openbaar domein, in erfpacht sterk onder druk, scenario met hoogste milieudruk (stijging welvaart, hoge economische ontwikkeling, nog steeds gebruik van petroleum of kolen), klimaatverandering ontwikkelt in versneld tempo, grote ecologische voetafdruk van Vlaanderen; veeleer focus op economische en sociaalculturele betekenis van natuur dan op ecologische waarde
De keuze voor zelfvoorziening impliceert een grote ecologische voetafdruk (landbouwruimte voor voedsel en voor energievoorziening); maar ook: de stiltegebieden die vandaag reeds bestaan, kunnen moeiteloos in die hoedanigheid blijven De druk op het milieu, op de ecosystemen en de natuur vermindert
Klimaatopwarming versnelt, we komen geleidelijk in een warmer klimaat terecht, ook een grilliger en variabeler klimaat (2050 is nog niet ver genoeg om bvb. op vlak van zeespiegelstijging grote effecten te zien), misschien wel effecten van zomerstormen grote mate van milieuonzekerheden: stellen grenzen en/of bepalen randvoorwaarden bvb. waterproblematiek en/of verdroging (overheid komt daarin niet tussen) ; geprivatiseerd beheer van openbaar domein, in erfpacht Weinig sturing bvb. inzake luchtkwaliteit (minder autoverkeer), eco-oplossingen indien rendabel voor individu en/of bedrijf (bvb. zonnepanelen); toename emissies minder groot dan bij Globale Economie; investeringen in natuur via private initiatieven, vermarkt en uitgebaat om winstgevend te zijn; natuur zal ook verhandeld worden bvb. als buffering voor industrie; erg versnipperd beeld (gebruik gekoppeld aan eigenaren)
CONTEXT voor ontwikkeling van Milieu, Natuur en Landbouw: Internationaal Klimaat- en energiebeleid CONTEXT voor ontwikkeling van Milieu, Natuur en Landbouw: Bijdrage tot Klimaatverandering
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
89
MILIEU, NATUUR, LANDBOUW Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Water
Waterrichtlijn opgesteld (vanuit EU, dan Vlaanderen), integraal waterbeleid wordt versterkt, ingrijpen op overstromingen vanuit duidelijk beleid en op verder wegzakken van grondwaterpeil
Landbouw en natuurbeheer sluiten dichter op elkaar aan, er is aandacht voor waterhuishouding en integraal waterbeheer, al zijn deze initiatieven vooral lokaal ontwikkeld Het aantal overstromingen neemt niet zo'n vaart (klimaatverandering vertraagt), en het grondwaterpeil blijft stabiel
Effect Milieu op landbouw
Veel randvoorwaarden voor landbouw vanuit milieubeleid, omgaan met reststoffen (fosfaten, nitraten, etc.)
Omgang met natuur wordt niet door de overheid bijgestuurd, gevolgen zijn zichtbaar: meer overstromingen en overstromingsgebieden (klimaatverandering versnelt door economische groei en vervuiling, geen overheidsingrijpen ter zake), grondwaterpeil zakt verder (landbouw is extensief en haalt letterlijk alles uit de grond wat de opbrengst vergroot), enz. Landbouw is sterk geïndustrialiseerd (maximale opbrengst per oppervlakte) en ontwikkeld zonder noemenswaardige randvoorwaarden inzake natuurbeheer, wel controle inzake voedselveiligheid, maar dit is privaat georganiseerd; landbouw is in dit scenario milieubelastend
Omgang met natuur wordt niet door de overheid bijgestuurd, gevolgen zijn zichtbaar: meer overstromingen en overstromingsgebieden (klimaatverandering versnelt door economische groei en vervuiling, geen overheidsingrijpen ter zake), grondwaterpeil zakt verder (landbouw is extensief en haalt letterlijk alles uit de grond wat de opbrengst vergroot), enz. Landbouw is sterk geïndustrialiseerd (maximale opbrengst per oppervlakte) en ontwikkeld zonder noemenswaardige randvoorwaarden inzake natuurbeheer; landbouw is in dit scenario milieubelastend
Ontwikkeling landbouw
Peri-urbane landbouw nauwelijks erkend in EU-beleid, landbouw moet als beroepsactiviteit sterk ondersteund worden door de EU, Vlaanderen zet in op versmarkt voor consumptie in nabije regio's; tuinbouw en glastuinbouw worden versterkt
90
Landbouw in Vlaanderen waarschijnlijk niet meer leefbaar (niet rendabel, zelfs niet glastuinbouw, bloementeelt of fruitsector) ; wel ook zoektocht naar informele landbouw voor lagere klasse (bvb. volkstuintjes naast autosnelwegen) en/of overschotten die goedkoper verhandeld worden (bvb. minder verse producten); eventueel toch vraag uit topklasse naar lokaal gekweekte producten?
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Natuurbeheer en landbouw combineren wordt gemakkelijker, er zijn veel relatief kleinschalige initiatieven (bvb. collectief beheerde volkstuinen) die weinig milieubelastend zijn; daarnaast ook initiatieven voor hogere efficiëntie, maar ook hier aandacht voor milieu (bvb. gestapelde serres als zeroenergy buildings) sterker gericht op zelfvoorziening inzake voedsel + energie; WLO-studie verwacht afname landbouwareaal (door afname export), hieraan werd echter getwijfeld voor Vlaanderen: ontwikkeling in de richting van zelfvoorziening betekent alle mogelijke beschikbare vruchtbare gronden benutten, eerder zelfs uitbreiding dan krimp van landbouwareaal, anderzijds: productie van varkens valt grotendeels weg (verschuivingen: meer konijnen en kippen)
Alleen de meest rendabele takken van de landbouw worden behouden (subsidies grotendeels geschrapt), wat elders goedkoper is, wordt ingevoerd, evolutie naar agro-industrie (grote serres, schaalvergroting, winst), daarnaast: informele en veranderlijke landbouw (plantrekkerij, volkstuintjes)
MILIEU, NATUUR, LANDBOUW Sterk Europa Behoefte landbouwareaal buiten eigen regio
afhankelijkheid van Oost-Europa voor bulkproductie en graan
Globale economie Grote afhankelijkheid van het buitenland voor de voedselproductie, sterkere vrijhandel in een groter wordend Europa
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
vermindert, maar kan niet helemaal vermeden worden: Vlaanderen is te klein en te dicht bebouwd om voor alle inwoners voedsel te produceren, blijft bvb. afhankelijk voor bulkproducten
afhankelijk van import voor alles wat niet op een rendabele manier in Vlaanderen kan worden geproduceerd
ONZEKERHEDEN en CONFLICT (1) Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Overheid
Risico: faillissement door hoge kosten (sociale zekerheid, milieubeheer, infrastructuur); overheid die hoge eisen stelt, wordt ook aangesproken voor financiële steun; sterk restrictieve overheid botst met Vlaamse perceptie van vrijheidsgraden van individu?
Cultuuromslag nodig om te komen tot een creatieve (weinig middelen), maar op lokaal vlak efficiënte overheid, maar lukt dit? Er is immers ook weinig centrale sturing? Lokaal heel verscheiden invullingen? Solidariteit en inzetten voor collectief overal gegarandeerd?
Bij beperkte sociale voorzieningen wordt ervan uitgegaan dat de aantrekking van migranten afgeremd wordt: klopt dit?
Sociaal
Risico: solidariteit kan niet worden gegarandeerd indien tewerkstellingsgraad drastisch daalt; hoge migratie leidt tot kleurrijk Vlaanderen: integratievraagstuk nog meer acuut
Weinig zichtbare overheid, politiek beperkt tot poppenkast van meningen (geen middelen en weinig bevoegdheden om te kunnen sturen): keeping up appearances, backroom politics, onderhandse besluitvorming, contrats de gré à gré, etc. ; omslag van overheid naar autoritaire politiek kan op verzet stoten Hoge probabiliteit: Polarisering en socio-spatiale segregatie, sociale onrusten; pensioensuitkeringen verdwijnen, dit werkt polarisatie in de hand; precaire woonvormen naast superrich; overheid heeft weinig mogelijkheden om in te grijpen op sterke polarisering
Solidariteit functioneert enkel indien iedereen akkoord is met de inzet voor het collectief, probleem met 'freeriders'; cultuuromslag nodig tov deel van ouderen vandaag: niet 'genieten van den ouden dag', maar 'blijven inzetten voor collectief' en beperkte middelen
Hoge probabiliteit: Polarisering en socio-spatiale segregatie, sociale onrusten, opeenstapeling van informele bevolkingsgroepen, overlevingsstrategieën in circuits van informele economie, integratievraagstuk verschijnt zelfs niet meer op de agenda
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
91
ONZEKERHEDEN en CONFLICT (1) Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Wonen en spreiding
Betaalbaarheid van het wonen, zelfs voor middenklasse, bij hoge eisen inzake energieprestatie en vereisten inzake bijdrage realisatie publieke ruimte/groen/recreatie; overheid legt inbreiding op, gaat in tegen huidige Vlaamse woonwensen
Fragiel: Hangt af van tweeverdieners met weinig kinderen en mensen die langer werken (tot 70 jaar)
Krimp van de bevolking is regionaal gedifferentieerd, bepaalde gebieden ervaren dit zeer hard (leegstand en verpaupering, terwijl sommige bewoners allicht wel willen blijven: achterblijvers), er wordt geknabbeld aan het idee van woningeigendom als idee van zekerheid: daarmee stemt lang niet iedereen in Welstand daalt voor iedereen, is fragiel: hangt deels af van in hoeverre Vlaanderen na een economische crisis kan herstellen en haar creatieve potentiëlen kan ontwikkelen: welke troeven heeft Vlaanderen in dergelijk scenario?
Bestaande woningen in overstromingsgebieden worden verlaten en verpauperen doordat de overheid niet meer financieel kan tussenkomen bij rampen en verzekeraars de risico's niet langer willen dragen; dualiteit is kenmerkend voor woningmarkt
Welstand
Mentaliteit
EU-burgerschap wordt niet door alle delen van de bevolking gesteund, EUskeptici en Vlaams nationalisten bieden weerstand
Bestaande woningen in overstromingsgebieden worden verlaten en verpauperen doordat de overheid niet meer financieel kan tussenkomen bij rampen en verzekeraars de risico's niet langer willen dragen, grote groepen mensen bevinden zich in precaire woonsituaties Sterke sociale polarisering aangezien iedereen verantwoordelijk is voor zichzelf (pensioen, verzekeringen, sociale zekerheid valt volledig weg). De armen blijven arm en de rijken kunnen rijker worden (conflictueuze situatie die kan leiden tot sociale onrusten). Middenklasse valt weg. De middengroep wordt systematisch uitgeduwd richting de sociaal minder gegoede groep. De topklasse wordt iets groter. harde maatschappij, armsten en minderheden vallen uit de boot (gezien er niemand is die voor hen opkomt), weerstand van links spectrum
Inruilen van welstand voor meer collectief welzijn wordt lang niet door iedereen gesteund, weerstand en/of vertrek van de liberale kant, ook de sterk op het lokale en op het collectieve gerichte mentaliteit wordt lang niet door iedereen gedragen, individualisme en materialisme gaat in tegen collectieve identiteit, 'declottering', back to basics, etc. , mogelijks culturele verarming door sterk lokale focus (ook bvb. in hoger onderwijs)
harde maatschappij, armsten en minderheden vallen uit de boot (gezien er niemand is die voor hen opkomt)
92
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
grote dualiteit in welstand, inkomensongelijkheid, cruciale factor: hoe groot is het aandeel van de 'working poor'? (mobiliteitsarm, wonen arm)
ONZEKERHEDEN en CONFLICT (1) Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Economisch
Restricties (veelal Europees,bvb. inzake milieu, solidariteit, voorzieningen) zijn belangrijke kostenfactor; evolutie grondstofprijzen onzeker; risico dat private spelers voor locaties buiten Europa kiezen om de hoge kosten (bvb. loonkost, energie, milieubelasting) te ontlopen zolang dit nog kan > vertrek van bepaalde sectoren
Collectieve vermindering welvaartsniveau; sluiten van kringlopen is essentieel voor dit scenario, maar lukt dit wel? Andere expertise voor nodig: hoe ontwikkelen we die of trekken we die aan? ; Push voor KMO's door internationale bedrijven valt weg: mogelijks precair; Europa crasht terwijl China boomt, kan Europa deze crisis te boven komen?
Risico dat Vlaanderen onvoldoende troeven heeft, en het een economisch vacuüm wordt (wegtrekken van beslissingscentra), volstaan de bilaterale akkoorden? Grote volatiliteit, werkloosheid neemt toe
Energie
brandstofprijzen onder druk
Volstaan de troeven van Vlaanderen? Is het idee om vooral ook in logistiek te investeren ook praktisch haalbaar? Vlaanderen behoort bvb. niet tot de top inzake vertegenwoordigingen en zetels van multinationals, zit niet in de echte beslissingkern , bovendien is vooral de flexibiliteit een sterkte, dus tijdelijk verblijf van stromen aangenaam maken: geen lange termijn perspectief en/of garanties inzake tewerkstelling en/of groei brandstofprijzen onder druk, energieprijs stijgt sterk, inzet op groene energie enkel vanuit marktwerking: misschien helemaal niet? door gestegen energieprijzen wordt mobiliteit erg duur, dualiteit ook in verkeerswegennet en mobiliteit, openbaar net sterk gereduceerd tot rendabele stukken, enorme toename congestie roofbouw op alle vlakken: in waterhuishouding, klimaatgebonden risico's (verdroging, vernatting, overstroming, dijkbreuk, zomerstormen, lange droogte periodes), hoge emissies door toegenomen vervoer en economie (zonder restricties), geen recyclage, etc.
Lukt het om voldoende alternatieven te vinden? In hoeverre is Vlaanderen in staat om sterker energie-autonoom te worden? kan er aan het energieverbruik gesleuteld worden? middelen voor onderhoud van wegen en voor openbaar vervoer moeten noodgedwongen door financiering in collectieven gebeuren, lukt dit?
brandstofprijzen onder druk
Milieu- en Natuurinitiatieven vooral op lokaal vlak,kan onder omstandigheden sterk variëren en afhankelijk zijn van de goodwill van wie deelneemt aan initiatieven
roofbouw op alle vlakken: in waterhuishouding, klimaatgebonden risico's (verdroging, vernatting, overstroming, dijkbreuk, zomerstormen, lange droogte periodes), hoge emissies door toegenomen vervoer en economie (zonder restricties), al ontwikkelt dit aan een minder hoog tempo dan bij Globale Economie
Mobiliteit
Ecologisch
Bestaande woningen in overstromingsgebieden blijven of verdwijnen maar langzaam, zolang overheid kan blijven betalen in bvb. rampenfonds als vorm van collectieve verzekering; wens tot verdere suburbanisatie botst op wensen uit milieubeleid; strenge normen in milieubeleid worden door sommigen genegeerd: sluikstorten, dumpen van resten uit producties, afval naar ontwikkelingslanden, etc.
verkeersinfarct, ongelukken op slecht onderhouden wegen, geen alternatief op beperkt openbaar vervoer, dualiteit ook in verkeerswegennet en mobiliteit
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
93
ONZEKERHEDEN en CONFLICT (1) Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Open ruimte
conflict en concurrentie ruimte voor voedsel, energie, natuur, water en recreatie
open ruimte onbeschermd: wordt ingenomen voor wonen, werken, recreatie
open ruimte onbeschermd: wordt ingenomen voor wonen, werken, recreatie
Landbouw
Risico: inzetten op glastuinbouw is afhankelijk van evolutie energieprijzen en beschikbaarheid subsidies
door intensieve landbouw en agroindustrie kan een afbreukrisico van onomkeerbare roofbouw in gang worden gezet: steeds meer intensivering nodig, grondwaterpeil daalt verder, bacteries worden nog meer resistent, lange termijn effecten van GGO's, etc. ; landbouw in Vlaanderen hoogstwaarschijnlijk niet meer leefbaar (niet meer rendabel)
Krimp van bevolking, en hierdoor op zich weinig druk op open ruimte, maar wel: concurrerende ruimteclaims voor voedselvoorziening en energie zelfvoorziening in de landbouw is beperkt door beschikbare oppervlakte (Vlaanderen beperkt en sterk verstedelijkt), afhankelijkheden blijven tenzij meer intensief kan geteeld worden (maar: middelen? Innovatie?)
94
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
door intensieve landbouw en agroindustrie kan een afbreukrisico van onomkeerbare roofbouw in gang worden gezet: steeds meer intensivering nodig, grondwaterpeil daalt verder, bacteries worden nog meer resistent, lange termijn effecten van GGO's, etc.
Bijlage 3: Overzicht Parameters (Ruimtelijke Ontwikkeling) per Scenario en per Onderwerp RUIMTELIJKE PATRONEN, ALGEMEEN Sterk Europa door de overheid gereguleerd: hogere leesbaarheid van de ruimte, maar druk op open ruimte blijft bij toename bevolking en groei van de economie relatieve verarming van bepaalde stedelijke centra, stadsvlucht als reactie op externe inwijking, maar ook: rijke senioren en duurste inkomens vinden beste plaatsen in de stad
Globale economie
Regionale gemeenschappen
wanorde, focus op centrale locaties gespreide bebouwing blijft, huidige (uitgez. kust), binnensteden bloeien onderscheid stad en buitengebied = (kenniseconomie en gentrificatie), precair status quo (wanorde niet groter dan wonen in rand vandaag reeds het geval) Binnensteden worden aantrekkelijk voor Waardering van bestaand Binnenstedelijke 2de verblijven; gentrificatie van centrum woonpatrimonium ifv kwaliteit woningen centra en 19de eeuwse gordel, opschonen van en woonomgevingen. Leegstand en binnensteden, historische setting is een verpaupering in minst aantrekkelijke belangrijke factor (ook voor gebieden. Gespreide, kleinschalige aantrekkelijkheid inzake kenniseconomie bedrijvigheid in alle centra (net zoals naar de stad halen) daarbuiten trouwens). steden verzamelen de top en de Modelplaatsen voor nieuwe Rem aan stedelijke uitbreiding. Grens van Grootstad onderkant van de samenleving, niet: investeringen; nood aan verdere stedelijke gebieden vandaag wordt middenklassengezinnen met kinderen; metropolitanisering om mee te draaien in verabsoluteerd, geen verdere uitbreiding steden zetten rem op sociale huisvesting de globale economie mogelijk, maar ook niet nodig (krimp van >suburbanisatie van stroom migranten; bevolking, weing druk vanuit economie) druk op Brussel neemt toe door èn migratie èn internationaal profiel en EUfuncties, dichtheden van andere steden vooral functie van marktwerking Steden op de centrale assen nemen toe krimp eerder voelbaar perifeer dan in Hiërarchie van steden Belang van agglomeraties blijft: economisch en als woonplaats (migraties aan belang (bvb. Antwerpen, Brussel, centrale gebieden, maar niet aan de Kust opvangen); stadsvlucht sterkst in Charleroi, Luik, Gent), daarentegen zijn grootste steden, andere steden volgen; kleinere steden die hierbuiten vallen zwakke economische regio's minste minder aantrekkelijk (bvb. Tessenderlo, stijging in vastgoedprijzen, sterke stijging Geel,… worden getto's voor onderklasse); in randen van bvb. Gent of Leuven sterk ifv van mobiliteit (die heel duur geworden is)
Algemeen
Trans-Atlantische markten wanorde, eens versteend blijft het versteend; binnensteden beperkt gewaardeerd voor imago, ook gettovorming Imagowaarde van stedelijke centra, meer aantrekkingskracht voor de steden, ook voor de middenklasse (wegens bereikbaarheid)
Getto's van migranten in grote steden, ook alleenstaanden en huishoudens met twee personen in steden, maar ook exclusief wonen in de stad; steden breiden verder uit, en vloeien nog meer in elkaar over, eerder een 'stadsparkachtig' fenomeen ('parkstad', wel door niemand onderhouden: een allegaartje van wonen, landbouw, tuinen) meest aantrekkelijk volgens bereikbaarheid, stedelijke gebieden in voordeel tov omliggende gebieden (vooral randstedelijke ontwikkeling)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
95
RUIMTELIJKE PATRONEN, ALGEMEEN Sterk Europa
Globale economie
GEREMD en hierdoor BEPERKT: Verdere Verstedelijking/ agglomeratie-effecten verstedelijking van Vlaanderen (bevolkingsgroei en socio-spatiale (al dan niet geremd segregatie), suburbanisatie tot in door de overheid, al plattelandsgemeenten >< maar ook: dan niet beperkt in oplages inzake landschapsbescherming, relatie tot rem op verdere verstedelijking, bevolkingstoename en afvalwaterproblematiek, op termijn toch economische groei), eerder inbreiding dan uitbreiding; suburbanisatie verdichten betekent afbreken en opnieuw bouwen; sterke economische polen zijn versterking van de stedelijke structuren
Socio-spatiale segregatie
96
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
ONBEPERKT en ONGEREMD: Hoge graad GEREMD en BEPERKT: Stop aan ONGEREMD, maar BEPERKT: Verdere van verdere verstedelijking van verstedelijking, zelfs denken in termen verstedelijking van Vlaanderen (matige Vlaanderen (hoge bevolkingsgroei en van 'Rückbau' bij woningen met laag bevolkingsgroei), weinig gereguleerd, geen rem door de overheid); processen comfortniveau (energieprestatie, middenklasse en vooral hogere inkomens van suburbanisatie: 'rijke Vlamingen' kwaliteit bouwsubstantie, woonkwaliteit, gaan suburbaan (afgelegen regio's geen worden 'vervangen' door 'arme etc.) , vooral 'uithoeken' (Westoptie voor middenklasse wegens hoge allochtoon'; gated communities buiten de Vlaanderen en Limburg) geen wezenlijke kosten vervoer) = 'kwalitatieve stad; Vlaanderen wordt een rasterstad, verdichting meer stadsvlucht', eventueel willen mensen een patchwork van stedelijke betalen om binnen een bepaalde ontwikkeling in de kern, meer gespreide gemeenschap te kunnen wonen, ook bebouwing en bewoning (behalve 'ver' buiten de stad (cf. Gated communities), afgelegen gebieden) (red.: die dan toch is landgebruik voor wonen minder eventueel opgeslorpt worden als uitgebreid dan bij bvb. Globale Economie voorstad voor steden in het buitenland) Migranten in binnensteden, sterke Socio-spatiale segregatie in verschillende minder uitgesproken dan in alle andere segregatie in verschillende gebieden: sociale segregatie in grootstedelijk gebieden, nog extremer dan bij transscenario's: we stemmen met zijn allen in sterke polarisering binnen steden tussen gebied: middenklasse en jonge hoog Atlantische markten doordat het rijke om minder te verdienen, polarisering getto/meervoudig achtergestelde opgeleiden suburbaan, ook nieuwe segment nog extremer kan kapitaal verminderd, extremen in inkomens buurten/goedkope woonblokken/ woongebieden in stadsranden, segregatie cumuleren: sterke polarisering binnen verdwijnen (laagste inkomens worden tijdelijke vormen van wonen dichtbij de ook in dorpskernen naarmate steden tussen getto/meervoudig ondersteund vanuit collectieve acties, stad (bvb. containers, campingwonen) en suburbanisatie vordert; happy few bezit achtergestelde buurten/goedkope hoogste inkomens worden sterk daartegenover exclusief wonen IN de locaties nabij open ruimte > ruimte in woonblokken en exclusief wonen, maar afgetopt), dit komt ook tot uiting in de stad; maar ook in buitengebieden functie van de koopkracht, sociale mix is ook in buitengebieden ontstaan van spatiale verdeling: villawijken worden - ontstaan van gated communities tgo kunstmatig, kost geld; vrijheid van gated communities tgo kleinere indien de ligging interessant bvb. dicht bij kleinere woonunits en oude vestiging verplicht door EU; oudere en woonunits en oude verkavelingen; waterhubs, maar buiten de verkavelingen; sterke dualiteit tussen autochtonen bevolking in nieuwe sterkere lokale binding; onteigeningen overstromingsgevoelige zone- eventueel woonklasses (grote groep armen tgo meergezinswoningen aan rand van de mogelijk voor economische ontwikkeling verkaveld, minder comfortabele en slecht kleine groep erg rijken met meerdere stad, migranten in verouderde woningen (red.'wonen voor de massa's kwam gelegen woningen verlaten (bvb. in woonsten op de beste locaties); zeer in stadscentra en 19de eeuwse gordel weinig uitgebreid aan bod tijdens overstromingsgebieden) diverse eigendomsstructuren (van microworkshop > ook goedkope woontorens?) eigenaars tot grootgrondbezitters)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
RUIMTELIJKE PATRONEN, ALGEMEEN Sterk Europa Specifieke locaties
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Geen specifieke locaties vermeld tijdens plaatsen als 'Borgerhout' en 'Molenbeek' Geen specifieke locaties vermeld tijdens de workshop ervaren gentrification, en worden de workshop 'verplaatst'; verdere verstedelijking in Vlaamse Ruit + Charleroi en Luik, BXL als centrum; groene rand rond BXL wordt ingepalmd door rijke elite (ook Engelstalig/ internationaal); meer precair wonen in landelijke gebieden
Trans-Atlantische markten Valleien worden kwetsbare ruimtes, meer overstromingen > bewoners in die gebieden worden aan hun lot overgelaten; hoger gelegen gebieden langs in infrastructuren worden interessanter voor privé-initiatief (bvb. hoger gelegen A2 tussen Aarschot en Diest); gebieden ver van steden ontvolken (hoge vervoerskosten): in Limburg, ZO van Vlaamse rand, Pajottenland (??), etc.
RUIMTE VOOR WONEN
Woningvraag per woningtype
Sterk Europa
Globale economie
veroudering en bevolkingstoename vereisen grotere dichtheden > door meergezinswoningen en bouw in de hoogte (bij behoud 19de Eeuwse gordel), 30.000 bijkomende woningen in komende 10 à 20 jaar, 7 à 12.000 inwoners per km2
markt antwoordt niet op laagste segmenten: vraag voor kleinere woonunits onbeantwoord (??); gated communities boomen; geen sociale huisvesting meer; appartementen in binnensteden; veel vormen van precair wonen: groter deel terug huurmarkt in geprivatiseerde immobiliënmarkt; het verwerven van een woning wordt niet langer door de overheid gestimuleerd; meer tweede verblijven in binnensteden en historische dorpjes
Regionale gemeenschappen Creatief hergebruik van bestaand woningbestand. Boom van appartementen blijft gehandhaafd (hoge rentes, dus naar kleinere units), wel zijn deze vaker voorzien van gemeenschappelijke infrastructuren.
Trans-Atlantische markten hoogbouw en transitwoningen voor arme bevolking (door vastgoedsector, laag comfort, maximale ROI), alternatief: wonen in meervoudig achtergestelde buurten; daartegenover: nieuwbouw voor (super)rijken
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
97
RUIMTE VOOR WONEN Globale economie
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Woningprijzen
Zelfs voor de middenklasse wordt het verwerven van een eigen woning duur, o.m. omwille van milieu- en energienormen
Sterk Europa
Sterke stijging, grote differentiatie, geen tussenkomst door overheid en dus precaire situaties voor de allerarmsten, meer huurmarkt; voor hogere klasse mogelijkheid om tweede verblijven te verwerven
Sterke stijging, grote differentiatie, geen tussenkomst door overheid en dus precaire situaties voor de allerarmsten, meer huurmarkt;
Kwaliteit van de woningen
Verbeterd energetisch comfort, maar: hogere eisen inzake energieprestatie verhoogt de woningprijs, waardoor het bestaande woningpark trager wordt vervangen
Kwaliteit van de woonomgeving
"Schonere" omgeving, collectief beheerde en door overheid beschermde groene ruimte
opschonen van steden; villawijken en gated communities; daarnaast ook informelere behuizing; verpaupering en leegstand vooral in hinterland; upstairsdownstairs model terug in zwang in stedelijke middens (red. vgl. met concept van 'Gentlemen's house' Robert Kerr of huidige serviceflats) dichter opeen wonen voor de groeiende onderklasse omwille van stijging kosten vervoer, en voor de bovenklasse omwille van de veiligheid en de status; leefkwaliteit hoog in de gated communities en geprivatiseerde ruimte, laag in de plaatsen waar de lagere sociale klasse woont
op zich daalt de vraag naar woningen bij een krimp van de bevolking. Anderzijds worden de minst comfortabele woningen verlaten. Toch daalt de prijs niet: er zijn relatief hoge rentes, de baksteen verdwijnt zowat uit de maag, het zal minder evident zijn om eigendom te verwerven. in scenario met krimp worden de woningen met laagste comfortniveau verlaten (leegstand, wel gespreid), in de WS was niet duidelijk op welke bouwmaterialen zou worden ingezet, eerder traditioneel (baksteen en hout) of ook hier innovatie? sterkere lokale binding van belang, huidige densiteit is status quo, waarbij sommige gebieden worden verlaten
dichter opeen wonen voor de groeiende onderklasse omwille van stijging kosten vervoer, en voor de bovenklasse omwille van de veiligheid en de status
98
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Goedkope woonblokken van slechte kwaliteit voor talrijke armen, door vastgoedsector opgericht; daarnaast: blijven wonen in verouderde, slecht aangepaste woningen van lage kwaliteit, naast volledig aangepaste woningen voor happy few
RUIMTE VOOR ECONOMIE Sterk Europa troeven: Europese spelers centraal in België, trekt andere internationale spelers aan
Economische activiteiten in stedelijke locaties
Versterking van stedelijke structuur door focus op technologie: kennis, bedrijfsleven en overheid in TRIPLE HELIX MODEL; concentratiebeweging van diensten in steden; verweven vorm van economie vooral in ABCkerngebied; "diensteneconomie in de digitale wereld heeft de stad niet meer exclusief nodig"
Bedrijventerreinen
er komt ruimte vrij in industrie en havens; dienstencentra en warehouses gaan zich vestigen waar meest interessant, noodzaak om dicht bij elkaar te zitten valt weg (andere bevelstructuur); warehouses en industriële activiteiten op multimodale verkeersknooppunten en plekken waar rekrutering gemakkelijk is
Globale economie
Regionale gemeenschappen
troeven/ competitief voordeel op globale markt: centrale ligging voor space of flows, concentratie op historische setting voor dienstenaanbod in metropolitane omgeving, goed weer (klimaatopwarming) economische groei leidt tot verdere verstedelijking van Vlaanderen ; metropolitane ontwikkeling is belangrijk; biedt een competitief voordeel voor Brussel; er wordt gebruik gemaakt van stedelijke densiteit: complexe verweving van verschillende know hows, in verschillende milieus, België als onderdeel van een wereldstad ?? alle ruimte voor economische ontwikkeling, overheid afwezig of steunend/ faciliterend, carte blanche voor economische poorten (inzet op logistiek), economische knooppunten zijn sterk geïnternationaliseerd
troeven: gespreide bebouwing en bewoning voor kleinschalige, gespreide economie, mogelijkheid tot verhogen bereikbaarheid door water-hubs
troeven: net van infrastructuren waarlangs woon-werk hubs kunnen worden ingericht
Trans-Atlantische markten
grens tussen stedelijke en landelijke locaties vervaagt, economie wordt eerder kleinschalig en sterk gespreid.
Blijft belangrijk voor kenniseconomie: kennisintensiteit en informatiedichtheid (niet persé te vinden in corridors langs infrastructuren), tertiaire sector eerder stedelijk (in en rond steden)
Meer gespreid, ook chemische industrie (gericht op andere producten); risico van overinvestering in grote terreinen; Veel kleinere bedrijfjes, grote sites niet meer nodig.
Ruimte voor economie nodig, anderzijds: ruimteclaim van kenniseconomie is eerder beperkt, wel toename bedrijventerreinen in corridors (samen met woongebieden, nieuwe nabijheid); drive om in elke fusiegemeente een eigen bedrijventerrein of dienstenpark te hebben zal stil vallen; voor de tertiaire sector zijn kwalitatieve, aantrekkelijke ruimten gevraagd (geconcentreerd en goed bereikbaar/ stedelijk)
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
99
RUIMTE VOOR ECONOMIE Sterk Europa Verspreide locaties
Boerderijtjes worden voor andere dingen ingevuld, bvb. bijdrage dienstensector van thuis uit
Specifieke locaties
Brussel blijft belangrijk voor EUinstanties en als adres voor internationale bedrijvigheid (zetel = adres in Brussel)
100
Globale economie
Regionale gemeenschappen
verdere toename van verspreide economie, versnippert het landschap (prijsaspect: gespreide locaties zijn goedkoper in vgl. met metropolitaan systeem; gespreide locaties voor footlose bedrijven, waar fysieke bereikbaarheid geen rol speelt - red. opgevangen door virtuele bereikbaarheid) verdere uitbouw en uitbreiding van economische poorten en van locaties die goed gelegen zijn tov die poorten; multimodale logistieke parken, zeehaven Antwerpen fusioneert met Rotterdam (privaat consortium, uitbreiding over het hinterland); haven Zeebrugge groeit minder sterk (tekort arbeidskrachten) en specialiseert zich op energie; leegstaande gebouwen worden spontaan ingevuld bvb. nichefuncties gebaseerd op recreatie of economische functies die op afstand kunnen gebeuren)
Gespreide locaties in dit scenario zeer belangrijk: kleinschalige bedrijvigheid zorgt voor aangepaste productie in nabijheid van wonen (bestaande spreiding van wonen in Vlaanderen is een troef), Collectieve initiatieven (bvb. zorgboerderijen, Rent-a-garden, LETS: Local exchange and trading system, etc.) Haven van Antwerpen krimpt, wordt niet gesaneerd maar veeleer een industrieel relict; voor de energievoorziening komen er smart grids, afgestemd op collectieve warmtesystemen (ook gespreid, bvb. vandaag al Katoennatie in Antwerpen, grootste producent van groene elektriciteit of Lommel/Siderurgie) > kan een type-oplossing zijn voor te saneren brownfields.
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Trans-Atlantische markten verspreide locaties voor informele economie
Bedrijven gaan zich daar vestigen waar risico's en gevaren het kleinst zijn; opportunistische vestigingspolitiek (voor zover er van beleid sprake is); Brussel blijft belangrijk al zal de internationale functie verminderen (minder EU en minder economische hoofdzetels)
RUIMTE VOOR MOBILITEIT Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Dichtheid wegennet
huidige net, wel goed onderhouden door overheid, maar geen uitbreiding noch inkrimping
Evolutie openbaar vervoersnet
behoud huidige net, kan alleen door overheidsinvesteringen
Snelwegen worden omgevormd tot regionale wegen, boulevards voor regionaal verkeer, met verkeerslichten ipv klaverbladen; het fijnmazig waterwegennet moet versterkt worden (geen nieuwe waterlopen, maar de wegen naar water-hubs) behoud huidige net voor zover door collectief gedragen kan zijn. Uitbouw alternatieven via waterwegen
Evolutie Mainports en Hubs
huidige hubs
centrale assen verdichten verder, wegen in buitengebieden worden niet onderhouden; Mobiliteit stijgt: groei van 2,5% over 40 jaar: verdrievoudiging van transportvolumes in termen van voertuigkilometers (VL nog transportgevoeliger dan NL) zelfde systeem als in wegennet: vooral de centrale assen worden verder ontwikkeld, enkel wat een hoge bezetting en hierdoor rendabiliteit kent Luchtverkeer voor toerisme en internationale verplaatsing neemt enorm toe. Luchthavens breiden uit ; havens krijgen een functie in een globaal netwerk (red. Vgl. Met Piraeus of Le Havre vandaag), ook daar fusies mogelijk
Specifieke locaties
Brussel als mainport in het luchtverkeer boet in aan belang (minder luchtverkeer voor toerisme), Deurne kan eventueel nog groeien ifv buurregio's ; ontwikkeling van waterhubs op relatief kleine schaal voor lokaal geproduceerde goederen Water-hubs en havens zoals Oostende winnen aan belang
Trans-Atlantische markten wegennet wordt deels ontdubbeld: bestaande wegen (slecht of niet onderhouden) en tweede circuit (nieuwe rijstroken, nieuwe infrastructuur, op privé-initiatief, betalend, minder of geen file) sterk gereduceerde versie van huidige verbindingen: alleen de grote lijnen (BXL-A'pen-Gent etc.), veel haltes en stations afgeschaft goederenvervoer blijft groeien (meer dan bvb. in Nederland door functie als transitland), rem op groei luchthavens wegens geluidshinder, komen in private handen, enkel trajecten waar winst uit te halen is, verder specialiseren; havenbedrijven worden sterker (bilaterale contracten) rem op groei luchthavens wegens geluidshinder, maar: betrekkelijk goedkoop vliegen naar landen waarmee overeenkomsten gesloten zijn
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
101
OPEN RUIMTE CATEGORIEËN Sterk Europa
Globale economie
Regionale gemeenschappen
Open ruimte algemeen
druk rond agglomeraties, maar ook poging tot bescherming door overheid, mogelijks investeringen door privé?
druk op de open ruimte vooral in centraal gelegen gebieden (Vlaamse ruit) en langs Kust, verdere verdichting; druk op publiek karakter van open ruimte: sterke privatisering, toegang geregeld en betalend
geen druk op open ruimte, bestaande kwaliteiten worden versterkt , vooral in meer afgelegen gebieden kan de open ruimte gevrijwaard worden, Vlaanderen wordt een Parklandschap
waterbeheer in relatie tot andere functies
Ruimte voor water leidt tot aantrekkelijke, mooie gebieden, vooral i.f.v. natuur gewaardeerd
Geen gecoördineerd waterbeheer, vaker overstromingen in valleien, 'vernatuurlijking' van de natte gebieden
verweving natuur en recreatie
Toerisme in eigen land is aantrekkelijk doordat natuurgebieden verder worden uitgebouwd (beheer door overheid, deels door Europa)
Landbouwgebieden en bijhorende gebouwen
Boerderijtjes krijgen deels andere functies (bvb. diensten van thuis uit, verweving landbouw-recreatie-natuur, etc.); nauwelijks erkenning van peri-urbane landbouw in EU-beleid; lage efficiëntie bij verspreide gebieden voor landbouw; glastuinbouw vooral in nabijheid van voormalige industrieterreinen?; glastuinbouw wordt in wezen 'footlose', maar vraagt wel betere verkeersontsluiting; 10-15% van landbouwgronden zouden vrijkomen
nieuwe deals in de open ruimte voor verweving van natuur en recreatie betekent verlies aan natuurareaal, natuur nog hoofdzakelijk sociaalculturele en economische functie, daarnaast ook ecosysteemdiensten (bufferen overstromingsrisico's, koolstofopslag, etc.), toename welnesscentra in geprivatiseerde groene omgevingen Landbouwareaal vermindert (meer export)
Geen overkoepelend waterbeheer, wel lokale initiatieven, sterke focus op water, wordt immers ook belangrijke drager voor transport van goederen: veel kleine hubs Toerisme in eigen land is aantrekkelijk, is zelfs hoofdaandeel van recreatie/reizen. Er is weinig druk op de open ruimte, en lokale initiatieven zijn gericht op de bescherming van natuurlandschappen. Lokale overheden investeren in lokale recreatie.
102
Bijlage 2: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp
Anders dan in de WLO-studie werd er tijdens de workshop over de Vlaamse Ruimte NIET van uitgegaan dat de ruimte voor landbouw afneemt
Trans-Atlantische markten druk op de open ruimte vooral in gebieden buiten de valleien, hoger gelegen ruimtes en klassieke waardevolle landbouwgronden, maar ook op randstedelijke gebieden (nabijheid troef bij hoge vervoerskosten) Geen gecoördineerd waterbeheer, vaker overstromingen in valleien, 'vernatuurlijking' van de natte gebieden Nieuwe categorieën 'gemengd', maar zodra er gebouwen op staan > snelle verstening; verweving van natuur en recreatie meer regel dan uitzondering (om winstgevend te kunnen zijn: bokrijkachtig), naast stukken 'restnatuur' die voor niemand interessant zijn
Zowel grootschalige landbouw als informele landbouw: enerzijds glastuinbouw (footlose), agro-industrie en grote percelen, maar anderzijds ook vraag naar volkstuintjes, 'chaoslandschappen' waar mensen met onvoldoende middelen trachten zelf te telen
OPEN RUIMTE CATEGORIEËN Sterk Europa Specifieke locaties
Uitbreiding van glastuinbouw bvb. in Noorder-Kempen (nieuwe gebieden aansnijden) en bvb? Kruishouten (goede verkeersontsluiting is voordeel); locaties voor afvalverwerking en recyclage in overheidshanden (nabij eindgebruikers)
Globale economie toename informele locaties in restruimtes (bvb. volkstuintjes langs snelwegen), uitzonderlijk: lokale productie voor topklasse (niche van 'staged gastronomie')
Regionale gemeenschappen
Trans-Atlantische markten
Een aantal snelwegen worden minder gebruikt, en krijgen een nieuwe functie als biocorridor
locaties voor afvalverwerking en recyclage in private handen (goed bereikbaar, nabij infrastructuren); druk vooral op hoger gelegen gronden; 'den blet' neemt toe wegens de hoge mobiliteitskosten; groene gordel rond Brussel verdwijnt, Zoniënwoud wordt exclusieve verkaveling: ideaal dicht bij de stad
103
Bijlage 4: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie DEMOGRAFIE, SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELING en WONEN
18,9
19,7
15,8
17,1
16,7%
21,6%
-2,5%
5,6%
23%
23%
25%
25%
8,6 41,0%
10,1 54,0%
7 35,0%
8,5 48,0%
- door natuurlijke aanwas
1,2
1,5
-0,7
0,2
- netto binnenlandse migratie Vruchtbaarheid
1,5 1,9
2,0 1,9
0,2 1,6
0,8 1,7
Levensverwachting mannen
82
82
79
80,5
Levensverwachting vrouwen
85
85
82
83,5
Bevolkingsgroei (gemid. % p.a.)
0,4
0,5
0,0
0,2
1,1
1,9
0,3
1,0
28,9
50,0
7,9
26,3
0,6
1,2
1,0
0,5
gemiddelde toename per jaar (duizend)
15,8
31,6
26,3
13,2
gemiddelde woningproductie (totaal)
44,7
81,6
34,2
39,5
Aandeel koopw. in Nieuwbouw
65%
72%
65%
70%
74%
67%
Bevolking (in miljoen inw.) relatieve ontwikkeling t.o.v. 2002 Vergrijzing Aantal Huishoudens (in miljoen) % eenpersoonshuishoudens Bevolkingstoename 2020-2040 (miljoen personen)
Indicatoren WONEN WLO Eengezinswoningen (toename in miljoen) gemiddelde toename per jaar (duizend) Meergezinswoningen (toename in miljoen)
Aandeel koopw. in woningvoorraad
104
Bijlage 4: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie
ECONOMIE, SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING en WERKEN
BBP/cap. Groei beroepsbevolking (gemiddeld % p.a.), 2002-2020 en 2021-2040 Groei arbeidsaanbod Groei werkgelegenheid Groei werkgelegenheid voor 2002-2020 en 2021-2040 Arbeidsparticipatie (% beroepsbev.) Werkloosheid (% beroepsbev.)
156%
221%
133%
195%
0,3
0,7
-0,1
0,3
0,1
0,7
-0,3
0,3
70,0%
74,0%
69,0%
72,0%
7,2%
5,0%
6,4% 4,2%
Indicatoren voor WERKEN Areaal bedrijventerreinen Zeehaventerreinen Kantoor volume
18%
43%
-3%
23%
-2%
7%
-14%
-8%
7%
30%
-9%
12%
0%
14%
-9%
1%
19%
34%
1%
16%
2%
7%
-7%
-2%
Overige, Informele locaties
27%
46%
7%
25%
(= minder dan een ha)
10%
20%
-1%
8%
Bijlage 4: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie
105
Indicatoren MOBILITEIT WLO Personenautobezit (Miljoen)
9,7
11,8
7,7
9,5
Reizigerskilometers
30%
40%
5%
20%
Goederenvervoer ton per km Goederenvervoer miljard ladington per km goederen binnenvaart
40%
120%
-5%
65%
154%
243%
107%
179%
52%
80%
36%
64%
goederen rail
10%
16%
5%
11%
goederen weg
83%
125%
54%
89%
goederen pijpleiding
9%
21%
11%
16%
Congestie uren
0%
70%
-70%
-10%
NOx-emmissie
-70%
-40%
-75%
-55%
CO²- emissie
20%
70%
-5%
35%
Areaal Landbouw
-15%
-15%
-10%
-15%
Areaal glastuinbouw
-15%
60%
-45%
5%
Aantal melkkoeien
-5%
25%
-15%
-5%
Aantal varkens
-55%
-5%
-55%
-5%
Volume Toegevoegde waarde
10%
90%
-5%
30%
NH³-emissie
-30%
15%
-30%
5%
Indicatoren LANDBOUW WLO
106
Bijlage 4: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie
Indicatoren MILIEU WLO CO² emissie
-20%
65%
-10%
30%
SO²-emissie
-47%
90%
-30%
58%
Nox-emissie
-68%
-38%
-68%
-46%
PM10-emissie
-30%
3%
-44%
-12%
NH³-emissie
-24%
18%
-25%
7%
P-emissie Water Ziekte last chronisch fijn stof (toenames) Afval totaal (toename)
-12%
-7%
-16%
-13%
5%
22%
1%
26%
44%
100%
11%
53%
Afval verbranden (toename)
78%
200%
19%
130%
Ruimtegebruik buitenland
33%
55%
4%
33%
Indicatoren NATUUR/ RECREATIE WLO Natuur als hoofdfunctie
27%
22%
24%
19%
48%
74%
19%
33%
64%
0%
52%
7%
Sport en recreatieterrein Areaal lagere stikstof dispositie
Bijlage 4: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie
107
Bijlage 5: Organisatie van de scenario-workshop
Dagprogramma
8:30 – 9:00 9:00 – 9:15 9:15 – 10:45
10:45 – 11:15 11:15 – 11:30 11:30 – 12:30
12:30 – 13:00 13:00
108
Ontvangst Introductie : toelichting van het concept van de workshop Ontwikkeling Verhaallijnen (Deel 1) ‘Ruimtelijke perspectieven voor Vlaanderen, in vier wereldbeelden’ Vier groepen ontwikkelen ruimtelijke perspectieven voor Vlaanderen binnen vier wereldbeelden. Elke groep werkt verschillende thema’s uit binnen één perspectief. PAUZE Toelichting opdracht deel 2 Ontwikkeling Verhaallijnen (Deel 2) ‘Ruimtelijke en temporele differentiaties in vier scenario’s voor Vlaanderen’ In dezelfde vier groepen worden de verhaallijnen verder gedifferentieerd in tijd en ruimte: wat is de ontwikkeling in de tijd in elk van de verhaallijnen? Zijn er regionale verschillen? Is dit intern consistent? Slotmoment: Synthese van vier wereldbeelden: scherpstellen van verhaallijnen Perspectief inzake geplande Kwalitatieve en Kwantitatieve verwerking en publieke communicatie Drink en broodjeslunch
Bijlage 5: Organisatie van de scenario-workshop
Lijst van deelnemers
Sterk Europa Guy Engelen, moderator Hans Leinfelder Kobe Boussauw Griet Celen Wim Van der Beken Dirk Van Gijseghem Rob Van Hoofstat Karel Vervoort
Globale economie SRW/ VITO RWO Univ. Gent VLM Kabinet Muyters Landbouw en Visserij Itinera Voka kenniscentrum
Regionale Gemeenschappen Annette Kuhk, moderator SRW/ KUL Peter Willems RWO Vlaamse overheid - Departement Werk en Els De Leeuw Sociale Economie Peter De Smedt Studiedienst Vlaamse Regering DAR - Stafdienst Vlaamse Regering - Duurzame Ilse Dries Ontwikkeling Koen Stuyven Vectris cvba Axel Verachtert Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)
Els Lievois, moderator Jan Zaman Peter Cabus Eric Corijn Anik Schneiders Elke Rogge Cor Dierckx
SRW/ KUL RWO Kabinet Muyters VUB INBO ILVO MOW - beleid
Transatlantische Markten Jan Schreurs, moderator Geert Mertens
SRW/ KUL RWO
Steven Ducatteeuw
UPSI-BVS / Matexi
Hubert Gulinck
SRW/ KUL
Josee Lemaitre
Studiedienst Vlaamse Regering
Stijn Overloop Frank Vastmans Ann Verhetsel
VMM SRW/ KUL SRW/ Univ. Antwerpen
Anke Van Caudenberg
rapporteur
RWO
Barbara Tempels
observator
Ugent
Charlotte Geldof
rapporteur
RWO
Phillippe Vandenbroeck
observator
KUL
Sarah Geens
rapporteur
RWO
Gilles Vranckx
observator
RWO
Wiet Vandaele
rapporteur
RWO
Carla
onthaal
RWO
Marleen
onthaal
RWO
Bijlage 5: Organisatie van de scenario-workshop
109