Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie
De stabiliteit van ons pensioenstelsel Het Nederlands pensioenstelsel wordt internationaal gezien als één van de beste stelsels ter wereld. Toch zijn de berichten van de afgelopen periode zeer verontrustend. De effecten van de dalende rente, heftige fluctuaties van de koersen op de aandelenmarkt alsmede de drastisch toegenomen levensverwachting in de afgelopen twee decennia trekken een zware wissel op ons pensioenstelsel. Daarnaast dreigen gepensioneerden vanaf 2013 massaal gekort te worden op hun pensioenuitkering. Is er nu echt te weinig pensioenvermogen aanwezig, of wijzen de pensioenfondsen terecht naar een falend overheidsbeleid? Wie gaat de pensioendeelnemers informeren en adviseren? En uit welke onverwachte hoek komt het echte gevaar? Europees gevaar Het kan zo maar Europa zijn die ons gaat dwingen het Nederlandse pensioenstelsel te versoberen of de pensioenpremies aanzienlijk te verhogen. De voorgenomen herziening van de Europese richtlijn (IORP) kan betekenen dat de Europese Autoriteit voor Verzekeraars en Pensioenfondsen (EIOPA) toezicht gaat houden op onze pensioenfondsen. De pensioenfondsen zullen worden behandeld als commerciële marktpartijen en niet als onderdeel van een sociaal contract vanuit het solidariteitsbeginsel. Wanneer aanvullende pensioenen hetzelfde behandeld worden als private verzekeringen dan heeft dit een enorme impact op de solvabiliteitseisen, de aankomende Solvency II. Dit betekent veel hogere buffers voor pensioenfondsen en daarmee een veel duurder pensioenstelsel. De pensioenaanspraken zijn echter een onderdeel van het arbeidscontract en geharmoniseerde regels op Europees niveau en Europees toezicht worden hopeloos ingewikkeld met 27 totaal verschillende stelsels. Het succes van pensioenhervormingen is echter mede bepalend voor de stabiliteit van de Euro en het halen van de Europa-2020-doelstellingen op het gebied van arbeidsparticipatie.
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie Een Solvency II-achtig kader, zoals voorgesteld vanuit Europa, kent echter een hogere zekerheidseis (99,5%) dan het huidige Nederlandse Financieel Toetsingskader (97,5%). Wanneer Nederlandse pensioenfondsen aan een zekerheidseis van 99,5% moeten voldoen, zullen de buffers voor het Nederlandse tweede pijler pensioen met circa 11%, moeten toenemen. Dit leidt tot onnodige premieverhogingen, uitstel van indexaties én mogelijk ook tot nieuwe kortingen op pensioen. Kortom, naast de dalende markrente, tegenvallende beleggingsresultaten en het korten van pensioenen, zullen de Europese eisen ons pensioenstelsel zwaar kunnen beïnvloeden.
Is de deelnemer voldoende pensioenbewust? Bovenstaande ontwikkelingen hebben tot gevolg dat er meer pensioenpremie betaald moet worden. Hogere premies voor werkgevers én werknemers, minder hoge pensioenuitkeringen en mogelijk verlies van een geïndexeerd pensioen. Is de deelnemer zich bewust van de financiële consequenties? Uit onderzoek blijkt dat het pensioenbewustzijn van de Nederlandse pensioendeelnemers erg laag is. De deelnemer heeft onvoldoende overzicht over en inzicht in de eigen pensioensituatie, en weet niet echt welke actie ondernomen moet worden. Ook weet men onvoldoende wat de gevolgen zijn van bepaalde keuzes die gemaakt worden ten aanzien van zijn of haar pensioen. De toezichthouder (AFM) vindt het wenselijk dat pensioenuitvoerders méér inzicht geven aan de deelnemers, met name in hun pensioensituatie als onderdeel van hun financiële planning. Ook het ondersteunen bij het maken van keuzes over pensioen (waarde-overdracht, uitruil van pensioen) is tot nu toe beperkt. Veel pensioenuitvoerders blijken terughoudend in het ondersteunen van de deelnemer bij het maken van pensioenkeuzes. Een belangrijke reden hiervoor is de aanname dat pensioenfondsen en verzekeraars deelnemers niet mogen helpen, omdat zij dan zouden adviseren of bemiddelen in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit is zonder een Wft-vergunning niet toegestaan. De toezichthouder heeft sinds kort meer duidelijk geschetst. Wanneer bijvoorbeeld een pensioenfonds een deelnemer inzicht geeft in de eigen pensioensituatie, of hem begeleidt bij het maken van keuzes die onderdeel uitmaken van zijn (collectieve) pensioenregeling, verricht dit fonds geen ongeoorloofde nevenactiviteiten en is er geen sprake van ‘wettelijk advies’.
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie Begeleiding pensioen en Wft-pensioenadvies Omdat het geven van pensioeninzicht in de gevolgen van mogelijke keuzes géén advies inhoudt maar getuigt van het geven van inzicht, kan deze vorm van behulpzaamheid geen taakoverschrijding of vergunningplicht inhouden. Ook een pensioenfonds dat een deelnemer adviseert inzake diens belegging in het kader van een collectieve (basis- of aanvullende) premieregeling handelt nog steeds binnen de geoorloofde activiteiten en is niet in strijd met de Wft. Sterker nog, de zorgplichteisen verplichten de uitvoerder tot het geven van advies. Met deze handreiking van de toezichthouder AFM, verwachten wij dat uitvoerders - in algemene zin deelnemers meer gaan wijzen op aanvullende financiële mogelijkheden en de mogelijke noodzaak daarvan. Anderzijds is het verwijzen naar de mogelijkheid om contact op te nemen met een financieel adviseur een prima alternatief. Dat het nodig is de pensioendeelnemer tijdig in staat te stellen keuzes te maken in verband met zijn pensioen, is evident. Het beschikbaar stellen van een pensioenbijsluiter met duidelijke en persoonlijke informatie, een digitaal pensioendashboard en/of een financieel planningsprogramma behoren in de toekomst zeker tot de mogelijkheden.
Pensioencrisis? Hoe groot is de pensioencrisis nu echt? Volgens demissionair Minister Kamp is het pensioenakkoord een topprioriteit. Het voormalige kabinet is namelijk in juni 2011 met sociale partners het pensioenakkoord reeds overeen gekomen. Het wordt dus hoog tijd om spoedig de afspraken uit het pensioenakkoord vorm te geven. De 1e contouren zijn inmiddels bekend via de “Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader pensioenen” en een uitgebreid onderzoek “Collectief invaren van pensioenaanspraken en pensioenrechten in het reële pensioencontract”. Op alle fronten ligt het gevaar van een lager, minder zeker pensioen op de loer die ook nog betaalbaar moet blijven. Alternatieve pensioensystemen en pensioenopbouw komen in beeld. Bijvoorbeeld het hanteren van een ‘doorsneepremie’ voor deelnemers. Dit houdt in dat iedere werkende met hetzelfde werk en loon, hetzelfde bedrag aan pensioen betaalt. Dus ongeacht leeftijd of geslacht. De voor- en nadelen van de doorsneepremie worden dit najaar geïnventariseerd. Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie
AOW-leeftijd eerder omhoog, pensioenopbouw in 2014 lager De AOW-leeftijd wordt op 1 januari 2013 met een maand verhoogd. In de jaren daarna wordt de pensioengerechtigde leeftijd in stapjes verder verhoogd, totdat die in 2019 66 jaar is en vervolgens in 2023 67 jaar. Vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Daarnaast veranderen de fiscale regels voor het aanvullend pensioen (Witteveenkader).
Het wetsontwerp van minister Kamp is, mede namens de staatssecretaris van Financiën, voor advies naar de Raad van State gestuurd en wordt openbaar na indiening bij de Tweede Kamer. De snellere verhoging van de AOW-leeftijd is het gevolg van afspraken die het kabinet met de Tweede Kamerfracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie heeft gemaakt in het begrotingsakkoord 2013.
Gevolgen voor pensioenakkoord 2011 Met het naar voren halen van de verhoging van de AOW-leeftijd vervalt een aantal maatregelen uit het pensioenakkoord dat het kabinet in juni 2011 met sociale partners had gesloten. Het pensioenakkoord bevatte ook afspraken over het aanvullend pensioen. In dat kader is de Tweede Kamer een hoofdlijnennotitie aangeboden over het nieuwe FTK.
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie Witteveenkader aangepast Het Witteveenkader – de fiscale regels voor het aanvullend pensioen – wordt als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd ook gewijzigd. De pensioenrichtleeftijd gaat naar 67 jaar in 2014. De opbouwpercentages gaan in 2014 van jaarlijks 2 naar 1,9 procent (eindloonregelingen) of van 2,25 naar 2,15 procent (middelloonregelingen). Dit levert de overheid structureel extra belastinginkomsten op (700 mio). Opgebouwde pensioenrechten blijven intact. Het nieuwe regime gaat in vanaf 2014. Deelnemers bouwen vanaf dat moment jaarlijks minder nieuwe rechten op.
Nieuwe spelregels bijbetaling waardeoverdracht Minister Kamp heeft een ontwerpbesluit tot beperking van de bijbetalingslasten voor werkgevers bij waardeoverdracht van pensioen naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Werkgevers moeten soms bijbetalen wanneer een vertrekkende werknemer zijn pensioen overdraagt van een pensioenfonds naar een verzekeraar. Kleine werkgevers hoeven echter niet mee te werken aan de individuele pensioenwaardeoverdracht van een werknemer als dit voor hen leidt tot een bijbetalingslast van meer dan 15.000 euro en bij meer dan 10% van de overdrachtswaarde. Naar verwachting treedt het besluit op 1 juli 2012 in werking. Het betreft een tijdelijke voorziening; een definitieve regeling wordt in 2014 verwacht. Kleine werkgever Voor de definitie van een kleine werkgever wordt verwezen naar artikel 2.6, eerste lid, onder b, van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). In de financiering van de sociale zekerheid geldt een apart regime voor kleine werkgevers. Oogmerk daarvan is de beperking van hun financiële lasten. Dat is ook het doel van voorliggend besluit waarbij is aangesloten bij de in de sociale zekerheid gehanteerde grens. Een kleine werkgever heeft een premieplichtig loon (in voorgaande kalenderjaar) dat gelijk is aan of minder bedraagt dan € 755.000,- (2012)
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie Absolute grens € 15.000,Een van de uitgangspunten van het besluit is het voorkomen van bijbetalingslasten van vele tienduizenden euro’s bij kleine werkgevers. Het besluit legt een absolute grens bij €15.000. Alle waardeoverdrachten met een lagere bijbetalingslast, worden door dit besluit niet geraakt. Uit onderzoek is bekend dat het bij 80% van de waardeoverdrachten gaat om pensioenaanspraken van 10 jaar of minder. De pensioenaanspraak bij een modaal inkomen, is in 10 jaar tijd ca. € 4.000,-. Voor de berekening van de bijbetalingslast bij het overdragen van dergelijke pensioenaanspraken, is de rentestand van belang die geldt voor de berekening van de overdrachtswaarde. Voor 2012 ligt deze rentevoet op 2,802%. De rentevoet, in combinatie met de aanspraken van een werknemer met een modaal inkomen die 10 jaar pensioenaanspraken wil overdragen, leidt tot een bijbetalingslast van circa € 4.000,-. Het stellen van een absolute grens bij € 15.000,- leidt ertoe dat naar verwachting ruim 90% van de gevallen van waardeoverdracht niet door het besluit wordt geraakt. Daarmee is de inbreuk tegen het recht op waardeoverdracht beperkt. Voor de hoogte van de absolute grens is ook relevant dat de renten waarmee wordt gerekend bij waardeoverdracht, op dit moment dicht bij elkaar liggen. Deze beperkte verschillen verkleinen op zich de bijbetalingsproblematiek. Voor waardeoverdrachten met bijbetalingslasten van meer dan €15.000, stelt het besluit een relatieve grens. De relatieve grens van 10% van de overdrachtswaarde houdt in dat pensioenuitvoerders geen verplichting hebben om aan de waardeoverdrachten mee te werken met bijbetalingslasten van meer dan 10% van de overdrachtswaarde. Bij hoge overdrachtswaarden vindt dus een additionele beperking plaats voor de bijbetalingslasten
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie
Collectief invaren van pensioenaanspraken De Commissie toekomstbestendigheid aanvullende pensioenen (“commissie-Goudswaard”) en de Commissie beleggingsbeleid en risicobeheer (“commissie-Frijns”) hebben begin 2010 overtuigend aangetoond dat de toekomstbestendigheid van het Nederlandse stelsel van aanvullende pensioenen onder druk staat door een structureel dalende rente, toegenomen schommelingen op financiële markten en een steeds verder stijgende levensverwachting. De belangrijkste conclusie van de commissies was dat de verwachting van een zeker pensioen niet spoort met de realiteit, en dat een nieuw evenwicht nodig is tussen ambitie, zekerheid en kosten. Om de toekomstbestendigheid van de aanvullende pensioenen te vergroten heeft de Stichting van de Arbeid in het Pensioenakkoord afspraken gemaakt over aanpassingen van de pensioencontracten. Het nieuwe reële pensioencontract moet zich nadrukkelijk richten op het realiseren van een reële ambitie, terwijl de huidige nominale contracten zich primair richten op het waarborgen van de nominale toezegging. Veranderingen in de levensverwachting en schokken op de financiële markten kunnen in het reële contract worden opgevangen door aanpassing van (de waarde van) pensioenaanspraken en –rechten, en hoeven dus in beginsel niet te leiden tot premieaanpassingen. De Stichting van de Arbeid acht het gewenst dat bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten worden ondergebracht in het reële pensioencontract, ook wel invaren van bestaande pensioenaanspraken en –rechten genoemd. Het kabinet heeft aangegeven deze wens te delen, maar heeft ook vastgesteld dat dit – gelet op het grote belang van zorgvuldigheid – nadere toetsing noodzakelijk is Het kabinet heeft aangekondigd te beoordelen hoe de juridische risico’s van het - collectief of individueel - invaren van bestaande pensioenaanspraken in reële pensioencontracten op een aanvaardbaar niveau kunnen worden gebracht.
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie
Volgens Pensioenfederatie biedt hoofdlijnennotitie kansen De Pensioenfederatie vindt het terecht dat minister Kamp ondanks de demissionaire status van het kabinet door wil pakken om wijzigingen in het tweedepijlerpensioen door te voeren. Niettemin zijn er kritische opmerkingen te plaatsen. Aandachtspunten zijn met name het mogelijk maken van het reële pensioencontract, de gevolgen van de kostendekkende premie en de wens van de Pensioenfederatie om het LAM (aanpassingsmechanisme voor veranderingen in de levensverwachting) voor alle contracten verplicht te stellen.
De hoofdlijnennotie van 30 mei jl. en de schets van het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) bieden kansen en aanknopingspunten om tot structurele veranderingen in het pensioenstelsel te komen. Echter, ze zijn geen wondermiddel tegen de financiële crisis en de huidige lage dekkingsgraden van pensioenfondsen. De pensioensector kijkt met grote zorgen naar de huidige ontwikkelingen op de financiële markten.
Stappen voorwaarts De Pensioenfederatie is van mening dat de hoofdlijnennotitie op een aantal punten kansen en aanknopingspunten biedt om stappen vooruit te zetten Ten eerste wordt het met de introductie van het levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM) voor sociale partners mogelijk om een evenwichtiger verdeling van de lasten en lusten tussen de generaties af te spreken. Evenzo leiden de voorgestelde regels voor indexatie ertoe dat wordt voorkomen dat er te snel wordt geïndexeerd. Verder zullen de contracten volledig moeten worden gemaakt en moeten de risico’s in de pensioencontracten vooraf worden geëxpliciteerd. Hierdoor kunnen deelnemers realistische verwachtingen hebben. Met de komst van dekkingsgraadmiddeling en de zogenoemde Ultimate Forward Rate komt er bovendien een stabieler toetsingskader. Daardoor zal de dekkingsgraad van pensioenfondsen minder beweeglijk zijn en wordt meer ruimte geboden voor de langetermijnsturing van pensioenfondsen.
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)
Nieuwsbrief 01 Juni 2012, 2e editie Aandachtspunten De hoofdlijnennotitie heeft een aantal positieve aspecten. Toch zijn er volgens de Pensioenfederatie gewichtige aandachtspunten die moeten worden aangepakt. Het meest in het oog springend is dat het reële contract op belangrijke onderdelen nog onvolledig is. Zo is er nog volop discussie over de rente waartegen fondsen hun verplichtingen waarderen en de wijze waarop rendementen worden verwerkt. Dit biedt fondsen op dit moment weinig houvast om daadwerkelijk de overstap naar het reële contract te maken. De Pensioenfederatie hecht er aan dat sociale partners in staat worden gesteld om uit alle contractvormen, zowel nominaal als reëel, te kunnen kiezen. Zoals het nu is vormgegeven dreigt het reële contract een wassen neus te worden. De Nederlandse bevolking wordt continu ouder. Dat is op zich een heuglijk feit, maar het maakt pensioenen wel duurder. Van oudsher hebben pensioenfondsen de financiële gevolgen van het ouder worden continu opgevangen, maar dat is niet langer houdbaar als de trend verder doorzet. Het levensverwachtingaanpassingsmechanisme biedt een goede oplossing voor het opvangen van demografische schokken voor bestaande en toekomstige pensioenrechten. Het wettelijk verplicht stellen van dit mechanisme voor zowel nominale als reële pensioencontracten ligt daarom volgens de Pensioenfederatie voor de hand. Zeker in deze tijd is stijging van premies een aandachtspunt. Er is nog onvoldoende duidelijkheid over de berekeningsmethodiek voor de kostendekkende premie. De uiteindelijk gekozen methode kan aanzienlijke gevolgen hebben voor deelnemers, sponsors, fondsen en heeft zelfs macro-economische consequenties . Overgangsmaatregelen liggen voor de hand als de premieschokken groot blijken te zijn. Overigens is ook van belang dat de wijze van berekening de keuze voor een nominaal of reëel contract niet beïnvloedt. Dit wordt een zware opgave voor alle betrokken partijen.
******************** Deze nieuwsbrief is opgesteld door: Pensioendesk Nederland Kastanjelaan 14 6873 HZ Velp (Gld)
Auteur : Noach A.G. van Beusekom MPLA/FFP
Algemene disclaimer: "Hoewel wij ernaar streven om correcte en actuele informatie te verschaffen, kunnen wij niet garanderen dat de vermelde informatie juist is op het moment waarop deze gepubliceerd wordt of na verloop van tijd nog steeds juist is. Op grond van de aangeboden informatie dienen derhalve géén acties te worden ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies." © Pensioendesk Nederland (Alle rechten voorbehouden.)