2012 2013 Frederik Lembreght 6 Natuur- en groentechnische wetenschappen Mentor: mvr. S. Thys Co-mentor: mr. Michaël Abts
[DE STEENUIL IN RELATIE TOT HOOGSTAMBOOMGAARDEN EN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN]
2012 2013 Frederik Lembreght 6 Natuur- en groentechnische wetenschappen Mentor: mvr. S. Thys Co-mentor: mr. Michaël Abts
[DE STEENUIL IN RELATIE TOT HOOGSTAMBOOMGAARDEN EN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN]
Woord vooraf Ik ben een laatstejaarsstudent uit de Wijnpers, richting Natuur en Groentechnische Wetenschappen. Dit jaar heb ik een GIP gemaakt met als onderwerp “De Steenuil in Relatie tot kleine landschapselementen”. Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik zeer sterk geïnteresseerd ben in vogels en dan nog het meest in uilen. Toen ik hoorde dat het de laatste jaren niet zo goed gaat met de Steenuil, wist ik mijn onderwerp. Ik wou de rede voor deze achteruitgang weten. De onderzoeksvragen die ik aan het begin van mijn onderzoek voor mezelf heb opgelegd zijn de volgende:
Hoe ziet de Steenuil er uit en hoe leeft hij. Wat is de min. grootte van een boomgaard die nodig is voor de Steenuil om te broeden of te jagen. Hoe kan ik de Steenuilenbiotoop in Holsbeek dorp verbeteren? Wanneer men nestkasten voor de Steenuil hangt, welke kan men dan het beste hangen.
Daarnaast heb ik als praktijk Steenuilen gaan inventariseren d.m.v. een geluidsbandje en de waargenomen exemplaren dan te noteren. Door nadien de informatie die ik hiermee verworven heb en de informatie van mijn stage (inventarisatie van hoogstamboomgaarden) samen te leggen, heb ik een theoretisch steenuilenbiotoop verbeteringsplan voor Holsbeek dorp gemaakt. Dit kan later door het rlnh gebruikt worden om de Steenuil te helpen. Hierbij wil ik Tinne Cockx, mijn Stagebegeleidster bedanken voor de hulp tijdens mijn stage en het nalezen van mijn GIP. Daarnaast wil ik ook nog Philip Smets en Johan Van De Plas bedanken voor de vele informatie die zij mij verstrekt hebben en omdat ze mij hebben meegenomen tijdens de winterinventarisaties van de steenuilnestkasten. Hierbij heb ik veel geleerd over de Steenuil en kon ik beeldmateriaal verzamelen ter illustratie van mijn GIP. Ook zou ik graag de leerkrachten van de wijnpers willen bedanken die hebben geholpen mijn GIP tot een mooi resultaat te brengen. Sofie Thys (klastitularis en GIP mentor) die vele uren heeft opgeofferd om mij en de hele klas een goed resultaat te laten behalen, Michaël Abts (Co-mentor) die echt alles weet van vogels en mij altijd heeft bijgestaan met raad, Nicky Helsen (informatica leerkracht) voor de hulp bij de lay-out en Thomas Stijnen(Stagementor) die tips heeft gegeven voor mijn praktijkonderzoek. En tot slot mijn ouders voor het nalezen en bekritiseren van mijn GIP.
Samenvatting Hier komt mijn samenvatting (pag. 7)
Inhoudsopgave Woord vooraf ............................................................................................................ 3 Samenvatting ............................................................................................................ 4 Inhoudsopgave ......................................................................................................... 5 Inleiding .................................................................................................................... 7 1
Literatuurstudie .................................................................................................. 8 1.1
Wat zijn uilen? ............................................................................................. 8
1.2
Meest voorkomende uilensoorten in Vlaanderen, naast de Steenuil ........... 8
1.2.1
Bosuil .................................................................................................... 8
1.2.2
Kerkuil ................................................................................................... 9
1.2.3
Ransuil ................................................................................................ 10
1.3
De Steenuil ................................................................................................ 11
1.3.1
Historisch perspectief .......................................................................... 11
1.3.2
Verspreiding ........................................................................................ 12
1.3.3
Evolutie van de populatie .................................................................... 13
1.3.4
Uiterlijk ................................................................................................ 14
1.3.5
Anatomie ............................................................................................. 15
1.3.6
Zicht .................................................................................................... 16
1.3.7
Gehoor ................................................................................................ 19
1.3.8
Jachttechnieken .................................................................................. 19
1.3.9
Braakballen ......................................................................................... 20
1.3.10
Habitat ............................................................................................. 21
1.3.11
Geluid .............................................................................................. 21
1.3.12
Voeding............................................................................................ 22
1.3.13
Nestplaatsen .................................................................................... 23
1.3.14
Voortplanting .................................................................................... 23
1.3.15
Inventariseringmethoden ................................................................. 25
1.3.16
Bedreigingen voor de Steenuil en zijn jongen .................................. 25
1.3.17
Beschermingsmaatregelen .............................................................. 30
1.3.18
Nestkasten ....................................................................................... 31
1.4 Vlaamse reglementering ter bescherming van de Steenuil en de beleidsmatige situatie in Holsbeek ...................................................................... 35 1.4.1
Vlaamse reglementering ter bescherming van de Steenuil ................. 35
1.4.2 1.5
2
Beleidsmatige situatie van de Steenuil in Holsbeek ............................ 36
Belangrijke kleine landschapselementen voor de Steenuil ........................ 36
1.5.1
Hoogstamboomgaarden ...................................................................... 36
1.5.2
Houtkanten .......................................................................................... 39
1.5.3
Knotwilgenrijen .................................................................................... 39
1.5.4
Solitaire boom ..................................................................................... 40
Practicum ......................................................................................................... 41 2.1
Inventarisatie van steenuilpopulaties ......................................................... 41
2.1.1
Methodiek............................................................................................ 41
2.1.2
Resultaten inventarisaties Steenuilen op geluid. ................................. 42
2.2
Resultaten inventarisaties van hoogstamboomgaarden ............................ 44
2.3
Andere kleine landschapselementen in Holsbeek dorp ............................. 46
2.4
Persoonlijke verwachtingen voor de steenuilpopulatie voor 2013 ............. 46
2.5
Verbeteringsplan steenuilenbiotoop Holsbeek dorp................................... 47
2.5.1
Wat kan er worden gedaan? ............................................................... 47
2.5.2
Theoretisch verbeteringsplan steenuilenbiotoop Holsbeek dorp. ........ 47
Besluit ..................................................................................................................... 56 Figuren en tabellen ................................................................................................. 57 Literatuurlijst ........................................................................................................... 59 Artikels ..........................................................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Websites ............................................................................................................. 60 Woordenlijst ............................................................................................................ 61 Bijlagen ................................................................................................................... 62
Inleiding Het onderwerp van mijn GIP is “De Steenuil in relatie tot kleine landschapselementen”. Ongeveer iedereen zal de Steenuil wel kennen, het Kleinste uiltje van ons land. Maar wat zijn die kleine landschapselementen en wat hebben deze met de Steenuil te maken, dat probeer ik uit te leggen in mijn GIP. Wat misschien niet iedereen weet is dat het de laatste tijd niet zo goed gaat met de Steenuil, er zijn er steeds minder en minder. Naast het beschrijven van waarom het de laatste tijd zo slecht gaat met de Steenuil, Rijk ik ook oplossingen aan om het de Steenuil terug wat gemakkelijker te maken zoals een hoogstamboomgaard aanplanten zodat de Steenuil hier terug kan jagen of nog makkelijker, leg als boer of houder van groter vee een plank of grote steen in de drinkbakken om verdrinking van Steenuilen te voorkomen en zo geef ik er nog velen. Dit voor mijn literatuurstudie. Daarnaast heb ik ook een praktijkgedeelte geschreven waarin ik mijn eigen onderzoek beschrijf. Als onderzoek heb ik Steenuilen in Holsbeekdorp gaan inventariseren met behulp van een geluidsopname. Met deze informatie en de informatie die ik verzameld heb door hoogstamboomgaarden te inventariseren heb ik dan een plan gemaakt om biotopen te creëren in Holsbeek dorp voor de Steenuil.
Oude inleiding (Op basis van een literatuurstudie beschrijf ik in dit eindwerk eerst de belangrijkste uilen die voorkomen in Vlaanderen. Vervolgens geef ik een beschrijving van de Steenuil, zijn levenswijze evenals van bedreigingen en problemen waarmee hij wordt geconfronteerd. Daarna ga ik in op biotoopelementen die erg belangrijk zijn voor de Steenuil. Tenslotte maak ik in mijn praktische proef een theoretisch plan om de Steenuil in Holsbeek te helpen en breng ik de soort, aan de hand van mijn onderzoeksvragen nog beter in kaart.)
8
1
Literatuurstudie
1.1
Wat zijn uilen?
Uilen zijn vooral nachtvogels. Ze hebben een compact lichaam met lange afgeronde vleugels. Ze hebben een korte staart, meestal bevederde poten en stevige klauwen. De ogen van uilen staan vooraan in hun grote kop en zijn omgeven door een vlak gezicht. Vaak gaat de korte, gekromde snavel deels schuil onder veertjes. Sommige soorten hebben oorpluimen. Omdat de meeste soorten ‘s nachts leven en jagen, zijn hun pupillen zeer groot waardoor ze zeer veel licht kunnen opvangen en uilen dus goed kunnen zien in het donker. Maar wanneer het pikdonker is kunnen zelfs uilen niets zien en daarom beschikken ze ook over een zeer goed gehoor. Uilen kunnen zo goed horen dat ze alleen al op het gehoor hun prooi kunnen vangen. Doordat de ogen van de uil zo groot zijn kan hij ze niet bewegen, maar hij kan zijn kop wel driekwart ronddraaien. Doordat zijn ogen vooraan in zijn kop staan heeft hij een zeer goed dieptezicht, wat hij nodig heeft om zijn prooien te vangen. Uilen worden vaak gezien als nachtroofvogels, maar ze zijn geen familie van de dagroofvogels. Ze hebben wel scherpe klauwen, een kromme snavel en ze eten ook vlees, maar dat zijn ook de enige overeenkomsten tussen dagroofvogels en nachtroofvogels. Uilen zijn familie van de nachtzwaluw en de koekoek. (educatie, 2012)
1.2
Meest voorkomende uilensoorten Vlaanderen, naast de Steenuil
in
In de hele wereld bestaan er een 200-tal soorten uilen, waarvan er dertien soorten in Europa voorkomen. Hiervan zijn er maar vier regelmatig als broedvogel te vinden in Vlaanderen. Dit zijn de Bosuil, de Kerkuil, de Ransuil en de Steenuil. Daarnaast komen in Vlaanderen ook nog de Europese Oehoe, de Velduil en de Ruigpootuil voor, maar die worden echter niet vaak waargenomen als broedvogel in Vlaanderen. (educatie, 2012)
1.2.1
Bosuil
De Bosuil (Strix aluco) is de grootste uilensoort die bij ons broedt. Dit is ook de meest gekende soort.Hij heeft een bolle kop met zwarte ogen. Bij deze soort zijn er twee kleurvarianten, namelijk Bosuilen met een bruin verenkleed en die met een grijs verenkleed. Dit zijn geen verschillende soorten, want in één nest kan je soms de twee verenkleden aantreffen. De Bosuil komt voor in bosrijke gebieden en is De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
9
heel algemeen in Vlaanderen. Toch krijg men hem maar zelden te zien. Men kan de roep van het mannetje in de winter en het vroege voorjaar waarnemen. Dit is een beverige ‘hoeoe hoe hoehoe hoeoeoe’. Bosuilen zijn sterk en eten bijna alles: vogeltjes, kevers, muizen en zelfs padden, kikkers, salamanders, vleermuizen, jonge eekhoorns en grotere vogels zoals spechten en duiven. Deze soort gaat er de laatste jaren op vooruit, veelal doordat bosbouwers oude bomen met holen erin tegenwoordig laten staan, waardoor de Bosuil terug meer nestgelegenheid heeft. In 2007 werd de broedpopulatie in Vlaanderen op zo’n 5000-7000 broedparen geschat. (educatie, 2012)
Figuur 1: Bosuil
1.2.2
Kerkuil
De Kerkuil (Tyto alba) is de meest opvallende uilensoort in België. Deze uil jaagt vele mensen vaak de stuipen op het lijf door zijn witte geestachtige verschijning in de nacht. Zijn roep is bovendien nog eens vrij akelig. Het is een langgerekt gekrijs, geblaas en soms zelfs een soort gesnurk. De Kerkuil is een prachtige wit en goudgele vogel met een hartvormig gezicht en twee zwarte ronde ogen. ‘s Nachts scheert hij geruisloos over de velden zoekend naar muizen. Tegenwoordig zijn er niet zoveel Kerkuilen meer doordat er niet veel verruigde stukjes meer zijn om te jagen en doordat er steeds minder nestgelegenheden te vinden zijn. Kerkuilen hebben oude schuren en open kerktorens nodig om in te broeden. Tegenwoordig worden de meeste schuren en kerktorens dichtgemaakt. Dit gebeurt meestal niet om de Kerkuil weg te houden, maar wel om duiven die heel wat vuil maken buiten te houden. Gelukkig worden er tegenwoordig op vele plaatsen kerkuilnestkasten geplaatst in kerktorens en schuren. In 2007 werd de broedpopulatie in Vlaanderen geschat op 600 – 800 broedparen. (educatie, 2012)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
10
Figuur 2: Kerkuil
1.2.3
Ransuil
De Ransuil (Asio otus) is een vrij slanke uil met grappige omhoogzittende oorpluimpjes die hij rechtop zet wanneer hij boos is of wanneer hij schrikt. Zijn ogen zijn oranje met zwarte pupillen. Ransuilen zijn even groot als Bosuilen, maar ze wegen maar half zo zwaar. Meestal broeden Ransuilen in verlaten ekster- of kraaiennesten, maar tegenwoordig worden er ook al speciale ransuilmanden geplaatst om in te broeden. Zijn voeding bestaat vooral uit spreeuwen, mussen, muizen en andere kleine vogeltjes. Een tijd geleden was de Ransuil nog onze algemeenste uil. Dit kwam niet alleen doordat er hier veel broedgevallen waren, maar ook doordat er veel Ransuilen uit Scandinavië de winter in ons land komen doorbrengen. Soms jagen Bosuilen Ransuilen weg uit hun territorium en soms vangen ze er zelfs één. Dit is één van de redenen dat de Ransuil momenteel iets zeldzamer is. Bovendien heeft hij nog het probleem dat onze landschappen veel te eentonig worden. De ransuil heeft divers landschap nodig waarin zowel weides, velden, bossen als kleine landschapelementen te vinden zijn. De weides, de velden en vaak ook de bossen zal hij gebruiken om in te jagen en de kleine landschapselementen en bossen zal hij gebruiken om te schuilen voor predatoren en te slapen. Op plaatsen waar er nog veel kleine landschapselementen en bossen zijn komt hij wel nog voor (bijvoorbeeld in de omgeving van Wever volgens Natuurpunt Glabbeek). (educatie, 2012)
Figuur 3: Ransuil
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
11
1.3
De Steenuil
1.3.1
Historisch perspectief
De oudste voorstellingen van uilen dateren van ongeveer 13.000 v. Chr. en zijn teruggevonden in twee grotten in Frankrijk. Ook op andere plaatsten in de wereld zijn er prehistorische voorstellingen van uilen teruggevonden (zoals in Australië en in Noord-Amerika). Uilen werden op verschillende manieren bekeken door menselijke culturen. Sommige culturen zagen alle uilen als een ongunstig voorteken. Andere culturen zagen grote uilen als iets slechts (voorbodes van ongeluk, ziekte dood) terwijl kleine uilen niet op die manier werden bekeken. Ook in de loop van de eeuwen is de Steenuil wisselend gewaardeerd geweest:
Figuur 4: Godin Athene afgebeeld met twee Steenuilen
Bij de oude Grieken gold de Steenuil als de vogel der wijsheid. Daarom was hij de vaste begeleider van de godin Athene, de godin van de strijd en de wijsheid. Hieruit is dan de wetenschappelijke naam voor de Steenuil voortgekomen, namelijk Athene noctua, letterlijk vertaald “nachtelijke Athene”. Waarschijnlijk werd de Steenuil uit al de uilensoorten gekozen voor zijn belangrijke rol in de Griekse mythologie, omdat hij vaak dicht bij de mensen vertoeft en ook overdag waar te nemen is tijdens het broedseizoen. Volgens de Griekse mythologie vloog dit uiltje elke avond rond de wereld en keerde terug met alle nieuws en nieuwtjes van de vorige dag.
Figuur 6: Griekse èèn euromunt Figuur 5: Tetradrachme van Athene (449-393 v. Chr.) en Griekse één euromunt Omdat de Steenuil overwegend een nachtdier is en men hem het grootste deel van het jaar overdag minder ziet (behalve tijdens het broedseizoen) werd hij in de De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
12
middeleeuwen gezien als een symbool voor blindheid en daarmee ook voor dwaasheid en bedrog. Volgens een Spaanse legende zou de Steenuil ooit het mooiste gezongen hebben van alle vogels. Maar sinds hij getuige geweest was van de dood van Christus, verstopt hij zich voor het daglicht en herhaalt hij heel de tijd ‘cruz, cruz’, het Spaanse woord voor kruis. En hierdoor is de Europese mythe ontstaan, dat een roepende Steenuil de dood aankondigt. In de Achterhoek (Nederland) en in delen van Duitsland werd dan weer lange tijd gedacht dat er iemand van de familie zou sterven wanneer er een Steenuil ‘koewiet’, ook verstaan als ‘Komm mitt’, riep. Wanneer men een Steenuil zag of hoorde probeerde men deze te verjagen of te doden. Wanneer hij gedood was, werd hij vervolgens met opengesperde vleugels aan de staldeur gespijkerd om boze geesten af te weren. In Zuid-Italië vreesde men dan weer zijn boze blik, die volgens sommigen kon doden. Uit een fabel geschreven door Leonardo da Vinci (1452-1519) blijkt dat de Steenuil na de middeleeuwen gebruikt werd voor de jacht op lijsters. Uit recentere geschriften blijkt dat de Steenuil in Frankrijk en België gebruikt werd om op kleine vogels te jagen zoals leeuweriken. Hierbij profiteerde men van het fenomeen dat zangvogels de Steenuil in groep aanvallen. De Steenuil werd dus gebruikt om deze vogels aan te trekken. In Italië werd de Steenuil zelfs gedomesticeerd en gehouden in huizen en tuinen (met geknipte vleugels) om op knaagdieren, slakken en insecten te jagen. (Beersma, Beersma, & Van Den Burg, 2009)( Mebs & Scherzinger, 2010)(Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)(Van Harxen & Stroeken, 2011)
1.3.2
Verspreiding
De Steenuil is een broedvogel en standvogel in een groot deel van Europa, NoordAfrika en Midden-Azië. De Steenuil is afkomstig uit open landschappen rond de Middellandse Zee. In West-Europa was de Steenuil afhankelijk van de mens voor zijn verspreiding. Primitieve boeren gingen op hun trektochten naar West-Europa steeds meer stukken land ontbossen voor akkers en weilanden voor hun vee en creëerden op die manier geschikte biotopen voor de Steenuil. Hij vergrootte dus zijn areaal telkens samen met de boeren. Niet alleen het ontstaan van open terreinen speelde voor de Steenuilen een rol, maar ook de overvloedige aanwezigheid van eten dat voortkwam uit de landbouwactiviteiten en van de boerenerven. De Steenuil werd door de mens geïntroduceerd in het zuiden van Groot-Brittanië en op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. De noordgrens van de Europese verspreiding loopt van Denemarken via Polen en Litouwen tot in Wit-Rusland. De Steenuil is kwetsbaar voor strenge vorst en sneeuw. Jagen wordt voor hem zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, bij sneeuwdiktes vanaf 10 à 15 centimeter wat mee de noordgrens van zijn verspreiding bepaalt.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
13
(Beersma, Beersma, & Van Den Burg, 2009) (Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)(Van Harxen & Stroeken, 2011)(Lewis, 2012)
Figuur 7: verspreidingskaart Steenuil
1.3.3
Evolutie van de populatie
Bird Life International schatte de Europese populatie broedende paartjes op 560.000-1.300.000 in 2004. Deze organisatie maakt geen melding van recentere gegevens. Ze stelt verder dat de populatie verondersteld wordt stabiel te zijn in afwezigheid van bewijs van dalingen of substantiële bedreigingen. De International Union for Conservation of Nature and Natural Resources catalogeert de Steenuil onder “Least Concern” (geringste bezorgdheid). Steenuil.nl maakt daarentegen melding van een sterke afname van de soort in geheel West- en midden Europa tijdens de laatste decennia. In België werd een merkelijke daling van de populatie vastgesteld sinds de vijftiger jaren, waarschijnlijk onder meer door habitat destructie en het gebruik van pesticiden. De populatie werd in 2004 door Van Nieuwenhuyse geschat op 6000 à 10.000 paartjes voor Vlaanderen. De totale populatie voor Wallonië wordt geschat op 3000 à 4.200 paartjes. (Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)( Mebs & Scherzinger, 2010)(Symes & Butchart, 2013) In Europa komen de hoogste dichtheden nog voor in Zuid-Europa, waarbij met name de Spaanse populatie (> 50 000 broedparen) nog omvangrijk is. Ook in Italië, Portugal, Frankrijk en Roemenië komen nog betrekkelijk grote aantallen voor (elk 20.000 tot 30.000 broedparen). In Duitsland (circa 6.000 broedparen), Zwitserland, Oostenrijk (beide circa 10 broedparen) en Luxemburg (80 – 150 broedparen) staat de soort echter sterk onder druk. De totale Europese populatie wordt geschat op 250.000 paartjes volgens Steenuil.nl. De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
14
( Mebs & Scherzinger, 2010) (van de Laar, 2012)
1.3.4
Uiterlijk
De Steenuil is de kleinste uilensoort van België. Hij is 22 -24 centimeter groot, zijn gewicht ligt tussen de 150 & 240 gram bij een mannelijk exemplaar en 170 & 260 gram bij een vrouwelijk exemplaar. Dit verschil in gewicht en grootte is er, omdat het vrouwtje het nest moet bewaken en er dus baat bij heeft forser te zijn. De spanwijdte van de Steenuil bedraagt 54 tot 58 centimeter.
Figuur 7: Een Steenuil met opengesperde vleugels.
Hij heeft felle gele ogen, die zoals bij elke uil, vast staan in zijn oogkassen. Door zijn lage, witte en gefronste wenkbrauwen, lijkt het dikwijls alsof hij boos is. Hij heeft langs de bovenkant een grijsbruin verenkleed met grote, witte vlekken en langs de onderzijde een overheersend witte kleur waardoor brede, lange grijsbruine strepen lopen. Het verenkleed van het mannetje en het vrouwtje is zo goed als gelijk, waardoor ze in het veld niet van elkaar zijn te onderscheiden. ( Mebs & Scherzinger, 2010)(Van Harxen & Stroeken, 2011)
Figuur 8: Koppeltje Steenuilen De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
15
1.3.5
Anatomie
De Steenuil heeft net als alle vogels vier tenen, drie zijn er naar voren gericht en één is er naar achteren gericht. Hij kan in tegenstelling tot andere vogels één van de drie naar voren gerichte tenen naar achteren draaien om zo zijn prooi beter vast te kunnen houden of om steviger op een tak te zitten. Zijn poten zijn ook tamelijk lang, wat nodig is voor het jagen omdat hij bijvoorbeeld al lopend over de grond, jaagt. Hij heeft donkergrijze en scherpe klauwen die hij gebruikt om zijn prooidieren strak vast te houden. (educatie, 2012) ( Mebs & Scherzinger, 2010) Over het algemeen zijn de vleugels en de Staart van de vrouwelijke Steenuilen groter, maar dit verschil is zo klein dat je het niet kunt zien zonder het dier vast te hebben en te meten tot op de millimeter. Volgens Philip Smets een erkend vogelringer en ook voorzitter van de Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt klopt dit niet, uit praktijkervaring heeft hij ondervonden dat dit zeer hard kan verschillen. Volgend de literatuur maken de vleugels van de Steenuil bij het vliegen wel lawaai in tegenstelling tot die van veel andere uilensoorten. Dit zou komen door de harde en relatief korte slagpennen. Het geluid bij het vliegen ontstaat doordat de beweging van de vleugels trillingen in de lucht brengt. Andere uilen voorkomen dit geluid doordat hun veren uitgerust zijn met kleine donshaartjes die op beide zijden van de veren aanwezig zijn. Deze donshaartjes breken de luchtstromen op in kleinere luchtturbulenties. Ze sturen de luchtstromen in allerlei richtingen en hierdoor kunnen er dan geen luchtgolven worden gevormd. Maar tijdens mijn tweede winterinventarisatie (Winterinventarisatie van Steenuilnestkasten rond Tienen samen met Philippe Smets) hebben we een Steenuil zien wegvliegen en deze maakte toch geen lawaai. Wanneer we hem niet hadden zien wegvliegen uit de fruitboom, dan hadden we niet geweten dat hij wegvloog. Ook op een foto die ik later die dag genomen heb van het uiteinde van een Steenuil zijn vleugel, waren de donsveertjes waar te nemen die ervoor zorgen dat het slaan met de vleugels geen geluid maakt. Volgens mijn ervaring maakt de Steenuil dus ook geen lawaai bij het vliegen in tegenstelling tot wat bepaalde literatuur beweert. ( Mebs & Scherzinger, 2010) (Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)(educatie, 2012)(Niemann, 2011)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
16
Figuur 9: Veren met geluiddempende kamdons en vergroting van de kamdons.
1.3.6
Zicht
Zoals reeds aangegeven heeft de Steenuil grote gele ogen die vooraan op zijn kop staan. Het oog van uilen wordt gekenmerkt door de sterke ontwikkeling van het hoornvlies en de grote opening van de pupil, die hen in staat stelt maximaal gebruik te maken van de lage hoeveelheid licht bij nacht. Hun netvlies bevat voornamelijk staafjes, dit zijn de lichtreceptoren en zijn gevoelig voor verschil in lichte en donkere tinten. Het aantal staafjes en de lengte ervan verklaart het goede zicht van de uilen in het schemerdonker. ( Mebs & Scherzinger, 2010)(Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
17
1: ooglens; 2: wimperspier; 3: harde oogrok; 4: beenderige sclerotische ring; 5: glasachtig lichaam; 6: vaatvlies; 7: oogzenuw; 8: oogkam; 9: netvlies; 10: iris; 11: oogkamer; 12: hoornvlies. Figuur 10: Schematische voorstelling van het uilenoog
In de natuur ziet men dat doorheen het jaar de Steenuil het actiefst is wanneer de lichtintensiteit beneden 1 lux (lux = eenheid van verlichtingssterkte) ligt. Ter vergelijking, gemiddeld daglicht stemt overeen met 5000 lux, schemering met 10 lux en volle maan: 0,25 lux. Zoals reeds aangegeven zien uilen niets in absolute duisternis. De uil zal dan volledig op zijn gehoor moeten vertrouwen. Ook tijdens de dag, wanneer er veel licht is, kan een uil goed zien, zelfs beter dan de mens. Doordat zijn oogballen cilindervormig zijn, kan een uil zelfs tegen de zon inkijken. Hij moet zijn ogen echter beschermen tegen fel licht. Dit doet hij door zijn pupillen (zijn beide ogen werken hierbij onafhankelijk van elkaar) kleiner te maken tot een punt en door zijn oogleden dicht te knijpen. De Steenuil heeft ook naar voren uitstekende wenkbrauwen die als bescherming tegen de zon kunnen dienen. ( Mebs & Scherzinger, 2010) (van Dieren, Schilling, Elkerbout, & de Jager, 2002) (Hiboux, 2001) Het netvlies van uilen bevat naast een groot aantal staafjes ook kegeltjes die weliswaar minder lichtgevoelig zijn, maar waardoor ze de belangrijkste kleuren kunnen onderscheiden. Uit experimenten is gebleken dat Steenuilen geel, groen, blauw, rood (hoewel minder goed) en schakeringen in grijs kunnen zien. Steenuilen zien geen infrarood licht. (Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)(van Dieren, Schilling, Elkerbout, & de Jager, 2002) Doordat de Steenuil zijn ogen naar voren gericht in zijn kop staan, heeft hij een veel beperkter gezichtsveld dan vogels waarvan de ogen langs beide zijden van de kop staan. De Steenuil heeft hierdoor wel een goed dieptezicht. Aangezien hij een jager is heeft hij dit nodig om afstanden goed te kunnen inschatten om zijn prooi goed te kunnen grijpen. Steenuilen zien binoculair, net zoals de mens. Binoculair betekent dat de ogen zich tegelijkertijd op hetzelfde punt kunnen richten. Elk oog heeft een gezichtsveld. Het gezichtsveld van elk oog overlapt gedeeltelijk dat van het andere oog. In het gebied van de overlapping heeft de uil binoculair zicht. Dit binoculair zicht maakt stereopsis of dieptezicht mogelijk waardoor de nauwkeurigheid van de dieptescherpte sterk opgedreven wordt. Wanneer een Steenuil een prooi aan het lokaliseren is, ziet men hem met de kop van links naar rechts bewegen of op en neer. Dit is eveneens om de positie van de prooi nauwkeuriger te kunnen bepalen. De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
18
De lokalisatie vanuit diverse gezichtshoeken helpt hem hierbij. Dit heeft hij als kleinere uil nodig omdat zijn ogen dichter bij elkaar staan dan bij grotere uilensoorten wat leidt tot een verminderd het driedimensionaal zicht. (Niemann, 2011)(Evenaar, 2005) Het gezichtsveld van de Steenuil is ongeveer 110°, daarvan is 70% monoculair.
Figuur 11: Gezichtsveld uil vergeleken met dat van een duif en een houtsnip
Een nadeel van zijn grote ogen is dat deze zo groot zijn dat hij ze niet kan bewegen. Rondom het oog van de uil zit de oogrok die bestaat uit kraakbeenplaatjes. De oogrok is vast met de schedel verbonden. De vorm en de verankering van het oog zorgen ervoor dat de Steenuil zijn ogen niet kan bewegen, maar hiervoor heeft de Steenuil een oplossing. Hij heeft een extra nekwervel waardoor hij zijn nek helemaal naar achteren kan draaien, dit moet hij dan wel iedere keer doen wanneer hij naar achteren wil kijken. Hij kan zijn kop zowel naar links als naar rechts 180° draaien. (Broeckx, 2006)
Figuur 12: Grote ogen van de Steenuil
Ook heeft hij een extra ooglid dat dient om zijn ogen te beschermen tegen de snaveltjes van zijn jongen bij het voeden. (Hiboux, 2001) De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
19
1.3.7
Gehoor
De Steenuil zijn gehoor is zeer goed ontwikkeld omdat hij vaak tijdens de nacht of in de late avond jaagt. Zijn oren zitten vlak achter zijn ogen en zijn bedekt met veren. Daardoor kan je ze normaal gezien niet zien. Uilen horen eigenlijk niet veel beter dan mensen, ze kunnen alleen bepaalde frequenties beter horen dan wij. Hierdoor kan hij ieder geluidje dat voorkomt uit een beweging waarnemen. Elke beweging die gemaakt wordt door zijn prooi kan de Steenuil dus horen, dit is zeer belangrijk om een kleine prooi in de begroeiing te kunnen vangen tijdens de nacht. De Steenuil heeft asymmetrische oren, dit wilzeggen dat zijn ene oor hoger staat dan zijn ander oor. Dit is te herkennen aan zijn opmerkelijke gezichtsmasker, een soort cirkel of disk aan de rand van zijn gezicht. Dit dient als een soort radar. Met deze cirkel kan hij de geluiden richting zijn oor begeleiden. Dit is dus vergelijkbaar me de menselijke oorschelp die deze functie heeft. De vorm van de disk kunnen Steenuilen zelf wijzigen zodat zijn reikwijdte verandert. De Steenuil gebruikt deze zeer gevoelige oren om zijn prooien enkel en alleen op het gehoor te lokaliseren en te volgen. Dit lukt hem zelfs wanneer zijn prooi onder een dikke laag sneeuw loopt. Hij is in staat, om in te schatten in welke richting zijn prooi zich voortbeweegt. Dit doet hij door te meten hoe lang het duurt, voordat het geluid in zowel zijn linker als zijn rechter oor aankomt. Ook is hij in staat om een tijdsverschil van 0,00003 seconden te meten tussen zijn twee oren. In de hersenen worden signalen die van links, rechts, boven en onder komen direct gecombineerd. Hierna wordt er een beeld gevormd van waar de geluidsbron zich zou bevinden. Dit proces wordt uitgevoerd in de medulla, een deel van de Steenuil zijn brein. Hij kan kleine knaagdieren lokaliseren met een precisie van 1% op basis van de hun lawaai, geritsel en gepiep. Wanneer de Steenuil de richting van zijn prooi bepaald heeft, vliegt hij direct die richting uit. Terwijl hij dit doet houdt hij steeds zijn kop in de richting vanwaar het geluid het laatst afkomstig was. Wanneer zijn prooi van richting zou veranderen is hij in staat om in zijn vlucht van richting te veranderen. Wanneer hij ongeveer een 60cm van zijn slachtoffer verwijderd is, strekt hij zijn poten uit naar voren. Hij zal zijn klauwen openen en houdt deze voor zijn gezicht. Meestal zal hij zijn ogen sluiten voor hij zijn prooi vangt. (Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)
1.3.8
Jachttechnieken
De Steenuil heeft enkele jachttechnieken; het afspeuren van de omgeving naar een prooi zittend op een paaltje in een open terrein, het over de grond lopend/ huppend jagen achter een prooi of het laag zwevend boven de grond jagen op prooien. Lopen en huppen achter een prooi gebruikt hij vooral om achter regenwormen te jagen of andere invertebraten. De prooien van Steenuilen zijn meestal klein. Daarom is het voor hen energetisch niet rendabel om vliegend te jagen of om op grote afstanden van het nest te gaan jagen. (Beersma, Beersma, & Van Den Burg, 2009) De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
20
1.3.9
Braakballen
De Steenuil maakt net als andere uilen en sommige andere vogels braakballen aan. Braakballen worden geproduceerd om voorwerpen zoals botjes en haartjes die de Steenuil niet kan verteren terug naar buiten te brengen en dit gebeurt dan onder de vorm van een braakbal. De Steenuil heeft geen krop in tegenstelling tot vele andere vogels, hierdoor gaat zijn voedsel direct naar zijn maag. Zijn maag bestaat uit twee delen, de proventriculus en de ventriculus.
Figuur 13: Spijsverteringsstelsel Steenuil
In de proventriculus worden zuren en slijmen gevormd voor de vertering. De ventriculus heeft dan weer een filterende functie. Door het samentrekken van de spieren in de wand van de ventriculus worden de zachte delen vermalen en deze gaan door naar het darmstelsel voor verdere vertering. De onverteerde delen daarentegen zullen achterblijven. Uren later zullen de harde onverteerbare delen samengeperst worden in de uiteindelijke braakballen. Maar eerst zal de toekomstige braakbal nog tot wel tien uren reizen, terug naar de proventriculus. Hierna zal hij opgebraakt worden. Het is noodzakelijk dat hij dan zo vlug mogelijk opgebraakt wordt aangezien hij de passage van een nieuwe prooi verhindert. De vorm en de grootte van de braakbal hangen dus volledig af van de grootte en de vorm van de ventriculus. Dit verklaart waarom braakballen per uilensoort verschillen in grootte en vorm.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
21
Figuur 14: Braakbal uitbrakende Steenuil
1.3.10
Habitat
De habitat moet in staat zijn om de volledige populatie het ganse jaar rond te ondersteunen. Belangrijk zijn open jachtterreinen rijk aan kleine prooien voorzien van roestplaatsen en holtes die kunnen worden gebruikt om te broeden en te rusten tijdens de dag. De Steenuil leeft in diverse halfopen landschappen waarin de mens ook aanwezig is, zoals: oude hoogstamboomgaarden, veeweiden met niet al te lang gras, knotwilgenrijen, oude vervallen schuren en langs randen van dorpen. De Steenuil mijdt bossen, braakakkers en grote percelen akkerland. Een mozaïeklandschap lijkt belangrijk voor de soort. ( Mebs & Scherzinger, 2010) (Van Harxen & Stroeken, 2011)
Figuur 15: Een geliefd habitat van de Steenuil
1.3.11
Geluid
In totaal hebben de mannelijke en de vrouwelijke Steenuilen samen een repertoire van ongeveer veertig geluiden. De meest geproduceerde geluiden zijn de territoriumroep (dit is een langgerekt schel wieuw), de alarmroep (kekkeren), baltsroep van het mannetje (een langgerekte joep) en de bedelroep van de jongen (dit houdt het midden tussen een blazend geluid en een schel gepiep). De geluiden verschillen licht van uil tot uil. (Beersma, Beersma, & Van Den Burg, 2009) (Van Harxen & Stroeken, 2011)(van de Laar, 2012)(Lewis, 2012) De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
22
Hieronder worden enkele links naar opnames van types steenuilgeluiden vermeld. In de elektronische versie van dit document zijn de files met geluiden rechtstreeks beschikbaar (2de kolom). Type geluid
Typische territoriumroe p van het mannetje Opgewonden roep
File met geluid (enkel beschikbaar in elektronische versie van dit document)
Internetlink naar dit geluid
Bron
http://www.owlpages.com/sounds/Athe ne-noctua-1.mp3
© Brinzal
http://www.owlpages.com/sounds/Athe ne-noctua-2.mp3
© Brinzal
http://www.owlpages.com/sounds/Athe ne-noctua-3.mp3
© Steenuilgronin gen
http://www.owlpages.com/sounds/Athe ne-noctua-4.mp3
© Steenuilgronin gen
http://www.owlpages.com/sounds/Athe ne-noctua-5.mp3
© Marco Mastrorilli
Athene-noctua-2.mp3
Alarmroep
Athene-noctua-3.mp3
Roep verstoorde Steenuil Roep jong in het nest
Athene-noctua-4.mp3
Athene-noctua-5.mp3
Tabel 1: Steenuilgeluiden
(van de Laar, 2012)(Lewis, 2012)
1.3.12
Voeding
Steenuilen zijn wat voeding betreft zeker niet kieskeurig. Hun voeding bestaat uit allerlei soorten muizen, kevers (vaak meikevers (wanneer ze nog aanwezig zijn) en mestkevers), regenwormen, emelten, rupsen, larven, nachtvlinders maar ook amfibieën (zoals: kikkers en salamanders) en kleine vogels (merels, spreeuwen, kauwen, mussen,…). In het boek ‘The Little Owl’ staat een lijst van 544 verschillende soorten die als prooi voor de Steenuil werden vastgesteld. En deze lijst gold enkel en alleen nog maar voor het Westelijke deel van Europa. In seizoenen dat er niet veel prooien zijn, moeten de vader en de moeder Steenuil allebei uit jagen. Doordat er steeds minder prooidieren zoals muizen en meikevers zijn, krijgt de Steenuil het steeds moeilijker. (Van Harxen & Stroeken, 2011)(Lewis, 2012)(educatie, 2012)( Mebs & Scherzinger, 2010)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
23
Figuur 16: Steenuil met prooidier in de bek
1.3.13
Nestplaatsen
De Steenuil is wat nestplaats betreft zeker niet de moeilijkste, zolang er maar aan enkele basisvoorwaarden wordt voldaan. Zijn nestplaats bevindt zich meestal in holten, bijvoorbeeld in oude knotbomen, oude hoogstammen, onder daken, op zolders, op hooizolders, in oude schuren en natuurlijk ook in nestkasten die voor deze uilensoort zijn opgehangen. Wanneer men zelf nestkasten hangt, kan men best een plaats kiezen waar er zich in de directe omgeving diverse schuilmogelijkheden bevinden. Hier kunnen de jongen dan schuilen voor predatoren en het weer. Dergelijke schuilplaatsen zijn ook zeer belangrijk voor jongen die bij hun eerste kennismaking met de buitenwereld op de grond terechtkomen en er niet meer in slagen om het veilige nest te bereiken. Belangrijk is ook dat de nestkast zoveel mogelijk in de schaduw hangt omdat anders de eieren niet kunnen uitkomen of de jongen kunnen omkomen door oververhitting tijdens warme dagen. (Herremans & Van Niewenhuyse, 2004) ( Mebs & Scherzinger, 2010)
1.3.14
Voortplanting
Steenuilen blijven voor het leven als paartje bij elkaar, enkel wanneer er een van de twee sterft, zal zijn of haar plaats worden ingenomen door een ander nog alleenstaand exemplaar. De jongen zijn al na één jaar geslachtsrijp, waardoor ze al tijdens hun eerste winter een paartje kunnen vormen. In het najaar leven de individuen aanvankelijk allemaal apart, om dan in de maanden december - februari opnieuw koppeltjes te vormen en hun territorium opnieuw af te bakenen. In maart vindt de bruidstijd plaats. In die periode slaapt het paartje vaak samen en zal het wijfje bevrucht worden.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
24
Figuur 17: Parende Steenuilen
Tussen begin april (meestal vanaf de tweede helft van april) en half mei worden de eieren gelegd. In de eerste week zullen er nog korte of langere onderbrekingen in het broeden plaatsvinden, waardoor de broedperiode van een ei meestal van 25 tot 28 dagen varieert. Het aantal eieren dat wordt gelegd hangt af van de hoeveelheid in de omgeving aanwezige prooien maar over het algemeen gaat het om 3 tot 5 eieren. De eieren van een Steenuil zijn wit en rond. Dat de eieren opvallen door hun witte kleur vormt geen probleem, aangezien de Steenuil zijn eieren in holtes of in nestkasten legt. Hierdoor moeten ze niet gecamoufleerd worden.
Figuur 18: Steenuileieren (uitzonderlijk groot legsel)
De eieren zullen uitkomen met een spreiding vanaf eind april. De uilenkuikens zullen dan vanaf de eerste helft van juni (een dertigtal dagen nadat ze uit het ei zijn gekomen) hun eerste uitstapjes beginnen maken buiten het nesthol. In juli zullen de jongen dan beginnen rondvliegen in het ouderlijke territorium. In augustus zullen de uitstapjes van de jongen dan verder en verder van het ouderlijke nest gaan. Vanaf september tot november vliegen de jongen definitief uit, waarna deze broedcyclus zich het volgende jaar weer zal herhalen. Gedurende de hele broedperiode zal het mannetje het vrouwtje van voedsel voorzien en daarna ook de jongen. In de periode dat het vrouwtje de eieren uitbroedt, zal het mannetje een voorraad muizen aanleggen die dan zullen worden gebruikt om de jongen te voederen wanneer deze uitkomen. Wanneer de jongen net zijn uitgekomen, zal het vrouwtje ze voederen met kleine stukjes afgescheurd van de voorraad prooidieren aangelegd door het mannetje. Wanneer de jongen wat groter zijn zal het vrouwtje mee gaan jagen, maar zij zal dichter bij het nest blijven om de jongen te beschermen.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
25
(Beersma, Beersma, & Van Den Burg, 2009) ( Mebs & Scherzinger, 2010) (Van Harxen & Stroeken, 2011)
1.3.15
Inventariseringmethoden
Er bestaan drie verschillende soorten inventariseringmethoden: de wintercontrole van steenuilnestkasten, de zomercontrole van de steenuilnestkasten en de inventarisatie aan de hand van een geluidsopname. Bij de wintercontrole is het vooral de bedoeling om de volwassen exemplaren te kunnen vangen. Het zijn dan vaak de ouderlijke dieren die hiermee bedoeld worden. Ouderlijke dieren worden weinig gevangen bij de zomercontrole van de nestkasten, omdat ze in die periode vaak uit jagen zijn. De dieren die worden gevangen bij de wintercontrole worden geringd wanneer dit nog niet gebeurd was en worden in ieder geval opgemeten. Het geniet de voorkeur om deze controle uit te voeren bij lage temperaturen en er valt best zelfs wat neerslag. Hierdoor zullen de uilen gaan schuilen in de nestkasten en zal men ook de exemplaren kunnen inventariseren die het liefste buiten vertoeven. Bij de zomercontrole worden vooral de jongen gevangen en soms ook de moeder. De gevangen exemplaren worden dan net zoals bij de wintercontrole geringd en opgemeten. Ook wordt er genoteerd hoeveel jongen er waargenomen zijn en hoe oud ze zijn. Bij de inventarisatie aan de hand van een geluidsopname, zal men de roep van de Steenuil enkele malen achter elkaar laten afspelen en hierna zal men even wachten. Wanneer er een Steenuil antwoordt moet men onmiddellijk stoppen om te voorkomen dat de aanwezige Steenuil zich bedreigd zou voelen en zijn territorium zou verlaten. Men wandelt een eind verder en herhaalt dit hier opnieuw. Deze methode kan men best toepassen vanaf eind december tot begin april, maar de beste periode is vanaf begin maart tot begin april. Deze methode is minder geschikt voor plaatsen waar men weet dat er bebroede steenuilnestkasten zijn omdat ze tot een zekere verstoring van de aanwezige exemplaren leidt. Het ringen van vogels mag enkel gedaan worden door erkende ringers, dit om ervoor te zorgen dat de methoden die er gebruikt worden overzichtelijk blijven en dat deze wetenschappelijke informatie ook begrepen kan worden wanneer er een exemplaar in een ander land gevonden zou worden. (mondelinge bron: Smets P. ;Van De Plas J.)
1.3.16
Bedreigingen voor de Steenuil en zijn jongen
(http://domenicus.malleotus.free.fr/a/chouette_cheveche.htm#identification) De grootste bedreiging in Europa voor de Steenuil is de vernietiging van zijn habitat door de intensivering van de landbouw en het gebruik van pesticiden, wat tot een grote vermindering aan voedsel voor hem leidt.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
26
Figuur 19: Hout van de aanliggende gekapte hoogstamboomgaard, tot het jaar voordien broede er hier nog een koppel Steenuilen.
Ook door het verkeer vallen er veel slachtoffers. In België is de grootste bedreiging het verdwijnen van hoogstamboomgaarden door het slecht onderhouden of door omvorming naar laagstam boomgaarden. Ook het verdwijnen van vervallen schuurtjes leidt tot een vermindering aan broedgelegenheid. In Vlaanderen is de Steenuil als koestersoort in het project koesterburen opgenomen omdat het een belangrijke soort is die het steeds moeilijker krijgt. Maar in de rode lijst van de Vogels voor België staat hij bij de soorten die momenteel niet bedreigd zijn. Toch is het belangrijk dat we deze soort helpen, omdat zij in al onze buurlanden achteruitgaat in aantal. Hierna wordt er meer in detail ingegaan op de diverse bedreigingen waaraan de Steenuil is blootgesteld. ( Mebs & Scherzinger, 2010)(Van Nieuwenhuyse, Génot, & Johnson, 2010)(Van Harxen & Stroeken, 2011)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
27
vernietiging van het biotoop
pesticiden
climaat
de mens
huisdieren (katten)
schoorstenen verkeer
natuurlijke vijanden
grondbeheer ziekten verdrinking
intensieve landbouw
Figuur 16: Grootste bedreigingen voor de Steenuil
Bij de natuurlijke vijanden kunnen we ondermeer de volgende vermelden:
De Steenmarter is één van de natuurlijke vijanden van de Steenuil. De opgang van de Steenmarter is goed nieuws voor de soort, maar niet voor de Steenuil, aangezien de Steenmarter vaak jongen van de Steenuil doodt om op te eten en soms ook de ouderlijke dieren. De Bosuil is ook een predator van de Steenuil; wanneer hij een Steenuil ziet vliegen of ziet zitten, dan zal hij hem zeker proberen te vangen. De Buizerd zal net als de Bosuil de kans niet onbenut laten om een Steenuil te vangen. De eekhoorn zal wanneer hij een nest vindt, de eieren stelen of de jongen opeten. De huiskat zal nestvlieders (jonge Steenuiltjes die voor de eerste keer uit het nest komen, maar die nog niet kunnen vliegen.) die uit het nest gevallen zijn en die zich niet kunnen verstoppen zeker vangen en opeten of er mee spelen tot ze dood zijn.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
28
Figuur 20: Steenmarter komt uit steenuilnestkast
Om het doden van Steenuilen in nestkasten door Steenmarters te voorkomen worden soms nestkasten met anti-martersystemen geplaatst.
307 352 320 274 260 249 213 215
Aantal gevallen van predatie 25 15 21 12 22 10 7 5
8,1 4,3 6,6 4,4 8,5 4,0 3,3 2,3
2190
117
5,3
jaar
Aantal nesten
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Total
% predatie
% nestkasten met antimartersysteem 20 30 34 47 44 50 66 68
Tabel 2: Predatie door de Steenmarter in Wallonië in steenuilnestkasten tijdens de broedperiode en effect van anti-martersystemen
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de Steenmarter een belangrijke predator is in de nestkasten in Wallonië. Het aantal predaties tijdens de broedperiode van steenuilnestkasten door de Steenmarter is evenwel sterk gedaald door het aanbrengen van anti-martersystemen. Steenuilen hebben ook concurrentie van holenbroeders zoals Kauwen en Holenduiven, die nest gaan maken in de steenuilnestkasten en dit gaan verdedigen tegen de Steenuil. De Kauwen gaan ook proberen om de Steenuil te verjagen van zijn nestplaats, opdat zij daar zouden kunnen broeden. Wanneer de jongen voor de eerste keer het nest verlaten en er geen dikke tak aan de nestingang is waarop ze kunnen lopen, kunnen ze vallen. Indien er
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
29
onvoldoende schuilmogelijkheden zijn zullen ze waarschijnlijk ten prooi vallen aan katten of andere predatoren. De mens als bedreiging voor de Steenuil:
De Steenuil heeft ook veel last van de uitbreiding van het verkeerswegennet. Hierdoor versnipperde het platteland en groeit de kans op aanrijdingen van overvliegende Steenuilen sterk. De stijging van de verkeersdrukte zorgt ook voor meer slachtoffers. Wanneer hij de weg oversteekt tijdens de nacht dan wordt de Steenuil vaak aangereden. De Steenuil werd op één na het vaakst binnengebracht in de Belgische vogelopvangcentra als verkeersslachtoffer in de periode 1987 -1997. Het gebruik van pesticiden is dan weer een andere bedreiging. Hierdoor daalt de hoeveelheid insecten of verdwijnen insectensoorten die op het menu van de Steenuil staan in een bepaalde regio. Anderzijds is er ook het gevaar dat de Steenuil vergiftigde insecten opeet waardoor hij op zijn beurt wordt vergiftigd en eventueel hieraan sterft. Het gebruik van ratten- en muizenvergiffen zorgt ervoor dat prooidieren van de Steenuil gedood worden en dat het voedselaanbod van de Steenuil daalt. Wanneer hij de vergiftigde dieren opeet, sterft hij hier mogelijk zelf ook aan. De Steenuil staat aan de top van de voedselpiramide en accumuleert dus het gif dat zijn prooidieren hebben opgenomen, zelfs al namen ze dit maar in beperkte mate op. Doordat de landbouw grootschalig is geworden, is er een groot deel van de Steenuil zijn habitat verdwenen. Vroeger lagen er weiden tussen de akkers met daartussen en daar rond kleine landschapselementen. Dit was het ideale woongebied voor de Steenuil. Maar nu zijn het grote aaneengesloten monoculturen, waar zeer weinig soorten in leven en waar de Steenuil niet durft te komen doordat de kans te groot is dat hij door een andere roofvogel of grotere uilensoort gevangen kan worden. Door de industrialisatie van de landbouw en de steeds efficiëntere landbouwmachines schieten er op graanakkers zo goed als geen restjes meer over voor de muizen en kleine akkervogeltjes, in tegenstelling tot vóór de industrialisatie. Vóór de industrialisatie van de landbouw kwam het vaker voor dat een graanakker niet geoogst bleef staan doordat de boer geen tijd meer had om te oogsten waardoor de prooidieren van de Steenuil voedsel hadden voor de winter. Nu dat dit niet meer het geval is, heeft de Steenuil hierdoor ook minder eten tijdens de winter en soms zelfs te weinig waardoor er sommige zullen sterven en er het volgende broedseizoen misschien een territorium zal leegvallen. Wanneer er door sterfte van Steenuilen een territorium wordt afgezonderd kan er inteelt voorkomen met verzwakking van de nakomelingen tot gevolg. Verdrinking komt ook regelmatige voor. Dit is dan meestal in drinkbakken van vee, wanneer de uil probeert te drinken of zich wil wassen. Wanneer een uil in een drinkbak valt, raakt hij er meestal niet meer uit door de gladde en steile wanden. Ook verdrinkingen in zwembaden werden gesignaleerd.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
30
Figuur 21: Verdronken Steenuil
1.3.17
Beschermingsmaatregelen
(http://old.biodiversite.wallonie.be/especes/ecologie/oiseaux/athene.noctua.html) In heel Europa lopen er projecten om de Steenuil te helpen. Die bestaan meestal uit het aanplanten van hoogstamboomgaarden, het onderhouden van oude hoogstamboomgaarden en het aanbrengen van nestkasten. Ook het zorgen voor schuilplaatsen voor jongen bij nestkasten behoort tot de beschermingsmaatregelen. In België en in andere Europese landen worden Steenuilen geringd. Dit doet men om een dood gevonden dier of een gewond dier te kunnen inventariseren. Aan de hand van de ringgegevens kunnen dan populaties worden opgemeten. Het ringen van Steenuilen mag in België enkel gedaan worden door een erkend ringer. Andere beschermingsmaatregelen zijn:
Het vervolledigen van knotwilgenrijen en het aanplanten van knotwilgen op de scheiding van landbouwpercelen en in tuinen. Het juist onderhouden van knotwilgen. Het aanplanten van hoogstamboomgaarden op moeilijk bewerkbare hellingen in agrarisch gebied, langs boerderijen en in grote gemeentelijke tuinen. Bij het uitwerken van verkavelingplannen, het inplannen van boomgaarden of het opnemen in de verkavelingvergunning van de verplichting om hoogstamfruitbomen te planten. Het promoten en behouden van mozaïekstructuur in landschappen met heggen en windschermen. Het inzaaien van delen van velden met granen die tijdens de winter blijven staan. Hier komen muizen naartoe waar de Steenuil dan op kan jagen. Het open maken van schuren zodat de Steenuil terug binnen kan schuilen, er kan jagen op muizen en insecten en er kan broeden. Daartoe moet niet de deur worden opengezet. Het kan volstaan om bijvoorbeeld een raam open te laten staan of een reeds aanwezig gat in de poort van de schuur te behouden in de plaats van dit te repareren. Het inzaaien van bloemenakkers of bloemranden op akkers die niet gemaaid worden en in de winter blijven staan. Hier komen ook weer muizen en insecten naartoe waar de Steenuil dan op kan jagen. Het aanleggen van een houtwal; wanneer hierin holten zijn kunnen de jongen van de Steenuil daarin schuilen. Een houtwal is ook een gunstig milieu voor insecten en muizen die als voedsel kunnen dienen voor de Steenuil.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
31
Het plaatsen van nestkasten in een geschikte habitat om extra nestgelegenheid te geven. Oude holle bomen of oude bomen met holtes erin laten staan. Het behouden van holtes bij de restauratie van oude gebouwen en zelfs het voorzien bij de bouw van nieuwe gebouwen van holtes die als nestplaats kunnen worden gebruikt. Het leggen van een rooster op een schoorsteen zodat de Steenuil er niet kan invallen. Een val in een schoorsteen is immers meestal dodelijk. Als de Steenuil de val overleeft kan hij meestal niet uit de schoorsteen ontsnappen. Het aanbieden in het broedseizoen van muizen of andere dode prooidieren door deze dicht bij een broed- of roestplaats te leggen op een verhoging. Het zo weinig mogelijk gebruiken van insecticiden en muizen-/rattenvergif. Het gras, indien mogelijk, maar om de paar weken afmaaien in tuinen en boomgaarden, zodat het aantrekkelijker is voor muizen om in rond te lopen en de Steenuil dus ook meer kans heeft om ze te vangen, dan wanneer ze in hun schuilplaatsen blijven. Het leggen van een plank in drinkbakken van vee zodat de Steenuil hierop kan zitten als hij wil gaan drinken of erop kan klauteren als hij in het water valt. Het sensibiliseren van landbouwers en buurtbewoners voor de ecologische rol van de Steenuil en voor de mogelijkheid om hem te beschermen.
Een aantal van deze maatregelen komen niet alleen de Steenuil ten goede maar dragen bij tot het behoud of de verbetering van de biodiversiteit. ( Mebs & Scherzinger, 2010) (Van Harxen & Stroeken, 2011) (biodiversite.wallonie.be, 1997)
1.3.18
Nestkasten
Er bestaan verschillende soorten steenuilnestkasten om te broeden. Volgens de literatuur bestaat er niet echt zoiets als de perfecte kast voor de Steenuil. Dit is niet onlogisch; in de natuur zijn de holtes waarin de Steenuil broedt ook niet eenvormig. De vorm van de nestkast wordt soms ook mede bepaald door de plaats waar ze moet komen te hangen. De populariteit van een kastmodel hangt verder af van streek tot streek.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
32
Figuur 22: Groninger pijpmodel
Enkele voorbeelden van steenuilnestkasten zijn: het Groninger pijpmodel, de broedpijp, de Thoonen dakkast (te plaatsen langs een schuin dak, weliswaar niet in direct zonlicht om oververhitting te voorkomen), het Duits model met voorkamer, het uitgebreid Duits model (dit model is ondermeer voorzien van een lattenbodem binnenin de kast waardoor de uitwerpselen vallen, wat als voordeel heeft dat de uil en zijn jongen niet in hun uitwerpselen komt te zitten), het model met kauwensluis, het Engels model met voorkamer, de Zwitserse kast, de Anti-marter villa (een kast met twee toegangen wat de Steenuil moet toelaten door de tweede uitgang te ontsnappen als de Steenmarter door de eerste uitgang binnendringt) en het model dat wordt gebruikt in Holsbeek.
Figuur 23: Thoonen dakkast
Wanneer er geen natuurlijke broedmogelijkheden in de buurt zijn, dan zal de Steenuil in elk van deze kasten nestelen en broeden. Wanneer er nadien een betere nestgelegenheid beschikbaar komt, dan zal de uil waarschijnlijk veranderen De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
33
van broedplaats. Dit hebben de leden van Natuurpunt Holsbeek als volgt kunnen vaststellen. Een boer had een betonnen buis in een boom gehangen waarvan de achterkant dicht was. Hierin broedde een koppeltje Steenuilen of was er alleszins in actief. Natuurpunt Holsbeek had met toestemming van de boer een nestkast in de buurt gehangen. Een week later was het koppeltje al verhuisd naar de nestkast.
Figuur 24: Steenuilnestkast model dat gebruikt wordt door Natuurpunt Holsbeek
In Holsbeek gebruiken ze een nestkast die volgens hun ondervinding de beste is gebleken. Deze kast bestaat uit een voorkamer en een broedkamer die gescheiden worden door een tussenschot. In het tussenschot zit een opening die dienst doet als toegang tot de broedkamer. In de voorkamer bevindt zich een horizontaal plankje waarop het mannetje van de Steenuil gaat zitten om het broedende vrouwtje prooidieren aan te geven. In de broedperiode laat het vrouwtje het mannetje immers niet toe in de broedkamer. In de voorkamer kan het mannetje tevens schuilen bij slecht weer, zonder in de broedkamer te komen. Aan de zijkant van de nestkast bevindt zich een luik dat men kan openen. Dit vergemakkelijkt de nestkastcontroles. In de nestkasten kan men best een laag turf leggen om vocht en uitwerpselen te absorberen, zodat de nestkast en de jonge uilen properder blijven. De nestkast wordt best in een fruitboom of een loofboom gehangen. (Voor het bouwplan van het steenuilennestkastmodel dat gebruikt wordt door Natuurpunt Holsbeek, zie bijlage 1) Wanneer men zou merken dat er een nestkast leeggeroofd is door een Steenmarter, kan men een anti-martersysteem op de nestkast aanbrengen. Dit is een gewone pvc-buis die iets groter is dan het vlieggat en 30-50 cm lang. Men monteert ze rond het vlieggat. Doordat de Steenmarter geen grip heeft op pvc, kan hij niet in de kast komen.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
34
Figuur 25: Anti-steenmartersysteem op steenuilennestkast
Wanneer men weet dat er Steenmarters leven in de buurt waar men een kast ophangt, kan best meteen een anti-martersysteem aanbrengen op zijn nestkast, als men de Steenmarters geen kans wil geven.
Figuur 26: Zwitserse kast en schema van de toegang tot de broedholte van een Zwitserse kast
Ook de Zwitserse kast heeft de bedoeling om het de Steenmarters moeilijk te maken. De invliegopening (aangegeven met A in bovenstaand schema) zit bovenaan, in het midden van de voorzijde van de kast. Parallel aan deze voorzijde zit op 7cm een tweede plank. Aan weerzijden van deze plank zitten twee openingen (B) die toegang geven tot de broedholte. Loodrecht op deze twee parallelle planken staan twee plankjes (C) die het voorportaal de helft lager maken (vertrekkende van de bovenkant). Aldus ontstaat een kronkelgangetje dat het voor de marters moeilijker moet maken om binnen te komen. Ten slotte is er ook nog een model dat enkel en alleen wordt gehangen voor de overwintering van steenuilkoppeltjes of solitaire exemplaren. Maar wanneer er al enkele nestkasten hangen van de voorgaande modellen is dit niet nodig. (Binnenveld-Oost, 2003)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
35
Hierna geven we een overzicht van het aantal steenuilennestkasten dat Natuurpunt Holsbeek de laatste jaren hangen had en het resultaat dat ze hiermee hebben geboekt. Jaar en inspectie datum 2009 2010 (23 mei) 2011 (20 mei) 2012 (25-27 mei) totaal
Aantal nestkasten
Bebroede Mislukt nestkasten broedsel
Aantal eieren
30 30
5 5
1 1
14 14
Aantal uitgekomen jongen 12 13
Kasten met aanwezigheid Steenuilactiviteit 5 5
32
7
0
27
25
6
35
7
1
14
12
10-11
127
24
3
69
62
27
Tabel 3: Steenuilnestkasten in de Gemeente Holsbeek van Natuurpunt Holsbeek
(bron: Johan van de Plas via mail)
1.4
Vlaamse reglementering ter bescherming van de Steenuil en de beleidsmatige situatie in Holsbeek
1.4.1
Vlaamse reglementering ter bescherming van de Steenuil
In het Besluit van 15 mei 2009 van de Vlaamse regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer is de Steenuil in bijlage 2 opgenomen onder categorie 2: dit zijn soorten waarop de basisbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. Enkele verboden handelingen tegenover de Steenuil zijn: het opzettelijk doden; het opzettelijk vangen; het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de periode van de voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek; de eieren opzettelijk te vernielen, te beschadigen of te verzamelen, … Van de basisbeschermingsbepalingen kan enkel worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, §1, §3 en §4, namelijk: §1: in het belang van de volksgezondheid, §3: in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer, §4: ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visvijvers of wateren of aan andere goederen in eigendom of gebruik. De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
36
Voor het besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot soortbescherming en soortenbeheer toepasbaar op de Steenuil, zie bijlage 2.
1.4.2
Beleidsmatige Holsbeek
situatie
van
de
Steenuil
in
De Steenuil is niet opgenomen in de beleidsplannen van de gemeente Holsbeek.
1.5
Belangrijke kleine voor de Steenuil
1.5.1
Hoogstamboomgaarden
landschapselementen
Hoogstamfruitbomen bestaan zowel voor wilde als gecultiveerde appelen, kersen, peren, pruimen, mispel en notenbomen. De hoogte van de stam varieert van 1,80m tot 2,30m, waarop dan de kruin staat. De hoogstam is ontstaan uit een bijzondere teeltwijze en bestaat uit drie delen:
De wortels, die in de vaktaal onderstam genoemd worden, zijn meestal ontstaan uit een pit en zijn dus afkomstig van een zaailing. De stam, wordt meestal +/- 10 cm boven de grond op de onderstam geënt. De kroon, is het bebladerde deel van de boom, dat opgebouwd is uit gesteltakken en ontspringt op de stam op een hoogte van 1,80 m tot 2,30 m boven de grond.
Figuur 27: Schematische weergave hoogstamfruitboom
De Romeinen hebben rond het begin van onze jaartelling hun fruitcultuur naar onze streek meegebracht. De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
37
Later waren het vooral de kloosters en de kastelen die de fruitteelt trachtten te verbeterden en te verspreiden. De kloosters hebben zich ook beziggehouden met het verfijnen van de enttechnieken en het creëren van nieuwe rassen. Door de kloosters nam de oppervlakte gebruikt voor fruitteelt toe. Daarna begon de adel geleidelijk aan ook meer en meer fruit te telen. Eerst deden ze dit enkel voor eigen gebruik maar daarna ook om meer belastingen van hun pachters te kunnen innen. Door hen te verplichten om fruit te telen werden hun inkomens natuurlijk groter. Vanaf de 18de tot en met de 19de eeuw had bijna elke boer een fruitweide. De boeren teelden vele verschillende soorten fruit, vaak uit noodzaak, maar vaak ook als vrijetijdsbesteding. Op hetzelfde moment was de veestapel zich sterk aan het uitbreiden, waardoor de boeren ook meer hoogstammen konden zetten op de weiden. Deze fruitcultuur gaat namelijk hand in hand met de weidecultuur. In de 20ste eeuw steeg de welvaart van de bevolking, dit door de industrialisering. Hierdoor steeg de vraag naar (vers) fruit, met als gevolg dat er een uitbreiding plaats vond van de fruitteelt. Toen de trein opkwam bereikte de hoogstamfruitteelt zijn hoogste punt ooit; nu kon men het geoogste fruit over grotere afstanden vervoeren en hadden ze dus een grotere afzetmarkt verkregen. Een typische hoogstam productieboomgaard zag er als volgt uit:
Aan de buitenkant van de boomgaard stond meestal een haag die de buitenste bomen al deels tegen de kou en de kille wind moest beschermen. Daarbinnen stond dan meestal enkele rijen stroop- of stoofperen die bestand waren tegen de gure noordenwind, de strenge winter en de vorst in de vroege lente. In het midden stonden dan de meer waardevolle handappels en zoete kersen geplant, omdat deze hier beschermd stonden tegen de wind en de koude.
De fruitteelt bleef ondanks de experimenten met nieuwe rassen en andere onderstammen toch altijd een zijtak van de landbouw. Wel werden de boomgaarden steeds planmatiger aangeplant. Een laatste heropleving van de hoogstamfruitteelt kwam er na WOII. Hierbij bereikte de hoogstamfruitteelt haar absolute maximum. Tot 1950 bleef men in de fruitteelt overwegend werken met hoogstammen. Na WOII werden de hoogstamboomgaarden stilaan verwaarloosd. Dit kwam vooral door het ter beschikking komen van chemische bestrijdingsmiddelen, schaalvergroting van de landbouw, industrialisatie en de ontwikkeling van de laagstam fruitteelt. Hier en daar werden zelfs al boomgaarden gerooid en vaak vervangen door laagstam fruitbomen. De overheid deelde premies uit voor het rooien van hoogstamboomgaarden, omdat er een overproductie van fruit was met de hoogstamboomgaarden. Eind 20ste begin 21ste eeuw begon men de hoogstamboomgaarden en mede de oude rassen terug te waarderen. Via subsidies van de gemeentelijke en andere overheden en de aandacht van natuurorganisaties kwamen en komen er nog altijd meer hoogstamboomgaarden in het landschap terug. Ook oude De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
38
hoogstamboomgaarden worden hersteld en boeren en particulieren planten terug meer hoogstamboomgaarden aan. De herwaardering van de hoogstamboomgaarden komt voornamelijk door de landschappelijke en ecologische waarde. Hoogstamboomgaarden hebben tal van functies voor andere organismen in de natuur namelijk als voedselbron, leefgebied of verspreidingsgebied. De botanische waarde van een hoogstamboomgaard is meestal niet zo groot; de planten die er onder groeien zijn meestal grassen en planten die wijzen op verstoring van de bodem. Dit komt door het beheer dat regelmatig terugkeert. Natuurlijk zijn er wel uitzonderingen zoals de kamgrasweilanden in Borgloon die zeer natuurwaardevol zijn. Die zijn vaak gelegen onder hoogstamboomgaarden. Naast de ondergroei zijn de omliggende hagen vaak wel van ecologisch belang, voor bijvoorbeeld insecten als leef- en paargebied maar ook voor ecologische plaagbestrijding zijn deze belangrijk. Onder de hagen komen vaak ecologisch belangrijke planten voor, zoals: Fluitkruid, Vogelmelk en Dagkoekoeksbloem. De faunatische waarde is dan weer zeer groot: wanneer er gebrek is aan een geschikt biotoop zullen vele dieren zeker en vast genoegen nemen met een hoogstamboomgaard. Maar er zijn nog andere faunatische waarden voor zoogdieren:
Dassen zullen het gevallen fruit als voedingsbron gebruiken en onder de boom is het gras vaak korter en zitten er vaak ook veel regenwormen, die het lievelingseten zijn van de das. Andere marterachtigen zoeken in een boomgaard vaak een onderkomen en voedsel dat ze vaak vinden wanneer het gras wat langer is of wanneer er hout op de grond ligt. Knaagdieren zoals de Spitsmuis, Huismuis, Bosmuis, Woelrat en Woelmuis zullen hier eten van het fruit en holletjes graven in de grond tussen de wortels. Voor andere knaagdieren zoals de zeldzamere Hazelmuis en Eikelmuis vormt het valfruit een voedselbron en ze zullen de holten in bomen gebruiken als nest en schuilgelegenheid. Egels, hazen, konijnen en mollen zullen hier ook holen maken of slapen onder de afgevallen bladeren. Sommige vleermuissoorten gebruiken hoogstamboomgaarden als zomeronderkomen mits er genoeg holten zijn. Andere vleermuissoorten gebruiken de boomgaarden om te foerageren en te jagen op insecten.
Ook voor vogels zijn de faunatische waarden belangrijk: In een hoogstamboomgaard kunnen er in totaal 50 soorten vogels broedend worden aangetroffen. Natuurlijk hangt het aantal aanwezige vogels af van de beheerswijze (extensief beheer), weinig menselijk bezoek en de aanwezigheid van oude bomen met holten. Tenslotte zijn er de faunatische waarden voor insecten:
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
39
Er komen vele soorten insecten voor in Hoogstamboomgaarden. Dit komt doordat er veel voedsel te vinden is onder de vorm van bloesems, fruit aan de bomen en gevallen fruit. Wanneer er vee graast in de boomgaard, komen er ook veel insectensoorten af op de mest. (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, & Limburg, Leren beheren, 2009)
1.5.2
Houtkanten
Een houtkant is een boord langs een terrein of weg begroeid met een houtige vegetatie. De houtkant ligt op dezelfde hoogte als het omliggende land en wordt op regelmatige tijdstippen beheerd. Houtkanten zijn vaak honderden jaren oud en werden vroeger vooral door boeren aangeplant voor brandhout, voor constructiehout voor hun huizen en om geriefhout te oogsten voor hun landbouwwerktuigen. Over het algemeen herbergen houtkanten een hoge botanische rijkdom, die stijgt met de ouderdom van de houtkant. Ook vele vogels maken gebruik van houtkanten, Grauwe gorzen bijvoorbeeld gebruiken de struiken van de houtkanten als zangpost. Ook Geelgorzen, Ringmussen en Zomertortels maken gebruik van houtkanten. De bloesems, bessen en andere vruchten vormen een voedselbron waar vogels, insecten en zoogdieren op afkomen. Vogels gebruiken de houtkanten ook vaak als nestplaatsen, de Steenuil zal bijvoorbeeld nestelen in holten van oude knotbomen. (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, & Limburg, Leren beheren, 2009)
1.5.3
Knotwilgenrijen
Een knotwilg is een wilg (dit is geen specifieke soort) waarop men een speciale beheersvorm toepast. De wilgen worden ingekort tot op 1 à 2 meter boven de grond. Op de korte stam groeien dan nieuwe wilgentenen. Wanneer men de wilgentenen op regelmatige basis afzet tot op de stam, dan zal er op het snijvlak door middel van wondweefsel een bolvormige verdikking ontstaan die dan de knot vormt. Deze beheersmethode werd en wordt ook toegepast op andere boomsoorten, maar de Steenuil nestelt het liefst in de knotwilgen. Knotwilgen werden vroeger veel aangeplant door de boeren op drassige weiden en terreinen om de percelen te draineren. Ze werden ook aangeplant langs beken en rivieren om de kanten te verstevigen; hun grote wortelgestel verhinderde afbrokkeling van de kanten. Het hout dat men oogstte door het knotten werd gebruikt al brand- of geriefhout door boeren en omwonenden. Knotwilgen worden zeer oud en bevatten dus een autochtone zaadbank voor de toekomst. Maar het grootste ecologische belang is dat er na een tijd holten ontstaan in de bomen, waar dan holtebewonende zoogdieren (zoals: marterachtigen) en holtebewonende vogels (zoals: de Steenuilen) in nestelen, schuilen en rusten. In de loop der jaren vallen er tal van bladeren en organische De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
40
materialen tussen de tenen op de knot. Ze vergaan er tot humus en vormen zeer waardevolle kiemplaatsen voor allerhande plantensoorten. Onderzoek heeft uitgewezen dat er een 200-tal soorten kan worden aangetroffen op knotwilgen. In het voorjaar vormt de knotwilg ook een belangrijke voedselbron voor hommels, bijen en andere nectar- en stuifmeeletende insecten. (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, & Limburg, Leren beheren, 2009)
1.5.4
Solitaire boom
Dit is een alleenstaande, vaak zeer oude, boom in het landschap die zeer veel geschiedkundige informatie geeft. Een solitaire boom is vaak een overblijfsel van een klein geriefbosje. Bij de boom heeft vroeger vaak ook een boerderij gestaan of hij werd gebruikt als richtpunt in het landschap, was een vergaderplaats en er zijn zelfs plaatsen waar er recht werd gesproken onder zo’n boom. Aan de voet van een solitaire boom kan men vaak nog een kapelletje, menhir of rustbank vinden. Solitaire bomen fungeren meestal als stapstenen of corridors voor foeragerende diersoorten zoals vleermuizen,… . Voor vele nachtdieren is dit ook een roestplaats, bijvoorbeeld voor de Steenuil. Voor roofvogels is het een uitkijkplaats naar mogelijke prooien. (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, & Limburg, Leren beheren, 2009)
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
41
2
Practicum
Om een goed en globaal beeld te krijgen van de situatie van de Steenuil in een bepaald gebied moet men alle aspecten bekijken die belangrijk zijn voor de soort. Een eerste dergelijk aspect is het leefmilieu; is er bijvoorbeeld nestgelegenheid, is er schuilmogelijkheid en is het een geschikt jachtgebied,… . Een ander aspect is of het biotoop geschikt is voor de prooidieren; vinden zij gedurende het hele jaar voedsel, schuilplaatsen en nestgelegenheden,… . Om dergelijke aspecten te kunnen beoordelen zal men enkele inventarisaties moeten uitvoeren. De conclusies van mijn onderzoek in Holsbeek dorp zullen de basis vormen voor mijn biotoopverbeteringsplan.
2.1
Inventarisatie van steenuilpopulaties
2.1.1
Methodiek
Eerst en vooral moeten de aanwezige biotopen geïnventariseerd worden. Dit kan gebeuren door volgens een op voorhand bepaalde route, die het ganse gebied bestrijkt, te lopen of te fietsen waardoor men uiteindelijk het ganse gebied kan inventariseren. Tijdens deze tocht is het belangrijk om goed om zich heen te kijken en alles op te schrijven wat interessant kan zijn voor de Steenuil of voor zijn prooidieren. Belangrijke te noteren elementen zijn bijvoorbeeld: hoogstamboomgaarden, hoogstamboomgaarden waarin vee graast, weiden met een solitaire boom of een rij bomen in, weilanden met knotwilgen rond. Voor de prooidieren zijn de holle wegen, heggen, houtkanten, verwilderde perceeltjes,… ook heel belangrijk. Opdat de inventarisatie van de hoogstamboomgaarden op een uniforme, efficiënte en snelle manier zou verlopen, is het aan te bevelen om een inventarisatiefiche te hanteren (een voorbeeld van een inventarisatiefiche staat in bijlage 3). Hierop staan dan een aantal kenmerken waarop men moet letten. Dergelijke standaardisatie vergemakkelijkt ook de verwerking van de resultaten nadien. Vervolgens moet de steenuilpopulatie worden geïnventariseerd. Dit kan gebeuren met behulp van een geluidsbandje met de roep van een Steenuil dat 's avonds wordt afgespeeld terwijl men door het te inventariseren gebied trekt. Deze methode wordt toegepast in de periode van begin januari tot einde maart, begin april. Voor deze inventarisatie moet het weer wel meezitten: er mag geen neerslag vallen, het mag niet te winderig zijn, het mag niet vriezen en er mag ook niet te veel bewolking hangen, want dan zal er geen enkele uil antwoorden op je geluid. Het gebied wordt op dezelfde manier doorkruist als voor de biotoopinventarisatie. De roep van de Steenuil moet een paar keer luid genoeg worden afgespeeld, zodat de aanwezige Steenuilen, zelfs wanneer er wat wind zou staan, hem goed kunnen horen. Na het afspelen wacht men vijf à tien minuten en luistert men of er een Steenuil antwoordt. De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
42
Wanneer men geen antwoord krijgt, kan men nog eens proberen. Maar wanneer er een Steenuil antwoordt dan stop men direct om hem zeker niet te verjagen. Welk resultaat men ook behaalt, het wordt genoteerd op een kaart van het gebied. Om de vijfhonderd meter wordt de test herhaald tot men het hele gebied heeft afgewerkt. De resultaten van de biotoopinventarisatie en de steenuilinventarisatie kunnen worden samengebracht op een kaart, indien mogelijk op een digitale kaart (bv.: bij Google maps). Aan de hand van deze kaart kan men dan zien welke maatregelen er getroffen moeten worden om het biotoop van de Steenuil te verbeteren in het onderzochte gebied. Wanneer zou blijken dat de populatie in het onderzochte gebied volledig geïsoleerd is van de andere populaties of de populatie zelfs al volledig verdwenen is, dan moet men nagaan of er in de naburige gebieden nog populaties voorkomen. Hiervoor kan men bijvoorbeeld op Waarnemingen.be kijken, of navragen bij de plaatselijke afdeling van Natuurpunt of zij hierover recent nog onderzoek hebben gedaan of weet hebben van populaties. Wanneer blijkt dat er ergens nog een grote populatie is dan moet men eerst zorgen voor een verbinding naar het onderzochte gebied, zoals enkele rijen knotwilgen langs weiden en akkers en hier en daar een boomgaardje. Wanneer er in de verre omtrek geen populaties meer voorkomen dan moet men eerst proberen van de omliggende gebieden te verbeteren zodat de populaties hier groeien en daarna kan men het onderzochte gebied gaan inrichten (verbeteren) voor de Steenuil.
2.1.2
Resultaten inventarisaties Steenuilen op geluid.
Uit mijn praktijkervaring met het inventariseren op geluid stel ik vast dat het weer hierbij een grote rol speelt. Wanneer het bewolkt is en de temperatuur heel laag, of een van deze twee, dan mogen er nog zoveel Steenuilen in het gebied leven, men zal er geen horen. (Dit wordt bevestigd door resultaten van mijn inventarisaties zoals opgenomen in tabel 4). Bij bewolkt weer komt de Steenuil minder buiten omdat het door slechtere zichtbaarheid dan moeilijker is om prooien te lokaliseren (dit gaat in principe wel, maar het vraagt meer energie tegenover de terug te verdienen energie van de gevangen prooien.). Ook wanneer het regent komen Steenuilen niet graag uit hun schuilplaats. Insecten waarop de Steenuil jaagt, zijn dan weggekropen in hun schuilplaats en ook dan is het niet energie-efficiënt voor de Steenuil om dan op jacht te gaan. Bovendien heeft de Steenuil nog een probleem. Zijn veren hebben, in tegenstelling tot die van sommige andere vogels, geen waterafstotend laagje. Hierdoor zullen zijn veren wanneer hij jaagt tijdens een regenbui het regenwater opzuigen als een spons, waardoor hij veel zwaarder wordt dan normaal en niet meer kan terugvliegen naar zijn nest en natuurlijk een veel makkelijkere prooi wordt voor zijn predatoren. De Steenuilen die ik heb geïnventariseerd, heb ik allemaal geïnventariseerd op plaatsen waarvan ik verwachtte dat het een goed habitat zou zijn en dat er Steenuilen zouden voorkomen.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
43
datum
uur
weer
Aantal Plaats van waarneming waarnemingen Geen /
Waarschijnlijkheid voor waarneming Onwaarschijnlijk, door het slechte weer.
29/01/2013
21.00 -22.30
20/02/2013
20.30 -21.30
/
Licht waarschijnlijk door eerdere waarnemingen door bewoners en het aanwezige perfecte biotoop, maar onder slechte weersomstandigheden.
6/03/2013
21.30 -22.30
Heldere 2 heel hemel en zekere en 2 een mogelijke. temperatu ur van 8 – 9,5 °C
Heel zeker: In de weides aan het einde van de Tornooistraat en de Bergestraat (tussen deze twee straten) Mogelijke: Rotselaars pad op de hoek met de Smisstraat /
Erg waarschijnlijk doordat het weer er zeer geschikt voor was en dat er zich op deze plaats een redelijk habitat bevindt.
20/03/2013
21.30 -22.30
Bewolkt 2.5°C
Bewolkt en lichte motregen Bewolkt Geen en op het laatste begon het licht te regenen.
geen
De plaatsen waar ik geïnventariseerd heb, liggen dicht bij bossen waardoor ze eerder een ander biotoop zullen verkiezen dan deze bij de bossen. Ook waren de percelen gelegen bij drukke steenwegen waardoor de inventarisatie niet sluitend is (veel lawaai.)
Tabel 4: Inventarisatie en bijhorende resultaten
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
44
Figuur 28: Steenuilinventarisatiekaart
Figuur 29: Legende voor de steenuilinventarisatiekaart
2.2
Resultaten inventarisaties hoogstamboomgaarden
van
In Holsbeek zijn er veel hoogstamboomgaarden te vinden. Vaak liggen ze in achtertuinen, maar er zijn er ook enkele aanplantingen van hoogstamfruitbomen in weides. De meeste boomgaarden zijn ook niet zo groot, maar er zijn er toch van wel 50 bomen groot. Deze boomgaarden zijn meestal gelegen aan de rand van Holsbeek dorp tegen weiden, akkers en houtkanten, wat al heel goed is voor de Steenuil. Ook zijn de meeste bomen in de boomgaarden relatief oud en goed verzorgd. Enkele boomgaarden zijn dringend toe aan een stevige snoeibeurt of een heraanplant op de plaatsen waar er oude bomen zijn weggevallen. De meest voorkomende fruitsoorten die vroeger aangeplant zijn, zijn appels en noten. Dit komt waarschijnlijk omdat zowel appels (als men de juiste variëteit heeft) en noten, lang bewaard konden worden. Notenbomen kunnen bovendien insecten zoals De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
45
steekmuggen verjagen. Andere soorten die aangeplant zijn in Holsbeek dorp zijn: zoete kers, peer, mispel, abrikoos en pruim. Wanneer het boomgaarden in weides waren, dan was het vee dat eronder stond meestal schapen, een enkele keer paarden, ganzen of een ezel. Hoewel het zeer belangrijk is dat hoogstamfruitbomen beschermd worden tegen vee, was dit toch zelden het geval, waardoor de verwachte leeftijd van de fruitbomen sterk daalt. Een fruitboom heeft best ook altijd een open boomcirkel waardoor hij minder concurrentie van de omringende planten ondervindt. Bij enkele boomgaarden, vooral recent aangeplante, was dit het geval, maar bij de meeste was er dus geen open boomcirkel. De boomgaarden zijn meestal aan de voet van de berg te vinden; dit komt waarschijnlijk doordat de oudere huizen en de boerderijen ook aan de voet van de berg liggen. Op de berg en de berghellingen kom je zelden een fruitboom tegen en wanneer dit wel het geval is zijn dit meestal laagstammen. Tijdens de hele inventarisatie heb ik maar een enkele steenuilnestkast gevonden, wat erg weinig is.
Figuur 30: Inventarisatiekaart hoogstamboomgaarden
Figuur 31: Inventarisatiekaart hoogstamboomgaarden De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
46
2.3
Andere kleine Holsbeek dorp
landschapselementen
in
Holsbeek is vooral omringd door bos, wat normaal gezien niet goed is voor de Steenuil, maar tegen de dorpsrand bevinden er zich weiden met kleine landschapselementen. Tijdens mijn inventarisaties van hoogstamboomgaarden heb ik ook gelet op het aantal andere kleine landschapselementen en die bestonden in Holsbeek dorp vooral uit solitaire bomen in weiden, zeer oude knotwilgrijen en houtkanten en heggen. De knotwilgen zijn over het algemeen zeer oud en hebben meestal enkele holten waar mogelijk al Steenuilen in broeden, maar dit is heel moeilijk waar te nemen omdat de holten te hoog zitten. Het beste zouden de knotwilgenrijen weer vervolledigd worden, want meestal ontbreken er exemplaren in de rijen. Ook moeten er enkele dringend een snoeibeurt krijgen. De solitaire bomen liggen ook meestal in weiden. Het gaat om treurwilgen van enkele honderden jaren oud, waar zeker holten in zitten. Doordat ze in weiden gelegen zijn, vormen ze een ideale broedplaats gelegen in een goed jachtgebied, omdat er veel insecten naar de mest van het vee komen.
2.4
Persoonlijke verwachtingen steenuilpopulatie voor 2013
voor
de
Mijn persoonlijke verwachting voor de aanwezige steenuilpopulatie in Holsbeek dorp is, dat er tijdens de winter 2012/2013 een daling zal hebben plaatsgevonden in het aantal individuen. Dit omdat de Steenuil het moeilijker krijgt om voedsel te vinden wanneer er sneeuw ligt met een dikte van +/- 5cm. Deze winter heeft het regelmatig gesneeuwd en lag er meer dan eens een laag sneeuw die dikker was dan 5cm. Ook heeft de winter lang geduurd. De Steenuil zal het wel minder moeilijk hebben gehad dan alle andere uilensoorten hier bij ons in België, omdat andere uilensoorten zo goed als alleen van muizen leven. De Steenuil leeft ook van kleine vogeltjes die bij ons ook tijdens de winter aanwezig zijn. Doordat alle uilensoorten het moeilijk hadden om muizen te vangen tijdens de sneeuwperiodes, is de populatie muizen waarschijnlijk veel minder afgenomen dan tijdens andere jaren met warmere winters. Hierdoor zal het voedselaanbod voor de uilensoorten en dus ook voor de Steenuil groter zijn in de rest van hat jaar en zullen er meer jongen kunnen worden grootgebracht per broedkoppel. Wanneer er hiervan een tamelijk aantal de volgende herfst en winter overleeft, dan zal de steenuilpopulatie snel terug op zijn oorspronkelijke peil zitten.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
47
Wanneer er echter ergens afgezonderde populatie waren die gestorven zijn of er nog één exemplaar overblijft, dan zal dit territorium echter leeg vallen en kan het lang duren voor dit terug wordt bewoond.
2.5
Verbeteringsplan Holsbeek dorp
2.5.1
Wat kan er worden gedaan?
steenuilenbiotoop
Voor de verbetering van het steenuilenbiotoop in Holsbeek dorp zijn vooral grote aanpassingen aangewezen: het aanplanten van hoogstamboomgaarden, heggen, houtkanten, solitaire bomen en knotwilgenrijen; het snoeien en herstellen van hoogstamboomgaarden; … Maar er zijn ook kleinere dingen die gedaan kunnen worden zoals:
het hangen van nestkasten, …
2.5.2
Theoretisch verbeteringsplan steenuilenbiotoop Holsbeek dorp.
(Regionaal landschap Dijleland vzw & Regionaal landschap Groene Corridor vzw, 2012) Hoogstamboomgaarden: aangezien er niet echt veel grote hoogstamboomgaarden zijn in Holsbeek dorp, zou ik voorstellen om er enkele aan te planten verspreid over gans Holsbeek dorp. De soorten die hierin geplant zouden worden zijn appel, peer, zoete kers, pruim. Dit zouden allemaal oude streekrassen zijn zoals: Bellefleur, dubbele (appel); Keuleman, Dubbel (appel); Bigarreau Esperen (zoete kers); Bigarreau Noir (zoete kers); Beurré Diel (peer); Hedelfinger riesenkirsche (zoete kers); Bruine kriekpeer (peer); Calebasse à la reine (peer); Calebasse à la reine (peer); Belle de Louvain (pruim); Bleue de Belgique (pruim);… . Rond al deze bomen zou dan een bescherming worden geplaatst in functie van het vee dat op deze weide graast. Wanneer er geen vee graast op dit terrein, dan worden er enkel kniepalen langs de oostkant van de boom geplaatst, als bescherming tegen de sterkste wind. De plantafstanden: rond elke boom moet er volgende plaats zijn: kers, kriek, notelaar, tamme kastanje: 12 x 12 m kers, kriek, notelaar, tamme kastanje: 12 x 12 m peer, pruim, kwee, mispel: 8 x 8 m Hoogstamboomgaarden vanaf aanplant
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
48
Jaar
Beheersmaatregel
manier
2014
1. Het aanplanten van hoogstamfruitboomgaarden . 2. Plantsnoei na aanplanting. 3. Nazorg van aangeplante hoogstamfruitbomen. 4. Begrazing door vee (liefst schapen of paarden)
1. Aanplanten in de rustperiode van de bomen. kers, kriek, notelaar, tamme kastanje: 12 x 12 m kers, kriek, notelaar, tamme kastanje: 12 x 12 m peer, pruim, kwee, mispel: 8 x 8 m Bescherming aanbrengen naargelang het aanwezige of in de toekomst aanwezige vee. 2. 4 mooie gesteltakken behouden en op gelijke hoogte snoeien. 3. Controleren op verschijnselen van uitdroging, in ieder geval de boomcirkel vrijhouden. 4. Vee laten grazen in de hoogstamboomgaard..
2015
1. 2.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken.
1. 2.
2016
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen
1. 2.
2017
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen
Zie 2016
2018
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen
Zie 2016
2019
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen
Zie 2016
2020
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen op appels en peren vanaf januari tot en met eind maart. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen en kersen tijdens of vlak na de pluk.
1. 2.
4.
Begrazing met vee. Boomcirkel vrijmaken vegetatievrij te maken.
door
handmatig
Begrazing met vee. Boomcirkel vrijmaken door handmatig vegetatievrij te maken. 3. Vormsnoei: a. Bij sterke twijggroei (>80cm) weinig snoeien (max. 1/3 insnoeien) om scheutvorming niet te veel te stimuleren. b. Bij normale twijggroei (40-80cm) matig snoeien (1/2 insnoeien) om dezelfde groeimaat te behouden. c. Bij zwakke twijggroei (<40cm) sterker snoeien (2/3 insnoeien) om de ontwikkeling te prikkelen. d. De zwakkere zijtwijgen moeten behouden worden omdat zij de eerste vruchten zullen dragen.
Begrazing met vee. Boomcirkel vrijmaken door handmatig vegetatievrij te maken. 3. Vormsnoei: a. Bij sterke twijggroei (>80cm) weinig snoeien (max. 1/3 insnoeien) om scheutvorming niet te veel te stimuleren. b. Bij normale twijggroei (40-80cm) matig snoeien (1/2 insnoeien) om dezelfde groeimaat te behouden. c. Bij zwakke twijggroei (<40cm) sterker
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
49
snoeien (2/3 insnoeien) om de ontwikkeling te prikkelen. d. De zwakkere zijtwijgen moeten behouden worden omdat zij de eerste vruchten zullen dragen. 4. Onderhoudssnoei bij pruimen en kersen: a. te dicht op elkaar geplaatste takken die elkaar hinderen wegsnoeien. b. takken die in een verkeerde richting (bijv. van buiten naar binnen) groeien wegnemen. c. dode en gebroken takken wegnemen. d. schurende takken wegnemen. e. zieke takken wegnemen. 2021
1. 2. 3. 4.
2022
1. 2. 3. 4.
2023
1. 2. 3. 4.
Begrazing Zie 2020 Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen op appels en peren. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen en kersen. Begrazing Zie 2020 Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen op peren. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen ,appels en kersen. Begrazing Zie 2020 Boomcirkel vrijmaken. Vormsnoei toepassen op peren. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen ,appels en kersen.
2024
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen, appels, peren en kersen.
1. 2.
Begrazing met vee. Boomcirkel vrijmaken door handmatig vegetatievrij te maken. 3. Onderhoudssnoei bij pruimen en kersen: a. te dicht op elkaar geplaatste takken die elkaar hinderen wegsnoeien. b. takken die in een verkeerde richting (bijv. van buiten naar binnen) groeien wegnemen. c. dode en gebroken takken wegnemen. d. schurende takken wegnemen. e. zieke takken wegnemen.
2025 -…
1. 2. 3.
Begrazing Zie 2024 Boomcirkel vrijmaken. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen, appels, peren en kersen. Tabel 5: Beheerstabel hoogstamfruitboomgaarden vanaf aanplant
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
50
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
51
Hoogstamboomgaarden met achterstallige snoei. Jaar
Beheersmaatregel
manier
2014
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Renovatiesnoei
1. 2.
2015 -…
1. 2. 3.
Begrazing Boomcirkel vrijmaken. Onderhoudssnoei toepassen op pruimen, appels, peren en kersen.
1. 2.
Begrazing met vee. Boomcirkel vrijmaken door handmatig vegetatievrij te maken. 3. Renovatiesnoei: a. het hart van de kroon vrijmaken. b. bolvorm van de kroon herstellen. Begrazing met vee. Boomcirkel vrijmaken door handmatig vegetatievrij te maken. 3. Onderhoudssnoei bij pruimen en kersen: a. te dicht op elkaar geplaatste takken die elkaar hinderen wegsnoeien. b. takken die in een verkeerde richting (bijv. van buiten naar binnen) groeien wegnemen. c. dode en gebroken takken wegnemen. d. schurende takken wegnemen. e. zieke takken wegnemen.
Tabel 6: Beheerstabel hoogstamboomgaarden vanaf achterstallige snoei.
Solitaire bomen: Steenuilen hebben graag dat er verspreid in de weilanden solitaire loofbomen staan. Vanuit deze bomen kunnen ze dan van op een hoogte uitkijken over de weide naar prooien. Het moeten loofbomen zijn omdat Steenuilen nooit in een naaldboom gaan zitten. Wanneer deze bomen een hogere leeftijd hebben kunnen er ook holtes in ontstaan die de Steenuil als nestplaats zal gebruiken. Men kan hiervoor vele soorten wilgen gebruiken, lindes, hoogstamfruitbomen en andere loofbomen. In enkele weides zouden er solitaire bomen moeten worden aangeplant. Solitaire bomen Jaar
Beheersmaatregel
2014
Het aanplanten Solitaire bomen.
manier van Aanplanten van boomsoort in de rustperiode van de boom tussen half november en half april. Best op een zacht vochtig moment. Breng rond de bomen ook veebescherming aan.
2015 - Boomcirkel vrijmaken 2018
Boomcirkel vrijmaken door handmatig vegetatievrij te maken.
2019 - Nulbeheer …
De boom gewoon laten groeien. Tabel 7: Beheerstabel solitaire bomen
Heggen: Er zouden enkele heggen moeten worden aangeplant langs de kanten van de weiden, waardoor de prooidieren van de Steenuil meer nestgelegenheid hebben en waardoor er dus meer voedsel voor de Steenuil komt. De prooidieren De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
52
die van deze heggen gebruik maken zijn zowel kleine zoogdieren (zoals: Woelmuis, Spitsmuis,…) kleine vogels (zoals: Roodborst, Spotvogel, Zwartkopmees, Staartmees, Pimpelmees,…) als vele insecten (zoals: Meikevers, mestkevers,…). De soorten die men best voor de aanplant kan gebruiken zijn zoals altijd inheemse struiksoorten. De volgende soorten zijn hiervoor het meest geschikt; Éénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Sleedoorn (Prunus spinosa), Gelderse roos (Viburnum opulus), Wilde liguster (Ligustrum vulgare), Rode kornoelje (Cornus sanguinea), Hulst (Ilex aquifolium), … . Een heg wordt normaal gezien aangeplant in één of twee rijen. De plantafstand varieert tussen de 2 tot 3 planten per meter. Wanneer men een bloeiende haag wil aanplanten dan wordt de plantafstand meestal vergroot tot 1.50m tussen 2 planten, zodat elke plant genoeg ruimte heeft. Heggen Jaar
Beheersmaatregel
manier
2014
1.
1.
2.
Het aanplanten van heggen. Tegengaan van grootste onkruiden.
2.
Aanplanten van de heg met autochtoon plantgoed op min. 0,50m van de weg, met plantafstand 2 tot 3 planten per meter. Bij bloeiende hagen 1,50m tussen twee planten. Manueel verwijderen van grote snelgroeiende onkruiden die de aangeplante haag kunnen verdrukken.
2015
1.
Tegengaan van grootste onkruiden.
1.
Manueel verwijderen van grote snelgroeiende onkruiden die de aangeplante haag kunnen verdrukken.
2016
1.
Afzetten van de heg
1.
Afzetten van de heg tot op 10cm boven de grond.
2017
1.
Vormsnoei
1.
Vormsnoei: a. De heg in trapeziumvorm snoeien met de breedste kant naar onderen gericht. Breedste kant max. op 1,2m snoeien en op max 1,40m hoog snoeien. b. De snoei na de broedtijd doen tussen de maanden jullie en augustus. Best gefaseerd dus ½ deel in jullie en ½ deel in augustus voor de fauna. c. Snoeien met een snoeibalk met schijfmaaiers.
2018
1.
Vormsnoei voor 1/3
Zie 2017
2019
1.
Vormsnoei voor 1/3
Zie 2017
2020 …
1.
Vormsnoei voor 1/3
Zie 2017
Tabel 8: Beheerstabel heggen
Knotwilgenrij: Er staan al enkele knotwilgenrijen, maar het is aan te bevelen dat er nog enkele zouden worden bijgeplant. Ook moeten er enkele van de bestaande rijen worden onderhouden en vervolledigd. Het aanplanten van knotwilgenrijen De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
53
betekent dat men toekomstige nestgelegenheid aan het creëren is voor de Steenuil aangezien deze bomen na een heel aantal jaren holten zullen bevatten waar de Steenuil dan in kan broeden. Een paar jaar na de aanplant kan hij de boom al gebruiken als uitkijkpost over een weide. Ook wordt de voedselvoorziening voor de Steenuil hierdoor verbeterd aangezien er tussen de wilgentenen verschillende soorten kleine vogeltjes hun nest gaan maken en broeden. Knotwilgenrijen Jaar
Beheersmaatregel
2014
Het aanplanten knotwilgenrijen.
manier van Aanplanten van de knotwilgenrijen met autochtoon plantgoed op min. 0,50m van de openbare weg. De plantafstand die gebruikt moet worden is 8m tussen elke boom. Aanplant kan gebeuren door d. e. f.
Jonge bomen aan te planten. Poten van takken dikker dan 7cm en 2,5m lang. Stekken van eenjarige twijgen van 1 à 2cm dik (kan vanaf de bladval tot in maart)
2015
Boomcirkel vrijmaken
2016
Kruin uitdunnen
De kroon uitdunnen tot 6 à 12 goed geplaatste en sterk ontwikkelde takken.
2017
Niets doen
/
2018
Niets doen
/
2019
Niets doen
/
2020
Niets doen
/
2021
Knotten (de helft van alle De takken die op de knot groeien licht hellend knotwilgen) afzagen, even hoog als de tak dik is. Zorg ervoor dat het zaagvlag glad gezaagd is, dit om ziekten en rottingen te vermijden.
2022
Knotten (de andere helft Zie 2021 van alle knotwilgen)
2023
Niets doen
/
2024
Niets doen
/
2025
Niets doen
/
2026
Niets doen
/
2027
Knotten (de helft van alle Zie 2021 knotwilgen)
2028
Knotten (de ander helft van Zie 2021 alle knotwilgen)
2029
Niets doen
/
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
54
2030
Niets doen
/
2031
Niets doen
/
2032
Niets doen
/
2033
Knotten (de helft van alle Zie 2021 knotwilgen)
2034
Knotten (de ander helft van Zie 2021 alle knotwilgen)
2035
Niets doen
/
2036
Niets doen
/
2037
Niets doen
/
2038
Niets doen
/
2039
Knotten (de helft van alle Zie 2021 knotwilgen)
2040
Knotten (de ander helft van Zie 2021 alle knotwilgen)
2041
Niets doen
/
2042
Niets doen
/
2043
Niets doen
/ Tabel 9: Beheerstabel knotwilgenrijen
Nestkasten: In heel Holsbeek dorp hangt maar één steenuilennestkast en die hangt in een hoogstamboomgaard die dicht tegen het bos is aangeplant waardoor ze minder geliefd is dan een nestkast die in open ruimte wordt gehangen. Daarom zouden er best nog enkele extra worden opgehangen in de hoogstamboomgaarden die ik geïnventariseerd heb en op andere plaatsen die aangeduid staan op de kaart die hieronder wordt weergegeven. Deze kasten zouden ieder jaar in de winter moeten worden gecontroleerd, om na te kijken of ze nog intact zijn en om ze uit te kuisen. De Steenuil en zijn jongen braken hun braakballen namelijk in het nest uit. De jongen doen daarenboven ook hun behoeften in de kast, waardoor het nest zeer vuil wordt. Steenuilen eten veel regenwormen en die bevatten grond waaruit de wormen de verteerbare stoffen hebben gehaald. Wanneer de Steenuil wormen vangt, dan haalt hij de grond eruit en die belandt dan in het nest. Hierdoor raakt de nestkast zeer snel vol. Wanneer een kast drie jaar na elkaar wordt bebroed dan zit ze vol met vuiligheid. Wanneer die kasten niet gecontroleerd en gereinigd zouden worden, dan zijn ze na een drietal jaar dus niet langer bruikbaar voor Steenuilen.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
55
Figuur 32: Theoretisch verbeteringsplan op kaart.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
56
Besluit Hier komt mijn besluit.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
57
Figuren en tabellen Figuur 1: Bosuil ......................................................................................................... 9 Figuur 2: Kerkuil ...................................................................................................... 10 Figuur 3: Ransuil ..................................................................................................... 10 Figuur 4: Godin Athene afgebeeld met twee Steenuilen ......................................... 11 Figuur 5: Tetradrachme van Athene (449-393 v. Chr.) en Griekse één euromunt .. 11 Figuur 6: Griekse èèn euromunt ............................................................................. 11 Figuur 7: Een Steenuil met opengesperde vleugels. .............................................. 14 Figuur 8: Koppeltje Steenuilen ................................................................................ 14 Figuur 9: Veren met geluiddempende kamdons en vergroting van de kamdons. ... 16 Figuur 10: Schematische voorstelling van het uilenoog .......................................... 17 Figuur 11: Gezichtsveld uil vergeleken met dat van een duif en een houtsnip ....... 18 Figuur 12: Grote ogen van de Steenuil ................................................................... 18 Figuur 13: Spijsverteringsstelsel Steenuil ............................................................... 20 Figuur 14: Braakbal uitbrakende Steenuil ............................................................... 21 Figuur 15: Een geliefd habitat van de Steenuil ....................................................... 21 Figuur 16: Steenuil met prooidier in de bek ............................................................ 23 Figuur 17: Parende Steenuilen ............................................................................... 24 Figuur 18: Steenuileieren (uitzonderlijk groot legsel) .............................................. 24 Figuur 19: Hout van de aanliggende gekapte hoogstamboomgaard, tot het jaar voordien broede er hier nog een koppel Steenuilen. .............................................. 26 Figuur 20: Steenmarter komt uit steenuilnestkast ................................................... 28 Figuur 21: Verdronken Steenuil .............................................................................. 30 Figuur 22: Groninger pijpmodel .............................................................................. 32 Figuur 23: Thoonen dakkast ................................................................................... 32 Figuur 24: Steenuilnestkast model dat gebruikt wordt door Natuurpunt Holsbeek .. 33 Figuur 25: Anti-steenmartersysteem op steenuilennestkast ................................... 34 Figuur 26: Zwitserse kast en schema van de toegang tot de broedholte van een Zwitserse kast ......................................................................................................... 34 Figuur 27: Schematische weergave hoogstamfruitboom ........................................ 36 Figuur 28: Steenuilinventarisatiekaart ..................................................................... 44 Figuur 29: Legende voor de steenuilinventarisatiekaart ......................................... 44 Figuur 30: Inventarisatiekaart hoogstamboomgaarden ........................................... 45 Figuur 31: Inventarisatiekaart hoogstamboomgaarden ........................................... 45 Figuur 32: Theoretisch verbeteringsplan op kaart. .................................................. 55
Tabel 1: Steenuilgeluiden ....................................................................................... 22 Tabel 2: Predatie door de Steenmarter in Wallonië in steenuilnestkasten tijdens de broedperiode en effect van anti-martersystemen.................................................... 28 Tabel 3: Steenuilnestkasten in de Gemeente Holsbeek van Natuurpunt Holsbeek 35 Tabel 4: Inventarisatie en bijhorende resultaten ..................................................... 43 De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
58
Tabel 5: Beheerstabel hoogstamfruitboomgaarden vanaf aanplant ........................ 49 Tabel 6: Beheerstabel hoogstamboomgaarden vanaf achterstallige snoei. ............ 51 Tabel 7: Beheerstabel solitaire bomen.................................................................... 51 Tabel 8: Beheerstabel heggen ................................................................................ 52 Tabel 9: Beheerstabel knotwilgenrijen .................................................................... 54
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
59
Literatuurlijst Mebs, T., & Scherzinger, W. (2010). Uilen van Europa (tweede ed.). Nederland: Tirion natuur. arkive.org. (sd). Opgehaald van Arkive: http://www.arkive.org/little-owl/athenenoctua/#src=portletV3api Beersma, p., Beersma, W., & Van Den Burg, A. (2009). Steenuilen (derde druk ed.). Roodbont uitgeverij. Binnenveld-Oost, W. (2003). zoogdierenwerkgroep.be. Opgehaald van Nestkasten voor Steenuilen: http://www.zoogdierenwerkgroep.be/sites/default/files/zwg/nestkastenfolder. pdf biodiversite.wallonie.be. (1997, november 25). Opgehaald van Système d'information sur la Biodiversité en Wallonie: http://old.biodiversite.wallonie.be/especes/ecologie/oiseaux/athene.noctua.ht ml birdlife.org. (sd). Opgehaald van Birdlife international species: http://www.birdlife.org/datazone/speciesfactsheet.php?id=2287&m=1 Birds, T. R. (2012, December 3). rspb.org.uk. Opgehaald van RSPB nature voice: http://www.rspb.org.uk/wildlife/birdguide/name/l/littleowl/index.aspx Broeckx, M. (2006, april). landvanreyen.eu. Opgehaald van Natuurpunt Land van Reyen: http://www.landvanreyen.eu/home/vremde/inventarisatie.htm bto.org. (2013, januarie 16). Opgehaald van bto Looking out for birds: http://blx1.bto.org/birdfacts/results/bob7570.htm educatie, D. n. (2012). Uilen, mysterieuze muizenjagers. Brussel: Departement natuur en milieu ecucatie. Evenaar, S. (2005). studio-evenaar.nl. Opgehaald van Studio Evenaar: http://www.studio-evenaar.nl/dierenpark/verklaringen/verklaringen.php Herremans, M., & Van Niewenhuyse, D. (2004). De steenuil indicator voor landschappelijke kwaliteit. Mechelen: Natuurpunt Studie. Hiboux, C. &. (2001). chouettes.com. Opgehaald van Chouettes & Hiboux: http://www.chouettes.com/sections.php Lewis, D. P. (2011, maart 29). uilen.info. Opgehaald van uilen.info nieuws: http://blog.uilen.info/archives/91 Lewis, D. P. (2012, augustus 13). owlpages.com. Opgehaald van The Owl pages: http://www.owlpages.com/owls.php?genus=Athene&species=noctua Niemann, D. (2011, juli 8). discoverwildlife.com. Opgehaald van DiscoverWildlife.com: http://www.discoverwildlife.com/british-wildlife/littleowls?page=2 Regionaal landschap Dijleland vzw, & Regionaal landschap Groene Corridor vzw. (2012, juni). Een praktische gids. Hoogstamboomgaarden, 31. Belgïe: Endels Patrik. steenuilnoordholland.nl. (sd). Opgehaald van STEENUILENWERKGROEP NOORD-HOLLAND: http://www.steenuilnoordholland.nl/ De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
60
Symes, A., & Butchart, S. (2013). birdlife.org. Opgehaald van Birdlife international species: http://www.birdlife.org/datazone/speciesfactsheet.php?id=2287. van de Laar, J. (2012). steenuil.nl. Opgehaald van Stone Steenuilenoverleg Nederland: http://www.steenuil.nl/contact/bestuursleden van de Laar, J. (sd). steenuil.nl. Opgehaald van STONE Steenuilenoverlegorgaan Nederland: http://www.steenuil.nl/steenuil/ van Dieren, W., Schilling, G., Elkerbout, B., & de Jager, K. (2002). platformlichthinder.nl. Opgehaald van Platform lichthinder: http://www.platformlichthinder.nl/wat-doen-wij/ van Haren, J. (sd). tenan.vuurwerk.nl. Opgehaald van Uilen: http://www.tenan.vuurwerk.nl/reports/wadden/0102-juliette.htm Van Harxen, R., & Stroeken, P. (2011). De Steenuil. Zeist: KNNV uitgeverij. van Harxen, R., & Stroeken, P. (2011). Handleiding broedbiologisch onderzoek Steenuil. Heiloo, Nederland: STONE. Van Nieuwenhuyse, D., Génot, J.-C., & Johnson, D. H. (2010). The little owl, conservation, ecology and Behavior of Athene noctua (paper back edition ed.). New York, VSA: Cambridge university press. West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, & Limburg. (2009). Leren beheren (Vol. module 7: Hoogstamfruitbomen). West- en Oost-Vlaanderen en Limburg, West- en Oost-Vlaanderen en Limburg, België: Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren. West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, & Limburg. (2009). Leren beheren (Vol. module 8: kleine landschapselementen). Wes- en Oost-Vlaanderen en Limburg, Wes- en Oost-Vlaanderen en Limburg, België: Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren. Zekhuis, M., de Kruif, E., Tielbeek, L., de Graaff, F., Bisschops, J., Booij, E., . . . Koop, F. (2013). Zorg voor de Steenuil. Overijssel, Nederland: Landschap Overijssel.
Websites http://www.noctua.org/index1.html http://old.biodiversite.wallonie.be/especes/ecologie/oiseaux/athene.noctua.html http://domenicus.malleotus.free.fr/a/chouette_cheveche.htm#presentation http://www.bbc.co.uk/nature/life/Little_Owl#p007vcns
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
61
Woordenlijst Bruidstijd: dit is hetzelfde als de paartijd. Roestplaatsen: plaatsen waar de uilen of andere vogels uitrusten of zitten rond te kijken. Accommodatie: dit is dat het oog de mogelijkheid heeft om zich te focussen op een voorwerp dicht bij het oog.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
62
Bijlagen
bijlage 1: bouwplan Steenuilnestkast gebruikt door Natuurpunt Holsbeek en door Philip Smets. bijlage 2: Blanco Inventarisatiefiche hoogstamboomgaard bijlage 3: bijlage 4: GIP taak Ecologie bijlage 5: bijlage 6: bijlage 7: …
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
63
Bijlage 1: bouwplan Steenuilnestkast gebruikt door Natuurpunt Holsbeek en door Philip Smets.
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
64
Bijlage 2: Blanco Inventarisatiefiche hoogstamboomgaard situering boomgaard: eigenaar: nummer: Staat van de boomgaard Grootte van boomgaard (in aantal bomen) Geschatte leeftijd van de boomgaard Nieuw aangeplante bomen Soorten fruitbomen Aantal bomen rassen Staat van de boom boomcirkel
datum: / / (wanneer geweten) jaar van aanplant:
Goed
appel
slecht
pruim
Zoete kers peer
kriek
goed
slecht
open
gesloten
Gebruik van het Hooiland land
weiland
mispel
gazon
Vee
aanwezig
Zo ja welk
paarden
aantal Steenuilnestkasten aanwezig
aanwezig
afwezig
aanwezig
afwezig
welke Haag als aanwezig afscherming
afwezig
Waarnemingen steenuil Weer Andere boomsoorten
okkernoot
afwezig schapen
runderen
geiten
herten
soortnaam Verdere opmerkingen
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
ganzen
ezel s
65
Bijlage 3:
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
66
Bijlage4:
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
67
Bijlage 5:
De Steenuil in relatie tot hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen.
Wit schutblad
omslag