Onderwijsbeleidsplan 2013-2016
De toekomst in eigen hand!
De techniek waarop Nederland draait
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
2
Colofon
Opdrachtgever UNETO-VNI Contactpersoon Paul Ewalds Disclaimer © UNETO-VNI, Zoetermeer 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, film, elektronisch, op geluidsband of op welke andere wijze ook en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van UNETOVNI. De inhoud van deze publicatie is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Toch kan het risico van onduidelijkheden of onjuistheden niet geheel worden vermeden. UNETO-VNI sluit iedere aansprakelijkheid uit voor zowel de schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze gegevens, als schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van onvolledigheden, onjuistheden of onvolkomenheden in deze publicatie.
UNETO-VNI Bredewater 20 Postbus 188 2700 AD Zoetermeer T 070 325 06 50 F 079 325 06 66 E
[email protected] W www.uneto-vni.nl
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
3
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ....................................................................................... 4 Voorwoord............................................................................................... 6 Samenvatting .......................................................................................... 8 Inleiding .................................................................................................. 9 1 Trends en Ontwikkelingen ................................................................ 10 1.1 De economie ..........................................................................................................10 1.2 De installatiebranche ..............................................................................................10 1.3 De installatiebedrijven en HRM-beleid ....................................................................11 1.4 De arbeidsmarkt .....................................................................................................12 1.5 Personeel ...............................................................................................................13 1.6 Beroeps- en wetenschappelijk onderwijs ................................................................14 1.7 Post-initieel onderwijs .............................................................................................16
2 Visie en missie .................................................................................. 17 2.1 Onderwijsvisie UNETO-VNI ....................................................................................17 2.2 Onderwijsmissie UNETO-VNI .................................................................................17
3 Strategie onderwijsbeleidsplan ......................................................... 18 3.1 Instroom TI-werknemers .........................................................................................18 3.1.1
Doelgroepen instroom .............................................................................................. 18
3.1.1a Stimuleren en informeren........................................................................................... 18
3.2 Kwaliteit van opleiden .............................................................................................19 3.2.1
Regulier onderwijs .................................................................................................... 19
3.2.1a Samenwerking onderwijs en bedrijfsleven ................................................................. 19 3.2.1b Mobiliseren van de branche ....................................................................................... 21 3.2.2
Cursorisch onderwijs ................................................................................................ 22
3.2.2a Branche-vakmanschapsstructuur .............................................................................. 22 3.2.2b Loopbaanontwikkeling ............................................................................................... 23 3.2.3
Overkoepelende onderwijsvraagstukken.................................................................. 24
3.2.3a Doorlopende leerweg ................................................................................................. 24 3.2.3b Kennisinfrastructuur ................................................................................................... 24
3.3 Behoud van TI-werknemers ....................................................................................25 3.3.1a Boeien en binden ....................................................................................................... 25 3.3.1b Goed werkgeverschap ............................................................................................... 25
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
4
4 Leidraad voor de uitvoering van het onderwijsbeleid......................... 27 5 Betrokkenen bij het onderwijsbeleid .................................................. 28 Bijlagen ................................................................................................. 34
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
5
Voorwoord Veel bereikt en nu verder! Met een nieuw onderwijsbeleidsplan richten we onze blik op de toekomst. Toch is de totstandkoming ervan ook een moment om kort stil te staan bij wat we hebben bereikt met ons vorige onderwijsbeleidsplan. Nog niet zo lang geleden kenden de techniekbranches geen gestructureerd en breed gedragen onderwijsbeleid. Ook bij UNETO-VNI moest de bewustwording van de noodzaak hiervan op gang komen. Dat die bewustwording er is gekomen, is vooral te danken aan het feit dat er een gedegen onderwijsbeleid werd ontwikkeld. Een beleid dat rust op een aantal belangrijke pijlers en dat bovendien consistent, zichtbaar en voelbaar is. En een beleid dat belangrijke partners, zoals OTIB, Installatiewerk, Kenteq en partijen in het onderwijsveld de mogelijkheid bood om de zo gewenste samenwerking (landelijk en regionaal) te verstevigen. Met de doelen steeds in het vizier, hebben we de afgelopen jaren een aantal aansprekende successen geboekt: + Ondernemers bepalen in de Regionale Beleidsplatformen Installatietechniek (RBPI’s) de invulling van het beroepsonderwijs. Deze RBPI´s vormen inmiddels een solide basis voor duurzame regionale samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven. + UNETO-VNI heeft dankzij een sterke lobby een positie verworven in de regulering van het mbo. Door onze betrokkenheid bij de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) kunnen we invloed uitoefenen op de kaders die gesteld worden voor het beroepsonderwijs. + Voor de inrichting van examinering in het mbo is – samen met de sectoren metalektro en metaalbewerking – Examenservice opgericht. + Bedrijven kunnen zich onderscheiden als Excellent Opleidingsbedrijf. Dit draagt niet alleen bij aan het imago van het individuele bedrijf, het zet ook de technische installatiebranche in een positief daglicht. + TechniekTalent.nu werkt hard aan het imago van de technische sector. TechniekTalent.nu is een samenwerking van de fondsen van de technische branches. Dankzij deze samenwerking zijn de campagnes om jongeren te interesseren voor de techniek nu ook gericht op leerlingen in het basisonderwijs, de onderbouw van het mbo en het voortgezet onderwijs. Hoewel er veel is bereikt, zal het nog veel energie kosten om de successen van de afgelopen jaren te verduurzamen. De beleidskaders zijn stevig verankerd. Nu is het belangrijk dat de uitwerking de volle aandacht krijgt. De regio heeft hierin een sleutelrol. De regionale infrastructuur moet verstevigd en uitgebreid worden, waarbij professionalisering van onze achterban in dit proces een belangrijk aandachtspunt is.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
6
Maar er zijn nog meer onderwerpen die aandacht verdienen: + Een branche-vakmanschapsstructuur geeft cursorisch onderwijs een civiel effect. Zeker in combinatie met het meten van verworven competenties krijgen zij-instromers op die manier de kans zich te kwalificeren via een kortere leerlijn. Het biedt tevens de groeiende groep zzp’ers in de sector de mogelijkheid om hun kwalificaties in beeld te brengen en zich daarmee in de markt te onderscheiden. + Er is nog altijd dringend behoefte aan een doorlopende leerlijn binnen het reguliere onderwijs. Dit vraagt om het verbreden van de landelijke en regionale samenwerking met het beroepsonderwijs naar vmbo en hbo. + De verbinding tussen het reguliere onderwijs en de branche-vakmanschapsstructuur kan tot stand worden gebracht via beroepscompetentieprofielen. De economische crisis heeft ook onze sector bereikt. Toch zal de krapte op de arbeidsmarkt terugkeren zodra de economie weer aantrekt. Een goede beeldvorming van de sector is belangrijk om onze toekomstige vacatures te kunnen vervullen. Hierin ligt een taak voor onze ondernemers.
"We bepalen tenslotte gezamenlijk het beeld van onze branche" Adrie B. Stuij, Voorzitter Beleidsadviescommissie Onderwijszaken, UNETO-VNI.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
7
Samenvatting Om te komen tot het UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016 zijn relevante trends en ontwikkelingen bestudeerd, onderscheiden naar economie, installatiemarkt, arbeidsmarkt, personeel en onderwijs. Onderwijsvisie en -missie De branche voelt zich mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van werknemers in de technische installatiebranche, in alle fasen van hun loopbaan. Vanaf het moment dat werknemers instromen (als leerling of als medewerker) ondersteunt UNETO-VNI bedrijven bij het ontwikkelen en opleiden van medewerkers, zodat zij optimaal inzetbaar zijn. Dit leidt tot goed toegeruste en tevreden medewerkers die zich naar eigen wensen en mogelijkheden kunnen ontwikkelen en een positief imago van de branche uitdragen. Op die manier kunnen bedrijven in de technische installatiebranche voldoende medewerkers werven en behouden. De onderwijsmissie van UNETO-VNI luidt: Het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende goed opgeleid personeel in de branche. Strategie In het UNETO-VNI Onderwijsbeleidsplan 2013-2016 is de strategie uitgewerkt in ambities voor verschillende aandachtsgebieden. Als het gaat om de instroom richt de strategie zich vooral op communicatie en informatie. De strategie voor het reguliere onderwijs richt zich op de samenwerking van het onderwijs en het bedrijfsleven. Hierbij is vooral aandacht voor de inhoud van opleidingen, de beroepspraktijkvorming, de examinering en de macrodoelmatigheid. De RPBI’s nemen de regie voor regionale activiteiten en zorgen voor draagvlak voor deze activiteiten bij de achterban. Daarnaast is er binnen het onderwijsbeleid ook aandacht voor het mobiliseren van de branche. Via het RBPI wordt een regionaal platform geboden voor overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven. Hiervoor is het belangrijk om bedrijven te stimuleren zich aan te sluiten bij dit platform. Daarnaast is het zaak om bedrijven te ondersteunen bij het professionaliseren van hun deelname in het overleg. De strategie voor cursorisch onderwijs focust op het inrichten van een branche-vakmanschapsstructuur die leidt tot een civiel effect van opleidingen en die tevens inzetbaar is als standaard voor EVC-trajecten. Om loopbaanontwikkeling te stimuleren, worden de SkillsManager als strategisch loopbaaninstrument en een leven lang leren gepromoot. Onderzocht wordt hoe zzp’ers in de technische installatiesector tot loopbaanontwikkeling gestimuleerd kunnen worden. De strategie voor overkoepelende onderwijsvraagstukken richt zich op het bewerkstelligen van een doorlopende leerweg, met verbinding tussen regulier onderwijs en de branchevakmanschapsstructuur. Om te komen tot een goede kennisinfrastructuur wordt de kennis die in de branche is ontwikkeld via een centraal punt ontsloten voor diverse doelgroepen. Om werknemers te behouden richt de strategie zich op boeien en binden. Dat gebeurt door bedrijven in staat te stellen zich te onderscheiden als Excellent Opleidingsbedrijf, hen bewust te maken van het feit dat zij invloed hebben op de beeldvorming van de branche en door loopbaanmogelijkheden binnen de branche in beeld te brengen. Leidraad voor de uitvoering van het onderwijsbeleid De uitvoering van het onderwijsbeleid van UNETO-VNI stoelt op vijf pijlers: ketenbenadering, vraagsturing, regionalisering, kwaliteitsborging en initiatiefbevordering door het bedrijfsleven.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
8
Inleiding Sinds 2008 voert UNETO-VNI een actief onderwijsbeleid. Dit moet ertoe bijdragen dat de branche nu en in de toekomst in voldoende mate beschikt over goed opgeleid personeel. Het onderwijsbeleid van UNETO-VNI heeft tot een aantal resultaten geleid. Betere samenwerking Landelijk is er een brede en hechte samenwerking tussen UNETO-VNI, het opleidingsfonds (bestuurlijk, landelijk en regionaal), het kenniscentrum en aanpalende organisaties, zoals opleidingsbedrijven. De instroom wordt bevorderd dankzij de structurele samenwerking met andere technische sectoren. Dit gebeurt in TechniekTalent.nu. Meer invloed op landelijk onderwijsbeleid Samen met VNO-NCW en MKB Nederland heeft UNETO-VNI de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) opgericht. In deze stichting heeft UNETO-VNI ook zitting. UNETO-VNI heeft hiermee (en via de onderwijscommissie VNO-NCW) invloed op het landelijke onderwijsbeleid van het ministerie van OCW. Samen met de Metaalunie en de MBO Raad (sector Techniek) heeft UNETO-VNI Examenservice opgericht: een sectorale samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs. Via Examenservice krijgt het bedrijfsleven invloed op de wijze van examineren. Meer regionale invloed op het onderwijs Voor de regionale samenwerking met het onderwijs hebben we een structuur ingericht met RBPI’s en lokale platforms. Als spin-off hiervan ontwikkelen ROC’s en bedrijven regioprofielen die meer inhoud geven aan kwalificatiedossiers. Deze samenwerking geeft het bedrijfsleven een directe invloed op de inhoud van het reguliere onderwijs. Het ontwikkelen en uitvoeren van onderwijsbeleid is een doorlopend proces, gericht op het behalen van de doelstelling van UNETO-VNI. En uiteraard met aandacht voor relevante ontwikkelingen in het onderwijs. Dit beleidsplan beschrijft relevante trends en ontwikkelingen en vertaalt deze in beleidsdoelstellingen. Het onderwijsbeleid voor de periode 2008-2012 wordt de komende jaren voortgezet. Dat betekent dat we verder gaan met de lopende activiteiten, tenzij nieuwe ontwikkelingen reden zijn om ons beleid en de uitvoering daarvan bij te stellen. Leeswijzer Deel 1 van dit beleidsplan beschrijft de trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche. Deel 2 vertaalt deze in onze missie, visie en strategie. Deel 3 geeft vanuit de strategie een beeld van de lopende activiteiten, de voortzetting hiervan en de nieuwe activiteiten. Concrete activiteiten worden opgenomen in een operationeel plan. De pijlers van het onderwijsbeleid staan beschreven in deel 4. En deel 5 geeft u inzicht in de betrokken spelers en in de rol die zij hebben bij het uitvoeren van ons onderwijsbeleid voor de periode 2013-2016.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
9
1 Trends en Ontwikkelingen Deel 1 van het Onderwijsbeleidsplan 2013-2016 schetst de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de technische Installatiebranche op het gebied van de economie, installatiemarkt, arbeidsmarkt, personeel en onderwijs.
1.1
De economie Begin 2011 leek de technische installatiebranche zich aarzelend te ontworstelen aan een ongunstige periode. De tijdelijke btw-verlaging voor verbouw en onderhoud van woningen was de grootste aanjager van het omzetherstel. Ook de wens van gebouweigenaren om het energiegebruik terug te dringen, zorgde voor extra omzet. Hierdoor neemt immers het aantal en de complexiteit van 1 installaties toe. Sinds halverwege 2012 is er echter opnieuw sprake van stagnatie. Door de crisis op de woningmarkt worden er minder woningen gebouwd. Ook het aantal verbouwingen en renovaties neemt af; er kwam een einde aan het verlaagde btw-tarief voor deze werkzaamheden voor woningen die ouder zijn dan twee jaar. Ter illustratie: in de eerste zeven maanden van 2012 hebben 1.554 bouwbedrijven en bedrijven die daaraan zijn gelieerd hun deuren gesloten. Dat is 43 procent meer dan in dezelfde 2 periode vorig jaar. Tot nog toe leken de gevolgen van de slechte economie voor de technische installatiebranche mee te vallen. Maar de diepe crisis in de bouw wordt steeds meer voelbaar in de gehele bouwketen. En 3 daarmee ook voor de technische installatiebranche .
1.2
De installatiebranche Radar 2020 beschrijft de grote, maatschappelijke trends die richting geven aan de ontwikkeling van de 4 technische installatiebranche.
Figuur 1: Kracht van ‘drivers’ naar thema’s
3
Trends kunnen we niet los van elkaar zien: ze beïnvloeden elkaar en bestrijken veelal gemeenschappelijke terreinen. Bezien vanuit de markt en vanuit de bedrijfsvoering van de installatiebedrijven onderscheidt UNETO-VNI zeven thema’s in haar strategisch plan: Sociale innovatie
Comfortabel leven
Integraal installeren
Nieuwe businessmodellen
Intelligente energievoorziening
Installeren nieuwe stijl
Renovatie-evolutie
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
10
Nieuwe markten en een nieuwe generatie werknemers stellen andere eisen aan de strategie, communicatie en organisatie van installatiebedrijven. Naast innovaties zijn andere competenties nodig, zowel op technologisch als op sociaal terrein. Met onderzoek, kennisoverdracht en concrete producten stelt UNETO-VNI haar leden in staat op deze gebieden nieuwe kansen te benutten. Onderwijs is hierbij een sleutelbegrip.
1.3
De installatiebedrijven en HRM-beleid In een economische crisis is het voor bedrijven belangrijk de productiviteit en het concurrentievermogen te verbeteren. Nieuwe managementvaardigheden (dynamisch managen), innovatieve organisatieprincipes (flexibel organiseren) en hoogwaardige arbeidsvormen (slimmer werken) dragen hiertoe bij. De technische ontwikkelingen in de installatiebranche maken bijscholing van werknemers noodzakelijk. De bedrijven moeten zich anders organiseren en positioneren. Deze paragraaf gaat dieper in op de interne organisatie, waaronder het HRM-beleid van de bedrijven in de technische installatiebranche. Personeelsbeleid Bedrijven in de technische installatiebranche hanteren dezelfde aanpak voor werving en selectie van personeel als voor de crisis. Ze komen aan personeel door in te lenen, zzp’ers in te huren of door zelf personeel te werven. De meeste bedrijven richten zich vooral op autochtone mannen tussen de 20 en 45 jaar, die fulltime willen werken en ervaring hebben. Zowel grote als kleine bedrijven zien sfeer en salaris als middelen om personeel te binden. Veel andere ‘bindmiddelen’ worden nauwelijks ingezet. Denk aan het bieden van flexibele werktijden, het 5 werken in deeltijd en het geven van meer invloed op de inhoud van het werk. Een gemiste kans: veel werknemers die zich oriënteren op ander werk doen dat uit onvrede met het personeelsbeleid van hun werkgever. Zij willen meer overleg, meer opleidings- en loopbaanmogelijkheden, een beter beoordelings- en beloningsbeleid en meer mogelijkheden om in 6 deeltijd te werken. Sturing overheid 7 De overheid wil dat werknemers langer gezond en productief blijven . Hierdoor krijgen bedrijven te maken met thema’s als levensfasebewust personeelsbeleid. Dat betekent onder meer dat fysiek zwaar werk wordt vervangen door lichter werk en dat werknemers eenvoudiger na verloop van tijd in een andere sector aan de slag gaan of juist vanuit een andere sector instromen. Scholingsbeleid Bedrijven in de technische installatiesector ontwikkelen meer leerplannen en zijn beter op de hoogte van de ontwikkelingen in het beroepsonderwijs dan (mkb)bedrijven uit andere sectoren. Zo blijkt uit een benchmark waarin de leercultuur van bedrijven is vergeleken. Verder blijkt dat het management van de meeste bedrijven in de technische installatiesector zich bewust is van het nut en de noodzaak van leren in het bedrijf. Bij direct-leidinggevenden blijft dit besef nog wat achter. Scholing is bij veel bedrijven in de technische installatiesector vooral gericht op de huidige werkprocessen en verbeteringen hiervan. Informeel leren wordt veel toegepast. Hieronder verstaan we leren van collega’s en leidinggevenden op de werkplek in situaties die zich spontaan aandienen. Daarnaast vallen bijvoorbeeld ook taakroulatie en andere niet-georganiseerde leersituaties onder 8 informeel leren.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
11
Het personeelsbestand vergrijst. Door het vertrek van oudere werknemers verdwijnt er veel vakkennis en vakmanschap uit de branche. Kennisoverdracht neemt hierdoor de komende jaren in belang toe. Inhuur zzp’ers Jarenlang nam het aantal bedrijven dat zzp’ers inzet toe. In 2010 maakte meer dan de helft van alle bedrijven hiervan gebruik. Maar door de recessie nam de inhuur van zzp’ers in 2011 af. Bedrijven werken vaak met ‘vaste’ zzp’ers en stellen aan hen dezelfde eisen als aan werknemers: werkervaring in de technische installatiesector, motivatie, klantvriendelijkheid en betrouwbaarheid. Slechts een 9 derde van de bedrijven eist een relevante vakopleiding. Instromers uit andere landen De samenleving verandert. Grenzen verdwijnen en het verkeer van arbeidskrachten tussen landen neemt toe. Bedrijven werven steeds vaker medewerkers uit andere landen; vakkrachten die met beperkte om- en bijscholing zelfstandig kunnen werken. Deze ontwikkelingen zijn nog pril en worden afgeremd door de crisis. De komende jaren zal blijken of deze ontwikkelingen zich voortzetten wanneer de economie zich herstelt.
1.4
De arbeidsmarkt Bedrijven in de technische installatiebranche konden in 2011 en 2012 nog redelijk in hun behoefte aan nieuwe medewerkers voorzien. De vraag is hoe lang dat nog blijft. Arbeidsmarktdeskundigen verwachten dat de krapte op de arbeidsmarkt terugkeert, zodra de economie weer aantrekt. Personeelsbehoefte De verwachting was aanvankelijk dat de werkgelegenheid in de bouw- en installatiebranche in 2012 10 weer zou aantrekken. Maar door de diepe crisis waarin de bouw medio 2012 terechtkwam, zal dit later gebeuren, wellicht in 2014. Eerder werd geschat dat de bedrijven in de technische installatiebranche in 2012 16.565 nieuwe werknemers nodig had om te voorzien in de uitbreidings- en vervangingsvraag. Die wervingsbehoefte zal toenemen; ook in deze tijd van crisis is er behoefte aan instroom van leerlingen en vakkrachten. Internationalisering van arbeid Moderne communicatiemiddelen maken de wereldmarkt voor vrijwel iedereen toegankelijk. Dit heeft ook invloed op de arbeidsmarkt. Arbeid is veel minder plaatsgebonden dan vroeger. Arbeidskrachten verplaatsen zich naar gebieden waar tekorten zijn. Nederlandse arbeidskrachten zijn wat dat betreft relatief behoudend. Internationale arbeidskrachten kunnen een oplossing vormen voor de tekorten op 11 de arbeidsmarkt die gaan ontstaan. Met name Oost-Europese arbeidskrachten zijn nu al erg mobiel.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
12
Stromen op de arbeidsmarkt De instroom in de technische installatiebranche bestaat uit schoolverlaters en zij-instromers. Mbo’ers en hbo’ers vormen structureel 14 tot 17 procent van de werknemers die instromen in de branche. De 12 meeste instromers werkten eerder in een andere branches . Zie figuur 2.
13
Figuur 2: Stromen op de arbeidsmarkt van de technische installatiebranche in de jaren 2000-2010.
Tussen de technische installatiebranche en andere branches is veel mobiliteit. Zo is er veel uitwisseling met de bouw, de metaal, de transportsector, de handel, en de informatie- en 14 ontwerpdiscipline . Het aantal leerlingen dat vakopleidingen volgt, daalt. Hetzelfde geldt voor het aantal schoolverlaters. Hierdoor ontstaat een felle concurrentiestrijd om jongeren te vinden en te binden. De technische installatiebranche is straks grotendeels op zij-instroom aangewezen. Van de instromers in de technische installatiesector is na één jaar een derde weer vertrokken. Na twee jaar is dat ruim de helft. Dit geldt ook voor jonge instromers, waaronder schoolverlaters. Door de economische crisis staat het aantal leerwerkplekken onder druk. Dat gaat gepaard met een behoorlijk verlies aan instroom. Het UWV pleit voor regionale regie in het arbeidsmarktbeleid, op basis van samenwerking tussen 15 gemeenten/UWV, ondernemers en het onderwijs . Deze regionale samenwerking kan op termijn mogelijkheden bieden voor het inzetten van financiële instrumenten om de arbeidsmarkt en de intersectorale mobiliteit te reguleren en/of te faciliteren.
1.5
Personeel De samenstelling van het personeel in de technische installatiesector verandert. Door ontgroening en vergrijzing verdwijnt kennis uit de sector. Cijfers Medio 2011 waren er circa 154.000 werknemers in de branche werkzaam, waarvan ongeveer 5 16 procent als zzp’er . Van alle werknemers is 90 procent man en werkt 92 procent fulltime. De gemiddelde leeftijd van de werknemers is gestegen van 35,3 jaar in 2000 tot 38,9 jaar in 2011. Dat de branche ontgroent, blijkt vooral uit het dalende aandeel medewerkers in de leeftijdsgroep van 25 tot 34 jaar. Dit aandeel nam af van 32 procent in 2000 tot 24 procent in 2010.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
13
Aannamebeleid Het eenzijdige aannamebeleid heeft gezorgd voor een eenzijdig personeelsbestand van bedrijven in de technische installatiesector. Het aandeel jongeren, vrouwen en allochtonen verandert door de jaren heen nauwelijks. De branche weet belangrijke groepen niet te bereiken die juist een oplossing kunnen bieden voor het personeelstekort dat zich gaat aftekenen. Sociaal-culturele veranderingen De rolmodellen van vroeger veranderen; mannen nemen vaker zorgtaken op zich. Het combineren van werk en zorg wordt makkelijker als werknemers (tijdelijk) in deeltijd kunnen werken. Ook de belangrijkste waarden van werknemers zijn aan het schuiven. Loopbaanontwikkeling en zelfontplooiing wordt steeds belangrijker gevonden; werknemers willen zich binnen hun werk kunnen ontplooien op een zelf gekozen manier en verwachten dat ze dat flexibel kunnen combineren met een 17 volwaardig gezins- en privéleven. Jongeren die instromen in de sector, zijn opgegroeid na 1985. Deze generatie wordt wel de generatie Einstein of millenniumgeneratie genoemd. De jongeren die hiertoe behoren, zijn opgegroeid in een informatiemaatschappij en verwerken informatie op een creatieve en multidisciplinaire wijze. Dit in tegenstelling tot de rationeel, logische wijze van de generatie voor hen. Van de Einstein-generatie wordt gezegd dat zij minder statusgevoelig is en minder bereid om te verhuizen of lang te reizen voor hun baan. Ook zijn zij eerder collectivistisch dan individualistisch ingesteld. Deze jongeren worden anders gemotiveerd dan oudere werknemers. Zo hebben zij de behoefte aan 18 een werkomgeving waarin zij iets kunnen leren en ervaring kunnen opdoen.
1.6
Beroeps- en wetenschappelijk onderwijs Het bedrijfsleven speelt een steeds grotere rol in het beroepsonderwijs. Dat geldt zeker ook voor de installatiesector. Onderwijs en bedrijfsleven dragen in toenemende mate een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Deze paragraaf gaat achtereenvolgens in op de trends waarmee het onderwijs te maken heeft (vmbo, mbo, hbo en wo). Vmbo Leerlingen mogen langer over hun vmbo-opleiding doen. Hierdoor ronden meer leerlingen hun opleiding af en stromen er meer door naar het mbo; het aantal uitvallers daalt, en dat is positief. Om de aansluiting op de vervolgopleidingen te verbeteren, heeft de minister van OC&W in 2011 een aantal acties aangekondigd: + De vmbo-beroepsgerichte programmastructuur vereenvoudigen en actualiseren. + Goed onderwijs bieden aan leerlingen die vroeg richting kiezen én aan degenen die hun keuze later maken. + De aansluiting op het vervolgonderwijs verbeteren, onder andere door het afnemen van centraal schriftelijke en praktijkexamens. + De inhoud en examinering cyclisch vernieuwen. + Doorstroomprogramma’s onderzoeken en verder ontwikkelen. + De regionale afstemming op onder andere het mbo verbeteren. + Gezamenlijke programma’s ontwikkelen voor het vmbo en mbo die meer mogelijkheden bieden. Mbo In het mbo is het competentiegericht leren – beroepsgericht onderwijs – inmiddels ingeburgerd. Het kabinet wil de kwaliteit van het beroepsonderwijs verbeteren; zij wil de besturing en bedrijfsvoering van alle instellingen op orde brengen en de waardering voor vakmanschap verhogen. Het actieplan 'Focus op Vakmanschap 2011-2015' benoemt onder andere de volgende acties: + De kwaliteit van het beroepsonderwijs verhogen. + De examens verbeteren. + De docenten professionaliseren.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
14
+ + + + +
De kwalificatiestructuur vereenvoudigen. De afstemming van het regionaal aanbod aan opleidingen verbeteren (onderling en op de wensen van het bedrijfsleven). De samenwerking tussen vmbo, mbo en hbo verbeteren. Het BVE-stelsel (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) vereenvoudigen. De besturing en bedrijfsvoering van de instellingen op orde brengen.
Verschillende evaluaties tonen aan dat er problemen zijn met de landelijke kwalificatiestructuur in het mbo. Door de verdeling van verantwoordelijkheden en de onheldere communicatiestructuur tussen bedrijfsleven en onderwijs, zijn verkeerde verwachtingen ontstaan. Het oplossen van knelpunten bleek bovendien niet mogelijk. Om die reden is de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) opgericht. De SBB is in de plaats gekomen van het overkoepelend orgaan van de kenniscentra, het COLO. De SBB voert overleg over strategische en beleidsmatige onderwerpen die het mbo en het bedrijfsleven aangaan, zoals kwalificeren en examineren, BPV, kwalificatiestructuur en de macrodoelmatigheid van het opleidingsaanbod. De oprichting van de SBB verandert ook de rol van de kenniscentra. Het kabinet wil bezuinigen op de kenniscentra en kijken of ze kunnen worden samengevoegd. Hun sturende rol in het beroepsonderwijs maakt daarmee plaats voor een meer uitvoerende en dienstverlenende rol. De kenniscentra blijven voorlopig verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken: ontwikkeling van kwalificatiedossiers, erkennen en ondersteunen van de leerbedrijven en zorgen voor voldoende BPV-plaatsen. Daarnaast krijgen de kenniscentra aanvullende taken op het gebied van 19 kwalificatiestructuur, examinering, BPV en doelmatigheid van het opleidingsaanbod . Voor de wettelijke taken leggen de besturen van kenniscentra op dit moment verantwoording af aan de minister van OC&W. Voor de overige (sector-overstijgende) taken leggen zij verantwoording af aan het bestuur van de SBB. De besturen van de kenniscentra worden paritair samengesteld; er zitten vertegenwoordigers in van werkgevers en van de opleidingsinstellingen. In de nieuwe plannen van het kabinet is er sprake van overheveling van taken van de kenniscentra naar de ROC's en naar de SBB. Als die plannen doorgaan, kunnen de taken van de kenniscentra op termijn drastisch veranderen. Hbo en wo Het kabinet heeft ook voor het hoger onderwijs nieuwe maatregelen aangekondigd. De belangrijkste zijn: + De toetsing van de kernvakken. + Het opstellen van criteria voor kwalificaties van de docenten. + Het uitvoeren van systematische controles op kwaliteit en kwaliteitszorg. + Het invoeren van accreditatie op eindniveau en zorgen voor meer toezicht op de examinering. + De introductie van een bekostigingsmodel waarin ook de kwaliteit van de instelling tot uiting komt. Op de werkterreinen binnen de zeven thema’s in het strategisch plan van UNETO-VNI moet nog veel onderzoek plaatsvinden. UNETO-VNI sponsort een drietal leerstoelen (TU Delft, TU Eindhoven en Wageningen University).
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
15
1.7
Post-initieel onderwijs Door de eerder genoemde trends en ontwikkelingen neemt het belang van post-initieel (cursorisch) onderwijs voor de technische installatiebranche toe. Figuur 2 op pagina 8 toont een aanzienlijke instroom in de technische installatiebranche vanuit andere branches; post-initieel onderwijs verzorgt de opleiding van zij-instromers. Post-initieel onderwijs speelt ook een rol bij het herplaatsen van (oudere) werknemers die langer moeten doorwerken. Verder is het voor zittende werknemers belangrijk om de vakkennis en vaardigheden voortdurend aan te passen aan de technische ontwikkelingen. Het cursorisch onderwijs kent nauwelijks overheidsbemoeienis; de markt bepaalt grotendeels de inhoud en de kwaliteit. Daarom zijn branches steeds meer bezig met het ontwikkelen van branchekwalificatiestructuren. Op die manier krijgt post-initieel onderwijs een heldere niveau-aanduiding, een voorspelbare kwaliteit en meer civiel effect voor de deelnemers.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
16
2 Visie en missie De trends en ontwikkelingen die zijn besproken in deel 1 vormen de basis voor het onderwijsbeleid van UNETO-VNI. Deel 2 beschrijft de visie en missie en herleidt hieruit de strategie voor de periode 2013-2016.
2.1
Onderwijsvisie UNETO-VNI 20
De onderwijsvisie van UNETO-VNI uit het Onderwijsbeleidsplan 2012 blijft ongewijzigd: de branche voelt zich mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van werknemers in de technische installatiebranche, in alle fasen van hun loopbaan. Vanaf het moment dat werknemers instromen (als leerling of als medewerker) ondersteunt UNETO-VNI bedrijven bij het ontwikkelen en opleiden van medewerkers, zodat zij optimaal inzetbaar zijn. Dit leidt dit tot goed toegeruste en tevreden medewerkers die zich naar eigen wensen en mogelijkheden kunnen ontwikkelen en een positief imago van de branche uitdragen. Op die manier kunnen bedrijven in de technische installatiebranche voldoende medewerkers werven en behouden.
2.2
Onderwijsmissie UNETO-VNI De onderwijsmissie van UNETO-VNI luidt: Het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende goed opgeleid personeel in de branche. UNETO-VNI wil dit bereiken door het reguliere en cursorisch onderwijs goed te laten aansluiten op de (regionale) behoefte van de branche. Dat maakt een leven lang leren mogelijk: er ontstaan dan immers doorlopende leerwegen binnen een flexibel leerlandschap met passende leermogelijkheden voor elke lerende. De civiele waarde van opleidingsresultaten wordt geborgd door een kwalitatieve meting, zodat kennis en vaardigheden voor de branche helder zijn. Tabel 1 vertaalt de missie in aandachtsgebieden en de strategie. In deel 3 wordt de strategie verder uitgewerkt naar activiteiten. Aandachtsgebieden
Afbakening
Instroom TIwerknemers
-
Strategie
Doelgroepen instroom: -
Kwaliteit van opleiden
Behoud van TIwerknemers
Leerlingen Zij-instroom Internationale arbeidsmarkt
1. Stimuleren en informeren
Regulier onderwijs
2. Samenwerking onderwijs en bedrijfsleven 3. Mobiliseren van de branche
Cursorisch onderwijs
4. Branche-vakmanschapsstructuur 5. Loopbaanontwikkeling
Overkoepelende onderwijsvraagstukken
6. Doorlopende leerweg 7. Kennisinfrastructuur
HRM-beleid TI-bedrijven
8. Boeien en binden 9. Goed werkgeverschap
Tabel 1: Schematisch overzicht focus en invulling UNETO-VNI Onderwijsbeleid 2013-2016
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
17
3 Strategie onderwijsbeleidsplan In deel 2 zijn de trends en ontwikkelingen vertaald in de strategie voor het onderwijsbeleid. Deel 3 geeft per onderwerp van de strategie een uitwerking van de lopende activiteiten, de eventuele voortzetting hiervan en mogelijke nieuwe activiteiten. Paragraaf 3.1 gaat in op de strategie vanuit het aandachtsgebied ‘Instroom TI-werknemers’, paragraaf 3.2 op ‘Kwaliteit van opleiden’ en paragraaf 3.3 op ‘Behoud van TI-werknemers’.
3.1
Instroom TI-werknemers Deze paragraaf gaat dieper in op de verschillende doelgroepen die instromen. Binnen ‘Instroom TIwerknemers’ is ‘Stimuleren en informeren’ voor UNETO-VNI de belangrijkste beïnvloedingsfactor.
3.1.1
Doelgroepen instroom Zoals blijkt uit figuur 2 (pagina 8), bestaat de instroom vooral uit schoolverlaters en werknemers uit andere branches: zij-instromers. Ze komen lang niet allemaal uit Nederland: de internationale arbeidsmobiliteit neemt toe. Verder krijgt de technische installatiebranche te maken met een nieuwe generatie jongeren, veranderende arbeidsverhoudingen en een groeiend tekort aan technici. De doelgroepen waarop we ons richten om de instroom te bevorderen, zijn: + + +
instromers vanuit het reguliere onderwijs. zij-instromers. werkenden uit andere landen.
Instromers vanuit het reguliere onderwijs 14 procent van de instroom in de technische installatiebranche bestaat uit schoolverlaters. Dat percentage zou hoger kunnen zijn: niet elke schoolverlater met een relevante beroepsopleiding gaat daadwerkelijk in de branche aan de slag. Om de instroom te bevorderen is het belangrijk om leerlingen al op jonge leeftijd (op de basisschool) kennis te laten maken met techniek. Het vmbo is van oudsher de grootste leverancier van nieuwe (BBL-)leerlingen voor de technische installatiebranche. Binnen het vmbo kiezen leerlingen aan het eind van het tweede leerjaar de specifieke beroepsrichting. Ze zijn dan meestal veertien jaar. Het is dus belangrijk om jongeren al vroeg te interesseren voor beroepen in de technische installatiebranche. Daarnaast vormt het groeiend aantal havo-leerlingen (plus afstromers) een belangrijke doelgroep. Om de instroom te bevorderen is het belangrijk dat er voldoende BBL-leerwerkplekken zijn. BBLleerlingen willen werkend leren, een BOL-opleiding is voor hen geen goed alternatief. Zij-instromers en werkenden uit andere landen De branche heeft behoefte aan instroom van medewerkers met werkervaring. Niet voor niets bestaat 85 procent van de instroom uit zij-instromers. Intersectorale mobiliteit biedt de technische installatiebranche zowel kansen als bedreigingen; deze vorm van mobiliteit levert instroom op, maar er kan ook veel talent door verloren gaan. Daarmee worden opleidingsinspanningen teniet gedaan. De technische installatiebranche richt zich met haar communicatie nauwelijks op de groep (potentiële) zij-instromers. De mogelijkheden om deze doelgroep te bereiken, zijn niet bekend. Afgezien van de algemene communicatie gericht op het verbeteren van het imago van de branche. 3.1.1a Stimuleren en informeren Belangrijke partners om schoolverlaters en BBL-leerlingen te bereiken, zijn het opleidingsfonds voor de communicatie rondom het TI-onderwijs en -leerlingen en TechniekTalent.nu voor de communicatie techniek breed. TechniekTalent.nu is een samenwerkingsverband van de fondsen van technische
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
18
branches om jongeren te interesseren voor de techniek. TechniekTalent.nu richt zich ook op leerlingen in het basisonderwijs, de onderbouw van het vmbo en het voortgezet onderwijs. Kansen om de zij-instroom te vergroten liggen in het informeren van medewerkers uit andere branches, bijvoorbeeld branches waar medewerkers met werkloosheid worden bedreigd. Ook internationale arbeidsmobiliteit biedt kansen. Wanneer bedrijven in de technische installatiebranche zich meer gaan richten op de internationale arbeidsmarkt, zijn Nederlandse taal en normeringen aandachtspunten voor scholing. In het onderwijsbeleid van UNETO-VNI gaat specifieke aandacht uit naar het stimuleren van BBL-leerwerkplekken.
UNETO-VNI Onderwijsbeleid 2013-2016 - instroom Communicatie en informatie: + UNETO-VNI gaat door met de lopende initiatieven om leerlingen en schoolverlaters te werven. Meer aandacht gaat uit naar hoger onderwijs en het bevorderen van leerwerkplekken. + UNETO-VNI wil in beeld krijgen hoe zij-instromers beter bereikt kunnen worden. + UNETO-VNI volgt de ontwikkelingen op het gebied van de internationale mobiliteit en gaat onderzoeken of een bijdrage vanuit onderwijsbeleid zinvol is.
3.2
Kwaliteit van opleiden Goede opleidingen zijn belangrijk in de technische installatiebranche: ze stellen (aankomende) werknemers in staat om de gewenste kennis en vaardigheden te verwerven en up to date te houden. Goed onderwijs biedt een positieve bijdrage aan de motivatie en bevordert de instroom van werkenden in de sector. De invulling van het onderwijsbeleid 2013-2016 voor het aandachtsgebied ‘Kwaliteit van opleiden’ richt zich op regulier onderwijs (paragraaf 3.2.1), cursorisch onderwijs (paragraaf 3.2.2) en overkoepelende onderwijsvraagstukken (paragraaf 3.2.3).
3.2.1
Regulier onderwijs De overheid treedt steeds verder terug als beleidsmaker op onderwijsgebied. Scholen hebben op dit gebied veel meer autonomie gekregen. Dit geldt vooral voor het mbo. De sturingsfilosofie van de overheid is veranderd en het besef groeit dat stakeholders – en in het bijzonder het bedrijfsleven – invloed moeten kunnen uitoefenen op het onderwijs. UNETO-VNI juicht deze ontwikkelingen toe en richt de strategie van haar onderwijsbeleid 2013-2016 op: a. Samenwerking onderwijs en bedrijfsleven op regionaal, sectoraal en landelijk niveau en b. Mobiliseren van de branche.
3.2.1a Samenwerking onderwijs en bedrijfsleven Voor het reguliere onderwijs wil UNETO-VNI landelijke kaders scheppen; sectorale beleidsafspraken moeten de leidraad zijn voor de regionale uitvoering. Vanuit dit uitgangspunt geeft deze paragraaf een korte verdieping van landelijke, sectorale en regionale samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Binnen elk niveau is de focus van de activiteiten op: + inhoud van opleidingen. + beroepspraktijkvorming. + examinering. + macrodoelmatigheid. Landelijke samenwerking beroepsonderwijs en bedrijfsleven Sturing binnen het reguliere onderwijs is een langdurig traject. De afgelopen jaren hebben enkele doorbraken plaatsgevonden. UNETO-VNI heeft momenteel een goede positie in de regulering van het (mbo-)beroepsonderwijs, via de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) en via VNO-NCW. Deze organisatie zorgt voor de landelijke lobby en belangenbehartiging. Hier worden de kaders
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
19
geschept voor sectorale en regionale uitvoering. Voor de invloed van het bedrijfsleven op het reguliere onderwijs is voortzetting van deze activiteiten belangrijk. Behalve op het mbo wordt de invloed op het vmbo en hbo ook sterker, bijvoorbeeld via de ontwikkeling van opleidingsprofielen via de Bachelor of Engineering. Sectorale samenwerking beroepsonderwijs en bedrijfsleven De opleidingsketen binnen de sector bestaat uit verschillende partijen, met uiteenlopende rollen en verantwoordelijkheden. De partijen in deze keten zijn onder andere: ROC’s, bedrijven, opleidingscentra, universiteiten, cursusinstituten, het kenniscentrum, opleidingsfondsen en UNETO-VNI. Binnen de technische installatiebranche is nog onvoldoende sprake van integrale samenwerking en afstemming binnen de opleidingsketen. Wel zijn hier de afgelopen jaren verschillende initiatieven toe genomen. Omdat het kenniscentrum drie sectoren bedient, is een aantal samenwerkingsverbanden opgezet. Ze richten zich op een breder gebied dan de technische installatiebranche, maar zijn wel bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs binnen de technische installatiebranche te verbeteren: + Stichting Examenservice MEI – een samenwerkingsvorm binnen de metaal-, elektro- en installatietechniek, gericht op examinering in het mbo. + Stuurgroep Praktijkopleiders – samenwerkingsvorm in metaal-, elektro- en installatietechniek, gericht op deskundigheidsbevordering van praktijkopleiders in het mbo. Initiatieven gericht op samenwerking binnen de keten van de technische installatiebranche: + Samenwerking kenniscentrum, opleidingsfonds en UNETO-VNI, gericht op gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van om- en bijscholing in de installatietechniek. + Sturing beroepscompetentieprofielen die de basis vormen voor de ontwikkeling van de (branche)kwalificatiedossiers die bepalend zijn voor de inhoud van het mbo. Deze activiteiten liggen in het verlengde van de trends en ontwikkelingen in het onderwijs. Veranderingen in het mbo leiden tot veranderingen in de rollen van ketenpartners, waaronder de rol van het kenniscentrum. Samenwerking bij de invulling van nieuwe rollen brengt maximale synergie. De basis hiervoor is de afgelopen jaren gelegd. UNETO-VNI heeft de ambitie om de samenwerking sectoraal te verdiepen en te verbreden. Op die manier komen we tot afspraken tussen onderwijs en bedrijfsleven die regionaal uitgevoerd kunnen worden. In navolging van het mbo, zijn nu ook het vmbo en hoger onderwijs meer gericht op samenwerking met onder andere het bedrijfsleven. Regionale samenwerking beroepsonderwijs en bedrijfsleven In elke regio opereert een Regionaal Beleidsplatform Installatietechniek (RBPI), waarin sociale partners vertegenwoordigd zijn. De RBPI’s bepalen de regionale uitvoering binnen de kaders van het landelijke beleid. De RBPI’s richten zich op onder andere duurzame samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en maken regionale afspraken tussen branche en scholen. Het betreft kwalitatieve en kwantitatieve afspraken, gericht op vmbo, mbo en hbo. Om lokale activiteiten te ontplooien, is er een uitvoeringsstructuur onder het RBPI, zoals LPI’s, bedrijvenkringen en Technetkringen. Hierin hebben behalve sociale partners ook andere partijen zitting, waaronder onderwijsinstellingen. Daarnaast vindt regionale samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs plaats vanuit RBPI-masterplannen. De uitvoeringsstructuur en masterplannen overlappen elkaar deels.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
20
Om draagvlak bij de regionale ondernemers te behouden, is meer eenduidigheid en daadkracht van de onderliggende uitvoeringsstructuur – in middelen en menskracht – wenselijk. UNETO-VNI wil dat de RBPI’s hieraan bijdragen. Om de RBPI’s te ondersteunen, zijn er sinds 2012 branchecoaches. Zij informeren bedrijven uit de branche op onderwijsgebied en motiveren hen om deel te nemen aan de regionale overlegstructuren. Om de regionale ontwikkelingen te monitoren en te kunnen sturen op de regionale wensen van de branche, is er een landelijke regiegroep ingericht: CGO. Hieraan nemen de beleidsmakers deel van OTIB en UNETO-VNI. Wetenschappelijk onderwijs De sponsoring van de drie leerstoelen aan de TU Delft, de TU Eindhoven en Wageningen University door UNETO-VNI dragen bij aan technologische innovatie in de branche. De sponsoring levert bovendien hoogwaardige technische kennis op die toegepast kan worden binnen de strategische thema’s van UNETO-VNI. 3.2.1b Mobiliseren van de branche De overheid maakt het regionale bedrijfsleven steeds meer verantwoordelijk voor de invulling en kwaliteit van het onderwijs. Vandaar dat de branche de bedrijven wil mobiliseren om de gehele cyclus in de drie aandachtsgebieden van het onderwijsbeleid te ondersteunen. Zie figuur 3.
Figuur 3: Cyclus doelstellingen UNETO-VNI onderwijsbeleid
Als de kwaliteit en invulling van het onderwijs verbeteren, heeft dit ook zijn weerslag op het imago van de branche. En daarmee op de instroom en het behoud van medewerkers. De RBPI’s vervullen een sleutelrol bij het realiseren van goed onderwijs. Het is niet alleen belangrijk dat bedrijven zitting nemen in de RBPI’s, maar ook dat zij de kennis hebben om het onderwijs te sturen. UNETO-VNI wil de bedrijven faciliteren.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
21
UNETO-VNI Onderwijsbeleid 2013-2016 - regulier onderwijs Samenwerking onderwijs en bedrijfsleven: Focus op: 1. Inhoud van opleidingen, 2. Beroepspraktijkvorming, 3. examinering, 4. macrodoelmatigheid. + + + + + +
UNETO-VNI wil het initiatief behouden als het gaat om de kwaliteitsverbetering van de inhoud en uitvoering van beroepsopleidingen. UNETO-VNI wil de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven in het mbo voortzetten en verbreden naar het vmbo, het hbo en het wo. UNETO-VNI wil op sectoraal niveau de samenwerking blijven zoeken met partijen in de gehele onderwijsketen. UNETO-VNI wil dat de RBPI’s de regie nemen bij regionale activiteiten en zorgen voor draagvlak hiervoor bij de achterban. UNETO-VNI wil meer eenduidigheid en daadkracht van de onderliggende uitvoeringsstructuur. UNETO-VNI wil de sponsoring van de wetenschappelijke leerstoelen voortzetten.
Mobiliseren van de branche: + UNETO-VNI wil via het RBPI het regionale platform bieden voor structureel en inhoudelijk overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven. + UNETO-VNI wil bedrijven stimuleren om zich aan te sluiten bij het RBPI. + UNETO-VNI wil bedrijven faciliteren om hun deelname in het overleg met het onderwijs te professionaliseren. 3.2.2
Cursorisch onderwijs Cursorisch onderwijs omvat het onderwijs dat buiten het reguliere onderwijs valt, ook wel post-initieel onderwijs genoemd. Belangrijke doelgroepen binnen het cursorisch onderwijs zijn zij-instromers, professionals die willen doorgroeien of zich willen ontwikkelen binnen hun vakgebied, oudere medewerkers die herplaatst moeten worden, werkenden die breder inzetbaar willen of moeten worden en zzp’ers. UNETO-VNI richt haar onderwijsbeleid als het gaat om cursorisch onderwijs op onderstaande subdoelstellingen: a. Branche-vakmanschapsstructuur en b. Loopbaanontwikkeling.
3.2.2a Branche-vakmanschapsstructuur De branche ontwikkelt zich in technologisch opzicht voortdurend, waardoor er behoefte is aan erkenning van vakkennis, vaardigheden en/of competenties. Bedrijven willen de vakbekwaamheid van hun medewerkers op peil houden en zijn op zoek naar mogelijkheden om een leven lang leren te faciliteren. Daarnaast vereist het werk in de technische installatiesector steeds vaker dat vakmanschap wordt aangetoond. De (Europese) overheid hecht in toenemende mate belang aan certificering. Aannemers vinden kwaliteitsborging steeds belangrijker. Werknemers die vanuit een andere sector de branche instromen, hebben wellicht behoefte aan scholing. Dat neemt niet weg dat ze in andere banen al kennis en vaardigheden hebben opgedaan die direct toepasbaar zijn. Een branche-vakmanschapsstructuur kan bijdragen aan de transparantie van loopbanen binnen de technische installatiebranche en daarmee zij-instroom bevorderen. De erkenning van cursussen in een branche-vakmanschapsstructuur geeft het volgen ervan een civiel effect - en daarmee dus meerwaarde voor zowel de cursist als de bedrijven.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
22
Het vaststellen van eerder verworven competenties (EVC) is een meetinstrument om kennis en vakmanschap aan te tonen. Een branche-vakmanschapsstructuur is een meetlat waarlangs het niveau van vakmanschap bepaald kan worden. Met een portfolio kunnen bovendien alle competenties aantoonbaar worden vastgelegd. Door een EVC-traject te combineren met een branche-vakmanschapsstructuur kunnen maatwerkopleidingen samengesteld worden, met civiel effect voor elke (instromende) werkende. De combinatie van een branche-vakmanschapsstructuur en een portfolio biedt ook zzp’ers de mogelijkheid om hun kwalificaties in beeld te brengen. Voor de aansluiting van de branche-vakmanschapsstructuur op het reguliere onderwijs wil UNETOVNI - net als bij het reguliere onderwijs - de beroepscompetentieprofielen inzetten als basis voor de structuur. 3.2.2b Loopbaanontwikkeling Alleen het inrichten en faciliteren van een branche-vakmanschapsstructuur is niet genoeg om een leven lang leren praktijk te laten worden: loopbaanontwikkeling is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. De volgende zaken zijn in dat kader relevant: + +
+
Arbeidsmarktonderzoeken – zij vormen de basis voor toekomstige beroepen. SkillsManager – een strategisch HRM-instrument voor werkgevers dat vanuit bedrijfsdoelstellingen gewenste competenties inzichtelijk maakt en vergelijkt met die van werknemers. Drempelverlaging – bedrijven moet het zo makkelijk mogelijk gemaakt worden om werknemers scholing aan te bieden. 21
Ook voor de ruim achtduizend zzp’ers in de branche is het belangrijk om aan loopbaanontwikkeling te doen. Deze groep kan de huidige stimuleringsregelingen echter nauwelijks benutten. Ook deze groep willen wij stimuleren om te blijven leren. De mogelijkheden hiertoe willen we onderzoeken.
UNETO-VNI Onderwijsbeleid 2013-2016 - cursorisch onderwijs Branche-vakmanschapsstructuur + UNETO-VNI wil een branche-vakmanschapsstructuur inrichten. + UNETO-VNI wil de branche-vakmanschapsstructuur benutten als standaard voor EVC. + UNETO-VNI wil bekendheid geven aan de branche-vakmanschapsstructuur om er civiele waarde aan te geven. Loopbaanontwikkeling: + UNETO-VNI wil het gebruik van de SkillsManager als strategisch loopbaaninstrument promoten. + UNETO-VNI wil een leven lang leren promoten, zowel bij werkenden als bij bedrijven. + UNETO-VNI wil onderzoeken hoe zzp’ers in de technische installatiesector tot loopbaanontwikkeling gestimuleerd kunnen worden.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
23
3.2.3
Overkoepelende onderwijsvraagstukken In de vorige paragrafen stonden het reguliere en cursorisch onderwijs centraal. Deze paragraaf gaat in op activiteiten die niet direct te koppelen zijn aan regulier of cursorisch onderwijs. De subdoelstellingen in het onderwijsbeleid van UNETO-VNI als het gaat om overkoepelende onderwijsvraagstukken zijn: a. Doorlopende leerweg en b. Kennisinfrastructuur.
3.2.3a Doorlopende leerweg Doorlopende leerwegen zijn belangrijk, omdat ze werknemers een ontwikkelingsperspectief bieden tijdens hun loopbaan. Opleidingen die goed op elkaar aansluiten motiveren werknemers om in te stromen en door te leren. Doorlopende leerwegen zijn van belang voor de aansluiting van vmbo-mbo-hbo en voor de aansluiting van het cursorisch op het reguliere onderwijs. Aansluiting binnen het reguliere onderwijs Het vmbo moet leerlingen voorbereiden op het mbo; het mbo moet zorgen voor een soepele doorstroom naar het hbo. De samenwerking met het mbo in de regio ontwikkelt zich positief. Door het vmbo hierbij te betrekken, kan de aansluiting op het mbo verbeterd worden. Daarnaast kan ook de aansluiting van het hbo op het mbo regionaal op de agenda komen. Aansluiting regulier en cursorisch onderwijs Het mbo en hbo moeten goed aansluiten op de vraag van het bedrijfsleven. Naast regionale samenwerking kan die aansluiting verbeterd worden in de mbo-kwalificatiestructuur. Daartoe ontwikkelt de branche beroepscompetentieprofielen. Om de aansluiting van de mbokwalificatiestructuur op de branche-vakmanschapsstructuur te waarborgen, worden dezelfde beroepscompetentieprofielen gebruikt. In het hbo is geen kwalificatiestructuur waarop de branche direct invloed kan uitoefenen. Voor de branche-vakmanschapsstructuur zijn beroepscompetentieprofielen op hbo-niveau gewenst. Voor de branche-vakmanschapsstructuur worden beroepscompetentieprofielen op hbo-niveau beschreven. Deze worden – waar mogelijk – ook ingezet om invloed uit te oefenen op het hbo. De aansluiting van het hbo op de branche-vakmanschapsstructuur is moeilijk te realiseren. Hbo-instromers hebben zeer diverse vooropleidingen. Vaak krijgen zij een traineeship om de juiste kennis en vaardigheden te verwerven. UNETO-VNI wil onderzoeken of zij de branche hierin kan ondersteunen. 3.2.3b Kennisinfrastructuur De technische installatiebranche is kennisintensief. Dat komt mede door de vele normen, wetten en richtlijnen die van toepassing zijn op de installatiewerkzaamheden. Kennis wordt binnen de branche zeer versnipperd ontwikkeld en aangeboden. UNETO-VNI heeft in 2012 de eerste stappen gezet om te komen tot een kennisinfrastructuur. Kennis die in de sector wordt ontwikkeld, wordt verzameld binnen 1 centraal online platform, zodat iedereen die in de installatiebranche werkt kennis centraal en online kan verzamelen en ontsluiten.
UNETO-VNI Onderwijsbeleid 2013-2016 - overkoepelende onderwijsvraagstukken Doorlopende leerweg + UNETO-VNI wil het vmbo en hbo betrekken in de regionale samenwerking van het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven. + UNETO-VNI wil beroepscompetentieprofielen ontwikkelen en onderhouden. + UNETO-VNI wil beroepscompetentieprofielen inzetten voor de verbinding tussen regulier onderwijs en de branche-vakmanschapsstructuur. + UNETO-VNI wil onderzoeken of het ondersteunen van hbo-traineeships mogelijk is.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
24
Kennisinfrastructuur + UNETO-VNI wil de kennis die in de branche wordt ontwikkeld via een centraal punt ontsluiten.
3.3
Behoud van TI-werknemers Het aandachtsgebied ‘Behoud van TI-werknemers’ ligt in het verlengde van het HRM-beleid van bedrijven in de branche en valt daarmee buiten het onderwijsbeleid van UNETO-VNI. Het onderwijsbeleid richt zich alleen op activiteiten die het onderwijs betreffen. De strategie binnen dit aandachtsgebied richt zich op: a. Boeien en binden en b. Goed werkgeverschap.
3.3.1a Boeien en binden Al jaren heeft de branche behoefte aan voldoende goed opgeleid personeel. En die behoefte zal alleen maar toenemen: de spanning op de arbeidsmarkt loopt de komende jaren alleen maar op. Werknemers in de installatiebranche die zich oriënteren op werk doen dat deels uit onvrede over opleidings- en loopbaanmogelijkheden. Als de branche niet goed in staat is om werknemers vast te houden, zal de instroom nooit toereikend zijn. De uitstroom moeten we dus zoveel mogelijk zien te beperken. Ook al om investeringen in opleidingen en instroombevordering niet verloren te laten gaan. Kortom: boeien en binden van personeel wordt steeds belangrijker. Dat kan bijvoorbeeld door bedrijven in staat te stellen zich te onderscheiden als Excellent Opleidingsbedrijf. Evenals kwalitatief goed onderwijs draagt dit bij aan instroom en behoud van werknemers, zie paragraaf 3.2. Het imago van een branche wordt vooral bepaald door de bedrijven in de branche zelf. Het is belangrijk dat werkgevers zich hiervan bewust zijn. Daarbij is het bovendien goed om te bedenken dat het negatieve effect van een slecht imago veel sterker is dan het positieve effect van een goed imago. Een manier om het imago positief te beïnvloeden is het beschrijven van beroepsbeelden en loopbaanmogelijkheden binnen de branche. 3.3.1b Goed werkgeverschap Goed werkgeverschap wordt belangrijker. Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen werken dit in de hand. Denk aan de vergrijzing, de toenemende behoefte aan zelfontplooiing van werknemers en aan het feit dat rolmodellen veranderen. Het HRM-beleid van bedrijven moet daarop inspelen. Alleen het oplossen van bezettingsproblemen die zich nu voordoen, is niet voldoende. Werkgevers moeten zich ook gaan verdiepen in de wensen en behoeften van hun medewerkers, om zodoende beter te kunnen anticiperen op veranderingen. UNETO-VNI wil werkgevers dan ook stimuleren zich te verdiepen in het werkvermogen van de medewerkers. Prof. J. Ilmarinen ziet het werkvermogen van medewerkers als resultante van verschillende aandachtsgebieden, de workability index. Het werkvermogen van medewerkers is pas optimaal als ze zich gezond voelen, beschikken over de juiste competenties en werk doen dat past bij hun normen en waarden. De eerder genoemde onvrede die werknemers in de technische installatiebranche hebben (zoals gebrek aan overleg-, opleidings- en loopbaanmogelijkheden) bieden aanknopingspunten voor verbetering van het imago van de branche. De branche heeft al enkele succesvolle initiatieven genomen om werknemers te binden. Voorbeelden hiervan zijn de MKB Leercultuur, Eerste hulp bij P&O, persoonlijke- en bedrijfsopleidingsplannen, financiële stimuleringsregelingen en de SkillsManager.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
25
UNETO-VNI heeft sociale innovatie geadopteerd als een van de zeven thema’s uit het strategisch plan (zie pagina 4). Om die reden valt sociale innovatie als beleidsthema niet meer onder het onderwijsbeleid.
UNETO-VNI Onderwijsbeleid 2013-2016 - behoud van werknemers Boeien en binden + UNETO-VNI wil bedrijven in staat stellen zich te onderscheiden als Excellent Opleidingsbedrijf. + UNETO-VNI wil werkgevers bewust maken van hun imagovormende rol in de branche. + UNETO-VNI wil beroepsbeelden en loopbaanmogelijkheden binnen de branche beschrijven, om zo werkgevers te ondersteunen bij het uitstralen van een positief imago van de branche. Goed werkgeverschap Dit onderwerp valt binnen de portefeuille Sociale Innovatie, een van de zeven strategische speerpunten van UNETO-VNI.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
26
4 Leidraad voor de uitvoering van het onderwijsbeleid De uitvoering van het onderwijsbeleid van UNETO-VNI stoelt op vijf pijlers. Ze zijn de leidraad voor alle activiteiten, keuzes en prioriteiten op onderwijsgebied. De tabel hieronder benoemt de vijf pijlers en licht deze kort toe. Uitgangspunten voor de uitvoering
Toelichting
Ketenbenadering
Betrek de partijen die van belang zijn bij de uitvoering. Dit kunnen zijn: ROC’s, bedrijfsleven, opleidingscentra, het kenniscentrum, cursusinstituten, het opleidingsfonds en UNETO-VNI.
Vraagsturing
Kwantitatieve en kwalitatieve behoefte van bedrijven is richtinggevend voor onderwijs en scholing.
Regionalisering
Uitvoering van het onderwijsbeleid vindt bij voorkeur plaats in de regio.
Borging kwaliteit
Overweeg op welke wijze de activiteit bijdraagt aan kwaliteit van onderwijs.
Initiatief bedrijfsleven
Branche neemt zelf de verantwoordelijkheid en het initiatief om te komen tot kwalitatief goed onderwijs.
Tabel 2: Pijlers van het UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
27
5 Betrokkenen bij het onderwijsbeleid De uitvoering van het onderwijsbeleid kent vele betrokkenen. Schematisch zijn ze weergegeven in figuur 4 en 5. Figuur 4 geeft een overzicht van de interne en externe partners van UNETO-VNI. Figuur 5 brengt het landelijke onderwijsveld in beeld en geeft aan op welke wijze UNETO-VNI hier invloed op heeft. Tot slot laat tabel 3 zien welke partners belangrijk zijn voor de uitvoering van het onderwijsbeleid en wat hun rol is.
)
!$
%"&'
(
!!# ! !"
' *"
Figuur 4: Onderwijszaken UNETO-VNI en haar interne en externe partners
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
28
+
, ) -
!"
. %!
"
!
Figuur 5: Invloedssfeer landelijk onderwijsbeleid richting ministerie van onderwijs = o.a. lobby
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
29
Toelichting
Relatie UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016
Eén van de vijf adviescommissies van het Algemeen Bestuur van UNETOVNI.
Adviseert gevraagd en ongevraagd het bestuur van UNETO-VNI over onderwijsvraagstukken en creëert draagvlak voor het onderwijsbeleid binnen de vereniging.
UNETO-VNI Afdeling Onderwijszaken
Stafafdeling binnen het secretariaat van UNETO-VNI.
- Ondersteunen van de BACO - Beleidvorming onderwijs - Coördinatie uitvoering - Afstemming tussen diverse partijen op landelijk niveau
UNETO-VNI Regiomanagers
De regiomanagers van UNETOVNI zijn het aanspreekpunt van de werkgevers. Zij dragen de juiste vertegenwoordigers aan om zitting te nemen in de RBPI's. Daarnaast hebben zij zelf zitting in het RBPI als adviseur en zijn daarmee de aangewezen contactpersonen voor de achterban. Verder informeren zij de werkgevers in de regio over de onderwijszaken die besproken zijn in het RBPI.
Adviseren regionale achterban over regionale onderwijsbeleidsthema's. Adviseren besturen en leden van Groep Groot, Midden en Klein Coördineren regionale achterban voor de uitvoering van het onderwijsbeleid in de regio. Informeren regionale achterban over het onderwijsbeleid in de regio.
Technische expertgroepen binnen UNETO-VNI.
Zorgdragen voor het ontwikkelen en bijhouden van de vakinhoudelijke componenten van de beroepscompetentieprofielen (BCP's). Deze BCP's dienen als basis voor de inhoud van reguliere en cursorische opleidingen.
Regionaal Beleidsplatform Installatietechniek.
Vertalen van het landelijke onderwijsbeleid van UNETO-VNI en OTIB naar een regionaal onderwijsbeleid. Uitvoering van het onderwijsbeleid initiëren bij regionale en lokale uitvoerders.
Spelers
UNETO-VNI Beleidsadviescommissie Onderwijs (BACO)
UNETO-VNI Vakgroepen
RBPI’s
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
30
Spelers
Bedrijven in de technische installatiebranche
Toelichting
Relatie UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016
De leden van UNETO-VNI.
Werkgeversvertegenwoordiging in het RBPI en onderliggende uitvoeringsstructuren. Geven uitvoering aan regionale en lokale onderwijsprojecten. Hiermee steunen zij de uitvoering van het landelijke onderwijsbeleid van de branche.
Ondersteunt de branche bij de uitvoering van het onderwijsbeleid en is daarnaast partner in de ketensamenwerking op sectoraal en regionaal niveau.
Opleidingsfonds (OTIB)
Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het technisch Installatiebedrijf.
Kenniscentrum (Kenteq)
Voert wettelijke taken uit, zoals: Erkennen en begeleiden leerbedrijven. Onderhoud kwalificatiestructuur. Afstemmen vraag en aanbod.
Partner in de ketensamenwerking.
BTG MEI
Bedrijfstakgroep Metaal, Elektro en Installatie van de MBO Raad. In deze bedrijfstakgroep zijn alle ROC's vertegenwoordigd die een opleiding verzorgen in de metaal, elektrotechniek en de installatietechniek.
Partner in de ketensamenwerking op sectoraal en landelijk niveau.
ROC's
Regionale opleidingscentra. Verzorgen de door de overheid bekostigde mbo-opleidingen in Nederland.
In de regio wordt nauw samengewerkt tussen ROC's en RBPI's (en onderliggende structuren) om projectmatig de kwaliteit van het beroepsonderwijs te verbeteren. De focus ligt op vier thema's: BPV Examinering Inhoud van opleidingen Macrodoelmatigheid
Brancheverenigingen
NVKL, FME-CWM, Metaalunie.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
31
Spelers
Toelichting
Relatie UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016 Partners in de ketensamenwerking op sectoraal en landelijk niveau.
TechniekTalent. Nu
Technetkringen
Samenwerkingsverband van de opleidingsfondsen van diverse technische branches.
Draagt zorg voor het verbeteren van het imago en de zichtbaarheid van de beroepen in de techniek bij het basisonderwijs en de vmbo’s.
Lokale samenwerkingsverbanden, ontstaan vanuit TechniekTalent.nu.
Zoeken samenwerking met initiatieven en onderwijsplatforms in de regio om gezamenlijk op te trekken in het verbeteren van het imago en het geven van bekendheid aan beroepen in de techniek.
! + + + Opleidingscentra en bedrijven
+ +
+
Werven leerlingen Opleiden van leerlingen Ontzorgen bedrijven bij het opleiden van leerlingen Stimuleren van de instroom en behoud van leerlingen in de branche Bijscholen van werknemers
VNO-NCW/ MKB Nederland
VNO-NCW/ MKB Nederland is de grootste ondernemersorganisatie van Nederland en vertegenwoordigt via aangesloten bedrijven en brancheorganisaties 115.000 ondernemingen. Zij behartigt de gemeenschappelijke belangen van het Nederlandse bedrijfsleven op zowel nationaal als internationaal niveau.
Ministerie van OCW
Bepaalt het landelijke onderwijsbeleid in Nederland.
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
Partners in de ketensamenwerking op regionaal en lokaal niveau.
UNETO-VNI is aangesloten bij deze ondernemersorganisatie. De afdeling onderwijszaken is vertegenwoordigd in de onderwijscommissies van VNONCW/MKB Nederland. Via deze indirecte lobby kan UNETO-VNI haar invloed op het beleid van het ministerie van OCW vergroten.
UNETO-VNI probeert in haar onderwijslobby bij het ministerie van OCW de belangen te behartigen van de branche.
32
Spelers
Toelichting
Relatie UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016
Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
De SBB is in de plaats gekomen voor het COLO en wordt paritair bestuurd door de MBO Raad en VNO-NCW/ MKB Nederland. Onder het bestuur zitten drie thema-adviescommissies, die ook paritair worden aangestuurd. SBB adviseert de minister van onderwijs over de diverse beleidsthema's die onderwijs betreffen.
De afdeling onderwijszaken van UNETO-VNI probeert via haar positie binnen de SBB de onderwijslobby bij het ministerie van OCW zo effectief mogelijk te maken en hiermee de belangen van de branche te behartigen.
ROVC, SBK, Dirksen, etc.
Werken regelmatig samen met de vakgroepen om specifieke cursussen en opleidingen voor de branche in de markt te zetten, zodat ook de kennis van gespecialiseerde beroepen in de branche niet verloren gaat (bijvoorbeeld bliksembeveiliging).
Particuliere opleiders
Tabel 3: Rollen en taken van partners voor het UNETO-VNI onderwijsbeleid 2013-2016
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
33
Bijlagen Afkortingenlijst: BACO
Beleidsadviescommissie onderwijs
BBL
Beroepsbegeleidende leerweg (duaal: leren en werken)
BVE
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
BCP
Beroepscompetentieprofiel
BOL
Beroeps-opleidende leerweg (praktijk als stage)
BOP
Bedrijfsopleidingsplan
BPV
Beroepspraktijkvorming
BTG-MEI
Bedrijfstakgroep Metaal Elekto Installatie
BVS
Branche-vakmanschapsstructuur
CAO
Collectieve arbeidsovereenkomst
CFI
Centrale Financiën Instellingen
CGO
Competentiegericht Onderwijs
COLO
Centraal Orgaan van de Landelijke Opleidingsorganen van het bedrijfsleven
CREBO
Centraal Register Beroepsopleidingen
CROHO
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
CWI
Centrum voor Werk en Inkomen
EOB-bedrijf
Excellent opleidingsbedrijf
EPN
Energie-prestatienormering
ESF
Europees Sociaal Fonds
EVC
Ervaringscertificaat (Erkenning Verworven Competenties)
HAVO
Hoger algemeen vormend onderwijs
HBO
Hoger beroepsonderwijs
HIT
Hogere installatietechniekopleiding
IW
Installatiewerk
KBB
Kenniscentra Onderwijs Bedrijfsleven
KCE
Kwaliteitscentrum Examinering
Kenteq
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
LLL
Leven lang leren
LPI
Lokaal Platform Installatietechniek
MBO
Middelbaar beroepsonderwijs
MEI
Metaalelektro-installatie
MVO
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
NVKL
Nederlandse Vereniging van ondernemingen op het gebied van de Koudetechniek en Luchtbehandeling.
OC&W
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OTIB
Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het technisch installatiebedrijf
PBT
Platform Bètatechniek
PGO
Probleemgestuurd onderwijs
POC
Praktijkopleidingscentrum
POP
Persoonlijk opleidingsplan
RBPI
Regionaal beleidsplatform installatietechniek
ROC
Regionaal opleidingscentrum
ROI
Regionaal opleidingscentrum installatietechniek
RPC
Regionaal praktijkcentrum
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
34
SBB
Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
SZW
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TI-onderwijs
Technisch-installatieonderwijs
TIB
Technische installatiebranche
TOF
Technische-opleidingsfondsenoverleg (regionaal)
TT.nu
TechniekTalent.nu
TU
Technische Universiteit
TVVL
Nederlandse Technische Vereniging voor installaties in gebouwen
VEI-Vakgroep
Vakgroep Elektro Installatiebedrijf
VMBO
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
VMBO-TL
Vmbo theoretische Leerweg
VNO-NCW
Ondernemersorganisatie
VO
Voortgezet onderwijs
VWO
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
WAI
Workability index
WEB
Wet educatie en beroepsonderwijs
WO
Wetenschappelijk onderwijs
WOI
Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek installatietechniek
ZZP’er
Zelfstandige zonder personeel
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
35
Bronvermeldingen 1
www.abnamro.nl/nl/.../02.../bouw-branche-installatiebedrijven.pdf
2
www.trouw.nl/tr/nl/4504/Economie/article/detail/3305673/2012/08/24/Massaontslag-in-debouwsector.dhtml
3
www.bnr.nl/topic/beurs/569239-1206/crisis-komt-hard-aan-in-de-bouw
4
Radar 2020, Verkenning van belangrijke toekomstontwikkelingen voor installatiebedrijven
5
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012: 173-174
6
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012: 7-8
7
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow
8
CINOP: Monitor leercultuur in het MKB, december 2011
9
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012: 181
10
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012
11
http://www.hiteq.org/HT/Hiteq-Home/Themas/Arbeid/Organisatie-van-detoekomst/Internationalisering- en-regionalisering
12
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012;118
13
MN Services en CBS, bewerking ITS, gepubliceerd in Trends en ontwikkelingen in de ti 2012: 126)
14
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012: 119
15
Divosa, VNG en UWV: Samenwerking werkgeversdienstverlening gemeenten en UWV, Ontwikkelvarianten en afwegingen
16
OTIB: Trends en ontwikkelingen in de technische installatiebranche 2012: 17)
17
Vloeberghs, 2009:35
18
Techknow, 2011:83
19
Dit is nog niet wettelijk geregeld.
20
Onderwijsbeleidsplan 2012, pagina 11, paragraaf 1.3 ´Scenario 2012´, onderwijsketen van de toekomst
21
ITS: Zelfstandigen zonder personeel in de technische installatiebranche 2011
© UNETO-VNI 2013 | De toekomst in eigen hand!
36
© UNETO-VNI Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. | De toekomst in eigen hand!
37