De toekomst van de bioscoop
Onderzoek naar en ontwikkeling van een nieuw concept voor bioscopen
Afstudeeronderzoek Real Estate & Housing Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde Omid Reza Alizadeh Januari 2007
De toekomst van de bioscoop
De toekomst van de bioscoop Onderzoek naar en ontwikkeling van een nieuw concept voor bioscopen
Naam: Studienummer: Adres: Telefoon: E-mail:
Omid Reza Alizadeh 1224476 Landzijde 98 2543 EK Den Haag 06-42219802
[email protected]
Laboratorium:
Real Estate & Housing, thema Leisure & Retail
Hoofdmentor: Tweede mentor: Gecommitteerde:
Dhr. Dr. Ir. D. Kooijman Dhr. Dr. J.L. Heintz Dhr. Ir. M.W. Kamerling
Onderwerp: Datum :
Peilingrapport 5 Januari 2007
Copyright © O.R. Alizadeh 2007 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, publicatie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Voor het overnemen van gedeelten van deze publicatie voor studiedoeleinden verleent de auteur toestemming.
Omid Reza Alizadeh
1
De toekomst van de bioscoop
Voorwoord In het kader van mijn afstuderen aan de afdeling RE&H, onderdeel van de faculteit Bouwkunde aan de TU in Delft, is dit onderzoeksrapport geschreven. De titel van mijn afstudeeronderzoek is: ‘De toekomst van de bioscoop’. Met dit onderzoek is getracht nieuwe concepten aan te bevelen voor de toekomstige bioscopen om hiermee de bioscopen voor de bezoekers aantrekkelijk te maken. Mijn afstudeeronderzoek is begeleid door de hoofdmentor van het lab Leisure & Retail, Dr. Ir. D. Kooijman en mijn tweede mentor Dr. J.L. Heintz. Hierbij wil ik ze allebei bedanken voor alle hulp en adviezen die ze gegeven hebben gedurende mijn onderzoek. Zonder hun adviezen zou ik niet in staat zijn geweest om dit onderzoek op te zetten en af te ronden. Verder gaat mijn dank ook uit naar alle vijf bioscopen en het filmhuis die mij toestemming gaven om hun bezoekers te benaderen ten behoeve van een enquête. Verder wil ik de heer Raaijmakers van het filmhuis Den haag bedanken voor de interview die ik met hem mocht houden en de rondleiding binnen het filmhuis. Ook wil ik de heer Wolff senior en de heer Wolff junior van Wolff Cinema Groep bedanken voor hun steun en ter beschikking stelling van hun eigen ervaringen en onderzoeken. Zonder de informatie van deze personen zou dit onderzoek zeer beperkt zijn geweest in de link met de praktijk. Tot slot wil ik mijn familieleden en in het bijzonder mijn vriendin bedanken die mij tijdens dit afstuderen door dik en dun bijstonden. Ik hoop dat u na het lezen van deze rapportage een duidelijk beeld krijgt over de verkregen resultaten. Ik wens u veel plezier bij het lezen. Delft, januari 2007 Omid Reza Alizadeh
Omid Reza Alizadeh
2
De toekomst van de bioscoop
Inhoudsopgave Voorwoord.......................................................................................................... 2 Samenvatting ..................................................................................................... 5 I. 1.
Onderzoeksopzet Onderzoeksopzet ......................................................................................... 9 1.1 Inleiding ................................................................................................ 9 1.2 Aanleiding/probleembeschrijving ............................................................... 9 1.3 Maatschappelijk knelpunt ....................................................................... 11 1.4 Theoretische aanknopingspunten............................................................. 12 1.5 Hypothese en probleemstelling................................................................ 12 1.6 Conceptueel model ................................................................................ 13 1.7 Afbakening en begrippenkader ................................................................ 15 1.8 Onderzoeksvragen ................................................................................ 17 1.9 Onderzoeksmethoden ............................................................................ 17 1.10 Onderzoeksdesign ................................................................................. 23
II.
Theoretisch vooronderzoek
2.
Het 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
ontstaan van de film en de bioscoop ................................................... 24 De opkomst van de film ......................................................................... 24 De stille tijden ...................................................................................... 25 De opkomst van de film in Nederland ....................................................... 26 De populariteit van de reisbioscoop.......................................................... 26 De vaste bioscoop ................................................................................. 27 Geluidsfilm en de Nederlandse bioscoop ................................................... 28 Bioscopen en bioscoopbezoekers in de vroege tijden .................................. 28 De bioscoop als een kwaad ..................................................................... 29 De Bioscoopbond en de bioscoopwet ........................................................ 30 Bioscoopbezoek na 1940 ........................................................................ 31 Conclusie ............................................................................................. 31
3.
De 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
beleveniseconomie ............................................................................... 32 Vier soorten economisch aanbod ............................................................. 32 Belevenis verrijken ................................................................................ 34 Thema en belevenis............................................................................... 36 Toekomst en draagvlak van de beleveniseconomie in Europa....................... 36 Conclusie ............................................................................................. 37
4.
De 4.1 4.2 4.3 4.4
synergie van functies............................................................................ 38 Wat is synergie? ................................................................................... 38 Synergievorming in UEC’s ...................................................................... 39 Synergie voor bioscopen ........................................................................ 43 Conclusie ............................................................................................. 46
5.
Design ....................................................................................................... 47 5.1 Wat is design? ...................................................................................... 47 5.2 Beeld en ruimtelijkheid .......................................................................... 48 5.3 Semiotiek van de ruimte ........................................................................ 48 5.4 Toepassing van kleuren.......................................................................... 49 5.5 Conclusie ............................................................................................. 50
Omid Reza Alizadeh
3
De toekomst van de bioscoop III.
Empirisch onderzoek
6.
Respondentenonderzoek ........................................................................... 52 6.1 Filmliefhebbers versus plezierbezoekers ................................................... 52 6.1.2 Conclusie ...................................................................................... 63 6.2 Bioscoopbezoekers versus filmhuisbezoekers ............................................ 65 6.2.1 Conclusie ...................................................................................... 71
7.
Eigen onderzoek versus onderzoek derden ................................................ 73 7.1 Combinatiebezoek bioscoopbezoekers ...................................................... 73 7.2 Filmliefhebbers en plezierbezoekers ......................................................... 73 7.3 Positieve & negatieve aspecten bioscoopbezoek......................................... 75
8.
Analyse casestudies................................................................................... 76 8.1 Pathé de Kuip ....................................................................................... 76 8.2 Cine City Vlissingen ............................................................................... 82 8.3 Mustsee Delft ....................................................................................... 87 8.4 Pathé Tuschinski ................................................................................... 93 8.5 Eurocinema Den Bosch ........................................................................ 100 8.6 Filmhuis Den Haag .............................................................................. 106 8.7 Vergelijking casestudies ....................................................................... 111 8.8 Conclusie ........................................................................................... 116
IV. 9.
Conclusies en conceptvorming Conclusies................................................................................................ 118
10. Aanbeveling nieuwe synergetische concepten ......................................... 125 10.1 Concept conform wensen en behoeften bezoekers ................................... 125 10.2 Innovatieve concepten ......................................................................... 125 10.3 Toepassing van design binnen de bioscopen............................................ 129 10.4 Een bijzonder concept.......................................................................... 133 10.5 Conclusie ........................................................................................... 135 Aanbevelingen vervolgonderzoek en evaluatie............................................... 136 Literatuurlijst ................................................................................................. 138 Bijlagen .......................................................................................................... 140 Bijlage I. Invloed trends op bioscoopbezoek................................................ 140 Bijlage II. Enquêtevragen .......................................................................... 143 Bijlage III. Onderzoeksresultaten studenten.................................................. 146 Bijlage IV. Onderzoekresultaten Motivaction ................................................. 149 Bijlage V. Onderzoeksresultaten MarketResponse Nederland .......................... 153 Bijlage VI. Interviewresultaten Wolff Cinema Groep ....................................... 156 Bijlage VII. Interviewresultaten Filmhuis Den Haag......................................... 158
Omid Reza Alizadeh
4
De toekomst van de bioscoop
Samenvatting Aanleiding en onderzoeksopzet Het ontstaan van het fenomeen film en daarmee de bioscoop is snel verlopen in het begin van de vorige eeuw. De bezoekers waren vanaf het begin zeer enthousiast omdat het een nieuw ongekend verschijnsel was. Hierdoor kon de technologie en de plaats waar de film werd tentoongesteld binnen aanzienlijk korte tijd grote vooruitgangen boeken. In de loop der jaren hebben film en bioscoop zich steeds verder ontwikkeld, zoals de overgang van films zonder geluid naar een tijdperk waar de films voorzien waren van geluid. Maar ook de overgang van de ‘reizende bioscopen’ die plaats maakten voor de vaste bioscopen die we nu nog steeds kennen. De nieuwe ontwikkelingen hadden echter naast positieve invloeden ook negatieve invloeden op de aantrekkelijkheid van de bioscopen. Na de introductie van bijvoorbeeld geluid waren de bezoekers zeer enthousiast en het aantal bioscoopbezoekers liep dan ook in hoog tempo op. Maar door verdere professionalisering en daarmee de uitvinding van de televisie gingen steeds minder mensen naar de bioscoop. Het is belangrijk te weten dat de aantrekkelijkheid van de bioscopen en daarmee de toenemende of afnemende aantal bezoekers telkens een bepaalde periode bestrijkt (meestal per jaar) en afhangt van de trends en behoeften van de bezoekers. Het aantal bezoekers is dan ook alles behalve stabiel te noemen. [Rhode
1976] & [Gray 1996, p. 12-13]
Sinds 2003 is het aantal bioscoopbezoekers na een aantal goede jaren aan het dalen. Door verschillende bronnen worden verschillende redenen hoervoor genoemd, zoals filmpiraterij, opkomst van nieuwe beeld- en geluidsapparatuur (homecinema), slechte economische tijden, hoge prijzen van de bioscoopkaartjes en onaantrekkelijke bioscoopconcepten. Uit literatuurstudie blijkt dat filmpiraterij, nieuwe apparaten en slechte economische tijden weinig invloed hebben op de daling van het aantal bezoekers. We zouden dus kunnen concluderen dat de daling wordt veroorzaakt door ontbrekende aantrekkelijke concepten. De volgende hypothese is hieruit opgesteld: De daling van het aantal bioscoopbezoekers van afgelopen jaren wordt voornamelijk door ontbrekende aantrekkelijke concepten veroorzaakt. Om de hypothese te toetsen, moeten de wensen en behoeften van de bezoekers en de huidige concepten van de bioscopen in kaart worden gebracht. Dit is de doelstelling. De hypothese is vervolgens toegespitst op de volgende hoofdvraag: Met welke nieuwe synergetische (belevenis)concepten binnen het thema Leisure, Retail en Design kunnen de bioscopen het aantal bezoekers verhogen? Dit is de vraagstelling die in dit onderzoek centraal staat. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is dit onderzoek onderverdeeld in een theoretisch en een empirisch deel. In de theoretische deel wordt door middel van literatuurstudie inzicht verschaft in verschillende onderwerpen (geschiedenis van het ontstaan van film en bioscoop, beleveniseconomie, synergievorming en kenmerken van design) die het onderzoek ondersteunen. Ten behoeve van het empirisch onderzoek zijn een vijftal commerciële bioscopen en een filmhuis gekozen als casestudies. Deze cases zijn geanalyseerd qua concepten en design en vervolgens onderling met elkaar vergeleken. Ook zijn de bezoekers van de cases benaderd ten behoeve van een enquête is om hun wensen en behoeften in kaart te kunnen brengen. De bezoekers zijn onderverdeeld in filmliefhebbers en plezierbezoekers om beter te kunnen inspelen op verschillende soorten bezoekers. Voor dit onderzoek zijn filmliefhebbers en plezierbezoekers als volgt gedefinieerd: • Filmliefhebbers zijn bezoekers die de bioscoop bezoeken om de film en de filmbeleving op het witte doek. Ze zijn als het ware de vaste klanten van de bioscoop. • Plezierbezoekers zijn bezoekers die de bioscoop in de eerste instantie bezoeken omdat ze filmgeïnteresseerd zijn en in combinatie met de film willen ze een middagje/avondje uit zijn (plezier en sociale aspect speelt een belangrijke rol voor ze). Ze zijn in principe geen vaste klanten.
Omid Reza Alizadeh
5
De toekomst van de bioscoop Om meer inzicht te krijgen in de bioscoop- en de filmhuisbranche en de verschillen/overeenkomsten tussen de beide is er ook een interview gehouden met de leiding van Wolff Cinema Groep en het filmhuis Den Haag. Literatuur Beleveniseconomie Volgens de verschillende auteurs zijn we beland in de belevenismaatschappij. Dit betekent dat de consumenten positieve emotie en belevenissen wensen bij activiteiten die ze ondernemen (winkelen, vrijetijdsbesteding e.d.). Daarom moet de markt dan ook hierop reageren. De ondernemingen die succesvol zijn, behandelen hun aanbod niet als verheerlijkt product of een gevierde vorm van dienstverlening maar eerder als een rijke belevenis die de persoon aanspreekt en een herinnering achterlaat. Dus niet telkens de fout maken door het aanbod in dezelfde vorm te presenteren. Dit betekent dat de belevenissen niet gelijk mogen worden gesteld aan amusement. Belevenissen van amusementen houdt niet alleen in om consumenten te amuseren maar op het aanspreken van consumenten. Dit kan volgens Pine & Gilmore (1999) door vier verschillende domeinen met elkaar te combineren (leren, ontsnapping, esthetiek en amusement) Het zijn op elkaar aansluitende domeinen die vaak ineenvloeien tot unieke persoonlijke ervaringen. In de belevenismaatschappij draait het volgens de Amerikaanse auteurs om de theatraliteit. Echter twijfelen Nederlandse auteurs of deze theatraliteit ook werkelijk in Europa en Nederland van toepassing kan zijn. Synergievorming Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten synergie: locatiesynergie en functiesynergie. Er is sprake van deze twee soorten synergie wanneer een functie positieve invloeden ondervindt van een andere functie (1+1=3). Locatiesynergie heeft betrekking op indirecte effecten van een concentratie van verschillende voorzieningen op één plek. De functiesynergie heeft betrekking op directe effecten waarmee de mogelijkheid van combinatiebezoeken tussen verschillende voorzieningen wordt bedoeld. Functiesynergie geeft aanleiding tot brainstorming over welke elementen/functies bij elkaar horen, of door welke aantrekkelijke verbindingsroute met elkaar moeten worden verbonden. Door de retail- en vrijetijdsbranche wordt steeds vaker gebruik gemaakt van de mix leisure, retail en horeca om consumenten aan te trekken. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van leisure, retail en horeca in Urban Entertainment Centers (UEC). De synergie die met deze elementen bereikt wordt in verschillende branches, zou ook uitkomst kunnen bieden binnen de bioscoopbranche. De bioscopen in Amerika werken net als de UEC’s aan synergievorming. Er wordt getracht met verschillende soorten concepten (services) een waardevermeerdering te creëren zodat bioscopen aantrekkelijk blijven en worden. Er worden grote schermen toegepast, verbeterde geluidskwaliteit zorgt voor meer sensatie, bredere stoelen met verhoogde rugleuningen bieden meer comfort, beweegbare armsteuntjes die voor paren ‘love seats’ creëren. Andere moderne faciliteiten zijn grote lobby’s met betere en verfijnde drink en etenswaren, boutiques en faciliteiten voor de gehandicapten. In Nederland en in andere Europese landen bieden de bioscopen echter weinig tot geen speciale voorzieningen aan en is er dus haast geen sprake van synergievorming tussen de verschillende functies. Bijna alle bioscopen hanteren min of meer de zelfde concepten. Design De consument wordt niet langer meer gezien als een koper van producten en diensten, maar als iemand met verlangens, gevoelens en een eigen persoonlijkheid. Naast de vraag van de consumenten naar een bepaald aanbod gaat het ook om een specifieke dynamische positionering van het merk waar een consument zich mee wil en kan identificeren. Als we over design praten, gaat het dus niet om communicatie van de consument en de onderneming door middel van een prijskaartje maar om de communicatie tussen de ruimte (in dit geval de bioscoop), het product/dienst en de
Omid Reza Alizadeh
6
De toekomst van de bioscoop bezoekers. Design beïnvloedt als het ware het gedrag van bezoekers: in dit geval het wel of niet bezoeken van een bepaalde bioscoop. Design is dus een symboliek, die de emotionele en instrumentele waarden van een onderneming positief verbeeldt en tastbaar maakt: het verleidt en suggereert dat er meer is. Belangrijke elementen bij design zijn beeld en ruimtelijkheid, semiotiek (tekenleer) van de ruimte en kleuren. Empirie Respondentenonderzoek Door middel van flyers is getracht zoveel mogelijk bezoekers te benaderen om op Internet een enquête over de bezochte bioscoop te laten invullen. In totaal hebben er 96 bezoekers de enquête ingevuld. Zoals gezegd zijn de bezoekers onderverdeeld in filmliefhebbers en plezierbezoekers. Deze beide groepen zijn met elkaar vergeleken. Hieronder zijn de belangrijkste uitkomsten op een rijtje gezet: • Plezierbezoekers vallen over het algemeen tussen de leeftijdscategorie 20-29 jaar en filmliefhebbers vertegenwoordigen een bredere leeftijdscategorie, 20-39 jaar. • Beide soorten bezoekers zijn tevreden over de film-, geluid- en zaalkwaliteit binnen de bioscopen; • De meesten vinden de prijzen van het entreekaartje duur; • Over het aanbod van etens- en drinkwaren zijn de filmliefhebbers tevreden. Aantal tevreden plezierbezoekers en plezierbezoekers die het aanbod slechts acceptabel vinden is even hoog; • Prijs etens- en drinkwaren duur tot zeer duur volgens respondenten; • Ook over de aangeboden service in de foyer zijn de bezoekers tevreden; • De sfeer in de foyer en in de zalen wordt positief beoordeeld; • Wat de bezoekers binnen de bioscopen missen aan voorzieningen wordt door de meeste bezoekers niet geantwoord of kiezen voor optie ‘anders’. Waarschijnlijk komen ze niets tekort en als ze wel iets te kort komen, weten ze dat zelf in de eerste instantie ook niet te noemen. Wel weten beide groepen café en restaurant te noemen als ontbrekende voorzieningen; • De meeste bezoekers geven aan hun bezoek vooral met horeca te combineren, bezoekcombinatie met winkels en andere vrijetijdsvoorzieningen komt niet vaak voor; • Bezoekcombinatie met horeca voornamelijk met café en restaurant; • Bezoekcombinatie met winkels voornamelijk met kledingzaken en muziek/filmwinkels; • Combinatie met andere vrijetijdsvoorzieningen is persoonsgebonden en is er geen vaste trend te noemen; • Blijvende herinnering voornamelijk film; • Beide doelgroepen geven aan langer te willen blijven na de film indien extra activiteiten/voorzieningen worden aangeboden; • De meeste plezierbezoekers geven aan geen behoefte te hebben om een bioscoop vaker te bezoeken indien extra activiteiten voorzieningen worden aangeboden. De mening van de filmliefhebbers hierover is verdeeld. De helft zegt wel de bioscoop vaker te gaan bezoeken en de andere helft heeft er geen behoefte aan. • Beoordeling alle cases met een ‘goed’. Casestudies De volgende bioscopen en filmhuis zijn geanalyseerd en onderling vergeleken: Pathé de Kuip te Rotterdam, Cine City te Vlissingen, Mustsee te Delft, Pathé Tuschinski te Amsterdam, Eurocinema te Den Bosch, Filmhuis Den Haag. Na het analyseren van de bioscopen valt op dat eigenlijk de meeste bioscopen qua voorzieningenaanbod en programmering min of meer op elkaar lijken. Alleen Pathé Tuschinski blijkt een bijzondere bioscoop te zijn en anders dan de andere. Tuschinski theater speelt meer in op de sfeer en dus ook op de beleving van de bezoekers. Dit doen ze door aantrekkelijk interieur te combineren met speciale concepten en programma’s. Verder blijken, behalve Cine City, geen van de bioscopen over een eigen café of
Omid Reza Alizadeh
7
De toekomst van de bioscoop restaurant te beschikken terwijl de bezoekers daar wel behoefte aan hebben. In dit opzicht steekt Cine City dan ook uit. Qua locatie zijn alle bioscopen in of nabij het centrum gesitueerd en hierdoor goed bereikbaar zowel met de auto als met openbaarvervoer. Qua interieur is er een scheiding op te merken tussen de bioscopen. Het lijkt alsof de bioscopen zich onderverdelen in twee groepen: modern en huiselijk. De bioscopen die als modern worden beschouwd, zijn ruim opgezet en vaak is er gekozen voor onafgewerkte materialen met veelal koude en/of neutrale kleurtoepassingen (Pathé De Kuip & Cine City). De huiselijke bioscopen zijn vaak kleiner met allerlei warme kleurtoepassingen (Eurocinema, Tuschinski). Qua exterieur lijken de meeste cases niet op bioscopen, vooral de nieuwbouw bioscopen Pathé de Kuip en Mustsee Delft. De gebouwen zouden netzo goed een andere functie kunnen herbergen. Ook gebruiken de bioscopen over het algemeen weinig tot geen reclame en filmposters aan de buitenkant van het gebouw. Dit zou wel anders moeten zijn om de bioscoop opvallend te maken in zijn omgeving. De meeste bioscopen lijken op de omringende gebouwen in de buurt en zonder aantrekkelijke filmposters en reclame is het moeilijk in één opslag te onderscheiden dat het om een bioscoopgebouw gaat. Wanneer we het filmhuis vergelijken met de commerciële bioscopen zien we dat het filmhuis anders dan de bioscopen is. Het filmhuis gebruikt veel posters en reclame en daarnaast wordt binnen het filmhuis verschillende activiteiten (op film gericht) georganiseerd. Het filmhuis beschikt zelfs over een eigen café en restaurant waarvan zowel de filmbezoekers als de passanten gebruik van kunnen maken. De filmhuizen richten zich meer tot de wensen en behoeften van bezoekers. Aangezien de meeste bezoekers (zowel filmliefhebbers als plezierliefhebbers) het vooral om de film gaat, organiseert het filmhuis ook activiteiten op het gebied van film. Maar ook op de juiste manier daarop inspelend door middel van vermaak, probeert het filmhuis steeds meer bezoekers aan zich te binden en ook herhalingsbezoeken van dezelfde bezoekers te bevorderen. Op dit gebied zouden de bioscopen veel van de filmhuizen kunnen leren. Interview Allebei de geïnterviewden (van commerciële bioscoop en filmhuis) geven aan dat film de belangrijkste factor is binnen de bioscoop en dat de rest van voorzieningen en concepten slechts een ondersteunende functie hebben. De hoofdfunctie binnen een bioscoop is films draaien en indien er weinig goede films beschikbaar zijn, zal het automatisch slechter gaan met de bioscopen. Conclusie en aanbeveling Aan de hand van de verkregen resultaten kan worden geconcludeerd dat de hypothese niet waar is. De daling van het aantal bioscoopbezoekers wordt niet voornamelijk veroorzaakt door ontbrekende aantrekkelijke concepten. Filmaanbod is namelijk een leidende factor binnen de bioscoopbranche en daarin hebben de bioscoopexploitanten gelijk. Indien er geen goede films beschikbaar zijn om te vertonen zal automatisch het aantal bezoekers, zowel filmliefhebbers als de plezierbezoekers, afnemen. Allebei de doelgroepen gaan in de eerste instantie voor de film naar de bioscoop. Het is niet zo dat ze naar de bioscoop zouden gaan indien er geen leuke films draaien terwijl de bioscoop wel allerlei leuke voorzieningen/activiteiten biedt. Deze voorzieningen en activiteiten zouden de bezoekers dan buiten de bioscoop benaderen. Aantrekkelijke concepten hebben wel een ondersteunende synergetische functie. Deze kunnen de verblijfsduur en de aantrekkelijkheid van de bioscoop verhogen, maar nieuwe concepten kunnen geen garantie zijn voor een herhalingsbezoek omdat de film leidend is voor een herhalingsbezoek. Samengevat dient het volgende te gebeuren: • Bioscoopbezoek dient meer dan alleen het bezoek aan een film te zijn (een totaalervaring door middel van ondersteunende functies); • Bioscoopbezoek voor bezoekers aantrekkelijk maken door in te spelen op de behoefte aan beleving (door middel van juiste en aantrekkelijke design); • De meerwaarde van de bioscoop promoten in plaats van thuis film kijken (filmbeleving op het witte doek).
Omid Reza Alizadeh
8
De toekomst van de bioscoop
I. Onderzoeksopzet 1.
Onderzoeksopzet
1.1
Inleiding
In dit eerste hoofdstuk van deze rapportage wordt de onderzoeksopzet en het onderzoeksaanpak weergegeven. In paragraaf 1.2 zal het onderwerp van het onderzoek worden beschreven. Vervolgens worden de maatschappelijke knelpunten en de theoretische aanknopingspunten die op dit onderzoek betrekking hebben, beschreven in paragraaf 1.3 en 1.4. Hieruit volgen de hypothese en de probleemstelling. De probleemstelling bestaat uit een doelstelling en een vraagstelling en is geformuleerd in paragraaf 1.5. Vervolgens wordt in paragraaf 1.6 en 1.7 het onderwerp afgebakend door middel van een conceptueel model voor dit onderzoek en een begrippenkader. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn in paragraaf 1.8 verschillende onderzoeksvragen opgesteld. Met welke onderzoeksmethoden de onderzoeksvragen zullen worden beantwoord, is beschreven in paragraaf 1.9. In paragraaf 1.10 is de onderzoeksdesign uiteengezet.
1.2
Aanleiding/probleembeschrijving
Het ontstaan van het fenomeen film en daarmee de bioscoop is snel verlopen in het begin van de vorige eeuw. De bezoekers waren vanaf het begin zeer enthousiast omdat het een nieuw ongekend verschijnsel was. Hierdoor kon de technologie en de plaats waar de film werd tentoongesteld binnen aanzienlijk korte tijd grote vooruitgangen boeken. In de loop der jaren hebben film en bioscoop zich steeds verder ontwikkeld, zoals de overgang van films zonder geluid naar een tijdperk waar de films voorzien waren van geluid. Maar ook de overgang van de ‘reizende bioscopen’ die plaats maakten voor de vaste bioscopen die we nu nog steeds kennen. De nieuwe ontwikkelingen hadden echter naast positieve invloeden ook negatieve invloeden op de aantrekkelijkheid van de bioscopen. Na de introductie van bijvoorbeeld geluid waren de bezoekers zeer enthousiast en het aantal bioscoopbezoekers liep dan ook in hoog tempo op. Maar door verdere professionalisering en daarmee de uitvinding van de televisie gingen steeds minder mensen naar de bioscoop. Het is belangrijk te weten dat de aantrekkelijkheid van de bioscopen en daarmee de toenemende of afnemende aantal bezoekers telkens een bepaalde periode bestrijkt (meestal een paar jaar) en afhangt van de trends en behoeften van de bezoekers. Het aantal bezoekers is dan ook alles behalve stabiel te noemen. [Rhode 1976] & [Gray 1996, p. 12-13] De ontwikkelingen binnen de bioscoopbranche in Nederland lijken in grote lijnen het zelfde als in de rest van de wereld en lijken min of meer op alles wat de Amerikanen toepasten. Het enige verschil is dat de ontwikkelingen en de introductie van nieuwe concepten in Nederland telkens pas een paar jaar later dan in Amerika en zelfs de rest van Europa werden ingevoerd. De Nederlandse bioscoop heeft zich echter snel weten te ontwikkelen en het Nederlandse publiek was altijd eveneens enthousiast maar tegelijkertijd, net als in alle andere landen, gevoelig voor nieuwe situaties. [Dibbets en Van der Maden 1986]
Vanaf het ontstaan van de bioscoop zijn er telkens perioden van ups and downs. Het bioscoopbezoek is dus niet iets stabiels en kan enorm variëren. Dit is afhankelijk van de situatie in een periode. Er moeten keer op keer aanpassingen en verbeteringen komen om de bioscoop als een bijzondere plek voor het bekijken van een film te handhaven. Dit is dan ook, meestal het geval geweest: Show, publiciteit en aandacht voor het publiek heeft altijd een grote rol gespeeld in de bioscoopbranche en daarmee de ontwikkelingen op het gebied van verschillende soorten bioscoopgebouwen en bioscoopconcepten. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 244]
Omid Reza Alizadeh
9
De toekomst van de bioscoop In de toekomst zal het bovengenoemde niet anders (moeten) zijn. Show, publiciteit en aandacht voor het publiek zal altijd belangrijk (moeten) blijven. Bioscoopcomplexen van nu zijn vergroot en gemoderniseerd en mogen zich om die reden verheugen in een groeiende belangstelling. Toch blijft het aantal bioscoopbezoekers in Nederland achteruit gaan. Met slechts 1,3 bezoek per jaar per hoofd van de bevolking blijft Nederland in dat opzicht onder het Europese gemiddelde van 2,1. Echter zijn ook het aantal bezoekers in andere Europese landen gedaald [www.rmc.nl, dd. 25-1-06]. Gingen er begin jaren vijftig rond de 65 miljoen mensen in Nederland naar de bioscoop, met de komst van televisie zakte dat in 1970 naar 25 miljoen. In 1992 was dat nog maar 13,7 miljoen met de opkomst van de videorecorder in de jaren tachtig. Echter de komst van de grote en luxe multiplexbioscopen (bioscopen met minimaal acht zalen) heeft het bioscoopwezen nieuw leven ingeblazen en misschien zelfs gered van de ondergang. Vanaf 1996 tot en met 1998 begon de bioscoop terug te komen na een lange periode van achteruitgang. In 1999 was weliswaar een daling waar te nemen maar daarna groeide het aantal bezoekers sterk tot zijn hoogtepunt in 2003 met 25 miljoen bezoekers. Sindsdien begon het aantal bezoekers echter weer geleidelijk af te nemen tot de dag van vandaag. In 2004 daalde het aantal bezoekers met 10% naar 23 miljoen bezoekers per jaar. Afgelopen jaar (2005) zijn er weer minder mensen naar de film gegaan, een daling van circa 11% procent ten opzichte van 2004. Het werkelijke aantal bioscoopbezoeken onder alle Nederlanders lag in 2005 op 20.615.000 [NVB jaarverslag 2004 & Bioscoopmonitor 2005]. Ook 2006 belooft geen goed jaar te worden. In het eerste kwartaal van dit jaar is een daling van 12% waargenomen, ten opzichte van het eerste kwartaal van vorig jaar. 30
Bezoek (mln.)
25 20 15 10 5 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Cijfers aantal bezoekers per jaar van 1996-2005
Voor deze onstabiele situatie en dus telkens de lagere bezoekersaantallen wordt door verschillenden bronnen verschillende oorzaken genoemd. Door de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) wordt de economische malaise genoemd [www. Directorsguild, dd. 28-1-06]. De Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB) noemt het gebrek aan grote filmtitels een belangrijke oorzaak. NVB zegt vervolgens het volgende hierover: “Deze ontwikkeling is zorgwekkend omdat er de afgelopen jaren fors door de sector is geïnvesteerd en ook de komende jaren nieuwe bouwprojecten op stapel staan. Het is buitengewoon lastig om het ontbreken van toptitels, waar bioscopen geen invloed op hebben, te compenseren met maatregelen die zorgen voor extra publiek. Zeker de investerende partijen zijn kwetsbaar bij achterblijvende omzetten” [NVB jaarverslag 2005]. Ook de piraterij op het Internet wordt door de NVB als een belangrijke oorzaak aangehaald. In het jaarverslag 2004 van NVB staat het volgende: “Onder de noemer piraterij bestrijding wordt al sinds midden jaren 80 strijd gevoerd tegen het illegaal kopiëren van videofilms. Met de toenemende mogelijkheden om films te downloaden, worden alle ondernemingen in de bedrijfskolom direct benadeeld. Vanuit de retail- en bioscoopsector werd een initiatief genomen om het publiek meer attent te maken op het feit dat illegaal downloaden filmdiefstal is en de bedrijfstak veel schade doet. Voor dit doel werd het Platform “Filmwereld” opgericht, waarin werd geparticipeerd door de video- en filmbranche, door bioscopen, videotheken en entertainmentwinkels.
Omid Reza Alizadeh
10
De toekomst van de bioscoop Hoewel de branche zich bewust is van het beperkte effect van een publiekscampagne, was de algemene mening dat er iets moest worden gedaan, óók omdat de overheid nog te vaak in gebreke blijft waar het bestrijding van filmdiefstal betreft. Zo is Nederland het enige land waar downloaden vanuit een illegale bron is toegestaan” [NVB jaarverslag 2004 en www.nvbinfocentrum.nl, dd. 25-1-06].
Door verscheidene bronnen worden de ontwikkelingen op het gebied van homecinema technologie als een belangrijke oorzaak genoemd. De opmars van het thuistheater is niet tegen te houden. Sinds de introductie van de DVD, acht jaar geleden, is elk woonkamer een filmtheater in potentie. De technologie op het gebied van homecinema ontwikkelt zich razend snel en beeld- en geluidsbranche hebben zich gestort op het thuistheater. Er zijn tegenwoordig grote breedbeeld televisies op de markt en de beamers worden almaar goedkoper. Hiermee kunnen thuis films op de wand worden geprojecteerd nadat ze (illegaal) gedownload zijn. Volgens de Nederlandse Fonds voor de Film zijn de snel gestegen en dus de hoge prijzen van bioscoopkaartjes de oorzaak van de achteruitgang [www.cinema.nl/cinema/magazines, dd. 28-1-06].
Als belangrijkste oorzaak noemt adviesbureau Retail Management Center (RMC) de onaantrekkelijkheid van de huidige bioscoopconcepten. Bioscopen moeten dan ook iets speciaals doen om de zalen weer vol te krijgen [www.rmc.nl, dd. 28-1-06]. Indien dit niet gebeurt, kunnen de genoemde trends grote invloed uitoefenen op de bezoekers. Het zou onvoorstelbaar zijn als er in de toekomst weinig tot geen bioscopen meer kunnen bestaan omdat er te weinig bezoekers naar de bioscoop gaan. Als onaantrekkelijke bioscoopconcepten werkelijk de belangrijkste oorzaak zijn van dalende bezoekersaantallen dan is het belangrijk om in te spelen op de emoties (wensen en behoeften) van de mensen. De bioscoop moet dan meer zijn dan alleen een plaats om voor twee uurtjes een film te gaan bekijken. Hoe goed men ook thuis een bioscoop kan nabootsen, toch zal een bioscoop een ander gevoel en herinnering bij de bezoeker achter moeten laten om vaker terug te keren. De beschikbare vrije tijd van mensen is de laatste jaren afgenomen. Mensen hebben dus steeds minder vrije tijd en willen de tijd dat ze vrij hebben uitermate efficiënt en plezierig kunnen beleven [Van den Broek et al. 2001, p. 9]. Om hierop in te spelen zouden bioscopen wellicht een multifunctionele plek moeten worden waarin verschillende activiteiten kunnen worden plaatsgevonden met een passende en indrukwekkende design (interieur). De laatste jaren doet de retailbranche steeds vaker beroep op leisure om belevenissen te creëren en op deze wijze een positieve aantrekkingkracht uit te oefenen op de consumenten [Kooijman 1999]. De belevenissen zijn gedenkwaardig. Als we kijken naar de amusementssector zoals concerten, toneelstukken, films en shows heeft het altijd om belevenissen gedraaid. Bij belevenissen gaat het om de waarde van een dienst of product die in het geheugen van de afnemers blijft bestaan. Ondernemingen die deze economische waarde bereiken, worden geliefd onder de consumenten en de consumenten zorgen dan voor de inkomsten. [Pine & Gilmore 1999] Waarom zouden de bioscopen dus niet aanspraak kunnen doen op andere branches om de belevenis te verhogen en daarmee een herhalingsbezoek te stimuleren? Het product film wekt emotie op en onder andere door integratie met een passend design en aanbod van horeca, retail en andere (vrijetijds)voorzieningen zou de emotie misschien wel vastgehouden kunnen worden, een duurzame beleving worden gecreëerd, de verblijfsduur worden verhoogd en op deze wijze een herhalingsbezoek worden gestimuleerd. Wie op deze wijze naar de bioscopen kijkt, ziet dat er nog veel kansen onbenut blijven. Dus waarom zou straks een bioscoop niet een multifunctionele plek kunnen zijn met voldoende en bijzonder aanbod voor een middagje of avondje uit?
1.3
Maatschappelijk knelpunt
Uit voorgaande probleembeschrijving blijkt een aantal negatieve ontwikkelingen met betrekking tot de dalende bioscoopbezoekers in Nederland zich voor te doen: • Economische malaise; • Gebrek aan grote filmtitels;
Omid Reza Alizadeh
11
De toekomst van de bioscoop • • • • •
Filmpiraterij (downloaden en illegale video en DVD); Opkomst nieuwe beeld- en geluidsapparaten (DVD, homecinema); Hoge prijzen bioscoopkaartjes; Onaantrekkelijke bioscoopconcepten; Gebrek aan (voldoende) vrije tijd waardoor verandering in vrijetijdsbesteding.
De bovengenoemde punten vormen het maatschappelijke knelpunt. MarketResponse Nederland heeft een onderzoek verricht onder de Nederlandse bioscoopbezoekers in opdracht van NVB. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de daling van het aantal bioscoopbezoekers de afgelopen twee jaar voornamelijk het gevolg is van onaantrekkelijke bioscoopconcepten en dat de trends 1, behalve de prijzen, weinig invloed hebben op het aantal bioscoopbezoekers. De mensen zouden wellicht meer willen dan alleen leuke films. De bioscoop zou wellicht een multifunctionele vrijetijdsvoorziening moeten worden om mensen meer plezier en vrijetijdsbeleving te bieden. Meer mensen zouden dan misschien naar de bioscoop gaan als ze hun vrije tijd op een leukere en plezierigere manier kunnen beleven: door combineren van film met verschillende activiteiten. In het onderzoek heeft MarketResponse Nederland over ‘bezoekers’ en ‘nietbezoekers’. We kunnen concluderen dat bezoekers mensen zijn die ondanks de trends toch de bioscoop bezoeken. De niet-bezoekers zijn mensen die de bioscoop niet bezoeken. Dit omdat ze op zoek zijn naar plezier naast de filmbeleving en omdat de bioscopen daar waarschijnlijk niet in voorzien, zij de bioscopen dan ook niet bezoeken. Om dit te onderzoeken is ten behoeve van dit onderzoek een onderscheid gemaakt tussen filmliefhebbers en plezierbezoekers. In paragraaf 1.7 worden deze twee begrippen nader omschreven. In bijlage I zijn de onderzoeksresultaten van MarketResponse Nederland, die bevestigen dat de trends (behalve de prijzen) weinig invloed hebben op het bezoekersgedrag, opgenomen.
1.4
Theoretische aanknopingspunten
Er is weinig bekend over een eerder onderzoek waarmee getracht wordt om de bioscopen zodanig te ontwerpen en concepten voor te bedenken (aanbod emotie en beleving) dat het bezoekersgedrag (wel/niet naar bioscoop) positief wordt beïnvloed. Er zijn wel aanknopingspunten met theorieën die dit onderzoek kunnen ondersteunen. Theoretische aanknopingspunten zijn in deel II van dit verslag onder ‘theoretisch vooronderzoek’ opgenomen.
1.5
Hypothese en probleemstelling
De hypothese voor dit onderzoek is als volgt gedefinieerd: De daling van het aantal bioscoopbezoekers van afgelopen jaren wordt voornamelijk door ontbrekende aantrekkelijke concepten veroorzaakt Of dit wel waar is, zal het onderzoek moeten uitwijzen. De hypothese zal dan aan het eind van het onderzoek worden getoetst aan de verkregen resultaten. Het is duidelijk dat de bioscopen onaantrekkelijk zijn geworden en dat hierdoor de bezoekersaantallen met het jaar dalen. Hiervoor zijn verschillende oorzaken voor te noemen met het feit dat de wensen en behoeften van de mensen waarschijnlijk veranderd zijn en dat de bioscopen met hun aanbod niet echt daarop reageren. Met de voorgaande probleembeschrijving is het mogelijk een probleemstelling voor het onderzoek te formuleren, welke opgebouwd is uit een doelstelling en een vraagstelling. Doelstelling Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in: • de wensen en behoeften van de bioscoopbezoekers, 1
Economische malaise, filmpiraterij, opkomst nieuwe beeld- en geluidsapparatuur en prijzen.
Omid Reza Alizadeh
12
De toekomst van de bioscoop • •
de mate van invloed van huidige trends en ontwikkelingen op de bezoekers en de huidige bioscoopconcepten om vervolgens nieuwe synergetische concepten voor de huidige en toekomstige bioscopen te ontwikkelen. Hiermee zouden de bioscopen een extra toegevoegde waarde kunnen bieden aan bezoekers waarmee ze aantrekkelijker worden en dus ook meer bezoekers zullen ontvangen. Vraagstelling De hoofdvraag is toegespitst op de bovengenoemde hypothese & doelstelling: Met welke nieuwe synergetische (belevenis)concepten binnen het thema Leisure, Retail en Design kunnen de bioscopen het aantal bezoekers verhogen? De termen synergetische belevenisconcepten, Leisure, Retail, Design en bezoekers worden in paragraaf 1.7 (afbakening en begrippenkader) nader uitgelegd.
1.6
Conceptueel model
Het onderzoek is gericht op de Nederlandse bioscoopbranche. Filmvertoningen vinden in Nederland plaats in bioscopen, arthouses, schouwburgen en filmtheaters (filmhuizen), veelal in zelfstandige accommodaties. Ook in een aantal stadsschouwburgen, culturele centra en multifunctionele theaters worden met vaste regelmaat films vertoond. Dit onderzoek zal zich voornamelijk richten op de commerciële bioscopen in Nederland. De filmtheaters zullen echter wel in het onderzoek meegenomen worden. Dit omdat in tegenstelling tot de commerciële bioscopen de bezoekers van de filmtheaters de afgelopen acht jaar wel zijn gestegen waarbij de grens van één miljoen bezoekers ruim overschreden is. In het jaar 2004 steeg het bezoek zelfs met 27%, ten opzichte van 2003, naar 1,5 miljoen bezoekers. De aanhoudende groei laat zich verklaren uit drie factoren [NVB jaarverslag 2005; www.nvbinfocentrum.nl, dd. 20-2-06] • Een goed filmaanbod voor de artcinema; • Er kwamen opnieuw betere en grotere accommodaties bij; • Veel (ook nieuw) filmpubliek kiest voor de formule van de filmtheaters.
Bezoek (mln.)
Het is daarom van belang om te onderzoeken wat voor concepten/formules de filmtheaters toepassen die de bezoekers aanspreekt en of dit ook voor de commerciële bioscopen van toepassing kan zijn. In 2005 is echter een plotselinge 1.6 daling van circa 34% te 1.4 constateren. Daarmee is het bezoekersaantal gedaald naar 1,0 1.2 miljoen. Wat de reden hiervan is, 1 wordt er in de NVB jaarverslag 0.8 2005 niet genoemd [NVB jaarverslag 0.6 2005]. 0.4 0.2 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Cijfers aantal bezoekers per jaar van 19962005
Om het onderzoeksveld te verduidelijken geeft de onderstaande figuur aan waardoor de reactie van een individu wordt beïnvloedt. Van Bodegraven (2004) heeft het model opgesteld en het is gebaseerd op ‘Mehrabian & Russel environmental psychology model’. Het model stelt de emoties van een individu als een interveniërende reactie tussen de uiteindelijke reactie, namelijk het gedrag. [Mehrabian & Russel 1974 in Van Bodengraven 2004]
Omid Reza Alizadeh
13
De toekomst van de bioscoop
Model van invloeden op het consumentengedrag, [Van Bodegraven 2004, p. 23]
Dit model geeft de relatie tussen de stimuli en het ‘concern’ van het individu met als gevolg een reactie vanuit de consument. Voor Van Bodegraven (2004) heeft het model betrekking op het benadering- en vermijdingsgedrag van consumenten van een winkelcentrum. Het model geeft aan dat er in het proces van het consumentengedrag interveniërende emoties zijn die reacties veroorzaken. Deze emoties spelen een dubbele rol: zij sturen het gedrag, maar worden ook bepaald door de ervaring. Het betrekken van emoties geeft een beter inzicht hoe mensen kunnen reageren op een bepaald product, dienst en omgeving. Het gegeven model helpt hierbij dan ook om grip te krijgen op emoties die stimuli kunnen veroorzaken. [Van Bodegraven 2004, p. 23]. Voor dit onderzoek is een soortgelijk model opgesteld die toegespitst is op dit onderzoek, het wel of niet naar de bioscoop gaan.
Stimuli
Bioscopen
Prijzen Filmaanbod Toegepaste concepten
Organisme
Reactie
Bezoekers Persoongebonden factoren: * Stemming * Intresse * Betrokkenheid * Kennis * Attitude * Persoonlijkheid * Motivatie
Omgevingsfactoren: * Situatie: - (Vrije)tijd - Geld - Mobiliteit - Kwaliteit - Demografie - Tech. ontwikkeling * Invloed andere personen * Cultuur
Emotie (Emotion): * Plezier / onplezier * Beleving / kalmte
Wensen en behoeften
Stimulant
Wel of niet naar de bioscoop?
Belang (concern) Waardebepaling (appraisal)
Model van invloeden op het bezoekersgedrag van bioscoopbezoekers
In het kader van dit onderzoek heeft het model betrekking op het bezoekgedrag van bioscoopbezoekers. Bioscoopbezoekers kunnen om bepaalde redenen en achtergronden bepaalde wensen en behoeften koesteren (organisme) die hiermee en door de bioscoop
Omid Reza Alizadeh
14
De toekomst van de bioscoop (stimuli) een positieve of juist een negatieve emotie ondergaan. Als reactie daarop kan het bezoek aan een bioscoop worden bevorderd of juist tegengehouden. Dit onderzoek bakent zich af tot drie variabelen die in relatie staan met de eenheid (bioscoop) en het constante (Nederlandse bioscoopbranche) van het onderzoek. Hieronder is het conceptueel model weergegeven. In de ruit staat de eenheid, in de ovale de constante en in de rechthoeken de variabelen. [Verschuren 2002] Wensen & behoeften bezoekers: * Comfort & (film)beleving * Betaalbaarheid * Aanbod voorzieningen
Nederlandse branche
Trends & ontwikkelingen: * Filmpiraterij & nieuwe appar. * Prijzen * Emotiemarkt/belevenisecon.
Bioscoop
Bezoekersgedrag: wel/niet naar bioscoop
Bioscopen: * Design (interieur & exterieur) * Aanbod voorzieningen & concepten
Conceptueel model van het onderzoek
Dit model brengt de bioscoop in relatie met de drie variabelen wensen en behoeften bezoekers, trends en ontwikkelingen en bioscoopconcepten die gezamenlijk het bezoekersgedrag beïnvloeden. Onder de variabelen zijn de kenmerken aangeduid die binnen dit onderzoek worden benadrukt. Door middel van deze kenmerken zijn de drie variabelen afgebakend. Kenmerken van trends en ontwikkelingen, filmpiraterij en nieuwe beeld- en geluidsapparaten (bijlage I) en emotiemarkt/beleveniseconomie (hoofdstuk 3), zijn bestudeerd. De kenmerken van de wensen en behoeften van bezoekers en de bioscopen zijn tijdens de empirische fase geoperationaliseerd.
1.7
Afbakening en begrippenkader
Het onderzoek is al afgebakend met het opstellen van het conceptueel model, zoals weergegeven en beschreven. Hiernaast zijn er nog meer afbakeningsaspecten die worden geformuleerd door het ‘hoe’, ‘wanneer’, ‘waar’ en ‘wat’ van het onderzoek. Het ‘hoe’ van het onderzoek heeft te maken met hoe de variabelen van het onderzoek (weergegeven in conceptueel model) zullen worden geoperationaliseerd. Dit komt in paragraaf 1.9, onderzoeksmethoden, aan de orde. Het ‘wanneer’ van het onderzoek richt zich op de huidige situatie. Het ‘waar’ van het onderzoek heeft betrekking op de bioscopen binnen Nederland. Als houvast en inspiratie voor conceptvorming ten behoeve van de Nederlandse bioscoopbranche zijn wel buitenlandse ideeën en concepten worden bestudeerd. Bij de probleembeschrijving van het onderzoekonderwerp zijn een aantal begrippen naar voren gekomen. Door middel van deze begrippen is en wordt het onderwerp afgebakend. Het begrippenkader geeft een nadere afbakening op het ‘wat’ van het onderzoek. Een begrip kan op meerdere manieren worden begrepen en kan meerdere beschrijvingen hebben. Daarom is een beschrijving van deze genoemde begrippen verhelderend voor de verdere onderzoeksopzet Bioscoop Een bioscoop is een publieke uitgaansgelegenheid speciaal gemaakt voor het bekijken van films. Een modern bioscoopgebouw bestaat uit een aantal zalen. In elke zaal kan een andere film bekeken worden. In Nederland bestaan vier grote bioscoopketens: Pathé theaters, Jogchem’s theaters, Bioscoop Exploitatie Minerva en Wolff Cinema Group. Er is nog een kleinere keten in Nederland: Utopolis Nederland dat tot 2003 nog Polyfilm BV heette. Deze vijf ketens bezitten in Nederland in totaal 161 bioscopen per februari 2006. Dit is inclusief de boekingstheaters. Boekingstheaters zijn bioscopen die in eigendom zijn van zelfstandige ondernemers, die echter het boeken van films voor hun bioscopen
Omid Reza Alizadeh
15
De toekomst van de bioscoop hebben uitbesteed aan een van de concerns. Alle andere commerciële bioscopen zijn zelfstandig en variëren in grootte van één zaal tot 14 zalen. Het aantal onafhankelijke commerciële bioscopen in Nederland bedraagt 138 per februari 2006. In totaal zijn er in heel Nederland 299 bioscopen. [www.nvbinfocentrum.nl, dd. 5-2-06] Bezoekers Met bezoekers worden alle bezoekers verstaan die een bioscoop bezoeken. Voor dit onderzoek zijn de bezoekers onderverdeeld in twee groepen: de filmliefhebbers en de plezierbezoekers (conform literatuurstudie). De twee doelgroepen worden binnen dit onderzoek als volgt geïnterpreteerd: • Filmliefhebbers zijn bezoekers die de bioscoop bezoeken om de film en de filmbeleving op het witte doek. Ze zijn als het ware de vaste klanten van de bioscoop. • Plezierbezoekers zijn bezoekers die de bioscoop in de eerste instantie bezoeken omdat ze filmgeïnteresseerd zijn en in combinatie met de film willen ze een middagje/avondje uit zijn (plezier en sociale aspect speelt een belangrijke rol voor ze). Ze zijn geen vaste klanten. De onderverdeling is gedaan omdat er duidelijk twee verschillende doelgroepen de bioscoop bezoeken, zoals hierboven beschreven, en daarom is het belangrijk om de wensen en behoeften van allebei de groepen apart in kaart te brengen. Design Voor dit onderzoek wordt met design het ontwerp van het interieur van de bioscopen bedoeld en niet zo zeer de buitenkant van het gebouw. Filmtheater Met de filmtheaters worden de filmhuizen bedoeld. De filmtheaters zien zichzelf als moderne culturele instellingen en vallen onder niet-commerciële bioscopen. Deze zetten zich vooral in voor de vertoning van, met Europese, nationale, provinciale en gemeentelijke subsidies ontwikkeld aanbod. De filmtheaterexploitaties worden over het algemeen onvoldoende structureel ondersteund door overheden en subsidiënten om alleen een al te specialistisch en kunstzinnig aanbod te verzorgen. Het filmtheateraanbod bestaat uit de zogenaamde ‘kwaliteitsfilms’. De filmtheaters behoorden tot eind 1994 tot de branchevereniging ANF, De Associatie van Nederlandse Filmtheaters. Sindsdien vallen ze onder NVB. In totaal zijn er nu 96 filmtheaters in heel Nederland. De filmtheaters verschillen onderling sterk, zowel in kwaliteit en omvang van hun accommodaties als wijze van organisatie, exploitatie en subsidiëring. De accommodaties van filmtheaters zijn evenals die van stadsschouwburgen, theaters en muziek- en theaterpodia met eenmalige gemeentelijke subsidies gerealiseerd. [Y. Brouwers 2004, p. 23] & [www.nvbinfocentrum.nl]
Leisure Alle functies die betrekking hebben op de vrijetijdsbesteding van consumenten die aanleiding geven tot het opdoen van belevenissen in samenhang met consumptieve bestedingen. Onder leisure zal bij dit onderzoek ook de horecafuncties als cafés en restaurants worden gerekend indien deze niet apart worden genoemd. Retail Alle commerciële winkelfuncties die op de consument gericht zijn. Synergetische belevenisconcepten Er is sprake van synergie wanneer een functie positieve invloeden ondervindt van een andere functie. Synergie houdt in dat zonder de aanwezigheid van bepaalde functies andere functies minder sterk zijn. Synergetische belevenisconcepten zijn concepten die elkaar versterken en daarmee een positieve belevenis bij de bezoekers achterlaat.
Omid Reza Alizadeh
16
De toekomst van de bioscoop
1.8
Onderzoeksvragen
Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag van dit onderzoek wordt de hoofdvraag onderverdeeld in een aantal onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen zijn onderverdeeld in theoretische en empirische onderzoeksvragen om zowel met theorie als empirie het onderzoek te kunnen opbouwen en af te ronden. De theoretische vragen ondersteunen deels het empirische deel (uitwerking en conceptualisering) van dit onderzoek en lichten een aantal termen toe die bij dit onderzoek naar voren komen zoals design, synergie, beleveniseconomie. Theoretische onderzoeksvragen 1. Wat is de ontstaansgeschiedenis van de film en daarmee de bioscoop? a. Wat zijn de ontwikkelingen en trends (zoals bezoekersaantallen) in de loop der jaren geweest? 2. Wat wordt bedoeld met emotiemarkt/beleveniseconomie, wat is het belang hiervan en hoe kunnen belevenissen worden gecreëerd? 3. Wat houdt synergie precies in en welke combinaties van (synergetische)functies kunnen we onderscheiden? 4. Wat zijn de basiskenmerken van design en de toepassingen daarvan? Empirische onderzoeksvragen 1. Wat zijn de wensen en behoeften van de huidige bezoekers (zowel van de filmliefhebbers als plezierbezoekers)? a. Waarin liggen de verschillen/overeenkomsten van bioscoopbezoekers met filmhuisbezoekers? 2. Welke (combinaties van) voorzieningen en concepten zijn bij de huidige bioscopen en filmhuizen te onderscheiden? a. Wat zijn de verschillen/overeenkomsten tussen de cases onderling met daarbijbehorende resultaten van respondentenonderzoek? 3. Tot welke nieuwe concepten leiden de wensen en behoeften van bezoekers? 4. Welke nieuw te bedenken innovatieve concepten kunnen de aantrekkelijkheid van een bioscoop bevorderen? 5. Hoe kunnen de voorzieningen binnen de bioscoop het beste worden vormgegeven qua design om de aantrekkelijkheid van de bioscoop te bevorderen? De manier waarop deze vragen, en de kennis die hieruit voorkomt, geïmplementeerd zal worden in het onderzoeksproces zal in de volgende paragraaf aan bod komen.
1.9
Onderzoeksmethoden
In deze paragraaf zal de toe te passen onderzoeksmethoden worden beschreven. Onderzoekstype Er zijn drie soorten onderzoeken te onderscheiden volgens Baarde en De Goede (2001): • Beschrijvend onderzoek (onderzoek waarbij het gaat om registratie en systematische ordening van wat zich voordoet op een bepaald gebied. Er wordt niet gestreefd naar de ontwikkeling van een theorie of het formuleren van een hypothese); • Exploratief onderzoek (het gaat hier om te komen tot de ontwikkeling van nieuwe hypothesen/concepten);
Omid Reza Alizadeh
17
De toekomst van de bioscoop •
Toetsingsonderzoek (toetsen van een hypothese).
Dit afstudeeronderzoek wordt geplaatst in een exploratief (verkennend) en toetsend onderzoek. Het onderzoek zal zowel theoretisch als praktisch van aard zijn. Er is getracht om met de verkregen resultaten op theoretisch en praktisch niveau nieuwe concepten voor bioscopen te ontwikkelen. Hiernaast is het onderzoek ook voor een deel toetsend van aard, namelijk de toetsing van de hypothese op waarheid. Onderzoekseenheid en onderzoekspopulatie De onderzoekseenheden van dit onderzoek zijn de Nederlandse bioscopen. Te meten kenmerken hierbij zijn de gehanteerde concepten door de bioscopen en de wensen en behoeften van de bezoekers. De onderzoekspopulatie van het onderzoek zijn de commerciële en niet commerciële bioscopen (filmhuizen). Omdat de beschikbare tijd en budget niet toereikend zijn om de gehele populatie te onderzoeken, is de populatie afgebakend. Dit komt verderop aan de orde. De bezoekers zijn de variabelen van de populatie. Steekproefkader, steekproef en wijze van steekproeftrekken Om een onderzoek te kunnen uitvoeren is een frame (steekproefkader) benodigd. Dit is een lijst of bestand van alle eenheden van de populatie. In dit onderzoek zal voor de commerciële en niet commerciële bioscopen het volgende worden gebruikt: • Commerciële bioscopen en niet commerciële bioscopen: lijst van de commerciële bioscopen onderdeel van een bioscoopketen, lijst van onafhankelijke commerciële bioscopen en filmhuizen die bij de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB) zijn aangeschreven. Ervan uitgaande dat de bezoekers van commerciële bioscopen en filmtheaters niet geregistreerd zijn, is er geen steekproefkader beschikbaar. Daarom zijn alleen de aanwezige bezoekers in de bioscopen/filmhuis worden benaderd. De steekproef van een onderzoek is dat deel van de populatie dat wordt benaderd voor een onderzoek. Er wordt hierbij nog onderscheid gemaakt tussen aselecte en selecte steekproeven. Bij een aselecte steekproef worden onderzoekseenheden volstrekt willekeurig getrokken, bij een selecte steekproef worden onderzoekseenheden duidelijk gekozen [Baarda en De Goede, 2001]. Omdat het te veel tijd gaat kosten om alle commerciële bioscopen en filmhuizen in Nederland en daarmee alle bezoekers ervan in het onderzoek te betrekken, worden maar een aantal commerciële bioscopen en filmtheaters gekozen die in het onderzoek aan bod zullen komen. De keuze van de commerciële bioscopen en filmhuizen is gebaseerd op een aantal criteria waardoor we kunnen spreken van een selecte steekproef. De bioscopen en het filmhuis zijn dus selectief gekozen en geanalyseerd (casestudie). Welke criteria gehanteerd zijn en welke cases gekozen zijn, wordt verderop nader beschreven. Theoretisch kader Voor het theoretische kader van dit afstudeeronderzoek is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek als dataverzameling methode. De belangrijkste bevindingen zijn in onderdeel II van dit verslag onder ‘theoretisch vooronderzoek’ opgenomen. Praktisch kader Dit onderzoek bestaat naast een theoretisch onderzoek (literatuurstudie) ook uit een empirisch onderzoek. Een empirisch onderzoek is een onderzoek in de praktijk waarbij men door waarneming vaststelt wat zich in de praktijk afspeelt. Voor het praktisch kader van het afstudeeronderzoek is gebruik gemaakt van cases (in dit geval commerciële bioscopen en filmtheaters) die zijn bestudeerd en geanalyseerd op aanbod van concepten/voorzieningen en design. De cases zijn geselecteerd aan de hand van een aantal selectiecriteria. Bij een empirisch kwantitatief en kwalitatief onderzoek zijn twee onderzoeksontwerpen te onderscheiden:
Omid Reza Alizadeh
18
De toekomst van de bioscoop • •
De survey (enquête, interview, observatie); Het experiment.
Voor het operationaliseren van het onderzoek is binnen deze onderzoeksstrategie gekozen voor het enquêteren van bezoekers van de gekozen cases en het interviewen van een bioscoopexploitant en een filmhuisexploitant. Hieronder zal nader worden uitgelegd hoe de cases gekozen zijn. Cases: In het empirische gedeelte zijn een aantal cases (in dit geval commerciële bioscopen en filmtheaters) geanalyseerd. De concepten van de gekozen commerciële bioscopen en filmhuizen zijn geanalyseerd en met elkaar vergeleken. Dit is gedaan om de huidige (negatieve en positieve) concepten in kaart te brengen en hiermee bij het vormen van een nieuw concept er op in te spelen. Voor de keuze van de cases is rekening gehouden met de diversiteit van de cases. Dit betekent dat er cases gekozen zijn die van elkaar verschillen qua design en aangeboden concepten. Alleen op deze wijze kunnen de voor en nadelen ervan en daarmee de tevredenheid en verscheidene tekortkomingen van de bezoekers in kaart worden gebracht. Hiermee kunnen concrete conclusies worden getrokken die meegenomen moeten worden bij het ontwikkelen van een nieuw concept. Meestal hanteren verschillende bioscoopketens en filmhuizen ook verschillende concepten. Daardoor zullen ook de bezoekers van verschillende bioscopen waarschijnlijk verschillende meningen hebben. Er zijn een aantal selectiecriteria onderscheiden voor de keuze van de cases. Deze zijn onderverdeeld in hoofd- en subcriteria. De hoofdcriteria zijn als volgt: • Voldoende beschikbare tijd voor verschillende cases; • Toegankelijkheid tot beschikbare informatie; • Cases moeten commerciële bioscopen en filmhuizen betreffen; • Cases moeten bij de NVB aangeschreven staan; • Cases moeten verschillende bioscoopketens vertegenwoordigen; • Cases moeten tenminste één onafhankelijke bioscoop (niet onderdeel van een keten) vertegenwoordigen; • Cases moeten ook tenminste één filmhuis vertegenwoordigen. In Nederland bestaan vier grote bioscoopketens: Pathé theaters, Jogchem’s theaters, Bioscoop Exploitatie Minerva en Wolff Cinema Groep. Er is nog een kleinere keten in Nederland: Utopolis Nederland dat tot 2003 nog Polyfilm BV heette. Deze vijf ketens bezitten in Nederland in totaal 161 bioscopen per februari 2006. Daarnaast zijn er een groot aantal onafhankelijke bioscopen en filmtheaters. Alle andere commerciële bioscopen zijn zelfstandig en variëren in grootte van één zaal tot 14 zalen. Het aantal onafhankelijke commerciële bioscopen in Nederland bedraagt 138 per februari 2006. In totaal zijn er dus in heel Nederland 299 bioscopen. Hiernaast zijn er ook 96 filmtheaters in heel Nederland. [www.nvbinfocentrum.nl, dd. 20-02-06]. Omdat er dus elk keten verschillende bioscopen bezit en daarnaast ook verschillende onafhankelijke bioscopen en filmtheaters in Nederland zijn, dient een keuze te worden gemaakt. Om dit verantwoord te kunnen doen, zonder aselect een aantal bioscopen te kiezen, zijn er naast de hoofdcriteria nog een aantal subcriteria opgesteld: • Keuze van zowel multiplexen (minimaal acht zalen) als kleinere bioscopen; • Keuze van een oude historische bioscoop; • Keuze bioscopen die het goed doen: hoog marktaandeel in bezoekersaantallen; • Keuze bioscopen die het wat minder goed doen: een lagere marktaandeel; • Keuze van een toekomstgericht bioscoop (nieuwe concepten); • Keuze van een gerenommeerde onafhankelijke bioscoop; • Keuze van een gerenommeerd filmhuis. Het is van belang om zowel grote als kleine bioscopen te kiezen. Hierdoor kan een vergelijking worden gedaan naar de tevredenheid van de bezoekers van zowel grote als Omid Reza Alizadeh
19
De toekomst van de bioscoop kleine bioscopen. Zowel grote als kleine bioscopen zullen hun voor- en nadelen hebben. De keuze van een oude bioscoop, die decennia geleden gebouwd is en in de loop der tijd telkens aangepast is aan zijn tijd, is nuttig om achter te komen welke concepten (qua design en voorzieningen) er in de loop der jaren zijn gehanteerd en of deze concepten nu ook van toepassing zouden kunnen zijn. Hiernaast is de keuze van bioscopen (bioscoopketens) die een groot en een kleinere marktaandeel bezitten interessant. Dit wil zeggen de bioscopen van een keten die succesvoller zijn dan de bioscopen van een andere keten. Pathé Theaters heeft bijvoorbeeld het hoogste marktaandeel qua bezoekers terwijl ze over minder bioscopen beschikken dan bijvoorbeeld Jochem’s theaters. Pathé Theaters scoren ook goed als het gaat om de top 10 bioscopen met de meeste bezoekers in 2005. Dit geeft de tabel op de volgende pagina weer. Negen van de tien best bezochte bioscopen in 2005 zijn de bioscopen van Pathé. Andere ketens komen op de lijst niet voor, met uitzondering van Cine Star van Wolff Cinema Groep op plek zeven.
Top tien bioscopen (op basis van bezoek) 2005, [NVB jaarverslag 2005]
Hieronder is een tabel opgenomen met de verschillende bioscoopketens bijbehorende specificaties en het percentage marktaandeel dat ze bezitten.
met
Bioscoopexploitanten 2005, [NVB jaarverslag 2005]
Het is bekend dat Minerva Bioscopen en Wolff Cinema Groep een samenwerkingsverband zijn aangegaan om nieuwe generatie toekomstgerichte bioscopen te ontwikkelen. Voor het onderzoek is van groot belang om te achterhalen wat de concepten van dergelijke nieuwe bioscopen inhouden, waar de concepten op gebaseerd zijn en wat de mening van de bezoekers is. Tot slot is de keuze van een gerenommeerde onafhankelijke bioscoop en een gerenommeerd filmhuis van toegevoegde waarde, om te achterhalen in welke Omid Reza Alizadeh
20
De toekomst van de bioscoop
x= van toepassing op de case
x x x x x
x
x
x x
x
x x
x x x x x
? ?
Laag marktaandeel
Geen multiplex
Multiplex
Onafhankelijk
Keten x x x x
Hoog marktaandeel
x x x x x x
Historisch
Pathe De Kuip Rotterdam Pathe Tuschinski Amsterdam Mustsee Delft (Minerva & Wolff) Eurocinema Den Bosch (Jochems theaters) Cine City Vlissingen Filmhuis Den Haag
Filmtheater
Lid NVB
Cases
Bioscoop
opzichten zij het beter doen dan de bioscoopketens en wat de (andere) bioscopen van kunnen leren. Zoals al eerder vermeld, zijn de bezoekersaantallen van de filmhuizen het laatste paar jaar gestegen. Wat de reden hiervoor is, moet worden onderzocht om hiermee een bijdrage te kunnen leveren voor de commerciële bioscopen. Tijdens een gesprek met de directeur van Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten 2 heeft hij me aangeraden om geen bioscopen te kiezen van de ketens Jochem’s theaters en Utopolis Nederland. Volgens hem zijn deze twee bioscopen niet toekomstgericht en bieden weinig bijzonders. Echter is wel een bioscoop van Jochem’s theaters gekozen om dit te kunnen vergelijken met de ‘betere’ bioscopen. Er is in totaal gekozen voor zes cases waaronder vier commerciële bioscopen onderdeel van een keten, een onafhankelijke commerciële bioscoop en een filmhuis. Deze zijn in een tabel gezet met de keuzecriteria. Met een kruisje is aangegeven aan welke criteria elk case voldoet. Alle cases gezamenlijk voldoen aan de keuzecriteria die voor dit onderzoek belangrijk zijn.
x x ? ?
Tabel van de gekozen cases met de bijbehorende hoofd- en subcriteria
?= onbekend
Enquête (bezoekers): Van survey is sprake wanneer men informatie van of over veel personen of objecten wil hebben en deze verzamelt met vragenlijsten (enquêtes, interviews) of observatie (bijvoorbeeld gedragcontrole). Hierbij is van tevoren precies bekend wat men te weten wil komen. Er worden gegevens verzameld over een groot aantal personen, dat meestal betrekking hebben op metingen, motieven, attitudes, persoonen achtergrondkenmerken [Baarda en De Goede 2001]. Enquête is als onderzoeksmethode tijdens het onderzoek gebruikt. Als informatie zijn de wensen en behoeften van bezoekers van de gekozen cases van belang. Door bezoekers te enquêteren kunnen we achter komen wat ze van een bepaalde bioscoop vinden (positieve en negatieve punten), wat ze tekort komen en hoe vaak ze een bioscoop bezoeken en waarom (bezoekersgedrag). Hiermee kan door middel van nieuwe concepten worden ingespeeld op de wensen en behoeften van de bezoekers. De enquête is in de vorm van een gestructureerde vragenlijst opgesteld. Er zijn 30 vragen geformuleerd die met behulp van verschillende antwoordcategorieën snel kunnen worden beantwoord. Deze vragenlijst is opgenomen in bijlage II. De enquête is op Internet gepubliceerd zodat de benaderde respondenten per case het digitaal konden invullen: www.toekomstbioscopen.tk De steekproefgrootte bij dit onderzoek hangt af van de beschikbare tijd en de financiële middelen. Aangezien het een leeronderzoek betreft en de beschikbare tijd en de financiële middelen beperkt zijn, is het moeilijk om precies de steekproefgrootte vast te stellen. Er is naar gestreefd om binnen de beschikbare tijd en financiële middelen zoveel mogelijk respondenten per case te benaderen. Interview (exploitanten): Voor het beantwoorden (gedeeltelijk) van een aantal onderzoeksvragen is kennis van deskundigen binnen de bioscoop- en filmhuisbranche nodig. Om hiervoor kennis te verwerven, is gekozen om een interview te houden met een bioscoopmedewerker en een 2
Gesprek met NVB op 15 mei 2006.
Omid Reza Alizadeh
21
De toekomst van de bioscoop filmhuismedewerker van de gekozen casestudies. Interviewen is de aangewezen methode om informatie te verkrijgen over attitudes, opinies of kennis. Daarnaast is een interview zeer geschikt voor open en ingewikkelde vragen en heeft men een goede controle op het invullen ervan. In bijlage II zijn de interviewvragen opgenomen. Onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden Hieronder zijn de onderzoeksvragen opgenomen en bij elk onderzoeksvraag is vermeld met welke methode(n) de onderzoeksvragen worden beantwoord. Theoretische onderzoeksvragen: 1. Wat is de ontstaansgeschiedenis van de film en daarmee de bioscoop? a. Wat zijn de ontwikkelingen en trends (zoals bezoekersaantallen) in de loop der jaren geweest? - literatuurstudie Methode: 2. Wat wordt bedoeld met emotiemarkt/beleveniseconomie, wat is het belang hiervan en hoe kunnen belevenissen worden gecreëerd? - literatuurstudie Methode: 3. Wat houdt synergie precies in en welke combinaties van (synergetische)functies kunnen we onderscheiden? - literatuurstudie Methode: 4. Wat zijn de basiskenmerken van design en de toepassingen daarvan? - literatuurstudie Methode: Empirische onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de wensen en behoeften van de huidige bezoekers (zowel de filmliefhebbers als plezierbezoekers)? a. Waarin liggen de verschillen/overeenkomsten van bioscoopbezoekers met filmhuisbezoekers? - enquête Methode: - literatuurstudie - interview 2. Welke (combinaties van) design, voorzieningen en concepten zijn bij de huidige bioscopen en filmhuizen te onderscheiden? a. Wat zijn de verschillen/overeenkomsten tussen de cases onderling met daarbijbehorende resultaten van respondentenonderzoek? - casestudie Methode: 3. Tot welke nieuwe concepten leiden de wensen & behoeften van bezoekers? - enquête Methode: 4. Welke nieuw te bedenken innovatieve concepten kunnen de aantrekkelijkheid van een bioscoop bevorderen? - literatuurstudie Methode: - enquête - interview 5. Hoe kunnen de voorzieningen binnen de bioscoop het beste worden vormgegeven qua design om de aantrekkelijkheid van de bioscoop te bevorderen? - literatuurstudie Methode:
Omid Reza Alizadeh
22
De toekomst van de bioscoop
1.10 Onderzoeksdesign Het doorlopen van het onderzoek is opgedeeld in vier fasen en is hieronder schematisch weergegeven.
Literatuuronderzoek
Fase 1
Ondersteunen van onderzoek
Casestudies
Fase 2
Analyse bioscopen, enquêteren bezoekers en Interviewen bioscoop- en filmhuismedewerker
Fase 3
Analyseren verkregen data uit casestudies Conclusies trekken
Verwerking
Afronding Fase 4
Omid Reza Alizadeh
Conceptvorming conform conclusies Aanbevelingen vervolgonderzoek Evaluatie
23
De toekomst van de bioscoop
II. Theoretisch vooronderzoek In hoofdstuk 2 is de geschiedenis van het ontstaan van film & de bioscoop beschreven. Er zijn theorieën over wat de emotiemarkt/beleveniseconomie inhoudt en hoe daarmee het gedrag van consumenten kan worden beïnvloed. Vooral Pine & Gilmore (1999) hebben hieraan veel aandacht besteed. Wat de beleveniseconomie inhoudt wordt in hoofdstuk 3 behandeld. Beyard (1998) heeft een onderzoek verricht naar de synergie van verschillende functies binnen de Urban Entertainment Centers (UEC). Er worden voorbeelden van functies genoemd die synergetisch werken en dus ook bij conceptvorming voor bioscopen van toepassing kunnen zijn (hoofdstuk 4). Verder is een studie gedaan naar de basiskenmerken van design en de toepassingen daarvan (hoofdstuk 5). De resultaten van de bestudeerde literatuur zijn in dit deel van het onderzoeksverslag opgenomen.
2.
Het ontstaan van de film en de bioscoop
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat is de ontstaansgeschiedenis van de film en daarmee de bioscoop? a. Wat zijn de ontwikkelingen en trends (zoals bezoekersaantallen) in de loop der jaren geweest?
2.1
De opkomst van de film
“The origins of film as a medium lie in two spheres of activity which were taking place in the mid-nineteenth century. One of those was the invention of photography in France and Britain during the 1830s, and the other was the magic lantern show, a presentation of painted projected slides which came to include photographs” [Gray 1996, p. 9]. Eeuwenlang hebben mensen geëxperimenteerd met wat de twee hoofdelementen van de bioscoop zouden worden: de projectie van afbeeldingen met behulp van licht en de illusie van bewegende beelden. Met de uitvinding en de verspreiding van fotografie in het midden van de 19e eeuw was de missende schakel voltooid. De geboorte van de films was eigenlijk een geleidelijk proces van evolutie met vele doodlopende kruisende paden. Het betrok een aantal individuen in Europa, Groot-Brittannië en Amerika die vanaf 1860 werkten aan dikwijls gelijkwaardige uitvindingen met afwisselende graad van succes. [Gray 1996, p. 9-10]. In 1894 stelde Thomas Edison aan het publiek de Kinetograph (de camera), de eerste praktische bewegende fotocamera en de Kinetoscope, een individuele kijkmachine. De kinetoscope was een kijkast van ruim een meter hoog met een grondoppervlak van circa veertig bij zeventig centimeter. Door middel van een vergrootglas boven op de kast zag de toeschouwer, één tegelijk, een filmpje van 15 a 20 seconden. Van een projectie was er dus geen sprake en het beeld dat men zag was van een briefkaartformaat [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 13]. De uitvinding was ook door anderen geïmiteerd en het werd een internationaal succes en hiermee ontstonden in Europa een golf van met elkaar concurrerende apparaten. “I had some glowing dreams about what the cinema could be made to do in teaching the world things it needed to know- teaching it in a more vivid way … When the industry began to specialize as a big amusement proposition I quit the game as an active producer” [Edison, in Rhode 1976, p. 3]
Omid Reza Alizadeh
24
De toekomst van de bioscoop .
Kinetoscoop van Edison Bron: www.edwardsamuels.com, dd. 5-3-06
Kinetoscoop mechanisme Bron: www.victorian-cinema.net/machines.htm, dd. 5-3-06
Toch zijn het de Gebroeders Lumière (Louis en Auguste) die de filmkunst aan het grote publiek voorstelden. Antoine Lumière, hun vader, zag op een demonstratie van de kinetoscope in Parijs meteen het nut ervan in. Louis en Auguste merkten op dat er toch nog twee grote belemmering aan de kinetoscope waren: er kon maximum maar één persoon gebruik van maken, en het toestel was veel te groot en zwaar om veel mee uit te halen. Begin februari 1895 hadden de broers al hun eigen versie van de kinetoscope klaar, namelijk de cinematograaf. De verschillen lagen hem erin dat de cinematograaf de twee grote minpunten van de kinetoscope wegwerkte. Het toestel woog slechts vijf kilogram en kon ook gemakkelijk met de hand bediend worden. De cinematograaf bestond uit een projector en hiermee kon het geen wat opgenomen is, worden afgebeeld op een muur. Hierdoor konden er nu groepen mensen naar een filmpje kijken.[Rhode 1976, p. 3-27].
Cinematographe van Lumiere Bron: www.victorian-cinema.net/machines.htm, dd. 5-3-06
Geprojecteerde film van Cinematographe van Lumiere Bron: www.globalgallery.com,dd. 5-3-06
De films van toen werden vaak via tijdelijke en letterlijk verplaatsbare reizende bioscopen aan het publiek vertoond. De ‘films’ duurden meestal zeer kort en bestonden uit een enkele scène uit het dagelijkse leven, een openbare gebeurtenis, sport en dergelijke [Gray 1996, p. 12-13].
2.2
De stille tijden
De film en de bioscoop vielen in de handen van ‘showmen’ en binnen twee decennia was het uitgegroeid tot een industrie en een vorm van kunst. “It was an extraordinary metamorphosis” [Edgar Morrin, in Rhode 1976, p. 29]. Uitvinders en producenten hadden vanaf het begin geprobeerd bewegende afbeeldingen te combineren met geluidsfragmenten. Echter was er geen praktische methode hiervoor uitgevonden tot het einde van de jaren 20. De eerste 30 jaren vanaf de ontwikkeling van de bewegende beelden waren de films dus zonder geluid. De films werden wel begeleid door muziekanten en er werd meestal en voorzover nodig gebruik gemaakt van
Omid Reza Alizadeh
25
De toekomst van de bioscoop ondertiteling. Vanaf 1902 werd de basis gelegd voor langere film en dus multi-scènes. Vanaf toen waren 15 minuten durende films een standaard te handhaven filmlengte in de filmindustrie. Deze ontwikkeling zorgde ervoor dat de eerste kleine permanente buurt filmtheaters (nickelodeons) ontstonden. Deze filmtheaters boden circa 200 zitplaatsen aan. De populariteit ervan groeide zeer snel onder de filmliefhebbers en alleen al in de Verenigde Staten waren er in 1909 al 8.000 filmtheaters. De filmindustrie werd dus een grote business. [Rhode 1976, p.43]. De normale lengte van een film bleef op ongeveer 10 a 15 minuten (‘one reel’ zoals werd genoemd). De producenten probeerden veelal zich te richten op de ‘working class’ in de maatschappij. In Amerika en Europa begon dan ook om de filmlengte omhoog te pushen (‘multiple-reel’ of ‘feature film’, elk film langer dan 60 minuten) door middel van spectaculaire shows en innovatieve technieken. [Rhode 1976, p. 46-52].
2.3
De opkomst van de film in Nederland
In Nederland begon de geschiedenis van film ook in 1894 toen de kinetoscope was ingevoerd. De jaren waarover het integratieproces van de film en de ontwikkelingen op dat gebied in Nederland zich uitstrekken, beslaan de periode tussen 1896-1918. Het introductieproces begon in 1896 en duurde tot 1902. In deze periode werd door de eerste bioscoopexploitanten geprobeerd film op een commerciële basis te exploiteren. Daarna is de periode tussen 1903 en 1910. In deze periode slaagde een nieuwe generatie de film op grotere schaal te verbreden. De derde periode betrof die van 19101918, de periode waarin de acceptatie duidelijk gestalte kreeg door de opkomst van de vast bioscopen. Het proces van kennismaking, verspreiding en aanvaarding loopt af op het moment dat de bioscoophouders zich gingen reorganiseren en de landelijke overheid de eerste aanzet geeft tot regelgeving. De eerste kinetoscope was op 27 december 1894 in Amsterdam te bezichtigen. In de loop van 1895 waren al meerdere kinetoscopen in Amsterdam aanwezig. Op 12 maart 1896 was ook het cinematographe van de broeders Lumiere in Nederland ingevoerd en omstreeks half juli 1896 dook de eerste reisbioscoop op en het aantal groeide snel de daaropvolgende jaren. Hiermee werd in een groot aantal steden en dorpen de film geïntroduceerd en kreeg de filmvertoning in Nederland een meer permanent karakter. De filmvertoningen werden aanvankelijk op de kermisplaatsen tentoongesteld omdat de mogelijkheden voor publiciteit in die tijd beperkt waren. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 1220].
Nederlandse reisbioscoop op de Utrechtse Kermis 1905 Bron:www.utrechtproject.nl/bioscoopgeschiedenis/images, dd. 7-3-06
2.4
De populariteit van de reisbioscoop
Naast de tentoonstellingen op de kermissen waren het variété theaters ook een geschikte plaats om de filmpjes te laten zien. Deze theaters waren populair trokken de aandacht van de mensen. Het enige wat er hoefde te gebeuren was het plaatsen van een projector en een doek. De filmvertoning in Nederland bleef toch maar een beperkte rol te spelen in die tijd met de reisbioscoop tot de opkomst van de vaste bioscopen. De films waren in het begin niet belangrijk en het boeide mensen niet waar de film over ging en wie er in speelde. Het ging er voornamelijk om dat het beeld bewoog. Pas later werd door het maken van promotie en reclamenamen voor films de film zelf belangrijk voor de mensen.
Omid Reza Alizadeh
26
De toekomst van de bioscoop Van de film en de reizende bioscoop werd getracht een commercieel iets te maken en dus mee geld te verdienen. Echter ging dit niet goed met de bezoekersaantallen doordat bijvoorbeeld door de slechte technische vooruitgang de beelden flikkerden en uitvielen. Na een aantal pogingen met geluid en kleur was de exploitanten ook niet gelukt om de bezoekers weer naar zich toe te trekken. Rond de eeuwwisseling was het duidelijk slecht gesteld met de populariteit van de film in Nederland. Hierdoor gingen dan ook veel bioscoopexploitanten failliet of ze kapten er gewoon mee. In 1901 komt slechts de naam van één bioscoopexploitant voor. Veel ondernemers begonnen na deze situatie met het bedenken van situaties om de film weer aantrekkelijk te maken. Deze ondernemers bestonden voornamelijk uit jonge ondernemers die voortkwamen uit het vooraanstaande kermisfamilies. Door verschillende soorten investeringen slaagden zij erin van de filmvoorstellingen nieuwe attracties te maken. Dit paste bij het steeds toenemende amusementskarakter van de kermis. De films waren niet meer gericht om interessant te zijn maar eerder amusement. Door de stijging van het inkomen steeg ook de behoefte naar amusement. Vooral de kermis speelde op deze behoefte in. De reisbioscoop op de kermis onderging verschillende gedaanteveranderingen en had betrekking op alle aspecten van de filmvertoning. Het front van de tent werd steeds luxueuzer en bij de meeste reisbioscopen bestonden uit een centraal gelegen kassa, geflankeerd door het draaiorgel en een locomobiel, een stoommachine die elektriciteit produceerde. Hiermee kon de bioscoop zo mooi verlicht, aantrekkelijk en betoverend worden gemaakt tijdens de avonduren. Het draaiorgel zorgde voor een gezellige sfeer en elimineerde het geluid van de locomobiel. Affiches verschaften informatie over de aanvangstijden en de toegangsprijzen. Ook de films maakten meer indruk. De lengte van de korte fragmenten van het begin waren gestegen naar ongeveer 10 minuten en hiermee konden er meerdere films worden vertoond waarbij ook de variatie in de vertoning op peil bleef. Actualiteiten, drama’s, natuurtaferelen en komische scènes wisselden elkaar af. Ieder met een verschillende smaak moest met deze formule aan zijn/haar trekken komen. Een ander belangrijk element dat werd toegevoegd was het geluid. De films hadden echter geen geluid maar de voorstelling werd begeleid met levende muziek. Meestal was dat een piano aangevuld met viool. Door deze ontwikkelingen en de wijze waarop de bioscoop naar voren werd gebracht, werd de film weer populair op de kermisplaatsen. Filmvertoningen in variétés en andere gebouwen speelden een ondergeschikte rol. Inmiddels was het medium film in Nederland ruim tien jaar na de eerste filmvoorstelling heel ver gekomen. Door allerlei gevolgen rond de filmexploitatie kwam de reisbioscoop in 1909 in de knel. De tijd was gekomen voor de vaste bioscopen in Nederland. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 21-34].
2.5
De vaste bioscoop
Op moment dat de reisbioscopen grote successen boekten in Nederland doken ook de eerste Nederlandse vaste bioscopen op. De eerste vaste bioscoop kwam in 1906 in Amsterdam en Den Haag. De voorlopers van de vaste bioscoop waren natuurlijk het variété theaters en de programma’s die buiten het kermisseizoen in de schouwburgen werden uitgezonden. De belangrijkste voorwaarde voor het ontstaan van de vaste bioscopen vormde de permanente aanwezigheid van voldoende toeschouwers. Door het succes van de reisbioscopen werd het aantrekkelijk om steeds vaker in één en dezelfde plaats voorstellingen te geven. Het werd de bedoeling om steeds dezelfde mensen te trekken met verschillend pakket aan films dan verschillende mensen met dezelfde films. De opkomst van de vaste bioscoop in 1910 in verschillende steden werd de concurrentie met de reisbioscopen te groot en hierdoor gingen de meeste reisbioscopen langzaam maar zeker ten onder. Er waren echter sommige reisbioscoophouders die zich gingen concentreren op bepaalde locaties in Nederland waar de vaste theaters niet voldoende klanten hadden. Op deze wijze konden die zich zelfs tot de Tweede Wereldoorlog handhaven. Het aantal permanente bioscopen groeide snel. In Amsterdam waren binnen enkele maanden al 15 vaste bioscopen. In Nijmegen waar in 1910 maar één vaste bioscoop bestond, waren er 5 in 1912. Andere grote steden lieten een soortgelijk beeld
Omid Reza Alizadeh
27
De toekomst van de bioscoop zien. Er werd zelf gesproken over een ‘opkomende ziekte’, namelijk de ‘bioscoopkoorts’. Alles wees erop dat de film, 20 jaar na de eerste introductie, als een normaal maatschappelijk verschijnsel was geaccepteerd. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 38, 46, 4752].
2.6
Geluidsfilm en de Nederlandse bioscoop
De geluidsfilm begon aan het einde van de jaren 20 de wereld te veroveren. Echter was er in die tijd nog geen sprake van een Nederlandse speelfilmindustrie. Tussen 1931 en 134 ging er slechts één Nederlandse film in première gegaan. Grote, actieve filmstudio’s bestonden niet. Hierdoor was Nederland dus genoodzaakt om films te importeren. De invoering van de geluidsfilm ging echter soepel in Nederland vergeleken met de andere Europese landen. In 1929 werd een begin gemaakt met de installatie van de geluidsapparatuur en hiermee was eind 1932 alle filmtheaters in Nederland voorzien van geluidsinstallaties. Nederland liep hiermee voorop bij andere Europese landen. Er moet wel worden opgemerkt dat de films wel buitenlandstalig werden gesproken en dus voorzien moesten worden van ondertiteling. De Nederlandse filmindustrie had wel last van de buitenlandse concurrentie. Landen als Zweden en Duitsland die distribueerden en exporteerden veel films en deze werden overspoeld in Nederland. De Nederlandse regering nam echter geen maatregelen t.b.v. beperkingen op de invoer en beschouwde film als een particuliere onderneming. Ook werd er geen filmproductie gesubsidieerd. In die tijd was de regering dus meer controlerend van aard dan stimulerend op dit gebied. Echter lukte de particulieren met slag en stoot een nieuwe bloei periode in de Nederlandse filmgeschiedenis te schrijven. Tussen 1934 en 1940 werden er 37 Nederlandse films geproduceerd. Hiermee ontstonden langzamerhand naast de kleine studio’s ook grote speelfilmstudio’s. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 107, 108, 110].
2.7
Bioscopen en bioscoopbezoekers in de vroege tijden
Het is interessant om te weten hoe enthousiast mensen in die tijd waren om naar de film te gaan. Dus hoe aantrekkelijk waren de film en bioscoop eigenlijk? 1918 was een voorspoedig jaar voor de Nederlandse bioscopen terwijl de omstandigheden niet bepaald voorspoedig waren. Het was oorlog in Europa en de oorlog had veel schade aangericht en ook het negatieve invloed was in Nederland kenbaar. De mensen waren bepaald niet vrolijk. Er heerste honger en er kwamen zelfs voedselrellen voor. Dergelijke omstandigheden waren dan ook niet bepaald uitnodigend voor vermaak en vertier. Toch ontvingen de bioscopen grote bezoekersaantallen. Waarschijnlijk hadden den mensen toch wel enige behoefte aan vermaak om de andere nare situaties even opzij te kunnen zetten. Nooit eerder waren de bioscopen zo vol gezeten als tijden de Eerste Wereldoorlog. In Amsterdam steeg het bezoek met 19 procent in 1917 en met 5 procent in 1918. Ook andere steden maakten een groei door. In Den Haag bijvoorbeeld steeg het aantal bezoekers met 15 procent in 1917 en met 20 procent in 1918. De rijen aan de kassa waren elke dag zo lang dat veel mensen zich aan ergerden. Dit blijkt uit de volgende zin: “Laat ze eens zo lang op hun aardappelen of brandstof wachten, dan staat er morgen een halve courant van vol” [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 231]. Het valt dus op dat mensen zelfs lange rijen voor over hadden om toch enige vorm van vertier en ontspanning te hebben. Door de opkomst van de lange speelfilm zag het bioscoopprogramma er na de Eerste Wereldoorlog er anders uit dan voorheen. Het bioscoopprogramma bestond niet meer uit een verzameling van journaalfilms, lachfilm en melodiedrama’s begeleid door muzikanten en afgewisseld met het optreden van variété artiesten. Alle korte filmpjes en de variéténummers waren samenbracht in het voorprogramma, terwijl het hoofdprogramma was opgenomen door een lange film die wel anderhalf uur kon duren. De muziekband bleef ook bestaan tot rond 1930 toen de geluidsfilm zijn intrede deed. In die tijd bestonden ook geen inbouwtheaters en een bioscoopgebouw telde slechts één zaal. Het was in de kleinere gemeenten heel normaal dat de film alleen in het weekend werd vertoond en in de zomers de bioscoop dicht bleef. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag waren er verschillende soorten theaters: premièretheaters, navertoningstheaters, Omid Reza Alizadeh
28
De toekomst van de bioscoop buurtbioscopen en genrebioscopen. Vanaf 1932 kwam ook de journaalbioscoop. De Cineac is daarvan een bekend voorbeeld. Op dit type bioscoop zal in het volgende hoofdstuk nader worden ingegaan. Over het bioscooppubliek in die tijd is weinig bekend. Het is niet bekend wie de bioscoopbezoekers waren en wie het vaak een bioscoop bezocht: jong of oud, man of vrouw, rijk of arm. Over het aantal bioscoopbezoekers in grote steden is wel informatie voor handen. Vanaf 1916 waren al voor Amsterdam cijfers bekend. Zie de tabel hiernaast.
Bioscopen en bioscoopbezoek in Amsterdam en Nederland, 1916-1939, Bron: Dibbets en Van der Maden 1996, p. 244
Het bezoek aan de Amsterdamse bioscopen is in de periode na de Eerste Wereldoorlog meer dan verdubbeld. In de jaren 30, zoals al eerder vermeld, is er een inzinking maar daarna gaat het weer opwaarts. Het bioscoopbezoek van Nederland in 1918 bedroeg ongeveer 19 miljoen bezoekers en in 1939 ongeveer 40 miljoen bezoekers. Dus een verdubbeling tussen de beide wereldoorlogen. Het aantal bioscopen in 1939 bedroeg 363. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 243-244]. Als je dit zou vergelijken met het aantal bezoekers nu, en rekening houdend dat 65 jaar geleden het aantal inwoners van Nederland veel lager was, stelt het bioscoopbezoek van tegenwoordig weinig voor vergeleken met de jaren 30. In 2005 was het aantal bezoekers meer dan gehalveerd en kwam op circa 17 miljoen mensen uit. In 1995 en 1996 was het aantal bezoekers zelfs 11 miljoen, een ware ravage voor de bioscopen. [www.nvbinforcentrum.nl, dd. 5-3-06]. Het is bekend dat na 1930 het bioscoopbezoek daalde en weer vanaf 1935 het aantal weer omhoogging. Dit kwam misschien door het feit dat er in Nederland voornamelijk buitenlandse films tentoon werden gesteld. Vanaf het begin van de jaren 30 was het nationaliteitsgevoel van Nederlanders toegenomen en vooral de Nederlandse films waren zeer populair. Het is dan ook niet vreemd dat er vanaf 1935 het aantal bezoekers steeg. Dit kwam omdat er vanaf 1934 Nederland zich begon te concentreren op een productie van zes Nederlandse films per jaar. [Dibbets en Van der Maden 1986, p. 141].
2.8
De bioscoop als een kwaad
Terwijl de bioscoop voor de bezoekers steeds populairder werd was het ook een gevaar voor de politiek. Alles wat er in de bioscoop gebeurde en werd gezien, stond gekoppeld aan maatschappelijke en politieke actualiteit. De populariteit gaf dus voor de politieke en andere kringen aanleiding tot grote bezorgdheid en de bioscoop werd als een probleem ervaren. De films en de verkeerde propaganda konden mensen aan denken zetten om een revolutie in gang te brengen, zoals dat in die tijd in andere landen gaande was.
Omid Reza Alizadeh
29
De toekomst van de bioscoop Men sprak over het ‘bioscoopvraagstuk’ en de status van de bioscoop in het culturele leven waren al sinds 1913 bekend. Het ging om de volgende vragen: Is film een kunst? Bezit film een opvoedkundige waarde? Vormt de bioscoop een gevaar voor de goede zeden, in het bijzonder voor die van de opgroeiende jeugd? Het gevaar van de bioscoop zou volgens sommigen minder worden als de film meer kunstzinnige en opvoedkundige aspecten in het licht zou brengen en zich daarop zou concentreren. Er was ook de vraag of de bioscoop een bijdrage kon leveren aan het onderwijs. Hiermee ontstonden dan ook schoolbioscopen die aan schoolkinderen werden vertoond. In 1918 opende in Den Haag de eerste schoolbioscoop. Ook films waarin seksuele voorlichting in voorkwam en tevens grote bezoekersaantallen trok, waren uit den boze. Er moest censuur komen volgens de katholieke normen. Tegenstanders van de bioscoop waren niet alleen in confessionele kringen maar ook in de liberale kringen: “De bioscoop is de avondschool van de arbeiders…de hersens der menigte worden hier volgestopt door een machine die dwaasheid en leugen fijnmaalt tot een mengsel” [Dibbets en Van der Maden 1986, pp. 236]. De officiële instantie die tot 1926 verantwoordelijk bleef voor de censuur van de films, was de gemeente. Terwijl al in 1926 een overeenstemming was bereikt dat de films door het Rijk goed moesten worden gekeurd, duur de het echter nog tot 1926 voordat hiervoor een wettelijke regeling werd vastgesteld.
De Utrechtse Rembrandtbioscoop 1912. De foto dateert uit 1918 ten tijde van de vertoning van de geruchtmakende film ‘kapitaal en arbeid’ welke werd verboden door de Haagse Politie voor vertoning, Bron: www.utrechtproject.nl/bioscoopgeschiedenis/images, dd. 8-3-06
2.9
De Bioscoopbond en de bioscoopwet
In februari 1918 waren de Nederlandse bioscooptheaters ondergebracht in de Bond van Exploitanten, later in 1919 veranderd in Nederlandse Bond van BioscooptheaterDirecteuren. Deze groeide in de jaren 20 tot een grote organisatie. De bioscoophouders (exploitanten) en filmverhuurders gingen samen in een bondgenootschap op 18 juli 1921, de Nederlandse Bioscoopbond (NBB). Hiermee moesten hun belangen ten opzichte van derden worden beschermd en het economisch verkeer tussen de leden moest door middel van dit bondgenootschap in banen worden geleid. De productiesector behoorde echter nog niet tot de NBB. Pas in 1932 konden de filmstudio’s en filmproducenten lid worden. Sindsdien omvatte de NBB alle drie sectoren van de professionele filmbranche in Nederland. In de vorige paragraaf, de bioscoop als een kwaad, is al verteld dat de bioscoop als een gevaar werd gezien. Er moeste dus maatregelen worden genomen om ‘het zedelijk en maatschappelijk gevaar’ te bestrijden dat aan bioscoopvoorstellingen zou zijn verbonden. Hiervoor werd een commissie ingesteld. In 1920 bracht de commissie een rapport uit en adviseerde dat voortaan het Rijk een centrale keuring aan films zou moeten instellen, dit ter vervanging van de gemeentelijke keuring. Op 14 mei 1926 verscheen dan ook de Bioscoopwet. In 1927 werden maatregelen genomen om de Bioscoopwet in te voeren. Deze wet werd in 1 maart 1928 in werking genomen en is tot 1977 van kracht gebleven. De Bioscoopwet stelde als norm dat een film niet in strijd met goede zeden of openbare orde mocht zijn. [Dibbets en Van der Maden 1986, pp. 249-259].
Omid Reza Alizadeh
30
De toekomst van de bioscoop
2.10 Bioscoopbezoek na 1940 De jaren tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de bioscopen in de Duitse handen gevallen en het aantal bezoekers was gedaald. Na de Tweede Wereldoorlog in 1945 begon het aantal bezoekers weer hard te stijgen omdat de mensen weer zin hadden in leuke dingen doen. Dit duurde tot in de jaren 50 maar in de jaren 60 begon het aantal bezoekers echter weer af te nemen. De oorzaak was de opkomst van de televisie in de Nederlandse huizen. Er was een nieuw fenomeen ontstaan en de mensen hadden nu zelf thuis een ‘bioscoop’. In de jaren 70 was de televisie voor iedereen een gemeengoed geworden en de mensen waren aan gewend. Het was dus niet meer iets bijzonders. Daarom gingen mensen dan ook weer liever naar een bioscoop om een film te zien dan thuis voor de buis. In de jaren 80 ging het weer slecht met de bioscoopbezoeken omdat het in Amerika ook al slecht ging en weinig Amerikaanse films werden geproduceerd. De afnemende bezoekersaantallen zette zich door tot halverwege de jaren 90. Vanaf 1996 tot en met 1998 was er op eens sterke groei omdat de bioscopen zich begonnen uit te breiden en groter werden (bioscopen met een groot aantal zalen). In 1999 was er een daling en daarna groeide het aantal bezoekers sterk tot het hoogtepunt in 2003 met bijna 20 miljoen bezoekers. Sindsdien begon het aantal weer af te nemen tot de dag van vandaag. Het valt op dat het bioscoopbezoek al vanaf het begin niet stabiel te noemen is en dat na een periode van succes weer de bezoekers het af laten weten. [Dibbets & Van der Maden 1986; Goossens 2002; www.nvbinfocentrum.nl, dd. 20-02-06]. De oorzaak en de oplossing hiervan zal in dit onderzoek aan de orde komen.
2.11 Conclusie Het ontstaan van het fenomeen film en daarmee de bioscoop is snel verlopen in het begin van de vorige eeuw. De bezoekers waren vanaf het begin zeer enthousiast omdat het een nieuw ongekend verschijnsel was. Hierdoor kon de technologie en de plaats waar de film werd tentoongesteld binnen aanzienlijk korte tijd grote vooruitgangen boeken. In de loop der jaren hebben film en bioscoop zich steeds verder ontwikkeld, zoals de overgang van films zonder geluid naar een tijdperk waar de films voorzien waren van geluid. Maar ook de overgang van de reisbioscopen die plaats maakten voor de vaste bioscopen die we nu nog steeds kennen. De nieuwe ontwikkelingen hadden echter naast positieve invloeden ook negatieve invloeden op de aantrekkelijkheid van de bioscopen. Na de introductie van bijvoorbeeld geluid waren de filmliefhebbers zeer enthousiast en het aantal bioscoopbezoekers was dan ook zeer hoog. Maar door verdere professionalisering en daarmee de uitvinding van de televisie gingen steeds minder mensen naar de bioscoop. Het is opvallend dat de aantrekkelijkheid van de bioscopen en daarmee de toenemende of afnemende aantal bezoekers telkens een bepaalde (korte) periode bestrijkt en samenhangt met de ontwikkelingen in de tijd. De aantrekkelijkheid van de bioscoop en het aantal bezoekers van bioscopen is dan ook alles behalve stabiel te noemen.
Omid Reza Alizadeh
31
De toekomst van de bioscoop
3.
De beleveniseconomie
Dit hoofdstuk gaat over de emotiemarkt/beleveniseconomie. Er is getracht om de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: 2. Wat wordt bedoeld met emotiemarkt/beleveniseconomie, wat is het belang hiervan en hoe kunnen belevenissen worden gecreëerd? De beantwoording van de bovenstaande vraag is goed toepasselijk wanneer er wordt getracht om op het gebied van emoties en aanbod van belevenissen nieuwe concepten te ontwikkelen. Dit is het geval bij dit onderzoek. Het is van belang dat de bioscopen nieuwe concepten hanteren die de bezoekers emotie en belevenissen kunnen aanreiken.
3.1
Vier soorten economisch aanbod
Er bestaan in totaal vier soorten van economisch aanbod. Hieronder worden commodities, goederen, diensten en belevenissen onderscheiden. Commodities zijn materialen die afkomstig zijn uit de natuur, zoals dierlijke, mineraalachtige en plantaardige producten. Deze worden letterlijk gewonnen uit de natuur en vervolgens worden ze door bedrijven verwerkt en opgeslagen, kortom klaar voor verkoop op de markt. Commodities zijn inwisselbaar en ze zijn gewoon wat ze zijn. Commodities bestaan dus uit onderling vervangbare materialen die uit de natuur afkomstig zijn. Bedrijven maken van commodities gebruik als grondstof en daarvan maken ze verschillende soorten producten die vervolgens kan worden aangeboden aan consumenten. De tastbare producten die door ondernemingen worden gestandaardiseerd en in voorraad opgenomen, worden goederen genoemd. Commodities zijn altijd dus omgezet in goederen. Toch heeft het lang geduurd dat goederen de economie gingen beheersen. Dit komt door het feit dat de methoden die werden gebruikt voor het maken van de producten te tijdrovend waren met als gevolg hoge kosten voor dit proces. Doordat de ondernemingen op den duur de productie begonnen te standaardiseren (industriële revolutie), ontstonden veranderingen op het gebied van economie. De fabricage en automatisering zorgden ervoor dat steeds minder mensen nodig waren in de fabrieken. Dit zorgde voor kostenbesparing en meer winst en welvaart. De welvaart die de fabricage teweeg had gebracht en in aantal gegroeide materiële goederen gaf de aanzet voor een toegenomen vraag naar diensten en dus werknemers in de dienstverlening. [Pine & Gilmore 1999, p.23-26] Diensten zijn immateriële, niet tastbare activiteiten die worden verricht voor een ander. Dienstverleners verlenen diensten door gebruik te maken van producten. Over het algemeen zien consumenten de voordelen van het af nemen van diensten hoger in dan de producten die nodig zijn voor een bepaalde dienst. Diensten vervullen de taken die de consumenten niet zelf willen uitvoeren. De producten zijn slechts een middel daartoe. Voorbeelden van diensten zijn knippen van haren, een ogentest, verwend worden in een restaurant en nog veel meer. Goederen weggeven en kopen om daarmee diensten te kunnen leveren, geeft aan dat de diensteneconomie een hoog niveau heeft bereikt. Een van de valkuilen van de diensteneconomie is tegenwoordig het medium Internet. Internet maakt van allerlei zaken een commoditie en dit geldt zowel voor producten als diensten. Internet heeft het koopgedrag en afnemen van diensten min of meer afgenomen van de mensen. Via Internet worden tegenwoordig zowel producten als diensten aangeboden. Dit bespaart de klanten zowel tijd als geld, wat als zeer belangrijk en waardevol wordt beschouwd in de huidige tijd dat consumenten en bedrijven weinig tijd hebben. Er kan worden geconcludeerd dat de diensteneconomie haar hoogtepunt heeft bereikt. Goederen en diensten zijn niet meer voldoende in de huidige maatschappij. Er moet een hogere stap bereikt worden met een ander type economische output. De
Omid Reza Alizadeh
32
De toekomst van de bioscoop recente ontwikkelingen op het gebied van belevenissen is het vierde economische aanbod. [Pine & Gilmore 1999, p. 26-31] Het bieden van belevenissen door dienstverleners en het opdoen van belevenissen door de consument is de huidige trend. Pine & Gilmore (1999) zeggen het volgende hierover: “Wie een dienst koopt, koopt een aantal immateriële activiteiten die namens hem worden uitgevoerd. Koopt hij echter een belevenis, dan betaalt hij om tijd te besteden aan het genieten van een reeks memorabele gebeurtenissen die – net als in een toneelstuk – door de onderneming georganiseerd worden om hem er op een persoonlijke manier bij te betrekken” [Pine & Gilmore 1999, p. 18]. Belevenissen zijn dus gebeurtenissen die mensen op een persoonlijke manier aanspreken. De belevenissen zijn gedenkwaardig. De voorgaande drie soorten economisch aanbod blijven op afstand van de afnemer maar belevenissen zijn van zichzelf persoonlijk. Zij spelen zich binnen elke persoon die zich op emotioneel, fysiek, intellectueel of zelfs spiritueel niveau aangesproken voelt. Het resultaat is dat elk mens de aangeboden belevenis anders beleeft. Als we kijken naar de amusementssector zoals concerten, toneelstukken, films en shows heeft het altijd om belevenissen gedraaid. Bij belevenissen gaat het erom dat de waarde ervan in het geheugen van de afnemers blijft bestaan. Ondernemingen die deze economische waarde bereiken, worden geliefd onder de consumenten en de consumenten zorgen dan voor de inkomsten. De onderstaande tabel geeft het verschil van elk economisch aanbod en laat zien hoe elk opeenvolgend aanbod een steeds grotere economische waarde creëert. [Pine & Gilmore 1999, p. 17 t/m 35]
Economische verschillen, Bron: Pine & Gilmore 1999, p. 23
Behalve Pine & Gilmore hebben ook andere schrijvers het over de beleveniseconomie en hebben het een en ander over de beleveniseconomie geschreven. Een daarvan is Jensen (1999). Hij zegt het volgende over de beleveniseconomie in zijn boek ‘De droommaatschappij’: “naarmate welvaart en vrije tijd toenemen, proberen we meer betekenis te halen uit onze materiele goederen, en komt ons besluit om iets aan te kopen eerder voort uit emotionele dan rationele overwegingen. In een economie van overvloed is emotie de manier om je te onderscheiden van de concurrentie.” [Jensen (1999) in Engwirda 2001, p. 6]. Volgens Jensen zijn we de ‘droommaatschappij’ binnengetreden als
Omid Reza Alizadeh
33
De toekomst van de bioscoop opvolger van de informatiemaatschappij. In de droommaatschappij is de consument op zoek naar emoties en verhalen. Ook Rifkin (2000) heeft in zijn boek The Age of Access over de beleveniseconomie. Hij heeft het over de overgang van diensteneconomie naar een beleveniseconomie. Alleen hij bekijkt het anders dan de andere auteurs. Hij beschouwt deze fase als de eindfase van het kapitalisme met als doel zoveel mogelijk relaties in de economische sfeer te trekken. Hij vindt dat commodificatie minder belangrijk wordt maar dat juist de toegang tot producten en diensten belangrijker worden dan het bezit ervan. Hij verwacht dat aanbieders een soort netwerkrelatie aangaan met de klanten die betalen om producten wanneer ze wensen te gebruiken (beleven) in plaats van die producten aan te schaffen. [Rifkin (2000) in Engwirda 2001, p. 6]
Berkhout, hoogleraar innovatiemanagement, zegt dat het allang niet meer om de technologische innovatie gaat. Producten en diensten moeten iets extra’s bieden, zoals gemak, veiligheid, een mooie design en kwaliteit. De vraag die de ondernemingen telkens moeten vragen is: wat wil de consument? Alleen op deze wijze ontstaan concurrerende producten en diensten die de consument kunnen aantrekken. [Berkhout in Engwirda 1999, p. 5]. De centrale boodschap van alle auteurs die het over de beleveniseconomie hebben is dat men een business moet transformeren tot een voorstelling. De definitie van belevenis is als volgt volgens Pine & Gilmore [Pine & Gilmore in Engwirda 2001, p. 6]:
“Belevenissen zijn gebeurtenissen die mensen op een persoonlijke manier aanspreken. Een belevenis kopen is betalen om tijd te besteden aan het genieten van een reeks memorabele gebeurtenissen die door de onderneming worden georganiseerd om je er op een persoonlijke manier bij te betrekken”. Het gaat dus bij alle schrijvers om het feit dat de emotie van mensen in de positieve zin beïnvloedt wordt. Frijda (1991) omschrijft emotie als volgt [Frijda in Nijs 2002, p. 65]: “Innerlijke processen, die worden aangewakkerd door een gebeurtenis die voor het individu in kwestie van belang is en die zich kunnen manifesteren in vier verschijningsvormen: gevoelens, expressief gedrag, gemotiveerd gedrag en fysiologische veranderingen”.
3.2
Belevenis verrijken De ondernemingen die succesvol zijn, behandelen hun aanbod niet als verheerlijkt product of een gevierde vorm van dienstverlening maar eerder als een rijke belevenis die de persoon aanspreekt en een herinnering achterlaat. Dus niet telkens de fout maken door het aanbod in dezelfde vorm te presenteren. Dit betekent dat de belevenissen niet gelijk mogen worden gesteld aan amusement. Belevenissen van amusementen houdt niet alleen in om consumenten te amuseren maar op het aanspreken van consumenten.
De domeinen van de belevenis, Bron: Pine & Gilmore 1999, p. 51
Omid Reza Alizadeh
34
De toekomst van de bioscoop Belevenissen bestaan uit vier hoofddomeinen: leren, ontsnapping, esthetiek en amusement ingebed in vier dimensies absorptie, actieve deelname, onderdompeling en passieve deelname. Het zijn op elkaar aansluitende domeinen die vaak ineenvloeien tot unieke persoonlijke ervaringen. De horizontale as geeft de betrokkenheid van de deelnemer aan. Hij/zij is actief of passief betrokken bij een belevenis. De verticale as geeft de soort relatie of verhouding tot de omgeving van de deelnemer aan. Hierbij zijn de dimensies absorptie en onderdompeling van belang. Bij absorptie wordt de aandacht van de persoon zo vastgehouden dat hij/zij de belevenis in zich opneemt. Bij onderdompeling is sprake wanneer de betrokkene fysiek of virtueel zelf een deel van de belevenis wordt. Een spelletje doen behoort tot de onderdompeling van de speler en kijken naar een film is absorptie. De betrokkene absorbeert als het ware de belevenis. Creëren van belevenis kan volgens Pine & Gilmore (1999) door het toevoegen van amusement. De soorten belevenis die door de meeste mensen als amusement worden beschouwd, doen zich voor wanneer zij deze via hun zintuigen passief absorberen. Dit is het geval bij een theatervoorstelling, bioscoopbezoek, luisteren naar een concert of het lezen van een boek voor plezier. Toch behoren niet alle belevenissen tot amusement. Mensen willen in de huidige situatie van beleveniseconomie meer ongewone belevenissen in nieuwe richtingen. Deze belevenissen zullen allemaal echter een stukje amusement bevatten, maar het is de kunst om andere elementen als leren, ontsnapping en esthetiek toe te passen. Net als bij amusementsbelevenissen absorbeert de betrokkene bij lerende belevenissen alles wat zich in zijn aanwezigheid voordoet. Bij lerende belevenissen is sprake van een actieve deelname van de betrokkene. De belevenissen hier hebben een educatief karakter. Bij ontsnapping hebben we te maken met belevenissen die ontsnapping aanbieden. De betrokkene ontsnapt als het ware aan de werkelijkheid omdat hij/zij wordt ondergedompeld. Het is letterlijk de tegenpool van de amusement- en lerende belevenissen. De betrokkene gaat als een actieve deelnemer in de belevenissen op. Voorbeelden hiervan zijn themaparken, casino’s, virtual reality headsets en babbelboxen. Het vierde belevenisdomein is esthetiek. Bij esthetische belevenissen gaan de betrokkenen helemaal in op, terwijl ze een passieve rol vervullen. Men gaat op in een bepaald evenement of een bepaalde omgeving. Voorbeelden hiervan zijn het bekijken van films, bezoeken van een museum en een terrasje pakken. De bovengenoemde domeinen kunnen als volgt worden samengevat: de betrokkenen in een amusementsbelevenis willen iets voelen, in een lerende belevenis leren, in een ontsnappingsbelevenis iets doen en in een esthetische belevenis ergens alleen maar zijn. Pine & Gilmore zeggen dat de rijkste belevenissen uit alle vier domeinen bestaan. Ondernemingen moeten dus proberen om de grenzen tussen de domeinen te vervagen om elke belevenis te versterken: “wie een rijk geschakeerde, boeiende en uitdagende belevenis wil bieden, moet niet vanwege een bepaalde keuze in één domein blijven steken” [Pine & Gilmore 1999, p. 62]. Alleen wanneer binnen een en zelfde gelegenheid alle vier de domeinen aan bod komen wordt een gewone gelegenheid een speciale gelegenheid. Berndt Schmitt onderscheidt vijf elementen die een belevenis kunnen verrijken [Berndt Schmitt in Engwirda 2001, p. 8] & [Berndt Schmitt in Nijs 2002, p. 50]: • Sense: zintuiglijke gewaarwordingen; • Feel: opgeroepen gevoelens; • Think: creatieve cognitieve ervaringen; • Act: fysieke belevenissen; • Relate: sociale ervaringen. Ook hij vindt, net als Pine & Gilmore, dat hoe meer elementen deel uitmaken van de belevenis, hoe rijker de belevenis wordt voor de gast. In vergelijking tot Pine en Gilmore geeft hij het aspect van de sociale ervaringen een prominentere rol.
Omid Reza Alizadeh
35
De toekomst van de bioscoop
3.3
Thema en belevenis
Om een goede belevenis tot stand te brengen is eerst belangrijk om een goed thema te definiëren. Op deze wijze wordt in de eerste instantie al een belevenis geregisseerd. De thema’s dienen bondig een betekenis weer te geven. Het schrijven van een thema voor een belevenis is een verhaal dat zonder de deelname van de gasten onvolledig zal zijn. Echter is het bedenken en uitschrijven van een thema niet eenvoudig. Het is handig om uit te gaan van een algemene categorie van thema’s. Om een dergelijk thema te ontwikkelen staan vijf beginselen voorop die de vorming van het thema zullen leiden: • Een aansprekend thema dient verandering aan te brengen in het werkelijkheidsbesef van de gast: het gaat om het scheppen van een andere werkelijkheid dan die van alle dag; • Thema’s die een volledige verandering teweegbrengen in iemands realiteitsgevoel, doordat ze invloed hebben op de beleving van ruimte, tijd en materie; • Aansprekende thema’s ruimte, tijd en materie moeten worden geïntegreerd tot een samenhangend realistisch geheel: bijvoorbeeld nieuwe films spreken hun publiek aan door volkomen nieuwe werkelijkheden te creëren waarin elk detail van de bioscoopbelevenis anders is; • Thema’s worden versterkt door binnen een en zelfde gelegenheid meer ‘gelegenheid’ te creëren: meervoudige belevenissen op een plek; • De thema moet passen bij het imago van de onderneming die de belevenis regisseert. Kortom het thema moet de drijvende kracht zijn achter alle ontwerpen en georganiseerde evenementen die de belevenis vormen. Op deze wijze dient het een eenvormig verhaal te vormen die de gast geheel in beslag neemt. Pine & Gilmore zeggen: “Dit is de essentie van een thema en al het andere dient slechts ter ondersteuning’’ [Pine & Gilmore 1999, p. 78].
3.4
Toekomst en draagvlak van de beleveniseconomie in Europa
Wolf (1999) beweert dat we in de toekomst een beter geïntegreerde en een grotere internationaal gerichte en functionerende beleveniseconomie zullen zien ontstaan, vooral als dit fenomeen in opkomende landen als China, India en de Latijn Amerikaanse landen zich ontplooit. Wolf schrijft: “It seems more likely to me that while the global entertainment economy is growing, it does not necessarily follow that the future will belong exclusively to Disney-style Omnivores. Just as Coca-Cola built its worldwide business local partnerships, entertainment companies will create businesses based on strong local alliances” [Wolf 1999, p. 291-292]. Er zullen steeds meer mensen gebruik gaan maken van de nieuwe technologieën als homecinema en Internet. Het verlangen van mensen naar plezier en belevenis zal almaar groeien. Volgens Wolf groeit de beleveniseconomie sneller waar het met economie slecht gaat. De mensen staan dan onder economische druk waarmee de behoefte aan plezier zal toenemen. De entertainmentindustrie groeit volgens Wolf dan ook tijdens de economisch slechte tijden. Verder merkt Wolf net als Pine & Gilmore dat bij het creëren van belevenissen (nieuwe concepten) enige creativiteit vereist is om succesvol te kunnen. Creativiteit zit echter niet in de aard van bedrijven omdat het risicovol is: “The great wild card in the entertainment economy is the creative element. This is a little scary for businesspeople who are used to making their decisions on the basis of exhaustive spreadsheet analyses” [Wolf 1999, p. 294]. Nijs (2002) zegt ook dat de concepten creatief moeten worden bedacht. Nijs beweert dat consumenten hun eigen behoeften niet kennen. Ze schrijft dan ook dat nieuwe belevingsconcepten zelden of nooit door middel van marktonderzoek worden gevonden: “Vraag in een attractiepark door middel van enquêtes aan bezoekers welke attractie bijgebouwd moet worden en er zal waarschijnlijk om nog een achtbaan gevraagd worden. Alleen blijven de bezoekers, wanneer er een nieuwe achtbaan gebouwd wordt, in de toekomst weg omdat er geen nieuwe ervaringen worden geboden. En mocht u een werkelijk origineel antwoord krijgen, neem dan de respondent in dienst: u hebt een imagineer gevonden” [Nijs 2002, p. 29]. Of dit werkelijk het geval is, dat consumenten hun
Omid Reza Alizadeh
36
De toekomst van de bioscoop wensen en behoeften niet kennen, is wel erg kort door de bocht geconcludeerd. Maar de essentie is dat creativiteit erg van belang is bij beleveniseconomie, nu en vooral in de toekomst. Nijs beweert dus dat conceptontwikkeling van meerdere belevingswerelden niet het vervullen van meetbare behoeften betreft, maar het verassen van consumenten door het vormgeven van een belevingswereld, de vormgeving van het samenspel van instrumentele, symbolische en maatschappelijke waarden. Een belevingsconcept zal door de klant niet aangedragen worden hoewel deze hierbij kan helpen. De consument kennen en begrijpen blijft een noodzakelijke voorwaarde voor succesvolle conceptontwikkeling. [Nijs 2002, p. 155]
Amerongen heeft in 2003 een onderzoek verricht onder de Europese en Nederlandse jongeren om een inzicht te krijgen over de toekomst van beleveniseconomie. Uit het onderzoek blijkt dat veel jongeren genoeg hebben van doorgaans slechts op oppervlakkig vermaak gerichte en dure belevenissen. In plaats daarvan hebben ze behoefte aan echtheid, eenvoud en exclusiviteit. Volgens Amerongen vindt de meerderheid van de Nederlandse jongeren de beleveniseconomie als een ‘noodzakelijk kwaad’. Slechts 13% vindt dat beleveniseconomie een bijdrage levert aan een zinvol leven. De jongeren vinden veel belevenissen te Amerikaans. Dit betekent dat de belevenissen oppervlakkig, opdringerig en commercieel worden ervaren. Juist het hebben van persoonlijke en memorabele ervaringen die het leven verrijken en zin geven zijn in trek. Het is dus misschien zo dat jongeren een meer ‘Europese beleveniseconomie’ willen dan een Amerikaanse stijl. Als dit zo is, zijn locale en exclusieve ervaringen meer in trek dan grootschalige belevenissen die de grote ketens aanbieden. Hiermee dient rekening gehouden worden voor het ontwerpen van nieuwe belevenissen voor nu en in de toekomst. [Amerongen et. al. 2004, p. 116-117] Nijs (2002) wijst zelfs de beweringen van Pine & Gilmore, dat het binnen de beleveniseconomie om de theatraliteit gaat en dat het theatraal aanbieden van concepten belevenissen biedt, af. Zij vindt dat de theatrale belevenissen in Amerika misschien wel werken maar zeker niet in Europa. Zij vindt ook dat succesvolle toekomstige conceptontwikkeling in de Nederlandse of Europese context meer om een subtiele benadering vraagt dan alleen theatraal presenteren: “Het sleutelwoord is niet originaliteit, maar vooral authenticiteit en oorspronkelijkheid” [Nijs 2002, p. 34]. Volgens haar draait het niet om toevoegen van entertainment, maar het integreren in geïntegreerde waarden. Het gaat om werkelijk aansluiting zoeken bij gedachtegoed van mensen. Daarom spreekt Nijs ook liever van een ‘affectie-economie’ in plaats van ‘entertainmenteconomie’ van Wolf (1999) en ‘De beleveniseconomie’ van Pine & Gilmore (1999). Hierbij gaat erom de consument werkelijk te raken en aan te sluiten bij zijn waardesysteem: op de juiste plaats, de juiste tijd en met de juiste toonzetting. Tevens is een goed concept een concept die de consument raakt en boeit en het blijft boeien. [Nijs 2002, p. 35, 80]
3.5
Conclusie
Volgens de verschillende auteurs zijn we beland in de belevenismaatschappij. Dit betekent dat de consumenten positieve emotie en belevenissen wensen bij activiteiten die ze ondernemen (winkelen, vrijetijdsbesteding e.d.). Daarom moet de markt dan ook hierop reageren. De ondernemingen die succesvol zijn, behandelen hun aanbod niet als verheerlijkt product of een gevierde vorm van dienstverlening maar eerder als een rijke belevenis die de persoon aanspreekt en een herinnering achterlaat. Dus niet telkens de fout maken door het aanbod in dezelfde vorm te presenteren. Dit betekent dat de belevenissen niet gelijk mogen worden gesteld aan amusement. Belevenissen van amusementen houdt niet alleen in om consumenten te amuseren maar op het aanspreken van consumenten. Dit kan volgens Pine & Gilmore door vier verschillende domeinen met elkaar te combineren (leren, ontsnapping, esthetiek en amusement) Het zijn op elkaar aansluitende domeinen die vaak ineenvloeien tot unieke persoonlijke ervaringen. In de belevenismaatschappij draait het volgens de Amerikaanse auteurs om de theatraliteit. Echter twijfelen Nederlandse auteurs of deze theatraliteit ook werkelijk in Europa en Nederland van toepassing zal zijn.
Omid Reza Alizadeh
37
De toekomst van de bioscoop
4.
De synergie van functies
Dit hoofdstuk gaat over het creëren van synergie (meerwaarde), ten behoeve van vrijetijdsbesteding, door middel van verschillende functies. Het gaat er om dat we ontdekken hoe we van 1+1 drie kunnen maken in plaats van de theoretische uitkomst twee. De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: 3. Wat houdt synergie precies in en welke combinaties van (synergetische)functies kunnen we onderscheiden?
4.1
Wat is synergie?
“During the last 40 years the nature of entertainment shifted largely from the public to the private realm. Entertainment had been a very public experience, sought after in the heart of great cities, where all classes of society mingled in close proximity. Beginning in the 1950s it began to take different but curiously related forms. The availiability of private entertainment in the form of television and later, VCRs, home theaters, computer games, and the Internet meant that the Americans could be entertained in the privacy of their own home.” [Beyard 1998, p. 4] Het boven genoemde is ook van toepassing in Nederland. We zien dat door het aanbod van bijvoorbeeld Internet (download mogelijkheden) en home theaters (thuis bioscoop) mensen naast de bioscoop meerdere mogelijkheden hebben om een film te bekijken. Volgens Verstappen (2002) vindt synergie zijn oorsprong in de theorieën van de cumulatieve groei en het heeft betrekking op de voordelen van verschillende soorten functies op een bepaalde plek [Verstappen (2002) in Lam 2003, p. 59]. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten synergie: locatiesynergie en functiesynergie. Er is sprake van deze twee soorten synergie wanneer een functie positieve invloeden ondervindt van een andere functie. Locatiesynergie heeft betrekking op indirecte effecten van een concentratie van verschillende voorzieningen op één plek. De positieve effecten van locatiesynergie zijn als volgt: • Spreiding van het gebruik van autowegen en parkeerplaatsen; • Spreiding van het gebruik van openbaarvervoer; • Gezamenlijke promotie en marketing; • Gemeenschappelijk gebruik van businessfaciliteiten, stafdiensten, medische voorzieningen, trainingsfaciliteiten, mediafaciliteiten en sponsoren. De functiesynergie heeft betrekking op directe effecten waarmee de mogelijkheid van combinatiebezoeken tussen verschillende voorzieningen wordt bedoeld. Functiesynergie geeft aanleiding tot een brainstorming over welke elementen bij elkaar horen, of door een aantrekkelijke verbindingsroute met elkaar moeten worden verbonden [Geuting (1997) in Martens 2004, p. 21]. Dit leidt tot vergroting van het draagvlak, vergroting van het aantal herhalingsbezoeken en verlenging van het verblijfsduur. Bij het bieden van vrijetijdsvoorzieningen wordt steeds vaker gebruik gemaakt van de mix leisure, retail en horeca om mensen aan te trekken. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van leisure, retail en horeca in Urban Entertainment Centers (UEC). De synergie die met deze elementen bereikt wordt in verschillende branches, zou misschien ook uitkomst bieden binnen de bioscoopbranche. Beyard (1998) zegt dat de belevingswaarde die leisure, retail en horeca uitstralen elk onafhankelijk van elkaar zijn, maar creëren tegelijk ook eenstemmigheid. Deze bieden dus tegelijkertijd een eenheid waarbij verschillende marktsectoren elkaar overlappen. Hij beweert dus dat de synergie voor een groot deel berust op de meerwaarde van de drie elementen. Seip (1998) zegt dat door het aanbieden van de drie sectoren de bezoekers worden verleid om langer te
Omid Reza Alizadeh
38
De toekomst van de bioscoop blijven en hopelijk ook meer geld uitgeven. Synergie houdt in dat zonder de aanwezigheid van bepaalde functies andere functies minder sterk zijn [Seip (1998) in Martens 2004, p. 20]. Volgens Beyard kan synergie bijvoorbeeld bij bioscopen leiden tot een verdrievoudiging van het draagvlak van een bioscoop vergeleken met een gewone bioscoop die geen aandacht heeft voor synergie. [Beyard 1998, p. 23]
4.2
Synergievorming in UEC’s
Beyard (1998) legt de toepassing van synergie uit aan de hand van de toepassingen van de drie elementen in de Amerikaanse Urban Entertainment Centers. UEC’s zijn de plek waar verschillende functies onder een dak samen zijn gebracht. Het zijn moderne overdekte winkelcentra met veel entertainment- en horecagelegenheid. De concepten die er worden toegepast zouden misschien ook wel bij andere branches, zoals bioscopen, kunnen worden toegepast om synergie te creëren. Beyard houdt een zelfde schema aan als van Van Es (2002). Dit schema moet wel anders worden gezien als die van Van Es. Bij Beyard worden tussen de drie elementen wel combinatiebezoeken gemaakt. Dit komt omdat Beyard de UEC’s onderzocht heeft en de functies in een UEC bij elkaar gesitueerd en min of meer van elkaar afhankelijk zijn. Ook de openingstijden van de verschillende functies komen met elkaar grotendeels overeen en zijn daarom alle drie de elementen met elkaar in verband gebracht. Volgens Beyard zijn de drie elementen de fundamentele onderdelen (voor de synergie) van een UEC. Entertainment Experiential consumption Experience that is pleasurable yet ephemeral
Dining Literal consumption
Retail Acquisition consumption
Food of beverage to be consumed on the spot
Objects to take home for long-term or later enjoyment
UEC consumption modes: Trinity of Synergy, Bron: Beyard 1998, p. 31
Entertainment (leisure) noemt hij ‘experimentele’ consumptie, een soort belevenisconsumptie. De consument betaalt om iets plezierig te beleven. Dineren (horeca) is letterlijk consumeren, men betaalt om eten en drinken te kunnen consumeren. Winkelen (retail) is een ‘acquisitie’ consumptie. Het is een aanwinst, de consumenten betalen geld om iets te kopen en mee naar huis te nemen om daar ‘later’ plezier van te hebben. Hij heeft het over themarestaurants die over eigen boetieks beschikken, muziekwinkels die een eigen café hebben en bioscopen die over eigen restaurants beschikken. Al deze combinaties puur voor het creëren van synergie en daarmee het bevorderen van verblijfsduur en een herhalingsbezoek. De drie elementen zijn allemaal onder te verdelen in verschillende subelementen. De entertainment wordt onderverdeeld in drie subelementen: • Ambient entertainment (omgevingsvermaak); • Impulse entertainment (impulsief vermaak); • Destination entertainment (bestemmingsvermaak).
Omid Reza Alizadeh
39
De toekomst van de bioscoop Ambient entertainment
Dit is een passieve maar een sterke manier om bezoekers te trekken. Deze vorm van entertainment dient de stemming van de bezoekers te prikkelen. Hierbij kunnen we denken aan design en het manier van ontwerpen in een bepaalde stijl, gratis optredens en modeshows. Het effect is een aangename en spectaculaire omgeving. Voorbeeld van een live optreden met als thema ‘Hercules & Zena’, Bron: Beyard 1998, p. 33
Impulse entertainment Dit is een vorm van vermaak waarbij de mogelijkheid bestaat voor spontane ervaringen tegen betaling. Voorbeelden zijn draaimolens, klimwanden, bungeltrampolines, portret tekenaars, games, virtualreality beelden en dergelijke. Deze worden geplaatst op zichtbare en in gezamenlijke ruimten om hiermee impulsieve uitgaven te bevorderen. De activiteiten kunnen ook als ‘ambient entertainment’ fungeren voor degenen die niet deel nemen aan de activiteiten. Het vergroot de sfeer als het ware. De kenmerken van impulse entertainments zijn als volgt: ze zijn maar kort van duur, de mogelijkheid om de ervaring te beleven is vaak en doorlopend en het kaartverkoop is vlakbij de entree. Destination entertainment Bestemmingsvermaak is een belangrijke onderdeel voor de routing binnen een UEC. Voorbeelden van dit soort vermaak zijn casino’s, bioscoopcomplexen, IMAX-bioscopen met speciale filmformaten, theaters, themaparken, nachtclubs en disco’s, congrescentra, educatieve faciliteiten, gamecorners, sportfaciliteiten, etc. Al deze faciliteiten trekken grote groepen mensen op zich af. Hiervan is de bioscoop het entertainmentdeel dat in elk UEC wordt geplaatst. Elk uur worden verschillende films gedraaid. Dit zorgt ervoor dat de bezoekers impulsief een filmpje kunnen pakken in plaats van dat ze van tevoren een bioscoopbezoek gepland te hebben voor een bepaalde dagdeel. In vergelijking met horeca en winkels bieden de bioscopen in verhouding minder opbrengst per m2. Toch zijn bioscopen een niet te missen vrijetijdsvoorzieningen binnen de UEC’s. Bioscopen kunnen telkens weer bezoekers aantrekken omdat ze constant nieuw entertainment (in dit geval film) aanbieden [Beyard 1998, p. 31 t/m 35, 40, 43, 45]. Dit kan andersom bij bioscopen toegepast worden: bieden van verschillende functies zodat men onbewust naar de bioscoop wordt gelokt. Horeca speelt ook een belangrijke rol binnen een UEC. Allereerst omdat de behoefte van mensen om eten en drinken altijd aanwezig zal zijn. Ten tweede is het nuttigen van eten en drinken een plezierige activiteit voor mensen. Horeca wordt ook onderverdeeld in drie subelementen: • Functional dining (functioneel eten & drinken); • Impuls dining (impulsief eten & drinken); • Entertainment dining (‘vermaakachtig’ eten & drinken). Functional dining Functional dining moet ervoor zorg dragen dat mensen langer blijven in het UEC. De eetgelegenheden worden vaak in een apart daarvoor gereserveerde ruimten gesitueerd in de vorm van een ‘foodcourt’. In de ‘foodcourt’ bevinden zich verscheidene restaurants in verschillende prijsklassen en soort eten. Impuls dining Bij impuls dining gaat het om ‘verleidelijke’ etenswaren. Deze etenswaren, zoals snoep en snack, zijn bedoeld om direct mee te nemen en op te eten. Dit soort etenswaren
Omid Reza Alizadeh
40
De toekomst van de bioscoop wordt vaak aangeboden in verrijdbare karretjes, ingebouwde balies of in een winkel. De mensen moeten het dus impulsief kunnen kopen. Entertainment dining Bij dit soort horecagelegenheden gaat het om het hebben van plezier en vermaak. Hieronder vallen themarestaurants die ieder met een bepaald thema hun restaurants inrichten en maaltijden aanbieden. Eerst wordt een thema gekozen die een bepaald soort publiek moet kunnen aantrekken. Daarna wordt het interieur, de verlichting, het muziek, en zelfs het eten aangepast aan het thema. Het gaat om het bieden van een speciale ervaring aan bezoekers. Het eerste thema restaurant dat ooit begon was in 1971 in Londen, Hard Rock Café. In Amerika zijn Planet Hollywoord, Fashion Café, en Dive mooie voorbeelden van zulke gelegenheden [Beyard 1998, p. 51 t/m 53]. Er moet, volgens Nijs (2002) wel worden opgemerkt dat dit concept in Europa niet overal even succesvol is. Dus de stelling dat de Amerikaanse belevingsconcepten ook in Europa kunnen worden toegepast is niet altijd juist. [Nijs 2002, p. 32] Thema restaurant Hard Rock café in Londen Bron: Beyard 1998, p. 52
Het derde element waar het in een UEC omdraait is de winkelgelegenheid. Retail wordt verdeeld in zes subelementen: • Brand-name souvenir boutiques; • Brand extension stores; • Brand license stores; • Product showcase stores; • Leisure-oriented category killers; • Specialty stores. Wat de functie van de verschillende winkels zijn, wordt hieronder beschreven. Winkels die in een UEC voorkomen vallen over het algemeen onder in de categorie van entertainment georiënteerde retail. Dit type winkels verkopen producten als boeken, cd’s, sportartikelen, cadeautjes en gadgets. De meeste winkels worden door grote entertainmentbedrijven gepromoot. Omdat zulke bedrijven over veel geld beschikken, hebben de winkels vaak de beste design die er is. De winkels zijn als het ware de strategische middelen om zichzelf te kunnen ‘branden’ in de markt. Samen met de beste visuele opties bieden de winkeliers belevingswaarden als ‘play-before-you-pay’ en ‘traybefore-you-buy’, entertainment in de vorm van live muziek en grote videoschermen. Op deze wijze wordt geprobeerd om de producten aan ervaring te koppelen en een gezellig sfeer te bieden.
Omid Reza Alizadeh
41
De toekomst van de bioscoop Brand-name souvenir boutiques, specialty stores & Brand extension stores Dit zijn de merkgerelateerde winkels. Er worden merkproducten van een horecabedrijf of een bedrijf uit de entertainment en mediasector zoals Disney en Hollywood verkocht. De producten die worden aangeboden bestaan uit T-shirts, jassen, petjes, bekers, poppetjes en dergelijke met het logo van desbetreffend bedrijf. Deze producten maken naast veel winst ook gratis reclame voor het bedrijf. Plaatje hiernaast geeft ‘The Warner Bros. Store’ weer die fungeert als een brand extension winkel. Het verkoopt zijn eigen merkgerelateerde artikelen.
The Warner Bros. store, Bron: Beyard 1998, p. 55
Product showcase stores Winkels die door fabrikanten van verschillende merken, zoals de Nike Town winkel, worden aangeboden. Andere voorbeelden zijn Planet Reebok en Sony Style. In deze winkels is het van groot belang dat niet alleen producten worden verkocht maar ook het ‘brand image’ (imago). In deze winkels kunnen mensen producten kopen door ze eerst uit te proberen, de zogenaamde ‘try and buy’.
Het plaatje hiernaast geeft het product showcase store van NikeTown weer Bron: Beyard 1998, p. 56
Leisure-oriented category killers Winkels die producten aanbieden waaraan plezier beleefd kan worden door de koper. De producten bestaan uit boeken, opgenomen muziek en sportartikelen. Vaak kunnen in deze winkels de producten worden uitgeprobeerd voordat ze worden gekocht en hiernaast kunnen mensen in veel van deze winkels ook iets drinken aan de eigen bar tijdens een (dj)optreden. [Beyard 1998, p. 53 t/m 57]
The Disney Store in New York, Bron: Beyard 1998, p. 57
Een voorbeeld hiervan is de winkel van Disney met allerlei producten van eigen merk. Specialty stores Deze winkels zijn speciaalzaken. Ze richten zich op een thema, product of life-style. In Nederland zijn Oil & Vinegar en de Tuinen twee voorbeelden van. Meestal kunnen de
Omid Reza Alizadeh
42
De toekomst van de bioscoop producten ook gelijk ter plekke worden uitgeprobeerd voordat ze worden gekocht. Hiermee ontstaat een speciale ervaring voor de klant. Al de genoemde concepten en de wijze van synergievorming die in UEC’s worden toegepast, zouden ook in de bioscopen toegepast kunnen worden om de bioscopen aantrekkelijker te maken. Het is wel belangrijk om eerst de wensen en behoeften van de bezoekers in kaart te brengen en hierop in te spelen. Daarnaast kan de bioscoop ook nog extra belevenissen bieden die de wensen en behoeften van de bezoekers overstijgt.
4.3
Synergie voor bioscopen
De bioscopen in Amerika werken net als de UEC’s aan synergievorming. Er wordt getracht met verschillende soorten concepten (services) een waardevermeerdering te creëren zodat bioscopen aantrekkelijk blijven en worden. Naar bioscoop gaan in Amerika is volgens Beyard (1998) spannender en comfortabeler geworden. Er worden grote schermen toegepast, verbeterde geluidskwaliteit zorgt voor meer sensatie, bredere stoelen met verhoogde rugleuningen bieden meer comfort, beweegbare armsteuntjes die voor paren ‘love seats’ creëren. Andere moderne faciliteiten zijn grote lobby’s met betere en verfijnde drink en etenswaren, boutiques en faciliteiten voor de gehandicapten. Bioscoopcomplexen vertonen ook speciale filmformaten om de sensatie te vergroten. Hieronder vallen de nieuwe IMAX 3 3-D theaters in de multiplexbioscopen. Hiernaast zijn zelfs sommige bioscoopexploitanten bezig met het ontwikkelen van meervoudige op bioscoop gerichte entertainmentconcepten binnen de bioscopen zelf. Er zijn bioscoopexploitanten bezig met het experimenteren van themarestaurants en op entertainment gerichte winkels. Kortom bioscopen doen er alles aan om een speciale herinnering bij bezoekers achter te laten door het combineren van technische hoogstandjes en synergievorming tussen design, leisure, retail en horeca [Beyard 1998, p. 42]. Ook in Azië en Australië zijn de bioscopen multifunctionele vrijetijdsvoorzieningen. Een bekende bioscoop in Bangkok, Major Cineplex, heeft acht zalen en bevat daarnaast een bowlingbaan, een fast food restaurant en een winkel (boeken en video, muziek). De Fox Studios in Australië heeft zestien zalen en heeft naast een restaurant en winkeltjes ook een Kids World voor kinderen om te kunnen spelen. [Wolf 1999, p. 14-15] In Nederland en in andere Europese landen bieden de bioscopen echter weinig tot geen speciale voorzieningen aan en is er dus haast geen sprake van synergievorming tussen de verschillende functies. Bijna alle bioscopen hanteren min of meer de zelfde concepten en alle bioscopen lijken dan ook op elkaar qua ontwerp en aanbod van voorzieningen. Dit wordt tevens ook duidelijk door de volgende woorden van Winterbottom (2002): If you walked down the street and every restaurant was a McDonald’s you’d be frustrated. When you go out you want to decide if you want to eat Italian or Chinese or Indian. Sometimes you want to grab a sandwich, or a burger, sometimes you want to spend the whole evening over a meal. It would be bizarre if every evening you went out you had to go to the same identikit burger bar serving bland mass produced food where you sit on bright coloured plastic chairs under neon lights with muzak playing in the background. Yet nine times out of ten people go to the cinematic equivalent” [Winterbottom in Baker 2002, p. 3]. Kortom de filmliefhebbers hebben geen keuzemogelijkheden. Indien we de pessimisten binnen de filmbranche geloven, komt dit door het feit dat alle bioscopen de wensen en behoeften van de bezoekers nastreven en dus daarom lijken ze ook op elkaar. Maar is dit nou wel waar? Winterbottom (2002) zegt het volgende: “Twenty years ago the choice for eating out was pretty similar to the current situation for cinema. If you’d predicted the revolution in that industry people would have thought you were mad. And in most areas of entertainment similar changes have taken place, whether you think about bars or clubs or holidays or sports” [Winterbottom in Baker 2002, p. 3]. Dit is dus echter 3
IMAX is afgeleid van het Frans Canadese l’Image Maximale (Maximum Image). Kenmerkend voor IMAX is dat film wordt geprojecteerd op schermen van enorme afmetingen. De gemiddelde afmetingen voor een rechthoekig IMAX scherm bedragen 22 meter breed x 16 meter hoog maar kunnen groter zijn. Het grootste IMAX scherm heeft zelfs een hoogte van 30 meter. Bron: www.bioscoopgeschiedenis.nl, dd. 8-5-06.
Omid Reza Alizadeh
43
De toekomst van de bioscoop niet het geval bij bioscopen terwijl we ons kunnen voorstellen dat ook de wensen en behoeften van de bioscoopbezoekers veranderd zou moeten zijn. Verder zegt Winterbottom dat de markt de vraag van de mensen kan sturen. Dus dat de bioscopen bepaalde concepten kunnen invoeren en dat zodanig promoten zodat de bezoekers het proberen en uiteindelijk ook naar dergelijke concepten verlangen. Dit doen de andere branches binnen de vrijetijdsbesteding volgens Winterbottom. De kwaliteit en het uiterlijk van een bioscoopgebouw spelen een grote rol in de marketing (lees aantrekkelijkheid) van een bioscoop. Voor bioscopen zijn de volgende voorzieningen van groot belang in de marketingplannen: • Stoelen die een totaaloverzicht bieden: een onverstoorbare overzicht is ideaal; • Trapsgewijs oplopende stoelen (net als in een stadion) is een vereiste; • Hoge kwaliteit van de stoelen: het ontwerp van de stoelen en de mate van hoe ze lekker zitten biedt de bezoekers iets extras. Hoge rugleuningen, arm- en voetleuningen en een plaats om flesjes drinken neer te kunnen zetten is een must; • Bereikbaarheid: de bereikbaarheid voor mensen met een handicap; • Grote schermen: muur tot muur schermen zijn tegenwoordig in. Hoe groter het scherm hoe meer indruk en spanning; • Keuzevrijheid in drink- en etenswaren: dit houdt in dat er meer moet worden aangeboden dan alleen popcorn en frisdranken [Baker 2002, p. 20].
Hoewel bij bioscopen de film een belangrijk medium is, is de geluidskwaliteit die bij de film hoort ook van groot belang. Indien er geen goede geluidssystemen worden toegepast, dan wordt de hele filmervaring verpest.
Relatief weinig bioscopen beschikken over een eigen café en bar. In Amerika hebben de meeste multiplexbioscopen een eigen café en bar. Ook de kleinere bioscopen zijn bezig zich hieraan aan te passen door integratie van een café-tje. De catering in een bioscoop kan variëren van een kiosk die koffie, frisdranken en popcorn verkoopt tot volledige a la carte menu’s. Bar en restaurant bieden goede financiële inkomsten en bepaalde verliezen (bijvoorbeeld terugloop van aantal bezoekers) kunnen ermee worden gecompenseerd. Bovendien bieden dergelijke faciliteiten een betere ervaring aan bezoekers. De bezoekers worden in de positieve zin beïnvloed. Echter moet er wel aan gedacht worden dat de aangeboden concepten op het gebied van drink- en etenswaren continue moeten worden verbeterd en aangepast aan de wensen en behoeften van de bezoekers. Baker (2002) zegt: “What is ‘in’ today can be ‘out’ tomorrow”. De aanwezigheid van bar/restaurant faciliteiten binnen een bioscoop hebben de volgende belangrijke meerwaarden: • Verscheidenheid in aanbod: door middel van bars, cafés en restaurants in een bioscoop kunnen bioscopen onderscheiden van elkaar en hiermee beter met elkaar kunnen concurreren. “The style of operation, ambience, good food, a range of interesting refreshments can all make a contribution to the overall product offering to your audiences. The food and drink available coupled with a pleasant
Omid Reza Alizadeh
44
De toekomst van de bioscoop
•
ambience will often be the reason why your audiences choose your venue over that of your competitors” [Baker 2002, p. 21]; Verhoogt de belevingservaring van bezoekers: de mogelijkheid om voor, tijdens en na de film nuttigen van drink- en etenswaren (van snacks tot uitgebreide menu’s) geven de bezoekers een positieve ervaring tijdens hun middagje of avondje bioscoopbezoek. Op deze wijze hebben ze de mogelijkheid om van hun bezoek een middagje of avondje uit te maken in plaats van alleen een film te kijken.
De schrijver noemt een aantal essentiële en kwaliteitverhogende faciliteiten die een bioscoop zou moeten hebben. Deze zijn hieronder opgesomd: Essentiële faciliteiten • Voldoende zitplaatscapaciteit per zaal, minimaal 70 zitplaatsen per zaal; • Alle zalen voorzien van een want tot wand projectieschermen; • Stadium seating: oplopende zaal, stadion constructie; • Bereikbaarheid, toiletten en stoelen ten behoeve van mindervalide bezoekers; • Vergader-/congreszalen voor bedrijven; • Foyer met een balie, informatieschermen, verkooppunten van drinketenswaren; • Bar- en caféfaciliteiten; • Kantoor voor medewerkers; • Externe schermen en reclameposters.
en
Kwaliteitverhogende faciliteiten • High definition videoprojectie; • Verscheidene filmprojectie formaten; • Ruimte voor jongeren zoals een cocktailbar, internetmogelijkheden, spelletjesautomaten en muziek; • Flexibele ruimten voor kinderfeestjes, andere leisure-voorzieningen en bedrijven; • Vergader- en educatieruimten; • Expositieruimten binnen de publieke ruimten zoals in eigen bar en café; • Filmwinkel voor algemeen gebruik en in het bijzonder voor festivals en dergelijke. Het is verder van belang, gezien het feit dat een bioscoop zowel door jongeren als ouderen wordt bezocht, om aan verschillende groepen bezoekers ook de benodigde ruimten te bieden. Bijvoorbeeld relaxruimten en ruimten waar een lekker muziekje wordt gedraaid. Naast de voorzieningen binnen een bioscoopgebouw moet ook gedacht worden aan de bereikbaarheid van een bioscoop en de parkeermogelijkheden bij een bioscoop.
Tevens is de bereikbaarheid met openbaarvervoer, zelfs als er een aparte lijndienst voor moet worden ingezet, geen overbodige luxe. Bij het ontwerpen van bioscopen is rekening houden met uitbreidingsmogelijkheden in de toekomst een vereiste. De trends op het gebied van vrijetijdsbesteding veranderen tegenwoordig veel sneller dan vroeger. Er kan met zekerheid gezegd worden dat bioscopen die nu worden gebouwd binnen een periode van 5-10 jaar aan verandering toe zijn. De wensen en behoeften van bezoekers verandert binnen zo een aanzienlijk korte
Omid Reza Alizadeh
45
De toekomst van de bioscoop tijd en daarom moeten de aangeboden concepten worden aangepast. Daarom moet er binnen de bioscopen voldoende ruimte beschikbaar zijn ten behoeve van uitbreidingsmogelijkheden (toevoeging van verschillende functies die wellicht in de toekomst van belang zijn) [Baker 2002, p. 20-24]. Een groot aantal huidige bioscopen hebben echter geen of nauwelijks extra ruimte beschikbaar.
4.4
Conclusie
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten synergie: locatiesynergie en functiesynergie. Er is sprake van deze twee soorten synergie wanneer een functie positieve invloeden ondervindt van een andere functie. Locatiesynergie heeft betrekking op indirecte effecten van een concentratie van verschillende voorzieningen op één plek. De functiesynergie heeft betrekking op directe effecten waarmee de mogelijkheid van combinatiebezoeken tussen verschillende voorzieningen wordt bedoeld. Functiesynergie geeft aanleiding tot een brainstorming over welke elementen bij elkaar horen, of door welke aantrekkelijke verbindingsroute met elkaar moeten worden verbonden. Bij vrijetijdsvoorzieningen wordt steeds vaker gebruik gemaakt van de mix leisure, retail en horeca om mensen aan te trekken. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van leisure, retail en horeca in Urban Entertainment Centers (UEC). De synergie die met deze elementen bereikt wordt in verschillende branches, zou misschien ook uitkomst bieden binnen de bioscoopbranche. De bioscopen in Amerika werken net als de UEC’s aan synergievorming. Er wordt getracht met verschillende soorten concepten (services) een waardevermeerdering te creëren zodat bioscopen aantrekkelijk blijven en worden. Er worden grote schermen toegepast, verbeterde geluidskwaliteit zorgt voor meer sensatie, bredere stoelen met verhoogde rugleuningen bieden meer comfort, beweegbare armsteuntjes die voor paren ‘love seats’ creëren. Andere moderne faciliteiten zijn grote lobby’s met betere en verfijnde drink en etenswaren, boutiques en faciliteiten voor de gehandicapten. In Nederland en in andere Europese landen bieden de bioscopen echter weinig tot geen speciale voorzieningen aan en is er dus haast geen sprake van synergievorming tussen de verschillende functies. Bijna alle bioscopen hanteren min of meer de zelfde concepten. De kwaliteit en het uiterlijk van een bioscoopgebouw spelen een grote rol in de marketing (lees aantrekkelijkheid) van een bioscoop. Voor bioscopen zijn de volgende voorzieningen van groot belang: • De kwaliteit van het bioscoopgebouw zelf (interieur en exterieur, reclame) • Aanbod van meerdere zalen binnen de bioscoop voor een bredere programmering; • Aanbod van voldoende en gevarieerd etens- en drinkwaren (café, restaurant) • Aanwezigheid parkeergelegenheid. Ook zijn er een aantal kwaliteitverhogende die de kwaliteit verhogen: • Verscheidene filmprojectie formaten; • Ruimte voor jongeren zoals een cocktailbar, internetmogelijkheden, spelletjesautomaten en muziek; • Flexibele ruimten voor kinderfeestjes, andere leisure-voorzieningen en bedrijven; • Vergader- en educatieruimten; • Filmwinkel voor algemeen gebruik en in het bijzonder voor festivals en dergelijke.
Omid Reza Alizadeh
46
De toekomst van de bioscoop
5.
Design
Interieurdesign heeft de laatste decennia meer aandacht gekregen en het is belangrijker geworden. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw heeft het een belangrijke ontwikkeling gekend waardoor deze nu uitgegroeid is tot een volwaardige discipline. Dat het binneninterieur van een gebouw grote invloed heeft op de emotie en belevenis van mensen is geen twijfel aan mogelijk. Mensen gaan graag ergens naar toe dat aantrekkelijk uitziet. Mensen moeten zich ergens fijn kunnen voelen. Hoe dat met het interieur van een gebouw voldaan kan worden, zal in dit hoofdstuk aan bod komen. Interieurontwerp is bij alle branches van toepassing. In het kader van dit onderzoek is het van belang om te weten te komen welke manieren er zijn om een bioscoop van binnen aantrekkelijk te maken om in te kunnen spelen op de emoties van bezoekers. De volgende onderzoeksvraag zal worden beantwoord: 4. Wat zijn de basiskenmerken van design en de toepassingen daarvan?
5.1
Wat is design?
De consument wordt niet langer meer gezien als een koper van producten en diensten, maar als iemand met verlangens, gevoelens en een eigen persoonlijkheid. Naast de vraag van de consumenten naar een bepaald aanbod gaat het ook om een specifieke dynamische positionering van het merk waar een consument zich mee wil en kan identificeren. Dus niet alleen het product is van belang maar ook de identiteit van de onderneming. Design is daarmee veel omvangrijker dan het inrichten of decoreren van een ruimte alleen. Het ontwerpproces van een designer is al volgt: begin met analyse van de merkidentiteit en het einde met het stadium van oplevering. Hierbij is ‘visual merchandising’, verlichting, circulatie en alle vormen van communicatie in een ruimte van belang. Als we over design praten, gaat het dus niet om communicatie van de consument en de onderneming door middel van een prijskaartje maar om de communicatie tussen de ruimte (in dit geval de bioscoop), het product/dienst en de bezoekers. Design beïnvloedt als het ware het gedrag van bezoekers: in dit geval het wel of niet bezoeken van een bepaald bioscoop. [Amerongen et al. 2004, p. 9-10] Om een interieur te ontwerpen moeten de behoeften, het keuzegedrag en de ontwikkelingen die de consumenten meemaken in kaart worden gebracht. Zoals Amerongen het zegt: “Het moet als een zesde zintuig werken”. Hij bedoelt de ‘voelspriet’ van een ontwerper die de behoeften, het keuzegedrag en de ontwikkelingen die de consumenten meemaken, registreert. Om dit te kunnen doen, moet men: • Kritische en actuele blik hebben op de ontwikkelingen en de omgeving; • Concepten wereldwijd onder de loep nemen; • Culturele ontwikkelingen en maatschappelijke tendensen registreren. Het enige wat belangrijk is om in de gaten te houden is dat er een onlosmakelijk verband bestaat tussen ondernemingen, nieuwe producten en diensten, de markt en het consument. Hierop hebben we ook over het algemeen moeilijk grip op. Identiteit, ambitie, merk en design zijn belangrijke elementen om een onderneming een richting en vorm te geven. Identiteit is het fundament van de gedragingen van de onderneming. Ambitie komt voort uit de combinatie van persoonlijkheid en aspiratie. Merk is een platform, een ontmoetingsplaats maar tegelijk ook een waarschuwing voor degenen die zich er niet toe aangetrokken voelen. En tot slot design is een symboliek, die de emotionele en instrumentele waarden van een onderneming positief verbeeldt en tastbaar maakt: het verleidt en suggereert dat er meer is.
Omid Reza Alizadeh
47
De toekomst van de bioscoop
5.2
Beeld en ruimtelijkheid
Beeld en ruimtelijkheid zijn een belangrijk aspect bij het ontwerpen van een ruimte. Binnen de ontwerppraktijk vertonen moderne kunstmatige ruimten zelf steeds meer een ‘beeldkarakter’. Dit betekent dat er wordt verwezen naar andere ruimten met een geheel andere functionaliteit. Dit wordt door ontwerpers gedaan om bepaalde waarden of ervaringen over te hevelen of zelfs om gewoon het verschil te maken met als doel ‘anders’ te zijn. Hiervan zijn tal van voorbeelden voor de hand: themarestaurants, winkels die de presentatie van een disco of museum kiezen en muziekwinkels die een futuristisch interieur toepassen. De rol van beelden binnen het interieur is een belangrijk element. Beelden, zowel statisch als bewegend, als foto’s, tv-screens, projecties en affiches worden steeds op meer verschillende manieren toegepast in de designomgeving. “Het ontwerpconcept moet dus ook meer aandacht besteden aan de mogelijke relaties tussen verbale en visuele elementen en in het bijzonder tussen beeldinterne en beeldexterne elementen” [Amerongen 2004, p. 148]. De visuele theorie heeft zich steeds met tweedimensionale visuele beelden beziggehouden terwijl er tegenwoordig steeds meer gebruik wordt gemaakt van driedimensionale visuele beelden om ruimtelijke indrukken op te wekken. Dit wordt gecreëerd via complexe bewegingen van bijvoorbeeld ‘virtual reality’. Er moet wel zodanig in worden gespeeld op de twee soorten visuele beelden om de kloof tussen de tweedimensionale wereld van beeld en de driedimensionale wereld van architectuur en het interieurontwerp te overbruggen. Pauwels zegt het volgende: “De opbouw en aankleding van een ruimte kan in zekere zin ook beschouwd worden als een vorm van doordachte montage van indrukken die de zender (designer) wil maken op de ontvanger (klant)” [Amerongen 2004, p. 149]. Hierbij kan worden gekozen voor uitdrukkelijke, overgangen of voor een onmerkbaar overvloeien van de ene functie van de ruimte of het ene productaanbod in het andere. Bij de analyse van de ruimtelijke omgeving dient naast beelden ook goed aandacht worden besteed aan de materie (toepassing van materialen), de vormgeving (speels, strak, modern, klassiek) en eventueel de voorstelling van artefacten in het verwerven van een bepaalde betekenis en of bij het vervullen van een bepaalde functie. Hierbij moet echter wel gelet worden op de mogelijkheden om expressief om te gaan met elk van deze aspecten van visuele artefacten. Dus de manieren waarop ze een bepaalde visie, een gevoel en een waarde kunnen oproepen naast de meer instrumentele functies.
5.3
Semiotiek van de ruimte
Semiotiek is in Van Dale woordenboek als volgt vertaald: leer van de tekens, de tekenleer. Wanneer men inzicht wil verwerven in de manieren waarop iets met woorden, geluiden, geuren, visuele of tactiele elementen tot uitdrukking kan worden gebruikt, kan niet voorbij worden gegaan aan de semiotiek. Tekens worden onderverdeeld in drie categorieën: • Iconische tekens; • Indexicale tekens; • Symbolische tekens. Veel van elementen van de private en publieke ruimten kunnen als iconische, indexicale en symbolische tekens, die een betekenis willen overdragen, worden opgevat. Kleuren kunnen bijvoorbeeld worden gekozen omwille van hun iconische waarde (groen wijst naar bladeren, gras), indexicale waarde (groen als nieuw leven) en de symbolische waarde (groen als kalmerend, zichtbaarheid). Dit geldt ook voor vormen en materialen. Veel van de visuele uitingen hebben meerdere betekenisniveaus. Materialen, vormen, kleuren en andere vormgevingselementen kunnen gekozen worden omdat ze instrumentele kwaliteiten (duurzaamheid, helderheid) bezitten maar ook omdat deze iets ontastbaars (kwaliteit, gevoel) kunnen oproepen en uitstralen. Zuiverheid, klasse en betrouwbaarheid zijn enkele voorbeelden van de ontastbare eigenschappen. Aan kleuren,
Omid Reza Alizadeh
48
De toekomst van de bioscoop vormen en materialen kunnen tal van positief gewaardeerde (exclusief, edel, kincky, romantisch) en minder positief gewaardeerde (ordinair, politiek incorrect, oubollig, pronkerig) culturele gevoelswaarden kleven. Indien er een verkeerde keuze wordt gemaakt, kan deze ernstig afbreuk doen aan het geheel terwijl evengoed één goed uitgekiende keuze een hele ruimte kan optillen en doen kantelen naar een welbedoelde betekenis. Pauwels zegt: “De visueel waarneembare omgeving vervult een belangrijke rol in het opbouwen en onderhouden van een bepaald organisatie-imago” [Amerongen 2004, p. 157]. Het is dus belangrijk dat er de juiste keuzen worden gemaakt, anders is men nog nergens op het niveau van aantrekkelijkheid en het bieden van belevenissen.
5.4
Toepassing van kleuren
“Color is the most powerful decorating element. Color is memorable. Color is above all personal” [Aves 1994, p. 5]. Net als in de voorgaande paragrafen besproken elementen zijn ook kleuren en combinaties daarvan binnen een interieur van belang bij het opwekken van gevoelens bij de bezoekers. In de loop van de eeuwen heeft kleur een belangrijke rol gespeeld in het leven van de mens. Kleuren bepalen onze stemming. Kleuren van kleding, interieur, landschap en zelfs natuurlijk licht kunnen ervoor zorgen dat we ons blij of verdrietig, intelligent of dom en bang of zelfverzekerd gaan voelen. Aves (1994) zegt het volgende hierover: “Particular colors have very different effects on each individual. Response to a color may be influenced by a number of factors such as body’s need for a specific color, a sad or happy memory associated with a color, family history or current trend” [Aves 1994, p. 120]. Vroeger waren er echter in vergelijking met tegenwoordig niet veel kleuren ter beschikking. Dit had te maken met het feit dat technische kennis en mogelijkheden om kleuren samen te stellen ontbraken. Tegenwoordig bestaat er zo een grote schakering van kleuren dat de mogelijkheden om materialen te kleuren bijna onbeperkt zijn. Overal worden er kleuren toegepast in het dagelijks leven en kleuren zijn dus niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Het gevoel dat een bepaalde kleur bij mensen oproept is heel persoonlijk van aard. De kleuren kunnen verschillende emoties oproepen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat bijvoorbeeld felle kleuren heel gewild zijn bij kinderen en dat ouderen meer van gedekte tinten houden. Om kleuren te ordenen is in de zestiende eeuw door de natuurkundige Isaac Newtom de kleurencirkel opgesteld. Kleuren bestaan uit primaire, secundaire en tertiaire kleuren. Primaire kleuren zijn de kleuren rood, geel en blauw. Deze drie kleuren worden primair genoemd omdat ze niet door menging te verkrijgen zijn terwijl dat bij alle andere kleuren die we kennen wel het geval is. De zogenaamde secundaire kleuren ontstaan door twee primaire kleuren met elkaar te mengen. De secundaire kleuren zijn de kleuren oranje (rood en geel), violet (rood en blauw) en groen (blauw en geel). De secundaire kleuren ontstaan dus wanneer twee primaire kleuren met elkaar worden gemengd. Bij menging van een primaire kleur met een secundaire kleur ontstaat een tertiaire kleur. De tertiaire kleuren zijn bijvoorbeeld geeloranje, roodoranje, roodviolet, blauwviolet, blauwgroen en geelgroen.
Kleurencirkel (primaire, secundaire, tertiaire en complementaire kleuren), Bron: www.kampie.info/fotografie/kleurencirkel.htm, dd. 28-9-06
Omid Reza Alizadeh
49
De toekomst van de bioscoop In verschillende boeken over de toepassing van kleuren wordt er duidelijk vermeld dat kleuren(keuze) persoonlijk zijn. Een zelfde kleur kan bij een persoon positieve gevoelens opwekken terwijl het bij iemand anders deprimerend werkt. Toch wordt er met voorzichtigheid getracht de kenmerken van verschillende kleuren te noemen. Hieronder zal dit worden opgesomd: • Zwart: zwart maakt over het algemeen een ruimte kleiner. Wanneer zwart goed wordt toegepast, kan het geraffineerd zijn, vooral hoogglanszwart. Tevens maakt zwart andere kleuren intenser; • Wit: wit maakt kleine ruimten groter. Wit reflecteert maximaal en wordt door de andere kleuren beïnvloed; • Grijs: grijstinten bestaan uit verschillende variaties. Er zijn zowel warme als koude grijstinten. Grijstinten zijn neutraal en versterken andere toegepaste kleuren. Grijs is goed te combineren met felle kleuren. In combinatie grijs kan bijvoorbeeld kleur geel extra geel overkomen; • Rood: rood is een warme kleur maar kan wel opdringerig overkomen. Rood is een actieve kleur en vraagt in elke combinatie de aandacht; • Geel: geel is een kleur die verwant is aan wit. Het heeft eveneens een hoge reflectiewaarde, is ruimtewerkend en werkt voor de meeste mensen positief op hun emotie. Geel is goed te combineren met zwart en donkergroen, maar het kan erg hard worden in combinatie met paars en blauw. Combinatie met groen geeft een fris gevoel, met blauw een gevoel van schoonheid en met rood wekt het een gevoel van rijkdom op; • Blauw: blauw is een koude kleur en de meeste mensen ervaren het als een kille kleur. In tegenstelling tot rood dat zich opdringt is blauw een kleur die terughoudend is. Blauw kan verruimend werken en is goed te combineren met grijs en wit. In grote ruimten wordt door interieurdesigners hebben lichte blauwkleuren de voorkeur; • Groen: groen is een rustgevende kleur. Groennuances laten zich in een interieur goed combineren met natuurlijke materialen. Groen wordt vaak met primaire kleuren toegepast; • Paars: paars is een zware kleur en in een ruimte met veel paars oogt de ruimte kleiner. In combinatie met geel kan de kleur paars heel fel overkomen en met wit kan het een feestelijk gevoel opwekken; • Bruin: bruin wordt vaak als een warme, ‘veilige’ kleur ervaren. Bruin is goed te combineren met andere kleuren. In de juiste verhouding kan het mooi zijn met wit, met geel wordt het sfeervol en met oranjerood wordt het warm. [Bergman 1996, p. 131-142, Aves (1994), p. 30-132 en Sloan & Gwynn 1990, p. 7-18]
De ontwerper Marvin Affrime uit New York zegt het volgende in Aves (1994): “We consider color a ‘tool’ to work with in developing our interiors, just as wood, paper, fabric and marble are tools of our profession. We start each project by developing colored plans and elevations which exploit the shape, form, rhythm, mood and character of the environment. Then, we interpret colors through materials and finishes. Ditto for each color in each other location drawn on our colored plans and elevations” [Aves 1999, p. 15]. John Hench, ontwerper van Disneyland, zegt: “one of the most important design elements that establishes the identity of character and story, and controls mood and atmosphere in each setting, would of course always be color” [Hench 2003, p. 2].
5.5
Conclusie
De consument wordt niet langer meer gezien als een koper van producten en diensten, maar als iemand met verlangens, gevoelens en een eigen persoonlijkheid. Naast de vraag van de consumenten naar een bepaald aanbod gaat het ook om een specifieke dynamische positionering van het merk waar een consument zich mee wil en kan identificeren. Als we over design praten, gaat het dus niet om communicatie van de consument en de onderneming door middel van een prijskaartje maar om de communicatie tussen de ruimte (in dit geval de bioscoop), het product/dienst en de bezoekers. Design beïnvloedt als het ware het gedrag van bezoekers: in dit geval het wel
Omid Reza Alizadeh
50
De toekomst van de bioscoop of niet bezoeken van een bepaald bioscoop. Design is dus een symboliek, die de emotionele en instrumentele waarden van een onderneming positief verbeeldt en tastbaar maakt: het verleidt en suggereert dat er meer is. Belangrijke elementen bij design zijn de volgende punten: • Beeld en ruimtelijkheid; • Semiotiek (tekenleer) van de ruimte; • Kleuren.
Omid Reza Alizadeh
51
De toekomst van de bioscoop
III. Empirische onderzoeksresultaten Om de wensen en behoeften van de bioscoopbezoekers in kaart te brengen, zijn de bezoekers van de gekozen casestudies geënquêteerd. Bezoekers van vijf commerciële bioscopen en bezoekers van een filmhuis zijn benaderd: • Pathé de Kuip te Rotterdam (23 respondenten); • Cinecity te Vlissingen (8 respondenten); • Mustsee te Delft (16 respondenten); • Pathé Tuschinski te Amsterdam (11 respondenten); • Eurocinema te Den Bosch (19 respondenten); • Filmhuis Den Haag (19 respondenten). Door middel van flyers is getracht zoveel mogelijk bezoekers te benaderen om op Internet een enquête over de bezochte bioscoop te laten invullen, zie enquêtevragen in bijlage II. In totaal hebben er 96 bezoekers de enquête ingevuld. In elk bioscoop zijn de bezoekers tussen 16:00 uur en 22:00 benaderd. Dit is gedaan om zoveel mogelijk verschillende bezoekers in verschillende leeftijdscategorieën (dus ook verschillende wensen en behoeften) te kunnen benaderen. De enquêtes zijn verwerkt in SPSS versie 12.0. Hieronder zullen de uitkomsten worden beschreven. In de enquête was er getracht een onderscheid te maken tussen bezoekers die een bioscoop/filmhuis bezoeken als filmliefhebber en als plezierbezoeker. Dit om de wensen en behoeften van de twee verschillende doelgroepen in kaart te brengen en daarop in te spelen bij het bedenken van nieuwe concepten. In hoofdstuk 6 zullen de wensen & behoeften van filmliefhebbers met plezierbezoekers worden vergeleken en een vergelijking worden gemaakt tussen de bezoekers van bioscopen en het filmhuis. In hoofdstuk 7 zullen de resultaten van het empirisch onderzoek worden aangevuld en vergeleken met andere beschikbare onderzoeksresultaten op dit gebied. Vervolgens zullen de hierboven genoemde cases in hoofdstuk 8 uitvoerig worden geanalyseerd.
6.
Respondentenonderzoek
In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de eerste onderzoeksvraag: Wat zijn de wensen en behoeften van de huidige bioscoopbezoekers (zowel van de filmliefhebbers als plezierbezoekers)?
6.1
Filmliefhebbers versus plezierbezoekers
Leeftijdscategorie 60% 50% < 20 20-29 30-39 40-49 50-59 60+
40% 30% 20% 10% 0% Filmliefhebbers (N=51)
Plezierbezoekers (N=40)
Leeftijdscategorie
Omid Reza Alizadeh
Meeste filmliefhebbers vallen in de leeftijdscategorieën 20-29 en 30-29 jaar terwijl de meeste respondenten die hebben aangegeven plezierbezoekers te zijn in de categorie 20-29 jaar vallen. Respondenten die jonger zijn dan 20 jaar zijn vaker een plezierbezoeker. Op de oudere leeftijd 50-59 jaar en 60+ zijn de bezoekers vaker filmliefhebbers.
52
De toekomst van de bioscoop Bezoekmotief Filmliefhebbers bezoeken vaker dan plezierliefhebbers een bioscoop puur voor de film. Plezierbezoekers schenken meer aandacht aan een middagje/avondje uit naast het belang voor de film. Slechts een klein deel van filmliefhebbers bezoekt ook een bioscoop vanwege een middagje/avondje uit. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Voor de film Middagje/avondje uit
Filmliefhebbers (N=51)
Plezierbezoekers (N=40)
Bezoekmotief
Bezoekfrequentie Filmliefhebbers gaan vaker naar een bioscoop dan plezierbezoekers. De meeste filmliefhebbers gaan één keer in de maand naar de film terwijl de meeste plezierbezoekers één keer in de drie maanden een bioscoop bezoeken. Je zou kunnen zeggen dat dit zo is door het feit dat filmliefhebbers meer interesse hebben in de nieuwe films die uitkomen. Verder is het zo dat meer filmliefhebbers dan plezierbezoekers één keer per week en om de twee weken naar de film gaan. Geen van de plezierbezoekers gaat meer dan één keer per week naar de bioscoop terwijl dit bij de filmliefhebbers wel voor komt. Plezierbezoekers gaan vaker één keer per jaar en/of één keer per half jaar naar de bioscoop. 40% 35% > dan 1 keer per week 1 keer per week om de 2 weken 1 keer in maand 1 keer in 3 maanden 1 keer per half jaar 1 keer per jaar
30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Filmliefhebbers (N=51)
plezierbezoekers (N=40)
Bezoekfrequentie
Prijs entreekaartje Wat de prijs van de entreekaartjes betreft, zijn zowel de filmliefhebbers als de plezierbezoekers van mening dat ze duur zijn. Percentage van plezierbezoekers die de kaartjes duur vinden, is hoger dan bij de filmliefhebbers. Dit zou te verklaren zijn door het feit dat de filmliefhebbers meer over hebben om hun populaire film in de bioscoop te zien dan de plezierbezoekers. De mening van filmliefhebbers onderling is min of meer met elkaar in balans. Verschil in percentage van het aantal filmliefhebbers die de prijzen normaal vinden en de bezoekers die het duur vinden, komen bij elkaar in de buurt. Bij zowel de filmliefhebbers als de plezierbezoekers is het aantal respondenten die de kaartjes goedkoop vinden zeer laag.
Omid Reza Alizadeh
53
De toekomst van de bioscoop
70% 60% 50% Goedkoop Normaal Duur
40% 30% 20% 10% 0% Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Prijs entreekaartjes
Filmkwaliteit Allebei de doelgroepen zijn tevreden over de filmkwaliteit die de bioscopen aanbieden. Percentage filmliefhebbers die tevreden zijn is hoger dan de plezierbezoekers maar het percentage filmliefhebbers die zeer tevreden zijn over de filmkwaliteit is lager dan bij plezierbezoekers. Filmliefhebbers zouden wellicht kritischer hierover zijn omdat ze puur en vaker alleen voor de film naar de bioscoop gaan terwijl dit bij plezierbezoekers misschien niet het geval is. Een middagje/avondje uit (het feit dat men even weg is van huis en de dagelijkse routine) is waarschijnlijk belangrijker dan 70% de filmkwaliteit. Bij 60% plezierbezoekers zijn er ook Zeertevreden 50% mensen die zeer ontevreden Tevreden 40% zijn maar bij filmliefhebbers is Acceptabel dat niet het geval. Ontevreden 30% Zeer ontevreden Missing
20% 10% 0% Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=30)
Filmkwaliteit
Geluidkwaliteit Over de geluidskwaliteit zijn de beide doelgroepen tevreden. Ook bij de beoordeling van de geluidskwaliteit zien we de trend dat het percentage tevreden filmliefhebbers hoger ligt dan bij plezierbezoekers terwijl het percentage zeer tevreden filmliefhebbers lager ligt. Filmliefhebbers zouden wellicht kritischer hierover zijn omdat ze puur en vaker alleen voor de film naar de bioscoop gaan en alle daarbijbehorende technische hoogstandjes van groter belang worden gevonden. Terwijl die bij een plezierbezoeker die minder vaak en meer voor de gezelligheid naar de bioscoop gaat misschien niet heel belangrijk is. Dit zien we dan ook terug in het aantal plezierbezoekers die de vraag niet beantwoord hebben, terwijl de filmliefhebbers allemaal de vraag hebben beantwoord. 70% 60% Zeertevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
50% 40% 30% 20% 10% 0% Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Geluidskwaliteit
Omid Reza Alizadeh
54
De toekomst van de bioscoop Zaalkwaliteit Ook over de zaalkwaliteit zijn de beide doelgroepen tevreden. Het merendeel van de filmliefhebbers is er zelfs zeer tevreden. Ook bij deze vraag hebben alle filmliefhebbers hun mening geven terwijl een aantal plezierbezoekers dit weer niet hebben gedaan. 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Zeertevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Zaalkwaliteit
Aangeboden service in foyer Over de aangeboden service (kaartverkoop, informatievoorziening en wachtvoorzieningen) in de foyer van de bioscopen is merendeel van de respondenten van de beide soorten bezoekers tevreden. Filmliefhebbers zijn zelfs meer tevreden tot zeer tevreden. Het percentage plezierbezoekers die de service acceptabel vind en zelfs ontevreden over is, is hoger dan bij de filmliefhebbers. Dit betekent dat de plezierbezoekers andere eisen stellen aan de service in de foyer van de bioscopen dan de filmliefhebbers. Tevens een plezierbezoeker komt logischerwijs voor plezier en die zal meer gediend zijn van service en kritischer hierover zijn dan de filmliefhebber die voornamelijk voor de film komt en de rest maar waarschijnlijk als bijzaak beschouwt. 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Zeertevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Aangeboden service foyer
Sfeer Foyer Beide soorten bezoekers hebben positief gereageerd op de sfeer die de foyer van de bioscopen uitstralen. Allebei vinden de sfeer gezellig/knus en tegelijkertijd modern. Het percentage hiervan ligt bij de filmliefhebbers hoger dan bij plezierbezoekers. We kunnen concluderen dat de 40% plezierbezoekers hier kritischer over zijn omdat sfeer en plezier 35% met elkaar samen gaan. Het 30% Gezellig/knus Ouderwets percentage bezoekers die het 25% Rustgevend/ontspannend sfeer negatief vinden (saai/kil) 20% Saai/kil ligt bij beide doelgroepen even 15% Modern hoog. Een gedeelte van 10% Missing plezierbezoekers vindt het zelfs 5% ouderwets terwijl de 0% filmliefhebbers daar helemaal Filmliefhebber (N=51) Plezierbezoeker (N=40) niet mee eens zijn. Sfeer foyer Omid Reza Alizadeh
55
De toekomst van de bioscoop Sfeer zalen Allebei de doelgroepen vinden de sfeer in de zalen gezellig/knus en rustgevend/ontspannend. Het percentage hiervan ligt bij plezierbezoekers hoger. Meer filmliefhebbers dan plezierbezoekers vinden de sfeer in de zalen saai/kil en ouderwets. Waarschijnlijk hechten de filmliefhebbers meer aandacht aan de sfeer in de zalen dan bijvoorbeeld het sfeer in de foyer en de rest van het bioscoopgebouw. Dit omdat het activiteit (films) waarvoor de filmliefhebbers voor naar toe gekomen zijn binnen de zalen plaats vindt. Goede en prettige zalen dragen meer bij aan de beleving van de film. De plezierbezoekers vinden dit waarschijnlijk minder belangrijk 40% en geven sneller een positief 35% oordeel zonder al te kritische Gezellig/knus 30% houding. Dit is ook te merken Ouderwets 25% aan het aantal mensen die Rustgevend/ontspannend 20% geen aandacht heeft Saai/kil 15% Modern geschonken aan deze vraag. 10% Missing Alle filmliefhebbers hebben 5% namelijk hun mening hierover 0% gegeven in tegenstelling tot de Filmliefhebber (N=51) Plezierbezoeker (N=40) plezierbezoekers. Sfeer zalen
Aanbod etens- en drinkwaren Qua aanbod van etens- en drinkwaren zijn over het algemeen zowel de filmliefhebbers als de plezierbezoekers tevreden. Het percentage filmliefhebbers die tevreden en zeer tevreden zijn, is hoger dan bij de plezierbezoekers. Dit komt gedeeltelijk door het feit dat de meeste filmhuisbezoekers filmliefhebbers zijn en dat het filmhuis over een eigen café en restaurant beschikt. Het percentage plezierbezoekers die het aanbod acceptabel vindt, is hoger dan bij de filmliefhebbers. Dit is ook bij het aantal bezoekers die ontevreden zijn het geval. Plezierbezoekers zouden meer aandacht schenken aan een gevarieerder aanbod dan de filmliefhebbers. Daarom zouden ze kritischer kunnen zijn en de verkregen resultaten te verklaren zijn. Filmliefhebbers komen puur voor de film en zouden genoegen kunnen nemen met snoepjes, popcorn en frisdranken. Plezierbezoekers zouden echter, omdat ze een middagje/avondje uit zijn, warme hapjes en verscheidene soorten fris- en alcoholische dranken kunnen wensen voor zowel voordat de film begint als voor de ‘naborreltijd’ wanneer de film afgelopen is. 45% 40% 35%
Zeertevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Aanbod etens- en drinkwaren
Prijs etens- en drinkwaren Net als de prijs van het entreekaartje vinden de respondenten de prijzen van eten en drinken binnen de bioscopen duur tot zeer duur. De meeste filmliefhebbers vinden de prijzen duur en de meeste plezierbezoekers vinden het zeer duur. Een deel van de filmliefhebbers vindt de prijzen zelfs goedkoop terwijl dit bij de plezierbezoekers niet voorkomt. Meer plezierbezoekers dan filmliefhebbers vinden de prijzen normaal. Het is moeilijk een verklaring voor de genoemde trends te geven.
Omid Reza Alizadeh
56
De toekomst van de bioscoop
40% 35% Zeer goedkoop Goedkoop Normaal Duur Zeer duur Missing
30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Prijs etens- en drinkwaren
Middagje/avondje uit Beide doelgroepen beschouwen hun bezoek aan een bioscoop als een middagje/avondje uit. Volgens plezierbezoekers zijn de bioscopen gezellig, ontspannend en rustgevend en daarom beschouwen ze het als middagje/avondje uit. Maar ook het feit dat het een activiteit is dat ze vaak met anderen en buitenhuis ondernemen een belangrijk argument. Filmliefhebbers vinden de filmbeleving die men in de bioscoop ondergaat, in plaats van thuis, een belangrijk argument om het bezoek als een ‘uitje’ te ervaren. Maar ook het feit dat ze lekker weg zijn en meestal ook met vrienden is een argument van ze. 90% 80% 70% 60% Ja Nee Missing
50% 40% 30% 20% 10% 0% Filmliefhebber (N=51)
Plezierbezoeker (N=40)
Middagje/avondje uit
De motivatie die de filmliefhebbers hebben gegeven bij het ‘ja-antwoord’ zijn hieronder beschreven. ¾ Naar de bioscoop gaan lekker ontspannend, gezellig en rustgevend is (6) 4; ¾ Even lekker weg van huis (10); ¾ De sfeer goed is, en de voorzieningen ook (3); ¾ Gezellig met vrienden uit (5); ¾ Het is iets aparts en speciaals om heen te gaan, veel filmbeleving (13). Het valt op dat door filmliefhebbers ‘ja’ wordt geantwoord omdat de meerderheid de bioscoopbeleving als iets aparts en speciaals ervaren. Verder wordt het bezoeken van een bioscoop als een uitje beschouwd omdat men weg is van huis. Naar bioscoop gaan vindt men ontspannend, gezellig en rustgevend. De motivatie die de respondenten hebben gegeven bij het ‘nee-antwoord’ zijn hieronder beschreven: ¾ Prijsbewust; ¾ Puur voor de film (2); ¾ Vooraf een hapje eten, gezellig met vrienden en daarna nakletsen over de film: niet locatiegebonden.
4 Het getal tussen de haakjes geeft het aantal respondenten aan die dezelfde argumentatie hebben gevoerd. Bij argumentatie waar niets achter staat, is slechts één keer door één genoemd.
Omid Reza Alizadeh
57
De toekomst van de bioscoop De motivatie die de plezierbezoekers hebben gegeven bij het ‘ja-antwoord’ zijn hieronder beschreven: ¾ Lekker ontspannen/ gezellig en rustgevend (14) 5; ¾ Alles onder een dak is, eten, drinken, film pakken; ¾ Even weg van huis (4); ¾ Het een gezellige activiteit is die ik met vrienden onderneem (3); ¾ Het een leuke manier is om bijv. een verjaardag te vieren met anderen; ¾ Het niet iets is dat je zeer regelmatig doet, daar is het te prijzig voor; ¾ Het toch iets bijzonders is/blijft naar de film gaan; ¾ Wij dit bezoek combineren met een gezellig etentje. Het valt op dat door plezierbezoekers ‘ja’ wordt geantwoord omdat de meerderheid ‘naar de film gaan’ als een ontspannende, gezellige en rustgevende activiteit beschouwen. Veder vindt de activiteit buitenshuis plaats en dus is het een uitje. Verder is het vooral gezellig omdat men met vrienden of familie erheen gaat (sociale aangelegenheid). De motivatie die één plezierbezoeker heeft gegeven bij het ‘nee-antwoord’ zijn hieronder beschreven: ¾ Ik dit keer puur voor de film ging en aangezien het niet erg druk was voelde ik me meer een bezoeker in een winkel dan echt een avondje uit; Ontbrekende voorzieningen De meerderheid van de respondenten, zowel bij filmliefhebbers als bij de plezierbezoekers hebben de vraag niet beantwoord. We kunnen concluderen dat ze niets tekort komen en als ze wel iets tekort komen dan weten ze dat zelf in de eerste instantie niet te noemen. Veel van de respondenten kiest ook voor optie ‘anders’. Maar wat ze onder ‘anders’ verstaan wordt niet door iedereen aangegeven. Het blijft dus onduidelijk wat ze nou wel echt missen. Verder scoren café en restaurant als ontbrekende voorzieningen hoog bij beide doelgroepen. Plezierbezoekers noemen ook andere vrijetijdsvoorzieningen terwijl bij de filmliefhebbers dat helemaal niet het geval is. Filmliefhebbers komen dus alleen voor de film terwijl een deel van plezierbezoekers een multifunctionele bioscoop willen. 40% Cafe
35% 30%
Restaurant
25% Specialtywinkels
20% 15%
Andere vrijetijdsvoorzieningen Anders
10% 5% 0%
Missing Filmliefhebbers (N=56)
Plezierbezoekers (N=44)
Ontbrekende voorzieningen
Combinatiebezoek met bioscoop Filmliefhebbers en plezierbezoekers die hun bezoek aan een bioscoop met andere activiteiten/voorzieningen combineren, hebben aangegeven hun bezoek voornamelijk met horeca te combineren. Naast horeca geven ook veel filmliefhebbers aan hun bezoek helemaal niet te combineren terwijl ook een groot deel van plezierbezoekers het bezoek combineren met winkels. Uit de resultaten komt dus naar voren dat de beide doelgroepen voornamelijk behoefte hebben aan horecagelegenheid. Filmliefhebbers babbelen waarschijnlijk na de film over de film zelf en plezierbezoekers zetten hun ‘middagje/avondje-uit-plezier’ voort.
5 Het getal tussen de haakjes geeft het aantal respondenten aan die dezelfde argumentatie hebben gevoerd. Bij argumentatie waar niets achter staat, is slechts één keer door één genoemd.
Omid Reza Alizadeh
58
De toekomst van de bioscoop
60%
Horeca
50% Winkels 40% Andere vrijetijdsbestedingen Ik combineer mijn bezoek niet Missing
30% 20% 10% 0% Filmliefhebbers (N=54)
Plezierbezoekers (N=43)
Combinatiebezoek met bioscoop
Van de plezierbezoekers die zijn/haar bezoek niet combineren, geven de volgende argumenten: ¾ Het al duur genoeg is (2) ¾ Ik dat onhandig vind. Ik ga naar de bioscoop voor de film en als ik al die tassen van het winkelen, moet meenemen vind ik dat onhandig. Van de filmliefhebbers die zijn/haar bezoek niet combineren, geven de volgende argumenten: ¾ Ik kom alleen voor de film (4); ¾ Er is een café in de bioscoop aanwezig; ¾ Ga daarna naar huis (2); ¾ Het al duur genoeg is; ¾ Ik in de buurt woon (2). Bezoekcombinatie horeca De meeste filmliefhebbers en plezierbezoekers die hun bezoek met horeca combineren, kiezen het vaakst voor een café en restaurant. Percentage filmliefhebbers die voor café kiest is hoger dan bij filmbezoekers, maar het percentage van het aantal plezierbezoekers die het bezoek combineert met een restaurant is lager. Plezierbezoekers maken er dus echt een middagje/avondje uit van terwijl de filmliefhebbers onder genot van een drankje nog even voor- of napraten over de film. Filmliefhebbers die aangeven voor andere soorten horecagelegenheden te kiezen, noemen de volgende horecavoorzieningen: ¾ Club; ¾ Discotheek; ¾ Fast Food-keten (2); ¾ Koffietentje; ¾ Tapasbar. Waar de plezierbezoekers voor kiezen bij optie ‘anders’ is niet bekend. 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Snackbar Cafe Eetcafe/lunchroom Restaurant Anders
Filmliefhebbers (N=46)
Plezierbezoekers (N=35)
Bezoekcombinatie horeca
Omid Reza Alizadeh
59
De toekomst van de bioscoop Bezoekcombinatie vrijetijdsvoorzieningen De meeste bezoekers van de beide doelgroepen hebben aangeven indien ze hun bezoek met andere vrijetijdsvoorzieningen combineren dat met andere voorzieningen te doen dan in de lijst genoemd is. Wat de andere voorzieningen precies zijn, is niet duidelijk en is er dus geen vaste trend te noemen. Veel plezierbezoekers kiezen voor een museum terwijl veel filmliefhebbers voor bowlen, museum en fitness kiezen. De overige voorzieningen als poppodium, casino, sauna/zwembad en bowlen scoren bij plezierbezoekers even hoog. Echter is het percentage van 50% 45% plezierbezoekers die dat ook 40% Bowlingbaan daadwerkelijk doet is lager dan Museum 35% 10%. Geen van de 30% Poppodium filmliefhebbers heeft voor 25% Casino sauna/zwembad gekozen. Er is 20% Sauna/Zwembad 15% geen vaste trend te noemen en Fitness 10% Anders de combinatie van bioscoop 5% met andere 0% vrijetijdsvoorzieningen is meer Filmliefhebbers (N=14) Plezierliefhebbers (N=11) persoonlijk en dus interesse Bezoekcombinatie vrijetijdsvoorzieningen gericht. Bezoekcombinatie winkels De meeste plezierbezoekers die hun bioscoopbezoek combineren met winkels kiezen voor kledingzaken. De meeste filmliefhebbers kiezen zowel voor kledingzaken als voor muziek/filmgerelateerde winkels. Keuze voor muziek/filmgerelateerde winkels ligt bij plezierbezoekers beduidend lager. Dit zou te verklaren zijn door het feit dat filmliefhebbers meer filmfanaat zijn dan plezierbezoekers. Een klein deel van plezierbezoekers kiest ook voor sieraadwinkels en parfumeriezaken. Geen van de filmliefhebbers combineert zijn bezoek met dergelijke winkels. Een verklaring hiervoor is niet te geven. Zowel bij filmliefhebbers als bij plezierbezoekers die kiezen voor optie ‘anders’ kiezen voor boekhandels. Filmliefhebbers kiezen vaker voor een boekhandel dan plezierbezoekers. Misschien dat de filmliefhebbers geïnteresseerd zijn in de boeken die ook verfilmd zijn. Zowel de plezierbezoekers als de filmliefhebbers die voor andere soorten winkels kiezen, noemen boekhandels (3). 60% 50% Kledingzaken Gadgetwinkels Muziek/filmwinkels Sieraadwinkels Parfumerie Anders
40% 30% 20% 10% 0% Filmliefhebbers (N=14)
Plezierbezoekers (N=18)
Bezoekcombinatie winkels
Blijvende herinnering Bij de vraag welke elementen van bioscoopbezoek als herinnering achterblijven bij de bezoekers, antwoordden de meeste respondenten van beide doelgroepen hetzelfde. De film zelf blijft vaker als herinnering achter en niet zo zeer het sfeer en gezelligheid. We zien echter dat de film voor filmliefhebbers een stuk belangrijker is dan voor de plezierbezoekers. Plezierbezoekers vinden de sfeer en gezelligheid en het aanbod van voorzieningen binnen de bioscoop belangrijker dan de filmliefhebbers. Geen van de filmliefhebbers zegt het aanbod van voorzieningen als herinnering mee te nemen. Dit is
Omid Reza Alizadeh
60
De toekomst van de bioscoop te verklaren door het feit dat de filmliefhebbers voornamelijk voor de film komen. Je zou zeggen dat het percentage plezierbezoekers die het sfeer en gezelligheid en het aanbod van voorzieningen belangrijk vinden hoger zou zijn dan wat er uitgekomen is. Conclusie is dat de film binnen de bioscoop een zeer grote rol speelt, maar dit is ook logisch. 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Sfeer en gezelligheid Aanbod van voorzieningen De film Missing
Filmliefhebbers (N=51)
Plezierbezoekers (N=40)
Blijvende Herinnering
Langer blijven Op de vraag of de respondenten langer in de 50% bioscoop willen blijven na de film indien er extra 40% Ja activiteiten/voorzieningen 30% Nee, geen behoefte aan worden aangeboden, Missing antwoordde de meerheid van 20% beide doelgroepen bevestigend. 10% Meer filmliefhebbers dan plezierbezoekers stemmen met 0% Filmliefhebbers (N=51) Plezierbezoekers (N=40) een ja maar het aantal Langer blijven plezierbezoekers die zegt er geen behoefte aan te hebben, is wel hoger. Je zou zeggen dat juist meer plezierbezoekers langer zouden blijven als er meer en andere soorten activiteiten/voorzieningen worden aangeboden. De meeste filmliefhebbers die geen behoefte aan hebben, zeggen dat een bioscoop voor de film is en dat de film genoeg tijd in beslag neemt. Dus de andere activiteiten/voorzieningen zouden overbodig zijn. De plezierbezoekers geven aan dat ze liever naar huis gaan en dat ze liever in een andere omgeving hun middagje/avondje uit voortzetten. De meerderheid van de beide groepen die wel behoefte hebben aan langer blijven, willen het liefst een café en/of restaurant in de bioscoop. Een aantal plezierbezoekers noemen ook pool- en tafelvoetbalvoorzieningen. Filmliefhebbers zijn echter enthousiaster en noemen ook de volgende gewenste activiteiten: cultuuractiviteiten die bij de films of de filmwereld aanleunen (concerten, tentoonstellingen), een lezing voor of na de film over de film zelf, een winkel waar je spulletjes kunt kopen van de film. Deze voorzieningen zijn voornamelijk filmgerichte voorzieningen. Ook worden door een aantal filmliefhebbers de volgende voorzieningen genoemd: mogelijkheid tot gamen, spel-, lees-, teken- en creatieve ruimte, squash, fitness, pool, bowling, tapasbar, filosofen café, life muziek. Dit zijn echter meer persoonsgebonden en interessegerichte voorzieningen. 60%
Plezierbezoekers die aangeven geen behoefte aan langer blijven hebben, geven de volgende argumenten: ¾ Daar niet echt sfeer voor is; ¾ Er al voldoende restaurants en bars zijn; ¾ Ik dan lekker naar huis wil (4); ¾ Ik dan toch puur voor de film kom; ¾ Ik liever in een andere omgeving andere dingen wil doen (2); ¾ Meestal laat (2);
Omid Reza Alizadeh
61
De toekomst van de bioscoop ¾ Planning is altijd verschillend. Bezoekers die dus geen behoefte aan hebben, willen gewoon lekker naar huis, in een andere omgeving iets leuks doen en dergelijke. Bezoekers die wel behoeften hebben, gegeven hebben interesse te hebben in de volgende voorzieningen/activiteiten: ¾ Een gezellig café om na te borrelen onder genot van hapje en drankje (12); ¾ Filmverhuur; ¾ Restaurant (2); ¾ Poolen, tafelvoetbal. Het valt duidelijk op dat de bezoekers die wel langer zouden willen blijven heel graag een café in de bioscoop willen. Filmliefhebbers die aangeven geen behoefte aan langer blijven hebben, geven de volgende argumenten: ¾ Bioscoop is voor film (5); ¾ Er al een café aanwezig is; ¾ Film is op zich al een activiteit die veel tijd kost; ¾ Het na de film meestal een mooie tijd is om weer naar huis te gaan (2); ¾ Het vaak te duur is; ¾ We gaan naar horeca in de omgeving; ¾ Ik niet zou weten wat daar te zoeken; ¾ Ik een dergelijk ‘alles-in-een-centrum’ niet echt leuk vind. Meerderheid van filmliefhebbers die geen behoefte hebben aan langer blijven, vinden dat een bioscoop puur voor de film is. Bezoekers die wel behoeften hebben, geven aan interesse te hebben in de volgende voorzieningen/activiteiten: ¾ Restaurant (7); ¾ Café (13); ¾ Concert; ¾ Cultuuractiviteiten die bij de films of de filmwereld aanleunen (concerten, tentoonstellingen); ¾ Een gezellige plaats om te zitten; ¾ Een lezing voor of na de film over de film zelf; ¾ Een winkel waar je spulletjes kunt kopen van de film die ik net gezien heb; ¾ Mogelijkheid tot gamen; ¾ Spel-, lees-, teken creatieve ruimte; ¾ Squash, fitness, pool, café, bowling; ¾ Tapasbar, filosofen café, livemuziek; ¾ Wanneer er activiteiten worden georganiseerd met betrekking tot de film. Het valt duidelijk op dat ook de filmliefhebbers die wel langer zouden willen blijven heel graag een café en/of een restaurant in de bioscoop willen. Vaker naar bioscoop Of de respondenten vaker naar de bioscoop zouden gaan indien er meerdere en andere soorten activiteiten/voorzieningen worden aangeboden, reageren de meeste bezoekers negatief. Het aantal filmliefhebbers die wel en niet behoefte hebben aan vaker gaan, is aan elkaar gelijk. Bij plezierbezoekers is het anders. De meeste plezierbezoekers geven aan geen behoefte te hebben aan vaker bezoeken van een bioscoop. Dit is wel vreemd als je vanuit gaat dat plezierbezoekers meer en betere voorzieningen willen. Maar we kunnen concluderen dat de film toch een bepalende factor is voor bioscoopbezoek en indien ze behoefte hebben aan andere voorzieningen zoeken ze dat op in een andere omgeving.
Omid Reza Alizadeh
62
De toekomst van de bioscoop
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Ja Nee, geen behoefte aan Missing
Filmliefhebbers (N=51)
Plezierbezoekers (N=40)
Vaker naar bioscoop
Algemeen oordeel De bezochte bioscopen worden door zowel de filmliefhebbers als plezierbezoekers met ‘goed’ beoordeeld. Het percentage filmliefhebbers die de bioscopen matig vinden, is hoger dan bij plezierbezoekers. Ook zijn er tussen de filmliefhebbers mensen die de bioscopen zeer slecht vinden (wel een heel laag percentage) terwijl dit bij de plezierbezoekers niet voor komt. We kunnen concluderen, dat tegen de verwachtingen in, de filmliefhebbers kritischer de bioscopen beoordelen en meer verwachten van een bioscoop dan de plezierbezoekers. 70% 60% Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
50% 40% 30% 20% 10% 0% Filmliefhebbers (N=51)
Plezierbezoekers (N=40)
Algemeen oordeel
6.1.2 Conclusie Uit de vergelijking tussen de twee doelgroepen filmliefhebbers en plezierbezoekers komen er geen grote opvallende verschillen. Plezierliefhebbers vallen over het algemeen tussen de leeftijdscategorie 20-29 jaar en filmliefhebbers vertegenwoordigen een bredere leeftijdscategorie, 20-39 jaar. In de eerste instantie valt op dat de filmliefhebbers een bioscoop voornamelijk voor de film zelf bezoeken. Plezierbezoekers kiezen vaker een bioscoop als een middagje/avondje uit. Filmliefhebbers bezoeken een bioscoop dan ook vaker als de plezierbezoekers. Plezierbezoekers ervaren vaker dan de filmliefhebbers de prijzen van de entreekaartjes, als duur. De filmliefhebbers zouden niet zo prijsgericht omdat ze de film en de filmbeleving op het witte doek belangrijker vinden. De prijs van eten en drinken wordt door allebei de groepen als duur tot zeer duur ervaren. Over de Film-, geluid- en zaalkwaliteit van de bioscopen zijn de beide groepen tevreden tot zeer tevreden. Filmliefhebbers schenken hier meer aandacht aan en beoordelen het kritischer omdat de film en de technische voorzieningen die de film ondersteunen als belangrijk worden ervaren voor een positieve filmbeleving. De plezierbezoekers zijn toch een middagje/avondje uit en ze vinden het waarschijnlijk best als maar het hele pakketje (film, sfeer en de extra voorzieningen) uiteindelijk wordt ervaren. Daarom beoordelen de plezierbezoekers de sfeer in de bioscoop en het aangeboden service veel kritischer
Omid Reza Alizadeh
63
De toekomst van de bioscoop (misschien willen ze wel iets anders) dan de filmliefhebbers. Echter zijn allebei de groepen hier tevreden over. De sfeer wordt dan ook door de meesten als gezellig/knus en modern ervaren. De sfeer in de zalen is voor de filmliefhebbers belangrijker omdat dit de filmbeleving vergroot. De sfeer in de zalen wordt als gezellig/knus en rustgevend/ontspannend aangegeven. Plezierbezoekers schenken meer aandacht aan het aanbod van een divers etens- en drinkwaren. Een grote meerderheid van plezierbezoekers is tevreden over het aanbod maar ook een zelfde grote meerderheid vindt het aanbod niet meer dan acceptabel (op de grens van tevreden- en ontevredenheid). Dit terwijl de filmliefhebbers massaal over het aanbod tevreden zijn en zelfs meer respondenten zijn (in vergelijking tot plezier bezoekers) die zeer tevreden zijn. Filmliefhebbers komen puur voor de film en zouden genoegen kunnen nemen met snoepjes, popcorn en frisdranken. Plezierbezoekers zouden daarentegen, omdat ze een middagje/avondje uit zijn, warme hapjes en verscheidene soorten fris- en alcoholische dranken kunnen wensen voor zowel voordat de film begint als voor de ‘naborreltijd’ wanneer de film afgelopen is. Het valt verder op dat de twee groepen het bezoek aan een bioscoop als een middagje/avondje uit ervaren. Volgens plezierbezoekers zijn de bioscopen gezellig, ontspannend en rustgevend en daarom beschouwen ze het als middagje/avondje uit. Maar ook het feit dat het een activiteit is dat ze vaak met anderen en buitenhuis ondernemen een belangrijk argument. Filmliefhebbers vinden de filmbeleving die men in de bioscoop ondergaat, in plaats van thuis, een belangrijk argument om het bezoek als een ‘uitje’ te ervaren. Maar ook het feit dat ze lekker weg zijn en meestal ook met vrienden is een argument van ze. Wat er ontbreekt binnen de bioscopen qua activiteiten en voorzieningen weten bezoekers van de beide groepen niet te noemen. Veel bezoekers hebben zelfs niet eens gereageerd op de vraag. Waarschijnlijk weten ze zelf niet eens wat ze nodig hebben en wat er dus ontbreekt of misschien vinden ze het aanbod toch wel goed en missen ze niets. Bezoekers van beide groepen die wel ontbrekende voorzieningen noemen, noemen café en restaurant als belangrijke ontbrekende faciliteiten binnen de bioscoop. Dit wordt duidelijk wanneer de bezoekers hun bioscoopbezoek met iets anders te combineren. De meerderheid geeft aan het bezoek met horeca en winkels te combineren. Plezierbezoekers combineren hun bezoek het liefst met horeca en winkels. Naast horeca geven ook veel filmliefhebbers aan hun bezoek niet te combineren. Uit de resultaten is duidelijk op te maken dat de beide doelgroepen voornamelijk behoefte hebben aan horecagelegenheid. Filmliefhebbers babbelen waarschijnlijk na de film over de film zelf en plezierbezoekers zetten hun ‘middagje/avondje-uit-plezier’ voort. Bezoekers die hun bezoek met horeca combineren, kiezen meestal voor een café en/of restaurant. Percentage filmliefhebbers die voor café kiest, is hoger dan bij filmliefhebbers, maar het percentage van het aantal plezierbezoekers die het bezoek combineert met een restaurant is lager. Plezierbezoekers maken er dus echt een middagje/avondje uit van terwijl de filmliefhebbers onder genot van een drankje nog even voor- of napraten over de film. Bezoekcombinaties met andere vrijetijdsvoorzieningen zijn niet echt duidelijk te beschrijven. De meeste bezoekers van de beide doelgroepen kiezen voor optie ‘anders’ maar ze noemen niet wat. Plezierbezoekers combineren hun bezoek op dit gebied met alles en nog wat. Het heeft waarschijnlijk met de persoonlijke interesses te maken in plaats van een trendmatige actie. Plezierbezoekers zijn meer gediend van winkels. Ze combineren hun bezoek ook met verschillende soorten winkels. Vooral kledingzaken scoren hoog. Filmliefhebbers combineren hun bezoek voornamelijk met kledingzaken en muziek/filmgerelateerde winkels. Verder worden door beide doelgroepen boekhandels genoemd bij optie ‘anders’. De film die de bioscopen draaien, is voor de beide doelgroepen van groot belang en het blijft zelfs als herinnering in hun gedachten achter. Beide groepen noemen ook de sfeer
Omid Reza Alizadeh
64
De toekomst van de bioscoop en gezelligheid (wel in mindere mate dan de film) belangrijk. Een klein deel van plezierbezoekers schenkt ook aandacht aan de aangeboden voorzieningen terwijl de filmliefhebbers dit niet belangrijk genoeg vinden. Gek genoeg geven de filmliefhebbers wel aan dat ze bereid zijn langer in de bioscoop te blijven indien er andere voorzieningen worden aangeboden dan nu het geval is en zelfs het aantal plezierbezoekers die aangeeft hier geen behoefte aan te hebben is groter dan het aantal filmliefhebbers. De meerderheid van plezierbezoekers geeft zelfs aan geen behoefte te hebben om hierdoor vaker naar de bioscoop te gaan. Bij filmliefhebbers is deze ’50-50’. Het aantal bezoekers die wel behoefte hebben aan vaker gaan, is net zo hoog als de bezoekers die geen behoeften hebben. Over het algemeen beoordelen de filmliefhebbers de bioscopen kritischer dan de plezierbezoekers. Waarschijnlijk wordt de bioscoop voor plezierbezoekers als even belangrijk ervaren dan al het andere vrijetijdsvoorzieningen. Maar voor de filmliefhebbers (die belang hechten aan de film en de filmbeleving op het witte doek) is het toch een speciale en bijzondere aangelegenheid. Het is tevens duidelijk dat de film binnen de bioscoop voor zowel de filmliefhebbers als plezierbezoekers de leidende functie heeft. Al het andere binnen de bioscopen blijken als bijzaken te worden beschouwd naast de filmbeleving.
6.2
Bioscoopbezoekers versus filmhuisbezoekers
In deze paragraaf zullen de resultaten van bioscoopbezoekers en filmhuisbezoekers met elkaar worden vergeleken om de verschillen en de overeenkomsten in de wensen en behoeften van allebei de bezoekers vast te kunnen stellen. Er wordt antwoord gegeven op onderzoeksvraag 1a: a. Waarin liggen filmhuisbezoekers?
de
verschillen/overeenkomsten
van
bioscoopbezoekers
met
Leeftijdscategorie De meeste bioscoopbezoekers vallen in de leeftijdscategorie 20-29 jaar. Daarnaast valt het percentage van bezoekers onder de 20 jaar en de bezoekers tussen de 30-39 jaar op. De bioscoopbezoekers zijn dus ook voornamelijk jongeren. Ook de meerderheid van de respondenten binnen het filmhuis vallen in de leeftijdscategorie 20-29 jaar. Hiernaast is er ruim 20% van de respondenten 30-39 jaar. Het aandeel ouderen is bij het filmhuis opvallend hoger dan bij de bioscopen, ruim 30% bezoekers tussen de 50-60+. 40% 35% 30%
< 20 20-29 30-39 40-49 50-59 60+
25% 20% 15% 10% 5% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Leeftijdscategorie
Soort bezoeker en bezoekmotief Bijna 80% van de respondenten van het filmhuis geven aan een filmliefhebber te zijn. Het percentage bezoekers die zich als filmliefhebber en bezoekers die zich als plezierbezoeker beschouwen, is nagenoeg even hoog bij de bioscopen. Dit zou te verklaren kunnen zijn door het feit dat het filmhuis voornamelijk inhoudelijke kwaliteitfilms vertoont en daar zijn de filmliefhebbers dol op. Het is dus niet echt verbazingwekkend dat de meeste bezoekers bij het filmhuis filmliefhebbers zijn. De
Omid Reza Alizadeh
65
De toekomst van de bioscoop bezoekers van de bioscopen zijn veelal jongeren en ze zijn toch ook wel in voor een middagje/avondje uit in combinatie met film (dus plezierbezoek). 90% 80% 70% 60% Filmliefhebber Plezierbezoeker Missing
50% 40% 30% 20% 10% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Soort bezoeker
In de onderstaande grafiek is te zien dat de bezoekers van zowel de bioscopen als van het filmhuis voornamelijk het bioscoop/filmhuis voor de film bezoeken. Percentage filmhuisbezoekers die voor een middagje/avondje uit kiest, is kleiner dan bij de bioscoopbezoekers. Zelfs een deel van plezierbezoekers van de bioscopen zegt de bioscoop voornamelijk voor de film te bezoeken. 80% 70% 60% 50% Voor de film Middagje/avondje uit
40% 30% 20% 10% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Bezoekmotief
Bezoekfrequentie Filmhuisbezoekers bezoeken vaker een filmhuis dan de bioscoopbezoekers een bioscoop. De meeste bioscoopbezoekers geven aan de bioscoop één keer in de drie maanden te bezoeken terwijl de meeste filmhuisbezoekers het filmhuis één keer in de maand bezoeken. Ook is het percentage respondenten die om de twee weken het filmhuis bezoeken hoger dan de bioscoopbezoekers de bioscoop. 35% 30%
> dan 1 keer per week 1 keer per week om de 2 weken 1 keer in maand 1 keer in 3 maanden 1 keer per half jaar 1 keer per jaar
25% 20% 15% 10% 5% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Bezoekfrequentie
Omid Reza Alizadeh
66
De toekomst van de bioscoop Middagje/avondje uit Zowel filmhuisbezoekers als bioscoopbezoekers beschouwen respectievelijk filmhuis en bioscoop als een middagje/avondje uit.
hun
bezoek
aan
80% 70% 60% 50%
Ja Nee Missing
40% 30% 20% 10% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Bezochte bioscoop/filmhuis als middagje/avondje uit
De filmhuisbezoekers geven de volgende argumenten waarom ze het bezoek als een middagje/avondje uit ervaren: ¾ Biedt ontspanning (3); ¾ Film die de moeite waard is (3); ¾ Een film pakken altijd een uitje is en het Filmhuis heeft er een prettige sfeer voor; ¾ Het een leuke manier is om bijv. een verjaardag te vieren met anderen; ¾ Het is er erg gezellig, leuke mensen, ontspannen sfeer; ¾ Naast de filmbeleving op zich (film is gemaakt om op het witte doek te zien samen met andere mensen) is naar de film gaan óók een avondje uit; ¾ Omdat het een mooie ervaring is, fijn om samen te gaan; ¾ Totaal pakket van eten-drinken-film is prettig; ¾ Voor of na de film is het gezellig in het café. Leuke plek om over de film te praten. De bioscoopbezoekers hebben de volgende argumenten: ¾ Alles onder een dak is: eten, drinken, film pakken; ¾ Lekker ontspannen/ gezellig en rustgevend is naar de bioscoop gaan (13); ¾ Even weg van huis (4); ¾ Het een gezellige activiteit is die ik met vrienden onderneem (3); ¾ Het niet iets is dat je zeer regelmatig doet, daar is het te prijzig voor; ¾ Het toch iets bijzonders is/blijft naar de film gaan; ¾ Wij dit bezoek combineren met een gezellig etentje; ¾ Lekker ontspannend, gezellig en rustgevend is naar de bioscoop gaan (5); ¾ Even lekker weg van huis (10); ¾ De sfeer goed is, en de voorzieningen ook (2); ¾ Gezellig met vrienden uit (5); ¾ Het is iets aparts en speciaal om heen te gaan/ filmbeleving (13). Combinatiebezoek met bioscoop/filmhuis Indien de bezoekers hun bezoek aan een bioscoop of filmhuis combineren met andere voorzieningen, doen ze dat veelal met horeca. Een deel van de bioscoopbezoekers geeft ook aan winkels en andere vrijetijdsvoorzieningen te bezoeken. Ruim 30% van de filmhuisbezoekers zeggen hun bezoek helemaal niet te combineren en combinatie met winkels wordt er helemaal niet gemaakt. Horeca is dus bij beide bezoekers in trek en de voorziening die het vaakst gecombineerd wordt met bioscoop/filmhuisbezoek.
Omid Reza Alizadeh
67
De toekomst van de bioscoop
60% Horeca 50% Winkels
40%
Andere vrijetijdsbestedingen Ik combineer mijn bezoek niet Missing
30% 20% 10% 0% Bioscoopbezoekers (N=19)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Bezoekcombinatie
Bezoekcombinatie horeca Bezoekers die hun bezoek combineren met horeca doen dat het vaakst met een café. Ook restaurant is bij bioscoopbezoekers in trek. Weinig filmhuisbezoekers noemen een restaurant. Dit komt misschien door het feit dat de meeste filmhuisbezoekers filmliefhebbers zijn en de naar de film gaan belangrijker wordt ervaren dan alle andere zaken eromheen. Tevens beschikt het filmhuis zelf over een eigen restaurant, zie volgende hoofdstuk voor de casebeschrijving. Daarom gebruiken de bezoekers misschien wel het restaurant binnen het filmhuis. 60%
50%
40%
Snackbar Cafe
30%
Eetcafe/lunchroom Restaurant Anders
20%
10%
0% Bioscoopbezoekers (N=69)
Filmhuisbezoekers (N=13)
Bezoekcombinatie horeca
Bezoekcombinatie vrijetijdsvoorzieningen Filmhuisbezoekers die hun bezoek combineren met vrijetijdsvoorzieningen kiezen voor iets anders dan wat er in de lijst voorkomt. Wat dit precies is, wordt niet aangegeven. Ook de meeste bioscoopbezoekers kiezen voor optie ‘anders’. Wat hiermee bedoeld wordt is niet duidelijk. Het is echter geen vaste trend uit te halen. We kunnen concluderen dat de combinatie met vrijetijdsvoorzieningen persoonsgebonden en dus interessegericht is. 120%
100% Bowlingbaan 80%
Museum Poppodium Casino
60%
Sauna/Zwembad Fitness
40%
Theater Anders
20%
0% Bioscoopbezoekers (N=21)
Filmhuisbezoekers (N=4)
Bezoekcombinatie vrijetijdsvoorzieningen
Omid Reza Alizadeh
68
De toekomst van de bioscoop Bezoekcombinatie winkels Geen van de filmhuisbezoekers combineert het bezoek met winkels. Bioscoopbezoekers die dat wel doen, kiezen het vaakst voor kledingzaken en muziek/filmgerelateerde winkels. 50% 45% 40% 35%
Kledingzaken Gadgetwinkels
30%
Muziek/filmwinkels
25%
Sieraadwinkels
20%
Parfumerie Anders
15% 10% 5% 0% Bioscoopbezoekers (N=32)
Filmhuisbezoekers (N=0)
Bezoekcombinatie winkels
Blijvende herinnering Bij de vraag welke elementen van bioscoopbezoek als herinnering achterblijven bij de bezoekers, antwoorden de meeste respondenten van beide doelgroepen hetzelfde. De film zelf blijft vaker als herinnering achter en niet zo zeer het sfeer en gezelligheid. Daarnaast zijn er ook een aantal respondenten, zowel filmhuisbezoekers als bioscoopbezoekers, die kiezen voor sfeer en gezelligheid. Aanbod van voorzieningen is het minst interessant. 80% 70% 60% 50%
Sfeer en gezelligheid Aanbod van voorzieningen
40%
De film Missing
30% 20% 10% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Blijvende herinnering
Langer blijven 60%
50%
40% Ja 30%
Nee, geen behoefte aan Missing
20%
10%
0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Langer blijven
Omid Reza Alizadeh
69
De toekomst van de bioscoop Op de vraag of de respondenten langer in de bioscoop zouden willen blijven na de film indien er andere activiteiten/voorzieningen worden aangeboden, antwoordden de meerderheid van bioscoopbezoekers bevestigend en de meerderheid van de filmhuisbezoekers ontkennend. Dat de filmhuisbezoekers geen behoefte aan langer blijven hebben indien er andere voorzieningen worden aangeboden, komt misschien door het feit dat er nu binnen het filmhuis verscheidene voorzieningen/activiteiten beschikbaar zijn. De bezoekers kunnen zich waarschijnlijk niet inbeelden wat voor interessants er nog meer bij zal komen. Filmhuisbezoekers die geen behoefte hebben aan langer blijven, hebben de volgende argumenten: ¾ Er al een café aanwezig is; ¾ Het na de film meestal een mooie tijd is om weer naar huis te gaan (4); ¾ Ik alleen voor de film kom. Bioscoopbezoekers die geen behoefte hebben aan langer blijven, hebben de volgende argumenten: ¾ Bioscoop is voor film (5) ¾ Film is op zich reeds een activiteit die veel tijd kost; ¾ Het na de film meestal een mooie tijd is om weer naar huis te gaan (2); ¾ Het vaak te duur is; ¾ We gaan naar horeca in de omgeving (2); ¾ Ik niet zou weten wat daar te zoeken; ¾ Ik een dergelijk ‘alles-in-een-centrum’ niet echt leuk vind; ¾ Ik dan lekker naar huis wil (2) ¾ Ik liever in een andere omgeving andere dingen wil doen (2) ¾ Planing is altijd verschillend. De filmhuisbezoekers die wel langer zouden willen blijven wensen de volgende voorzieningen/activiteiten: ¾ Cultuuractiviteiten die bij de films of de filmwereld aanleunen (concerten, tentoonstellingen); ¾ Een lezing voor of na de film over de film zelf; ¾ Spel-/lees-/teken creatieve ruimte; ¾ Tapas bar, filosofen café, livemuziek. De bioscoopbezoekers die wel langer zouden willen blijven, wensen de volgende voorzieningen/activiteiten: ¾ Restaurant (9); ¾ Café (26); ¾ Concert; ¾ Een gezellige plaats om te zitten; ¾ Een winkel waar je spulletjes kunt kopen van de film die ik net gezien heb ¾ Mogelijkheid tot gamen; ¾ Squash, fitness, pool, bowling; ¾ Wanneer er activiteiten worden georganiseerd met betrekking tot de film; ¾ Filmverhuur; ¾ Poolen, tafelvoetbal. Vaker naar bioscoop/filmhuis Of de respondenten (zowel filmhuisbezoekers als bioscoopbezoekers) vaker naar de bioscoop zouden gaan indien er meerdere en andere soorten activiteiten/voorzieningen worden aangeboden, is niet het geval. De meeste bezoekers reageren er negatief op. Het percentage bioscoopbezoekers die er wel behoefte hebben aan vaker terugkomen, is wel bijna gelijk aan bezoekers die er geen behoefte aan hebben. Bij filmhuisbezoekers hebben de meeste respondenten deze vraag niet eens beantwoord. Filmhuisbezoekers die geen behoefte hebben aan vaker terug komen, hebben de volgende argumenten: ¾ Filmaanbod is bepalend; ¾ Het al een goed aanbod heeft;
Omid Reza Alizadeh
70
De toekomst van de bioscoop ¾ ¾
Het is een gezellig filmhuis. Vooraf een kop koffie of thee, daarna de film. Niets mis mee, houden zo; Ik vooral voor de film, de sfeer in het filmhuis kom. Het café/restaurant voldoet aan mijn behoefte.
Bioscoopbezoekers die geen behoefte hebben aan vaker terug komen, hebben de volgende argumenten: ¾ De sfeer puur op film gericht is en ik zie daar geen verandering in komen; ¾ Een café of restaurant daarbuiten ook prima is (2); ¾ Puur afhankelijk welke film er draait (7); ¾ Veel te duur (2); ¾ Ik nu al ga als ik een film echt in de bioscoop in plaats van op DVD wil zien (2); ¾ Ik over het algemeen tevreden ben met het aanbod. 50% 45% 40% 35% 30%
Ja
25%
Nee, geen behoefte aan
20%
Missing
15% 10% 5% 0% Bioscoopbezoekers (N=77)
Filmhuisbezoekers (N=19)
Vaker bezoek
Het valt op dat filmaanbod voor beide doelgroepen belangrijk is voor een herhalingsbezoek en andere voorzieningen slechts ondersteunend van aard zijn (onder andere langer blijven mogelijk maken). 6.2.1 Conclusie Bioscoopbezoekers zijn voornamelijk jongeren tussen de 20-39 jaar. Bezoekers van filmhuizen zijn naast jongeren ook wel oudere mensen. De meeste filmhuisbezoekers geven aan filmliefhebbers te zijn terwijl het percentage filmliefhebbers en plezierbezoekers bij de bioscopen nagenoeg het zelfde blijkt te zijn. Dit zou te verklaren zijn door het feit dat het filmhuis voornamelijk inhoudelijke kwaliteitfilms vertoont en daar zijn de filmliefhebbers dol op. Het is dus niet echt verbazingwekkend dat de meeste bezoekers bij het filmhuis filmliefhebbers zijn. De bezoekers van de bioscopen zijn veelal jongeren en ze zijn toch ook wel in voor een middagje/avondje uit in combinatie met film (dus plezierbezoek). Wel geven allebei de bezoekers aan het bioscoop/filmhuis voornamelijk voor de film te bezoeken. Het valt verder op dat filmhuisbezoekers vaker een filmhuis bezoeken dan de bioscoopbezoekers een bioscoop. Dit komt door het feit dat de meeste filmhuisbezoekers filmliefhebbers zijn. Zowel filmhuisbezoekers als bioscoopbezoekers beschouwen hun bezoek aan filmhuis en bioscoop als een middagje/avondje uit. De meeste bioscoopbezoekers ervaren het als middagje/avondje uit omdat ze van mening zijn dat naar de bioscoop gaan lekker ontspannend, gezellig en rustgevend is. Filmhuisbezoekers hebben verschillende argumenten en is er geen vaste trend te noemen. Indien de bezoekers hun bezoek aan een bioscoop of filmhuis combineren met andere voorzieningen, doen ze dat veelal met horeca. Een deel van de bioscoopbezoekers geeft ook aan winkels en andere vrijetijdsvoorzieningen te bezoeken. Horeca is bij de beide bezoekers in trek en de voorzieningen die het vaakst gecombineerd worden met bioscoop/filmhuisbezoek is café en restaurant. Er is verder niet duidelijk waarmee de bezoekers van filmhuizen en bioscopen hun bezoek met andere vrijetijdsvoorzieningen combineren. Het is Omid Reza Alizadeh
71
De toekomst van de bioscoop waarschijnlijk persoonsgebonden. Geen van de filmhuisbezoekers combineert het bezoek met winkels. Bioscoopbezoekers die dat wel doen, kiezen het vaakst voor kledingzaken en muziek/filmgerelateerde winkels. Bij de vraag welke elementen van bioscoopbezoek als herinnering achterblijven bij de bezoekers, antwoorden de meeste respondenten van beide doelgroepen hetzelfde. De film zelf blijft vaker als herinnering achter en niet zo zeer het sfeer/gezelligheid en het aanbod van voorzieningen. Op de vraag of de respondenten langer in de bioscoop zouden willen blijven na de film indien er andere activiteiten/ voorzieningen worden aangeboden, antwoordden de meerderheid van bioscoopbezoekers bevestigend en de meerderheid van de filmhuisbezoekers ontkennend. Of de respondenten (zowel filmhuisbezoekers als bioscoopbezoekers) vaker naar de bioscoop zouden gaan indien er meerdere en andere soorten activiteiten/voorzieningen worden aangeboden, is niet het geval. De meeste bezoekers reageren er negatief op.
Omid Reza Alizadeh
72
De toekomst van de bioscoop
7.
Eigen onderzoek versus onderzoek derden
In dit hoofdstuk zal gedeeltelijk een vergelijking worden gelegd op een aantal punten met andere beschikbare onderzoeken, ter controle en aanvulling van informatie op eigen empirisch onderzoek. In dit hoofdstuk zijn de resultaten kort beschreven. Voor een uitgebreide beschrijving wordt u verwezen naar bijlagen III, IV en V.
7.1
Combinatiebezoek bioscoopbezoekers
Ter vergelijking van de verschillende onderzoeksresultaten qua combinatiebezoek zijn de resultaten van Lam, Zwama en eigen empirisch onderzoek naast elkaar in een grafiek gezet. Er kan worden geconcludeerd dat ook andere onderzoeken bevestigen dat combinatiebezoek bioscoop met een horecagelegenheid erg populair is bij de bioscoopbezoekers dan andere soorten combinatiebezoeken. Lam (2003) heeft overdag het onderzoek uitgevoerd en Zwama (2001) in de avond. Daarom is bij Lam het combinatiebezoek bioscoop en winkels hoger dan bij Zwama. We zien wel dat bij Zwama het percentage van ‘geen combinatie’ en ‘leisurebezoek’ toeneemt. Dit is logisch omdat tijdens de avonduren meestal de winkels gesloten zijn en alleen horeca en andere leisurevoorzieningen van dienst zijn. Uit eigen onderzoek komt naar voren dat vooral combinatiebezoeken tussen de bioscoop en horeca voor komen. Kortom ‘horecabezoek’ is zowel overdag als in de avond bij de bioscoopbezoekers populair. 80% 70% 60%
Geen combinatie Winkelbezoek Horecabezoek Leisurebezoek Missing
50% 40% 30% 20% 10% 0% Lam (N= 119)
Zwama (N=437)
Eigen onderzoek (N=102)
Combinatiebezoek met biosscoop
Vergelijking resultaten van Lam, Zwama en eigen empirisch onderzoek
De onderzoeken van Lam en Zwama ondersteunen door de overeenkomsten in de onderzoeksresultaten dat de uitkomsten, qua combinatiebezoek, van mijn eigen onderzoek betrouwbaar zijn en dus niet slechts eenmalige toevallige uitkomsten.
7.2
Filmliefhebbers en plezierbezoekers
Motivaction heeft in september 2005 in opdracht van Minerva Bioscopen, Wolff Cinema Groep en Jean Mineur Mediavision een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de achtergronden, beleving en waardering van bioscoopbezoek. Zie bijlage IV voor tabellen en grafieken. De kenmerken en de verkregen resultaten van filmliefhebbers (fans) en plezierbezoekers (belevers) door Motivaction worden hieronder genoemd. Dit zal een aanvulling zijn op eigen empirisch onderzoek waardoor er meer inzicht wordt verkregen in filmliefhebbers en de plezierbezoekers. De twee doelgroepen filmliefhebbers en plezierbezoekers verschillen van elkaar in de mate waarin ze belang hechten aan bepaalde aspecten. De opvallendste verschillen zijn als volgt: • De kosten verbonden aan bioscoopbezoek spelen voor belevers een belangrijkere rol dan voor fans;
Omid Reza Alizadeh
73
De toekomst van de bioscoop • • •
Ook makkelijk online kunnen reserveren, de vriendelijkheid van het personeel en schone toiletten speelt voor belevers een belangrijkere rol dan voor fans; Belevers geven meer om de bereikbaarheid van de bioscoop, de aantrekkelijkheid van de omgeving en locatie in het centrum. Ook vinden ze een pauze tijdens de hoofdfilm belangrijker; Interessante aanbiedingen en leuke of bijzondere aanbiedingen zijn voor belevers het meest interessant.
Bij het keuzeproces valt op dat de meerderheid van fans eerst de bioscoop uitkiest en dan de film. Bij belevers is het omgekeerd. Je zou juist zeggen, in het kader van dit onderzoek, dat de meerderheid van belevers eerst de bioscoop (soort bioscoop en de voorzieningen) uitkiezen om daarmee de beleving (experience economy) en de plezier van de plezierbezoekers te kunnen vergroten. Zoals eerder geconcludeerd is de film de belangrijkste leidende factor voor een bioscoopbezoek. Dus de plezierbezoekers gaan pas naar de bioscoop als er een leuke film draait en niet zo zeer omdat de bioscoop bepaalde voorzieningen aanbiedt. De filmliefhebbers kiezen wel eerst de bioscoop uit. Dit is (conform eigen resultaten) belangrijk voor ze omdat bij filmliefhebbers de filmbeleving/bioscoopbeleving voorop staat, dus een bioscoop met goede zalen is een must. De overeenkomsten met eigen onderzoek: • Fans bezoeken vaker de bioscoop dan belevers (fans zijn vaste klanten); • Kosten bioscoopbezoek voor belevers belangrijker dan voor fans. Volgens de ‘experience economy’ waar Pine & Gilmore (1999) het over hebben, zouden de kosten van de vrijetijdsvoorziening voor de belevers niet echt van belang zijn. De beleving zou dus belangrijker zijn dan de kosten die eraan verbonden zijn. Echter zien we uit eigen onderzoek en die van Motivaction dat de bioscoopkosten voor belevers belangrijker zijn dan voor de fans. We kunnen concluderen dat de belevers meer verwachten dan de huidige bioscopen daarin voorzien en dat ze daarom op basis van prijs-kwaliteitsverhouding (lees prijs-aanbod van belevingen) de kosten belangrijk vinden. De fans gaan toch puur voor de filmbeleving op het witte doek en de film die ze graag willen zien. Wat het ook kost, zullen ze het wel voor over hebben. De verschillen met eigen onderzoek: • De meeste plezierbezoekers tussen de 20-29 jaar (volgens Motivaction 45-60 jaar) en de meeste filmliefhebbers zijn tussen de 20-39 jaar (volgens Motivaction 15-24 jaar). De bovenstaande resultaten komen totaal niet met elkaar overeen. Het is moeilijk hiervoor een verklaring te geven. Het is wel raar dat de belevers volgens het onderzoek van Motivaction voornamelijk mensen boven de 45 jaar zijn. Je zou juist zeggen dat jongeren meer beleving willen. Factoren van invloed op bioscoopbezoek De belangrijkste factoren die van invloed zijn bij het bezoeken van een bioscoop zijn als volgt volgens de respondenten: • Goede kwaliteit van beeld en geluid; • Goed zicht op het doek; • Comfortabele stoelen. Aspecten die verder door meer dan driekwart van de ondervraagden belangrijk worden gevonden zijn: • Schone toiletten; • Prijs van het bioscoopkaartje; • Een groot doek.
Omid Reza Alizadeh
74
De toekomst van de bioscoop Relatief minder belangrijke aspecten, die door minder dan ondervraagden belangrijk worden gevonden, zijn: • Leuke of bijzondere elementen; • Gemakkelijk online kaartjes kunnen kopen; • Een pauze tijdens de hoofdfilm; • Mogelijkheid om versnapering/drankjes te kunnen kopen; • Aanwezigheid van een café/restaurant in of bij de bioscoop.
eenderde
van
de
De mogelijkheid om versnapering/drankjes te kunnen kopen wordt als minder belangrijk ervaren. Ook de aanwezigheid van café/restaurant wordt volgens het onderzoek van Motivaction als een minder belangrijke aspect ten behoeve van een bioscoopbezoek aangegeven. Dit is wel heel raar, volgens mijn eigen respondentenonderzoek is de mogelijkheid van consumptie en aanwezigheid van café/restaurant binnen de bioscoop van belang. De meeste respondenten, zowel filmliefhebbers als plezierbezoekers, geven aan een café en/of restaurant binnen de bioscopen te missen. Aanbod van etens- en drinkwaren is binnen elk branche een belangrijke functie. Waarom dit volgens de resultaten van Motivaction bij bioscopen niet het geval blijkt te zijn, is wel bijzonder en moeilijk om daar een verklaring voor te noemen. Ook de heer Wolff, van Wolff Cinema Groep, gaf in een gesprek aan de uitkomsten raar te vinden. Ook leuke en bijzondere evenementen is volgens het onderzoek van Motivaction minder belangrijk dan andere genoemde aspecten. Volgens mijn eigen respondentenonderzoek is dit wel degelijk belangrijk. De bezoekers die zeggen langer te willen blijven binnen de bioscoop noemen namelijk het belang van de aanwezigheid van verschillende soorten voorzieningen/activiteiten.
7.3
Positieve en negatieve aspecten bioscoopbezoek
In opdracht van de NVB en NVF is door MarketResponse Nederland BV een onderzoek verricht naar het bioscoopbezoek van Nederlanders van vier jaar en ouder over het jaar 2005. De bioscoopbezoekers hebben aangegeven wat voor hen de belangrijkste positieve punten zijn van hun bezoek aan bioscoop. De gezelligheid (46%) , het grote mooie beeld, het geluid en de optimale filmbeleving (43%) zijn de belangrijkste positieve punten van het bezoek. 17% van de ondervraagden geeft ook aan een bioscoop te bezoeken om even er tussen uit te zijn. Net als de resultaten van eigen onderzoek worden de positieve punten (blijvende herinnering in eigen onderzoek en de vraag of de respondenten het bioscoopbezoek als een middagje/avondje uit beschouwen) genoemd die betrekking hebben op de filmbeleving. Ook gaan de meesten naar de bioscoop omdat het gezellig is en ook een mogelijkheid om uit te gaan betreft. Dus ook wel om even er tussenuit te zijn. Er worden geen voorzieningen genoemd die het bioscoopbezoek positief maken. De bioscopen hebben dan ook waarschijnlijk in de ogen van de respondenten geen bijzondere noemenswaardige voorzieningen/activiteiten behalve (leuke) films. De films zorgen wel voor gezelligheid en daarmee het ‘uit’ gevoel. Ook zijn de belangrijkste negatieve punten van bioscoopbezoek in kaart gebracht. Als belangrijkste negatieve punt van bioscoopbezoek wordt ‘lawaai/overlast van andere filmbezoekers’ gevolgd door de prijs van het bioscoopkaartje genoemd. Echter heeft een kwart van de bioscoopbezoekers geen negatieve punten te noemen. Ook uit het onderzoek van MarketResponse is te zien, zoals bij Motivaction en eigen onderzoek, dat de prijs van kaartjes en consumptie als duur worden ervaren. Aan alle personen die niet naar de bioscoop zijn geweest in 2005 is gevraagd naar de redenen waarom ze dat niet hebben gedaan. Ongeveer een derde van de groep niet bezoekers geeft aan dat zij er geen behoefte aan hebben om naar de bioscoop te gaan (34%). 17% van de niet-bezoekers zou wel naar de bioscoop gaan, wanneer daar voor hen leuke films worden aangeboden. Verder zou 9% gaan indien de prijs van de kaartjes lager wordt. Ook hier zien we dat de film de belangrijkste factor binnen een bioscoop is om bezoekers te trekken. Ook de prijzen zijn van belang.
Omid Reza Alizadeh
75
De toekomst van de bioscoop
8.
Analyse casestudies
In dit hoofdstuk zullen de vijf bioscopen en het filmhuis die als casestudies voor dit onderzoek gekozen zijn, worden geanalyseerd. De bioscopen zullen worden geanalyseerd op verschillende onderdelen. De volgende bioscopen komen achtereenvolgens aan bod: • Pathé de Kuip te Rotterdam; • Cinecity te Vlissingen; • Mustsee te Delft; • Pathé Tuschinski te Amsterdam; • Eurocinema te Den Bosch; • Filmhuis Den Haag. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag 2: Welke (combinaties van) concepten zijn bij de huidige bioscopen en filmhuizen te onderscheiden?
8.1
Pathé de Kuip
Locatie en bereikbaarheid Pathé de Kuip is onderdeel van Pathé bioscopen en bevindt zich in Rotterdam. De bioscoop is buiten het centrum gelegen. De bioscoop is dicht bij de Kuip stadion en aan een hoofdweg gelegen. Aan de achterzijde van het bioscoopgebouw bevinden zich een aantal woongebouwen. De bioscoop is gemakkelijk bereikbaar zowel met openbaar vervoer als met de auto. De bioscoop beschikt ook over een eigen gratis parkeerplaats. Exterieur Algemeen Het betreft een vrijstaand rechthoekig gebouw met grote opvallende Pathé logo’s. Het gebouw ziet er van buiten fabriekshalachtig uit omdat er aluminiumbeplating voor de buitenwanden toegepast zijn. Hierdoor zit het er in de eerste instantie niet als een bioscoopgebouw uit. Zonder de grote opvallende Pathé logo’s zal het gebouw niet als een bioscoop opvallen. De beplatingen van de buitenwanden zijn zowel in grijs als in groen uitgevoerd. Op de buitenwanden zijn er hier en daar kleine filmposters opgenomen. Verder beschikt het gebouw over één hoofdtoegang/uitgang.
Zijgevel parallel aan hoofdweg
Entree
Voorgevel
De entree is van glas maar omdat het aan de zijkant geplaatst is en niet richting de hoofdweg valt het niet echt op. Het valt maar vanaf één richting op. Het glas versterkt wel de relatie ‘binnen-buiten’. Er zijn tevens geen grote opvallende posters die de mensen een extra bioscoopgevoel moeten verschaffen. Entree, voorgevel
Omid Reza Alizadeh
76
De toekomst van de bioscoop Interieur Vormen, materialen en kleuren Het interieur van Pathé de Kuip is modern/strak te noemen. Het gebouw is aan de binnenkant verdeeld in twee delen met elk twee verdiepingen. Het is een lang en rechthoekig geheel. Door het toepassen van een videconstructie wordt elk verdieping met elkaar en met de foyer verbonden. Dit verhoogt de ruimtelijkheid van het gebouw. Aan de binnenkant is het industriële exterieur een beetje doorgezet. Zo is het plafond niet afgewerkt en zijn de aluminium golfplaten van het dak in zicht. De hoofdconstructie van beton is in het zicht gelaten en wit geverfd. Ook zijn er warme kleuren toegepast zijn (paars, rood, geel, goud). Verder is er weinig natuurlijk lichtinval omdat het gebouw lang en rechthoekig is en maar aan één kant (entree) glas toegepast is. Binneninterieur
Foyer De foyer is betrekkelijk klein en tijdens de tijden dat het echt druk wordt, is er geen voldoende plek voor iedereen en hierdoor staat de wachtrij tot buiten het gebouw. In de foyer zijn er drie kassa’s. Het plafond is onafgewerkt aluminium dakbeplating en de witte betonnen constructiedelen en de grijze kunststofvloerbekleding vallen op. Het gebouw is ruim opgezet. De foyer is echter klein en kan hierdoor de eerste indruk bij binnenkomst negatief beïnvloeden. De meerderheid van bezoekers zijn van mening dat de sfeer in de foyer modern/strak te noemen is. Zes bezoekers vinden de sfeer gezellig/knus en drie personen vinden het saai/kil. Niemand noemt de sfeer ouderwets of rustgevend/ontspannend. 14
Aantal respondeten
12 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
10 8 6 4 2 0 Sfeer foyer (N=23)
Over de service in de foyer (kaartverkoop, informatie- en wachtvoorzieningen) zijn de meeste respondenten tevreden. 10
Aantal respondenten
9 8 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
7 6 5 4 3 2 1 0 Service foyer (N=23)
Omid Reza Alizadeh
77
De toekomst van de bioscoop Verkeersruimten Verschillende delen van het gebouw zijn door middel van roltrappen, vaste trappen en liften met elkaar verbonden. De roltrappen en de vaste trappen zijn in een heel speelse manier toegepast. Tevens is de constructie van de trappen niet bekleed en is het metaal in het zicht. Ze kruisen elkaar over het vide naar de verschillende verdiepingen en dit zorgt voor een aparte sfeer. De vloeren van de verkeersruimten op de verdiepingen zijn bekleed met rode tapijtenvloerbedekking. Op de begane grond is grijze kunststofvloerbedekking toegepast. Trap tussen de verkeersruimten
De wanden op de verdiepingen zijn vel donkerpaars. Verder worden de verkeersruimten door spotlights verlicht. Zalen De bioscoop beschikt over 14 zalen en is de op één na de grootste bioscoop van Nederland qua zitplaatscapaciteit. Alle zalen samen hebben een zitcapaciteit van 2746. De grootste zaal beschikt over 414 zitplaatsen en de kleinste zaal heeft 124 zitplaatsen. De zalen zijn ruim en de stoelen en de beenruimte goed. De stoelen in de zalen hebben rode bekleding. Elke zaal wordt door middel van duidelijke nummerborden aangeven en de ingang van elk zaal beschikt over digitale filmaanduiding.
Binneninterieur zaal
Aanduiding zalen
De meerderheid van bezoekers vindt de sfeer in de zalen gezellig/knus. De sfeer in de zalen van Pathé de Kuip scoort dus positief. 9 Aantal respondenten
8 7
Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
6 5 4 3 2 1 0 Sfeer zalen (N=23)
Omid Reza Alizadeh
78
De toekomst van de bioscoop Over de kwaliteit van de zalen, qua geluid en stoel/beenruimte, zijn de respondenten tevreden tot zeer tevreden. De meerderheid van respondenten is zelfs zeer tevreden over de stoelen/beenruimte. Er zijn helemaal geen ontevreden respondenten.
Aantal respondenten
12 10 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
8 6 4 2 0 Stoelen/beenruimte
Geluid
Zaalkwaliteit (N=23)
Voorzieningen en concepten Horeca De bezoekers kunnen gebruik maken van het zogenaamde zelfbedieningbuffet. De bezoekers kunnen hiermee zelf pakken wat ze willen en daarna aan de kassa afrekenen. Het lijkt op een supermarktconcept. Hierdoor kunnen bezoekers vrij hun gang te gaan en onverstoord kiezen wat ze willen nuttigen. Pas nadat de producten afgerekend zijn is er toegang tot de zalen. Er is een gevarieerd aanbod van verschillende soorten drinken, zowel alcoholisch als non-alcoholisch. Ook is er voldoende verschillende soorten snoep, chips en dergelijke. Van een warme hap is er echter geen sprake. De bioscoop beschikt niet over een café of restaurant.
Zelfbedieningbuffet Afreken kassa’s
De meeste respondenten (7) geven aan tevreden te zijn over het aanbod van etens- en drinkwaren en een zelfde aantal geeft aan het acceptabel te vinden.
Omid Reza Alizadeh
79
De toekomst van de bioscoop
8 Aantal respondenten
7 6
Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
5 4 3 2 1 0 Aanbod etens- en drinkwaren (N=23)
Retail De bioscoop biedt geen speciaalzaken gericht op filmthema’s. Leisure De bioscoop heeft een aantal game automaten. Belevenisconcepten en programmering Om de beleving binnen het gebouw te bevorderen zijn er op de verdiepingen gezellige zithoeken gecreëerd. De bezoekers kunnen daar lekker zitten praten over de film onder genot van hun eten/drinken. De zithoekjes hebben zicht op vide. Er zijn eenvoudige tafels en stoelen toegepast met aan het vide kant parasolen. Dit wekt een beetje een ‘terrasjesgevoel’. De vloeren zijn rood bekleed met houden afwerking voor de wanden. Het zijn gezellige hoekjes binnen de bioscoop die de sfeer positief kunnen beïnvloeden.
Terrasachtige zithoek Zithoek
Ook qua programmering probeert Pathé de Kuip belevenissen en extra’s aan te bieden. Hieronder worden enkele bijzondere programma’s beschreven: 50 plus bios: Sinds enkele jaren heeft Pathé de ‘50 plus bios’ geïntroduceerd voor ouderen. Er worden films vertoond die de 50-plussers aanspreken en op deze wijze een middagje (dinsdags) uit kunnen. De kaartjes kosten €5. Sneak Preview: Pathé biedt elke week ‘Sneak Previews’ aan. Elke dinsdagavond kunnen filmliefhebbers worden verrast door allernieuwste films die nog in première moeten gaan. Voorpremières: Er worden speciale avonden georganiseerd waar de nieuwste films in première gaan. Bollywood films: Pathé De Kuip biedt in haar bioscoop ook Indiase Films aan: Bollywood films. Het zijn meestal vrolijke op liefde gebaseerde films met veel dans en zang.
Omid Reza Alizadeh
80
De toekomst van de bioscoop PAC film: Pathé Arena presenteert ook PAC films. PAC staat voor goede films die vaak minder aandacht krijgen dan de films uit Hollywood. Films die niet alleen mooi of leuk zijn, maar ook iets te vertellen hebben. Prijzen
De prijzen van de entreekaartjes, eten en 16 drinken wordt door de 14 Zeer duur bezoekers als duur tot 12 Duur zeer duur ervaren. 10 Normaal 8 Goedkoop Reguliere voorstellingen Zeer goedkoop 6 kosten €8,75. Missing 4 Studenten, kinderen t/m 2 11 jaar en ouderen van 0 65+ krijgen hierop €1,50 Entreekaartjes Eten & drinken korting. De meeste Prijzen (N=23) bezoekers vinden zowel de kaartjes als de prijzen van eten en drinken duur. De prijzen van eten en drinken worden zelfs als duur tot zeer duur ervaren. Er zijn maar weinig respondenten die de prijzen normaal of goedkoop beschouwen. Aantal respondenten
18
Oordeel en opmerkingen bezoekers Meer dan de helft van de respondenten van Pathé de Kuip beoordelen de bioscoop met een goed. Geen van de respondenten beoordeelt het met slecht of zeer slecht. 14 Aantal respondenten
12 Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
10 8 6 4 2 0 Beoordeling bezoekers (N=23)
Een aantal respondenten gaf de volgende opmerkingen: ¾ Kassapersoneel zeer onbeleefd (2); ¾ De kassa-afhandeling is vaak erg traag; ¾ Een gevarieerder aanbod zou niet misstaan in plaats van alleen maar; ‘blockbusters’. Films de gehele dag laten draaien in plaats van alleen maar ’s-avonds; ¾ Ik vind het heel slecht en ongezellig ingericht; ¾ Meer kassa's open als het drukker is; ¾ Popcorn is vaak oud/taai; ¾ Sfeer is meestal leuk. Synergie Er is geen sprake van functiesynergie binnen en locatiesynergie buiten de bioscoop. Conclusie De bezoekers van Pathé de Kuip zijn tevreden over de bioscoop en de voorzieningen ervan. De bioscoop zelf is qua buitenkant niet echt bioscoopachtig. Eenmaal binnen is de sfeer totaal anders. Vooral het zelfbedieningbuffet en de gezellige zithoekjes met open vide-constructie creëren een speciaal sfeer in de bioscoop. Qua programmering is er niets
Omid Reza Alizadeh
81
De toekomst van de bioscoop op deze bioscoop aan te merken. Het zou misschien het sfeer hebben doen verhogen als er meer belevenissen, zoals een café, werd aangeboden. Echter is hiervoor binnen de bioscoop geen plaats meer voor. De bioscoop voldoet aan de wensen en behoeften van zowel de plezierbezoekers als de filmliefhebbers. De prijzen zouden wel wat lager kunnen, aangezien ze aan de dure kant zijn.
8.2
Cine City Vlissingen
Locatie en bereikbaarheid Cine City bioscoop is een onafhankelijk commerciële bioscoop en bevindt zich in Vlissingen in het centrum van de stad. De bioscoop is dicht bij de zee en kruist aan een hoofdweg. Het is goed bereikbaar zowel met openbaar vervoer als met de auto. De bioscoop beschikt niet over een eigen parkeerplaats. Er zijn wel parkeermogelijkheden in de buurt maar deze zijn niet gratis. Exterieur Vormen, materialen en kleuren
Het gebouw is vrijstaand met toepassing van veel glazen gevels. Het gebouw heeft verscheidene in- en uitgangen. Aan de buitenkant van deze bioscoop is geen logo en filmposters te zien. De stalen kolommen die het dak ondersteunen staan vrij in het zicht en naast glas zijn de dichte delen van het gebouw donker bruine houten gevelelementen toegepast. Het gebouw valt zeer goed op doordat er veel glas toegepast is. Voorgevel
Entree Het gebouw heeft één hoofdentree met een groot aantal deuren naast elkaar. De entree is uitgevoerd als een verdiepingshoge glazen vliesgevel. Er zijn geen filmposters opgenomen. De entree valt goed op omdat het parallel aan de hoofdweg is geplaatst en gericht is op het centrum. De hoofdentree is tevens het hoofduitgang van het gebouw, echter zijn er nog meerdere uitgangen aanwezig.
Entree
Interieur Vormen, materialen en kleuren De indeling van het interieur is zeer ruim opgezet en het hele gebouw geniet van een groot hoeveelheid daglicht. Het gebouw bestaat uit een begane grond en een verdieping. Deze twee zijn met elkaar verbonden door een vide. De inrichting is wel heel kaal. Er worden twee soorten kleuren (warm en koud) tapijtenvloerbedekking toegepast: rood en blauw. Zicht op foyer vanaf de loopbrug (1e verdieping)
Omid Reza Alizadeh
82
De toekomst van de bioscoop De dichte binnenwanden zijn wit. De eerste verdieping boven de foyer is als een loopbrug uitgevoerd. Deze heeft glazen wanden waarmee de bezoekers op de foyer kunnen kijken. Foyer De foyer is zeer ruim van opzet. Er bevinden zich drie kassa’s en voor het gemak van de bezoekers zijn er statafels aanwezig. Voor de sfeer staan hier en daar plantenbakken. De vloerbedekking van de foyer is blauw met sterretjes. Aan één wand hangen achter een vitrine grote filmposters. Daarboven hangt een groot projectiescherm waarop trailers kunnen worden geprojecteerd. De foyer heeft de vorm van een halve maan.
Foyer met kassa’s
Projectiescherm in foyer
Drie respondenten geven aan de sfeer gezellig/knus te vinden en ook drie respondenten vindt de sfeer saai/kil. Twee personen vinden het rustgevend/ontspannend. Het kan dus gezellig zijn als het druk is, maar tijdens minder drukke tijden kan het saai/kil aanvullen omdat de foyer te ruim opgezet is.
Aantal respondenten
4
3
Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
2
1
0 Sfeer foyer (N=8)
Over de service in de foyer (kaartverkoop, informatie- en wachtvoorzieningen) zijn alle respondenten tevreden tot zeer tevreden. 7
Aantal respondenten
6 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
5 4 3 2 1 0 Service foyer (N=8)
Verkeersruimten In alle verkeersruimten worden tapijtenvloerbedekking toegepast. Rode en blauwe tapijten worden met elkaar afgewisseld. De plafonds in de verkeersruimten zijn lager dan
Omid Reza Alizadeh
83
De toekomst van de bioscoop de rest van het gebouw. De verdieping is te bereiken via een vaste trap met blauwe vloerbedekking. Verder zijn er in de verkeersruimten op de begane grond tafels en stoelen geplaatst indien de bezoekers even willen of moeten wachten. Er zijn duidelijke bewegwijzeringborden naar elk zaal aanwezig. Op de wanden van de loopbrug (eerste verdieping) zijn er reclameposters opgehangen en in de verkeersruimten bevinden zich frisdrankautomaten.
Verkeersruimte 1e verdieping (loopbrug) Verkeersruimte begane grond
Zalen Cine City heeft in totaal zeven zalen met een zitcapaciteit van 1211. De grootste zaal heeft 335 zitplaatsen en de kleinste zaal 111 zitplaatsen. De zalen hebben rode stoelen en zijn qua geluid, stoelen en beenruimte prima in orde. De zalen liggen wel redelijk ver van elkaar af en zelfs twee zalen hebben hun eigen uitgang naar buiten de bioscoop toe. De meeste respondenten vinden de zalen gezellig/knus en rustgevend/ontspannend. Slechts één respondent vindt het saai/kil.
Aantal respondenten
6 5 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
4 3 2 1 0 Sfeer zalen (N=8)
Ook over de zaalkwaliteit (geluid, stoelen en beenruimte) zijn de respondenten tevreden. Over de stoelen en beenruimte zijn er tevreden tot zeer tevreden respondenten. Over de geluidskwaliteit zijn de meeste respondenten tevreden.
Aantal respondenten
6 5 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
4 3 2 1 0 Stoelen/beenruimte
Geluid
Zaalkwaliteit (N=8)
Omid Reza Alizadeh
84
De toekomst van de bioscoop Voorzieningen en concepten Horeca Cine City beschikt over één zelfbedieningbuffet en een bedieningbuffet. Er is een gevarieerd aanbod aanwezig: drinken, chips, snoep en zelfs ijs.
Bedieningsbuffet
Zelfbedieningbuffet
Hiernaast heeft de bioscoop in tegenstelling tot de meeste bioscopen in Nederland een eigen grand-café. Voor of na de film kunnen de bezoekers wat gaan drinken en dus voorof nagenieten van een avondje of middagje uit. Het is ook mogelijk om er te lunchen en te dineren. Als er in combinatie met een maaltijd het ticket wordt besteld dan wordt samen met de maaltijd het ticket aan tafel ‘geserveerd’. Ook als er bezoekers zijn die niet naar de film willen, kunnen gebruik maken van het grand-café.
Bar
Restaurant
Zithoek
bar/restaurant
De meeste respondenten zijn dan ook tevreden over het aanbod van etens- en drinkwaren.
Aantal respondenten
5 4 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
3 2 1 0 Aanbod etens- en drinkwaren (N=8)
Retail De bioscoop biedt geen speciaalzaken gericht op filmthema’s. Leisure De bioscoop heeft een aantal game automaten.
Omid Reza Alizadeh
85
De toekomst van de bioscoop Belevenisconcepten en programmering Het grand-café waar men kan borrelen en eten kan als een belevenisconcept worden gezien. Het biedt de bezoekers een extra leuke sfeer en voorziening behalve alleen maar films. De bezoekers kunnen hiermee voor de film en na de film eerder komen/langer blijven om gezellig hun vrije tijd met elkaar doorbrengen. Het biedt de mogelijkheid voor een echte middag/avond uit. Ook qua programmering heeft Cine City verschillende soorten concepten. Hieronder worden enkele bijzondere programma’s beschreven: Business to Business (B2B): Zoals de naam het al zegt, is B2B speciaal voor het bedrijfsleven. Cine City biedt de mogelijkheid aan bedrijven om evenementen, voorpremières, seminars, congressen, productpresentaties, workshops, minibeursjes en dergelijke te organiseren. Kids in Cine City: Cine City biedt voor kinderen speciale voorzieningen en arrangementen aan. Er worden speciale films gedraaid voor kinderen en de kinderen mogen zelf snoep gaan scheppen voor tijdens de film. Ook kunnen er verjaardagsfeestjes worden gehouden in Cine City. Cine City verzorgt alles wat daar bij hoort: de film, cadeautjes en een maaltijd binnen eigen restaurant. LadiesNight: Cine City biedt een avondje naar de film speciaal voor vrouwen aan. LadiesNight wordt op elke laatste woensdag van de maand gehouden. Voordat de LadiesNight voorstelling begint, kunnen de gasten genieten van de speciale LadiesNight menu van de eigen keuken. Prijs is €10. Cine Plus: Cine City houdt ook speciale avonden voor de oudere bezoekers (50+). Iedere maand wordt een speciale film aangeboden met koffie en cake. Iedere dinsdagmiddag voor €6,50. Cine concert: Er worden op bepaalde zondagen liveoptreden georganiseerd. Prijs is €10. Sneak Preview: Elke maandagavond (22:00 uur) kunnen filmliefhebbers worden allernieuwste films die nog in première moeten gaan. Prijs €5,50.
verrast
door
Aantal respondenten
Prijzen De prijzen van de entreekaartjes wordt door de helft van de respondenten als duur en door de andere helft als normaal ervaren. Eten en drinken wordt door de meeste respondenten zeer duur bevonden. Bijna een kwart van de respondenten vindt het normaal. We kunnen concluderen dat de prijzen over het algemeen toch als duur worden beschouwd. De prijzen van kaartjes kosten normaal €8 euro. De langere films zijn iets duurder en kosten €9,50. Het is duidelijk dat dit toch wel echt duur is. Studenten krijgen maar €1 korting en dat 5 alleen op maandags en dinsdags. Indien er 4 Zeer duur gebruik wordt gemaakt Duur 3 van het grand-café Normaal Goedkoop (combinatie 2 Zeer goedkoop maaltijdmenu met film), Missing 1 kost het kaartje €6,50. De maaltijden 0 kosten rond de €10. Entreekaartjes Eten & drinken Prijzen (N=8)
Omid Reza Alizadeh
86
De toekomst van de bioscoop Oordeel en opmerkingen bezoekers De meerderheid beoordeelt de bioscoop met ‘goed’.
Aantal respondenten
6 5 Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
4 3 2 1 0 Beoordeling (N=8)
Drie respondenten gaven de volgende opmerkingen: ¾ Als het warm weer is, wordt het erg warm in de zalen; ¾ De bioscoop mag wat aan zijn geluid doen, staat soms veel te hard afgesteld, en de foyer mag wat opgefleurd worden met winkeltjes. Behalve dat er nu een café is, is het nogal erg saai en kil. Het cinecafé mag wel wat langer open blijven; ¾ Meer kwaliteitfilms graag Synergie De bioscoop profiteert van zowel functie- als locatiesynergie. De bioscoop heeft zelf een grand-café en de combinatie hiervan met film zorgt voor functiesynergie. Aangezien de bioscoop in de binnenstad gesitueerd is, bestaat de mogelijkheid voor locatiesynergie. De bioscoop kan profiteren van stadsbezoekers die er komen om te winkelen en om uit te gaan. Conclusie Cine City is te ruim opgezet. Er is heel groot monofunctioneel foyer en de zalen liggen redelijk ver van elkaar. De grote foyer zou misschien functioneler en gezelliger overkomen indien er andere synergetische functies in geïntegreerd worden. Verder is het grand-café een uitstekend idee om synergie te creëren en hiermee de bioscoop aantrekkelijker te maken voor de bezoekers.
8.3
Mustsee Delft
Mustsee is een nieuwe bioscoop dat tot stand gekomen is op basis van een samenwerkingsverband tussen bioscoopexploitant Minerva Bioscopen BV en bioscoopexploitant Wolff Cinema Groep. Minerva bioscopen en Wolff Cinema Groep zijn landelijk opererende bioscoopketens. Mustsee-concept dient te voldoen aan de eisen van nieuwe generatie bioscoopbezoekers. De bioscoop is in voorjaar 2006 opgeleverd. In bijlage VI zijn de interviewresultaten met dhr. Wolff van Wolff Cinema Groep opgenomen. Locatie en bereikbaarheid De bioscoop is gelegen in de binnenstad van Delft en is prima bereikbaar met openbaar vervoer en de auto. De bioscoop beschikt over een eigen parkeergarage. De parkeergarage is echter niet gratis. Een parkeerkaart voor drie uur kost €2 en voor 4 uur €3. Exterieur Vormen, materialen, kleuren Het gebouw is aan één kant vrijstaand. Aan de vrije zijde is het gebouw helemaal in glas uitgevoerd. De glazengevel zet zich over de volle hoogte van het gebouw door. Door het toepassen van veel glas is geprobeerd de relatie tussen binnen en buiten te versterken.
Omid Reza Alizadeh
87
De toekomst van de bioscoop De bioscoop is niet een naar binnen toegekeerde ruimte waar films worden gedraaid tussen dichte muren. Vanaf de buitenkant moeten de mensen kunnen zien wat er binnen gebeurt en op deze wijze ze uitnodigen om naar binnen te gaan. De dichte delen bestaan uit licht en donkerbruine bakstenen. Op de glazen puien is het Mustsee logo aangeduid met een aantal kleine filmposters. De voorkant van het gebouw is niet aan een autoweg gesitueerd. De achterkant van het gebouw is dat wel. De voorkant van het gebouw is zelfs te dicht op het tegenoverstaande perceel. Het is dus niet een gebouw dat vanaf een afstand opvalt. Glazen zijgevel
Entree
Mustsee heeft één hoofdentree en dat is tevens ook de hoofduitgang. De entree is helemaal in glas uitgevoerd en beschikt over een bakstenen luifel die door zichtbare stalen kolommen wordt ondersteund. De luifel is eigenlijk naar buiten toelopend plafond van de begane grond. Er zijn maar kleine posters die de bioscoop moeten promoten.
Entree
Interieur Vormen, materialen en kleuren Het gebouw telt vier verdiepingen en is ruim opgezet. De inrichting is zeer kaal maar wel modern en strak. Binnen zijn warme kleuren toegepast (rood, roze, oranje). Er is sprake van veel lichtinval door transparante buitenwanden. De vloeren van de begane grond en de verdiepingen zijn met lichtbruine houten bekleding bedekt. De binnenwanden zijn van het zelfde materiaal als de dichte buitenwanden (licht en donkerbruine bakstenen). De eerste verdieping van deze bioscoop is via een vide met de begane grond verbonden. Foyer
De foyer is lekker ruim. Er bevindt zich één grote ronde kassa (roze verlicht tijdens de avonduren) midden in de foyer. De kassa is een soort ballonachtig element die verbonden lijkt te zijn aan het plafond. De aanvangstijden van de films worden met een beeldscherm bij de kassa digitaal weergegeven. Verder is er een zithoek achter in de foyer met tafels, stoelen en banken compleet met kussens. Alle banken en kussens zijn in het rood, en dit maakt het gezellig en opvallend. Verder bevinden zich in de foyer een aantal game automaten. Tegen een wand hangen er posters van films met daarop het verhaal waarover de film gaat.
Zithoek
Omid Reza Alizadeh
88
De toekomst van de bioscoop
Kassa in foyer
Foyer en het glazen zijgevel
De helft van de respondenten vindt de foyer modern maar slecht één respondent vindt het gezellig. Door vier respondenten wordt het zelfs saai/kil genoemd. 9 Aantal respondenten
8 7
Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
6 5 4 3 2 1 0 Sfeer foyer (N=16)
De tevredenheid over de service in foyer (kaartverkoop, informatie- en wachtvoorzieningen) wordt verschillend beoordeeld. Vijf respondenten geven aan tevreden te zijn en twee respondenten zeer tevreden. Echter zijn er ook vier personen ontevreden en twee personen zeer ontevreden. 6
Aantal respondenten
5 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
4 3 2 1 0 Service foyer (N=16)
Verkeersruimten Alle verkeersruimten zijn kaal ingericht. De houtenvloerbedekkingen zijn ook in de verkeersruimten toegepast. De wanden hebben de kleur grijs. De verdiepingen zijn bereikbaar met één lift en één lange trap die vier verdiepingen opgaat. De trap is met rode tapijtenbekleding bekleed. Elk verdieping heeft een eigen foyer. De bewegwijzering van de zalen geschiedt in elk verdieping door middel van borden. Er is niet echt efficiënt met ruimte omgegaan. De bewegwijzering is wel goed geregeld.
Omid Reza Alizadeh
89
De toekomst van de bioscoop
Foyer vanaf de 4e verdieping
Vier verdiepingen hoge trap
Verkeersruimte 4e verdieping
Verkeersruimte 4e verdieping
Zalen Het beschikt over zeven zalen met een totale capaciteit van 1345 stoelen. Met extra brede stoelen, een verzorgde stylering en goed geluid wil de nieuwe bioscoop de bezoekers veel extra’s bieden. Elk zaal wordt van elkaar onderscheiden door een eigen kleur zoals, rood, geen, oranje. Bij elk zaal wordt de film die er in die zaal draait digitaal via een monitor weergegeven. De stoelen in de zalen zijn in het rood uitgevoerd. De meerderheid van respondenten vindt de sfeer in de zalen modern. 8 Aantal respondenten
7 6
Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
5 4 3 2 1 0 Sfeer zalen (N=16)
Over de zaalkwaliteit zijn de meeste respondenten zeer tevreden. De stoelen en beenruimte scoren het best. Het percentage tevreden en zeer tevreden respondenten over de geluidskwaliteit is even hoog, zie grafiek op volgende pagina.
Omid Reza Alizadeh
90
De toekomst van de bioscoop
Aantal respondenten
12 10 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
8 6 4 2 0 Stoelen & beenruimten
Geluidskwaliteit
Zaalkwaliteit (N=16)
Voorzieningen en concepten Horeca Mustsee beschikt over een heel bescheiden bedieningbuffet dan geïntegreerd is in het ronde kassa in de foyer. De verscheidenheid in aanbod van etens- en drinkwaren is redelijk. Maar de manier waarop het buffet wordt gepresenteerd is ver onder de maat. Het is moeilijk zichtbaar omdat men als bezoeker niet ervan uit gaat dat het buffet zo klein en bij de kassa geïntegreerd is. Op de vierde verdieping bevindt zich een apart buffet maar die is niet altijd open. Onderstaand grafiek laat zien dat de bezoekers niet echt tevreden zijn. De meerderheid vindt het acceptabel of is gewoon ontevreden. Slechts vier respondenten zijn tevreden en één respondent is er zeer tevreden over het aanbod.
Aantal respondenten
6 5 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
4 3 2 1 0 Aanbod etens- en drinkwaren (N=16)
Retail De bioscoop biedt geen speciaalzaken gericht op filmthema’s. Leisure De bioscoop heeft een aantal game automaten. Belevenisconcepten en programmering Er zijn geen belevenisconcepten op te noemen. De volgende speciale concepten op het gebied van programmering worden aangeboden: Kidsparty: Mogelijkheid voor een kinderfeestje vanaf zes personen. Het kost €7,50 inclusief een kidsbox. De jarige mag zelf gratis meedoen.
Omid Reza Alizadeh
91
De toekomst van de bioscoop De kleuterbioscoop:
De eerste keer naar de bioscoop kan best spannend zijn, tijdens de Kleuterbioscoop wordt hier rekening meegehouden. De Kleuterbioscoop is er speciaal voor kinderen die voor de eerste keer naar een bioscoopfilm gaan. Tijdens de voorstelling wordt het zaallicht gedimd, maar niet helemaal donker. Het geluid is iets zachter. Na de film ontvangen de kinderen een echt filmdiploma.
Filmdiploma
LadiesNight: Mustsee biedt een avondje naar de film speciaal voor vrouwen aan. Alles is speciaal gericht op en voor vrouwen. Prijs is €9,50. Sneakpreview: Filmliefhebbers worden verrast door allernieuwste films die nog in première moeten gaan. Prijs €6,00. Prijzen De prijzen van zowel de bioscoopkaartjes als van eten en drinken worden als duur ervaren. De meerderheid van de respondenten vindt de kaartjes duur en slechts drie respondenten vindt de kaartjesprijs normaal. De kaartjes kosten €8,50. Studenten krijgen €1,50 korting en kinderen t/m 11 jaar €2,50. De prijzen van eten en drinken wordt door de meerderheid aangegeven als zeer duur. Deze zijn ook zeker twee tot drie keer duurder dan de prijzen buiten de bioscoop.
Aantal respondenten
12 10 Zeer duur Duur Normaal Goedkoop Zeer goedkoop Missing
8 6 4 2 0 Entreekaartjes
Eten & drinken Prijzen (N=16)
Beoordeling en opmerkingen bezoekers 8 Aantal respondenten
7 6
Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
5 4 3 2
De meerderheid beoordeelt de bioscoop met ‘goed’. Een grote aantal respondenten beoordelen het ook met ‘slecht’.
1 0 Beoordeling (N=16)
Omid Reza Alizadeh
92
De toekomst van de bioscoop Een aantal respondenten gaf de volgende opmerkingen: ¾ Boven zijn de zitgelegenheden minder en de sfeer van een bioscoop is er nog niet helemaal; ¾ De vloer in de toiletruimte is afschuwelijk, gestippeld goud; ¾ Had niet verwacht dat de zalen zo groot waren; ¾ Meer gezelligheid brengen, vrolijker personeel, meer aandacht voor de gasten; ¾ Een rookruimte, roltrappen; ¾ Op de buitenmuur laten zien dat hier een bios zit. Uit de bovengenoemde opmerkingen valt op dat de bioscoopsfeer er niet in zit. Synergie Er is totaal geen sprake van functiesynergie binnen de bioscoop. Er zijn geen andere functies die het geheel van ‘naar de film’ gaan versterken. Er kan sprake zijn van locatiesynergie: bezoekers die naar de binnenstad komen om te winkelen en/of uitgaan. Tevens dicht bij de Technische Universiteit Delft en dus veel studenten die gek op films zijn. Conclusie Het is een groot en modern bioscoop. De sfeer van een bioscoop is echter niet te proeven. Het draait er waarschijnlijk meer om de films dan de beleving, terwijl de bioscoop volgens de exploitant ontworpen is als een belevenisbioscoop. Het zou de eerste belevenisbioscoop van Nederland moeten zijn en ook nog meer van deze soort worden gebouwd in andere steden. Van een belevenisbioscoop, behalve filmbeleving, is totaal geen sprake.
8.4
Pathé Tuschinski
Het is een Non-branded Pathé theater. Dit betekent dat de bioscoop in eigendom is van Pathé maar dat het gebouw zijn eigen stijl en ‘brand’ heeft behouden. Het Amsterdamse Tuschinski Theater staat bekend als een van de mooiste bioscopen ter wereld. Op 28 oktober 1921 opende Abraham Tuschinski de deuren van het meest luxueuze filmtheater dat Nederland ooit gekend heeft. In 1998 is de buitengevel van het gebouw gerestaureerd en in 2000 werd de beslissing genomen om het gebouw van binnen grondig te restaureren. In 2001 werd begonnen met restauratie. De renovatie moest op zodanige wijze gebeuren dat alles behouden bleef en weer oogt als 80 jaar geleden. Tijdens de renovatie zijn er verschillende waardevolle fondsen gedaan. In de loop der jaren hadden de verschillende eigenaars en Tuschinski zelf prachtige schilderingen op de wanden overgeschilderd en tijdens de renovatie kwamen deze te voorschijn. De oude schilderingen zijn dan ook in de oorspronkelijke situatie hergeschilderd. Een voorbeeld zijn de verborgen ‘vrouwenfiguren’. Op 8 april 2002 werd het theater weer geopend voor het publiek. Locatie en bereikbaarheid Tuschinski theater is in de binnenstad van Amsterdam gesitueerd. Daarom is de bioscoop ook gemakkelijk met openbaarvervoer bereikbaar. Met de auto is het theater echter iets moeilijker te bereiken. De auto moet namelijk in een parkeergarage in de buurt worden geparkeerd en in Amsterdam is dat niet goedkoop. Exterieur Vormen, materialen en kleuren Tuschinski theater is tegenwoordig niet meer vrijstaand. Het is omgeven door andere gebouwen. Tuschinski Theater is Architectonisch gezien een zeer bijzonder gebouw. Zowel het binneninterieur als het exterieur van het gebouw zijn bijzonder. Het Tuschinski theater is een historisch bouwwerk en valt niet onder één bepaalde architectuurstijl. Er zijn elementen aan te wijzen van zowel de Amsterdamse School als van Jugendstil en Art Déco. Hierdoor wijken de vormen af van de bestaande stijlen. Van Elburg (1996) heeft
Omid Reza Alizadeh
93
De toekomst van de bioscoop het in zijn boek over “een door oosterse motieven geïnspireerd expressionisme”. Het rijk gedecoreerde voorgevel is geheel bekleed met geglazuurde tegels en keramische sculpturen, verfraaid met smeedijzeren decoraties en lampen. De voorgevel bestaat uit twee torens met langwerpige verticale ramen en eivormige koperen koepels met grote lampen op de hoeken. De oosters aandoende architectuur van de voorgevel heeft met zijn markante torens een aantrekkelijke functie. Het is bedoeld om het publiek binnen te leiden in een sprookjeswereld.
Voorgevel
Entree
Tuschinski theater heeft één hoofdentree en is gelegen midden in de voorgevel. De entree wordt verlicht door mooie versierde lampen. Het lijkt er meer op dat men een chique hotel gaat betreden in plaats van een bioscoop. Het is dus een aantrekkelijke toegangspoort die je als bezoeker naar binnen leidt. Bij de entree staan er twee kassa’s, één links en één rechts.
Entree
Interieur Vormen, materialen en kleuren Het gebouw heeft twee verdiepingen. Er is sprake van veel verscheidenheid dat dit theater zo aantrekkelijk maakt. Schitterend geschilderde decoratieve versieringen in de hal van het theater door het pauwenmotief en de zwierige lijnen vallen onder de Jugendstil. Diverse kunstenaars hebben ieder in hun eigen stijl en op verschillende tijden versieringen aangebracht. Tijdens de bouw van het theater, werden de wanden en plafonds voorzien van decoratieve schilderingen. Al bij het tien jarig bestaan van het theater gaf de bouwer, Abraham Tuschinski, opdracht om een aantal decoratieve schilderingen over te schilderen of te overspannen met stof. Ook werden in 1931 nieuwe schilderingen aangebracht, bijvoorbeeld de decoratieve 'vrouwen' op de wanden onder en langs het plafond.
Omid Reza Alizadeh
94
De toekomst van de bioscoop
Er zijn veel beschilderingen in de vorm van vlinders en vlindermeisjes. Deze figuren en andere decoratieve schilderingen verdwenen echter bij latere opknapbeurten doordat ze werden overgeschilderd. Anderzijds werden in de loop der jaren weer nieuwe schilderingen aangebracht.
Decoratieve vlindermeisjes
In het theater is ook veel aandacht geschonken aan licht. Er zijn enorme lampen, ook gedecoreerd, opgehangen die gezelligheid moeten uitstralen. Motto van Abraham luidde: “Breng al het mooie en bijzondere wat mensenhanden kunnen maken terug naar de mensen met behulp van licht” [A. van Elburg 1996, p. 19]. Als bekleding van de vloeren en stoelen is vooral voor rode tapijten en stoffen gekozen. Er is veel glas-in-lood ramen toegepast. Het is ook heel bijzonder dat de motieven van de tapijten en de beschilderingen op de wanden elkaar versterkten en met elkaar in harmonie staan. Er zijn gedecoreerde houten deuren toegepast die het binneninterieur verder versterken. De motieven op de muren bestaan vaak uit een dierenfiguur, zoals gazellen en pauwen. De hal van het theater wordt ook wel het ‘pauwenzaal’ genoemd vanwege het regelmatig terugkerende motief. De pauwen zijn overwegend groen op een rood, zwart en gouden achtergrond. Voor de inrichting van het gebouw was alleen het mooiste goed genoeg: tropische hardhoutsoorten, fijn geslepen glas, rijk gedecoreerd textiel, zwaar brons en koper, fraai marmer en luxe tapijten. Kortom het gebouw is zeer monumentaal en indrukwekkend gebouwd en is niet voor niets wereldberoemd. Foyer De bioscoop heeft een ruim en leuk ingericht foyer. In het foyer zijn er geen kassa’s omdat die buiten bij de entree geplaatst zijn. Er zijn tafels en stoelen in het foyer opgenomen zodat bezoekers gezellig kunnen genieten en praten onder het genot van een drankje. Er is een mooie tapijtenbekleding (150 m2 handgeknoopt) en midden in het plafond is er een mooi lichtspel die om een paar seconden van kleur verandert. Hierdoor ontstaat een sprookjesachtige omgeving. De foyer lijkt op de foyer van een chique hotel en doet niet echt denken aan een bioscoop. De meerderheid van respondenten vindt de sfeer in de foyer gezellig/knus. 9 Aantal respondenten
8 7
Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
6 5 4 3 2 1 0 Sfeer foyer (N=11)
Omid Reza Alizadeh
95
De toekomst van de bioscoop De meeste respondenten zijn tevreden over de service in de foyer (kaartverkoop, informatievoorziening, wachtvoorzieningen). Echter het kaartverkoop en informatievoorziening zijn bij deze bioscoop buiten de foyer opgenomen. Dus de wachtvoorziening (tafels en stoelen met buffet ernaast) scoort goed. 6
Aantal respondenten
5 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
4 3 2 1 0 Service foyer (N=11)
Verkeersruimten Alle verkeersruimten zijn net als de rest van het gebouw mooi versierd. Deze lijken echter niet eens op verkeersruimten. Op verschillende plekken zijn verschillende themaruimten ingericht met tafels en stoelen waar men kan zitten/wachten (Japanse kamer bijvoorbeeld). De verdiepingen zijn bereikbaar met vaste trappen die mooi en kleurrijk bekleed zijn. Er zijn veel wandschilderingen en ornamenten in de verkeersruimten opgenomen.
Japanse kamer
Verkeersruimte met Banken (zithoeken)
Zalen Dit theater, het grootste theater van 1921 in Nederland, moest plaats bieden aan 1600 bezoekers. Het theater had één grote zaal met twee balkons, met een capaciteit van 1200 zitplaatsen, die ongeveer zeven meter vooruitstaken in de zaal zonder enige ondersteuning in de vorm van een paal of iets dergelijks. De bioscoop beschikt nu over zes zalen met in totaal een capaciteit van 1459 zitplaatsen. De grootste zaal biedt aan 784 bezoekers een zitplaats en de kleinste zaal beschikt over 105 stoelen. De capaciteit van de grote zaal (1200 zitplaatsen) is tijdens de renovatie teruggebracht naar 784 stoelen. Hiermee is getracht om de zit- en beenruimte van de bezoekers te vergroten.
Grote zaal
Grote zaal vanaf de 2e balkon
Omid Reza Alizadeh
96
De toekomst van de bioscoop De grote zaal is zeer indrukwekkend. Het tweede balkon van de grote zaal is tegenwoordig een VIP-zaal. De stoelen op de eerste en het twee balkon zijn zo ruim dat ze bijna geen stoelen meer genoemd mogen worden maar eerder banken. In alle zalen zijn rode stoelen toegepast. De meeste bezoekers rustgevend/ontspannend.
vinden
de
sfeer
binnen
de
zalen
gezellig/knus
en
Aantal respondenten
6 5 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
4 3 2 1 0 Sfeer zalen (N=11)
Aantal respondenten
De meerderheid van de respondenten zijn tevreden tot zeer tevreden over de stoelen en beenruimte binnen de zalen. Een grote meerderheid vindt het maar acceptabel. Dit is wel vreemd aangezien tijdens de renovatie de capaciteit van de zalen verminderd is om meer comfort te bieden. Over de geluidskwaliteit is bijna iedereen tevreden. 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
Stoelen & beenruimten
Geluidskwaliteit
Zaalkwaliteit (N=11)
Voorzieningen en concepten Horeca Tuschinski theater beschikt over een bedieningsbuffet met voldoende aanbod van eten en drinken. Het aanbod is niet net als alle andere bioscopen (bijvoorbeeld geen popcorn, geen snoep). Met combinatie van tafels en stoelen in de foyer is een soort lounge gecreëerd. Voor VIP-bezoekers is er een aparte bar op de tweede verdieping van het gebouw.
Bar en zithoek VIP-bezoekers
Omid Reza Alizadeh
Foyer met bedieningsbuffet en zitplaatsen
97
De toekomst van de bioscoop Als we kijken naar de tevredenheid van de respondenten zien we dat de meeste respondenten het aanbod slechts acceptabel vinden. Aandeel tevreden respondenten is zeer laag. Dit zou kunnen komen door het feit dat Tuschinski theater niet net als andere bioscopen over verschillende soorten snacks en drinken beschikt. Er worden wel arrangementen aangeboden met complete menu’s, maar indien iemand geen arrangement neemt, dan heeft hij/zij weinig keus. 9
Aantal respondenten
8 7 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
6 5 4 3 2 1 0 Aanbod etens- en drinkwaren (N=11)
Retail De bioscoop biedt geen speciaalzaken gericht op filmthema’s. Leisure De bioscoop beschikt over geen aparte leisurevoorzieningen. Belevenisconcepten en programmering De functie van het gebouw als première theater is gehandhaafd gebleven. In Tuschinski vindt altijd de galapremière voor het Europese vasteland plaats. Het Tuschinski Theater wordt door zijn sfeer ook gebruikt voor andere evenementen dan alleen voor film. Er worden steeds vaker congressen, feesten, modeshows en concerten gehouden maar ook televisieprogramma’s en fotosessies vinden in Tuschinski plaats. Het is dus een multifunctioneel gebouw dat meer is dan alleen een bioscoop. 50 plus bios: Sinds enkele jaren heeft Pathé de ‘50 plus bios’ geïntroduceerd voor ouderen. Er worden films vertoond die de 50-plussers aanspreken en op deze wijze een middagje uit kunnen. Nostalgievoorstellingen: Klassieke meesterwerken worden vertoond in een sfeervolle entourage. Pathé Tuschinski organiseert in samenwerking met het Filmmuseum een programma met tien bijzondere films. Alle films worden gestart met een live introductie en enkele films met een speciaal geselecteerd voorprogramma of muzikale ondersteuning. PAC-film: Tuschinski theater vertoont ook PAC-films (Pathé Arthouse Cinema). PAC staat voor goede films die vaak minder aandacht krijgen dan de films uit Hollywood. Films die niet alleen mooi of leuk zijn, maar ook iets te vertellen hebben. Arrangementen: Tuschinski theater biedt verscheidene arrangementen aan voor zowel particuliere als zakelijke gasten.
Omid Reza Alizadeh
98
De toekomst van de bioscoop Love Seats:
Tuschinski theater biedt de particuliere gasten comfortabele Love Seats. Tuschinski zaal 1 beschikt over 24 Love Seats. Dit zijn tweezits-fauteuils voor een romantisch avondje film. Voor de Love Seats is er zelfs een wijnarrangement samengesteld. De prijs voor de Love Seats is €10,00 per persoon zonder arrangement. De prijs met het wijnarrangement bedraagt €16,50 per persoon inclusief wijn, diverse hapjes en het bioscoopkaartje.
VIP arrangement particulier: Op het eerste balkon worden er eerste klas ‘seats & services’ aangeboden. Met dit arrangement wordt de bezoeker volledig in de watten gelegd. Niet alleen zit men extra comfortabel op het eerste balkon en boven de hinder van beneden, maar de bezoeker mag rekenen op een welkomstdrankje, garderobeservice en exclusieve toegang tot de speciale VIPruimte. Na de film krijgen de gasten nog de gelegenheid om na te praten. De prijs hiervan bedraagt €13,50 per persoon. VIP arrangement zakelijk: Ook zakelijke gasten kunnen genieten van het VIP-concept. Het arrangement is geschikt voor intieme gezelschappen, maar ook voor grotere groepen. Onderstaande opties kunnen hierbij worden geboekt: • Exclusieve toegang tot de VIP-ruimte vanaf één uur voor aanvang van de film; • Toegangsbewijs voor een filmvoorstelling op het eerste balkon; • Garderobeservice; • Keuze uit verschillende soorten buffet (Italiaans buffet, Provencaals buffet). Rondleidingen: Tuschinski theater verzorgt rondleidingen binnen het gebouw om bezoekers kennis te laten maken met de geheimen en indrukwekkende architectuur van het gebouw. Tijdens de rondleiding wordt men ingewijd in de wonderen van het gebouw. De lichtkoepels waarin de kleuren langzaam verglijden, de rijke schilderingen in de wandelgangen, de wonderlijke Moorse en Japanse kamer, de wandbekleding van zeldzame hout- en marmersoorten, alles krijgt men te zien. Naast de gewone rondleiding biedt het theater de zogenoemde ‘Tuschinski in maanlicht’. Hierbij neemt de portier (zelfde portier uit 1921) de bezoekers mee door het oude theater en vertelt. Acts, muziek en goochelkunst maken de voorstelling tot een magische belevenis. De gewone rondleiding kost €7,00 per persoon en ‘Tuschinski in maanlicht’ kost €10,00 per persoon.
Aantal respondenten
Prijzen De kaartjes voor de voorstellingen in de grote zaal kosten €10,00 en in de rest van de zalen €9,00. Kinderen, studenten en ouderen krijgen €1,50 korting. De prijzen zijn wel hoog maar in deze bioscoop is de beleving van zowel de film als het sfeer uitermate hoog. De bezoekers vinden 7 de prijzen duur. Een groot 6 deel van de respondenten Zeer duur 5 vindt de kaartjesprijzen Duur normaal maar wat betreft 4 Normaal qua de prijzen van eten en Goedkoop 3 Zeer goedkoop drinken geven de meesten 2 Missing aan het zeer duur te 1 vinden. 0 Entreekaartjes
Eten & drinken Prijzen (N=11)
Omid Reza Alizadeh
99
De toekomst van de bioscoop Beoordeling en opmerkingen De meerderheid van de respondenten beoordeelt de bioscoop met goed. Slechts één respondent zegt de bioscoop slecht te vinden. 9
Aantal respondenten
8 7 Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
6 5 4 3 2 1 0 Beoordeling (N=11)
Een aantal respondenten gaven de volgende opmerkingen over de bioscoop: ¾ De zalen mogen tussen de films door wel iets beter schoongemaakt worden; ¾ Mooiste bioscoop van Nederland, voelt speciaal aan als je daar bent (11). De meerderheid vindt de bioscoop de mooiste van Nederland en zegt het speciaal te vinden om er te zijn. Synergie De bioscoop maakt gebruik van zowel functie- als locatiesynergie. Door het aanbod van verschillende arrangementen en rondleidingen ontstaat een functiesynergie die wellicht meer bezoekers trekt en/of een herhalingsbezoek bevordert. Locatiesynergie is ook volop van toepassing. De bioscoop bevindt zich in het centrum van de toeristische Amsterdam. Bezoekers van de binnenstad (vaak ook toeristen) worden aangetrokken om een filmpje te pakken in deze bijzondere bioscoop. Er komen zelfs veel buitenlandse toeristen naar binnen omdat ze niet weten dat het een bioscoop is. Op moment dat het ze wordt verteld dat ze een bioscoop binnen zijn getreden, beslissen ze uit nieuwsgierigheid om toch maar een filmpje te pakken. Conclusie Tuschinski theater is een bijzondere bioscoop die zowel qua architectuur als het aanbod van voorzieningen de aandacht van bezoekers trekt. De bezoekers reizen als het ware terug in de tijd als ze eenmaal binnen zijn en dat is een hele beleving op zich om herhalingsbezoeken te bevorderen.
8.5
Eurocinema Den Bosch
Eurocinema Den Bosch is onderdeel van het bioscoopketen Jochems Theaters. Locatie en bereikbaarheid Eurocinema bevindt zich in Den Bosch in het centrum van de stad. De bioscoop is op loopafstand vanaf het centraalstation en dus gemakkelijk bereikbaar met openbaar vervoer. Ook met de auto is de bioscoop gemakkelijk te bereiken. Het gebouw kruist aan een hoofdstraat. De bioscoop heeft weliswaar geen eigen parkeerplaats maar dichtbij zijn er wel parkeermogelijkheden. Exterieur Vormen, materialen en kleuren Het gebouw is opgetrokken in baksteen (bruin) en is aan één zijde vrijstaand. Het gebouw oogt een beetje oud en is niet echt aantrekkelijk. De voorgevel is van baksteen en iets terugliggend bevindt zich de entree. De vrijstaande zijgevel van het gebouw is
Omid Reza Alizadeh
100
De toekomst van de bioscoop grotendeels in glas uitgevoerd. Het logo van de bioscoop is niet echt duidelijk herkenbaar en er zijn geen filmposters die de bioscoop moeten promoten.
Entree
Voorgevel
Omdat de entree terugligt ten opzichte van de voorgevel valt dit niet echt goed op. De bakstenen dichte delen van het voorgevel zijn te dominerend. Verder zijn er twee entreedeuren naast elkaar en deze zijn de enige hoofdtoegang/uitgang. Er hangen geen filmposters op de glazen entreedeuren. Entree
Interieur Vormen, materialen en kleuren In tegenstelling tot het exterieur is het interieur vrolijk ingericht. Er is sprake van een vierkante indeling en het gebouw telt twee verdiepingen. Vooral het kleur rood is veel toegepast en maakt het binneninterieur warm. Er is een vide aanwezig en vanaf de eerste verdieping is de begane grond zichtbaar. Op de begane grond is er een hoek ingericht om te kunnen wachten. Er zijn (sta)tafels en stoelen beschikbaar. Het binneninterieur geniet van veel daglicht omdat de zijgevel grotendeels in glas uitgevoerd is. Op de begane grond zijn grijze stenen toegepast terwijl er op de verdiepingen een rode tapijtenbekleding ligt. De wanden zijn neutraal wit. De sfeer is zeker bioscoopachtig.
Zit- en stahoek
Foyer De foyer is ruim opgezet en het is gescheiden van de rest van de begane grond door een glazen wand. In de foyer bevindt zich een kassa. Verder is er een wand vol met filmposters. Boven aan de kassa worden de films en de aanvangstijden op een scherm digitaal weergeven. In de foyer is er ook een vitrine met allemaal spulletjes uit een bepaalde film. Deze zijn te koop.
Omid Reza Alizadeh
101
De toekomst van de bioscoop
Scheiding foyer met glazen wand
Veel reclameposters in foyer
Foyer vanuit de 1e verdieping
De meerderheid van de respondenten vindt de sfeer gezellig/knus en modern. Echter is ook een groot aantal respondenten die de sfeer saai/kil vinden, terwijl dit volgens mijn observatie niet het geval is. Waarom bepaalde respondenten het als saai/kil ervaren, is niet bekend. 7
Aantal respondenten
6 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
5 4 3 2 1 0 Sfeer foyer (N=19)
Over de aangeboden service (kaartverkoop, informatie- en wachtvoorzieningen) zijn de meeste respondenten tevreden tot zeer tevreden. Echter zijn er ook respondenten die de service slechts acceptabel vinden en respondenten die ontevreden zijn. 8
Aantal respondenten
7 6
Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
5 4 3 2 1 0 Service foyer (N=19)
Omid Reza Alizadeh
102
De toekomst van de bioscoop Verkeersruimten De verkeersruimten op de verdiepingen hebben rode tapijtenvloerbedekkingen. De verdiepingen zijn met vaste trappen te bereiken. De eerste verdieping is via een trap in het midden van de begane grond bereikbaar. Er is veel daglicht aanwezig omdat de verkeersruimten aan de kant van de glazen buitengevel zijn gelegen. Er is een opvallende aanduiding van de zalen. Er zijn ook veel filmposters aanwezig. In de verkeersruimten zijn frisdrankautomaten en televisieschermen opgenomen. Op de donkere plekken wordt met verlichting de ruimte verlicht en sfeervol gemaakt. Er zijn ook tafels en stoelen opgenomen in een gedeelte van de verkeersruimte (eerste verdieping) zodat de bezoekers lekker op hun gemak kunnen wachten tot dat de film begint.
Reclameposters
Statafels
Zithoek
Zalen De bioscoop beschikt over vijf zalen met in totaal 1157 zitplaatsen. De grootste zaal beschikt over 428 stoelen en de kleinste zaal 127 stoelen. Er zijn rode stoelen gebuikt, de stoelen zijn ruim en de beenruimte is prima. Ook het geluidskwaliteit binnen de zalen is goed te noemen. De meerderheid van respondenten vindt de zalen gezellig/knus en rustgevend/ontspannend. 10
Aantal respondenten
9 8 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
7 6 5 4 3 2 1 0 Sfeer zalen (N=19)
De respondenten zijn ook tevreden tot zeer tevreden over de zaalkwaliteit. Over de stoelen en beenruimte is zelfs de meerderheid zeer tevreden.
Aantal respondenten
14 12 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
10 8 6 4 2 0 Stoelen & beenruimten
Geluidskwaliteit
Zaalkwaliteit (N=19)
Omid Reza Alizadeh
103
De toekomst van de bioscoop Voorzieningen en concepten Horeca Eurocinema beschikt over drie verschillende bedieningbuffets. Eén op de begane grond en twee op de eerste verdieping. Het aanbod is gevarieerd. Er worden zelfs warme broodjes aangeboden.
Bedieningbuffet begane grond
Bedieningbuffet 1e verdieping
Onderstaand grafiek geeft duidelijk weer dat de meeste respondenten tevreden zijn over het aanbod. 14
Aantal respondenten
12 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
10 8 6 4 2 0 Aanbod etens- en drinkwaren (N=19)
Retail De bioscoop biedt een soort retailvoorziening aan. In de foyer staan er twee vitrines met spulletjes en gadgets gericht op een bepaalde film. Leisure De bioscoop beschikt over geen aparte leisurevoorzieningen. Belevenisconcepten en programmering De bioscoop werkt samen met een aantal restaurants in de buurt. Het is mogelijk om het bezoek te combineren met een etentje en daarmee ook korting te krijgen op de kaartjes. Het totale pakketje kost €20,00 per persoon. Er bestaat ook de mogelijkheid om goedkope portretten te laten maken van jezelf en samen met anderen. Bezoekers kunnen ook sparen voor gratis tickets. Tien keer naar de bioscoop staat gelijk aan één keer gratis bezoek. Ook worden er de volgende belevenisconcepten/programma’s aangeboden: Happy kids: Het allinclusive ticket voor kinderen tot 12 jaar. Naast het bioscoopticket ontvangen de kinderen een eigen KidsCombi. De KidsCombi bestaat uit popcorn, een spekkie en een Roosvicee. Als de KidsCombi voor aanvang van de film wordt opgehaald mogen de kinderen dan in de pauze voor slechts €1,00 hun popcorn weer laten bijvullen. De prijs van het Happy Kids Ticket is €8,00 (toeslag lange films €1,50).
Omid Reza Alizadeh
104
De toekomst van de bioscoop LadiesNight: Avond speciaal voor vrouwen met entertainment, premières, goodiebags, prijzen en welkomstdrankje. Sneak Preview: De filmliefhebbers worden verrast door allernieuwste films die nog in première moeten gaan. Prijs €5,50. Prijzen De prijzen van normale films zijn €8,30 per persoon en de prijs van lange films bedraagt €9,80. Kaarten kosten voor studenten en ouderen €7,00. De meerderheid van de respondenten vindt de prijzen van kaartjes duur en de prijzen van eten en drinken worden door de meerderheid zowel duur als zeer duur ervaren.
Aantal respondenten
14 12 Zeer duur Duur Normaal Goedkoop Zeer goedkoop Missing
10 8 6 4 2 0 Entreekaartjes
Eten & drinken Prijzen (N=19)
Beoordeling en opmerkingen De meerderheid van de respondenten is tevreden over de bioscoop en beoordeelt het met ‘goed’. 10
Aantal respondenten
9 8 Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
7 6 5 4 3 2 1 0 Beoordeling (N=19)
Een aantal respondenten gaven de volgende opmerkingen: ¾ Kaartjes te duur (2); ¾ De schepsnoep regelmatig vernieuwen (nu vaak hard); ¾ Het was heel gezellig en het personeel was erg vriendelijk; ¾ Nachtclubprijzen voor drank/snoep; ¾ Helaas pauze tussen de films; ¾ Ongezellig praktisch. Het is er allemaal maar wordt niet aantrekkelijk aangeboden; ¾ Veel reclame en geluidsniveau van de commercials: ik ben niet doof en wil dat ook niet worden; ¾ Wel netjes verzorgd met ruime plaatsen, maar verder sfeerloos, met lange rijen als je iets wilt drinken, waarbij een glaasje wijn nog eens niet beschikbaar is.
Omid Reza Alizadeh
105
De toekomst van de bioscoop Synergie Er is geen sprake van functiesynergie. Er worden geen aparte concepten aangeboden naast de gewone concepten die binnen de bioscopen normaal wordt bevonden. Van locatiesynergie kan sprake zijn doordat de bioscoop in het centrum gelegen is en misschien wel bezoekers kan ontvangen die in de stad zijn om te winkelen en/of uit te gaan. Conclusie Van buiten is de bioscoop niet aantrekkelijk maar eenmaal binnen heeft men het bioscoopsfeertje te pakken. Goed gebruik van veel posters overal, dit wekt een extra film- en bioscoopgevoel op. Ook het aanbod van filmgadgets is een goed begin om de bezoekers iets extra’s te bieden.
8.6
Filmhuis Den Haag
Filmhuis Den Haag is een gerenommeerd filmhuis en jaarlijks vertoont het filmhuis ruim 300 titels in meer dan 4.000 voorstellingen, voor ongeveer 100.000 bezoekers. Landelijk gezien staat het filmhuis hiermee tussen het filmmuseum Amsterdam en andere actieve filmtheaters. In bijlage VII zijn de interviewresultaten met dhr. Raaijmakers van het filmhuis opgenomen. Locatie en bereikbaarheid Filmhuis Den Haag is gelegen in de binnenstad van Den haag. Het ligt parallel aan een drukke hoofdweg. De bioscoop is zowel met de auto als met openbaar vervoer gemakkelijk bereikbaar. Voor het filmhuis is er een tramhalte en een parkeergarage. De parkeergarage is niet van het filmhuis en moet voor betaald worden. Exterieur Vormen, materialen en kleuren Het gebouw is niet vrijstaand en kruist aan ‘Theater aan het Spui’. Het is dus een geschakeld gebouw. Het filmhuis heeft zowel transparante als dichte delen. Op de begane grond is voornamelijk glas toegepast en de verdiepingen zijn van grijze baksteen. Het heeft een aantrekkelijke vorm en staat goed in het zicht (tegenover het Spui). Het gebouw heeft zowel een rechte als een ronde vorm. De ronde vorm is bij de entree gerealiseerd. Het logo van het filmhuis is goed in het zicht en achter de glazen puien hangen filmposters naar buiten toe. Kortom het is een opvallend gebouw.
Voorgevel
Entree Het gebouw beschikt over twee entrees. De één is de hoofdentree naar de foyer toe waar men aan de balie kaartjes kan halen en de andere is de entree naar het café en het restaurant van het gebouw. Allebei de entrees zijn in glas uitgevoerd. De hoofdentree zit aan de zijkant van het gebouw en de entree naar het café en restaurant is in de voorgevel opgenomen. Hoofdentree
Entree café & Restaurant
Omid Reza Alizadeh
106
De toekomst van de bioscoop Interieur Vormen, materialen en kleuren Het gebouw is in verschillende delen verdeeld en daarom ook niet op één hoogte. De begane grond is trapachtig en met een paar treden op en neer is een speelse indeling van kracht. Elk functie op de begane grond (café, restaurant, foyer) bevindt zich op een andere hoogte. Het gebouw is ontworpen door Herman Hertzberger en dus ook daarom is het speelse niveauverschil goed opvallend. Het filmhuis heeft behalve de speelse begane grond nog één verdieping. Het gebouw geniet van veel daglicht omdat de voorgevel voornamelijk in glas uitgevoerd is. Binnen worden er voornamelijk (neutrale) kleuren (grijs, wit en bruin) toegepast, maar ook rood is hier en daar te zien. Er zijn kleurige lampen in het plafond toegepast. Wel is alles een beetje op elkaar ingericht en is er geen ruime opzet. De vloeren zijn bekleed met grijze kunststofbekleding. Er is tevens een zithoek aanwezig waar men kan zitten lezen (filminformatie en dergelijke).
Zithoek met filminfo
Vanuit café kijkend naar foyer
Kleurrijke verlichting in plafon
Foyer De foyer is klein en vol met informatie en posters. Het is wel overzichtelijk. In de foyer bevindt zich een halfronde kassa waar men kaartjes kan bestellen. Ook de foyer geniet van veel daglicht door glazen wanden.
Foyer met kassa
De meeste respondenten vinden de sfeer gezellig/knus. 12
Aantal respondenten
10 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
8 6 4 2 0 Sfeer foyer (N=19)
De grafiek op de volgende pagina laat zien dat de meeste respondenten tevreden tot zeer tevreden zijn over de service in foyer (Kaartverkoop, informatievoorziening en wachtvoorzieningen).
Omid Reza Alizadeh
107
De toekomst van de bioscoop
9
Aantal respondenten
8 7 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
6 5 4 3 2 1 0 Service foyer
Verkeersruimten Omdat de verschillende functies in elkaar overlopen is er niet echt sprake van aparte verkeersruimten. De eerste verdieping is bereikbaar via twee aparte trappen. Zalen Het filmhuis beschikt over vijf zalen. Alleen in zaal 1 t/m 4 worden films vertoond. De vier zalen hebben gezamenlijk een capaciteit van 304 zitplaatsen. De grootste zaal beschikt over 121 zitplaatsen en de kleinste zaal 54. In de periode van mei tot en met half oktober 2006 heeft filmhuis Den Haag aan een uitbreiding gebouwd. Met deze uitbreiding heeft het filmhuis er een nieuwe filmzaal (zaal 6) bij met 76 zitplaatsen, met aangrenzend een foyer en een multifunctionele ruimte. De kleuren van de stoelen in de zalen zijn donkerblauw met grijs. Dit is anders dan bij de meeste bioscopen waar rood wordt toegepast. De zalen zijn niet echt ruim maar qua geluidskwaliteit zijn ze goed in orde.
De meeste respondenten vinden de zalen gezellig/knus en ook rustgevend/ontspannend. 7
Aantal respondenten
6 Gezellig/knus Ouderwets Rustgevend/ontspannend Saai/kil Modern Missing
5 4 3 2 1 0 Sfeer zalen (N=19)
9 Aantal respondenten
8 7
Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
6 5 4 3 2 1 0 Stoelen & beenruimten
Geluidskwaliteit
Wat de kwaliteit van de zalen betreft, is de meerderheid tevreden. Driekwart van de respondenten is tevreden tot zeer tevreden over de stoelen en beenruimte in de zalen. Vijf respondenten vinden het acceptabel. Veertien respondenten
Zaalkwaliteit (N=19)
Omid Reza Alizadeh
108
De toekomst van de bioscoop zijn tevreden tot zeer tevreden over de geluidskwaliteit. Slechts een klein aantal van respondenten vindt het acceptabel of is gewoonweg ontevreden. Voorzieningen en concepten Horeca Het filmhuis beschikt over een eigen café en restaurant. Allebei zijn sfeervol ingericht. Er kunnen zelfs bezoekers die niet naar de film willen, gebruik maken van de horeca. Filmbezoekers kunnen hun bezoek dus combineren met een etentje of voor/na de film lekker bijpraten aan de bar. Tijdens de uitbreiding is het café groter gemaakt.
Restaurant
Cafégedeelte
Cafégedeelte met glazen gevel
De meeste respondenten zijn tevreden tot zeer tevreden over het aanbod van eten- en drinkwaren binnen het filmhuis. 9
Aantal respondenten
8 7 Zeer tevreden Tevreden Acceptabel Ontevreden Zeer ontevreden Missing
6 5 4 3 2 1 0 Aanbod etens- en drinkwaren (N=19)
Retail De bioscoop heeft geen speciaalzaken gericht op filmthema’s Leisure De bioscoop beschikt over geen aparte leisurevoorzieningen. Belevenisconcepten & programmering De programmering bestaat uit drie delen: • Premièrefilms, zijn recente nieuwe titels die te zien zijn gedurende één of meerdere weken. Jaarlijks vertoont het Filmhuis ongeveer 60 premièrefilms, waaronder ook kinderfilms, documentaires en films speciaal geschikt voor jongeren; • Onder de noemer Cinematheek ontwikkelt het Filmhuis zelf (landen)festivals, klassiekerreeksen, inleidingen, lezingen en debatten, filmcursussen en tentoonstellingen; • In zaal 5 van het Filmhuis staat beeldcultuur centraal: een multifunctionele en multidisciplinaire zaal waarin een spectrum getoond wordt van videokunst, multimedia performances, audiovisuele installaties, animatie- en kortfilms, videotjes, muziekvideo’s, reclame, cross-over en andere filmgerelateerde zaken.
Omid Reza Alizadeh
109
De toekomst van de bioscoop Door de inhoudelijke samenwerking met diverse (culturele) instellingen en organisaties komt het filmhuis tot een verbreding van het programma. Met de programmering van vooral Europese en niet-westerse films en festivals sluit het filmhuis aan bij de Haagse internationale gemeenschap en bij de diversiteit van de Haagse bevolking. Aanvullende voorzieningen van filmhuis Den Haag zijn als volgt: • Een groot educatief programma voor zowel (school)groepen als individuele belangstellenden, bestaande uit onder meer films met lesbrieven en inleidingen, kijkjes achter de schermen, workshops en cursussen; • Het Filmhuis beschikt over de op één na grootste filmbibliotheek van Nederland met meer dan 3000 boeken, 40 meter tijdschriften, interessante filmfoto's en een archief met 70.000 filmrecensies vanaf 1935; • Een levendige en sfeervol café/restaurant, met de mogelijkheid tot ontvangst van groepen en zaalverhuur, kan de bezoeker gebruik maken van een hapje en een drankje vooraf of na afloop van de film.
Bibliotheek 1e verdieping
Tentoonstellingzaal 1e verdieping
Prijzen De tarieven van het filmhuis zijn variëren per dag. De tarieven zijn als volgt. • Zondagavond €7,50; • Maandag (matinee en avond) €5,00; • Dinsdag- t/m donderdagavond €7,50 ; • Vrijdag en zaterdagavond €8,50; • Matinees €6,50; • Feestdagen (avond) €8,50; • Extra lang of speciaal programma €9,50; • Donderdagavond: €4,50 voor jongeren. De prijzen in het café en het restaurant vallen mee en zijn duidelijk goedkoper dan de commerciële bioscopen. In het restaurant kosten diverse soorten hoofdgerechten €9,50. De respondenten vinden de prijzen meevallen. De meeste respondenten geven aan de prijzen van kaartjes normaal te vinden. Ruim de helft van de respondenten vindt de prijzen van eten en drinken normaal (7) en goedkoop (3). Zeven respondenten ervaren het als duur.
Aantal respondenten
14 12 Zeer duur Duur Normaal Goedkoop Zeer goedkoop Missing
10 8 6 4 2 0 Entreekaartjes
Eten & drinken Prijzen (N=19)
Omid Reza Alizadeh
110
De toekomst van de bioscoop Beoordeling en opmerkingen De meeste bezoekers beoordelen het filmhuis met ‘goed’. 12
Aantal respondenten
10 Uitmuntend Goed Matig Slecht Zeer slecht Missing
8 6 4 2 0 Beoordeling (N=19)
Een aantal respondenten hadden de volgende opmerkingen: ¾ Altijd kwaliteitsfilms die je in een gewone bioscoop niet gauw ziet; ¾ Fijn filmhuis met prettig, rustig publiek (2); ¾ Kassa is zaterdags te laat open; ¾ Leukste films in kleine zaal en grote zaal geen gunstige tijden. Synergie Het filmhuis geniet van zowel functie- als locatiesynergie. Het café en het restaurant versterken de sfeer binnen het filmhuis. Er zijn bezoekers die puur voor het café en/of het restaurant komen. Op deze wijze worden ze eraan toe gezet om ook een keer naar de film te gaan. Locatiesynergie treedt op door het feit dat het filmhuis midden in het centrum tegenover het Spui gesitueerd is. Het filmhuis kan rekenen op bezoekers die naar de stad komen om te winkelen en/of uit te gaan waarbij ze beslissen om naar de film te gaan en/of het café en het restaurant van het filmhuis te bezoeken. Conclusie Filmhuis Den haag is een multifunctioneel gebouw. Het biedt kwaliteitfilms aan met tal van verschillende programma’s en concepten die het bezoeken ervan waard maken.
8.7
Vergelijking casestudies
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op onderzoeksvraag 2a: Wat zijn de verschillen/overeenkomsten tussen de cases onderling met daarbijbehorende resultaten van respondentenonderzoek? Na het analyseren van de bioscopen valt op dat eigenlijk de meeste bioscopen qua voorzieningenaanbod en programmering min of meer op elkaar lijken. Alleen Pathé Tuschinski blijkt een bijzondere bioscoop te zijn en anders dan de andere. Tuschinski theater speelt meer in op de sfeer en dus ook op de beleving van de bezoekers. Dit doen ze door aantrekkelijk interieur te combineren met speciale concepten en programma’s. Verder blijken, behalve Cine City, geen van de bioscopen over een eigen café of restaurant te beschikken terwijl de bezoekers daar wel behoefte aan hebben. In dit opzicht steekt Cine City dan ook uit. Qua locatie zijn alle bioscopen in of nabij het centrum gesitueerd en hierdoor goed bereikbaar zowel met de auto als met openbaarvervoer. Qua interieur is er een scheiding op te merken tussen de bioscopen. Het lijkt alsof de bioscopen zich onderverdelen in twee groepen: modern en huiselijk. De bioscopen die als modern worden beschouwd, zijn ruim opgezet en vaak is er gekozen voor onafgewerkte materialen met veelal koude en/of neutrale kleurtoepassingen (Pathé De Kuip & Cine City). De huiselijke bioscopen zijn vaak kleiner met allerlei warme kleurtoepassingen (Eurocinema, Tuschinski). Qua
Omid Reza Alizadeh
111
De toekomst van de bioscoop exterieur lijken de meeste cases niet op bioscopen, vooral de nieuwbouw bioscopen Pathé de Kuip en Mustsee Delft. De gebouwen zouden netzo goed een andere functie kunnen herbergen. Ook gebruiken de bioscopen over het algemeen weinig tot geen reclame en filmposters aan de buitenkant van het gebouw. Dit zou wel anders moeten zijn om de bioscoop opvallend te maken in zijn omgeving. De meeste bioscopen lijken op de omringende gebouwen in de buurt en zonder aantrekkelijke filmposters en reclame is het moeilijk in één oogopslag te onderscheiden dat het om een bioscoopgebouw gaat. Wanneer we het filmhuis vergelijken met de commerciële bioscopen zien we dat het filmhuis anders dan de bioscopen is. Het filmhuis gebruikt veel posters en reclame en daarnaast wordt binnen het filmhuis verschillende activiteiten (op film gericht) georganiseerd. Het filmhuis beschikt zelfs over een eigen café en restaurant waarvan zowel de filmbezoekers als de passanten gebruik van kunnen maken. De filmhuizen richten zich meer tot de wensen en behoeften van bezoekers. Aangezien de meeste bezoekers (zowel filmliefhebbers als plezierliefhebbers) het vooral om de film gaat, organiseert het filmhuis ook activiteiten op het gebied van film. Op de juiste manier daarop inspelend door middel van vermaak, probeert het filmhuis steeds meer bezoekers aan zich te binden en ook herhalingsbezoeken van dezelfde bezoekers te bevorderen. Op dit gebied zouden de bioscopen veel van de filmhuizen kunnen leren. Om beter en objectiever vergelijkingen te kunnen leggen tussen de cases zijn de zes cases verderop op verschillende punten, conform de resultaten van het respondentenonderzoek, onderling vergeleken. Het gaat om de sfeer in de foyer, de aangeboden service in de foyer, de sfeer in de zalen, de zaalkwaliteit, aanbod etens- en drinkwaren, prijzen kaartjes en de consumptieprijzen. Tot slot berust de wetenschappelijke context van magie bij de huidige bioscopen op het aanbod van films en voorzieningen (op film gericht) die de filmbeleving zoveel mogelijk vergroten. Door het bieden van verschillende thema-avonden (Ladies Night, 50+ bios, kidsparty) proberen de bioscopen zoveel mogelijk doelgroepen aan zich te binden. De beleving wordt gecreëerd door het vertonen van films die gericht zijn op verschillende categorieën bezoekers. Sfeer en servicekwaliteit foyer Hieronder zien we dat de meerderheid van de respondenten van elk bioscoop de sfeer in de foyer positief beoordelen. Pathé Tuschinski en filmhuis Den Haag hebben duidelijk een gezellig/knus foyer. De foyer van de nieuwbouwbioscopen Pathe de Kuip en Mustsee wordt als modern ervaren. Bij Eurocinema en Cine City vinden zijn de meningen gelijkwaardig verdeeld over gezellig/knus zijn en saai/kil. 80% 70%
Gezellig/knus
60%
Ouderwets
50%
Rustgevend/ontspannend
40%
Saai/kil
30%
Modern
20%
Missing
10% 0% Pathe de Kuip (N=23)
Cinecity (N=8)
Mustsee (N=16)
Pathe Eurocinema Tuschinski (N=19) (N=11)
Filmhuis Den haag (N=19)
Sfeer foyer
De respondenten die de sfeer in de foyer van Cine City als saai ervaren, komt waarschijnlijk door het feit dat de foyer te groot opgezet is en behalve kassa’s en een paar statafels niets anders aangeboden wordt. Dat de respondenten die de sfeer in Eurocinema als saai/kil beoordelen, komt waarschijnlijk doordat de foyer klein opgezet is
Omid Reza Alizadeh
112
De toekomst van de bioscoop en via een dichte wand en een glazen wand afgescheiden is van de rest van de bioscoop. Dit kan storend zijn voor de bezoeker. Qua service scoren alle bioscopen en het filmhuis tevreden bezoekers. De respondenten van Cine City en filmhuis Den Haag zijn het meest tevreden (tevreden tot zeer tevreden). Het aantal ontevreden respondenten bij Mustsee is het grootst in vergelijking tot de andere cases. Bij Cine City en filmhuis is er helemaal geen sprake van ontevreden respondenten. 80% 70%
Zeer tevreden
60%
Tevreden
50%
Acceptabel
40%
Ontevreden
30%
Zeer ontevreden
20%
Missing
10% 0% Pathe de Kuip Cinecity (N=8) (N=23)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema (N=19)
Filmhuis Den haag (N=19)
Service foyer
Sfeer en kwaliteit van zalen De zalen van de cases zijn volgens de respondenten gezellig/knus en rustgevend/ontspannend. Alleen de zalen bij de nieuwbouw bioscoop Mustsee wordt door de meerderheid als modern ervaren. Dit waarschijnlijk omdat de opvallende grote verlichte kassa de aandacht trekt. De meeste bezoekers van Pathé Tuschinski ervaren de sfeer in de zalen als rustgevend. Dit terwijl de grote zaal juist met de twee balkons en het lichteffect juist heel spannend kan zijn. Echter wordt de grote zaal minder vaak gebruikt dan de andere zalen. Ten tijde van het onderzoek hebben de meeste bezoekers waarschijnlijk van de kleine zalen gebruik gemaakt. 70% 60%
Gezellig/knus
50%
Ouderwets
40%
Rustgevend/ontspannend
30%
Saai/kil
20%
Modern
10%
Missing
0% Pathe de Kuip (N=23)
Cinecity (N=8)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema (N=19)
Filmhuis Den haag (N=19)
Sfeer zalen
Over de kwaliteit van de zalen, qua stoelen en beenruimte, zijn de meeste respondenten van elk case tevreden tot zeer tevreden. Alleen bij Pathé Tuschinski vindt de meerderheid de zalen acceptabel, dit terwijl de bioscoop een aantal jaren geleden gerenoveerd is. Tijdens de renovatie is de capaciteit van de zalen teruggebracht om daarmee meer ruimte te bieden en om betere stoelen te plaatsen. De reden hiervoor is onbekend en het is moeilijk hiervoor een mogelijke verklaring te geven. Ook een opvallend aantal respondenten van het filmhuis vinden de zalen maar acceptabel. De zalen binnen het filmhuis zijn niet al te groot en dit zou de verklaring hiervoor kunnen zijn. Zie grafiek op de volgende pagina.
Omid Reza Alizadeh
113
De toekomst van de bioscoop
70% 60%
Zeer tevreden
50%
Tevreden
40%
Acceptabel
30%
Ontevreden
20%
Zeer ontevreden
10%
Missing
0% Pathe de Kuip (N=23)
Cinecity (N=8)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema Filmhuis Den (N=19) haag (N=19)
Zaalkwaliteit
Prijzen De prijs van de entreekaartjes wordt door de meeste respondenten van alle bioscopen als duur ervaren. Het aandeel respondenten die de prijzen normaal vinden is, bij Pathé de Kuip het laagst. Pathé de Kuip is volgens de vergelijking het duurst ten opzichte van de andere cases. De prijzen bij Cine City is door de helft van de respondenten ook als normaal beschouwd. De meerderheid van de respondenten van het filmhuis vinden de prijzen normaal. We kunnen concluderen dat de prijzen van kaartjes bij de bioscopen duur zijn voor de bezoekers. De prijzen van het filmhuis en Cine City zijn lager dan de rest van de cases. De prijzen van Pathé zijn het hoogst. Voor de hoogte van de prijzen wordt verwezen naar de case beschrijvingen. 80% 70%
Zeer duur
60%
Duur
50%
Normaal
40%
Goedkoop
30%
Zeer goedkoop
20%
Missing
10% 0% Pathe de Kuip Cinecity (N=8) (N=23)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema (N=19)
Filmhuis Den haag (N=19)
Prijzen entreekaartjes
De prijzen van eten en drinken wordt door de meerderheid als zeer duur ervaren. De meerderheid van de respondenten van het filmhuis vinden de prijzen goedkoop tot normaal. Het valt dus op dat ook qua prijzen van consumptie de bioscopen duur zijn. De prijzen van Pathé Tuschinski en Cine City worden als het duurst ervaren. Alleen bij filmhuis en Cine City zijn er ook respondenten die de prijzen goedkoop vinden. Dit komt waarschijnlijk doordat de respondenten de prijzen van het café en restaurant van het bioscoop/filmhuis vergelijken met de prijzen buiten de bioscoop. In dit geval zijn ze inderdaad goedkoper. 60% 50%
Zeer duur
40%
Duur Normaal
30%
Goedkoop
20%
Zeer goedkoop
10%
Missing
0% Pathe de Kuip Cinecity (N=8) (N=23)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema (N=19)
Filmhuis Den haag (N=19)
Prijzen etens- en drinkwaren
Omid Reza Alizadeh
114
De toekomst van de bioscoop Aanbod etens- en drinkwaren In de onderstaande grafiek is te zien dat de respondenten van Cine City, Eurocinema en de filmhuis het meest tevreden zijn over het aanbod van etens- en drinkwaren. Dit komt door het feit dat Cine City en filmhuis Den Haag over een eigen café en restaurant beschikken. Eurocinema scoort beter dan Cine City die over een café eb restaurant beschikt. Eurocinema heeft alleen een aantal bedienigbuffets maar er worden wel warme broodjes aangeboden die men de zaal in kan nemen. Dit zou de verklaring hiervoor kunnen zijn. Het aanbod van Pathé Tuschinski voor bezoekers die geen VIP-arrangement nemen, is matig. Er wordt vooral verscheidene soorten drinken aangeboden. De ‘VIPbezoekers’ kunnen wel genieten van arrangementen compleet met eten en drinken. Ten tijde van het onderzoek waren waarschijnlijk weinig ‘VIP-bezoekers’ aanwezig. Dit verklaart de uitkomst ‘acceptabel’. Mustsee scoort het slechts. De meeste bezoekers vinden het aanbod acceptabel en ook een opvallend aantal respondenten is ontevreden. Mustsee biedt weinig gevarieerd aanbod en er is geen aparte buffet aanwezig (geïntegreerd bij de kassa en buffet op de verdieping meestal gesloten). 80% 70%
Zeer tevreden
60%
Tevreden
50%
Acceptabel
40%
Ontevreden
30%
Zeer ontevreden
20%
Missing
10% 0% Pathe de Kuip (N=23)
Cinecity (N=8)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema Filmhuis Den (N=19) haag (N=19)
Aanbod etens- en drinkwaren
Blijvende herinnering In de onderstaande grafiek is te zien dat de bezoekers van alle cases de film binnen de bioscoop als belangrijk ervaren en dus ook voornamelijk de film als herinnering met zich meenemen. Ook de sfeer en aanbod van voorzieningen wordt door een aantal respondenten per case genoemd, maar het aanbod van voorzieningen is niet noemenswaardig. We zien dat Cine City, Pathé Tuschinski en filmhuis Den Haag het hoogst scoren qua sfeer en gezelligheid ten opzichte van de andere drie cases. Dit is te verklaren door het feit dat Cine City en filmhuis over een eigen café en restaurant beschikken. Deze horecagelegenheden zorgen namelijk wel voor sfeer en gezelligheid. Pathé Tuschinski heeft een indrukwekkende interieurarchitectuur met verscheidene zitruimten met eigen bar en dit verhoogt ongetwijfeld ook de sfeer en de gezelligheid. Hieruit kunnen we concluderen dat bijzondere horecagelegenheden binnen de bioscoop, naast de film, de sfeer en gezelligheid verhogen. 80% 70% 60% Sfeer en gezelligheid
50%
Aanbod van voorzieningen
40%
De film
30%
Missing
20% 10% 0% Pathe de Kuip (N=23)
Cinecity (N=8)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema (N=19)
Filmhuis Den haag (N=19)
Blijvende herinnering
Omid Reza Alizadeh
115
De toekomst van de bioscoop Beoordeling De meerderheid van de respondenten van elk bioscoop beoordeelt de bezochte bioscoop met ‘goed’. Toch verschillen de percentages onderling en ook het percentage van respondenten die de bioscopen met ‘slecht’ beoordelen verschilt per bioscoop. Pathé Tuschinski scoort het best en Mustsee het slechts volgens de respondenten, zie grafiek op volgende pagina. 80% 70%
Uitmuntend
60%
Goed
50%
Matig
40%
Slecht
30%
Zeer slecht
20%
Missing
10% 0% Pathe de Kuip (N=23)
Cinecity (N=8)
Mustsee (N=16)
Pathe Tuschinski (N=11)
Eurocinema (N=19)
Filmhuis Den haag (N=19)
Beoordeling
8.8
Conclusie
Voor een beter overzicht zijn hieronder de gegevens per case en per onderwerp in een tabel opgenomen. Per onderwerp zijn de antwoorden van de respondenten weergegeven. Dit zijn de antwoorden die de meerderheid van de respondenten per onderwerp hadden gegeven. Het valt op dat de meeste respondenten per case over de service in de foyer en de kwaliteit in de zalen tevreden zijn. De sfeer in de foyer en de sfeer in de zalen worden positief ervaren. Alleen over de prijzen van de kaartjes en de prijzen van etens- en drinkwaren zijn de respondenten niet tevreden omdat ze de prijzen duur tot zeer duur ervaren. Echter is het zo dat alle bioscopen en het filmhuis door de respondenten (bij de eindbeoordeling) als ‘goed’ worden beoordeeld. Dit verklaart het feit dat de beoordeling van de bezoekers waarschijnlijk niet van de prijzen van de kaartjes, het aanbod van etens- en drinkwaren en de prijzen daarvan afhangt. Ze beoordelen de bioscoop waarschijnlijk meer op de kwaliteit van de onderdelen die de filmbeleving binnen de bioscoop bevorderen (zoals sfeer en kwaliteit van de zalen).
Resultaten per case volgens de respondenten
Omid Reza Alizadeh
116
De toekomst van de bioscoop De kwaliteit van de zalen scoort zeer goed binnen de bioscopen. Het is wel vreemd dat de Tuschinski theater op dit onderdeel niet echt goed scoort. De respondenten vinden de kwaliteit binnen de zalen slechts acceptabel. Dit terwijl de zalen van bioscoop na de renovatie in 2002 vernieuwd zijn met nieuwe stoelen. De capaciteit van de zalen is zelfs verminderd om ruimere stoelen met meer beenruimte te kunnen realiseren. Verder is in onderstaand tabel te zien dat het aanbod van etens- en drinkwaren bij drie cases (Cine City, Eurocinema en filmhuis) met ‘tevreden’ wordt beoordeeld, bij twee cases (Mustsee en Pathé Tuschinski) is het acceptabel en bij Pathé de Kuip zijn een zelfde aantal respondenten zowel tevreden als ontevreden over het aanbod. Dit komt waarschijnlijk doordat sommige respondenten het zelfbedieningsbuffet (supermarktachtig) niet leuk vinden. Het is wel opvallend dat er geen verschil te zien is tussen de tevredenheid, over het aanbod van etens- en drinkwaren, van de respondenten van Cine City en Filmhuis ten opzichte van bijvoorbeeld Eurocinema. Dit terwijl Cine City en het filmhuis over een eigen café en restaurant beschikken. Eurocinema beschikt niet over een café en/of restaurant maar biedt wel warme broodjes aan bij het buffet. We kunnen zeggen dat als de bezoekers van bioscopen die niet over een dergelijke voorziening(en) beschikken tevreden zijn met het aanbod dan zouden de respondenten van de bioscopen met een eigen café en restaurant wel zeer tevreden moeten zijn. Dit is echter niet het geval. Het aanbod is dus waarschijnlijk belangrijker dan de manier waarop het wordt aangeboden. Het valt duidelijk op dat de scores van Mustsee, Pathé Tuschinski en Pathé De Kuip die geen café en restaurant hebben en ook geen warme hap verkopen minder goed (acceptabel en ontevreden) uitpakken. De aanwezigheid van een café en restaurant heeft geen opvallend effect als het gaat om de beoordeling van de bioscopen. In onderstaand tabel is te zien dat alle bioscopen, met en zonder café en restaurant, met een ‘plus’ worden beoordeeld. Het is zelfs zo dat als blijvende herinnering aan een bioscoop door de meerderheid de film wordt genoemd en niet het aanbod van voorzieningen (bijvoorbeeld café en restaurant). Leuke films en de voorzieningen die ervoor zorgen de filmbeleving te verhogen, zijn dus in de eerste instantie belangrijker dan het aanbod van etens- en drinkwaren in welk vorm dan ook.
Resultaten per case volgens de respondenten
Omid Reza Alizadeh
117
De toekomst van de bioscoop
IV.
Conclusies en conceptvorming
9.
Conclusies
Tot zover in dit onderzoeksverslag is door middel van een theoretisch vooronderzoek en een empirisch onderzoek getracht juiste informatie te verkrijgen om vervolgens antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag: Met welke nieuwe synergetische (belevenis)concepten binnen het thema Leisure, Retail en Design kunnen de bioscopen het aantal bezoekers verhogen? Hieronder zullen eerst de conclusies worden beschreven die getrokken kunnen worden aan de hand van het theoretisch- en empirisch onderzoek. Hiermee wordt een deel van de hoofdvraag beantwoord. Vervolgens zal in het volgende hoofdstuk aan de hand van de conclusies aanbevelingen worden gedaan in de vorm van nieuwe synergetische concepten. De onderzoeksvragen 3, 4 en 5 zullen worden beantwoord en daarmee zal de beantwoording van de hoofdvraag worden afgerond. Literatuur Het is duidelijk dat het dalende aantal bezoekers niet iets nieuws is en dus ook niet alleen van de afgelopen twee jaar. In de loop der jaren sinds de ontwikkeling van film en daarmee de bioscoop zijn door verscheidene trends het aantal bezoekers op jaarbasis gedaald/gestegen. Wat heel belangrijk is, is het feit dat het aanbod van soort films en hoe de bioscopen omgaan met de verschillende trends en ontwikkelingen op de markt heel belangrijk zijn om bezoekers te kunnen trekken. Volgens een aantal onderzoekers, vooral Pine & Gilmore, zijn we beland in een belevenismaatschappij. Ze beweren dat de consument enkel geprikkeld wordt door het bieden van belevenissen binnen de vrijetijdsbranche. Het bieden van belevenissen kan bijvoorbeeld door toepassing van synergetische voorzieningen/activiteiten die elkaar onderling moeten versterken ten behoeve van een positieve beleving en emotie. Of dit ook voor de bioscoopbranche geldt, zal op basis van verschillende conclusies binnen dit onderzoekskader worden beschreven. Bij de aanvang van dit onderzoek was aan de hand van literatuurstudie en de situatie binnen de bioscoopbranche (dalende aantal bezoekers) een hypothese opgesteld: De daling van het aantal bioscoopbezoekers van afgelopen jaren wordt voornamelijk door ontbrekende aantrekkelijke concepten veroorzaakt. Dit onderzoek berust dan ook op de die hypothese. Om de hypothese te kunnen toetsen, is door middel van een respondentenonderzoek de wensen en behoeften van bezoekers in kaart gebracht. Tevens zijn vijf bioscopen en één filmhuis op de bouwkundige aspecten en aangeboden concepten geanalyseerd en met elkaar vergeleken. Hiernaast is geprobeerd door middel van tweetal interviews inzicht te krijgen binnen de bioscoopbranche (commerciële bioscopen en filmhuizen). Respondentenonderzoek Om beter in te kunnen spelen op de wensen en behoeften van verschillende bezoekers binnen de bioscopen zijn de bezoekers onderverdeeld in plezierbezoekers en filmliefhebbers. Hieronder zijn de belangrijkste uitkomsten op een rijtje gezet: • Plezierliefhebbers vallen over het algemeen tussen de leeftijdscategorie 20-29 jaar en filmliefhebbers vertegenwoordigen een bredere leeftijdscategorie, 20-39 jaar; • Beide soorten bezoekers zijn tevreden over de film-, geluid- en zaalkwaliteit binnen de bioscopen; • De meesten vinden de prijzen van het entreekaartje duur; • Over het aanbod van etens- en drinkwaren zijn de filmliefhebbers tevreden. Aantal tevreden plezierbezoekers en plezierbezoekers die het aanbod slechts acceptabel vinden is even hoog; • Prijs etens- en drinkwaren duur tot zeer duur volgens respondenten; • Ook over de aangeboden service in de foyer zijn de bezoekers tevreden; • De sfeer in de foyer en in de zalen wordt positief beoordeeld;
Omid Reza Alizadeh
118
De toekomst van de bioscoop •
• • • • • •
Wat de bezoekers binnen de bioscopen missen aan voorzieningen wordt door de meeste bezoekers niet geantwoord of kiezen voor optie ‘anders’. Waarschijnlijk komen ze niets tekort en als ze wel iets te kort komen weten ze dat zelf in de eerste instantie ook niet te noemen. Wel weten ze café en restaurant te noemen als ontbrekende voorzieningen; De meeste bezoekers geven aan hun bezoek vooral met horeca te combineren, bezoekcombinatie met winkels en andere vrijetijdsvoorzieningen komt niet vaak voor; Bezoekcombinatie met horeca voornamelijk met café en restaurant; Bezoekcombinatie met winkels voornamelijk met kledingzaken en muziek/filmwinkels; Combinatie met andere vrijetijdsvoorzieningen is persoonsgebonden en is er geen vaste trend te noemen; Blijvende herinnering voornamelijk film; Beoordeling alle cases met een ‘goed’.
De bioscoopbezoekers (zowel filmliefhebbers als plezierbezoekers) zijn dus over het algemeen tevreden over de huidige bioscopen en behalve een café en/of restaurant missen ze geen andere essentiële voorzieningen binnen de bioscopen. De analyse van de resultaten bevestigt dat de aanwezigheid van horeca geen opvallend effect heeft als het gaat om de beoordeling van de bioscopen. Zowel de bioscopen met café en restaurant als de bioscopen zonder café en restaurant worden met een ‘goed’ beoordeeld. Het is zelfs zo dat als blijvende herinnering aan een bioscoop door de meerderheid de film wordt genoemd en niet het aanbod van voorzieningen (bijvoorbeeld café/restaurant). Goede films en de voorzieningen die ervoor zorgen de filmbeleving en bioscoopsfeer te verhogen, zijn belangrijk binnen de bioscopen. De onderstaande figuur geeft grafisch de uitkomst van de wensen en behoeften van de respondenten qua gewenste voorzieningen in combinatie met bioscoopbezoek aan. De dubbele pijlen geven het combinatiebezoek aan, bijvoorbeeld eerst naar de bioscoop en daarna naar een café of eerst naar een café en daarna naar de bioscoop.
Hoofdentertainment Bioscoop (film)
Horeca
Subentertainment Voorzieningen als bowling, Casino, poppodium
Café en restaurant
Retail Filmgerelateerde winkels Kledingzaken Wensen en behoeften bezoekers qua gewenste voorzieningen in combinatie met bioscoopbezoek Veel behoefte vanuit bezoekers, veel combinatiebezoeken Gemiddelde behoefte vanuit bezoekers, gemiddelde combinatiebezoeken Weinig behoefte vanuit bezoekers, weinig combinatiebezoeken
Omid Reza Alizadeh
119
De toekomst van de bioscoop De bezoekers combineren hun bezoek het meest met horecavoorzieningen als café en restaurant. Bezoekcombinatie met retail komt minder vaak voor en bezoekcombinatie met andere vrijetijdsvoorzieningen is heel laag. Indien de bezoek wordt gecombineerd met winkels worden vaak filmgerelateerde winkels en kledingzaken bezocht. Er is geen vaste trend te ontdekken bij bezoekers die hun bezoek met andere vrijetijdsvoorzieningen combineren. Het zijn persoonsgebonden activiteiten (bowlen, museum, poppodium, casino e.d.). De bovenstaande figuur verbeeldt ook de ontbrekende voorzieningen binnen de bioscopen. Horeca wordt het meest gemist binnen de bioscoop en andere vrijetijdsvoorzieningen het minst. Dat de bezoekers naast uitgebreide horecamogelijkheden geen andere essentiële voorzieningen binnen de bioscopen missen, wil echter niet zeggen dat ze niet interesse zouden hebben in nieuwe voorzieningen/activiteiten binnen de bioscoop. De meeste respondenten hebben aangegeven de bioscoop als een middagje/avondje uit te beschouwen. De meerderheid had de volgende argumentatie hiervoor: • Naar de bioscoop gaan lekker ontspannend, gezellig en rustgevend is (20); • Het een gezellige activiteit is die ik met vrienden onderneem (5); • Even lekker weg van huis (14); • Het is iets aparts en speciaal om heen te gaan, filmbeleving (14). Het is dus van belang dat bij de conceptvorming aandacht wordt besteed aan voorzieningen die het ontspanningsgevoel, gezelligheidsgevoel en de (film)beleving van de bezoekers verhogen. Aangezien het bezoeken van een bioscoop meestal door bezoekers gezamenlijk wordt ondernomen (met vrienden) is belangrijk om voorzieningen/activiteiten te bieden die het ‘samen weg zijn’ ondersteunen. Verder geven de meeste plezierbezoekers en filmliefhebbers aan langer in de bioscoop te willen blijven indien er andere voorzieningen/activiteiten worden aangeboden dan nu het geval is. Of ze ook vaker naar de bioscoop zouden willen gaan, wordt dat door de meeste plezierbezoekers ontkend. Percentage filmliefhebbers die wel behoefte heeft aan vaker terugkomen, is gelijk aan die filmliefhebbers die geen behoefte hebben aan vaker terugkomen. Het valt duidelijk op dat bovenstaande schema anders uitziet dan het schema van Beyard (1998). Het schema van Beyard is van toepassing op ‘Urban Entertainment Centers’. Alle drie de elementen ‘entertainment, dining en retail’ hebben onderling ook een synergetisch effect en worden door de bezoekers met elkaar gecombineerd. Bij de bioscopen blijkt het model van Beyard niet van toepassing te zijn. Dit komt door het feit dat de drie elementen in het model van Beyard een circulerend effect hebben zodat een ‘Urban Entertainment Centers’ kan ‘overleven’ door ontvangst van bezoekers die de verschillende branches uit behoefte en ten behoeve van plezier bezoeken en zelfs met elkaar combineren. De bioscoop en de bioscoopbezoeker zitten anders in elkaar. De bezoekers die een bioscoop bezoeken, beschouwen ‘naar de bioscoop gaan’ als de hoofdactiviteit. Daarbij horen een aantal behoeften die ze combineren met andere functies. Die functies hoeven dan niet met elkaar ook nog eens een synergie te vormen om de bioscoop functionerend te houden. Elk functie zal de bioscoop individueel ondersteunen. Verderop zal hier nog op in gegaan worden. Entertainment Experiential consumption Experience that is pleasurable yet ephemeral
Dining Literal consumption
Retail Acquisition consumption
Food of beverage to be consumed on the spot
Objects to take home for long-term or later enjoyment
Omid Reza Alizadeh
UEC consumption modes: Trinity of Synergy Bron: Beyard 1998, p. 31
120
De toekomst van de bioscoop Het is belangrijk dat de bioscopen zich zowel op filmliefhebbers als op plezierbezoekers richten. Het is duidelijk dat naast goede films de bezoekers niet echt weten wat ze anders binnen de bioscopen willen hebben. De filmliefhebbers zullen de bioscopen met regelmaat blijven bezoeken omdat ze in eerste instantie voor de film gaan. De filmbeleving binnen de bioscoop kan namelijk thuis of ergens anders niet gerealiseerd worden. Door betere voorzieningen en aparte concepten te ontwikkelen, gericht op deze doelgroep, zouden ze langer willen blijven en zelfs misschien nog vaker naar de bioscoop gaan. Plezierbezoekers bezoeken de bioscoop naast de film die ze willen zien puur voor het sociale aspect en dus om een ‘uitje’. Ze zouden wel langer willen blijven maar zeker niet vaker naar de bioscoop gaan. Al het andere nodige voorzieningen die ze nodig wensen te hebben, zouden ze vermoedelijk buiten de bioscoop bezoeken. Door middel van betere voorzieningen en concepten die gericht zijn op deze doelgroep, kunnen wellicht de bioscopen het ‘verlies’ (dat bezoekers niet vaker terug zullen komen) compenseren met langer blijven. Dus het feit dat de bezoekers meer zullen consumeren tijdens één bezoek. Het langer blijven en meer consumeren door filmliefhebbers tijdens één bezoek zal meer voordeel bieden. Het voordeel zou zelfs meer zijn omdat filmliefhebbers vanzelf al vaak een bioscoop bezoeken. Het gaat kortom toch altijd om de financiële bezorgdheid binnen de vrijetijdsbranche en zo ook binnen de bioscoopbranche. Dalende bezoekercijfers hoeven geen negatieve financiële gevolgen te hebben. Meer consumeren binnen de bioscoop door dezelfde bezoekers (meer inkomsten) kunnen het lage bezoekersaantallen (minder kaartverkoop) compenseren. Interviews Allebei de geïnterviewden, de heer Raaijmakers van Filmhuis Den Haag en de Heer Wolff Van Wolff Cinema Groep, geven aan dat het best moeilijk is om een onderzoek te doen naar de wensen en behoeften van bezoekers omdat ze het heel vaak zelf niet eens weten. Dat de filmhuisbezoekers gestegen zijn, wordt volgens Raaijmakers (2006) voornamelijk veroorzaakt doordat de bezoekers filmbewust geworden zijn. Ook zijn de filmhuizen de laatste jaren bezig geweest met uitbereiding en renovatie. Filmhuizen vertonen namelijk inhoudelijke films terwijl commerciële bioscopen voornamelijk blockbusters (commerciële films) vertonen. Volgens Wolff stelt de stijging van het aantal filmhuisbezoekers niet veel voor en deze kan niet vergeleken worden met de daling bij de commerciële bioscopen omdat de filmhuizen maar 5% van de markt in handen hebben. Wolff (2006) zegt zelfs dat de filmhuizen de laatste tijd last hebben van het feit dat ze geen blockbusters draaien. Daarom vertonen ze naast de inhoudelijke films ook steeds vaker commerciële arthousefilms. Raaijmakers wijst echter ook op het feit dat zelfs Pathé weet dat mensen filmbewuster geworden zijn en daarom ook PAC (Pathé Arthouse Cinema) heeft ingevoerd. Dit zijn films tussen blockbusters van commerciële bioscopen en de inhoudelijke films die de filmhuizen zelf presenteren. Verder geven allebei de geïnterviewden aan dat de filmhuizen en commerciële bioscopen onderling niet met elkaar concurreren. Allebei hebben verschillende doelen en hebben ook hun eigen vaste bezoekers. De heer Wolff gelooft zelf in de beleveniseconomie en daarmee het aanbod van belevenisconcepten. Zij zelf proberen om in hun toekomstige bioscopen belevenisconcepten toe te passen. Echter geeft hij wel aan dat film de belangrijkste factor is binnen de bioscoop en de rest van voorzieningen en concepten slechts een ondersteunende functie hebben. De hoofdfunctie binnen een bioscoop is films draaien en indien er weinig goede films beschikbaar zijn, zal het automatisch slechter gaan met de bioscopen. Ook Raaijmakers is hiermee eens. De meeste filmhuizen proberen naast het aanbod van goede kwaliteitfilms ook in te spelen op de sfeer binnen de filmhuizen. Daarom hebben bijvoorbeeld veel filmhuizen een eigen café en restaurant. Maar toch blijft de film de belangrijkste factor binnen de filmhuis- en bioscoopbranche. Toetsing hypothese Aan de hand van de beschreven conclusies hierboven kan worden geconcludeerd dat de hypothese niet waar is. De daling van het aantal bioscoopbezoekers wordt niet voornamelijk veroorzaakt door ontbrekende aantrekkelijke concepten. Filmaanbod is namelijk een leidende factor binnen de bioscoopbranche en daarin hebben de
Omid Reza Alizadeh
121
De toekomst van de bioscoop bioscoopexploitanten gelijk. Indien er geen goede films beschikbaar zijn om te vertonen zal automatisch het aantal bezoekers, zowel filmliefhebbers als de plezierbezoekers, afnemen. Allebei de doelgroepen gaan in de eerste instantie voor de film naar de bioscoop. Het is niet zo dat ze naar de bioscoop zouden gaan indien er geen leuke films draaien terwijl de bioscoop wel allerlei leuke voorzieningen/activiteiten biedt. Deze voorzieningen en activiteiten zouden de bezoekers dan buiten de bioscoop bezoeken. Nieuwe aantrekkelijke concepten zullen wel een ondersteunende synergetische functie hebben. Deze kunnen de verblijfsduur van de bioscoop verhogen. Dit blijkt uit het respondentenonderzoek. Zowel de meerderheid van de filmliefhebbers als de plezierbezoekers geeft aan langer te willen blijven na/voor de film indien er extra activiteiten/voorzieningen worden aangeboden. Nieuwe concepten kunnen echter geen garantie zijn voor een herhalingsbezoek (volgens het respondentenonderzoek) omdat de film leidend is voor een herhalingsbezoek Een synergetisch model Het is duidelijk dat het medium film de belangrijkste factor binnen de bioscoop is en dat ook grotendeels daarmee de bezoekersaantallen samenhangen. De filmliefhebbers gaan voornamelijk voor de film naar de bioscoop maar ook de plezierbezoekers zijn filmgeïnteresseerd en gaan naar de bioscoop voor een ‘uitje’ indien er in de eerste instantie een leuke film draait die ze willen zien. Ze zullen niet naar de bioscoop gaan indien er geen leuke films draaien. Wel zullen ze positief reageren (langer blijven) indien er naast de film andere voorzieningen zijn die het ‘uitje’ ondersteunen. Daarvoor is functiesynergie binnen de bioscopen zeer van belang. Dus naast horeca kunnen retail en subentertainment (activiteiten gericht op plezier en vermaak) een toegevoegde waarde hebben voor de bioscoop. Dit is dan de basis voor synergetische innovatieve concepten. Dit kan als volgt worden weergegeven.
Hoofdentertainment Bioscoop (film)
Horeca Café, bar en restaurant
Subentertainment Plezier en vermaak in de vorm van optredens, games, e.d.
Retail Filmgerelateerde winkels: Kledingzaken, gadgets, e.d.
Toegevoegde waarde van horeca, retail en subentertainment binnen de bioscopen, conform eigen onderzoek Basisbehoefte bezoekers, hoge toegevoegde waarde voor bioscopen Extra voorzieningen/activiteiten, ten behoeve van langere verblijfsduur en beleving
Het schema op bladzijde 119 geeft de combinatiebezoeken en de behoefte vanuit de bioscoopbezoekers weer. Het bovenstaande schema is een afgeleide van dat schema. Horeca speelt conform het onderzoek in ieder geval een belangrijke rol en op de film na is horecavoorziening de belangrijkste behoefte van de bezoekers tijdens het bezoeken
Omid Reza Alizadeh
122
De toekomst van de bioscoop van de bioscoop. Retail en subentertainment worden, zoals aangegeven in het schema, minder gecombineerd met bioscoopbezoek. Echter hebben de bezoekers aangegeven bereid te zijn langer in de bioscoop te blijven indien er extra activiteiten en voorzieningen worden aangeboden. Het is dus van belang om daarop in te spelen en ook retail en subentertainment naast horecavoorzieningen mee te nemen in de conceptvorming. Het is van belang dat de drie functies binnen de bioscoop de bioscoop ondersteunen en niet andersom. Vandaar dat de pijlen in één richting aangegeven zijn. Film de belangrijkste factor op het wel of niet bezoeken van een bioscoop. De bovengenoemde synergetische model zou als volgt uit komen te zien als de filmproducer in het schema toegevoegd wordt.
Producent Aantrekkelijke films
Hoofdentertainment Bioscoop (film)
Horeca Café, bar en restaurant
Subentertainment Plezier en vermaak in de vorm van optredens, games, e.d.
Retail Filmgerelateerde winkels: Kledingzaken, gadgets, e.d. Synergetisch model: bioscoop en de toegevoegde waarde van film, horeca, retail en subentertainment
De filmproducent heeft een hoge toegevoegde waarde voor de bioscopen indien er leuke en kwalitatief hoogwaardige films worden geproduceerd. Daarmee zouden dan meer bezoekers de bioscopen bezoeken. Maar ook de bioscopen hebben een toegevoegde waarde voor de producent. De producent wil natuurlijk dat haar films in de best beschikbare omgeving (aantrekkelijke bioscopen) worden vertoond. Door het aanbod van concepten berust op horeca, retail en subentertainment bestaat de mogelijkheid om aantrekkelijke bioscopen te creëren. Hiermee ontstaat dus een synergetisch effect tussen de bioscoop en de filmproducer die de belangrijkste factor, de film, binnen de bioscopen in handen heeft. Conceptualisering De filmhuizen richten zich meer tot de wensen en behoeften van bezoekers. Aangezien de meeste bezoekers (zowel filmliefhebbers als plezierliefhebbers) het vooral om de film gaat, organiseert het filmhuis ook activiteiten op het gebied van film. Maar ook op de juiste manier daarop inspelend door middel van vermaak (muziek, thema-avonden), probeert het filmhuis steeds meer bezoekers aan zich te binden en ook herhalingsbezoeken van dezelfde bezoekers te bevorderen. Op dit gebied zouden de bioscopen veel van de filmhuizen kunnen leren. Het is dus belangrijk dat de bioscopen
Omid Reza Alizadeh
123
De toekomst van de bioscoop meer bieden naast de hoofdactiviteit film. Dat de bioscopen misschien wel multifunctioneel moeten worden met film (entertainment) als hoofdactiviteit en retail, horeca en subentertainment als ondersteunende voorzieningen is wel voor de hand liggend. Het is wel van belang dat deze functies onderdeel worden van een bioscoop en niet de bioscoop onderdeel van die functies. De heer Wolff (2006) zegt tijdens het interview dat bioscopen die onderdeel zijn van andere voorzieningen niet goed kunnen functioneren. Om goede (belevenis)concepten te bedenken is belangrijk om creativiteit voorop te stellen. Met creativiteit worden de eigen innovatieve ideeën van de bedenker bedoeld die tot stand komen zonder welke beperking dan ook. Om alleen maar op de wensen en behoeften van bezoekers af te gaan, zullen er geen bijzondere concepten ontstaan. Dit wil niet zeggen dat de wensen en behoeften van de bezoekers niet van belang zijn, in tegendeel. Het vormt de basis voor betere concepten. Zoals gezegd, weten heel vaak de bezoekers niet eens wat hun eigen wensen en behoeften zijn omdat ze daar misschien niet serieus of lang genoeg over nadenken tijdens de ondervraging. Op het moment dat de bezoekers iets (lees voorzieningen/activiteiten) voorgeschoteld krijgen, kunnen ze pas oordelen of het wel of niet aantrekkelijk en interessant voor ze is. Dus de combinatie van de wensen en behoeften van bezoekers met eigen creativiteit is een must. Disney bedenkt bijvoorbeeld haar concepten door combinatie van ‘onder de mensen te zijn’ en eigen creativiteit. Met dit in het achterhoofd zal hier een nieuw concept worden aanbevolen aan bioscopen met als basisprincipe de wensen en behoeften van bezoekers in combinatie met nieuwe creatieve concepten. Het volgende dient te gebeuren: • Bioscoopbezoek dient meer dan alleen het bezoek aan een film te zijn (een totaalervaring door middel van ondersteunende functies); • Bioscoopbezoek voor bezoekers aantrekkelijk maken door in te spelen op de behoefte aan beleving (door middel van juiste en aantrekkelijk design); • De meerwaarde van de bioscoop promoten in plaats van thuis film kijken (filmbeleving op het witte doek). Aandacht voor Design Bij de conceptvorming is aandacht voor design van groot belang. Zowel het interieur als het exterieur van de bioscoop speelt een belangrijke rol ten behoeve van de aantrekkelijkheid van de bioscoop en de emoties die de bezoeker moet ondergaan. Het exterieur van de bioscopen moet herkenbaar zijn voor de bezoekers en dus eigenlijk moet het een ‘eyecatcher’ zijn in zijn omgeving. Dit kan door middel van reclame maar ook de vorm van het gebouw en de toegepaste materialen. Ook het interieur is van belang. Het interieur dient zoveel mogelijk op de film gericht te zijn om op deze wijze de bioscoopervaring te verhogen. De inrichting baseren op een bepaald filmthema is een voorbeeld. De bezoeker moet niet langer meer gezien worden als een koper van producten en diensten, maar als iemand met verlangens, gevoelens en een eigen persoonlijkheid. Naast de vraag van de bezoekers naar een bepaald aanbod gaat het ook om een specifieke dynamische positionering van het merk waar een consument zich mee wil en kan identificeren. Design gaat dus niet om communicatie van de consument en de onderneming door middel van een prijskaartje maar om de communicatie tussen de ruimte (in dit geval de bioscoop), het product/dienst (de film en het aanbod van andere voorzieningen/activiteiten binnen de bioscoop) en de bezoekers. Design beïnvloedt als het ware het gedrag van bezoekers: in dit geval het wel of niet bezoeken van een bioscoop. Design is dus een symboliek, die de emotionele en instrumentele waarden van een onderneming positief verbeeldt en tastbaar maakt: het verleidt en suggereert dat er meer is. In hoofdstuk 10.3 wordt hier nog nader op ingegaan door middel van aanbevelingen in de vorm van concepten.
Omid Reza Alizadeh
124
De toekomst van de bioscoop
10.
Aanbeveling nieuwe synergetische concepten
In dit hoofdstuk worden in de achtereenvolgende paragrafen de derde, vierde en de vijfde onderzoeksvraag beantwoord aan de hand van de conclusies: 3. Tot welke nieuwe concepten leiden de wensen en behoeften van bezoekers? 4. Welke nieuw te bedenken innovatieve concepten kunnen de aantrekkelijkheid van een bioscoop bevorderen? 5. Hoe kunnen de voorzieningen binnen de bioscoop het beste worden vormgegeven qua design om de aantrekkelijkheid van de bioscoop te bevorderen?
10.1 Concept conform wensen en behoeften bezoekers De grote meerderheid van de respondenten geven aan geen bijzondere voorzieningen te missen binnen de bioscoop behalve een café en/of restaurant. Heel simpel kan de volgende basisconcept worden aangedragen: Horecavoorziening Aanbod van functionele en aantrekkelijke horecavoorzieningen. Door integratie van een café en restaurant wordt de synergie binnen de bioscoop bevorderd. De bezoekers kunnen voordat de film begint iets komen drinken en na de film langer blijven om na te praten onder genot van eten en drinken. Café kan worden gericht op de filmliefhebbers en restaurant op plezierbezoekers. Dit bevordert het middagje/avondje uit van de plezierbezoekers. Het is wel van belang dat er aandacht wordt besteed aan design van café en restaurant en dat er niet zo maar een standaard iets wordt aangeboden. Integreren van themarestaurants en themacafés om plezier te creëren bij het nuttigen van maaltijden is innovatief. Op deze wijze wordt het nuttigen van maaltijden niet meer ervaren als een ‘must’ maar als een vrijetijdsbesteding en dat binnen de bioscoop. In paragraaf 10.3 wordt hierop nader ingegaan. Het aanbod van een bijzondere horecavoorziening is het basisconcept die de bioscopen op basis van de wensen en behoeften van bezoekers kunnen toepassen. Het café en het restaurant zullen de beleving, naast de filmbeleving, verhogen en dat is nodig nu de beleveniseconomie een steeds belangrijkere rol speelt op verschillende gebieden binnen de vrijetijdsbranche. Echter is er meer nodig om de algemene beleving naast de filmbeleving binnen de bioscopen te verhogen en daarmee de emotie van de bezoekers positief te prikkelen. Om de beleving voor en of na de film te verhogen, zijn er innovatieve concepten nodig. De bezoekers weten vaak zelf niet te noemen wat ze wensen. Dit wil echter niet zeggen dat ze niet positief zullen reageren op nieuwe innovatieve concepten.
10.2 Innovatieve concepten In deze paragraaf zullen innovatieve concepten worden aangedragen. De verschillende concepten hebben betrekking op horeca, retail en subentertainment die samen als ondersteunende synergetische functies moeten fungeren. Bij elk concept is vermeld om wat voor soort belevenis het gaat. De volgende onderzoeksvraag zal worden beantwoord. Welke nieuw te bedenken innovatieve concepten kunnen de aantrekkelijkheid van een bioscoop bevorderen?
Omid Reza Alizadeh
125
De toekomst van de bioscoop Horeca Horeca speelt een belangrijke rol binnen de bioscoop. Allereerst omdat de behoefte van mensen om eten en drinken altijd aanwezig zal zijn. Dit is ook naar voren gekomen uit het respondentenonderzoek. Ten tweede is het nuttigen van eten en drinken een plezierige activiteit voor mensen. Bij de bioscopen kan horeca in de vorm van impulsdining en entertainmentdining goed toegepast worden. Impulsdining Bij impulsdining gaat het om ‘verleidelijke’ etenswaren. Deze etenswaren, zoals snoep en snack, zijn bedoeld om direct mee te nemen en op te eten. Dit kan worden gerealiseerd door aanbod van uitgebreid selfservicebuffet en/of bedieningsbuffet met een gevarieerd aanbod (alcoholische- en non-alcoholische drank, snoep, chips en warme hapjes e.d.). Dit is niet bij alle huidige bioscopen het geval. Deze dienen dan ook wel op de verschillende verdiepingen te worden opgenomen en niet alleen maar in de foyer. De mensen moeten het impulsief kunnen kopen.
Voorbeeld van impulsdining, selfservicebuffet van Pathe De Kuip
Entertainmentdining Bij dit soort horecagelegenheden gaat het om het hebben van plezier en vermaak. Deze dient wel een themacafé of themarestaurant te zijn voor voldoende beleving. Het café en/of het restaurant worden ingericht volgens een bepaald filmthema wat in die maand in de bioscoop draait. Het gaat om het bieden van een speciale ervaring aan bezoekers: het interieur, de verlichting, de muziek, en zelfs het eten volgens een bepaalde thema. Een interessant en aantrekkelijk thema kan bijvoorbeeld die van de film ‘Pirates of the caribean’ zijn. Het restaurant kan dan worden ingericht als een groot schip. Er kunnen kleine bootjes worden opgenomen die als de tafels en stoelen fungeren. Netten, nepvissen en orka’s kunnen voor extra beleving zorgen en er moeten dan alleen maar ‘seafood-maaltijden’ worden aangeboden. Dit is een voorbeeld van ontsnappingsbelevenis. Enkele voorbeelden van dergelijke themarestaurants en design ervan worden in de volgende paragraaf 10.3 gegeven. Retail Hierbij gaat het om meer beleving te creëren door merchandising gericht op film. Te denken valt bijvoorbeeld aan de verkoop van allerlei ‘Star Wars’ producten bij het vertonen van een nieuwe episode van ‘Star Wars’, van een soundtrack CD bij een nieuwe James Bond film of Walt Disney strips en andere Merchandise-producten bij een nieuwe Disney film. Het gaat om het inspelen op de emotie van het moment. Hieronder worden enkele innovatieve concepten op het gebied van retail voorgesteld. Giftshops Aanbod van allerlei artikelen voor jong en oud zoals gadgets, tekenfilmpoppetjes, leuke sieraden voor jonge meisjes en nog veel meer. Een voorbeeld hiervan is de winkel van Disney met allerlei producten van eigen merk. Hiervan kan gebruik worden gemaakt door een Disney winkel op te nemen in de bioscoop die Disney artikelen (gericht op Disney tekenfilms voor kinderen) verkoopt. (esthetieke belevenis)
Omid Reza Alizadeh
126
De toekomst van de bioscoop
Giftshop aan board van minicruise ‘Pride of Hull’
Parfumerie Een knusse parfumerie die enkel geurtjes van bekende acteurs/actrices en zangers/zangeressen promoot en verkoopt. Veel Amerikaanse Hollywood acteurs en zangers hebben namelijk tegenwoordig zelf een eigen ‘geurlijn’, zoals Jeniffer Lopez en Sarah Jessica Parker. (esthetische belevenis)
Parfumeriezaak aan board van minicruise ‘Pride of Hull’
Boekhandel Door aanbod van boeken die reeds verfilmd zijn of boeken waarvan er bekend is dat ze zullen worden verfilmd, wordt er ingespeeld op de belangstelling van filmliefhebbers. Tevens kunnen biografieën en levenverhalen van bekende acteurs worden aangeboden. Ook boeken op het gebied van cinematografie en de technische ontwikkelingen binnen de filmbranche, bijvoorbeeld uitleg over bepaalde specialeffects, kunnen interessant zijn. (lerende belevenis) Film- en muziekwinkel Aanbod van filmgerelateerde voorzieningen zoals een film- en muziekwinkel. De bezoekers kunnen dan films en muziek kopen. Maar de mogelijkheid om oudere films te huren moet er ook zijn. (ontspanningsbelevenis) Speciale kledingzaken Leuke kledingzaak waar men T-shirts, broeken, petten en dergelijke kan kopen met daarop de foto van een bekende acteur, de scène uit een bepaalde film en dergelijke. (esthetische belevenis) Kappersalon Het is leuk om een kleine en knusse kappersalon op te nemen waarbij de bezoekers voor een totale haarmetamorfose kunnen kiezen. Door een ‘haarmodeboek’ waarin alle acteurs van de recente films in zijn opgenomen, met een bepaald haarmodel, kunnen de bezoekers kiezen om netzo als hun favoriete acteur/actrice te worden geknipt. (esthetische- en ontspanningsbelevenis)
Omid Reza Alizadeh
127
De toekomst van de bioscoop (Sub)entertainment Film is hoofdentertainment binnen de bioscopen. Daarom is het allereerst belangrijk om goede filmtitels te vertonen gericht op verschillende leeftijdsgroepen, zoals tekenfilms voor kinderen, actie, komedie, horror voor jongeren en meer inhoudelijke films voor de oudere bioscoopbezoekers. Hiermee kunnen verschillende doelgroepen worden aangetrokken. Hieraan kan worden gedacht aan organiseren van thema-avonden. Naast de film is belangrijk (voor goede sfeer, beleving en verblijfsduur) dat er andere soorten entertainment wordt aangeboden voor aanvang van de film en na de film. Hieronder worden een aantal concepten op dit punt voorgesteld. Ambient entertainment ‘Ambient entertainment’ is een passieve maar een sterke manier om bezoekers te trekken. Deze vorm van entertainment dient de stemming van de bezoekers te prikkelen. Hierbij kunnen we denken aan: • Design en het manier van ontwerpen in een bepaalde stijl (esthetische belevenisdomein); • Om alles precies op elkaar te laten aansluiten, qua voorzieningen als personeel, de medewerkers (barkeepers, operateurs, en service personeel) kleden als personages in een film of volgens een bepaald thema, denk bijvoorbeeld aan Disney figuren (amusementsbelevenis); • Gratis optredens zoals concerten/livemuziek (amusemtensbelevenis); • Tentoonstellingen (lerende- en ontsnappingsbelevenis); • Internetmogelijkheden (ontsnappingsbelevenis). Impulse entertainment Dit is een vorm van vermaak (impulsief vermaak) waarbij de mogelijkheid bestaat voor spontane ervaringen tegen betaling. De kenmerken van ‘impulse entertainment’ zijn als volgt: ze zijn maar kort van duur, de mogelijkheid om de ervaring te beleven is vaak en doorlopend. Enkele voorbeelden die als ‘impulse entertainment’ binnen de bioscopen kunnen fungeren: • Karikatuurtekenaars gebaseerd op een filmthema (esthetische belevenis); • Gamecorners voor kinderen (ontsnappingsbelevenis); • Pooltafels en tafelvoetbal in bijvoorbeeld het café (ontsnappingsbelevenis); Destination entertainment Bestemmingsvermaak kan een belangrijk onderdeel zijn binnen de bioscopen om langer blijven, te stimuleren en eventueel herhalingsbezoeken te bevorderen. Hierbij kunnen de bioscopen denken aan: • Culturele activiteiten die bij de films of de filmwereld aanleunen (lerende belevenis); • Lezing voor of na de film over de film zelf, uitnodigen van regisseurs en acteurs/actrices (lerende belevenis); • Activiteiten georganiseerd met betrekking tot de film, bijvoorbeeld quizavonden met cadeautjes (amusemten- en ontspanningsbelevenis); • Cinema-2000: Cinema 2000 is een bijzondere bioscoopvorm die in de jaren 70 opkwam. Later werd dit ook bekend onder cinema-3D. Er zijn in de zaal geen stoelen en men moet staan en kijken naar een groot scherm. De korte films (circa een kwartier) zijn spannende situaties, bijvoorbeeld een achtervolging in de auto, of zwemmen tussen de haaien, zitten in een achtbaan en dergelijke gebeurtenissen. Het geeft men een gevoel als of men echt zelf in de auto zit met de achtervolging en alsof men zelf tussen de haaien zwemt. Men staat dus in een bioscoopzaal maar heeft het gevoel dat ze bijvoorbeeld in een achtbaan zitten, als er een achtbaanfilm wordt gedraaid (amusementsbelevenis);
Omid Reza Alizadeh
128
De toekomst van de bioscoop •
•
IMAX 6 3D voorstellingen: dit is een moderne versie van cinema-2000. Dit wordt mogelijk gemaakt door een combinatie van de krachtige IMAX 3D projector, die twee films in IMAX formaat projecteert op een speciaal ontworpen scherm, en speciale gepolariseerde IMAX 3D brillen die de beelden scheidt voor het linker- en rechteroog. Het resultaat is een indrukwekkende drie dimensionale cinematografische ervaring waarbij het scherm verdwijnt en de film virtuele realiteit wordt. (amusementsbelevenis); Speciale nachtvoorstellingen voor jongeren met mogelijkheden voor een ‘danceparty’ (een danszaal) na de film (ontspannings- en amusementsbelevenis).
10.3 Toepassing van design binnen de bioscopen Na de bestudeerde literatuur over (interieur)design en de aspecten die daar bij horen, is in het kader van dit onderzoek, conceptvorming voor de bioscopen, van belang om een koppeling te leggen met de bioscopen. In deze paragraaf zal antwoord worden gegeven op de vijfde en tevens de laatste onderzoeksvraag: Hoe kunnen de voorzieningen binnen de bioscoop het beste worden vormgegeven qua design om de aantrekkelijkheid van de bioscoop te bevorderen? Ik heb al een aantal keer in dit rapport opgemerkt dat bioscoopbezoekers tegenwoordig meer verwachten van een bioscoop dan vroeger. Ze willen van een bioscoop een ‘uitje’ maken in plaats van alleen naar de film. Roderick Hönig (2000) zegt het volgende hierover: “The calling card of the contemporary cinema is the physical image it presents. Going to the movies has become more than a 110-minute-long flood of images… Moviegoers want to be immersed in a different world before and after the film as well. The public is satisfied only when the total experience is unforgettable” [Baker et. al. 2002, p. 2]. Baker beweert dus dat de bezoekers alleen tevreden kunnen zijn indien het totale plaatje van ervaringen compleet is. Het is wel waar dat bezoekers naast de film ook andere voorzieningen, zoals voornamelijk horecavoorzieningen, verlangen. Toch blijft de film conform de resultaten van het empirisch onderzoek de belangrijkste factor. Een goede film zorgt voor een positieve beleving van de bezoekers en andersom. Het is duidelijk naar voren gekomen uit het respondentenonderzoek dat de blijvende herinnering aan de bioscoop voornamelijk de film is en dus niet het aanbod van voorzieningen en/of de sfeer binnen de bioscoop. Dat zijn meer ondersteunende functies die de emotie en de ervaringen van de bezoekers nog iets positievers kunnen beïnvloeden. Indien er geen aantrekkelijke films worden vertoond dan hebben de andere functies binnen de bioscoop geen invloed op het ‘total experience’ van de bezoekers. Bioscoopontwerpen zullen in de komende jaren geleidelijk (moeten) veranderen. Dit komt omdat de wensen en behoeften van de bezoekers door allerlei ontwikkelingen op de markt veranderen. De vraag van bezoekers in hoge mate naar comfort, betere faciliteiten en technische hoogstandjes stijgt. De volgende aspecten zijn van belang bij het ontwerpen van een bioscoop: • Allereerst is interieur een verderzetting van de architectuur van het gebouw; • Bij de interieurafwerking worden designelementen steeds verwerkt in ‘bedrijfsnuttige’ elementen. Dus nooit een decoratie om de decoratie, maar een object dient verschillende functies tegelijk te combineren: bijvoorbeeld een hoge vlag in de foyer dient enerzijds als signalering, en anderzijds als akoestisch scherm; • De architectuur van een bioscoop dient het programma (namelijk een bioscoop) te ondersteunen of zelfs versterken. Dus geen bioscoopinrichting dat een herinnering oproept van een kantoor; 6
IMAX (l’Image Maximale, Maximum Image). Kenmerkend voor IMAX is dat de film wordt geprojecteerd op enorm grote beeldschermen. De gemiddelde afmetingen van rechthoekige IMAX schermen zijn 22 meter breed bij 16 meter hoog. Er zijn ook IMAX schermen van 30 meter hoog. Deze afmetingen zijn in vergelijking met de schermen in bioscopen enorm groot [www.omniversum.nl, dd. 10-11-06].
Omid Reza Alizadeh
129
De toekomst van de bioscoop •
Aangezien een bioscoop volledig werkt met licht (projectie van een negatief beeld naar een positief beeld), dient veel aandacht te worden besteed aan de verlichting in de foyer en zalen (zowel kunst- als natuurlijke verlichting). Dankzij de nieuwe led-technologie is alles denkbaar. [Architect van Wolff Cinema Groep]
Designelementen kunnen emoties oproepen bij de bezoekers (vrolijk, humor, respect etc.). Belangrijk is dat men bezoekers al vanaf de foyer het gevoel geeft dat ze in een andere mooie wereld zijn, waar het aangenaam vertoeven is, en bovenal veilig. Zonder te overdrijven (de architect doelt op Disney), en zonder te chockeren. Er wordt immers op een grote doelgroep gemikt, tussen 6 en 66 jaar. De architect van Wolff Cinema Groep zegt het volgende: “Onderschat nooit je publiek, is een gouden regel die we toepassen. Geef dus je publiek een mooi gebouw en uitstekende service (voldoende kassa's en dus geen wachtrijen, gekoelde en verwarmde ruimtes, ruimte, luxueuze afwerking, akoestische demping, perfect beeld en geluid, enz.), en zij belonen je door geen vandalisme te plegen, en trouwe klanten te worden.” Volgens de architect zullen de bioscopen die niet aan deze eisen voldoen steeds onaantrekkelijker worden voor de bezoekers. De Nederlandse bioscopen zijn meestal gebouwen met weinig tot geen reclame. De bioscopen moeten zich kunnen onderscheiden van de omringende bebouwing. Het toepassen van grote reclames die op straat een ‘eyecatcher’ zijn, zijn zeer nuttig en aantrekkelijk. Het moet duidelijk voor iedereen herkenbaar zijn dat het om een bioscoop gaat. Het gebouw en de reclames moeten de mensen uitnodigen naar binnen te gaan. Hieronder is een voorbeeld te zien van een bioscoop in Parijs. Het is goed te zien dat ze door middel van veel en grote opvallende reclames de nadruk willen leggen dat een bioscoop is.
Voorbeelden van bioscoopreclame, UCG bioscopen te Parijs, Champs Elysee
Zoals in hoofdstuk 5 behandeld, zijn kleurtoepassingen naast andere designelementen binnen een ruimte van groot belang. Het is belangrijk aandacht te schenken aan kleurgebruik bij verschillende onderdelen. Hench (2003), van Disney, zegt dat kleuren net als muziek voor plezier kunnen zorgen. Kleuren zijn mysterieus en prachtig. Kleuren worden doelbewust gebruikt om de emoties in de positieve zin te beïnvloeden. Kleuren worden op een wijze met elkaar toegepast dat de aandacht van de bezoekers moet trekken, kortom de kleuren moeten de bezoekers uitnodigen om zich thuis te voelen in Disneyland. Met gevarieerd kleurgebruik wordt getracht om romantische, dramatische en speelse sferen te creëren. [Hench 2003, p. 103, 104]
Omid Reza Alizadeh
130
De toekomst van de bioscoop Juiste kleurcombinatie binnen de bioscopen kunnen verschillende doeleinden hebben waarmee de belevenis van bezoekers positief wordt beïnvloedt: • Kleuren als een verhaalvertellend element (plaats en tijd): combinatie van kleuren helpt de stemming van bezoekers te prikkelen door bijvoorbeeld toepassen van emotionele tonen. Mensen hebben bij kleuren bepaalde ervaringen die ze meenemen naar een bepaalde plaats en tijd; • Kleuren om de gasten te verwelkomen: door middel van kleuren kunnen de bioscopen hun bezoekers laten zien dat ze bijzonder zijn. Door combinatie van aparte aantrekkelijke kleuren kunnen de bezoekers worden verwelkomd. Warme kleuren zetten bezoekers aan denken en voelen. Koude kleuren hebben een wat negatievere effect. Het is belangrijk te zorgen voor een juists balans tussen de koude en warme kleuren; • Kleuren die bij de bezoekers herkenning oproepen: toepassing van een bepaald thema vereist ook een bepaald kleurenschema. De kleuren moeten zodanig worden uitgekozen dat ze passen in hun omgeving. Bezoekers moeten gemakkelijk verbanden kunnen leggen met thema’s die ze kennen van bijvoorbeeld films; • Kleuren om identiteit vaststellen: kleuren kunnen zondanig worden toegepast dat bij bezoekers een herkenning optreedt. Bijvoorbeeld door elke zaal of verdieping in de bioscoop een verschillende kleur te geven, weten de bezoekers waar ze zich precies bevinden binnen het gebouw. De activiteiten kunnen dus worden geassocieerd met een kleur voor een duidelijke herkenning; • Kleuren die stemmingen vastleggen door creatie van sensatie: door te spelen met kleuren en schaduw ontstaat een sensationeel beeld en sfeer (eng, speels, grappig, plezierig etc.); • Kleuren versterken de illusie van de realiteit: met kleuren kan een ruimte modern of zelfs klassiek worden weergeven. De realiteit wordt anders weergegeven; • Kleuren als spel en theater: kleuren die een theatrale omgeving creëren; • Kleuren bevorderen de spanning van ongeloof: kleuren die een sterke contrast bieden. Deze kleuren kunnen bijvoorbeeld worden toegepast op verdiepingen en in zalen waarin horror films worden vertoond; • Kleuren die ‘specialeffect’ mogelijk maken. Kortom kleurcombinaties kunnen wonderen doen en vooral de bezoekers aangenaam verrassen. Hieronder zullen een aantal voorbeelden volgen van bijzondere kleurrijke themacafés en themarestaurants, aangezien de horecagelegenheid binnen de bioscoop een bijzondere ondersteunende functie moet vervullen. Hiermee worden de hierboven genoemde punten duidelijk gemaakt. Op een soortgelijke wijze zouden het café en het restaurant en zelfs andere functies en gebieden binnen de bioscopen (bijvoorbeeld de zithoeken en foyer) kunnen worden vormgegeven. The Red Sea Restaurant Een mooi voorbeeld van een themarestaurant qua design is het onderwater restaurant in Israël. Het restaurant, gebouwd in de Rode Zee, heeft een interieur met de weerspiegeling van het leven in de zee. Het lijkt erg Disney-achtig. Zo een soort concept zou bijvoorbeeld heel goed bij bioscopen toegepast kunnen worden om de Disneyverfilmingen te versterken en een compleet verrassende belevenis aan zowel de kinderen als de oudere bezoekers te bieden. Er zijn voornamelijk vrolijke warme kleuren toegepast. Het interieur (lampen, stoelen, tafels en zelfs de kolommen) is in de vorm van onderwater wezens uitgevoerd en versierd.
Omid Reza Alizadeh
131
De toekomst van de bioscoop
Vloeren uitgevoerd als ‘zand’
Zeekoralen als verlichting
Weerspiegeling van verlichting in vloer
Stoelen ontworpen als octopussen
Het restaurant biedt spectaculaire beelden van de marinewereld met vissen, koralen en octopussen aan. De vloer van het restaurant is zodanig uitgevoerd alsof er een zandvloer ligt (zoals de bodem van de zee). Tevens is er veel aandacht besteed aan verlichting, het in balans brengen van het koude blauwe zeewater met oranje, geel en rode verlichting. [Ryder 2002, p. 49-52]
Budha Bar In Parijs, New York en Dubai is op basis van een nieuw concept een bar en een restaurant opgezet. Het concept berust op de Chinese Budhaleer. De bar en het restaurant worden volledig in Chinese sferen ingericht met grote budhabeelden die een overweldigende indruk moeten achterlaten. Zo een thema zou ook best bij de bioscopen kunnen worden toegepast tijdens de themaweken. De budhabar wordt donker ingericht en voornamelijk met kaarsen verlicht, dit om een budhatempel na te bootsen. [Ryder 2002]
De bar
Het restaurant
Dit zelfde kan ook met andere thema’s. Bijvoorbeeld ‘1001 nacht’ thema met een oosters tintje.
Omid Reza Alizadeh
132
De toekomst van de bioscoop Shu Bar Milaan
In Milaan bestaat een bar/restaurant in de Egyptische stijl met uiterst modern uitgevoerde binneninterieur. Intrigerend restaurant met design die in de stijl van een sciencefiction filmset vormgegeven is. Twee enorme gouden glasvezelhanden steunen, in de vorm van Egyptische god ‘Shu’, het hoge plafond. De vloer is van hars die met uiterst kleine chroomtegels verrijkt is. De moderne sfeer wordt door een permanent groen licht versterkt die de witte binnenwanden en het meubilair verlicht.
Bron: www. images.acclaimimages.com, dd. 5-11-06
De kleuren groen, zwart en wit zorgen ervoor dat het geheel modern/strak en tegelijkertijd levendig (vanwege de groene kleuren) op de bezoeker overkomt. Het zit er erg futuristisch uit. Dit is weer een mooi voorbeeld van een bijzonder concept toegepast bij een bar/restaurant. [Ryder 2002, p. 32-36]
10.4 Een bijzonder concept Alle bovengenoemde concepten kunnen de beleving van de bioscoopbezoeker extra stimuleren naast de hoofdbelevenis film. De concepten toegespitst op de drie functies horeca, retail en subentertainment verhogen ieder voor of na de film (lees buiten de zaal) de beleving binnen de bioscoop. Er bestaat de mogelijkheid om de bezoekers ook binnen de zalen positief te prikkelen. Dit gebeurt in de eerste instantie natuurlijk via de film. Echter kan de beleving binnen de zaal ook door middel van de combinatie film met horeca (basisbehoefte bezoekers) en subentertainment worden verhoogd. Met dit in gedachte heb ik een concept bedacht die bij één of meerdere zalen binnen de bioscoop toegepast kan worden. Het basisidee van dit concept is afgeleid van het Amerikaanse concept ‘Dinner theaters’. Het betreft een zaal met twee niveaus zodat de bezoekers in de zaal niet in elkaar zichtveld zitten. De bezoekers zullen in tegenstelling tot de gewone zalen niet in rijtjes zitten maar om een tafel met stoelen richting het scherm (receptie opstelling). Dit zorgt voor een gezellige sfeer omdat de bezoekers de mogelijkheid hebben om elkaar aan te kijken en zachtjes met elkaar te praten. Verder dient in de zaal een bar te worden opgenomen zodat de bezoekers geserveerd kunnen worden voor-, tijdens- en na de film. Door opname van een podium bij het scherm kunnen de bezoekers voor de aanvang van de film worden geamuseerd met livemuziek en ander soort vrolijke optredens. Op deze wijze ontstaat een ontspannende, gezellige middagje/avondje film in een multifunctionele zaal met veel vermaak. Bezoekers die hieraan behoefte hebben, kunnen hiervoor een kaartje halen. Hiermee wordt voor gezorgd dat alleen bezoekers die een dergelijke voorziening wensen ten behoeve van een compleet ‘uitje’ in de zaal zitten. Tevens kan de zaal ook voor andere doeleinden gebruik worden gemaakt zoals een galapremière. Door voldoende ruimte op te nemen in de voorzijde van de zaal kan een dansvloer worden gecreëerd. De dansvloer kan ook worden toegepast voor een discoavond voor jongeren na de late film. Kortom een multifunctionele zaal met film als basiselement en horeca en subentertainment (vermaak) de ondersteunende functies die de beleving van de aanwezigen nog meer kunnen verhogen. Dit concept is op de volgende pagina schematisch weergegeven met een aantal impressiefoto’s. Het concept zal vervolgens worden vergeleken met de Amerikaanse versie ervan.
Omid Reza Alizadeh
133
De toekomst van de bioscoop
Twee impressiefoto’s van een sfeervolle inrichting van Linkerfoto is zakelijk en de rechterfoto huiselijk 7
de zaal met tafels en comfortabele stoelen
Impressie van bardesign www.2006.reconf.de/fileadmin/Hotelbar.JPG dd. 9-12-06
Impressie van dansvloer en podium www.vdsevents.nl/2seventies.htm, dd. 9-12-06 7
Impressie van podium tijdens optreden www.ibmusic.jp/image/livemusicinn, dd. 9-12-06
Bron linkerfoto: www.williesbox.com/images/venue_sm.jpg, dd. 9-10-06 Bron rechterfoto: www.cruisemates.com/images/OceaniaRegatta/observation%20lounge.jpg, dd. 9-10-06
Omid Reza Alizadeh
134
De toekomst van de bioscoop Het Amerikaanse ‘Dinner Theater’ ontstond in de jaren 70 van de vorige eeuw waarbij films werden vertoond in combinatie met maaltijden. De bezoekers konden naar de film kijken onder het genot van een hapje en drankje. In de jaren 80 ging het slechter met zulke bioscopen maar in de tweede helft van de jaren 90 kwamen er moderne ‘Dinner Theaters’ bij. Een bekende bioscoop die tegenwoordig zo een concept heeft toegepast is: ‘Studio Movie Grill’ in Houston en Dallas, Amerika. De zalen lijken op de traditionele bioscopen waarbij de bezoekers in rijen naast elkaar zitten. Er worden kwaliteitfilms vertoond en de zaal is alleen voor bezoekers die 18 jaar en ouder zijn toegankelijk. Het verschil met de gewone bioscopen is alleen dat elk stoel over een tafeltje beschikt. Hieronder zijn twee voorbeelden van zulke bioscopen opgenomen.
Raleighwood Cinema Grill, North Carolina Bron: www.raleighwoodmovies.com, dd. 16-1-07
Studio Moviel Grill, Houston Bron: www.studiomoviegrill.com, dd. 16-1-07
Het valt op dat het veelal om gewone bioscoopzalen gaat (rijtjesopstelling) waarbij men wordt geserveerd met eten en drinken, zonder een bar of iets dergelijks in de zaal. In mijn eigen concept ga ik ervan uit dat de zalen ruim worden ingericht en dat de bezoekers niet in rijen zitten maar aan tafels (receptie opstelling). Door opname van een bar, een podium en een dansvloer wordt de zaal veel multifunctioneler met meerdere belevenissen tegelijk en afzonderlijk, zowel voordat de film begint als tijdens en na de film.
10.5 Conclusie Alle bovengenoemde concepten in de voorgaande paragrafen zijn innovatieve concepten met als basis de wensen en behoeften van bezoekers. De concepten kunnen gezamenlijk zorgen voor een optimale functiesynergie binnen de bioscoop. Hiermee zal de belevenis van de bezoekers worden bevorderd, de aantrekkelijkheid van de bioscoop zal stijgen en de bezoekers krijgen in ieder geval de kans om na de film langer in de bioscoop te blijven. Dit zal tijdens de perioden wanneer de bioscopen over minder aantrekkelijke filmhits beschikken, met als gevolg daling van het aantal bezoekers (teruglopende inkomsten qua kaartverkoop omdat de film de belangrijkste factor is voor bioscoopbezoek), kunnen worden gecompenseerd met de verblijfsduur (langer blijven na de film en meer consumeren). Het is belangrijk op te merken dat de bovengenoemde concepten niet perse allemaal tegelijk hoeven te worden toegepast. Het is logisch dat de bestaande bioscopen niet de plek hebben om alle voorzieningen in één bioscoopgebouw samen te brengen. Ook zullen de toekomstige bioscopen waarschijnlijk niet zodanig groot kunnen zijn om alle concepten toe te passen. Het zijn allemaal concepten die aan de hand van dit onderzoek aanbevolen kunnen worden. Elk bioscoopexploitant dient zelf de beslissing te nemen welke concepten van belang en/of toepasbaar zijn binnen de onderneming. Maar één ding staat vast na dit onderzoek: de film speelt de belangrijkste rol binnen de bioscoop en al het andere voorzieningen en activiteiten zijn ondersteunende functies voor meer beleving en dus geen garantie voor hogere bezoekersaantallen.
Omid Reza Alizadeh
135
De toekomst van de bioscoop
Aanbevelingen vervolgonderzoek en evaluatie Aanbevelingen vervolgonderzoek Met de wetenschap van dit afstudeeronderzoek ben ik in de gelegenheid een aantal aanbevelingen te doen voor een eventueel vervolgonderzoek. Om dit onderzoek te kunnen uitvoeren is gebruik gemaakt van een theoretisch (literatuurstudie) en een praktisch onderzoek (respondentenonderzoek, casestudies en interview). Voor het praktisch onderzoek zijn vijf commerciële bioscopen en een filmhuis onderzocht en de bezoekers ervan geënquêteerd. In verband met de beperkte tijd die voor het onderzoek beschikbaar is, was het niet mogelijk om meer cases te onderzoeken. Het is dan ook aan te bevelen om in een vervolgonderzoek bijvoorbeeld ook meerdere filmhuizen te bestuderen om een betere en nauwkeurigere vergelijking te kunnen leggen met de commerciële bioscopen. Nu is er uitgegaan van één filmhuis en de verkregen resultaten ervan. Het filmhuis kan dan toevallig een goed of juist een minder goed filmhuis betreffen. In geval van meerdere filmhuizen is een beter inzicht in de situatie van de filmhuizen beschikbaar om vervolgens de resultaten te vergelijken met de commerciële bioscopen. Bij de analyse van de cases zijn een aantal punten zoals de locatie en bereikbaarheid, exterieur, interieur en de bestaande synergie binnen de bioscopen beschreven. Het is interessant in een vervolgonderzoek deze punten ook te toetsen aan de mening van de bezoekers. Op deze wijze is het bijvoorbeeld mogelijk om te achterhalen hoe goed of slecht de bioscoop werkelijk te bereiken is. Ook kunnen de bezoekers worden gevraagd naar hun mening over het exterieur van het gebouw (wel of niet bioscoopachtig). Hiermee zou de aantrekkelijkheid van de bioscoop kunnen worden onderzocht. Bij dit onderzoek zijn enkel de bioscoopbezoekers ondervraagd. Echter zijn er ook mensen die de bioscoop helemaal niet bezoeken en mensen die de bioscopen niet meer bezoeken. Het is verstandig om in het vervolgonderzoek ook de niet-bezoekers te benaderen om hun motieven voor het niet (meer) bezoeken van de bioscopen te achterhalen. Misschien zijn er bepaalde aspecten die ervoor zorgen dat die bepaalde groep mensen de bioscoop niet bezoeken. Kortom de wensen en behoeften van de nietbezoekers worden in kaart gebracht en vergeleken met de huidige bezoekers. Hiermee kan bij de conceptvorming rekening worden gehouden. Het is niet alleen zaak om de bezoekers terug te laten komen maar ook de niet-bezoekers over de streep te trekken. Voor de huidige bezoekers is de film de belangrijkste factor om naar de bioscoop te gaan en bij de niet-bezoekers kan het misschien wel iets anders zijn. Tot slot is interessant om in een vervolgonderzoek voorzover mogelijk de aanbevolen nieuwe concepten toe te passen binnen een bioscoop. Op basis van een dergelijk experimentele onderzoek zou achterhaald kunnen worden of de nieuwe synergetische concepten werkelijk een positieve invloed hebben op het bezoekersgedrag (verblijfsduur en herhalingsbezoek). Alleen dan kan met zekerheid worden gezegd of de concepten effectief zijn of niet. In dit onderzoek kunnen ze enkel als aanbevelingen worden aangedragen. Evaluatie Het uitvoeren van dit onderzoek is zonder problemen verlopen. In het begin was wel moeilijk om het onderzoek goed te kunnen definiëren en af te bakenen. Dit omdat er door media wel regelmatig werd vermeld dat de bioscopen klagen over de teruglopende aantal bezoekers de laatste twee jaren terwijl er geen onderzoeken beschikbaar waren naar het aard van het probleem. Door verschillende bronnen werden dan ook verschillende redenen genoemd. Het was dus aan mij om door middel van een hypothese te onderzoeken hoe de bioscopen weer meer bezoekers kunnen trekken. Na veel literatuuronderzoek heb ik in het begin geprobeerd om aanknopingspunten te vinden
Omid Reza Alizadeh
136
De toekomst van de bioscoop voor dit onderzoek zoals de studie naar de huidige belevenismaatschappij en de factoren die de consumentengedrag kunnen beïnvloeden. Door vervolgens contact te leggen met de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten kwam ik in contact met een aantal bioscopen en een filmhuis die de basis vormen van dit onderzoek. Via Wolff Cinema Groep kreeg ik inzicht in een onderzoek van ze naar de wensen en behoeften van beszoekers. Daarmee kon ik mijn eigen onderzoek beter vormgeven en opzetten. Achteraf zou ik bepaalde dingen anders gedaan hebben. Naarmate het onderzoek vorderde (leerproces) kreeg ik in de gaten dat bepaalde aspecten voor het opzetten en daarmee tot resultaten komen zeer belangrijk zijn. Daar behoort een juiste vraagformulering en toewijzing van antwoordcategorieën bij de enquête. Bijvoorbeeld bij de volgende enquêtevraag klopt de antwoordcategorie niet: Wat vindt u van de sfeer in de foyer? o Gezellig/knus o Ouderwets o Rustgevend/ontspannend o Saai/kil o Modern De vraag is ook gesteld in verband met de sfeer in de zalen. De antwoordcategorie ‘ouderwets’ en ‘modern’ past niet in het rijtje. Het is moeilijk om daarmee conclusies te trekken. De foyer van een bioscoop kan bijvoorbeeld als ouderwets worden aangekruist door de respondenten, maar ouderwets wil niet zeggen dat het foyer niet gezellig/knus of rustgevend/ontspannend kan zijn. Hiermee kan er niet achterhaald worden of ouderwets in een negatieve of positieve zin gekozen is. Het zelfde geldt voor categorie ‘modern’. Een foyer kan modern zijn maar tegelijkertijd saai/kil of juist rustgevend/ontspannend. Modern hoeft niet automatisch positief te zijn. Deze twee categorieën zouden bijvoorbeeld achteraf gezien in een andere context gevraagd kunnen worden, bijvoorbeeld door eerst te vragen: Wat vindt u van de materiaaltoepassing in de foyer: o Ouderwets o Modern Een ander voorbeeld is de vraag naar het aanbod van etens- en drinkwaren: In welke mate bent u tevreden over het aanbod van etens- en drinkwaren? Zeer tevreden O O O O O Zeer ontevreden Iedereen kan het aanbod verschillend beoordelen conform zijn/haar eigen belangen. Iemand die genoegen neemt met het aanbod van alleen maar cola en popcorn is sneller tevreden dan iemand die graag tijdens de bioscoopbezoek naast cola en popcorn ook een warme hap wenst. Het was beter geweest om eerst te vragen naar de soort etens- en drinkwaren die elk bezoekers individueel consumeert en vervolgens te vragen naar de tevredenheid over het aanbod. Nu kan een bezoeker die een warme hap wenst het aanbod als slecht beoordelen terwijl het overige aanbod wel prima in orde zou zijn. Een juiste opzet van de enquête is dus zeer van belang voor een juiste interpretatie van gegevens. Desondanks meen ik wel een gedegen onderzoek te hebben gedaan om daaruit betrouwbare conclusies te trekken.
Omid Reza Alizadeh
137
De toekomst van de bioscoop
Literatuurlijst Boeken, artikelen, scripties ¾
Amerongen van, R. & Christiaans, H. (2004), Retail & interior design, Rotterdam, Episode Publishers
¾
Aves, M & Aves, J (1994), Interior Designers', Showcase of colour, Barcelona, Cassel
¾
Baarda, D.B., M.P.M. de Goede (2001), Basisboek methoden en technieken: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Groningen, Stenfert Kroese
¾
Baker, R & Ron Inglis, J & Voss, J (2002), At a cinema near you: a sustainable local cinema development, London
¾
Beyard, M. D. (1998), Developing urban entertainment centers, Washington, Urban Land Institute
¾
Bergmann, M (1996), Interieur architectuur: ontwerpen, indelen, inrichten, Utrecht, Stichting Teleac
¾
Bodegraven, S. Van (2004), Prikkelende omgeving: een onderzoek naar de relatie tussen de vormgeving van winkelcentra, emoties en het gedrag, Delft, Afstudeerrapport
¾
Broek van den, A. (2004), In het zicht van de toekomst, Sociaal cultureel Planbureau
¾
Brouwers, Y. (2004), CRM in de bioscopen, Deurne, Afstudeerrapport marketing management
¾
Dibbets, K. & Maden, van der F. (1986), Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, stichting filmuitgaven en stichting mediageschiedenis, Houten
¾
Engwirda, I. (2001), All business is Showbusiness: een schets van beleveniseconomie, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, De Baak Management Centrum VNO-NCW
¾
Elburg, A. van (1996), 75 jaar Tuschinski Theater, Amsterdam
¾
Goossens, J. (2002), Tuschinski droom legende en werkelijkheid: de geschiedenis van het theater, ’s-Gravenhage, BZZTôH
¾
Gray, R. (1996), Cinemas in Britain, One Hundred Years of Cinema Architecture, London, Lund humphries
¾
Hench, J. (2003), Designing Disney: Imagineering and the art of the show, New York, Disney Editions
¾
Kooijman, D. C. (2006), Machine en theater : geschiedenis van retail en winkelontwerp, Delft, publicatiebureau Bouwkunde TUD (reader RE&H onderwijs)
Omid Reza Alizadeh
138
De toekomst van de bioscoop ¾
Lam, E.P.H. (2003), Drie handen op een buik: onderzoek naar de samenhang van detailhandel, horeca en leisure in de Rotterdamse binnenstad, Delft, Afstudeerrapport
¾
Market Response Nederland BV (2005), Bioscoopmonitor 2005, Leusden
¾
Martens, M. (2004), Fun, Film, Food & Fashion: onderzoek naar het programma van een urban entertainment center in de Haagse binnenstad, Delft, Afstudeerrapport
¾
Motivaction International BV bioscoopbezoek, Amsterdam
¾
Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten, jaarverslag 2004 & 2005, Amsterdam
¾
Nijs, D & Peters, F. (2002), Imagineering, Het creëren van belevingswerelden, Amsterdam, Boom
¾
Pine, B. J. & Gilmore, J. H. (1999), De beleveniseconomie: Werk is theater en elke onderneming creëert zijn eigen podium, Boston
¾
Rhode, E. (1976), A history of the cinema; from it's origin to 1970, London, Penguin
¾
Ryder, B. (2002), Bar and club design, London, Laurence King
¾
Sloan, A. & Gwynn, K. (1990), Colours in decoration, London, Lincoln
¾
Verschuren, P.J.M. (2002), De probleemstelling voor een onderzoek, Utrecht, het Spectrum
¾
Wolf, M. J. (1999), The entertainment economy, New York, Penguin
(2006),
Bioscoopgedrag
en
beleving
van
Internet sites ¾ www.nvbinfocentrum.nl, dd. 25-1-06 ¾ www.cinema.nl/cinema/magazines, dd. 28-1-06 ¾ www.rmc.nl, dd. 25-1-06 ¾ www.Directorsguild.com, dd. 28-1-06 ¾ www.edwardsamuels.com, dd. 5-3-06 ¾ www.victorian-cinema.net/machines.htm, dd. 5-3-06 ¾ www.globalgallery.com, dd. 5-3-06 ¾ www.utrechtproject.nl/bioscoopgeschiedenis/images, dd. 7-3-06 ¾ www.utrechtproject.nl/bioscoopgeschiedenis/images, dd. 8-3-06 ¾ www.kampie.info/fotografie/kleurencirkel.htm, dd. 28-9-06 ¾ www.omniversum.nl, dd. 10-11-06 ¾ www.williesbox.com/images/venue_sm.jpg, dd. 9-10-06 ¾ www.cruisemates.com/images/OceaniaRegatta/observation%20lounge.jpg, dd. 9-10-06 ¾ www.vdsevents.nl/2seventies.htm, dd. 9-12-06 ¾ www.ibmusic.jp/image/livemusicinn, dd. 9-12-06 ¾ www.2006.reconf.de/fileadmin/Hotelbar.JPG, dd. 9-12-06 ¾ www.raleighwoodmovies.com, dd. 16-1-07 ¾ www.studiomoviegrill.com, dd. 16-1-07
Omid Reza Alizadeh
139
De toekomst van de bioscoop
Bijlagen Bijlage I.
Invloed trends op bioscoopbezoek
In opdracht van de NVB en NVF is door MarketResponse Nederland BV een onderzoek verricht naar het bioscoopbezoek van Nederlanders van vier jaar en ouder over het jaar 2005. De resultaten zijn verwerkt in ‘Bioscoopmonitor 2005’ en de gegevens die belangrijk zijn ter ondersteuning van mijn eigen onderzoek zijn hier opgenomen. In totaal zijn 3225 personen ondervraagd en van hen zijn er slechts 1502 personen die in 2005 naar de bioscoop zijn gegaan. Filmconsumptie buiten de bioscoop Films kunnen niet alleen in de bioscoop, maar ook thuis worden gezien op televisie, via video of DVD of via Internet door films te downloaden. Om hierin een inzicht te krijgen is door MarketResponse Nederland BV onderzocht wat de filmconsumptie van zowel de bioscoopbezoekers als de niet-bezoekers binnenshuis is. Van alle Nederlanders kijkt 84% wel eens een speelfilm (uitgezonden door de zenders) op de televisie. Er is wel een verschil tussen de leeftijdsgroepen en het percentage die naar speelfilms op televisie kijkt. De jongeren tot 11 jaar en ouderen vanaf 65 jaar kijken het minst naar films dat door televisie wordt uitgezonden.
Kijken van speelfilms op tv naar leeftijd Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 14
Van alle Nederlanders huurt 36% wel eens een film op video of DVD. Jongeren van 12-29 jaar huren het meest een film en ouderen van 55+ het minst. Onderstaand figuur geeft een overzicht van de mate van huur van films naar leeftijd.
Huren speelfilms op video of DVD naar leeftijd Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 15
Omid Reza Alizadeh
140
De toekomst van de bioscoop Meer dan de helft van de bioscoopbezoekers (51%) huurt ook wel eens een video of dvd. Bij de niet bezoekers ligt dit veel lager met 24%. Ook de frequentie van bioscoopbezoek lijkt een rol te spelen. Van de bioscoopbezoekers die vijf of meer keer naar de bioscoop zijn geweest, huurt 60% ook wel eens een video of dvd. Van de bezoekers die vijf keer of minder naar de bioscoop zijn geweest, huurt 48% wel eens een film op video of DVD. De onderstaande grafiek geeft aan dat de bioscoopbezoekers vaker een filmpje huren.
Frequentie huren films op video en DVD, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 16
Het percentage van het aantal Nederlanders, dat een film op video of DVD koopt, is wel hoger dan het huren van een film (51%). 64% van de bioscoopbezoekers kopen wel eens een film op video of DVD. De niet bezoekers kopen minder vaak dan de bioscoopbezoekers. Van alle Nederlanders geeft 11% aan wel eens een film te downloaden van Internet. In 2004 lag dit percentage nog op 9%. Er is dus een stijgende lijn in het download gedrag. Vooral jongeren van 18-23 jaar geven aan dit wel eens te doen. Er dient hierbij echter wel rekening te worden gehouden met sociaal wenselijke antwoorden. Aangezien het downloaden van films een activiteit is die niet geheel legaal is, kunnen sociaal wenselijke antwoorden niet worden uitgesloten. Het werkelijke percentage kan hierdoor wellicht iets hoger komen te liggen. Onderstaand figuur geeft een overzicht van de mate van downloaden van films naar leeftijd.
Downloaden van films naar leeftijd, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 20
Er moet worden opgemerkt dat bioscoopbezoekers vaker downloaden dan niet bioscoopbezoekers (14% tegen 8%). Invloed van downloaden op het filmbezoek is als volgt: • 72% geeft aan dat downloaden van films geen invloed heeft op het aantal keer bioscoopbezoek; • 24% geeft aan dat door het downloaden minder vaak naar de bioscoop gaan; • Slechts 3% geeft aan door het downloaden vaker naar de film te gaan. Respondenten die door het downloaden van films vaker naar de bioscoop gaan, worden de volgende redenen gegeven: • Beter geluid in de bioscoop (30%);
Omid Reza Alizadeh
141
De toekomst van de bioscoop • • • •
Door het downloaden heb ik meer interesse in de films gekregen (30%); De film zou ik anders niet in de bioscoop gaan zien (20%); Bioscoop is toch leuker (10%); Gedownloade film is van slechte kwaliteit (10%).
Redenen om minder vaak naar de bioscoop te gaan als gevolg van het download gedrag zijn onder andere: • Downloaden is goedkoper (51%); • Kan naar de film kijken wanneer men wil (25%); • Film is eerder te downloaden dan dat deze in de bioscoop te zien is (23%); • Thuis kijken is fijner/makkelijker/gezelliger (14%). Tot slot zijn ook de respondenten gevraagd of zij een aantal apparaten op het gebied van beeld en geluid in huis hebben. De gegevens zijn hieronder weergegeven.
Bezit/beschikking apparaten, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 26
Het blijkt dat merendeel van de bezoekers wel over de bovenstaande apparaten beschikken in tegenstelling tot de niet-bezoekers. Conclusie Het valt duidelijk op dat de afname van het aantal bezoekers geen verband heeft met filmpiraterij (download gedrag) en in het bezit zijn van nieuwe beeld- en geluidsapparatuur, waarmee thuis een ‘bioscoop’ kan worden nagebootst. Uit de resultaten komt naar voren dat juist de bezoekers in tegenstelling tot de niet-bezoekers vaak downloaden, film huren/kopen en in het bezit zijn van nieuwe systemen om film af te spelen.
Omid Reza Alizadeh
142
De toekomst van de bioscoop
Bijlage II.
Enquêtevragen
Algemeen 1. In welke bioscoop/filmhuis heeft u de flyer ten behoeve van deze enquête ontvangen? Demografie 2. Ik ben een o Man o Vrouw 3. In welke leeftijdscategorie valt u? o 20-29 o 30-39 o 40-49 o 50-59 o 60+ 4. Bezoekt u een bioscoop/filmhuis als een filmliefhebber of als een bezoeker voor een middagje/avondje uit? o Ik bezoek een bioscoop/filmhuis als een filmliefhebber o Ik bezoek een bioscoop/filmhuis voor een middagje/avondje uit 5. Waarom hebt u het desbetreffende bioscoop/filmhuis bezocht? o Puur voor de film o Voor een middagje/avondje uit 6. In welke stad woont u? Bezoekmotief/bezoekgedrag 7. Indien de woonplaats anders is dan de locatie van het bioscoop/filmhuis, wat is dan het bezoekmotief? 8. Hoe vaak bezoekt u dit bioscoop/filmhuis? o Een keer per week o Meer dan een keer per week o Om de twee weken o Een keer in de maand o Een keer in de drie maanden o Een keer per half jaar o Een keer per jaar Tevredenheid 9. Is het beeld dat u over dit bioscoop/filmhuis hebt, veranderd nadat u voor het eerst hier een bezoek aan bracht en waarom? o Ja, ten positieve. o Ja, ten negatieve o Nee Omdat……. 10. Wat vindt u van de prijs van het entreekaartje? o Duur o Normaal o Goedkoop
Omid Reza Alizadeh
143
De toekomst van de bioscoop 11. Filmkwaliteit In welke mate bent u tevreden over de filmkwaliteit? Zeer tevreden O O O O O Zeer ontevreden 12. Geluidskwaliteit In welke mate bent u tevreden over de geluidskwaliteit? Zeer tevreden O O O O O Zeer ontevreden 13. Kwaliteit binnenruimte In welke mate bent u tevreden over de kwaliteit van de zalen, stoelen/ beenruimte? Zeer tevereden O O O O O Zeer ontevreden 14. Service in foyer In welke mate bent u tevreden over de aangeboden service in de foyer? Zeer tevreden O O O O O Zeer ontevreden 15. Wat vindt u van de sfeer in de foyer? o Gezellig/knus o Ouderwets o Rustgevend/ontspannend o Saai/kil o Modern 16. Wat vindt u van de sfeer in de zalen? o Gezellig/knus o Ouderwets o Rustgevend/ontspannend o Saai/kil o Modern 17. Aanbod etens- en drinkwaren In welke mate bent u tevreden over het aanbod van etens- en drinkwaren binnen de bioscoop? Zeer tevreden O O O O O Zeer ontevreden 18. Prijs eten- en drinkwaren Wat vind u van de prijs van eten- en drinkwaren binnen de bioscoop? Zeer goedkoop O O O O O Zeer duur Wensen en behoeften 19. Wat mist u in de het bezochte bioscoop/filmhuis (dat andere bioscopen wel aanbieden)? o Café o Restaurant o Specialty winkels o Andere vrijetijdsvoorzieningen o Anders, namelijk: 20. Beschouwt u het bezoek aan dit bioscoop/filmhuis als een middagje of avondje uit en waarom dan wel/niet? o Ja, omdat: o Nee, omdat: 21. Waar combineert u uw bioscoop-/filmhuisbezoek voor of na het bezoek meestal mee? o Horeca o Winkels o Andere vrijetijdsvoorzieningen
Omid Reza Alizadeh
144
De toekomst van de bioscoop
o
Ik combineer mijn bioscoop-/filmhuisbezoek niet, omdat:
22. Als u bij vraag 21 voor horeca kiest, wat voor soort horeca bezoekt u dan? o Snackbar o Café o Eetcafé/lunchroom o Restaurant o Anders, namelijk: 23. Als u bij vraag 21 voor andere vrijetijdsvoorzieningen kiest, wat voor soort vrijetijdsvoorzieningen bezoekt u dan? o Bowlingbaan o Theater o Museum o Poppodium o Casino o Sauna/zwembad o Fitness o Anders, namelijk: 24. Als u bij vraag 21 voor winkels kiest, wat voor soort winkels bezoekt u dan? o Kledingzaken o Gadgetwinkels o Muziek/filmwinkels o Sieraadwinkels o Kappersalon o Parfumerie o Anders, namelijk: 25. Blijft na een bioscoop-/filmhuisbezoek de film zelf als herinnering bij u achter of de sfeer en aanbod van voorzieningen? o De sfeer en gezelligheid o Aanbod van voorzieningen o De film 26. Zou u na de film langer in het bioscoop/filmhuis willen blijven als er andere voorzieningen/activiteiten behalve films worden aangeboden? o Ja o Nee, geen behoefte aan omdat: 27. Indien u vraag 26 met ja hebt beantwoordt, aan wat voor voorzieningen/activiteiten denkt u dan? 28. Zou u dan ook vaker naar dit bioscoop/filmhuis gaan indien er veranderingen komen in het aanbod? o Ja o Nee, geen behoefte aan omdat: Oordeel 29. Wat is uw algemene oordeel over het bezochte bioscoop/filmhuis? Zeer slecht O O O O O Uitmuntend 30. Hebt u nog opmerkingen over het bezochte bioscoop/filmhuis?
Omid Reza Alizadeh
145
De toekomst van de bioscoop
Bijlage III.
Onderzoeksresultaten studenten
Het is interessant en van belang voor dit onderzoek om te weten welke combinatiebezoeken de bioscoopbezoekers maken bij een bezoek aan de bioscoop. Gaan de bioscoopbezoekers alleen voor de film of combineren ze de film met andere vrijetijdsbestedingen of andersom? Hiermee kan het gedrag van de bezoekers in kaart worden gebracht en vervolgens wellicht ook hun behoeften en wensen die ze bij een bioscoopbezoek hebben. Lam (2003) heeft in zijn onderzoek de bioscoopbezoekers (Pathé op het schouwburgplein) van Rotterdam geënquêteerd en hiermee de combinatiebezoeken die de bioscoopbezoekers maken in kaart gebracht. Voor zijn onderzoek heeft hij 72 respondenten benaderd waarvan 41 vrouwen en 31 mannen met een gemiddelde leeftijd van 27 jaar. De enquêtering vond tijdens de middaguren plaats. De meeste bezoekers zijn in tweetallen (58%) en circa 20% van de bezoekers komen in groepjes van 3 tot 4 personen. Echter is het bij Lams onderzoek opgevallen dat maar liefst 22% van de bezoekers alleen zijn gekomen. De verklarende factor wordt door Lam is dat een filmpje pakken in de middag als opvulling van de tijd wordt gezien. Hiermee is door de eenlingen de gemiddelde groepssamenstelling circa 2 personen. Omdat het hoofdactiviteit bij het onderzoek film kijken is, is elk ander bezoek aan winkel, horeca en leisurevoorzieningen een vorm van combinatiebezoek. Uit het onderzoek blijkt dat een bioscoopbezoek onderdeel is van meerdere activiteiten en slechts 17% van de respondenten maakte geen enkele combinatiebezoek. Maar liefst 74% van de bezoekers combineert het bioscoopbezoek met winkels. Dit zou kunnen komen doordat de enquête in de middag genomen is en alle winkels dan ook open zijn. Bijna 67% van de bioscoopbezoekers combineert bioscoopbezoek met horeca-gelegenheid. Slecht 9% van de bezoekers combineren een film met het bezoeken van een andere leisurevoorziening. [Lam 2003, p. 94]
80%
70% 60%
50% Geen combinatie (12) 40%
Winkelbezoek (53) Horecabezoek (48) leisurebezoek (6)
30%
20% 10%
0%
Combinatiebezoeken bioscoopbezoekers volgens onderzoek van Lam 2003
De bovenstaande grafiek geeft de combinatie met de drie hoofdgroepen winkels, horeca en leisure weer. De onderstaande grafiek laat de gemaakte combinaties onder de respondenten zien.
Omid Reza Alizadeh
146
De toekomst van de bioscoop
60% Geen combinatie (12) 50% Alleen winkelbezoek (10) 40%
30%
20%
Alleen horeca (7) Alleen leisurevoorziening (0) Winkelen - horeca (37) Winkelen Leisurevoorziening (2) Horeca Leisurevoorziening (0)
10%
Winkelen - Horeca Leisurevoorziening (4)
0%
Bioscoopbezoek gecombineerd met de bovenstaande, volgens onderzoek van Lam 2003
Uit het onderzoek komt naar voren dat veruit 51% van de combinaties met winkelen en horeca gemaakt wordt. De verklarende factor schrijft Lam (2003) toe aan de ligging en het tijdstip. 38% van bioscoopbezoekers die gebruik maakt van de horeca in het centrum doet dat liefst in een fast-food restaurant. Het café wordt in 27% en het restaurant in 20% van de gevallen bezocht. Het blijkt dat het bioscoopbezoek in combinatie met alleen leisurevoorzieningen en bioscoopbezoek in combinatie met horeca – leisurevoorziening niet voorkomen [Lam 2003, p. 95]. Hierover hebben ook andere mensen een gedeelte in hun onderzoek opgenomen. Zwama (2001) heeft de bioscoopbezoekers (437) ‘s avonds in vijf verschillende steden geënquêteerd. Volgens het onderzoek van Zwama (2001), net als bij Lam (2003), komt naar voren dat een bioscoopbezoek vaak onderdeel van meerdere activiteiten te zijn. 33% van de bioscoopbezoekers komt alleen voor de bioscoop. 60%
50%
40% Geen combinatie (143) 30%
Winkelbezoek (136) Horecabezoek (239) leisurebezoek (53)
20%
10%
0%
Combinatiebezoeken bioscoopbezoekers volgens onderzoek Zwama 2001 8
Optelling van percentages geeft meer dan 100%, vanwege dubbeltelling. Iemand die bioscoop met winkel en horeca combineert, staat zowel bij winkelbezoek als horecabezoek. Bron: Martens (2004) 8
Omid Reza Alizadeh
147
De toekomst van de bioscoop Hier zien we dat de combinatie met winkelbezoek ten opzichte van de resultaten van Lam (2003) gedaald is naar 31%, gezien het feit dat de enquête buiten de winkelopeningstijden is afgenomen. De combinatie met horeca (55%) en leisure (12%) is wel gestegen. Het type vrijetijdsvoorzieningen (leisure) waarmee de meeste combinatiebezoeken mee gemaakt zijn, zijn als volgt: zwembad, museum, amusementhal en discotheek. Ook is het aantal bezoekers dat geen combinaties maakt gestegen naar 33%. Bij Lam was dit maar 17%. Er is dus een duidelijk verschil tussen het gedrag van de bioscoopbezoekers die in de middaguren naar een bioscoop gaan en bioscoopbezoekers die in de avonds de bioscoop bezoeken. De overeenkomst is dat het bezoek aan een bioscoop gecombineerd met horeca een veelvoorkomende en geliefde combinatie is. De Café is de meest favoriete horecagelegenheid onder de bioscoopbezoeker. De bezoeker van buiten de stad gaat vaker naar een restaurant, terwijl de locale bezoeker vaker een snackbar bezoekt. Eetgelegenheden worden vaak voor het bioscoopbezoek bezocht en na de bioscoop gaan de mensen naar een café. [Martens 2004, p. 21 t/m 24]
Omid Reza Alizadeh
148
De toekomst van de bioscoop
Bijlage IV.
Onderzoekresultaten Motivaction
Motivaction heeft in september 2005 in opdracht van Minerva Bioscopen, Wolff Cinema Groep en Jean Mineur Mediavision een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de achtergronden, beleving en waardering van bioscoopbezoek. De doelstelling van het kwalitatieve onderzoek was het verzamelen van informatie over de motivaties, wensen, behoeften en ervaringen ten aanzien van huidige en potentiële bezoekers. Vier soorten bezoekers Uit het onderzoek zijn vier verschillende soorten bioscoopbezoekers naar voren gekomen: Lovers (fans), Likers (belevers), Hesitaters (twijfelaars) en Haters (haters). De belangrijkste motivatie om een bioscoop te bezoeken blijkt ontspanning en uitgaan te zijn. Uit het kwalitatieve onderzoek is gebleken dat de doelgroepen ‘Lovers’ (met motivatie ‘ontspanning’) en ‘Likers’ (met motivatie ‘uitgaan’) belangrijk zijn voor het bepalen van de sfeer in de bioscoop. De groep ‘Hesitaters’ is belangrijk, omdat dit de groep is die qua omvang het meeste potentieel biedt. De kenmerken van de verschillende groepen is als volgt volgens het onderzoek: •
•
•
•
Fans: filmliefhebber, frequente bioscoopbezoekers. Fans komen voor de film, zij hechten in beperkte mate waarde aan de sfeer van een bioscoop. Het bioscoopbezoek is vaak niet van tevoren gepland. Het gaat de Fans vooral om het filmaanbod en om goed beeld en geluid. Belevers: filmgeïnteresseerden, bezoeken af en toe een bioscoop. Belevers zijn gevoelig voor de sfeer in de bioscoop, zij zien bioscoopbezoek als een sociale bezigheid (vaak van tevoren gepland) en hechten veel belang aan de ‘sociale aspecten’ van bioscoopbezoek. Twijfelaars: incidentele bioscoopbezoekers, komen niet zo vaak meer aan bioscoopbezoek toe en zijn eigenlijk ook niet (meer) zo in bioscoopbezoek geïnteresseerd. Als men gaat is dit vaak niet van te voren gepland. Twijfelaars hechten relatief veel belang aan het filmaanbod en goede kwaliteit van beeld en geluid. Haters:haters gaan bij hoge uitzondering en vaak voor een speciale gelegenheid (bijvoorbeeld met de kinderen) naar de bioscoop. Het bioscoopbezoek is vaak van tevoren gepland. [Onderzoeksrapport Wolff Cinema Groep 2006, p. 1-17.] Fans; 8%
Haters; 32% Belevers; 28%
Twijf elaars; 32%
Aandeel groepen onder de Nederlandse bevolking Bron: Onderzoeksrapport Wolff Cinema Groep 2006
Aandeel groepen onder 15-34 jarigen Bron: Onderzoeksrapport Wolff Cinema G. 2006
In mijn eigen onderzoek zijn de respondenten te verdelen in filmliefhebbers (fans) en plezierbezoekers (belevers). Daarom zullen de kenmerken en de verkregen resultaten van fans en belevers door Motivaction hieronder worden genoemd. Dit zal een aanvulling zijn op eigen empirisch onderzoek waardoor er meer inzicht wordt verkregen in filmliefhebbers en de plezierbezoekers. De andere twee doelgroepen, twijfelaars en haters, zullen buiten beschouwing worden gelaten omdat ze niet passen binnen eigen onderzoek. Hieronder zijn de belangrijkste kenmerken van de fans en belevers in een aantal tabellen naast elkaar gezet ter vergelijking.
Omid Reza Alizadeh
149
De toekomst van de bioscoop
Kenmerken (bioscoopbezoek) van fans en belevers Bron: Onderzoeksrapport Wolff Cinema Groep 2006, p. 13, 14, 16
De groepen verschillen van elkaar in de mate waarin ze belang hechten aan bepaalde aspecten.
Omid Reza Alizadeh
150
De toekomst van de bioscoop De volgende feiten zijn de resultaten per groep: Fans • Gaat relatief vaak uit; • Gaat gemiddeld 5 keer per kwartaal naar de bioscoop; • Gaat beduidend vaker dan de gemiddelde Nederlander alleen naar de bioscoop (14% vs. 3%); • Beschouwen zich aanmerkelijk vaker dan de gemiddelde Nederlander als filmfanaat; • Huurt, koopt en/of downloadt relatief vaak films; • Is aanmerkelijk vaker goed op de hoogte dan de gemiddelde Nederlander van het huidige filmaanbod; • Beslist aanmerkelijk vaker dan de gemiddelde Nederlander pas op het laatste moment om naar de film te gaan; • Is vaker dan de gemiddelde Nederlander geïnteresseerd in nieuwe gadgets; • Fans bezoeken relatief vaak een filmhuis. Belever • Gaat vaker dan de gemiddelde Nederlander met vrienden/vriendinnen naar de bioscoop (36% vs. 29%); • Is vaker dan de gemiddelde Nederlander geïnteresseerd in nieuwe gadgets; • Hecht meer belang aan de bereikbaarheid en locatie van de bioscoop. Factoren van invloed op bioscoopbezoek
Belangrijkste aspecten van bioscoopbezoek, Bron: Onderzoeksrapport Wolff Cinema Groep 2006, p. 144
Omid Reza Alizadeh
151
De toekomst van de bioscoop
Overige aspecten van bioscoopbezoek, Bron: Onderzoeksrapport Wolff Cinema Groep 2006, p. 146
Andere overige aspecten van bioscoopbezoek, Bron: Onderzoeksrapport Wolff Cinema Groep 2006, p. 147
Omid Reza Alizadeh
152
De toekomst van de bioscoop
Bijlage V.
Onderzoeksresultaten MarketResponse Nederland
In opdracht van de NVB en NVF is door MarketResponse Nederland BV een onderzoek verricht naar het bioscoopbezoek van Nederlanders van vier jaar en ouder over het jaar 2005. De resultaten zijn verwerkt in ‘Bioscoopmonitor 2005’ en de gegevens die belangrijk zijn ter ondersteuning van mijn eigen onderzoek zijn hier opgenomen. In totaal zijn 3225 personen ondervraagd en van hen zijn er slechts 1502 personen die in 2005 naar de bioscoop zijn gegaan. De resultaten zijn belangrijk voor de marketinginspanningen voor bioscopen. Hieronder zullen de resultaten die van belang zijn binnen het kader van dit onderzoek worden beschreven en geanalyseerd. Oordeel bioscoopbezoek
Belangrijke positieve punten van bioscoopbezoek, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 8
Bezoekfrequentie Personen die in 2005 vaker dan tien keer naar de bioscoop zijn geweest noemen de volgende aspecten vaker dan de andere groepen: • Gezellig/uitgaan: 55% • Breed filmaanbod: 11% • Comfortabel/goede accommodatie: 3% • Rustig/weinig lawaai: 2% Personen die in 2005 tussen de vijf en tien keer naar de bioscoop zijn geweest noemen vaker: • Groot beeld/mooi geluid/optimale filmbeleving: 53% Personen die minder dan vijf keer naar de bioscoop zijn geweest geven als antwoord ‘geen positieve punten’. Dit is 2% van de respondenten. Hieronder is de grafiek weergegeven van alle genoemde negatieve punten ten aanzien van bioscoopbezoek.
Omid Reza Alizadeh
153
De toekomst van de bioscoop
Belangrijkste negatieve punten van bioscoopbezoek, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 10
Ook uit het onderzoek van MarketResponse is te zien, zoals bij Motivaction en eigen onderzoek, dat de prijs van kaartjes en consumptie als duur worden ervaren. De groep mensen die aangeeft dat bioscoopkaartjes of de consumptie in de bioscopen (te) duur zijn toch nog 23% vijf tot tien keer in 2005 naar de bioscoop is geweest. 8% van de mensen die het bioscoopkaartje te duur vinden is zelfs tien keer of vaker naar de bioscoop geweest. De conclusie is dan ook dat onder de mensen die zeer regelmatig naar de bioscoop gaan zich personen bevinden die de bioscoop en de drankjes/snacks als duur ervaren. Blijkbaar weerhoudt de prijs ze toch niet van om vaak naar de bioscoop te gaan.
Bezoekfrequentie en kosten kaartje/consumptie, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 11
Aan alle personen die niet naar de bioscoop zijn geweest in 2005 is gevraagd naar de redenen waarom ze dat niet hebben gedaan. Ongeveer een derde van de groep niet bezoekers geeft aan dat zij er geen behoefte aan hebben om naar de bioscoop te gaan (34%). 11% van deze groep zegt films op DVD of video te kijken. De totale kosten van het bioscoopbezoek (kaartje, buffet, parkeren en andere uitgaven) is voor 9% van de ondervraagden een motivatie om niet naar de bioscoop te gaan. Zij vinden het geld niet waard.
Omid Reza Alizadeh
154
De toekomst van de bioscoop
Redenen geen bioscoopbezoek, Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 12
Wel is het opvallend dat van de respondenten die aangeven er geen behoefte aan hebben om naar de film te gaan 43% aangeeft ook geen films op tv te kijken, 38% zegt ook geen films te huren en 40% zegt ook geen films op video of DVD te kopen. 39% van de niet-bezoekers geeft aan dat hen niets kan overhalen om wel naar de bioscoop te gaan, dit geldt voor personen ouder dan 30 jaar. 17% van de niet-bezoekers zou wel naar de bioscoop gaan, wanneer daar voor hen leuke films worden aangeboden. Verder zou 9% gaan indien de prijs van de kaartjes lager wordt.
Zaken die niet-bezoekers kunnen overhalen om naar de bioscoop te gaan Bron: Bioscoopmonitor 2005, p. 13
Omid Reza Alizadeh
155
De toekomst van de bioscoop
Bijlage VI.
Interviewresultaten Wolff Cinema Groep
Wolff Cinema Groep is een commerciële bioscoop. Om meer over de bioscoopbranche te weten te komen en daarmee de verschillen ten opzichte van de filmhuizen vast te stellen, is een interview gehouden (dd. 29-9-06) met de heer Wolff, directeur van Wolff Cinema Groep. Tevens is Wolff Cinema Groep vooralsnog een duidelijk aan te wijzen keten in Nederland die gelooft in de beleveniseconomie. Ze zijn bezig om in de toekomst bioscopen te bouwen met aanbod van aantrekkelijke (belevenis)concepten naast de hoofdbelevenis film. Het interview is gehouden aan de hand van verschillende deelvragen. Hieronder zijn de vragen en de antwoorden die daarbij horen beschreven. 1. Zijn de bioscopen doelgroepgericht en zo ja welke doelgroep(en) is/zijn populair en waarom? De focus van bioscopen is over het algemeen breed gericht. Wolff Cinema Groep richt zich behalve op jongeren op ouderen. Het aantal ouderen neemt namelijk toe door vergrijzing en deze doelgroep is belangrijk volgens Wolff. Als er wordt gekeken naar bijvoorbeeld Pathé dan valt het op dat ze door hun aangepaste programmering op verschillende doelgroepen wordt gefocust. Dit terwijl vroeger Pathé zich voornamelijk op jongeren richtte en bekend is als een ‘popcorn en cola bioscoop’. 2. Wat zijn de voornaamste concepten dat de bioscopen hanteren en waarin verschillen die van de filmhuizen? In het verleden hadden alle bioscopen maar één concept behalve Tuschinski theater (oudste bioscoop van Nederland) die van oudsher bekend is om zijn sfeer en aanbod van verscheidene concepten. Tegenwoordig zijn er steeds meer multiplexen en hiermee is de mogelijkheid om meer en tegelijkertijd meerdere films te draaien, toegenomen. Dit is een belangrijke ontwikkeling van de huidige tijd, want film is en blijft het hoofdconcept van een bioscoop. Hiernaast zijn er echter geen aparte concepten te benoemen. De heer Wolff noemt geen verschillen tussen de bioscopen en filmhuizen. Wel zegt hij dat filmhuizen last hebben van het ontbreken van ‘blockbusters’ (commerciele films uit Hollywood) en daarom proberen ze vaker semi-arthouse films aan te bieden ter compensatie. Als voorbeeld hiervan geeft hij de succesvolle semi-arthouse film ‘Der Untergang’ aan. Arthousen zitten namelijk tussen het concept van de commerciële bioscopen en de filmhuizen in. Ze draaien aantrekkelijke films met enige inhoud en kwaliteit, die zowel de filmliefhebbers als de plezierbezoekers aantrekken. 3. Wat kunnen de bioscopen van de filmhuizen leren? Hierop wordt geen eenduidige antwoord op gegeven. Zoals bij de vorige vraag wordt opgemerkt dat juist de filmhuizen last hebben van ontbrekende blockbusters en daardoor dus ook wel semi-arthouse films draaien. 4. Waar baseren de bioscopen hun huidige aanbod van voorzieningen/ concepten op? De bioscopen gaan vaak uit van marktonderzoeken die onder de bezoekers wordt gehouden. Het is volgens Wolff echter heel moeilijk te achterhalen wat de bezoekers precies willen. Als voorbeeld noemt hij de nieuwe ‘belevenisbioscopen’ Mustsee Delft en Mustsee Euroborg te Groningen. Er wordt aangegeven dat deze twee bioscopen ‘belevenisbioscopen’ worden genoemd maar naar zijn mening is dat niet zo. Hij herkent er geen belevenissen in. De heer Wolff gelooft namelijk zelf sterk in de beleveniseconomie en de toekomstige toepassing daarvan binnen de bioscopen. Wolff merkt op dat de plannen van deze twee bioscopen van jaren geleden zijn en dus ook geen belevenissen bevatten behalve de films. Het nieuw te bouwen bioscoop op de Jaarbeursplein in Utrecht moet de eerste belevenisbioscoop van Nederland worden. Echter geeft Wolff aan dat het niet eenvoudig is om daar het niet bioscoopgedeelte binnen de bioscoop met belevenisconcepten in te vullen. Daarom zijn er ook nog geen plannen voor op tafel. Het is niet duidelijk aan te geven welke functie wel en niet aanslaan bij de bezoekers. Een soort ‘black box’ wens.
Omid Reza Alizadeh
156
De toekomst van de bioscoop 5. Vanaf 2003 is het aantal bezoekers gedaald en de trend zet zich door terwijl het aantal bezoekers bij de filmhuizen stijgt. Waardoor wordt dit veroorzaakt volgens u? Het ontbreken van goede filmhits wordt het voornamelijk oorzaak genoemd. Daarnaast speelt het ontbreken van aantrekkelijke belevenisvoorzieningen ook een rol. Wolff merkt op dat het in de jaren 80 veel slechter ging met de bioscopen dan tegenwoordig. De bioscopen dachten toen zelfs dat het gebeurd is met de bioscoopbranche. Toch is het weer goed gekomen en dit voornamelijk door de opkomst van Multiplexbioscopen in de jaren 90 en de betere films. In de jaren 80 was de opkomst van de videorecorder, zoals nu de opkomst van de homecinema, het geval. Maar het zien van een film binnen de bioscoop is met veel meer belevenis verbonden dan thuis een film kijken. Wolff zegt dan ook dat de belevenis van een bioscoop onvervangbaar is of er nou wel of geen andere concepten en voorzieningen worden aangeboden. Aparte concepten en speciale voorzieningen zijn geen garantie voor succes binnen een bioscoop, filmhuis, theater- of concertgebouw. Als voorbeeld wordt het concertgebouw in Amsterdam genoemd. Concertgebouw in Amsterdam heeft namelijk geëxperimenteerd met het aanbieden van aparte concepten zoals een champagnebar. Maar helaas sloeg het concept niet aan omdat na een concert de meeste bezoekers gewoon naar huis willen. Het groeien van het aantal bezoekers van de filmhuizen is volgens Wolff niet te vergelijken met de daling van het aantal bij de bioscopen. De filmhuizen hebben namelijk maar een kleine deel van de totale omzet in handen (5% maar) en dat stelt weinig voor volgens hem. 6. Concurreren de commerciële bioscopen met de filmhuizen en zo ja waarmee en waarvoor concurreren ze met elkaar? Er is geen concurrentie tussen de bioscopen en filmhuizen. Er is wel concurrentie tussen de commerciële arthousen en de filmhuizen, zowel qua filmaanbod als het aanbod van voorzieningen. 7. Wat zijn de toekomstplannen van de bioscopen en wat voor strategie streven ze na? Wolff Cinema Groep zal zich de komende jaren richten op belevenissen. Wat ze onder belevenissen verstaan wordt echter niet duidelijk uit het gesprek. Het is moeilijk aan te geven wat ze over belevenissen binnen de bioscoop vestaan ze daar weinig studies over beschikbaar hebben, althans de heer Wolff. Wat de andere bioscopen gaan doen is onduidelijk maar volgens Wolff zullen in de toekomst het totaal aantal bioscopen in Nederland kleiner worden. De bioscopen die overblijven, zullen zich uitbreiden en specialiseren op verschillende gebieden. 8. Is het dalende bezoekersaantal bij de bioscopen uiteindelijk wel te voorkomen met allerlei nieuwe concepten of zullen de bioscopen in de toekomst verdwijnen? a. Welke nieuwe concepten kunnen effectief zijn? Het is moeilijk te zeggen of de daling te voorkomen is of niet omdat het van veel factoren afhangt. Maar de combinatie van een goede techniek en aanbod van goede films doet wonderen. De film is de belangrijkste factor en leuke concepten zijn hebben meer een ondersteunende functie. 9. Hoe kunnen de bioscopen op de lange termijn de aandacht van de ‘veranderende’ bezoekers vasthouden? • Door het aannemen van jonge medewerkers; • Begrijpen wat de jongeren bezighoudt (op de lange termijn); • Bieden van nieuwe (belevenis)concepten. Opmerkingen: Bouw van multiplexbioscopen als onderdeel van iets anders is niet succesvol. Dit komt doordat de bioscoop dan niet als eenheid naar voren komt. Voorbeeld hiervan is Mustsee Euroborg in Groningen onderdeel van gebiedontwikkeling Euroborg, met stadion, winkels, en dergelijke.
Omid Reza Alizadeh
157
De toekomst van de bioscoop
Bijlage VII.
Interviewresultaten Filmhuis Den Haag
Filmhuis Den Haag is een filmhuis die niet commerciële films van onafhankelijke producenten aanbiedt. Om meer over filmhuisbranche te weten te komen en daarmee de verschillen ten opzichte van de commerciële bioscopen vast te stellen, is een interview gehouden (dd. 13-9-06) met de heer Raaijmakers van de afdeling communicatie en educatie. Het interview is gehouden aan de hand van verschillende deelvragen. Hieronder zijn de vragen en de antwoorden die daarbij horen beschreven. 1. Zijn de filmhuizen doelgroepgericht en zo ja welke doelgroep(en) is/zijn populair en waarom? Filmhuizen hebben een vaste doelgroep, het zogenaamde ‘NRC-publiek’. Deze bezoekers zitten in de leeftijdscategorie 25-45 jaar. Over het algemeen zijn het net iets meer vrouwen dan mannen, ze zijn hoger opgeleid, hebben geen kinderen of de kinderen zijn al de deur uit. Ook zijn er intellectuelen. De filmhuizen richten zich echter niet enkel tot de genoemde doelgroep, want de vaste doelgroep komt toch een bezoekje brengen. De focus is breed en er wordt steeds meer ook gefocust op jongeren. Volgens Raaijmakers kiezen mensen die het filmhuis bezoeken puur voor de film en minder voor het sociale aspect, zoals bij de commerciële bioscopen het geval is. Uit hun eigen onderzoek komt naar voren dat jongeren de commerciële bioscopen gezelliger vinden (omdat ze daar popcorn en cola kunnen krijgen) en vaak denken ook de jongeren dat de filmhuizen alleen maar oude films draaien terwijl dit niet het geval is. 2. Wat zijn de voornaamste concepten dat de filmhuizen hanteren en waarin verschillen die van de commerciële bioscopen? Filmhuis Den Haag is een grote Filmhuis die zich in de Randstad bevindt. Ze richten zich dan ook op een groot verzorgingsgebied (veel mensen en veel culturen). Er worden actuele films aangeboden maar ook cinematheek films. Cinematheek films zijn programma’s op het gebied van filmgeschiedenis, landenfestivals en dergelijke. Dit zijn dan ook allemaal extra programma’s die een commerciële bioscoop niet biedt. Het doel hiervan is het ‘in leven houden’ van de filmgeschiedenis. De meeste concepten zijn dus ook gericht op films en filminhoud. Het filmhuis bezit echter ook een café en een restaurant. Volgens Raaijmakers worden ook in andere grote filmhuizen in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht films gecombineerd met horecafaciliteiten. Horecafaciliteiten als café en restaurant komen in de commerciële bioscoopwereld weinig voor. Maar bij filmhuizen is naast het aanbod van goede films ook het sfeer een belangrijk sleutelwoord bij de conceptvorming. Dit is dan ook berust op twee soorten bezoekers. Raaijmakers onderscheidt (volgens een onderzoek van het Filmhuis zelf) twee soorten bezoekers, bezoekers die puur voor de film komen en bezoekers voor een middagje/avondje uit in combinatie met film. Hij zegt dat er zelfs bezoekers zijn die puur voor het café en restaurant komen en weer zonder een film te pakken weer weggaan. Het gaat er dus om een samenspel van aanbod van inhoud en sfeer. En dit filmhuissfeertje onderscheid zich van de commerciële bioscopen. 3. Wat kunnen de bioscopen van de filmhuizen leren? Bij de vraag wat de bioscopen van de commerciële bioscopen kunnen leren, is heel moeilijk aan te geven. Raaimakers zegt dan ook het volgende: “bij de commerciële bioscopen is er allemaal maar net niet”. Daarmee doelt hij op goedkope materialen en afwerking, goedkope aankleding van de zalen en ook nog eens een duur kaartje. Hij merkt echter ook op dat de doelgroep die de commerciële bioscopen bezoekt dit wel oké vindt. Het zijn namelijk vaak jongeren die puur voor de film gaan. Als de zelfde bezoekers naar het filmhuis komen, vinden ze het café en restaurant niet leuk omdat de sfeer schools en misschien te knus uitziet. In tegenstelling tot een café en een restaurant met goede maaltijden past misschien een fastfoodketen beter bij de doelgroep.
Omid Reza Alizadeh
158
De toekomst van de bioscoop
4a. Vanaf 1996 is het aantal bezoekers bij de filmhuizen gestegen. In het jaar 2004 steeg het bezoek zelfs met 27%, ten opzichte van 2003, naar 1,5 miljoen bezoekers. In de zelfde periode is het aantal bioscoopbezoekers echter gedaald. Waaruit laat de aanhoudende groei zich verklaren? Welke factoren zijn hierbij van belang? Raaijmakers (2006) geeft aan dat het een moeilijke vraag is en “als we dat wisten zou iedereen over ons heen vallen, want dan hadden wij de gouden hand”. Hij geeft wel aan dat de helft van de bioscopen geven aan dat de daling van het aantal bezoekers door slechte films (onaantrekkelijk) wordt veroorzaakt en de andere helft heeft het over de slechte economie heeft. Dat filmhuizen meer bezoekers over de vloer hebben gehad, komt volgens hem door de volgende aspecten: • Bewustwording van de bezoekers (wil meer inhoudelijke films); • Meer interesse in soort films die de filmhuizen aanbieden. Dat de bezoekers meer interesse hebben in inhoudelijke films is zelfs door Pathé bioscopen te bevestigen. Pathé bioscopen bieden namelijk ‘PAC-films’ (Pathe Arthouse Cinema) aan. Dit zijn arthouse films die kwaliteit en inhoud hebben. Naast de bovengenoemde aspecten wordt ook het feit dat filmhuizen de laatste jaren bezig zijn geweest met renovaties en daarmee de bevordering van de sfeer genoemd. Filmhuis Den Haag is momenteel bezig met renovatie van het café en bouw van een extra tentoonstellingszaal en filmzaal. Hierbij wordt aandacht besteedt aan kleuren, materialen en de indeling. Het gaat erom de industriële sfeer (qua materialen, vormen en kleuren) van het gebouw (ontworpen door Herzberger) weer tot leven te roepen. Op de opmerking dat industrieel een saaie sfeer oproept, merkt Raaijmakers op dat industrieel ook positief kan overkomen. Alle filmhuizen zijn namelijk industrieel: bij alle filmhuizen is er het zelfde filmhuissfeertje met veel linoleum, zwart-wit foto’s, gispen meubilair en half warme kleuren (bruin). Kortom industrieel in de zin van knusheid. Bij de vraag waarom het filmhuis voor bepaalde kleuren kiest (rood, grijs, wit, bruin) zegt Raaijmakers dat kleuren persoonlijk zijn en dat het bij iedereen een ander effect heeft. Het gaat er om de kleuren zodanig te combineren dat het totaalplaatje goed uitkomt. 4b. In 2005 is echter een plotselinge daling van circa 34% te constateren. Daarmee is het bezoekersaantal gedaald naar 1,0 miljoen. Wat is volgens u de reden voor de plotselinge daling? De reden hiervoor wordt het aanbod van films genoemd. Door het uitblijven van filmhits is het aantal bezoekers toch iets weer gedaald. Het valt dus op dat de film een belangrijke rol speelt bij het bezoek en dat sfeer niet een heel grote invloed uitoefent. Maar dit is misschien ook logisch, de hoofdfunctie is het aanbod van films. 5. Concurreren de filmhuizen met de commerciële bioscopen en zo ja waarmee en waarvoor concurreren ze met elkaar? In het algemeen is er geen concurrentie tussen de filmhuizen en de commerciële bioscopen. Dit komt omdat er sprake is van twee verschillende branches met twee verschillende soorten aanbod. Raaijmakers (2006) geeft wel aan dat we van concurrentie kunnen spreken indien we naar het publiek toe kijken. Hiermee doelt hij op het feit dat de bezoeker maar één keer zijn geld uitgeeft en wie die bezoeker binnen krijgt, is in het voordeel. Hij zegt dat zij ook meer jongeren aan zich willen binden maar toch blijven ze realistisch omdat er weinig jongeren zijn die de films van het filmhuis interessant vinden. Hierdoor heeft elk branche dus uiteindelijk ook zijn eigen vaste bezoekers. 6. Denkt u dat er in de toekomst steeds meer filmhuizen bij zullen komen en zo ja zal dit volgens u ten koste gaan van het aantal commerciële bioscopen? Er zullen in de toekomst niet veel meer filmhuizen bij komen dan er nu al zijn. De focus ligt eerder bij de uitbreiding van de bestaande filmhuizen. De filmhuizen werken dan ook
Omid Reza Alizadeh
159
De toekomst van de bioscoop samen qua aanbod van films en er is geen concurrentie tussen de filmhuizen onderling. Indien er wel meer filmhuizen bijkomen, zal er onderlinge concurrentie optreden, echter heeft dit geen effect op het totale aantal bezoekers. Indien er wel meer filmhuizen bijkomen heeft dit geen effect op het aantal commerciële bioscopen. Zoals gezegd heeft elk branche haar eigen bezoekers tenzij de bezoekers van de bioscopen massaal de weg naar de filmhuizen zoeken. 7. Wat zijn de toekomstplannen van de filmhuizen? Wat voor strategie streven ze na? De toekomstplannen van de filmhuizen is het verbreden van de doelgroep. Inspelen op de plezierbezoekers zal een belangrijkere rol gaan spelen om deze doelgroep een leuke middag/avond aan te bieden en daarmee ze ook bewust maken van de inhoudelijke kwaliteitfilms. Kortom het gaat om het bevorderen van herhalingsbezoek van zowel filmliefhebbers als filmbezoekers. Opmerkingen: Raaijmakers (2006) merkt op dat het eigenlijk heel moeilijk is om een dergelijk onderzoek te doen binnen de branche. De bezoekers weten zelf vaak niet wat ze willen en als we af gaan op eigen intuïtie komen we vaak ook tot leuke concepten. Het bieden van een café en restaurant is van belang. Dat is te concluderen uit de cijfers van de horecaondernemingen en uit eigen ervaring. Raaijmakers geeft namelijk aan dat hun eigen café en restaurant vaak vol zitten.
Omid Reza Alizadeh
160